Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005 Verbond van Verzekeraars
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag met de belangrijkste resultaten van de verzekeringsbranche over 2005. Een financieel verslag dat niet alleen de cijfers bevat, maar vooral ook achtergronden en verklaringen bij de cijfers. Dit jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS), onder leiding van dr. J.L.A van Rijckevorsel. Het CVS voert elk voorjaar de enquêtes schadeverzekeringen en levensverzekeringen bij zijn leden uit. Deze worden mondeling gepresenteerd op de marktvergaderingen van het Verbond van Verzekeraars in juni. Dit verslag presenteert de cijfers en trends van de branche zodanig dat beleidsverant woordelijken in de branche er nog beter kennis van kunnen nemen. Dat laatste is belangrijk omdat de verzekeringsbranche een uniek kenmerk heeft: ze is gebaseerd op een omgekeerde productiecyclus. Pas aan het eind ‘van de rit’ weet een verzekeraar of zijn kostprijsberekening correct was. Vooraf beschikt hij alleen over retrospectieve statistieken. In de poging het ‘wat’ van een ‘waarom’ te voorzien, slaat dit jaarverslag een brug tussen de ‘droge’ statistieken en de beleidsbepalers bij de leden van het Verbond. Daarnaast vindt het Verbond het belangrijk dat ook andere geïnteresseerden uit bijvoorbeeld politiek, overheid, toezichthouders, pers en maatschappelijke organisaties kennis kunnen nemen van de ont wikkelingen in de verzekeringsbedrijfstak. Een belangstelling die mede wordt veroorzaakt door de actuele discussies over arbeidsongeschiktheid, ziektekosten, terrorisme, verzekerbaarheid, transparantie, pensioenen, levensloop, etc., waarin verzekeraars een belangrijke rol hebben. De leden, vertegenwoordigd in de commissie CVS van het Verbond van Verzekeraars, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het tot stand brengen van dit verslag. De commissie CVS bestaat uit de volgende leden: - drs. G. van Olphen RA, voorzitter (Achmea) - drs. J. van den Berg (AXA) - mr. J. Boven (REAAL) - mr. P.J.W.G. Kok (Delta Lloyd) - drs. T. Pluijter (Fortis ASR) Ik hoop dat deze uitgave u in uw werk als verzekeraar of anderszins van dienst is, en dat u de tijd wilt nemen om kennis te nemen van de inhoud die zeker de moeite waard is.
mr. H.L. De Boer directeur
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
1
Inhoud Voorwoord
1
Samenvatting Summary Zusammenfassung Resumé
3 4 5 6
1.
7 7 7 7
Inleiding 1.1 Verantwoording 1.2 Representativiteit 1.3 Leeswijzer
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 3.
Levensverzekeringen 3.1 Overzicht levenmarkt 3.2 Individuele levensverzekeringen 3.3 Collectieve levensverzekeringen
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 5.
Economische ontwikkelingen De wereldeconomie De Nederlandse economie Beleggingen IFRS
Schadeverzekeringen Overzicht schademarkt Herverzekering Motorrijtuigen Brand Transport Aansprakelijkheid Rechtsbijstand Reis
Zorgverzekeringen 5.1 Overzicht zorgmarkt 5.2 Ziektekosten
Verklaring begrippen
2
8 8 9 10 12 14 14 14 17 18 18 19 19 21 22 23 24 24 26 26 27 30
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Samenvatting Het premievolume van de verzekeringsbranche is het afgelopen jaar stabiel gebleven ten opzichte van 2004. Bij levens- en schadeverzekeringen was geen sprake van een toename van het premievolume, terwijl bij zorgverzekeringen een groei van 3% viel te noteren. Het resultaat in de verzekeringsbranche is branchebreed gestegen en uitgekomen op 12% van de bruto verdiende premie. Deze resultaatsverbetering kan worden toegeschreven aan verbeterde beleggingsopbrengsten, minder grote schaden, aandacht voor preventie en een vrijval op de schadevoorzieningen voor WAO-gat- en Pembaverzekeringen.
Levensverzekeringen Het premievolume van individuele levensverzekeringen is afgenomen. Het premievolume van collectieve levensverzekeringen is gestegen, vooral door het onderbrengen of her verzekeren van kleine pensioenfondsen bij verzekeraars. Bij collectieve levensverzekeringen is verder sprake van een verschuiving van verzekeringen in geld naar verzekeringen in beleggingseenheden, doordat contractverlengingen vaak omzet tingen zijn naar verzekeringen in beleggingseenheden en doordat steeds meer pensioenregelingen worden omgezet van defined benefit naar defined contribution regelingen. Het resultaat is gestegen dankzij verbeterde beleggingsopbrengsten van aandelen.
Schadeverzekeringen Het premievolume bij schadeverzekeringen is niet gegroeid ten opzichte van 2004. De redenen hiervoor zijn het positieve resultaat op schadeverzekeringen in de afgelopen twee jaren, de stevige (prijs)concurrentie in vaak verzadigde markten en het selectieve acceptatiebeleid. Het resultaat na rente en na herverzekering van de schadebranches is over de hele lijn gestegen. Allereerst heeft dit te maken met de verbeterde risicoidentificatie en een aanscherping van het acceptatiebeleid door verzekeraars. Ten tweede was 2005 een goed jaar ten gevolge van minder grote (brand)schaden en minder diefstal, en omdat er wederom minder schade bij motorrijtuigen was. Een derde factor is dat verzekeraars vanwege de mondiaal gestegen herverzekeringspremies minder risico hebben herverzekerd en meer in eigen behoud hebben gehouden. Dit heeft een gunstig effect op het resultaat in jaren met relatief weinig en lage schaden, zoals 2005.
Zorgverzekeringen De premieomzet van de zorgverzekeringen groeide in 2005 met bijna 3% naar 11,3 miljard euro. De premiegroei bij ziektekostenverzekeraars was dit jaar relatief beperkt. Daarnaast hebben door de afschaffing van de WAO en de invoering van de WIA de inkomensverzekeraars een fors volume aan premie teruggeboekt. Het resultaat van Zorg is gestegen van 10 naar 12% in 2005 vanwege de vrijval op de schadevoorzieningen voor WAO-gat- en Pembaverzekeringen.
Resultaat verzekeringsbranche 2005 Premievolume* 2005
mrd. euro
% groei t.o.v. *** 2004
Leven
24,8
Schade
11,2 4,5 3,2 0,6 2,9 11,3
3
- Motorrijtuigen - Brand - Transport - Overige Zorg
Netto combined ratio
-1
Resultaat** 2005
2004
2003
2002
2001
% verdiende premie n.v.t
12
8
7
3
7
0
93
10
7
4
0
1
-1 -1 7 3
97 87 87 94
8 12 16 10
6 11 11 1
3 5 4 2
-1 -2 4 1
0 3 4 3
90
12
10
7
7
4
*
Premievolume van de directe binnenlandse tekening.
**
Technisch resultaat, uitgedrukt in een percentage van de bruto verdiende premie, behaald in het binnenlands bedrijf, na rente en na herverzekering, maar voor afdracht van vennootschapsbelasting.
***
De volumegroei is het product van de groei van de portefeuille door nieuwe productie en de verhogingen van de premies.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
3
Summary Premium turnover for the entire Dutch insurance sector remained relatively unchanged in 2005 in comparison with the previous year. For life and non-life insurance the figure remained the same. For accident and health insurance there was an increase of 3%. The results from insurance business were, on average, higher at 12% of gross earned premiums. This can be largely attributed to better investment returns, fewer large non-life insurance claims, the attention paid to prevention and a release of claim reserves under disability insurances (WAO-gat and Pemba).
Life insurance Premium income under individual insurances was lower. For group business, premium income rose as small pension funds became insured or were reinsured. In this latter market there was also a transfer from more traditional contracts to unit-linked, and a move from defined benefits towards defined contributions. Profits rose on the basis of improved investment returns from ordinary shares.
Non-life insurance Premium income showed no growth when compared to 2004. The positive operating results in 2003 and 2004, the strong competition and the tightening of underwriting policy are here of influence. Results net of interest and reinsurance were higher in all non-life insurance sectors. In the first instance, this has to do with improved risk identification and more discriminating underwriting. Secondly, there were fewer large (fire) claims and less theft, and again lower car damages. Thirdly, due to world-wide increases in insurance premiums, less business was reinsured. This has had a favourable effect on profit years, with relatively few and also lower claims, as in 2005.
Accident and Health insurance Premium income under accident and health insurance grew in 2005 by 3% to EUR 11.3 billion. The growth under sickness insurance was this year relatively limited. In addition, the change in the disability laws (from WAO to WIA) led to many premiums being returned to the policyholder. Results in accident and health insurance increased from 10 to 12% in 2005 due to the release of claim reserves for WAO-gat and Pemba insurances.
Results in the insurance industry in 2005 Premiums* 2005
Net combined ratio
EUR billion 24,8
% growth compared with 2004*** -1
Non-life - Car - Fire - Transport - Other
11,2 4,5 3,2 0,6 2,9
Accident and Health
11,3
Life
Results** 2005
2004
2003
% earned premiums 8 7
2002
2001
3
7
n.a.
12
0 -1 -1 7 3
93 97 87 87 94
10 8 12 16 10
7 6 11 11 1
4 3 5 4 2
0 -1 -2 4 1
1 0 3 4 3
3
90
12
10
7
7
4
*
Premium income from direct insurances completed in the Netherlands.
**
Technical profit, expressed as a percentage of the gross earned premiums on Dutch business, net of interest and reinsu-
***
The growth in volume is the product of the growth in the portfolio through new business and the increase in the premiums.
rance but before tax.
4
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Zusammenfassung Die Prämieneinnahmen der Holländischen Versicherungsbranche sind im Vergleich zum letzten Jahr stabil geblieben. Für Leben- und Sachversicherungen ist das Prämienvolumen nicht gestiegen, aber in der Krankenversicherungsbranche wurde ein Wachstum von 3% erzielt. Das Ergebnis der Versicherungsbranche ist branchenweit gestiegen und hat 12% der verdienten Bruttoprämien erreicht. Diese Ergebnisverbesserung resultiert aus verbesserten Anlageergebnissen, weniger Großschäden, mehr Engagement bei Präventionen und eine Rückführung der Schadenreserven bei Arbeitsunfähigkeits- und sogenannte Pembaversicherungen.
Lebensversicherungen Das Prämienvolumen von Einzellebensversicherungen ist gesunken. Die Prämieneinnahmen für kollektive Lebensversicherungen sind hauptsächlich wegen der Aufnahme oder Rückversicherung von kleinen Pensionskassen bei Versicherern gestiegen. Ansonsten gibt es bei kollektiven Lebensversicherungen eine Verschiebung von Versicherungen in Geld zu fondsgebundene Lebensversicherungen, da bei Vertragsverlängerungen meistens in fondsgebundene Versicherungen gewechselt wird. Auch immer mehr Pensionszusagen werden von ‘defined benefit’ zu ‘defined contribution’ umgesetzt. Das Ergebnis ist aufgrund verbesserter Anlageergebnisse in Aktien gestiegen.
Sachversicherungen Die Prämieneinnahmen in Sach sind im Vergleich zu 2004 nicht gestiegen. Das positive Ergebnis in 2003 und 2004, die starke Wettbewerbssituation und die Verschärfung der Zeichnungsrichtlinien zeigen in dieser Hinsicht ihre Wirkung. Das Ergebnis nach Zinsabgaben und Rückversicherung der Sachversicherungsbranche ist über die ganze Breite gestiegen. Zum ersten hat dies zu tun mit der verbesserte Risikoerkennung und eine Verschärfung der Zeichnungsrichtlinien der Versicherer. Zum zweiten war 2005 ein gutes Jahr aufgrund weniger Großschäden (in Feuer), weniger Diebstahl und wiederum weniger Schäden bei Kraftfahrzeugen. Außerdem haben die Versicherer aufgrund der weltweit gestiegenen Rückversicherungsprämien weniger Risiken rückversichert und somit mehr im Eigenbehalt gehalten. Dies begünstigt das Ergebnis in Jahren mit relativ wenigen und kleinen Schäden wie 2005.
