Kijk,een huis!
inhoud
Inleiding 3 Randvoorwaarden
3
module
1
Huizen in soorten en maten Opdracht 1 Lena's dorp 5 Opdracht 2 Eigen huis 6 Literatuur 8 Workshops 8 Versjes 8
module
2
Het bouwen van huizen 10 Opdracht 3 Huis bouwen 10 Opdracht 4 Drie biggetjes 11 Opdracht 5 Werkbladen 12 Opdracht 6 Materialen 12 Opdracht 7 Bouwen en tellen 13 Opdracht 8 Hoeken 13 Opdracht 9 Kamertje verhuren 13 Suggesties 13 Workshop 14 Literatuur en cd’s 14 Versjes 14
module
3
Opa’s huis 16 Opdracht 10 Brief 16 Opdracht 11 Oude koffer Opdracht 12 Werkbladen
module
module
4 5
Bijlagen
Excursie 19 Opdracht 12 Kijkwijzer
5
16 17
19
Verwerkingsles 21 Opdracht 14 Nabespreking 21 Opdracht 15 Rubbing 21 Opdracht 16 Opa’s huis vertelt 21 Workshop 21 1 2 3 4 5 6
Soorten woningen Opa’s brief Brief excursie Musea voor excursie en koffer Kunstenaar in de klas Werkbladen, praatplaat en Lena
Colofon
inleiding
Het lespakket ‘Kijk een huis’ leert kinderen gericht te kijken naar verschillende typen woonhuizen. De pop Lena neemt de leerlingen mee in de wereld van huizen. Eerst laat zij met behulp van de praatplaat verschillende soorten huizen van haar dorp zien: van woonboot tot deftige borg. Lena vraagt ook naar de huizen van de leerlingen. Hierna wordt er een serie opdrachten en werkbladen aangeboden om meer inzicht te krijgen in de materialen en het bouwen. Dan gebeurt er iets spannends. Er wordt een brief en koffer van de opa van Lena in de klas bezorgd. Hij vraagt of Lena en de kinderen zijn oude huis willen onderzoeken, want hij wil weten hoe het ermee gaat. Hij is zelf te oud om dit te doen vanuit het verzorgingshuis. Met een kijkwijzer op zak gaan de leerlingen op stap in hun eigen omgeving. Ze worden uitgedaagd om het huis goed te voelen, te ruiken, te bekijken, te horen en er dingen mee te doen. Hun ervaringen worden verdiept in een verwerkingsles.
randvoorwaarden
Het doel - Het gericht leren onderzoeken en ervaren van verschillende soorten huizen en de materialen met behulp van alle zintuigen. - De leerlingen leren nadenken over het feit waarom sommige dingen wel of niet bewaard blijven. Aansluiting bij vakken/leergebieden Rekenen Taalvaardigheid (kerndoel 1,2,3) Oriëntatie op mens en wereld (kerndoel 47) Kunstzinnige oriëntatie (kerndoel 54,55,56) - tekenen - knutselen, handvaardigheid, handwerken - muziek - dramatische vorming Bewegingsonderwijs - lichamelijke oefening - spel en beweging Sociaal-emotionele ontwikkeling - burgerschapskunde Doelgroep Groepen 1 tot en met 4 van de basisschool. Het lesprogramma bevat zowel gecombineerde als gescheiden opdrachten voor de groepen 1-2 en 3-4. Keuzemodules 1 Huizen in soorten en maten 2 Het bouwen van huizen 3 Opa’s huis 4 Excursie 5 Verwerkingsles Organisatie - De pop Lena vormt de rode draad van het project. Opdrachten met Lena herken je aan het logo. - Het project kunt je aanpassen aan je eigen wensen. Je hoeft niet alle modules te doen en je kunt de opdrachten selecteren. - De modules bestaan uit diverse opdrachten. Per opdracht staat de tijdsduur aangegeven. Aan de hand hiervan kun je inschatten hoeveel lestijd nodig is. - Verdeel de lessen over een aantal dagen of weken. Je kunt in kleine
3
groepjes werken en de opdrachten als keuzeopdrachten in meerdere rondes aanbieden. Het is goed om er meerdere keren per week aandacht aan te besteden. - Neem van te voren contact op met de mensen die je nodig zult hebben in dit project: - Vraag hulp van ouders voor de excursie. - Neem contact op met de eigenaar van het te bezichtigen huis. - Neem tijdig contact op met een kunstenaar mocht je die als gast docent voor een workshop willen inzetten. - Maak een begroting voor eventuele reiskosten en kosten voor de gastdocenten en stem deze af op het cultuureducatiebudget van je school.
4
MODULE
1
Huizen in soorten en maten Het doel van deze module is het leren onderzoeken en vergelijken van verschillende type woonhuizen. Opdracht M AT E R I A A L VOORBEREIDING
1
Lena’s dorp Praatplaat en Lena, zie bijlage 6. Print de onderdelen van de praatplaat van Lena’s dorp. Als je de plaat en Lena plastificeert gaan ze langer mee. Bij het gebruik van fotopapier worden de kleuren mooier. Wanneer je alleen over zwart-wit reproductiemogelijkheden beschikt, kies dan het bestand Lena zwart-wit (voorkant en achterkant), kleur deze eventueel in of laat dat een leerling doen. Er kunnen 10-12 kinderen goed rondom de plaat zitten. Als de groep groter is, kun je de groep opsplitsen of de plaat vergroten, door de bestanden te printen op A-3 formaat. Plak de 9 platen aan elkaar in een vierkant van vellen van drie bij drie. Je begint met a linksboven en eindigt met i rechtsonder. Je kunt dit ook samen met de kinderen doen. Geef aan negen kinderen een plaat en begin met a. De letters staan steeds in dezelfde hoek en geven zo aan hoe de platen aan elkaar geplakt worden. Er is geen vaste boven- of onderkant.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
De handpop kun je maken door voor- en achterkant uit te printen, uit te knippen en met een latje of stokje (bijvoorbeeld verfroerstok) ertussen tegen elkaar te plakken.
TIJDSDUUR UITVOERING
Een uur. Introduceer de pop Lena. Je spreekt als leerkracht voor Lena. Je laat de Lena verlegen zijn, ze kent de groep nog niet. Lena woont op een woonboot. De boot van Lena vaart wel eens een stukje. Nu ligt haar boot hier in de buurt. Daarom gaat ze hier naar school. Ze wil graag iets vertellen over haar dorp, door een tekening te laten zien van haar dorp. Hier is eerst een versje over Lena.
MODULE 1 / 5
Hoe kan dat? Hoe kan dat, hoe kan dat, Snap jij dat misschien: Toen Lena ging slapen Heeft ze huizen gezien, En toen werd ze wakker En keek wat er was: Er waren geen huizen, Maar sloten en gras. Ik snap het: Ze woont op een boot, volgens mij. Daar woont ze, daar slaapt ze, Zo vaart ze voorbij. En dat dan, en dat dan, Wat grappig is dat: Er woont een Martine Hoog boven de stad. Op straat zijn de mensen Als muggen zo klein. De autootjes lijken Van speelgoed te zijn. Ik snap het: ze woont 15- hoog in een flat, En tussen de wolken Ligt zij in haar bed. Kun jij dit nou begrijpen Hoe kan dit bestaan: Jan woont in een woning Met wielen er aan. Soms ligt hij te dromen, Zo stil op een oor, Dan gaat zijn mooie huisje er met hem vandoor. Ik snap het: hij woont In een woonwagenkamp, Met boven zijn bedje Een woonwagenlamp.
VERSJE
Willem Wilmink Uit: Verzamelde gedichten, Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker, 2006
Lena wil haar dorp laten zien en stelt de leerlingen wat vragen. Zij gaan om de praatplaat heen zitten. Lena stelt steeds een vraag (via de leerkracht). De leerkracht wijst de leerling aan die Lena een antwoord geeft. Je kunt ook de leerling de plek laten aanwijzen met Lena. Benoem na de vraag steeds het type huis. 1
Lena’s woonboot Wie kan mij vertellen waar mijn huis is?
2
Rijtjeshuis Rijtjeshuizen zijn huizen aan elkaar. Iedereen heeft een eigen tuin en de huizen lijken vaak op elkaar. Zie jij zulke huizen? Er zijn er een heleboel. Zie je het huis van oom en tante? Zij hebben een konijnenhok in de tuin en hier is een speeltuin in de buurt.
