Achtergrondinformatie opdracht 3, module 5, les 8 Algemeen Goede informatie is belangrijk om de juiste keuze te maken. In de puberteit moeten jongeren veel belangrijke keuzes maken. Op veel plaatsen zijn er jongereninformatiepunten (JIP) ontwikkeld, die speciaal bedoeld zijn voor jongeren van 12–23 jaar. Vaak zijn deze informatiepunten ondergebracht in een jongerencentrum, bij Bureau Jeugdzorg of in een bibliotheek. In ieder geval is het zo dat iedere gemeente verplicht is om een informatie- en voorlichtingspunt in te richten voor ouders en jongeren. Er is daar informatie beschikbaar over allerlei onderwerpen zoals scholing, studiefinanciering, vrijwilligerswerk, vakantiewerk, bijbaantjes, drugs, seksualiteit, hulpverlening, wonen voor jongeren etc. Het adres van het informatiepunt is op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs te krijgen en gewoon in het telefoonboek te vinden. Ook voor ouders zijn er verschillende steunpunten voor informatie en/of hulp, zoals de opvoedwinkel, het pedagogische spreekuur, Bureau Jeugdzorg etc. Ouders kunnen er anoniem en vrijblijvend terecht voor informatie of advies over de opvoeding. Het gaat bij deze voorzieningen om kortdurend contact. Het is geen vorm van hulpverlening. De informatie en het advies is bedoeld om te voorkomen dat problemen erger worden. Is er meer hulp nodig, dan kan er bij deze steunpunten ook informatie ingewonnen worden over wat er mogelijk is. Opvoedbureaus en pedagogische spreekuren zijn in het telefoonboek te vinden. Ook de huisarts is op de hoogte van het aanbod. Bij problemen met pubers waar ouders of hulpverleners een diepliggende oorzaak vermoeden, wordt RIAGG Jeugdzorg ingeschakeld. Deze instelling kan onderzoeken wat er precies aan de hand is. Ze is gericht op de behandeling van bijvoorbeeld angststoornissen, contactproblemen, eetstoornissen, agressie etc. Het is noodzakelijk dat pubers zelf ook inzien dat ze hulp nodig hebben en aan de behandeling meewerken. Op veel plaatsen werkt het RIAGG samen met Bureau Jeugdzorg, dat een puber met problemen doorverwijst naar het RIAGG. Ook een huisarts kan een puber rechtstreeks doorverwijzen.
Achtergrondinformatie opdracht 10, module 5, les 8 Wanneer zoeken ouders en pubers hulp? Vaak is het moeilijk om te beslissen of het nodig is om hulp te zoeken voor de problemen die ouders met pubers hebben. Natuurlijk moeten ze dit uiteindelijk zelf beslissen. Er zijn enkele algemene richtlijnen die ouders kunnen helpen om te beslissen of ze wel of niet hulp moeten zoeken. Hierbij kunnen de volgende vragen van pas komen: Hoe lang bestaat het probleem al? Een probleem dat al langere tijd bestaat, is ernstiger dan een probleem dat nog maar kort duurt. Wanneer een probleem al zeker een jaar bestaat, is de kans groot dat het niet vanzelf over gaat. Het is dan een vast probleem geworden.
-
-
-
-
Hoe vaak hebben de ouders en de jongere last van het probleem? Als een puber bijvoorbeeld een enkel keertje boos en agressief is, kunnen ouders dit wel hanteren. Maar als dit gedrag zich heel vaak voordoet is het zaak hulp te zoeken. Doet het probleem zich op meer gebieden voor? Als een jongere problemen heeft op school, maar verder gezond en sociaal redzaam is, dan is er minder reden om hulp te zoeken dan wanneer een puber ook problemen heeft op andere gebieden. Als hij bijvoorbeeld zwaarmoedig en bozig is en geen plezier heeft in het leven, ook niet naast school. Hoeveel last hebben de ouders en de puber van het probleem? Soms ervaren ouders een probleem met hun kind, maar de puber zelf niet. Dit is altijd een goede reden om er met anderen over te praten. Voor ouders kan dit steun en verlichting bieden. Hierdoor kan de ouder de opvoeding soms weer beter aan. Hoeveel schade levert het probleem op voor de omgeving? Soms heeft een puber geen last van het probleem, en de ouder ook niet, maar de omgeving des te meer, bijvoorbeeld als het kind bushokjes vernielt. Ouders weten dit vaak niet eens. Als ze hier achterkomen is dit vaak een goede reden om hulp te zoeken, het liefst samen met de puber.