Krankenversicherungen Das Prämienvolumen der Krankenversicherungen wuchs in 2005 um fast 3% auf 11,3 Milliarden Euro, das Prämienwachstum war relativ gering. Zusätzlich haben aufgrund der Abschaffung der WAO und der Einführung der WIA die Einkommensversicherer einen Großteil der Prämien zurückgebucht. Das Ergebnis der Krankenversicherungsbranche ist aufgrund der Rückführung der Schadenreserven für die Arbeitsunfähigkeits- und die sog. Pembaversicherungen von 10% auf 12% in 2005 gestiegen.
Ergebnis Versicherungsbranche 2005 Prämienvolumen* 2005
Leben
Mld. euro 24,8
Netto Ergebnis** Kosten/ Schaden Satz 2005 2004
% Wachstum i.V.z. 2004*** -1 n.b.
2003
% der verdienten Prämien 12 8 7
2002
2001
3
7
Sach - Kraft - Feuer - Transport - Übrige
11,2 4,5 3,2 0,6 2,9
0 -1 -1 7 3
93 97 87 87 94
10 8 12 16 10
7 6 11 11 1
4 3 5 4 2
0 -1 -2 4 1
1 0 3 4 3
Kranken
11,3
3
90
12
10
7
7
4
*
Prämienvolumen direktes Inlandsgeschäft.
**
Technisches Ergebnis, ausgedruckt in Prozent der verdienten Bruttoprämien, erreicht im Inlandsgeschäft, nach Zinsab-
***
Das Volumenwachstum ist das Produkt vom Wachstum des Portfolios aufgrund Neugeschäft und die Erhöhungen der
gaben und Rückversicherung, aber vor Unternehmenssteuern. Prämien.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
5
Resumé Le volume des primes du secteur des assurances en Hollande est resté stable au cours de l’année écoulée par rapport à l’an dernier. Il n’y a eu aucune augmentation du volume des primes pour les assurances dommages et vie. En revanche, l’assurance accident et maladie a enregistré une augmentation de primes de 3%. On a constaté une progression dans tous les segments du secteur des assurances qui a atteint 12% de la prime brute acquise. Cette amélioration du résultat est due à un meilleur rendement des placements, une plus faible sinistralité, un renforcement de la prévention et de la libération des réserves concernant les assurances complémentaires d’incapacité de travail et d’invalidité (déficit WAO et police Pemba).
Vie Le volume des primes des contrats Vie individuels a reculé. Le volume des primes des contrats Vie collectifs a augmenté surtout en raison de la souscription ou de la réassurance des petits fonds de pension auprès des assureurs. S’agissant des assurances-vie collectives, on constate également un glissement des contrats de fonds en espèces vers les fonds en unités de compte, ceci est dû au fait que les prorogations de contrat consistent souvent à transférer ces assurances sur des unités de compte et que de plus en plus de régimes de retraite passent d’un système à prestations déterminées (defined benefit) à un système à cotisations déterminées (defined contribution). Le résultat a été plus élevé grâce aux bénéfices sur les cours des actions.
Dommages Le volume des primes des assurances dommages n’a pas augmenté par rapport à 2004. Sur ce point, on constate les effets des résultats positifs dégagés en 2003 et en 2004, de la forte concurrence ainsi que du renforcement de la politique d’acceptation. Le résultat après intérêts et après réassurance du secteur des dommages a enregistré une hausse sur toute la ligne. Ceci est dû en premier lieu à une meilleure identification des risques et à un renforcement de la politique d’acceptation par les assureurs. La deuxième raison est que 2005 a été une bonne année puisqu’il y a eu moins de gros dommages (incendies) et moins de vols et qu’on a enregistré encore une fois moins de sinistres dans la branche des véhicules motorisés. Le troisième facteur est que les assureurs ont réassuré moins de risques en raison de la hausse mondiale des primes de réassurance et ont conservé davantage de contrats en compte propre. Ceci a un effet positif sur le résultat dans les années marquées par une faible sinistralité comme cela a été le cas en 2005.
Accident et maladie Le volume des primes des assurances accident et maladie a progressé de près de 3% et s’est établi à 11,3 milliards d’euros. L’augmentation des primes enregistrée par les assureurs de complémentaires maladie a été relativement limitée cette année. Par ailleurs, les assureurs de prévoyance incapacité de travail ont récupéré un gros volume de primes en raison de la suppression de la WAO et de l’entrée en vigueur de la WIA. Le résultat de la branche accident et maladie est passé de 10 à 12% en 2005 en raison de la libération des réserves concernant les assurances complémentaires d’incapacité de travail et d’invalidité (déficit WAO et police Pemba).
Résultat du secteur des assurances 2005 Volume des primes* 2005
Vie
Mrd d’euros 24,8
Ratio Résultat** combiné net 2005 2004 2003 % croissance par rapport à 2004*** % prime acquise -1 ne s’applique pas 12 8 7
2002
2001
3
7
Dommages - Véhicules motorisés - Incendie - Transport - Autres
11,2 4,5 3,2 0,6 2,9
0 -1 -1 7 3
93 97 87 87 94
10 8 12 16 10
7 6 11 11 1
4 3 5 4 2
0 -1 -2 4 1
1 0 3 4 3
Accident et maladie
11,3
3
90
12
10
7
7
4
*
Volume des primes des souscriptions nationales directes.
**
Résultat technique, exprimé en pourcentage de la prime acquise brute atteint dans la société nationale, après intérêt et après réassurance mais avant paiement de l’impôt sur les sociétés.
***
La croissance du volume est le produit de la croissance du portefeuille grâce aux nouveaux produits et des augmentations des primes.
6
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
1. Inleiding 1.1
Verantwoording
Dit jaarverslag bevat een terugblik op de financiële ontwikkelingen in de Nederlandse verzekeringsbranche over het jaar 2005. Het jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS), het statistische onderzoeksbureau van het Verbond van Verzekeraars. Alle hier gepresenteerde gegevens over de verzekeringsbranche zijn ontleend aan door het CVS onder verzekeraars gehouden comptabele enquêtes in het voorjaar van 2006. Aan deze enquêtes doen verzekeraars mee die werkzaam zijn op de Nederlandse markt en een vergunning hebben van De Nederlandsche Bank (DNB). Resultaten die Nederlandse verzekeraars in het buitenland behalen, zijn buiten beschouwing gelaten. De hier gepresenteerde resultaten zijn de zogenaamde technische resultaten inclusief herverzekering, maar exclusief vennootschapsbelasting. De resultaten worden uitgedrukt in een percentage van de bruto verdiende premie. De resultaten zijn opgehoogd naar de gehele Nederlandse binnenlandse verzekeringsbranche. De genoemde bedragen en aantallen in dit jaarverslag over oude jaren kunnen op bepaalde punten licht afwijken van de bedragen en aantallen zoals vermeld in de voorgaande jaarverslagen. De belangrijkste redenen hiervan zijn bijstellingen op oude jaren, veranderingen in panelsamenstelling en de gewijzigde verslagleggingsregels die met ingang van 1 januari 2005 van kracht zijn. Alle resultaten en groeipercentages zijn afgerond op hele procentpunten. De in de kaders gepresenteerde resultaten zijn afkomstig van het CVS, tenzij anders vermeld.
1.2
Representativiteit
De cijfers in dit verslag zijn vanwege de hoge deelnamegraad representatief voor de hele Nederlandse verzekeringsbranche. De financiële gegevens over levensverzekeraars zijn gebaseerd op ruim 85% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premievolume. De resultaten zijn afkomstig van de enquête levensverzekeringen (ELV), die door het CVS in het voorjaar is gehouden onder levensverzekeraars 1
die in Nederland werkzaam zijn. De enquête vraagt de verlies- en winstrekening, de technische en niettechnische rekening en de balans uit. De financiële gegevens van schadeverzekeraars zijn gebaseerd op bijna 90% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premievolume. De resultaten zijn afkomstig van de enquête schadeverzekeringen (ESV), die door het CVS in het voorjaar is gehouden onder schadeverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. De in het hoofdstuk Schade verzekeringen gepresenteerde resultaten hebben betrekking op alle schadeverzekeringen exclusief Zorg, namelijk verzekeringen voor motorrijtuigen, brand, transport, aansprakelijkheid, rechtsbijstand en reis. De financiële gegevens van zorgverzekeraars zijn gebaseerd op 80% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premievolume. De branche zorgverzekeringen bestaat uit ziektekosten en inkomensverzekeringen zoals WAO-gat- en ziekteverzuimverzekeringen. Dit verslag bevat uitsluitend de cijfers van de particuliere ziektekostenverzekeraars. De ziekenfondsen worden niet in beeld gebracht, omdat deze niet tot de particuliere ziektekostenbranche behoren1. Daarnaast zijn de gegevens van Vektis2 gebruikt uit de ‘Marktenquête 2006’.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op algemene economische ontwikkelingen die van invloed zijn geweest op de resultaten van de verzekeringsbranche. Tevens wordt ingegaan op de ontwikkeling en het belang van de rentestand en wat de gevolgen zijn van de nieuwe verslagleggingsregels voor verzekeraars. In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van de financiële ontwikkelingen op de markt voor levensverzekeringen, met aandacht voor de ontwikkeling van het premievolume, de nieuwe productie en het resultaat. In hoofdstuk 4 wordt het resultaat van de diverse schadeverzekeringen toegelicht. Ook wordt stilgestaan bij de impact van herverzekering. In hoofdstuk 5 wordt de markt van zorgverzekeringen toegelicht. Het verslag sluit met een verklarende lijst van begrippen.
Op 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet van kracht geworden, waarbij het verschil tussen private zorgverzekeraars en ziekenfondsen is komen te vervallen. In dit verslag is echter de ‘oude’ situatie nog van kracht.
2
Vektis is het informatiecentrum voor de zorgverzekeringsbranche en richt zich op zowel de zorgverzekeringsbranche als op individuele verzekeraars. Het levert producten en diensten op het terrein van ICT, standaarden, statistiek en actuariaat.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
7
2. Economische ontwikkelingen 2.1
De wereldeconomie
Uit een analyse van het CVS is gebleken dat het overheidsbeleid meer invloed heeft op de verzekeringsbranche dan conjuncturele veranderingen. Het analyseren van de ontwikkelingen in de wereldeconomie voor verzekeraars is van belang, aangezien de kapitaalmarktrente een zeer belangrijke externe determinant is voor de verzekeringsbranche. De kapitaalmarktrente hangt sterk samen met de inflatie, korte rente, olieprijs en handelsstromen. De wereldeconomie groeide met 4,6% in 2005 minder hard dan in 20043. Deze schijnbare terugval van de groei van de wereldeconomie in 2005 kan worden toegeschreven aan de zeer hoge groei in 2004 van 5,1% en duidt niet op een structurele verslechtering4. Integendeel, de economie trekt wereldwijd aan en de vooruitzichten zijn gunstig. De hoge olieprijs heeft weliswaar een negatief effect op de economische groei, maar hierdoor is de economische groei in de olieproducerende landen gestegen. Vanuit die landen ontstaat nu een aantrekkende vraag naar importgoederen, wat weer een positief effect heeft op de groei van de wereldhandel en daarmee op de wereldeconomie. Door de lage kapitaalmarktrente en de toenemende handelsintegratie blijft de groei op peil. De inflatie blijft hierbij laag vanwege de toenemende internationale concurrentie, de ruime arbeidsmarkt en de verwachting dat de stijging van de olieprijs niet zal doorzetten. De economie van de VS bleef ondanks de zware schade door de orkanen Katrina, Rita en Wilma aanhoudend sterk. Dit als gevolg van de hoge private consumptie vanwege de groei van de werkgelegenheid, de lagere spaarquote en de mogelijkheden die de stijging van de huizenprijzen boden en waarvan grootschalig gebruik is gemaakt. Het begrotingsbeleid is minder ruim geworden, maar de negatieve effecten hiervan zijn ruimschoots gecompenseerd door de toename van de particuliere consumptie. Ook de investeringen namen toe, mede door de hoge bezettingsgraad van de productiecapaciteit. De groei in de rest van de wereld zal ook uitstralen naar de VS, waardoor de exporten kunnen stijgen. Al met al is in de VS sprake van een gunstige economische ontwikkeling waar nog geen einde aan lijkt te
3
komen. Echter, het grote financieringstekort schept mogelijk onzekerheid. De meeste Aziatische economieën laten al jaren een forse groei zien. Ook in Japan trekt de economische groei aan, na een jarenlange economische recessie. Japan is één van de weinige landen waar de economische groei niet voor een groot deel wordt veroorzaakt door groei van de export. Het zijn daar juist de binnenlandse bestedingen die de economie blijven opjagen. De herstructureringen werpen hun vruchten af en voorlopig wordt hier nog een flinke groei verwacht. Deze groei valt overigens in het niet bij de cijfers die China en India de afgelopen periode hebben behaald. Mede door de toenemende integratie in de wereldeconomie en een betere benutting van de beroepsbevolking zijn beide landen er in geslaagd aanzienlijke economische vooruitgang te boeken. Vergeleken met 2004 was verbetering nauwelijks nog mogelijk, vandaar dat de nog steeds forse groei in 2005 een achteruitgang lijkt, maar ook hier kunnen we dus rustig spreken over aanhoudende economische groei, die in geheel Azië voorlopig nog zal aanhouden. In het Eurogebied bleef de groei, met een stijging van 1,3%, achter bij de groei van de wereldeconomie. Desalniettemin is hier vanaf de tweede helft van 2005 sprake van een omslag en lijkt een nieuwe periode van economische groei te beginnen. Voor een deel wordt dit verklaard door de groei van de vraag uit de olieproducerende landen en een toename van de investeringen. De particuliere consumptie blijft achter, wat een drukkend effect heeft op de economische groei. Er is nog een aantal andere negatieve factoren, waardoor ook na de omslag de groei vooralsnog niet uitbundig zal zijn. Een belangrijke factor is de economische situatie in Duitsland, waar een restrictief begrotingsbeleid wordt gevoerd en waar de vraag door een verhoging van het BTW-tarief voorlopig niet al te uitbundig zal toenemen. De Europese inflatie ligt licht hoger dan het streefniveau van 2%, wat vooral wordt veroorzaakt door de hoge olie- en energieprijzen. De kapitaalmarktrente is nog steeds erg laag, maar zal vermoedelijk geleidelijk stijgen door de aantrekkende conjunctuur en door de stijging van de rente in andere delen van de wereld.