3
Flat Ik ga naar zo’n huis als van Martine waar de mensen hoog boven elkaar wonen. Dit huis is alleen iets lager dan van Martine uit het versje. Hoe kun je zien dat hier veel mensen wonen? Hier zie je veel brievenbussen bij elkaar van alle mensen die hier wonen. Hoeveel mensen wonen hier?
4
Boerderij Weet je waar je goed buiten kunt spelen? Mijn vriendje Emil woont in een boerderij met een grote schuur. We spelen soms hier in een tentje en een boomhut. Emil’s boerderij heeft een grote tuin. Nou ja, tuin, of weiland eigenlijk. Is dit allemaal om te spelen? Nee, hier kan de boer dieren houden en gewassen verbouwen.
MODULE 1 / 6
5
Borg Er is een heel groot huis met een mooie tuin, dat wel een beetje op een kasteel lijkt. Dit heet een borg in Groningen. Wat is hier bijzonder aan? Er is heel veel ruimte en groen waar je goed verstoppertje kunt spelen Is het huis versierd? Is het groot? Wie zou hier vroeger gewoond kunnen hebben?
6
Arbeidershuisje Bij mijn vriendin Lotta kom ik ook wel eens. Dat is heel gezellig. Zij woont in het kleinste huisje met een piepklein tuintje. Er is hier net ruimte genoeg voor een schommel. Waar is dat?
7
Woonwagen Bij Jan vind ik het wel spannend. Hij woont in zo’n huis met wielen eraan. Dat huis gaat er soms vandoor, net als mijn woonboot. Waar is dat? Zou jij in een huis willen wonen dat kan rijden?
8
Kerk, school Er zijn ook gebouwen waar ik wel eens kom die niet gemaakt zijn om in te wonen. Soms wonen er wel mensen in. Andere bouwsels die niet om in te wonen zijn: clubgebouw bij sportveld, transformatorhuisje, haringstalletje, garages. Kantoor, schuur. Om in te spelen zijn: tentje, boomhut en speeltuinhuisje.
9
Winkels (fietsenwinkel en bakker), molen, boerderij Soms werkt men ook waar men woont. En soms wonen er andere mensen waar je werkt: verzorgingshuis.
10
Verzorgingshuis Opa woonde vroeger in een mooi huis. Omdat hij oud is moest hij naar een verzorgingshuis. Waarom wonen sommige oude mensen in een verzorgingshuis?
11
Mensen maken niet alleen huizen voor zichzelf, maar ook wel eens voor hun huisdieren, vee of voor wilde dieren. Kun je er een paar aanwijzen? Ooievaarsnest, kippenhok, konijnenhok, stal, nestkastjes, vogelvoederhuisje, hondenhok. - Huizen zijn ook verschillend omdat ze verschillende bellen, schoorstenen, trappen, of hekken hebben. Kijk naar de verschillen. - Zie je versierde daken of muren? Bijvoorbeeld met versieringen op de muur, zoals hoofden of krullen? - Er zijn behalve de borg grote losstaande huizen waarvan er maar eentje is. Zie je deze? Zijn deze villa’s ontworpen door de dezelfde persoon/architect? - Welke soorten deuren zie je? Zoek de huisdeur, schuurdeur of garagedeur. Waarom zijn de deuren verschillend van grootte? - Sommige gebouwen hebben zonnewijzers of windwijzers. Kun jij die vinden?
AANVULLINGEN
Opdracht M AT E R I A A L
VOORBEREIDING
TIJDSDUUR UITVOERING
2
Eigen huis Foto’s van het eigen huis van de kinderen. Zowel een foto van het hele huis van buiten als een detail van het huis, bijvoorbeeld een deur of versiering (eventueel kopieën van de foto’s). Lena, zie bijlage 6. Laat de leerlingen een foto van hun eigen huis meebrengen. Eventueel kun je hiervoor wegwerp- of digitale camera’s meegeven. In een klein dorp kun je eventueel zelf de foto’s maken. Je kunt ook met je leerlingen door je stad of dorp lopen en ze zelf foto’s laten maken. Eventueel in combinatie met een workshop fotografie van Bik-kunstenares Ellen Oosterhof, zie workshop. Een uur Vraag of de kinderen aan Lena kunnen vertellen hoe hun eigen huis er van buiten uitziet. Vragen bij foto’s. - Wat wil je erover vertellen? - Wat zie je? Is het een boerderij, flat of rijtjeshuis (of een ander type? ) Waar kun je dat aan zien? - Wat zie je nog meer aan het huis? - Waar kun je spelen? En wat kun je allemaal voor spelletjes doen in en rond het huis? - Wat vind je fijn of minder fijn aan jouw huis?
MODULE 1 / 7
Verzamel alle foto’s van de kinderen en leg ze op tafel. Voer daarna de vergelijkende opdrachten uit. - Pak het grootste en het kleinste huis. - Leg alle rijtjeshuizen bij elkaar. Leg alle losstaande huizen bij elkaar. Leg alle flats/etages bij elkaar. - Scheid huizen met een puntdak en een recht dak. - Pak twee willekeurige foto’s. Wat zijn de verschillen? AANVULLINGEN
- Stel je voor dat de klas één straat is. We leggen de huisnummers op de goede volgorde. Ontbrekende nummers worden genegeerd (alle huizen sluiten aan). Dubbele nummers krijgen een a, b et cetera. Maak een straat in de klas van twee waslijnen met een even en oneven kant, waar je tussendoor kunt lopen. Hang even en oneven nummers tegenover elkaar. - Neem foto’s van details van de huizen van de leerlingen of vraag dit aan de ouders. Laat de kinderen de juiste detailfoto zoeken bij de foto van hun huis. - De kinderen kunnen hun eigen huis natekenen. Ze moeten van tevoren goed kijken hoeveel ramen er in zitten, welke kleuren hun huis heeft, of er een raampje in de voordeur zit, et cetera. Een kind dat in een flat woont tekent de hele flat. Plak deze tekeningen op een groot vel en laat oudere kinderen hun naam en adres erbij stempelen of op de computer typen. - Maak kopieën van de foto’s. Knip ze doormidden laat de kinderen de helften bij elkaar zoeken.
WORKSHOPS
Groep 1-4 M AT E R I A A L VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
Groep 1-4 M AT E R I A A L TIJDSDUUR UITVOERING
L I T E R AT U U R
Versjes
Kunstenaar in de klas Ellen Oosterhof Je droomhuis in beeld Digitale camera’s, papier, stiften, kleurpotloden, lijm. De leerlingen nemen foto’s van hun eigen huis mee. 2 x 1,5 uur Met de camera in de aanslag leren de kinderen kijken naar details van huizen in de omgeving van de school. De kinderen gaan in kleine groepjes een huis fotograferen in de buurt van de school. Wat lijkt op hun eigen huis en wat juist helemaal niet? Ze leren op verschillende manieren foto’s te maken van onderdelen van een huis. In de les die volgt worden de foto’s verwerkt in een eigen droomhuis! Kunstenaar in de klas Yvonne Moorlag De Skyline Lokaal met watervoorziening, lege wand/groot raam. 1,5 uur Grote steden hebben vaak een herkenbaar uitzicht van gebouwen. De skyline van New York is daar wel de bekendste van. De leerlingen schilderen ieder een huis. De huizen van de kinderen worden uiteindelijk samengevoegd op een lang doek. De school wordt de skyline van de fantasie! Waar woon jij? Gorinchem: De Ruiter, 1985 Aan de hand van grote kleurenfoto’s en een korte tekst wordt verteld over de verschillende soorten behuizingen waarin kinderen wonen. Vanaf ca. 7 jaar Een flat, een hut, een tent. Allemaal huizen door Emma Damon, Sjaloom Amsterdam 2005. Een flap- uitboek. Hierin staan typen huizen en materialen. De Slakjes Twee kleine slakjes Hielden van elkaar Ze gingen samen trouwen Toen werden ze een paar Ze hebben snel,hun huisjes Op elkaar gezet Nu wonen ze gezellig samen in een flat
MODULE 1 / 8
Dit is ons huis Dit is ons huis Hier wonen wij De deur zit voor En de muren opzij Hier is het raam En boven is het dak In ons huis wonen wij Fijn op ons gemak
MODULE 1 / 9
MODULE
2
Het bouwen van huizen Deze module laat leerlingen de materialen ontdekken waarmee huizen gebouwd worden. Met name wordt ingegaan op het bouwen met bakstenen. Je kunt in kleine groepjes werken en de keuzeopdrachten aanbieden. Opdracht
M AT E R I A A L VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
3
Huis bouwen Is een huis bouwen moeilijk? Van welke materialen kun je een huis bouwen? Praatplaat en Lena, zie bijlage 6. Pak de praatplaat. 15 minuten Vertel het volgende verhaaltje over Lena: Lena woont op een boot. Lena is boos. Wonen op een boot vindt ze niet altijd leuk. Dat is heel anders wonen dan in een huis. De boot is niet zo rustig als een huis. Soms wiebelt hij zo erg dat ze er misselijk van wordt. Een keer heeft het gestormd. Het regende naar binnen en de boot ging heel hard heen en weer. Toen werd ze heel bang. Zou de boot haar wel beschermen tegen weer en wind? Het tochtte door alle kieren en er liep een beetje water naar binnen. De boot is niet gezonken, maar het was wel eng. Daarom wil ze graag in een huis wonen. Maar hoe bouw je een huis? Vragen Bespreek met de klas wat een huis is en vraag de leerlingen wat zij denken wat de kenmerken zijn van een huis (muren, dak, et cetera.) Ook kun je bespreken wat volgens hen het doel van een huis is en waarom een huis belangrijk is.