Achtergrondinformatie opdracht 12, module 5, les 8 Opvoeden in twee culturen Het volgende fragment is een gedeelte uit een interview met een Turkse moeder die haar kinderen aan de ene kant bepaalde Turkse waarden en normen wil bijbrengen maar die tegelijkertijd wil dat haar kinderen zich goed kunnen bewegen in de Nederlandse maatschappij. Ze volgt haar eigen koers, maar krijgt daarbij veel kritiek vanuit de Turkse gemeenschap. Ze zegt zelf: “Ik ben geen Nederlandse, maar ook geen Turkse, ik ben allebei.” Een Turkse moeder over opvoeden in Nederland “Ik wil graag dat mijn kinderen goed functioneren in de Nederlandse samenleving, maar ze moeten zich wel bewust blijven van hun Turkse achtergrond. Bepaalde waarden en normen uit mijn cultuur wil ik ze meegeven. Ze moeten weten dat ze bij hun familie altijd terechtkunnen, ook zonder afspraak. Dat is heel Turks, je hangt aan je familie. We spreken thuis Turks en Nederlands en luisteren vaak samen naar Turkse muziek. Mijn dochter is op een leeftijd dat ze op zoek gaat naar haar eigen identiteit. Ze heeft zich helemaal op de Turkse cultuur gestort. Ik laat haar haar eigen gang gaan want ik wil niets forceren. Toch zou ik het niet prettig vinden als mijn kinderen dat hele traditionele zouden overnemen uit de Turkse cultuur, die ongelijkheid tussen man en vrouw. Echt bang ben ik daar niet voor. Mijn dochter lijkt op mij en kan onrecht absoluut niet accepteren. Ze komt op voor haar rechten en weet wat ze wil. Dat heb ik haar geleerd. Hoewel ik geen leuke jeugd heb gehad, neem ik ook vanuit mijn eigen opvoeding, soms onbewust, dingen over. Zo zeg ik dat er niets mis mee is om af en toe nederig te zijn, zolang het maar niet ten koste van je eigenwaarde gaat. Ik vind dat je je kinderen naast vertrouwen ook houvast moet geven. Ik ben streng, consequent en lief voor mijn kinderen. Ze weten wat ze aan me hebben en dat ik altijd voor ze klaarsta. Ik vind het een slechte zaak dat sommige Nederlandse kinderen zoveel vrijheid van hun ouders krijgen. Ze leren dan geen grenzen kennen. Ik zoek veel meer de balans. Waar ik verder wel eens moeite mee heb in de Nederlandse samenleving is gebrek aan sociale controle en betrokkenheid. Je hebt elkaar toch nodig. Alles draait hier om presteren. Je moet perfect zijn, het maakt niet uit hoe je het doet. Natuurlijk wil ik ook graag dat mijn kinderen iets presteren maar het mag niet ten koste gaan van jezelf of anderen. Vanuit de Turkse gemeenschap krijg ik veel kritiek op mijn manier van opvoeden, want anders is verkeerd. Dat heeft ertoe geleid dat ik buiten de gemeenschap ben komen te staan. Ze begrijpen de verandering die ik heb ondergaan niet, ze herkennen me niet meer. Nu ik mezelf niet meer wegcijfer, maar opkom voor mezelf, zien ze me als een losbandige vrouw. Sommigen spreken mij erop aan, andere dingen hoor ik via via. Dat doet me verdriet. Ik ben geen Nederlandse, maar ook geen Turkse, ik ben allebei.” Bron: ‘Toen ik van mezelf leerde houden, kon ik mijn kinderen liefde geven’, in: ‘Prakken en Van der Sman’. Een interview met Aynur Mavideniz. Veel allochtone ouders geven aan zich te herkennen in de uitspraken van deze Turkse vrouw. Met name moeders geven aan dat zij de vrijheden vrezen die de kinderen vooral in de grote steden toegekend krijgen door de maatschappij en door hun Nederlandse
opvoeders. Zij zijn onzeker of hun opvoeding wel voldoende tegenwicht biedt. Desondanks geven zij vaak aan dat ze waardering hebben voor bepaalde onderdelen uit de Nederlandse opvoeding, zoals het leven met de klok en de wijze van communiceren met de kinderen. De meeste ouders geven aan dat zij hun eigen koers varen. De van huis uit meegekregen bagage vormt samen met het geloof een belangrijke leidraad.