De tekst in dit hoofdstuk is gebaseerd op het Centraal Economisch Plan, het jaarverslag 2005 van DNB en publicaties van de OECD en de Wereldbank.
4
Het Centraal Planbureau (CPB) voorziet in het Centraal Economisch Plan 2006 voor zowel 2006 als voor 2007 een groei van de wereldeconomie van ongeveer 4,5% per jaar. Voor Nederland wordt door het CPB, OESO en het IMF een groei van ongeveer 2,6 à 2,8% verwacht in beide jaren.
8
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Nederlander besteedt redelijk veel aan verzekeringen In vergelijking tot andere EU-landen besteedt de Nederlander relatief veel aan verzekeringen. De voornaamste verklaring hiervoor is de hoge pensioenbijdrage. De Nederlander geeft uitgedrukt in procenten van het bruto binnenlands product (BBP) 10,1% aan verzekeringspremies uit. Dit komt neer op bijna 2.900 euro per persoon in 2004. Alleen de inwoners van het Verenigd Koninkrijk geven meer aan verzekeringspremie uit: 12,6% uitgedrukt in procenten van het BBP dat correspondeert met ruim 3.600 euro per persoon in 2004. Het Europese land dat het minst aan verzekeringspremie uitgeeft is Griekenland. Gemiddeld genomen dragen de inwoners van de 25 EU-landen 4,1% van het BBP af aan verzekeringspremies. Figuur 1. Premievolume in % van het bruto binnenlands product 2004 (Bron: Swiss Re/CEA) 6ERENIGD +ONINKRIJK
.EDERLAND "ELGIÑ
&RANKRIJK
)ERLAND
&INLAND
$ENEMARKEN
0ORTUGAL
)TALIÑ :WEDEN
$UITSLAND
/OSTENRIJK
3PANJE 4OTAAL %5
,UXEMBURG 'RIEKENLAND
Overigens is een vergelijking tussen Europese landen deels appels met peren vergelijken. De private verzekeringsmarkt is immers niet in ieder land hetzelfde. Zo verschillen de landen onderling qua mate waarin de pensioenen privaat of publiek verzekerd zijn en ook sociale zekerheid wordt wisselend door de overheid en private verzekeraars gefinancierd. In Nederland zijn bijvoorbeeld de premies voor verzekeringen verhoudingsgewijs laag, maar is de pensioenbijdrage hoog.
2.2
De Nederlandse economie
Ook in Nederland is de periode van laagconjunctuur eindelijk afgesloten. Hiermee is een einde gekomen aan één van de langste perioden van lage economische groei. Met name de verzwakte concurrentiepositie, die werd veroorzaakt door een sterke euro waar een open economie meer last van heeft dan een relatief meer gesloten economie, heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Ook de relatief hoge arbeidskosten droegen bij aan de slechtere concurrentiepositie. Door de ruimere arbeidsmarkt van de afgelopen jaren kon verdere loonkostenstijging worden beperkt en is de concurrentiepositie weer enigszins verbeterd. Verder is de koopkracht van Nederlandse
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
huishoudens meer verslechterd dan elders in Europa. Een oorzaak hiervan is onder andere de gestegen kosten van het werknemerspensioen. Door de beurskrach hebben de pensioenfondsen veel vermogen verloren. Dat werd opgevangen met zeer sterk stijgende premies, wat een negatief effect had op de koopkracht van de Nederlandse huishoudens en de bedrijfswinsten. Niettemin is ook in Nederland de omslag bereikt. Dat de economische groei in Nederland in 2005 in vergelijking met 2004 een dip vertoont waar eerder een verhoging was verwacht, komt niet door de structurele economische ontwikkeling maar door enkele incidenten, zoals de uitzonderlijk hoge verkoop van
9
Figuur 2. Mutaties BBP ten opzichte van het vorige jaar en de gemiddelde werkloze beroepsbevolking tussen 1997 en 2005 in Nederland (bron: CBS). Voor 2006 en 2007 betreft het prognoses op basis van cijfers van het CPB. volumemutaties BBP t.o.v. vorig jaar (%)
werkloze beroepsbevolking (x 1.000)
500
5 4,3
4
3,8
4,0
440
438
3,5 2,8
3 2
479 483
3,0
396
400
370 348
1,7
1,4
0,9
1
270
0,1
0
302
292
300
252
-0,1
200
-1 ‘97
’98
‘99
’00
‘01
’02
‘03
’04
‘05
’06* ‘07*
aardgas in 2004 en minder werkdagen in 2005. Dat het met de structurele factoren goed zit, blijkt onder andere uit een stijging van de werkgelegenheid, wat weer tot een stijging van de vraag en een optimistische verwachting van de toekomst leidt5. De particuliere bestedingen zitten weer in de lift, de investeringen trekken aan en de export blijft op peil. Vooral aan de export is het te danken dat de schade van de laagconjunctuur nog enigszins beperkt is gebleven. De stijging van de economische groei in 2005 werd vooral ingezet door de commerciële dienstverlening. Hieronder vallen ook de verzekeraars, maar het zijn vooral de uitzendbranche, de groothandel en de transportsector die begonnen zijn de economie uit het dal te trekken. De aantrekkende economie is ook zichtbaar in het consumentenvertrouwen6. Dit is al geruime tijd aan het toenemen, maar zit nog wel onder nul. Het producentenvertrouwen neemt ook toe, maar zit wel boven nul. De stijgende lijn is hier echter iets minder stabiel en vertoont schommelingen. Al met al is het economische klimaat gunstig. Niettemin zijn er enkele factoren die een blijvende onzekerheid vormen. Allereerst vormt de hoge olieprijs een rem op de economische groei. Deze hoge prijs wordt vooral veroorzaakt door de hoge vraag naar olie en het lage aanbod. Voor 2006 wordt verwacht dat vooral het aanbod van niet-OPEC landen toe gaat nemen, wat een drukkend effect op de prijs zal hebben en de economische groei ten goede zal komen. Ten tweede heeft de lage dollarkoers een remmend effect op de uitvoer van de rest van de wereld en zou een aanpassing van de prijs van de dollar een negatief effect kunnen hebben op de economi-
‘97
’98
‘99
’00
‘01
’02
‘03
’04
‘05
’06* ‘07*
sche groei. Ook de betalingsbalanspositie tussen de VS enerzijds en China anderzijds, die in 2005 nog verder is gepolariseerd, is een bron van onzekerheid. Zoals eerder al aangegeven is voor verzekeraars vooral de lage kapitaalmarktrente van groot belang. Het toekomstig verloop zal van grote invloed zijn op de vermogenspositie en rentabiliteit van vooral levensverzekeraars en pensioenfondsen. De hier geschetste ontwikkelingen van de wereldeconomie zullen er naar verwachting in resulteren dat de rente niet verder zal afnemen.
2.3
Beleggingen
De beurzen lieten afgelopen jaar wereldwijd sterk opgaande bewegingen zien. Zo noteerde de belangrijkste index voor aandelen, de MSCI World Index een toename van ruim 27%. De AEX, waarin slechts een klein deel van het vermogen van Nederlandse verzekeraars is belegd, kwam hier met ruim 25% dicht bij in de buurt. Vooral de opkomende economieën die profiteerden van de sterke groei van de wereldeconomie en de gestegen prijzen van grondstoffen en Japan, lieten sterke groeipercentages zien. Het merendeel van de beleggingen van verzekeraars zijn echter vastrentende waarden zoals staats- en bedrijfsobligaties, vorderingen uit (hypothecaire) leningen en vastgoed, in de Eurozone. Alleen met het kapitaal boven de aangehouden solvabiliteitsmarge zijn maatschappijen in principe vrij om zelf te bepalen wat hiermee wordt gedaan. De solvabiliteitsmarge die veel bedrijven intern aanhouden ligt, vaak fors hoger dan de door de toezichthouder vereiste solvabiliteitsmarge. Bij pensioenfondsen is het percentage
5
Het stijgen van de werkgelegenheid hoeft nog niet te impliceren dat de werkeloze beroepsbevolking afneemt (zie figuur
6
Het consumentenvertrouwen is een indicator voor het vertrouwen van de consument in de algemene economische situatie
2), doordat bijvoorbeeld mensen die officieel niet als werkeloos geregistreerd staan toetreden tot de arbeidsmarkt. en in de eigen financiële situatie. Het consumentenvertrouwen is een goede indicator voor de economische groei.