AANVULLINGEN
Bekijk het concept huisvesting en huis eventueel ook vanuit dieren en vogels (bijvoorbeeld vogelnesten). Onderzoek met de klas hoe dieren vakkundig hun huizen bouwen die op hun grootte, behoeften, beschikbare materialen en natuurlijke rijkdommen zijn gebaseerd. Vergelijk dit met hoe wij onze huizen bouwen. Deze lessen kun je ook geven in het kader van natuur-en milieuonderwijs, eventueel in samenwerking met de stichting Het Groninger Landschap. Zij bieden verschillende excursies aan onder leiding van een gids: 050 3135901. Ook kun je andere landen erbij betrekken. Kan de plaats beïnvloeden hoe een huis wordt gebouwd (bijvoorbeeld iglo’s tijdens de winter in het Noordpoolgebied)?
MODULE 2 / 10
Opdracht 4 M AT E R I A A L
VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
AANVULLINGEN
Drie biggetjes Toneelstuk drie biggetjes, maskers maken (zie werkblad 1) kost ca. een half uur per masker plus tijd nodig om verf te laten drogen en stro, hout en stenen neerleggen in dramahoek. Lees het verhaal. Maak rolverdeling. Een uur instuderen en ca. 10 minuten presenteren. Lees het verhaal van de drie biggetjes voor. Verdeel de rollen. Studeer met de kinderen de tekst in en presenteer het stuk aan de anderen. Er is een vertelster en er zijn 4 spelers; de wolf, biggetje 1, biggetje 2 en biggetje 3. Vertelster: De drie biggetjes. Er waren eens heel lang geleden drie biggetjes. Ze waren oud genoeg om zelf een huis te zoeken. Biggetje 1 kreeg van een vriendelijke man een baal stro. Biggetje 1: Ik kreeg stro van een aardige man, daar bouwde ik dit huisje van. Ik moet nu vlug naar binnen gaan, want daar komt een wolf aan. Wolf: Biggetje, biggetje, klop, klop, klop, laat me erin anders eet ik je op! Biggetje 1: De deur blijft dicht, ik ben niet gek! Ik wil niet in jouw grote bek. Wolf: Als ik blaas en als ik zucht, vliegt je huisje in de lucht! Vertelster: De wolf blies heel hard. Het huisje van stro waaide om en biggetje 1 holde zo hard hij kon naar biggetje 2. Die had van een vriendelijke man een bos takken gekregen. Biggetje 2: Ik kreeg takken van een aardige man, daar bouwde ik dit huisje van.We moeten vlug naar binnen gaan, want daar komt een wolf aan. Wolf: Biggetje, biggetje, klop, klop, klop, laat me erin anders eet ik je op. Biggetje 2: De deur blijft dicht, ik ben niet gek! Ik wil niet in jouw grote bek. Wolf: Als ik blaas en als ik zucht, vliegt je huisje in de lucht! Vertelster: De wolf blies weer heel hard. Het huisje van takken viel om en de twee biggetjes holden zo hard ze konden naar biggetje 3. Die had van een vriendelijke man bakstenen gekregen. Biggetje 3: Ik kreeg stenen van een aardige man, daar bouwde ik dit huisje van. We moeten vlug naar binnen gaan, want daar komt een wolf aan. Wolf: Biggetje, biggetje, klop, klop, klop, laat me erin anders eet ik je op! Biggetje 3: De deur blijft dicht, ik ben niet gek! Ik wil niet in jouw grote bek. Wolf: Als ik blaas en als ik zucht, vliegt je huisje in de lucht! Vertelster: En de wolf blies en blies. Hij blies zo hard hij kon, maar het stenen huisje viel niet om. De wolf werd woedend. Hij sprong op het dak van het huisje en gromde door de schoorsteen. Wolf: Ik kom door de schoorsteen, hop, hop, hop en ik eet jullie allemaal op! Vertelster: Biggetje 3 had net een grote ketel met water op het vuur gezet. De wolf viel met een plons in het water. Biggetje 3 deed snel het deksel op de ketel. De wolf werd gekookt en klaargemaakt voor het avondeten. De drie biggetjes bleven in het stenen huisje wonen en leefden nog lang en gelukkig. Dramahoek Hier kan het verhaal van de drie biggetjes worden gespeeld. Het is een bergje stro, hout en stenen, waarvan ze hun huisje (zogenaamd) kunnen bouwen. Ook kun je maskers hier neerleggen. Spel In het speellokaal achter de kast ligt een mat. Daarop ligt een kind dat is aangewezen om de wolf (=tikker) te mogen zijn. De leerlingen staan achter een lijn. De leerkracht vertelt dat de wolf ligt te slapen en dat de kinderen op het teken van de wolf mogen gaan kijken of de wolf wakker is. Als de leerkracht zegt: “Wolf ben je wakker?” sluipen de leerlingen richting de wolf. De wolf houdt zich koest totdat een kind zo dichtbij is en de tikker denkt het te kunnen pakken. Kinderen rennen weer terug naar achter de lijn. Je kunt doorgaan totdat alle “biggetjes” gepakt zijn.
MODULE 2 / 11
Opdracht
5
VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
Groep 1-2 Groep 3-4
Groep 1-2
Groep 3-4 Groep 1-2 Groep 3-4
Groep 1-2 Groep 3-4
45 grote suikerklontjes (1 bij 1 bij 2 cm). 73 grote suikerklontjes. - Kleur de daken of teken er pannen op. Je kunt stro of raffia erop plakken voor een rieten dak. - Gebruik de rest het grondplan voor om een tuin om het huis te maken. Knip bloemen uit tijdschriften, maak een vijver, zandbak, teken paadjes, schilder een groot grasveld en prik er een parasol in. - Maak een groot dorp van alle suikerhuisjes. Reken de boodschappen uit: - Hoeveel suikerklontjes zijn er totaal nodig in de klas? - Hoeveel weegt een huisje?
SUGGESTIES
Groep 3-4
Opdracht M AT E R I A A L VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
Werkbladen Werkbladen, zie bijlage 6. Kopieer de werkbladen en pak de praatplaat erbij. Vrij te bepalen. Laat de kinderen de bladen individueel invullen. WB 2 Benoem de verschillende materialen: steen, hout, glas, riet. De kinderen moeten de naam opschrijven van het materiaal het is. Welke materialen ken je nog meer? Bijvoorbeeld kunststof, beton. WB 3 Driehoek en streep: teken een huis. WB 4 De kinderen zoeken het juiste woord. Zie je hetzelfde woord tussen de andere woorden staan? Teken een lijn tussen dezelfde woorden en figuren. Wie nog niet leest, zoekt dezelfde vormen bij elkaar. Schrijf het juiste woord bij het plaatje op het stippellijntje. WB 5 Tel de huizen. Stel er worden 7 huizen afgebroken. Hoeveel zijn er dan nog over? WB 6 Je kunt kinderen ook een muurtje laten bouwen van suikerklontjes, vastplakken met (dikke) behangsellijm. Als het dik is kun je hiermee metselen. Je kunt met behulp van de bouwplaten er een dak opzetten. Voor de groepen 1-2 en 3-4 zijn er verschillende bouwplaten voor het dak en grondplaten voor de suikerklontjes.