Achtergrondinformatie Opdracht 13, module 5, les 8 Hulp bij problemen op school Een geslaagde schoolcarrière biedt een puber meer kansen voor de toekomst. Doen zich op dit vlak problemen voor, dan vinden de meeste mensen het erg belangrijk dat er snel iets aan gedaan wordt. Een eerste stap is altijd om contact te leggen met de mentor of schooldecaan. Pubers en/of hun ouders moeten hier niet te lang mee wachten. Vaak is het beter om snel bij te sturen dan pas hulp te zoeken als de puber helemaal is vastgelopen op school. Via de mentor of decaan kan ook andere hulp worden georganiseerd als dat nodig is. Steeds meer scholen hebben een zorggroep of een jeugdadviesgroep. Dit is een team waarin verschillende deskundigen met elkaar bekijken bij welke vorm van hulp een leerling gebaat is. Er zijn overeenkomsten, maar ook verschillen in de manier waarop scholen voor voortgezet onderwijs de begeleiding van leerlingen aanpakken. Op sommige scholen zijn er naast de mentor en de decaan ook nog anderen die zich hiermee bezighouden, zoals een vertrouwenspersoon, een schoolcontactpersoon voor allochtone ouders of schoolmaatschappelijk werker.
Bijlage Opdracht 13, module 5, les 8 Adressen van algemene instellingen AGOG (Stichting Anonieme Gokkers en Omgeving Gokkers) Postbus 4041, 5604 EA Eindhoven Telefoon 040 2510059 Aids-informatietelefoons - Aids-infolijn: 0800 0222220 - Chineestalige informatie: 0800 0223338 - Marokkaanstalige informatie: 0800 0992255 - Turkstalige informatie: 0800 0994488 Alcohol Alcoholinfolijn: 0900 5002021 Marokkaanse infolijn: 020 4702395 (Arabisch en Berbers) Trimbos-Instituut: 030 2971100 NIGZ: 0348 437600 Internet: - www.jellinek.nl - www.alcoholvoorlichting.nl - www.benjijsterkerdandrank.nl - www.hetderheid.nl Ambulante Fiom, StichtingKruisstraat 1, 5211 DT Den Bosch Telefoon: 073 6128821 Anonieme Gokkers Informatielijn Telefoon: 040 2510059 Drugsinformatielijn, Trimbos-Instituut Telefoon: 0900 1995 GBOB, de Nederlandse Vereniging van Adviesbureau’s voor Opleiding en Beroep Postbus 556, 2501 CN, Den Haag Telefoon: 070 3765860 Jeugdinformatie NIZW Postbus 19152, 3501 DD Utrecht Telefoon: 030 2306607 LSOVD (Landelijke Stichting Ouders van Druggebruikers) Rozenhoflaan 38, 7201 AW Zutphen Telefoon: 0575 516663
NIBUD (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) Postbus 19250 3500 DG Utrecht Telefoon: 030 2306706 Onderwijstelefoon: 0800 1608 Opvoedtelefoon: 0900 8212205 Ouders online: www.ouders.nl Ouders van drugsgebruikers Telefoon: 0900 5152244 Rutgers Stichting Landelijke infolijn: 0900 9398 Slachtoffers van seksueel geweld, Steunpunt Telefoon: 030 2930909 Spijbelopvangprojecten, Landelijk Platvorm Hooiland 16, 3121 XD Schiedam Telefoon: 010 2465966