10
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
‘Lage’ renteniveaus eerder regel dan uitzondering Nadat de kapitaalmarktrente (rente op 10-jarige staatsobligaties) aan het begin van de jaren negentig nog bijna in dubbele cijfers werd geschreven, is deze in de laatste vijftien jaar hard en snel gedaald en bevindt zich momenteel in de VS rond de 5%, in Japan rond de 1,5% en na een dieptepunt van 3% in de zomer van 2005 rond de 3,5 à 4% in de EU. Dergelijk lage renteniveaus hebben zich in de naoorlogse periode niet of nauwelijks voorgedaan. Figuur 3. Historische ontwikkeling van de kapitaalmarktrente in Nederland (bron: ING Investment Management)
"EGIN TACHTIGJARIGE OORLOG
/LIECRISES *AREN @
"ATAAFSE REPUBLIEK 6/# FAILLIET
%MISSIE 6/#
!ANDELEN CRASH .EW 9ORK
6REDE VAN -UNSTER
7/ )
7/ ))
2AMPJAAR #RASH AANDELENMARKT
Echter, indien wordt gekeken naar de ontwikkeling van de kapitaalmarktrente in Nederland in de afgelopen eeuwen, zoals te zien in bovenstaande figuur, valt af te leiden dat het huidige niveau van de rentestand niet zo uitzonderlijk is. De Nederlandse nominale kapitaalmarktrente beweegt zich historisch gezien tussen de 3 en 5%. Tussen 1900 en 1960 lag de kapitaalmarktrente rond de 3 à 4%. Vanaf 1960 is sprake van fors hogere niveaus van de kapitaalmarktrente, met een hoogtepunt van 12,3% in september van 1981. In de jaren tachtig halveerde de rente nagenoeg dankzij het terugdringen van de begrotingstekorten door de overheid. Tegen het eind van de jaren tachtig steeg de kapitaalmarktrente weer fors tot een niveau van bijna 9%, wat voor een belangrijk deel te verklaren valt door de verhoogde vraag naar kapitaal in verband met de wederopbouw van de voormalige Oostbloklanden na de val van de Berlijnse Muur in oktober 1989. Vanuit historisch perspectief gezien dient de kapitaalmarktrente in de periode tussen ruwweg 1960 en 1990 als uitzonderlijk hoog te worden gekwalificeerd. Sinds het begin van de jaren negentig deed zich een nieuwe periode van daling voor, nadat de convergentiecriteria binnen de Europese Monetaire Unie van kracht werden in de aanloop naar de invoering van de euro op 1 januari 2002. Door de invoering van de euro zijn de wisselkoersrisico’s in de EU weggevallen waardoor de kapitaalmarktrenten van de individuele lidstaten in het Eurogebied in het afgelopen decennium snel zijn geconvergeerd. Ook in de jaren voor de invoering van de euro namen deze renteverschillen al af doordat de verschillen in begrotingstekorten en inflatie afnamen, omdat landen zich wilden kwalificeren voor deelname aan de euro.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
11
Figuur 4. Ultimo rendement 10-jarige staatsleningen in de afgelopen jaren en het ultimo maandelijkse u-rendement in 2005 (bron: CBS en CVS)
ultimo maandelijks u-rendement 2005 (%)
ultimo rendement staatsleningen 10 jaar (%)
4,0
8 6
3,5
4 3,0 2 2,5
0 ‘93
’95
‘97
’99
‘01
’03
‘05
vastrentende waarden verhoudingsgewijs fors lager zoals blijkt uit tabel 1. De rendementen op deze vastrentende waarden hangen sterk samen met de ontwikkeling van de Europese kapitaalmarktrenten. De verdere daling van de kapitaalmarktrente in 2005, zoals te zien is in figuur 4, zorgde voor hogere koersen van de vastrentende waarden. Dit gevoegd bij de bijbehorende jaarlijkse coupon en huuropbrengsten zorgde voor een positief rendement.
2.4
IFRS
Met ingang van het boekjaar 2005 moeten alle bedrijven, die beursgenoteerde schuldpapieren of aandelen hebben uitgegeven, rapporteren op basis van de zogenoemde International Financial Reporting Standards (IFRS). Tevens zullen diverse niet-beursgenoteerde bedrijven overgaan op IFRS, bijvoorbeeld omdat ze onderdeel zijn van een buitenlandse beursgenoteerde onderneming. Naar schatting zal gemeten naar premievolume 40% van de verzekeringssector op IFRS overgaan. De belangrijkste veranderingen die met de invoering van IFRS gepaard gaan, hebben
januari
december
betrekking op de classificatie en waardering van financiële instrumenten7, de presentatie en waardering van pensioenen, de behandeling van overnames en de daarmee gerelateerde goodwill, de amortisatie van acquisitiekosten en de classificatie en waardering van aandelen- en optieregelingen. Bij toepassing van IFRS worden meer bezittingen op de balans opgenomen (bijvoorbeeld derivaten en ‘special purpose vehicles’). Financiële instrumenten dienen geclassificeerd te worden en afhankelijk van deze classificatie geldt als waardering geamortiseerde of reële waarde. In de huidige versie van IFRS is er nog geen definitieve standaard voor verzekeringscontracten. De huidige standaard IFRS 4 behandelt in het bijzonder de presentatie en de classificatie van contracten (als verzekerings-, beleggings- of dienstverleningscontract). Op dit moment is de International Accounting Standard Board in samenwerking met de sector bezig om een standaard te formuleren, waarbij de verplichtingen uit hoofde van verzekeringscontracten worden gewaardeerd op reële waarde. De combinatie van de huidige standaarden stelt de verzekeraar voor een zogenaamde ‘accounting mismatch’: veel bezit-
Tabel 1. Beleggingsmix van alle verzekeraars en pensioenfondsen per eind 2004 Levensverzekeraars* % miljard euro Vastrentende waarden • obligaties • hypothecaire leningen • andere leningen Zakelijke waarden • aandelen • vastgoed Overig Totaal
Schadeverzekeraars % miljard euro
Pensioenfondsen % miljard euro
48 13 9
83 22 16
65 2 4
21 1 1
43 3 2
220 14 10
13 8 9 100
23 13 16 173
15 1 14 100
5 1 5 33
46 4 3 100
237 21 14 516
*) Exclusief beleggingen voor risico polishouders.
7
Onder financiële instrumenten wordt onder meer aandelen, obligaties, leningen en derivaten verstaan.
12
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
tingen staan gewaardeerd op reële waarde, terwijl de verzekeringsverplichtingen nog worden verdisconteerd tegen een vaste rekenrente8. Deze accounting mismatch leidt tot volatiliteit in het eigen vermogen of de resultatenrekening. Een verlaging van de marktrente leidt tot een toename van de reële waarde van vastrentende waarden en daardoor tot een winst of toename van het eigen vermogen, terwijl de gerelateerde verzekeringsverplichtingen niet in waarde veranderen. In deze situatie hebben de verzekeraars echter wel een probleem, aangezien de beleggingen een lager rendement opleveren dan waarmee gerekend wordt bij het bepalen van de toekomstige uitkeringen uit hoofde van verzekeringsverplichtingen. Het omgekeerde geldt bij stijgende marktrenten.
levensverzekeraars. De geschetste ‘accounting mismatch’ is voor hen minder relevant als gevolg van de kortere looptijd. Een verandering waar schadeverzekeraars in het bijzonder door zijn geraakt is dat hen niet meer is toegestaan om egalisatiereserves en catastrofevoorzieningen aan te houden. Tevens moeten toereikendheidstesten worden gedaan op de verzekeringsverplichtingen, gebaseerd op schattingen van de toekomstige cash flow. Zowel de levensverzekeraars als de schade- en zorgverzekeraars hebben te maken met uitgebreide toelichtingsvereisten op hun balansposten. Ook dient meer aandacht te worden besteed aan het uitleggen van het risicomanagement en de blootstellingen aan de diverse risico’s.
Schade- en zorgverzekeraars hebben doorgaans minder verplichtingen met een langere looptijd dan
8
De rekenrente is de rente die door de verschillende marktpartijen mag worden gebruikt ter bepaling van de verplichtingen. Tussen 1900 en 1969 bedroeg de rekenrente in Nederland 3 à 3,5%. De rekenrente lag vanaf 1969 op 4%. In augustus 1999 is de rekenrente voor nieuwe levensverzekeringen in Nederland verlaagd van 4 naar 3%, terwijl de rekenrente voor de bestaande portefeuille op 4% is blijven staan. De rekenrente bij pensioenfondsen bedraagt 4% tot het eind van dit jaar. Vanaf 1 januari 2007 dienen pensioenfondsen in het kader van het Financieel Toetsingskader (FTK) de verplichtingen te verdisconteren tegen de geldende marktrente.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
13
3. Levensverzekeringen - Resultaat Leven is gestegen van bijna 8 naar 12% in 2005 - Winststijging dankzij verbeterde beleggingsopbrengsten op aandelen - Totaal premievolume is met 1% gedaald naar 24,8 miljard euro - Premievolume individuele markt is gedaald, terwijl collectieve markt is gestegen - Gestandaardiseerde nieuwe individuele levenproductie (APE) stijgt licht
3.1
Overzicht levenmarkt
Het bruto premievolume van de levensverzekeringssector in Nederland is het afgelopen jaar met 1% gedaald van 25,0 naar 24,8 miljard euro. Dit bedrag omvat zowel vervolgpremies van de bestaande portefeuille als de periodieke premies en koopsommen van nieuwe productie. In figuur 5 valt af te lezen dat deze daling geheel voor rekening komt van de individuele levensverzekeringen, terwijl het premievolume van de collectieve levensverzekeringen is gestegen.
Net als vorig jaar zorgen de individuele en collectieve levensverzekeringen in geld, samen goed voor 55% van het totale premievolume, voor 90% van het technisch resultaat van de levensverzekeraars. Collectieve beleggingsverzekeringen draagt bij aan de resterende 10% van het technisch resultaat. Het technisch resultaat op individuele beleggingsverzekeringen is voor de levensverzekeraars nihil, terwijl deze productcategorie goed is voor bijna 25% van het premievolume.
3.2 Het premievolume van verzekeringen in geld is afgelopen jaar gedaald van 14,3 naar 13,2 miljard euro. Daarentegen zijn verzekeringen in beleggingseenheden juist licht gestegen van 10,7 naar 11,6 miljard euro. Per saldo schommelt het totaal premievolume al een aantal jaren rond de 25 miljard euro.
Individuele levensverzekeringen
Tot de individuele levensverzekeringen behoren uitgestelde en direct ingaande lijfrenten, spaarverzekeringen, risicoverzekeringen, uitvaartverzekeringen, hypothecaire levensverzekeringen en individuele pensioenen. Het bruto premievolume van individuele levensverzekeringen is, gecorrigeerd voor inflatie,
Figuur 5. Premievolume collectief en individueel leven in miljarden euro’s premievolume Collectief
premievolume Individueel
20
20 17,0
15 10
15,8
2002
2003
16,4
15,6
15
8,8
8,2
9,0
8,6
9,2
5
10 5
0
0 2001
2002
2003
2004
2005
Het technisch resultaat na rente en na herverzekering van de Nederlandse levensverzekeraars is in 2005 uitgekomen op 12% van de bruto verdiende premie. In 2004 bedroeg het technisch resultaat na rente en na herverzekering 8%, zoals te zien is in figuur 6. De stijging van het resultaat is vooral te danken aan verbeterde beleggingsopbrengsten op aandelen.
9
15,8
2001
2004
2005
met 6,5% gedaald. De daling wordt mogelijk veroorzaakt door de expiratie van kapitaalverzekeringen die zijn afgesloten voor de Brede Herwaardering9. Het premievolume van de nieuwe productie individuele levensverzekeringen is in 2005 met 11% toegenomen tot 7,5 miljard euro. In 2004 viel al een stijging
Hiermee wordt bedoeld het veranderen van de fiscale regels voor het uitkeren van levensverzekeringen en lijfrenten in de periode 1991 tot en met 2001.
14
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Figuur 6. Technisch resultaat Leven voor herverzekering in procenten van de verdiende premie resultaat Leven
15 12
10
8 7
7
5 3
0 2001
2002
2003
2004
2005
van ruim 6% te melden. Echter het merendeel van deze stijging komt voort uit de productie van direct ingaande lijfrenten (DIL) die afkomstig is uit expirerende lijfrentekapitalen. In wezen is dit voor de verzekeringsbranche geen echte nieuwe productie, maar louter een verschuiving van kapitalen of het rondpompen van geld. DIL-productie die voortkomt uit gouden handdrukken, erfenissen en stakingswinst van zelfstandigen, is overigens wel werkelijk nieuwe productie. Uit een in het voorjaar van 2005 door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek gehouden enquête onder levensverzekeraars blijkt dat ruwweg 65% van de DIL-productie expirerende levensverzekeringen is of het zogenaamde rondpompen van geld betrof.
Uit figuur 7 kan worden afgelezen dat de toename van de nieuwe individuele productie vooral komt uit de toename van de koopsomproductie, waarvan het grootste gedeelte DIL betreft. Inmiddels is 48% van de nieuwe individuele productie DIL. In 1997 bedroeg het aandeel van koopsommen in de totale nieuwe levenproductie nog 65%, in 2005 is dit percentage toegenomen tot 79%. De gestandaardiseerde productie, ook wel Annualised Premium Equivalent (APE) genoemd, gedefinieerd als de periodieke premie op jaarbasis plus 10% van de koopsomproductie, is gegroeid van 2,0 miljard euro in 2004 naar 2,2 miljard euro in 2005. Alhoewel het premievolume van periodiek premiebetalende polissen in 2005 licht is gestegen, wordt een groot deel van de groei van de APE veroorzaakt door het gestegen premievolume van koopsommen. Koopsommen zijn voor verzekeraars minder rendabel dan periodiek premiebetalende polissen. Zoals hiervoor aangegeven stijgt in 2005 het premievolume van periodiek premiebetalende polissen weer licht. Deze stijging is volledig toe te rekenen aan verzekeringen in geld. Het totaal volume van unit-linked verzekeringen is echter met 3% gestegen, maar doordat het totale volume van verzekeringen in geld harder is gestegen, is per saldo het aandeel van unit-linked verzekeringen afgenomen. Het aandeel van beleggingsverzekeringen in de nieuwe individuele productie bedraagt inmiddels 22%, ongeveer de helft van het aandeel in 1999.