M AT E R I A A L
6
Materialen Verschillende materialen: steen, hout en glas, baksteen en cement. Verzamel verschillende materialen. Koop een baksteen voor ieder kind en cement bij een bouwmarkt. Een uur Van welke materialen kun je een huis bouwen? Vraag de kinderen om eens rond te kijken in het klaslokaal. Welke materialen zijn gebruikt bij het bouwen? Vraag bij elk materiaal waarom juist dat materiaal is gebruikt. Wat zijn de eigenschappen? - Laat verschillende structuren voelen: steen, hout, glas. Vraag naar hoe het voelt: glad/ruw, koud/ warm, hard/zacht. - Vraag kinderen waarom stenen om en om worden gelegd. Kijk ook op straat of in school voor de metselverbanden - Probeer voor ieder kind een baksteen te verzamelen. Laat ieder kind zijn eigen steen beschilderen. Je kunt ervoor kiezen de baksteen mee naar huis te laten nemen of je kunt er een muurtje/ huisje van metselen met cement. - Laat huizen bouwen van lego in verschillende metselverbanden. - Maak een woordspin met het woord huis in het midden en daarom heen de woorden: cement, steen, hout, glas, kunststof, zink, riet.
MODULE 2 / 12
Opdracht
7
VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
Opdracht
8
VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
Opdracht VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
SUGGESTIES
Hoeken - Huishoek, hierin spulletjes van vroeger: wringer, oude telefoon, petroleumstelletje. - Bouwhoek waarin zoveel mogelijk echte materialen uit de bouw liggen (troffel, kwasten, hamer, kruiwagen met de blokken uit de bestaande bouwhoek). Richt de hoek in. Vrij te bepalen. Vrij spelen.
M AT E R I A A L
M AT E R I A A L
Bouwen en tellen Een bak met houten blokjes. Verdeel de kinderen in groepjes van drie. 15 minuten. De kinderen krijgen de opdracht om om de beurt te gooien met een dobbelsteen en het gegooide aantal blokjes te pakken. Als diegene deze heeft toegevoegd aan het bouwwerk mag de volgende leerling gooien. De groepjes maken samen een bouwwerk. Na afloop (na 5 minuten) ga je de groepjes langs. Vraag wat het bouwwerk voorstelt. Tel de steentjes. Het groepje met de meeste steentjes heeft gewonnen.
M AT E R I A A L
9
Kamertje verhuren Krijtje, gymzaal of schoolplein. Kies een bekend liedje, zet het krijt klaar in de gymzaal. 30 minuten Dit lijkt op stoelendans. Terwijl de kinderen een bekend liedje zingen of horen, dansen ze in een kring rond. Buiten de kring (het liefst op grote afstand) worden kamertjes getekend (kruisjes zetten in een kring). Op het teken van de leerkracht moeten de kinderen vlug in een kamertje gaan staan. Er zijn minder kamertjes dan dat er kinderen zijn. Sommige kinderen kunnen geen kamertje vinden. Deze kinderen moeten midden in de kring staan. Elke keer wordt er een kamertje weggehaald totdat er nog een kamertje is en twee leerlingen. Degene die het laatste kamertje kan bezetten wint. - Teken een denkbeeldig huis. Denk over hoe groot het huis is, hoeveel ruimten het heeft, welke soorten ruimten daar zijn. Creëer een familie om in dat huis te leven. Wat doen zij? Zijn er kinderen? Hoeveel? - Laat de kinderen een maquette maken van hun eigen huis. Verzamel hiervoor lege doosjes, luciferdoosjes, melk pakken, w.c.- of keukenrollen en lege schoenendozen. Plak eventueel bakstenenpapier op het pak en snij raampjes en deuren uit. De kinderen kunnen er papiertjes op plakken met mensen en dieren. Alle huizen tezamen gaan een stad of dorp vormen. Er kunnen dus ook bomen et cetera gemaakt worden. Maak de stad bijvoorbeeld in het speellokaal en laat de kinderen er in kleine groepjes er een tijdje in spelen, met autootjes et cetera. - Maak met een kralen plankje een mozaïek van een huis. - Op het platte vlak van stroken een indeling van een huis laten plakken. Je kunt ook een indeling maken met rietjes en deze vasttimmeren. Daarna moet met een zwarte fineliner een interieur getekend worden en later ingekleurd met kleurpotlood. - Leg de kinderen uit hoe ze van een vierkant een driehoek kunnen maken door een vouwblaadje schuin door te knippen. Vertel dan hoe ze een rechthoek kunnen maken van een vierkant door hem recht door te knippen. Ze kunnen ook een cirkel van een vierkant maken door hem 2 x dubbel te vouwen en dan het randje rond te knippen. Laat ze van de vormpjes een huis maken. - Laat de kinderen de verschillende vormen van blokken of logiblocks omtrekken. Daarna knippen de kinderen de vormen uit en mogen ze er een huis (met eventueel een landschap) van maken. - Bouw met de kinderen een hut of laat ze die zelfstandig bouwen. Ze kunnen zelf kiezen van welk materiaal ze het willen bouwen en in welke vorm en op welke plek, bijvoorbeeld van kartonnen dozen en lappen of een hut in een boom. Als je zoekt naar een voorbeeld, kijk dan in het boek: Het complete boek over hutten door Louis Espinasssous.
MODULE 2 / 13
- Bespreek met de leerlingen hoe zij denken dat een huis gemaakt wordt. Nodig een bouwdeskundige (misschien een ouder) uit om met de klas te zien hoe de verschillende huizen worden gemaakt. Bezoek met de deskundige een gebouw in aanbouw om op een “hands-on” manier de verschillende maatregelen te laten zien die worden getroffen om een gebouw te maken. - Knibbelknabbelknuisje: Maak van tevoren (trap)gevels van klei of bakdeeg, versier deze met de leerlingen. - Neem een spreekwoord of gezegde als uitgangspunt en geef hier een knutselopdracht bij (schilderen, kleien, huis van afvalproducten) Voorbeelden van spreekwoorden: Elk huisje heeft z’n kruisje. Zoals de klok thuis tikt, tikt hij nergens. Oost, west, thuis best. WORKSHOPS
Groep 3-4 M AT E R I A A L TIJDSDUUR UITVOERING
L I T E R AT U U R E N C D ’ S
Kunstenaar in de klas Yvonne Moorlag: Huis van zand Lokaal, zandbak en zand, ruimte om de huizen te laten drogen. 1 uur Zandkastelen dat zijn bouwwerken van fantasie. Helaas zijn ze niet te bewaren. In dit project gaan de leerlingen een huis van zand omzetten in een huis van “steen”. De leerlingen maken in het zand een huis in het negatief, met water en gips wordt het huis van zand omgezet in een positieve afdruk. Een flat, een hut, een tent. Allemaal huizen door Emma Damon, Sjaloom Amsterdam 2005. Een flap-uitboek. Hierin staan typen huizen en materialen. Vanaf 5 jaar. Wij bouwen een huis, een speel- en werkboek door Angelika Wolk. Zeist: Christofoor, 1999. In dit boek vind je een schat aan ideeën voor het bouwen van fantasiehuizen en huizen uit verschillende wereldculturen, waarmee je zowel binnen als buiten kunt spelen. Hé, bouw je mee? door Delphine Grinberg, Mathieu Sapin, Marianne Verkest, Leidschendam: Biblion, 2004 Met veel kleurrijke tekeningen en beweegbare onderdelen worden allerlei wetenswaardigheden over het bouwen van huizen verteld. Vanaf ca. 4 jaar De drie biggetjes, Edegem: Parasol, 2005 Hetzelfde sprookje op de bijbehorende dvd staat los van het boek. Vanaf ca. 3 jaar. In dit boek bevindt zich een dvd van 20 minuten met een poppenfilm, waarin het verhaal van de drie biggetjes wordt voorgelezen door een speelgoedhond aan andere speelgoedbeesten in de kinderkamer. Deze beesten geven onverbloemd commentaar op het sprookje zodat het commentaar en de gesprekjes tussendoor evenveel tijd in beslag nemen als het verhaaltje zelf. De 3 biggetjes door Gert Verhulst en K3 Universal Pictures, 2001. Dvd en cd van muziekvoorstelling. Deze boeken, dvd en cd zijn allemaal nog te koop. Lenen kan bij www.mijneigenbibliotheek.nl
Versjes
Vingerhuis (met beweging) Zo maak ik een vingerhuis een vingerhuis. duimelot bij duimelot, likkepot bij likkepot lange jan bij lange jan ringeling bij ringeling 't kleine ding bij 't kleine ding zo maak ik een vingerhuis een vingerhuis. En mijn vingerhuis staat hoog (schuin) en mijn vingerhuis staat laag (recht) hoog (schuin), laag (recht) Maar ik tover als ik zeg abracadabra is het ... weg
MODULE 2 / 14
Mannetje Daar was eens een mannetje, dat was niet wijs. Het bouwde zijn huisje al op het ijs. 't begon te dooien, maar niet te vriezen toen moest dat mannetje zijn huisje verliezen Huisje bouwen Blokken sjouwen Huisje bouwen Een blok hier Een blok daar Kijk, nu is ons huisje ... klaar!