Figuur 7. Nieuwe productie individuele levensverzekeringen naar wijze van premiebetaling en weergeven als gestandaardiseerde nieuwe productie (APE) (in miljarden euro’s) koopsom
periodieke premie
APE 5,9
6 5,3
5,2 4,8
4,8
4
2
1,7
1,6
1,6
1,5
1,6
2001
2002
2003
2004
2005
2,2
2,1
2,1
2,0
2,2
2001
2002
2003
2004
2005
0 2001
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
2002
2003
2004
2005
15
Figuur 8. Aandeel van beleggingsverzekeringen in de nieuwe individuele levenproductie gemeten naar premievolume aandeel beleggingsverzekeringen (%)
50 40 30 20 10 0 ’95
’96
’97
’98
’99
’00
’01
’02
’03
’04
Uit figuur 9 valt af te leiden dat het totaal aantal nieuwe individuele polissen voor het eerst sinds 1999 weer een stijging vertoont. Op het hoogtepunt in 1999 werden bijna 1,8 miljoen polissen verkocht. Daarna is het aantal polissen sterk teruggelopen tot een niveau van 1,1 miljoen polissen in 2004. In 2005 werden bijna 1,3 miljoen polissen verkocht. De inleg per polis is in de afgelopen jaren sterk toegenomen, hetgeen samenvalt met de sterke toename van het aandeel van koopsommen in de nieuwe individuele productie. In 2005 zien we voor het eerst weer een lichte afname, wat wordt verklaard door de stijging van het aantal polissen tegen periodieke premie die doorgaans een lagere inleg per polis kennen dan koopsommen.
’05
Figuur 9. Aantal nieuwe individuele levensverzekeringen en de gemiddelde inleg per nieuwe individuele verzekering inleg per polis (euro)
aantal polissen (miljoenen)
2,0
7.000 6.000
1,5
5.000 4.000
1,0
3.000 2.000
0,5
1.000 0,0
0 ‘93
’95
‘97
’99
‘01
’03
‘05
‘93
’95
‘97
’99
‘01
’03
‘05
Levensloopregeling is een markt met potentie In december 2005, een maand voor invoering van de eerste levensloopregelingen, gaf 29% van de werkende Nederlanders aan te kiezen voor een levensloopregeling, terwijl 59% bij de spaarloonregeling wil blijven en 12% zegt zijn keuze nog niet te hebben gemaakt10. De personen die aangaven te kiezen voor een levensloopregeling willen in principe per jaar een halve maand salaris inleveren voor het sparen van verlof, terwijl maximaal 12% van het jaarsalaris mag worden gespaard (1,5 maand salaris per jaar). Uitgaande van bovenstaande cijfers kan een snel rekensommetje worden gemaakt om de omvang van de omzet in levensloopregelingen te schatten. Het gemiddelde jaarinkomen van werknemers bedraagt immers ongeveer 28.000 euro en in Nederland zijn ongeveer 6,4 miljoen werknemers actief. Gegeven dat 29% deel wil nemen aan de levensloopregeling en hier jaarlijks een half maandsalaris (bijna 4% van het jaarsalaris inclusief vakantiegeld) voor opzij wil leggen, lijkt de levensloopregeling een potentieel marktvolume van bijna 2,0 miljard euro te hebben. Als iedereen die zegt mee te gaan doen aan de levensloop, zijn woorden nakomt is dit geen onbelangrijk product voor verzekeraars en banken. Overigens is de levensloopregeling momenteel voornamelijk een bancair product. Een enquête van het CVS, gehouden eind februari 2006, wees uit dat van de toen geopende levensloopregelingen slechts circa 10% in de categorie verzekeringen was thuis te brengen en de rest levenslooprekeningen betrof. Dit terwijl op de vraag wie de aanbieders van levensloopregelingen zijn 59% verzekeraars noemt en 32% de banken.
10
CVS Consumentenmonitor 2006, Centrum voor Verzekeringsstatistiek, maart 2006.
16
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
3.3
Collectieve levensverzekeringen
De collectieve levensverzekeringen hebben voor het grootste gedeelte betrekking op de oudedagsvoorzieningen. Verzekeraars zijn goed voor ongeveer 20 à 25% van de omvangrijke markt voor oudedagsvoorzieningen. De andere spelers in deze markt zijn de ondernemings-, bedrijfstak- en de beroepspensioenfondsen. Het bruto premievolume van de collectieve levenportefeuille is gecorrigeerd voor inflatie gegroeid met ruim 5% naar 9,2 miljard euro. Deze stijging deed zich volledig voor bij collectieve verzekeringen in beleggingseenheden. Bij collectieve verzekeringen in geld was sprake van een daling van het premievolume. De redenen hiervoor zijn dat bij contractverlengingen vaak een omzetting plaatsvindt naar verzekeringen in beleggingseenheden en doordat steeds
meer pensioenregelingen worden omgezet van defined benefit in defined contribution regelingen. De belangrijkste oorzaak voor de toename van het premievolume van de collectieve levensverzekeringen is dat veel kleine pensioenfondsen worden herverzekerd of ondergebracht bij verzekeraars. De katalysator van dit proces is de geplande invoering van het Financieel Toetsingskader (FTK) per 1 januari 2007 voor de pensioenfondsen. Het FTK is vooral voor de kleinere pensioenfondsen kostbaar en administratief complex, waardoor in toenemende mate kleinere pensioenfondsen zich wenden tot verzekeraars en pensioenuitvoerders om de uitvoering over te nemen. Een andere oorzaak is dat de collectieve levenmarkt bestaat uit veel grote contracten, waarbij enkele verschuivingen al snel een groot effect kunnen hebben op het totale premievolume.
Pensioenmarkt verzekeraars vertoont grote verschillen tussen de Europese landen Het aandeel van verzekeraars in de pensioenvoorzieningen is groot, maar verschilt sterk tussen de diverse landen in Europa. Het CVS onderzocht de situatie in Nederland, Denemarken en Duitsland. Uit figuur 10 blijkt dat het marktaandeel van verzekeraars in Nederland 19% is, in Denemarken 44% is en in Duitsland 21% is. Verzekeraars beperken zich niet tot individuele lijfrenten, de zogenaamde derde pijler, maar nemen ook een aanzienlijk deel van de beroepspensioenen, de tweede pijler en in sommige landen zelfs ook een deel van de staatspensioenen (= eerste pijler) voor hun rekening. Figuur 10. Geaggregeerde pensioenuitkeringen uitgesplitst naar pijler en financiering in 2003 E PIJLER
E PIJLER
E PIJLER
VERZEKERAARS
.EDERLAND
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
$ENEMARKEN
$UITSLAND
17
4. Schadeverzekeringen - Resultaat Schade is gestegen tot 10% van de bruto verdiende premie - 2005 is een ‘goed’ schadejaar - Premievolume Motor en Brand is gedaald - Herverzekeringsmarge is ondanks meer eigen behoud nauwelijks veranderd - Schadelast grote branden met ruim 200 miljoen euro afgenomen - Toevoegingen aan de reserves voor aansprakelijkheidsverzekeringen zijn fors afgenomen - Netto combined ratio is verbeterd van 97 naar 93
4.1
Overzicht schademarkt
Het premievolume bij schadeverzekeringen exclusief alle zorgverzekeringen is in het afgelopen jaar niet gegroeid. De redenen hiervoor zijn het positieve resultaat op schadeverzekeringen in de afgelopen twee jaren, de stevige (prijs)concurrentie in vaak verzadigde markten en het selectieve acceptatiebeleid. Tussen de grote schadebranches onderling bestaan verschillen, maar echt spectaculaire groeipercentages vielen niet te noteren, zoals te zien is in onderstaande tabel.
dacht voor preventie en een aanscherping van het acceptatiebeleid door verzekeraars. Ten tweede was 2005 net als 2004 wederom een ‘goed’ schadejaar met minder grote (brand)schaden, minder diefstal, een daling van het aantal dodelijke verkeersslachtoffers en een geringe afname van het aantal niet dodelijke verkeersslachtoffers. Ten derde hebben verzekeraars minder risico herverzekerd en meer in eigen behoud gehouden. Dit pakt goed uit in jaren (zoals 2005) waarin een lage schadelast valt te noteren.
Tabel 2. Premievolume en premieontwikkeling schadebranches Branche Motorrijtuigen Brand Transport Overige* w.o. Aansprakelijkheid w.o. Reis w.o. Rechtsbijstand Totaal
2005 miljard euro 4,5 3,2 0,6 2,9 1,1 0,4 0,5 11,2
2004 4,5 3,2 0,6 2,9 1,1 0,4 0,4 11,2
Mutatie % -1 -1 7 3 3 0 11 0
* Tot de Overige verzekeringen behoren ook Krediet en borgtocht.
Het resultaat na rente en na herverzekering van de schadebranche vertoont sinds 2003 een sterk opgaande lijn en is gestegen naar 10% van de verdiende premie in 2005. Dit resultaat is nog altijd fors lager dan de 18% die door de consument als acceptabel wordt genoemd11. De stijging van het resultaat heeft allereerst te maken met de sinds 2003 door verzekeraars ingezette lijn van verbeterde risico-identificatie, meer aan-
Dat 2005 een goed schadejaar is blijkt uit de netto combined ratio12 die is gedaald naar 93. Dit wil zeggen dat de premie-inkomsten volstaan om de uitgaven te dekken, zonder dat daarbij sprake is van compenserende beleggingsopbrengsten. In figuur 11 is te zien dat de netto combined ratio vorig jaar 97 bedroeg.
11
Bron: CVS Consumentenmonitor 2004.
12
De netto combined ratio is de verhouding tussen de geleden geschade, bedrijfskosten en provisie tot de verdiende premie, exclusief de kosten van herverzekering.
18
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Figuur 11. Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en de netto combined ratio Schade voor herverzekering
netto combined ratio Schade
na herverzekering
20
110
15
105
105
10
10 7
5
106 102
100
97
95
93
4
1
0
90
0
85
-5 2001
4.2
2002
2003
2004
2001
2005
Herverzekering
Herverzekeraars hebben de afgelopen jaren de herverzekeringspremies verhoogd om zo hun financiële positie te verbeteren. Deze was onder druk komen te staan in het bijzonder vanwege de terroristische aanslagen vanaf 2001, enkele grotere natuurrampen en de slechte beleggingsresultaten van herverzekeraars zelf. Als reactie hierop hebben verzekeraars sinds 2004 minder risico ondergebracht bij herverzekeraars en
2002
2003
2004
2005
meer in eigen behoud gehouden. Deze strategie pakt goed uit in jaren met weinig en lage schaden. Terwijl in 2005 enerzijds het premievolume dat verzekeraars aan herverzekeraars betalen is afgenomen, dit ondanks de doorgevoerde premieverhogingen, is anderzijds de schadelast vergoed door herverzekeraars in 2005 gedaald vanwege minder herverzekerde risico’s en minder grote schaden. Uit figuur 12
Herverzekeraars hadden in 2005 duurste schadejaar Terwijl 2005 voor de Nederlandse schadeverzekeraars een ‘goed’ schadejaar was, spraken herverzekeraars juist van een bijzonder ‘slecht’ schadejaar. Volgens eerste schattingen van Swiss Re zijn in 2005 meer dan 112.000 mensen omgekomen door rampen veroorzaakt door natuurgeweld en menselijk handelen. Met name de orkanen Katrina, Rita en Wilma veroorzaakten in Noord- en Midden-Amerika grote financiële schade. De aardbeving in Pakistan en delen van India van 8 oktober zorgde met ongeveer 87.000 doden voor het grootste verlies aan mensenlevens. Alle rampen in het afgelopen jaar leidden tot een totaal geschatte schadelast van ruwweg 180 miljard euro. Hiervan was 35% of wel 65 miljard euro verzekerd. Hiermee is 2005 voor herverzekeraars het duurste schadejaar ooit geworden.
Figuur 12. Prijs van herverzekering voor Schade in Nederland in procenten van de verdiende premie herverzekeringsmarge
6
5
6
4.3
Motorrijtuigen
Het premievolume van de branche Motorrijtuigen is in 2005 met 1% gedaald ten opzichte van 2004. Dit ondanks een inflatie van 1,7% en een groei van het wagenpark van ruim 2% in 2005. De daling van het premievolume Motor wordt veroorzaakt door de teruglopende schadefrequentie en het onder druk van de stevige concurrentie niet verhogen, of soms zelfs het verlagen van de premies in combinatie met een
5 4
4
blijkt dat de ‘prijs’ voor herverzekering per saldo nagenoeg onveranderd is gebleven. De prijs van herverzekering beweegt zich door de jaren heen rond de 5% van de bruto verdiende premie13.
2 2
0 2001
13
2002
2003
2004
2005
De prijs die voor herverzekering wordt betaald is het saldo van de premie die wordt betaald aan de herverzekeraar alsmede de gemiste rente minus de door de herverzekeraar betaalde provisie en schadelast. De prijs voor herverzekering bedroeg in de afgelopen jaren ongeveer 5% van de bruto verdiende premie. Alleen in 2000 werd er door herverzekeraars meer uitgekeerd dan verzekeraars aan herverzekering betaalden vanwege de vuurwerkramp in Enschede.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
19
Figuur 13. Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en netto combined ratio Motor voor herverzekering
netto combined ratio
na herverzekering
110
10 8
107
107
105
102
6
5
100
100
97
3
0
95 0
-1
90 85
-5 2001
2002
2003
2004
2001
2005
stijging op de bonus-malusladder. De goede vergelijkbaarheid van de prijzen van de verschillende motorrijtuigverzekeringen op internet speelt hierbij tevens een rol. Daarnaast is volgens het CBS sprake van een kleine afname van het wagenpark van zware voertuigen als autobussen en vrachtauto’s. Het resultaat van de branche Motorrijtuigen is in 2005 zowel bij casco als bij WA verbeterd ten opzichte van 2005. Het resultaat na rente en na herverzekering is gestegen van 6 naar ruim 8% dankzij een sterke da-
2002
2003
2004
2005
tweede is het aantal schademeldingen gedaald. Verder blijkt dat de diefstal van motorvoertuigen in het afgelopen jaar met 14% is teruggelopen. In het bijzonder is de diefstal van personenauto’s en bedrijfsauto’s sterk teruggelopen, zoals tabel 3 laat zien. In vergelijking met 1995 werden er in 2005 40% minder voertuigen gestolen, een daling die zich bijna volledig voordoet bij personenvoertuigen. In 2005 is het resultaat bij Personenauto’s WA onveranderd gebleven, terwijl het resultaat bij Personen-
Tabel 3. Aantal diefstallen van voertuigen (bron: AVc) Categorie Personenauto’s Bedrijfsauto’s licht Bedrijfsauto’s zwaar Aanhangers Motorrijwielen
2003 18.968 3.353 355 1.045 1.886
2004 16.527 3.304 368 942 1.768
2005 13.844 2.719 319 1.032 1.765
Mutatie ‘05/’04 -16% -18% -13% 10% -0%
Totaal
25.607
22.989
19.679
-14%
ling van de schadelast. Allereerst is het aantal dodelijke ongevallen met ruim 7% afgenomen, van 881 in 2004 naar 817 in 2005, terwijl het aantal geregistreerde ziekenhuisgewonden veroorzaakt door verkeersongevallen met bijna 1% is gedaald naar 9.407. Ten
auto’s casco is gestegen ten opzichte van 2004. Het resultaat van Vrachtauto’s is het afgelopen jaar sterk gestegen, vooral bij WA, vanwege een vrijval van de voorzieningen, zoals te zien valt in figuur 14.
Figuur 14. Resultaat na rente vóór herverzekering Personenauto’s en Vrachtauto’s, casco en WA in procenten van de verdiende premie pers. auto WA
WA vrachtauto’s
pers. auto casco
30
30
casco vrachtauto’s
19
8
7
4
2
0
15
14
15 3
7
12
0 -2
-15
-15
-30
20
15
6
0
-30 2001
26
24
17
2002
2003
2004
2005
-18
2001
-18 -25
-25
2002
2003
2004
2005
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Aantal verkeersslachtoffers is sterk gedaald in afgelopen jaren Het aantal verkeersdoden is volgens cijfers van het CBS en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) in de afgelopen jaren sterk gedaald. Met name bij de inzittenden is de daling groot, wat te danken is aan de activiteiten die op het verkeersgedrag van invloed zijn zoals de aanleg van rotondes, het beginnersrijbewijs en het toelaten van bromfietsen op de weg. Ook de verbeterde veiligheid van auto’s draagt hieraan bij. Procentueel is de daling onder fietsers het minst sterk. In 2005 was er een daling van het aantal verkeersslachtoffers van ruim 7% van 881 in 2004 naar 817. Het aantal verkeersdoden ligt hiermee onder het niveau van 1950. Verkeersdeelname in Nederland bleek het gevaarlijkst te zijn aan het begin van de jaren zeventig, toen er nog 3.500 verkeersdoden per jaar vielen. Inmiddels behoort Nederland gemeten naar aantal verkeersdoden per miljoen inwoners tot een van de veiligste landen binnen en buiten Europa. Alleen Malta doet het nog beter. Verkeersdeelname in de Baltische landen, Griekenland en Cyprus is juist het gevaarlijkst binnen de EU. De afname van het aantal ziekenhuisgewonden, een voor de verzekeringsbranche belangrijkere indicator, verloopt echter minder snel. Vanaf ongeveer 1990 is er nauwelijks sprake meer van verder afname en schommelt het aantal tussen de 18.000 en 20.000 gevallen per jaar. In de jaren zeventig schommelde dit aantal nog rond de 30.000 à 35.000.
4.4
Brand
Het premievolume bij brandverzekeringen is in 2005 met 1% afgenomen. Terwijl in het particuliere segment nog sprake was van een groei van het premievolume met bijna 4%, die vooral is toe te schrijven aan bestandsindexering, is het premievolume bij bedrijven met ruim 4% afgenomen. Dit laatste lijkt samen te hangen met premieverlagingen vanwege de positieve resultaten in voorgaande jaren en met de genomen preventiemaatregelen. In de periode 2002 t/m 2004 lag het groeipercentage bij de zakelijke brandverzekeringen nog rond de 10%.
Het resultaat na rente en na herverzekering is gestegen van 11 naar 12% van de verdiende premie in 2005. De resultaatsverbetering van de brandverzekeringen komt door het betere resultaat van de technische verzekeringen en de lagere herverzekeringsmarge. Zowel bij brand particulier als bedrijven viel een lichte daling van het resultaat na rente en voor herverzekering te noteren. Na een opeenvolging van afwisselend goede en slechte jaren is 2005 het derde goede jaar op rij. Ook de herverzekeringsmarge is afgenomen, nadat vorig jaar een sterke stijging optrad. Dit komt omdat brandverzekeraars minder risico hebben herverzekerd en meer in eigen behoud hebben gehouden.
Figuur 15. Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en de netto combined ratio Brand voor herverzekering
netto combined ratio
na herverzekering
110
30
105
105
20 11
12
100
100 96
10
5
95
3
0
90
-2
88
87
85
-10 2001
2002
2003
2004
2005
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
2001
2002
2003
2004
2005
21
Figuur 16. Resultaat na rente vóór herverzekering Brand bedrijven en particulieren in procenten van de verdiende premie brand particulieren
brand bedrijven
40
40 33
32
30
30
20
20
20 13
10
10
0
0
18
15
19
6
-10
-1 -10
-10
2001
2002
2003
2004
2001
2005
Het resultaat na rente en voor herverzekering van de particuliere brandverzekeringen (opstal- en inboedelverzekeringen) is licht afgenomen ten opzichte van vorig jaar, zoals te zien is in figuur 16. Evenals in 2004 viel er in 2005 geen grote storm van enige betekenis te melden. De laatste grote storm dateert inmiddels al weer van januari 2004. Figuur 17. Schadelast grote branden gecorrigeerd voor inflatie (1987=100) schadebedrag gecorrigeerd voor inflatie
2002
2003
2004
2005
branden van een melkpoederfabriek in Leeuwarden (29 miljoen euro), een kunststofverwerkende industrie in Raamsdonksveer (17 miljoen euro) en een zeepfabriek in Oss (15 miljoen euro). Ongeveer 225 miljoen euro van het premievolume voor brandverzekeringen gaat om in de zogenoemde Technische verzekeringen. Dit zijn verzekeringen voor elektronica, machinebreuk en construction all risk. Het resultaat van Techniek is in de afgelopen jaren positief geweest en dat zet zich voort in 2005. Dit kan worden toegeschreven aan een fors lagere schadelast.
200
4.5 150 100 50 0 ‘87
’89
‘91
’93
‘95
’97
‘99
’01
‘03
’05
Het resultaat van de bedrijventekening is het afgelopen jaar licht afgenomen, ondanks de halvering van de schadelast door grote branden (branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro) tot 251 miljoen euro in 2005. De sterke toename aan de reserves was hieraan debet. Uit figuur 17 blijkt dat de schadelast van grote branden gecorrigeerd voor inflatie door de jaren heen stabiel is. De daling van de schadelast veroorzaakt door grote branden in het afgelopen jaar leidt ceteris paribus tot een resultaatsverbetering van 8 procentpunt. Het aantal grote branden liep terug van 84 in 2004 naar 73 in 2005. De grootste schadeposten deden zich alle voor in het eerste kwartaal en betroffen het af-
22
Transport
Het premievolume bij transportverzekeringen is in 2005 gegroeid met 7% tot 630 miljoen euro en ligt hiermee licht hoger dan in de voorgaande jaren. De hoge groei van de wereldeconomie speelt hierbij een rol. Bijna de helft van het premievolume heeft betrekking op verzekeringen voor vervoerde goederen. De andere helft betreft qua omvang de kleinere verzekeringen voor aanbouw, binnenvaartcasco, landmateriaal, vervoerdersaansprakelijkheid, pleziervaartuigen en zeecasco. Het betreft subbranches met een premievolume variërend van 30 tot 100 miljoen euro. Het resultaat na rente en na herverzekering van de branche Transport laat een stijging zien van 11 naar bijna 16% van de bruto verdiende premie in 2005. De belangrijkste oorzaken zijn het uitblijven van grote (brand)schaden en de verbetering van de herverzekeringsmarge. De daling van de schadelast wordt veroorzaakt door meer aandacht voor preventie en veiligheid, selectievere acceptatie en intensievere inspecties in havens. Daarnaast worden er hogere eisen gesteld aan het materiaal en de werkomstandigheden.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Figuur 18. Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en de netto combined ratio Transport voor herverzekering
netto combined ratio
na herverzekering
110
25
105
20
101
16
100
101
100
15 11
10
95
5
90 4
4
4
2001
2002
2003
87
85
0
4.6
92
2004
2001
2005
Aansprakelijkheid
Het premievolume bij aansprakelijkheidsverzekeringen is afgelopen jaar met 3% gegroeid. De groei van het premievolume van particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen kwam uit op 7%, terwijl het veel grotere premievolume in de bedrijventekening met 2% is gegroeid. De lage groei van het premievolume hangt samen met aanpassingen van het acceptatiebeleid en premieverlagingen. Tot de branche Aansprakelijkheid behoren ook aansprakelijkheidsverzekeringen voor garagehouders en landbouwers.