MODULE 2 / 15
MODULE
,
3
Opa s huis Deze les vormt de lesvoorbereiding op module 4, de excursie. Kies een huis uit voor de excursie, zie bijlagen 1, 3 en 4. Opdracht 10 M AT E R I A A L VOORBEREIDING
TIJDSDUUR UITVOERING
AANVULLINGEN
Opdracht 11 M AT E R I A A L VOORBEREIDING
TIJDSDUUR UITVOERING
Brief Brief opa, bijlage 2. Eventueel zelf te zoeken foto’s: van het huis vroeger en nu. Lena, zie bijlage 6. De brief printen. Deze kun je in een handgeschreven envelop doen om hem echt te laten lijken en een (oude en/of nieuwe) foto van het te bezoeken huis toevoegen. 15 minuten Er is een brief en een koffer gekomen voor Lena van haar opa. Lena wil graag de brief van opa voorlezen. Lena vraagt aan de kinderen of zij het huis met haar willen gaan bekijken. Lena vindt dat haar opa in een mooi oud huis woonde en mooie oude spullen had. Het was in opa’s huis altijd spannend en anders dan thuis. Opa zat vaak voor het huis en vertelde dan over vroeger. Hij hield van het huis als van een mens. Lena vertelt dat de kinderen in de volgende les het huis gaan bekijken. Opa heeft een foto van zijn oude huis meegestuurd. Laat het huis van opa zien eventueel een oude foto zoals het er vroeger uitzag. Wie kent dit huis? Waar staat het? Wie komt er vaak voorbij? Is er al iemand op bezoek geweest in het huis? Nodig de kinderen uit om hun verwachtingen over het huis te vertellen. Registreer de opmerkingen. Deze vragen kun je gebruiken voor de kijkwijzer van het huis (module 4).
Oude koffer Oude koffer met oude gebruiksvoorwerpen en Lena, zie bijlage 6. Verzamel de spullen of leen ze bij een museum (zie bijlage 4). Het leukste is als de spullen iets zeggen over het huis en haar bewoners. Bijvoorbeeld een bijbel voor een pastorie of een koeiebel bij een boerderij. Verder kun je denken aan voorwerpen die nu niet meer worden gebruikt, zoals een porseleinen pop, koffiemolen of beddepan. Een uur Laat de koffer zien. Vertel via Lena dat opa een oude koffer heeft gegeven met allemaal spullen die hij wil bewaren. Lena moet het voor hem bewaren. Aan de spullen zitten herinneringen aan vroeger. Sommige voorwerpen vertellen iets over het beroep van opa. Andere spullen laten zien wat hij in huis deed. Laat de kinderen om de beurt iets pakken. Vraag aan de kinderen om de voorwerpen te bekijken, te ruiken en te voelen. Laat ook de foto van opa vroeger zien.
MODULE 3 / 16
Vragen 1 Wat is je eerste indruk? 2 Wat zie je? 3 Wat betekent het? Waar werd dit voorwerp voor gebruikt? 4 Hoe weet je dat? 5 Wat vind je ervan? - Keer de koffer om en vraag om toerbeurt een leerling om er een ordening in aan te brengen. De leerlingen kunnen een aantal voorwerpen volgens ouderdom, functie, grootte, kleur, schikken en ze beschrijven. - De kinderen moeten raden aan de hand van de voorwerpen wat voor een soort leven opa leidde. Welke beroep had hij? Wat is zeker en wat is misschien waar? Later kun je het “echte” verhaal vertellen. - Laat de kinderen één of meer voorwerpen beschrijven zonder dat ze deze zien. Stop ze in een zak of in een doos met een gat. Wanneer voorwerpen moeilijk zijn te identificeren worden leerlingen gedwongen tot precieze beschrijving. - Vraag aan kinderen of ze een foto of oude spullen meenemen die zij willen bewaren. Van zichzelf of van van opa’s of oma’s huis vroeger. Begin een gesprek over bewaren. Wat bewaren de kinderen? Waarom bewaar je je oude knuffel en koop je geen nieuwe? - Het is leuk om de werking van de oude voorwerpen te demonstreren, zoals bijvoorbeeld een koffiemolen of gewichten. Of lees een stukje uit een oud boek voor. - Kijk naar de praatplaat. Welk huis van het dorp van Lena zou jij het liefste willen bewaren?
AANVULLINGEN
Opdracht M AT E R I A A L VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
12
Werkbladen Werkbladen, scharen, lijm, (kleur-) potloden, pennen. Print de werkbladen vanaf de website www.kunststationcultuur.nl. Maak genoeg kopieën voor alle leerlingen. Afhankelijk van aantal werkbladen De werkbladen kun je tussendoor geven als een leerling al klaar is met een werkje. W7
Groep 1-2
Groep 3-4
Zoek de verschillen. Twee dezelfde huizen, toch zijn er tien verschillen. Antwoorden w7 groep 1-2 1 Dakkapel. 2 Schoorsteendakje. 3 Balkon. 4 Deurbel. 5 Bloempot vorm. 6 Bloempot binnen/buiten. 7 De brievenbus zit hoger/lager. 8 Het raampje in de voordeur is rond/vierkant. 9 De daklijst is groen/wit. 10 Wel/geen drempel bij de voordeur. Zoek de verschillen. Twee dezelfde huizen, toch zijn er vijftien verschillen. Antwoorden w7 groep 3-4 1 Wel/geen dakkapel. 2 Schoorsteendakje staat op 2/3 pootjes. 3 Hoogste raam is groter/kleiner. 4 Een bovenraam heeft een raampje meer/minder. 5 Balkon telt een spijl meer/minder. 6 Andere deurbel. 7 Bloempot voor het huis staat op een andere plaats. 8 De heg is een beetje verschoven. 9 De brievenbus zit hoger/lager. 10 Het raampje in de voordeur is wit/rood. 11 Het rooster in het onderste raam heeft 2/3 spleten. 12 De daklijst is groen/wit. 13 De plant aan de vensterbank heeft 1/2 bloemen. 14 Wel/geen drempel bij de voordeur. 15 Wel/geen rooster voor het luchtgat in de muur.
MODULE 3 / 17
W8
Het huis is verbouwd in de afgelopen honderd jaar. Zie jij wat er nu anders is dan vroeger? Zoek de verschillen. Antwoorden: Van twee huizen is één huis gemaakt. Van twee ramen is één raam gemaakt. Van twee deuren is één deur gemaakt. Kleine ruitjes zijn vervangen door grote ruiten. Bruggetje is vervangen door stoep. W9
Het nieuwe huis is nogal kaal. Met ornamenten en versieringen die men vroeger gebruikte kun je het versieren. Er is een werkblad met alleen het kale huis, eentje met de ornamenten en zo nodig een voorbeeldblad. De ornamenten uitknippen en deze op het kale huis plakken. Deze plaat kun je hierna inkleuren. En zelf meer er in tekenen. W10
Iemand wil dit huis slopen, maar dat mag niet want men wil het bewaren. Het huis is half afgebroken. Maak het weer heel. Probeer of je dit huis kunt spiegelen.
MODULE 3 / 18
MODULE
4
Excursie Het doel is om een (monumentaal) huis te onderzoeken en deze te ervaren met alle zintuigen. Opdracht M AT E R I A A L
VOORBEREIDING
TIJDSDUUR UITVOERING
13
Kijkwijzer Kijkwijze (werkblad 11), Lena, zie bijlage 6. Voor ieder kind een of meer kopieën van werkblad 12 en verschillende kleuren vetkrijtjes of potloden, meetlat, vergrootglas, fototoestel en eventueel klei. Je kunt ook een afdruk in klei laten maken, dan kunnen de leerlingen de structuur later op school nog eens voelen. Voor groep 3-4 kun je eventueel de opdrachten op kaartjes zetten. De oudere kinderen kunnen de vragen dan zelf voorlezen. Neem wat lekkers mee of laat de kinderen iets meebrengen Informatie over de achtergrond van het huis uitzoeken (zie bijlage 1). De opdrachten hebben verschillende zintuigen als uitgangspunt: zien, voelen, ruiken, horen en ten slotte zijn er nog een paar opdrachten die ze kunnen doen. Bepaal eerst welke keuzeopdrachten het beste bij het huis passen. Vul deze aan met vragen van de kinderen. Denk bij de keuze voor een monument aan de afstand tussen school en het monument (max. 10 minuten lopen). Afspreken of je het huis kunt bekijken. Tenzij de eigenaar een bekende is gaat de voorkeur uit naar openbare gebouwen. Stuur desgewenst een verzoek (zie bijlage 3). Zorg voor voldoende begeleiding van ouders. Denk aan één ouder per groepje van 5-6 kinderen en het laten rouleren van de opdrachten. Laat de excursie niet te lang duren, maximaal 1 uur. Vertel in de klas wat er gaat gebeuren. Deel hier de groepjes in en wijs de begeleider aan. 1 uur. Misschien kunnen ze erna in de tuin spelen. Loop naar het huis/ de huizen toe en geef de opdrachten. De begeleider stelt de vragen. Bekijk één huis of vergelijk verschillende huizen. Welke is ouder of nieuwer? En wijs ook op de verschillende typen: flats, rijtjeshuizen, et cetera. Laat de kinderen raden welk huis van opa geweest zou kunnen zijn. Roep de geur van de koffer in de herinnering. Eventueel kun je er voor zorgen dat één van de voorwerpen als herkenningspunt voor het raam staat. Vraag of de kinderen dit huis als levende persoon kunnen voorstellen. Laat de foto van het masker zien (zie werkblad 13). Wat is je eerste indruk? Probeer belangrijke opmerkingen te onthouden en kom er later op terug. Stel de vragen aan de leerlingen of laat hen zelf de vragen van de kaartjes voorlezen. Zie werkblad 11.
MODULE 4 / 18
W12
Rubbing Maak een afdruk van de stenen van het huis. Leg het blad op een steen. Pak drie kleuren kleurpotlood of krijt. Kras de vakjes vol.
AANVULLINGEN
- Neem een foto van iets... wat je hebt gezien, gehoord, gevoeld en geroken. - Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is... - Lees de geveltekst. - Hoeveel ramen tel je? - Meet de omtrek van de boom met een rolmaat. Hoeveel kinderen zijn er nodig om om de boom te staan? - Hoeveel ruimte is hier om te spelen? Wat kun je hier doen? Een boomhut bouwen, tikkertje, verstoppertje, skeeleren? Wat kun je nog meer verzinnen? - Laat de kinderen echt spelen indien mogelijk.
MODULE 4 / 19
MODULE
5
Verwerkingsles Opdracht
14
Nabespreking Pak de kijkwijzer. Haal de vragen van excursie terug. 15 minuten Vraag achteraf wat de kinderen hebben geleerd. Wat kunnen ze aan opa vertellen over het huis? Hebben ze antwoord op opa’s vragen? Hebben ze antwoord op hun eigen vragen? Wat vinden ze bijzonder?
M AT E R I A A L VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
Verdieping voor groep 3-4: voor wie werd het huis gebouwd? Voor rijke of arme mensen? Was het oud of nieuw? Welk type huis was het? Waar zag je dat aan? Opdracht
15
VOORBEREIDING
TIJDSDUUR UITVOERING
Opdracht M AT E R I A A L VOORBEREIDING TIJDSDUUR UITVOERING
Rubbing Rubbings (zie module 4), grote vellen papier of karton, behangsellijm, draad, plakband. Verzamel alle rubbings en maak het model van een huis met behulp van werkblad 12. Dit kun je doen door de omtrek van het huis met een draad te spannen op een ondergrondvel. Je kunt zo makkelijk een rechte lijn trekken. 30 minuten Laat de kinderen om de beurt hun rubbing(s) als bakstenen in het model van een huis plakken, vanaf de onderkant. Per kind kunnen er ook meerdere rubbings geplakt worden.
M AT E R I A A L
16
Opa’s huis vertelt W13
Stevig papier, nietmachine, kleurpotloden Maak genoeg kopieën voor ieder kind 1 uur Laat de kinderen het masker inkleuren. Knip het uit voor de kinderen die het nog niet zelf kunnen. Maak een haarband van stevig papier op maat de omtrek van het hoofd van het kind en niet het masker eraan vast. Laat de kinderen zich voorstellen dat zij het huis van opa zijn. Als het huis van opa kon praten wat zou het dan gezegd hebben? Haal de vragen van de excursie terug. Hoe gaat het met je, huis? Je kunt de kinderen er ook bij laten fantaseren. Wat heeft het huis meegemaakt? Wat deed opa vroeger in het huis? Na afloop kun je vier maskers aan een haarband nieten zodat er een 3-d blok ontstaat. Na afloop kan van maskers voor groep 3-4 een driedimensionaal huisje gemaakt worden, volgens de aanwijzingen op het werkblad. Deze kun je ophangen aan een waslijn in de klas of ergens neerzetten.
MODULE 5 / 20
WORKSHOP
Groep 1-4
Kunstenaar in de klas: Erica Scheper, Kunsthuis Er wordt uitgegaan van de stijl van de kunstenaars Lichtenstein en Paul Klee. Elk kind maakt een huis (waar het woont, naar het huis dat in de excursie bezocht is of naar fantasie) in de stijl en kleuren van een kunstenaar. Er wordt gewerkt met scheuren, knippen en plakken van papier.
MODULE 5 / 21
BIJLAGE
1
Soorten woningen Als je een excursie gaat doen naar een woonhuis, kan dit in principe elk huis zijn. Het woord huis is een oud Angelsaksisch woord. Het brengt de betekenissen van huis en van huishouden, woning en toevluchtsoord, eigen bezit en affectie samen. Huis betekent niet alleen de fysieke structuur, maar ook alles in en rond het huis, evenals de mensen en de betekenis van tevredenheid. Woningen kunnen in een grote verscheidenheid van configuraties worden gebouwd. Een algemeen onderscheid is tussen een huis/ééngezinswoning en een flat/appartement, maar er zijn nog veel meer onderverdelingen mogelijk, zoals hieronder vermeld. Arbeiderswoning een kleine woning voor arbeiders en ambachtslieden, vaak in de vorm van een rijtjeshuis. Boerderij een woning die dient als hoofdverblijf op een agrarisch bedrijf. Boomhut een huis gebouwd tussen de takken of stam van één of meerdere bomen. Borg Een borg is oorspronkelijk een versterkt huis (burcht), vergelijkbaar met een kasteel. Borgen vindt men vooral in de provincie Groningen. Borgen zijn de fraaie buitenverblijven van de jonkers uit vorige eeuwen. Ze hebben meestal hun oorsprong in een 'steenhuis', een simpel verdedigingswerk uit de 14e of 15e eeuw met dikke muren waarin rijke boeren konden vluchten in tijden van gevaar. Omdat de verdedigingsfunctie vanaf de 16e eeuw verloren ging, werden de steenhuizen door de machtige jonkers verbouwd tot woningen: ze werden vaak uitgebreid, verfraaid en kregen een oprijlaan, een tuincomplex en een dubbele gracht. Rond 1800 werd de status van jonker afgeschaft. Omdat de jonkers vaak onder elkaar trouwden, waren meerdere borgen eigendom van één familie. De borgen werden nu te duur om te onderhouden, raakten in verval en werden afgebroken. Van de circa 180 borgen en steenhuizen die er ooit waren zijn er nu nog maar 16 (deels) over. Bungalow een woning bestaande uit één enkele woonlaag. Caravan een verplaatsbare woning die met behulp van een trekhaak achter een auto kan worden meegetrokken. Iglo een woning gebouwd van sneeuw of ijs. Landhuis /villa een groot en statig woonhuis voor de rijken. Rijtjeshuis een woning in een rij van identieke of gespiegelde huizen met een gezamenlijke tussenmuur. De eerste en laatste huizen in de rij zijn hoekwoningen. Schuur een gebouw dat gebruikt wordt om goederen in op te slaan. één verdieping hoog is en de andere helft van het huis bestaat uit twee verdiepingen. Tent een klein, lichtgewicht huis dat relatief eenvoudig is op te bouwen.