2002
2003
2004
2005
marge binnen Aansprakelijkheid ongeveer 12% bedraagt. De stijging van het resultaat komt voor het grootste gedeelte door de stijging van het resultaat bij bedrijfsaansprakelijkheid (AVB), zoals blijkt uit figuur 19. Deze resultaatsverbetering bij AVB kan geheel worden toegeschreven aan de sterke afname van de toevoegingen aan de schadevoorzieningen, zoals te zien is in figuur 20. Bij enkele grote partijen in de markt zijn door de jaren heen forse mutaties te zien, wat de forse fluctuaties in het resultaat verklaart. Voor AVB-verzekeringen zijn in de afgelopen
Figuur 19. Resultaat na rente vóór herverzekering Aansprakelijkheid bedrijven en particulieren in procenten van de verdiende premie aansprakelijkheid particulieren
aansprakelijkheid bedrijven
25
22
20
25 20
18
15
15
10
10
5
5
5 2
0
0
-5
-5
-5
-10
-10 2001
2002
2003
2004
2005
Het resultaat voor herverzekering van de branche Aansprakelijkheid is afgelopen jaar gestegen van 0 naar 16% van de bruto verdiende premie in 2005. Exacte cijfers over herverzekering zijn niet bekend, maar schattingen wijzen uit dat de herverzekerings-
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
3 0
1 -2
-7 2001
2002
2003
2004
2005
jaren de voorzieningen voor longtail-schaden (vooral beroepsziekten zoals RSI en mesothelioom ten gevolge van asbest) al diverse keren fors verhoogd om zo de reserves voor schaden over oude jaren op peil te brengen.
23
Figuur 20. Mutatie schadevoorziening AVB en AVP in procenten van de verdiende premie mutatie schadevoorziening AVB 40
40 30 20
mutatie schadevoorziening AVP
40 30
28
17
16
15
10
20 14
10
6 3
5 0
0
0 2001
2002
2003
2004
2005
Het resultaat op de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen (AVP) is het afgelopen jaar sterk verbeterd, maar nog steeds negatief. Terwijl aan de ene kant de betaalde schade sterk is toegenomen, daalde de mutatie schadevoorziening nog sterker. Een verklaring hiervoor is de versnelling van het afwikkelen van oude letselschaden. Hier is mogelijk in 2004 al op geanticipeerd door de voorzieningen voor AVP te verhogen.
4.7
Rechtsbijstand
De groei van het premievolume in de branche Rechtsbijstand is met 11% in 2005 in lijn met de voorgaande jaren. Het premievolume kwam in 2005 uit op ongeveer 500 miljoen euro. Het resultaat na rente is gestegen van 5% in 2004 naar 13% in 2005. De verbetering was zichtbaar bij alle vormen van rechtsbijstand. Opvallend is dat het resultaat bij gezinsrechtsbijstand voor het eerst positief is. De fors lagere schadelast dankzij een daling van de betaalde schade en lagere toevoegingen aan de schadevoorzieningen is hiervoor de verklaring. Er vindt een verschuiving plaats van verkeerszaken naar
24
2001
2002
2003
2004
2005
juridische zaken. Daarnaast zijn er marktpartijen die een eigen risico hebben ingevoerd of verhoogd.
4.8
Reis
Het premievolume in de branche Reis schommelt rond de 400 miljoen euro en vertoont al jaren weinig tekenen van groei. In 2005 bleef het premievolume stabiel ten opzichte van 2004, waarbij overigens grote verschillen te zien zijn tussen de verschillende marktpartijen. De daling van het premievolume wordt allereerst veroorzaakt door de verschuiving van aflopende naar de verhoudingsgewijs goedkopere doorlopende reisen annuleringsverzekeringen. Daarnaast lijkt de reislust van de Nederlander wat terug te lopen onder invloed van onzekere economische ontwikkelingen en de angst voor terrorisme en epidemieën zoals de vogelgriep. Daarnaast speelt een rol dat annuleringsverzekeringen doorgaans een bepaald percentage van de reissom bedragen. De afgelopen jaren wordt er in de reisbranche behoorlijk gestunt, wat z’n weerslag heeft op de hieraan gekoppelde premievolumes van reisverzekeringen. Het resultaat na rente van de totale reisbranche is in 2005 gelijk gebleven op 12% van de bruto verdiende premie.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Winkeldiefstal is erger dan verzekeringsfraude De Nederlandse consument vindt vreemdgaan, winkeldiefstal en zwartrijden in het openbaar vervoer erger dan het plegen van verzekeringsfraude. Het summum van ‘slecht gedrag’ is met te veel drank op achter het stuur gaan zitten. Het minst erg is liegen over het nieuwe kapsel van je partner. Naar aanleiding van de opmerkelijke uitkomsten uit de Consumentenmonitor 2005 dat 12% van de consumenten zonder schaamte toegaf ooit wel eens verzekeringsfraude te hebben gepleegd, heeft het CVS in de Consumentenmonitor 2006 de moraal van de consument aan de kaak gesteld. Hierbij is verzekeringsfraude vergeleken met andere vormen van ongewenst sociaal gedrag. Op een schaal van 0 tot 10 kon de respondent een aantal ‘slechte’ gedragingen beoordelen, waaronder wildplassen, het roken in openbare ruimten, het overdrijven van een schadeclaim of het liegen over rookgedrag bij een aanvraag van een levensverzekering. In onderstaande figuur zijn de uitkomsten weergegeven. Figuur 21. Oordeel van consumenten over de mate van acceptatie van een aantal vormen van gedrag
LIEGEN OVER NIEUWE KAPSEL VAN UW PARTNER WILDPLASSEN KMU TE HARD RIJDEN IN DE BEBOUWDE KOM ROKEN IN OPENBARE RUIMTEN ONJUISTE GEGEVENS BELASTINGAANGIFTE SCHADECLAIM OVERDRIJVEN LIEGEN OVER ROOKGEDRAG BIJ AANVRAAG LEVENSVERZEKERING ZWARTRIJDEN IN OPENBAAR VERVOER VREEMDGAAN WINKELDIEFSTAL PLEGEN MET TE VEEL DRANK OP AUTORIJDEN
Ondanks dat verzekeringsfraude niet de meest ernstige vorm van ‘slecht gedrag’ wordt gevonden, vindt maar liefst 92% van de ondervraagden dat dit hard moet worden aangepakt. Als daar privacygevoelige informatie voor moet worden verstrekt, vindt driekwart van de consumenten dit geen enkel probleem, zoals naar voren kwam in de Consumentenmonitor 2006.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
25
5. Zorgverzekeringen - Resultaat Zorg zet stijgende lijn door - Ziektekostenverzekeraars in voorbereiding op basisverzekering - Invoering DBC’s veroorzaakt onzekerheid bij uit te keren ziekenhuiskosten - Premievolume inkomensverzekeringen neemt af - Herkeuring WAO’ers leidt tot vrijval in schadevoorzieningen
5.1
Overzicht zorgmarkt
gebruikt om bestaande klanten een WGA of WIA aanvullingsverzekering aan te bieden in 2006.
De premieomzet van de zorgverzekeringen kwam in 2005 uit op 11,3 miljard euro, een stijging van bijna 3% ten opzichte van 2004. Normaliter groeit het premievolume bij Zorg met ongeveer 10%. De premiegroei bij ziektekostenverzekeraars was dit jaar verhoudingsgewijs beperkt. Verder is door de afschaffing van de WAO en de invoering van de WIA door de inkomensverzeke-
Het resultaat van Zorg is vooral gestegen dankzij de vrijval op de schadevoorzieningen voor WAO-gat- en Pembaverzekeringen. Het UWV is immers belast met de herkeuring van WAO’ers. In 2005 zijn bijna 90.000 WAO’ers herkeurd, waarvan ruim 30% is goedge-
Figuur 22. Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en de netto combined ratio Zorg voor herverzekering
netto combined ratio
na herverzekering
110
15 12
10
10 7
105 100
7
98 95
95
5 4
94
91
2003
2004
90
90
0
85 2001
2002
2003
2004
2001
2005
raars circa 650 miljoen euro aan premie teruggeboekt. De in de jaren 2004 en (deels) 2005 betaalde WAO-gaten Pembapremies zijn, soms onder aftrek van kosten, terugbetaald aan de verzekerden. Bij inkomensverzekeringen is het premievolume daardoor met ruim 5% afgenomen tot 3,5 miljard euro. Overigens zijn er ook verzekeraars die de WAO-gat- en Pembapremies hebben
2002
2005
keurd14. In tabel 4 wordt het aantal lopende WAOuitkeringen weergegeven. De herverzekeringsmarge is verbeterd. Herverzekering speelt voornamelijk bij de inkomensverzekeringen en nauwelijks bij Ziektekosten. De verbetering is voornamelijk het gevolg van een daling van de be-
Tabel 4. WAO-populatie en ziekteverzuim 2001-2005 (Bron: UWV) Jaar Lopende WAO uitkeringen aantal 2001 792.000 2002 803.000 2003 786.000 2004 766.000 2005 * 703.000
mutatie 11.000 - 17.000 - 20.000 - 63.000
* De relatief forse afname is het gevolg van de verlenging van de loondoorbetalingsperiode bij ziekte van 1 naar 2 jaar waardoor er in het jaar 2005 geen WAO-instroom was. Wanneer de instroom op het niveau van 2004 zou zijn gebleven (59.000) was de WAO-populatie niet of nauwelijks afgenomen.
14
Goedgekeurd betekent minder dan 15% arbeidsongeschikt bevonden.
26
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
taalde herverzekeringspremie door inkomensverzekeraars. Dit is het gevolg van het verhogen van het eigen behoud. Verzekeraars zijn dus zelf meer risico
gaan nemen. Sinds 2002 is het premiepercentage van herverzekering afgenomen van ruim 17,5% tot 10,5% van de bruto verdiende premie in 2005.
Kopen op afbetaling lijkt goedkoper Verzekeraars verliezen door afschaffing van de WAO een verzekeringsmarkt van een kleine 600 miljoen euro waarvan 450 miljoen WAO-gat en 100 à 150 miljoen Pemba. Van het ene op het andere jaar is het premievolume gereduceerd tot nul. Wel is er een nieuwe markt ontstaan omdat werkgevers binnen de WIA (de nieuwe WAO) ervoor kunnen kiezen een deel van het risico zelf te dragen of te verzekeren bij een verzekeraar (de WGA-uitkering voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten). Hierdoor komt een potentiële markt vrij die op 1,2 à 1,4 miljard euro wordt geschat. Figuur 23. De nog af te betalen lopende WAO-uitkeringen
Op deze nieuwe markt moeten verzekeraars concurreren met de overheidsinstantie UWV. Voor een goede concurrentie moet de premievaststelling op gelijke gronden gebeuren. Het UWV werkt op basis van een omslagstelsel en verzekeraars op basis van rentedekking. Het verschil tussen omslag en rentedekking is vergelijkbaar met het verschil tussen kopen op afbetaling of betaling ineens. Het UWV vraagt ieder jaar een beetje premie om de lopende uitkeringen te betalen, terwijl verzekeraars bij aanvang alle premie ineens vragen om tot aan het eind de uitkeringen te betalen. Bij verzekeraars is het risico dus ineens afgefinancierd, terwijl bij het UWV de premiebetaling jarenlang doorloopt. Het verschil tussen deze twee manieren van premiebetaling vormt in de beginfase een premieverschil wat de zogenaamde rentehobbel wordt genoemd. Vreemd genoeg wordt de tegenhanger van de rentehobbel, de publieke nasleep bij beëindiging van een oud systeem, zelden belicht. Bovenstaande figuur geeft schematisch weer hoe lang de betaling aan nog lopende WAO-uitkeringen zeker nog zal voortduren. Mogelijk zullen de laatste betalingen nog in 2050 worden gedaan van mensen die in 2004 nog in de WAO zijn terechtgekomen. Duidelijk blijkt uit bovenstaande figuur dat de afbetaling van de oude WAO de samenleving nog jaren lang geld zal gaan kosten. Naar schatting zal deze afbetaling de komende 25 jaar nog circa 80 miljard euro gaan kosten.
5.2
Ziektekosten
Voor ziektekostenverzekeraars stond 2005 in het teken van de implementatie van de per 1 januari 2006 ingevoerde basisverzekering. Diverse verzekeraars hebben extra kosten gemaakt voor additionele marketing, IT-aanpassingen en tijdelijk personeel om de invoering van de basisverzekering zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Als gevolg van de invoering van de Zorgverzekeringswet zijn ook de Actuariële Voorziening Ziektekostenverzekeringen (AVZ), de C-reserve en de Voorziening Veroudering Ziektekostenverzekeringen (VVZ) per 31 december 2005 vrijgevallen en ten gunste van de winst- en verliesrekeningen gekomen.