BIJLAGE 1 / 22
Vrijstaand huis elke woning die geheel vrijstaat van haar buren, vaak een eengezinswoning. Woonboerderij een voormalige boerderij die wordt gebruikt als woonhuis (zonder agrarisch bedrijf) Woonboot een boot ingericht als woonhuis met een vaste ligplaats. Woonwagen een woning op wielen en is meestal niet (gemakkelijk) verplaatsbaar. Flat een gebouw met meerdere woonlagen met balkon. Monument
Niet alle huizen zijn monumenten. Van sommige huizen zijn er een heleboel en die zijn niet bijzonder. Of ze zijn nog nieuw. Een monument is ouder dan 50 jaar en het moet bijzonder gemaakt zijn. Je kunt niet alles laten staan, dus moet je kiezen welke gebouwen belangrijk zijn en welke niet. De Monumentenzorg beslist dit. Zij maken een lijstje van gebouwen die wel of niet gesloopt mogen worden. Soms is zelfs een heel dorp een monument en mag niets gesloopt worden. Bij monumenten denken de meeste mensen in eerste instantie aan kastelen, kerken en molens. Maar er zijn meer zaken die een monument kunnen zijn. Dit is af te leiden uit de Monumentenwet van 1988. Hierin worden twee categorieën omschreven: de (archeologische) monumenten en de stads- of dorpsgezichten. Met monumenten worden alle `onroerende zaken’ bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, hun wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Daarnaast is het mogelijk bepaalde delen van een stad of dorp, waar in ieder geval één monument staat, aan te wijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Door die bescherming wordt geprobeerd de historisch gegroeide structuur van een stad of dorp te handhaven. Naast rijksmonumenten zijn er gemeentelijke monumenten. Dat zijn monumenten van lokaal belang waarvoor overigens de leeftijdsgrens van vijftig jaar niet bestaat. Veel gemeenten wijzen geen gemeentelijke monumenten aan, dit is niet verplicht.
Contactpersonen/organisaties
Eigenaar De eigenaar van het huis om toestemming en extra informatie vragen. In bijlage 3 vind je een aanbiedingsbrief. Libau Deze organisatie heeft veel kennis in huis wat betreft monumenten in Groningen. Je kunt contact opnemen met Corrie Boer (projectleider/ coördinator) voor informatie over monumenten. Zij biedt hulp bij zoeken van informatie. Libau, Hoge der a 5, 9712 AC Groningen, 050-3166868,
[email protected], www.libau.nl. Onder Libau vallen drie organisaties: - Provinciaal georganiseerde gemeentelijke welstandscommissies. Geven advies over welstand van alle gemeenten, organiseren bijeenkomsten om bouwvergunningen te verlenen. - Steunpunt monumenten ondersteunt gemeenten wat betreft monumentenzorg. - Monumentenwacht steunt eigenaren van monumentale panden. Gemeente De gemeente heeft de rol om kennis over te dragen en gemeentelijke monumenten aan te wijzen. Er worden door sommige gemeenten monumentennota’s uitgegeven. Hierin vind je informatie over monumenten. De volgende Groningse gemeenten hebben zo’n nota: Groningen, Winsum, Zuidhorn, Winschoten, Beddingwedde, Stadskanaal, Leek, Haren, Veendam. Bedum heeft een lijst met foto’s op internet. Kich De locaties van de rijksmonumenten (archeologie, gebouwde monumenten en stads- en dorpsgezichten) vind je op de website van Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie op www.kich.nl
BIJLAGE 1 / 23
Open monumentendag De organisatie hiervan heeft ook veel informatie over huizen. Zuidhorn en Slochteren hebben een lespakket gemaakt. Groninger archieven Hier zijn prentbriefkaarten digitaal te vinden, ingedeeld per woonplaats. www.groningerarchieven.nl. Hier kun je foto’s vinden van diverse huizen per plaats. Je kunt ook contact opnemen met het gemeentelijk archief. L I T E R AT U U R
Het Monumentenboek door P. van der Loeff, Zwolle: Waanders, 2002. Het geeft een beeld van de verschillende soorten monumenten in ons land. Fotocollectie Rijksdienst Monumentenzorg. Monumenten in Nederland/Groningen, Zeist: Rijksdienst Monumentenzorg, 1998. Het boek geeft per gemeente een overzicht van de belangrijkste monumenten (niet alleen woonhuizen) en een beknopte bouw- of bewoningsgeschiedenis. Alles wat je altijd al wilde weten over monumenten en bouwstijlen door Meindert Stokroos, Bussum: Thoth, 2006. Het is toegankelijk geschreven en gaat in op waarom we monumenten willen bewaren en welke bouwstijlen belangrijk zijn. Te leen bij www.mijneigenbibliotheek.nl.
BIJLAGE 1 / 24
BIJLAGE
2
, Opa s brief
Er is een brief op school bezorgd. Voor wie? Voor Lena. Lees de brief voor als Lena of laat een leerling de brief voorlezen. Van wie? Van haar opa. In de brief vraagt opa of de leerlingen zijn voormalige huis willen gaan onderzoeken. Op de foto zie je opa in zijn jonge jaren voor het huis. Hij heeft er zijn hele leven gewoond.
BIJLAGE 2 / 25
Beste Lena, Hoe gaat het met je? Met mij gaat het goed. De mensen verzorgen me goed in het tehuis waar ik nu woon. Maar ik zal het maar eerlijk zeggen: ik mis mijn oude huis. Weet je nog dat ik vroeger altijd uren lang zat te vertellen over mijn huis? ,N KRX YDQ PLMQ KXLV 'H RXGH VSXOOHWMHV NRQ LN PHHQHPHQ LQ HHQ RXGH NRɊHU Die spulletjes krijg jij, Lena, om te bewaren. Maar mijn huis niet. Dat moest blijven staan waar het stond. Alleen ik ben weggegaan. Soms mis ik het zo erg. Hoe zou het met mijn lieve huis gaan? Kun jij het voor mij bezoeken? Ik heb een heleboel vragen: Hoe gaat het met het huis? Ziet het er oud of jong uit? Is het nog heel of moet het worden gemaakt? Hoe vind je het huis? Bijvoorbeeld deftig of hip? Wat vind je bijzonder? Is het mooi versierd? Hoe voelt het huis? Voel aan steen/hout of glas. Is het hard/ zacht. Koud/warm? Is het glad/grof ? Wat ruik je? Hoort die geur bij het huis, de mensen, de tuin of de straat? Is het lekker of vies? Ruikt het overal hetzelfde rond het huis? Wat hoor je? Hoort dat geluid bij het huis, de mensen, de tuin of de straat? Lena, ik wil graag weten hoe het met mijn oude huis gaat. Ik mis het zo. Ik ben bang dat de nieuwe bewoners het niet goed verzorgen. Maar ik kan er niet meer heen. Ik ben te oud. Daarom vraag ik of jij, Lena, op onderzoek kan gaan. Wil je kijken, ruiken, voelen en horen of het goed gaat met het huis? Vertel je me alles als je terug bent? Alvast bedankt mijn lieve kind,
Je oude opa.
P.s. Hier een foto van mij en het huis vroeger . . . wat heb ik er lang gewoond.
BIJLAGE
3
Brief excursie Als je een huis wilt bezoeken, moet je eerst toestemming vragen aan de eigenaar. Op de volgende bladzijde tref je een voorbeeldbrief aan. Als de bewoner positief is kun je overgaan tot de praktische afspraken. 1 Is er iemand van het huis aanwezig bij het huis tijdens deze buitenles? Kan er iemand aanwezig kan zijn om eventueel binnen een kijkje te laten nemen en eventueel een kleine rondleiding te verzorgen? 2 Kunnen we opdrachten in de tuin uitvoeren? 3 Mogen we de stenen aanraken voor een opdracht? Hiervoor zullen we een blaadje op de stenen leggen en op het blaadje de afdruk maken. 4 Weet u iets over de geschiedenis van het huis? Welke verhalen zijn er bekend over dit huis? Door wie, wanneer, waarom, in welke stijl is het gebouwd? Hoe zag de omgeving er vroeger uit? Heeft u nog oude foto’s? 5 Kunt u aangeven wanneer we eventueel een bezoek kunnen brengen aan het huis? 6 Kunnen we ergens zitten om iets lekkers te nuttigen? 7 Zijn er kosten aan verbonden?
BIJLAGE 3 / 27
Kijk, een huis ! Beste bewoner,
Onze school doet mee aan het project ‘Kijk, een huis!’. Onderdeel van dit project is een excursie naar een (monumentaal) huis. Hierbij willen we graag aan u vragen of we uw huis aan de buitenkant zouden kunnen bekijken. Dit houdt in dat kleine groepjes kinderen onder begeleiding wat gerichte vragen zullen beantwoorden en opdrachten zullen doen. Deze excursie zal ca. 1-2 uur in beslag nemen. Het doel van dit project is cultuurbesef bij kinderen uit het basisonderwijs creëren; hen bewust maken van de waarde van cultureel erfgoed. De doelgroep is kinderen van 4-8 jaar. Zou u mij zo spoedig mogelijk kunnen laten weten of u toestemming wilt geven?
Met vriendelijke groet,
U kunt het hele lespakket zien op www.kunststationcultuur.nl
BIJLAGE 3 / 28
B. Akker
BIJLAGE
4
Musea voor excursie en koffer Veel musea zitten in monumentale panden. Als de excursie kun je ook het gebouw van een museum bekijken. De excursie kun je eventueel uitbreiden met een bezoek aan het museum. Ook kun je bij de eerste twee musea een museumkoffer met oude voorwerpen lenen. SUGGESTIES
Streekmuseum De Oude Wolden Hier kun je een museumkoffer met oude voorwerpen lenen die na overleg gevuld wordt. Het museum vraagt een bruikleenvergoeding. In dit museum wordt de geschiedenis van Westerwolde en het Oldambt behandeld. Het museum is gehuisvest in een oud herenhuis. Hoofdweg 161, 9695 AE Bellingwolde, 0597-53 15 09 www.museumdeoudewolden.nl Openluchtmuseum Het Hoogeland Hier kun je een museumkoffer met oude voorwerpen lenen. Het museum vraagt een bruikleenvergoeding van 8,80 euro. Als je een huis hebt van iemand met een bepaald beroep hierbij een voorwerp uitkiezen: Voorwerp beroep geëmailleerde drinkbus landarbeider dominee psalmenboek NH kerk profielschaaf timmerman boek Ligthart en Scheepstra, De Wereld in onderwijzer stijgbeugel boer (met paarden) koperen kruithouder jager gewicht 1 kilogram winkelier krultang kapper Een kleine 20 gebouwen telt het openluchtmuseum. Het merendeel staat op zijn oorspronkelijke plaats. Slechts een viertal huizen is van elders naar het museumterrein gehaald. De gebouwen schetsen in kort bestek de geschiedenis van de bouwkunst in de periode
BIJLAGE 4 / 29
1750-1930. Schoolstraat 4, 9989 AG Warffum, 0595-42 22 33 www.hethoogeland.com Kapiteinshuis Nieuwe Pekela 19e eeuws Kapiteinshuis met interieur Ds. S. Tjadensstraat C95, 9663 RD Nieuwe Pekela, dhr. H.A. Hachmer, telefoon 0598-364224 of dhr. A.Schrik, telefoon 0597-64 59 05 www.kapiteinshuis.nl Borgen De drie borgen die open zijn voor publiek zijn de Fraeylemaborg in Slochteren, de Menkemaborg in Uithuizen en de borg Verhildersum in Leens. Ze hebben nu een museumfunctie. Bij de Resumaborg en de Fraeylemaborg kan het cultuur- en natuureducatieve project Van Luchtkasteel tot Dassenburg worden uitgevoerd. Meer informatie over borgen: www. borgeningroningen.nl of www.rna/groningen.nl. Het Iwema Steenhuis in Niebert Het Iwema-Steenhuis is het enige nog overgebleven steenhuis in de provincie Groningen. Vele borgen zijn eens ontstaan uit zo’n steenhuis. De Iwemas behoorden niet tot de Ommelander adel. Hun behuizing kan dus geen borg worden genoemd. In de schuur van het Steenhuis is een molen- en bakkerijmuseum ondergebracht. ‘t Pad 15a, 9365 TA ,Niebert- 0594-549214 Museum Restaurant Slaait'nhoes Deze boerderij is één van de weinige voorbeelden van een echt Saksische bebouwing. De oude waterput op het erf is nog steeds in gebruik. Fam. G. Nieuwenhuis, De Hörn 5, 9591 AE Onstwedde, 0599-33 22 32,
[email protected], www.slaaitnhoes.nl Museum de Verzamelaar Zuidhorn Een leuk onderdeel van het museum is het verzamelwinkeltje. Voorwerpen uit grootmoederstijd en dingen waarvan de functie voor het museum zelfs een groot vraagteken is. Oostergast 19, 9801 AK Zuidhorn, 0594- 50 39 98, www.museumdeverzamelaar.nl Museum Wierdenland Het museum geeft een beeld van de oeroude bewoning van het Groningse kustgebied. Je ziet er, hoe in de loop van ruim 2000 jaar wierden en dijken werden opgeworpen en afgegraven en welke sporen dat heeft achtergelaten in het landschap van vandaag. Prof. Dr. A.E. van Giffen zorgde rond 1930 voor wereldnieuws door in Ezinge tientallen resten van woonstalhuizen, vanaf ± 400 voor Chr., bloot te leggen. Een deel van de oudste boerderij is samen met een doorsnede van de wierde in het museum nagebouwd. Het museum distribueert het lespakket De Kerstvloed van 1717. Dit lespakket over Martje en de watersnoodramp van 1717 is geconcentreerd rond Pieterburen. Het verhaal gaat over de gevolgen van een watersnoodramp voor het landschap en de huizen. Het lespakket bestaat uit een map waarin een handleiding, kopieerbladen met opdrachten, een CD, een hoorspel met een verhaal over Martje dat haar huis verliest. Museum Wierdenland, Torenstraat 12, 9891 AG Ezinge, 0594 - 62 15 24, www.wierdenland.nl
BIJLAGE 4 / 30
BIJLAGE
5
Kunstenaar in de klas In dit onderdeel van het lesprogramma nodig je een kunstenaar uit om een les(senreeks) te verzorgen in de klas rondom het thema huis en kunst. Je kunt hiervoor bijvoorbeeld een beroep doen op 'Beroepskunstenaars in de Klas' (Bik-ers). Er zijn Groningse Bik-ers met projecten die aansluiten bij de doelgroep en het thema huizen. Surf naar www.beroepskunstenaarsindeklas.nl en klik op 'Bik-kunstenaars' en vervolgens op 'Alfabetische lijst' voor een overzicht van alle Bik-ers en hun projecten. Groningse scholen kunnen overleggen met hun contactpersoon bij KunstStation C of hun eigen ondersteuningsinstelling over een Bikkunstenaar. Let op: aan het inschakelen van een (Bik-)kunstenaar zijn kosten verbonden. Maak hier duidelijke afspraken over. Kunstenaars die in dit project zijn opgenomen: Ellen Oosterhof Erica Scheper Yvonne Moorlag
BIJLAGE 5 / 31
BIJLAGE
6
Werkbladen, praatplaat en Lena LENA Lena Lena Lena Lena WERKBLAD
1 2 3 4 5 6a 6b 7 8 9a 9b 9c 10a 10b 11 12a 12b 13
PRAATPLAAT
A B C D E F G H I
voorkant achterkant zwart-wit voorkant zwart-wit achterkant
masker structuren teken een huis groep 1-2 / zoek dezelfde woorden en vormen bij elkaar groep 3-4 / woorden zoeken groep 1-2 / huizen tellen groep 3-4 / huizen tellen groep 1-2 / plattegrond huisje groep 3-4 / plattegrond huisje groep 1-2 / dak suikerhuisje groep 3-4 / dak suikerhuisje groep 1-2 / zoek de 10 verschillen groep 3-4 / zoek de 15 verschillen toen en nu plakblad knipblad voorbeeld bij werkblad 9 tekenen linkshandig tekenen rechtshandig kijkwijzer rubbing metselvoorbeelden groep 1-2 / huis als ‘masker’ groep 3-4 / huis als ‘masker’ en bouwplaat flat en kantoor school en rijtje oom en tante grote boerderij met schuur molen, woonwagen, sportveld met clubgebouwtje, twee villa’s herenhuizen, kerk marktplein, huizenblok met huisje van Lotta borgje met bos/park winkels, bejaardentehuis, huizen kleine boerderij, woonboot Lena
BIJLAGE 6 / 32
Colofon
Kijk, een huis! Lespakket groep 1-4 Samenstelling Merel Thomése www.merelthomese.nl Illustraties Alette de Groot www.alettedegroot.nl Vormgeving Dineke Buist BNO www.dinekebuist.nl Met dank aan de klankbordgroep: Anja van den Net, Cbs De Handpalm te Leens Madeleine Postma, Obs Mathenesseschool te Rasquert Phyl Hoogeveen, Obs de Kinderboom te Slochteren
Groningen, augustus 2008
Dit is een uitgave van KunstStation Cultuur Postbus 21 9950 AA Winsum 0595 - 44 44 45 www.kunststationcultuur.nl