27
Ondanks het vrijvallen van deze voorzieningen is de totale schadevoorziening wel toegenomen. Reden hiervoor is de invoering per 1 januari 2005 van het nieuwe financieringssysteem van de ziekenhuizen. Het betreft hier de zogenaamde DBC’s (Diagnose Behandel Combinatie). Een DBC omvat alle activiteiten en verrichtingen die ziekenhuizen en medisch specialisten moeten uitvoeren naar aanleiding van de zorgvraag van de patiënt. In voorafgaande jaren werden alle activiteiten van ziekenhuizen en medisch specialisten afzonderlijk gedeclareerd. Met de introductie van de DBC’s is dit veranderd. Op de DBC-declaraties, die verzonden worden aan de zorgverzekeraar en de patiënten, worden vanaf 1 januari 2005 niet langer alle aparte onderdelen en verrichtingen vermeld, maar worden DBC-codes gebruikt. De introductie van het DBC-systeem vertraagde de declaratiestroom van de ziekenhuizen naar de zorgverzekeraars in 2005 flink. Deze vertraging werd versterkt door de procedure van afrekening bij het afsluiten van de
DBC. De achterstanden leidden tot grotere onzekerheid over de betalingen en reserveringen voor ziekenhuiskosten. Het premievolume van de particuliere ziektekostenverzekeringen is in 2005 met een kleine 7% gestegen van 7,3 tot 7,7 miljard euro. Deze stijging werd hoofdzakelijk veroorzaakt door de verhoging van de premies en niet door extra afgesloten polissen. De premieverhoging was relatief beperkt in vergelijking met andere jaren. Reden hiervoor is dat de premie in 2004 kostendekkend is geworden. Het resultaat van de ziektekostenverzekeraars is voor het eerst in vier jaar gedaald zoals valt te zien in figuur 24. Het resultaat daalde van 4,2% naar 3,5% van de verdiende premie. De belangrijkste reden is dat de groei van het premievolume kleiner was dan de toename van de geleden schade.
Figuur 24. Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en de netto combined ratio Ziektekosten netto combined ratio
na herverzekering
10
110 105 4
5
4
104 102 100
100
97
2
95
0
0
90
-2
-5
85 2001
28
98
2002
2003
2004
2005
2001
2002
2003
2004
2005
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Basisverzekering laat consument niet onberoerd Net voordat de basisverzekering op 1 januari 2006 is ingevoerd is in de CVS Consumentenmonitor 2006 aan de consument gevraagd hoe hij aankijkt tegen de veranderingen. Van de consumenten noemt 31% het een goede zaak dat het ziektekostenstelsel verandert, terwijl 52% het juist geen goede zaak vindt. De voornaamste reden dat de basisverzekering geen goede zaak is, is dat 77% verwacht er, ondanks de zorgtoeslag, op achteruit te gaan. Slechts 6% verwacht er financieel op vooruit te gaan. 44% zag de introductie van het nieuwe ziektekostenstelsel somber in, omdat men verwachtte dat dit slecht zou gaan verlopen. Op de vraag wie de ‘schuldige’ is van deze niet geheel vlekkeloze invoering, gaf 59% de zwartepiet aan de overheid, terwijl 17% de schuld neerlegde bij de verzekeraars. De overigen noemen zorgverleners, de consument zelf of heeft geen mening. Ruim de helft (54%) gaf aan in principe bij de huidige ziektekostenverzekeraar te zullen blijven en 40% wilde zeker aanbieders gaan vergelijken. De personen die niet gaan vergelijken, gaven aan tevreden te zijn over de huidige verzekeraar (71%) of via het werk een aanbieding te krijgen (17%). 17% geeft ook aan geen verzekeringen te gaan vergelijken, omdat het qua kosten en voorwaarden toch niet veel uitmaakt bij wie je bent verzekerd. Redenen om wel te gaan vergelijken, zijn dat mensen de kwaliteit van ziektekostenverzekeraar belangrijk vinden (65%) of een zo laag mogelijke premie willen (55%). Slechts 4% gaat ziektekostenverzekeraars vergelijken uit onvrede met de huidige verzekeraar. Uit eerder consumentenonderzoek van het CVS naar de mening van de consument over ziektekostenverzekeringen bleek al dat een belangrijke reden om te switchen van verzekeraar de premie is15. De consument bleek daarnaast groot voorstander te zijn van het behoud van collectieve contracten. Uiteindelijk heeft, zo blijkt uit eerste berichten, de lagere premie in de collectieve contracten de consument massaal doen switchen bij de invoering van de basisverzekering. Overigens hebben alle veranderingen op het gebied van ziektekosten, maar ook op het gebied van VUT, prepensioen en arbeidsongeschiktheid (WIA) het imago van verzekeraars onder consumenten negatief beïnvloed.
15
De consument aan het woord; Onderzoek naar de mening van de consument over de ziektekostenverzekering en het ziektekostenverzekeringsstelsel, Centrum voor Verzekeringsstatistiek, december 2004.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
29
Verklaring begrippen Agioreserve
Directe binnenlandse tekening
Reserve als onderdeel van het eigen vermogen van een verzekeraar, ontstaan doordat aandelen boven de nominale waarde zijn geplaatst.
De totale tekening (= omzet) van schade- en zorgverzekeraars bestaat uit directe en indirecte tekening (herverzekering aangenomen van andere verzekeraars). De directe tekening bestaat uit binnenlandse en buitenlandse tekening. De buitenlandse en indirecte tekening vormen samen ongeveer 5% van het totaal. In de enquête schadeverzekeringen van het CVS wordt enkel de directe binnenlandse tekening beschouwd.
Amortisatie Aflossing, hetzij ineens, hetzij door middel van over een zeker aantal jaren verdeelde gelijke afbetalingen, waarin rente en aflossing zijn inbegrepen.
Annualised Premium Equivalent (APE) Het volume van de nieuwe levenproductie uitgedrukt in zogenaamde premie-equivalenten op jaarbasis. APE bestaat uit periodieke premies op jaarbasis plus 10% van de nieuwe koopsompremies.
Eigen behoud Het gedeelte van een schade dat voor rekening van de verzekeraar en niet van de herverzekeraar komt.
Eigen vermogen Backservices De kosten van inkoop van pensioen over al verstreken dienstjaren.
Het eigen kapitaal van een onderneming, waaronder het aandelenkapitaal en de reserves.
Grote branden Bedrijfskosten Het totaal van kosten en provisie. Bedrijfskosten bestaan uit de componenten acquisitiekosten, wijziging overlopende acquisitiekosten, beheers- en personeelskosten, winstdeling en provisie herverzekering.
Branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro.
Herverzekeringskosten
Een levensverzekering waarbij de premies of koopsom wordt belegd in aandelen of beleggingsfondsen. Het op te bouwen kapitaal wordt te zijner tijd omgezet in (jaarlijkse) uitkeringen.
(of herverzekeringsmarge) Kosten die bestaan uit de premie betaald aan de herverzekeraar, de herverzekerde schade, de provisie ontvangen van de herverzekeraar, en gemiste rente. De herverzekeringsmarge wordt uitgedrukt als percentage van de verdiende premie. Dit afgetrokken van het resultaat na rente levert het resultaat na herverzekering op.
B-polis
Herwaarderingsreserve
Pensioentoezegging aan werknemer, waarbij de werkgever zelf een pensioenverzekering afsluit bij een levensverzekeraar.
De niet-gerealiseerde winsten en verliezen op de aandelenportefeuille.
Beleggingsverzekering
Incured but not reported (IBNR) Bruto combined ratio Geleden schade en bedrijfskosten in verhouding tot de verdiende premie, inclusief herverzekering.
Voorzieningen voor schaden die zich wel hebben voorgedaan, maar die nog niet gemeld zijn of bekend zijn bij de verzekeraar.
Bruto verdiende premie
Kapitaaldekkingsstelsel
Het totaal van de geboekte (ontvangen) premies inclusief het herverzekerde deel (de premies betaald aan de herverzekeraar), minus de premievoorziening ultimo (de premie die door de verzekeringnemer vooruit is betaald en waarvoor nog een verzekeringsprestatie geleverd gaat worden), plus de premievoorziening primo (vooruitbetaalde premie van het voorgaande jaar).
Wijze van financiering van pensioenaanspraken waarbij ingelegde pensioenpremies worden gespaard en belegd. Voor iedere deelnemer wordt zo het kapitaal opgebouwd om later het pensioen van te kunnen betalen. De Pensioen- en spaarfondsenwet schrijft dit stelsel voor als systeem volgens welk een pensioenfonds zijn verplichtingen dient te financieren.
Kapitaalverzekering C-polis Pensioentoezegging aan werknemer, waarbij de werkgever zijn werknemers zelf in staat stelt een pensioenverzekering af te sluiten bij een levensverzekeraar.
30
Levensverzekering waarbij het verzekerde bedrag ineens wordt uitgekeerd bij overlijden en/of op een vaste datum.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
Koopsom
(Technisch) resultaat na herverzekering
Een bedrag dat een verzekerde ineens bij een verzekeraar stort om in de toekomst bijvoorbeeld een lijfrente-uitkering te ontvangen.
Het resultaat na rente (resultaat voor herverzekering) minus de herverzekeringsmarge (herverzekeringskosten).
Leven collectief
Tweede pijler
Bedrijfsonderdeel bij verzekeraars dat zich bezighoudt met verzekeringen waarbij één partij de verzekeringnemer is voor andere partijen. Bijvoorbeeld de collectieve pensioenverzekering voor werknemers, waarbij de werkgever als verzekeringnemer optreedt.
Het werknemerspensioen of de pensioentoezeggingen die zijn vastgelegd in pensioenregelingen die zijn overeengekomen tussen werkgever en werknemers. Het werknemerspensioen kan naar keuze van de desbetreffende sociale partners zowel door verzekeraars als door pensioenfondsen worden uitgevoerd.
Leven individueel Bedrijfsonderdeel bij verzekeraars dat zich bezighoudt met levensverzekeringen die worden afgesloten door individuele personen.
Opbouw resultaat:
Long-tailschade
Geboekte premie + Mutatie premievoorziening = Verdiende premie
Schaden die pas optreden na een lange incubatietijd, zonder dat vooraf altijd bekend is of er ook daadwerkelijk schaden optreden. Bijvoorbeeld ten gevolge van beroepsziekten zoals mesothelioom en RSI.
Betaalde schade + Mutatie schadevoorziening = Geleden schade
Netto combined ratio Geleden schade en bedrijfskosten in verhouding tot de verdiende premie, exclusief herverzekering. De netto combined ratio is een indicator voor het verzekeringstechnische resultaat.
Verdiende premie - Geleden schade - Bedrijfskosten = Technisch resultaat voor rente
Omslagstelsel
Technisch resultaat voor rente + Rente technische voorzieningen = Technisch resultaat na rente
Bij het omslagstelsel worden de kosten van de uitkeringen die in een bepaald jaar collectief zijn, omgeslagen over de premiebetalers in dat jaar. Er wordt geen kapitaal gevormd om toekomstige betalingen zeker te stellen, dit in tegenstelling tot het kapitaaldekkingsstelsel. Het omslagstelsel wordt onder meer toegepast voor de financiering van de AOW.
Technisch resultaat na rente - Kosten herverzekering = Technisch resultaat na herverzekering
Onverdeelde winst Gerealiseerde winst die niet aan aandeelhouders wordt uitgekeerd.
Periodieke premie Het bedrag dat periodiek wordt gestort bij een verzekeraar om in de toekomst een uitkering bij overlijden (kapitaalverzekering) of om een (periodieke) uitkering te ontvangen bij leven.
Premie-inkomen Premieomzet.
(Technisch) resultaat voor herverzekering (ook: resultaat na rente) De verdiende premies minus de geleden schade en bedrijfskosten, plus de renteopbrengsten van de voorzieningen.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005
31
Colofon Uitgave van het Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek. Bordewijklaan 2, 2591 XR Den Haag Postbus 93450, 2509 AL Den Haag Telefoon: 070 - 3338500 Fax: 070 - 3338510 E-mail:
[email protected] Internet: www.verzekeraars.nl Vormgeving en druk: Artmark BNO, Rijswijk (2006.06.2.A)
32
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2005