Deze scriptie is geschreven als opdracht voor het voorbereidend afstuderen voor de studierichting Architectuur aan de Hogeschool Brabant in Tilburg in Juni 2003.
Fenomenologie1 in de architectuur
Patricia van den Eertwegh St.nr.: 202233
Fenomenologie: ‘Is een filosofische stroming met de methode van de analyse die probeert de zuivere gegevens van het bewustzijn te onderzoekenstaat centraal. De methode houdt zich bezig met het gelijkstellen van bepaalde kenmerken van ervaring, door deze te ontdoen van alle aannames en veronderstellingen. Zo wordt de essentie van de ervaring bereikt’.
1
1
Inhoud 1
Voorwoord
3
2
Probleemstelling
4
3
Inleiding
5
4
De geschiedenis van de fenomenologie
7
Edmund Husserl
9
5
Fenomenologische filosofie Fenomenologie Maurice Merleau-Ponty
6
7
Fenomenologie in de kunst en architectuur
11 11 13
17
Fenomenologie in de kunst
17
Fenomenologie in de architectuur
19
Christian Norberg-Schulz
20
Steven Holl
22
De fenomenologie van Steven Holl
23
Maurice Merleau-Ponty versus Steven Holl
26
Fenomenologische filosofie versus fenomenologische architectuur 27 De wereld
28
Het bewustzijn
31
Het lichaam/subject
34
Waarneming
37
De ervaringen
40
Ruimte
44
Tijd
47
Kunst en architectuur
50
8
Conclusie
54
9
Literatuurlijst
56
2
1
Voorwoord
Deze scriptie gaat over het onderzoek en de studie die ik gedaan heb voor het voorbereidend afstuderen A1 en A2 om hiermee verder te kunnen werken in het blok A3 en A4. Het onderwerp van deze scriptie is Fenomenologie. Naar dit onderwerp ben ik als het ware toe gerold; Na een aanzet aan een scriptie over ruimtelijkheid in gewichtloosheid, ben ik blijven steken bij de omschrijving over de ervaring. De ervaring die een mens zal hebben of heeft in een bepaalde ruimte. Om een duidelijke omschrijving van ervaring te kunnen geven ben ik naar verschillende punten op zoek gegaan. Bij een onderdeel daarvan was ik uitgekomen bij ontwerpen van Steven Holl. Deze architect maakt naar mijn idee erg interessante ontwerpen waarbij de ervaring van die ruimten erg belangrijk is. Bij verdere studie blijkt deze architect zijn ontwerpen te baseren op studies die gedaan zijn met fenomenologie. De ontwerpen van Steven Holl trokken mij erg aan, deze wilde ik graag beter gaan begrijpen. Om dit te kunnen doen moest ik ook de fenomenologie als filosofie gaan bestuderen. In deze scriptie staat de studie beschreven die ik heb doorlopen om de ontwerpen van steven Holl te kunnen begrijpen. Deze scriptie is beschreven zoals ik de studie heb doorlopen: Via de geschiedenis van de fenomenologie en de fenomenologie van Merleau-Ponty, naar de fenomenologie in de kunst en architectuur met o.a. Steven Holl. Waarbij ik tenslotte de fenomenologische filosofie en fenomenologische architectuur naast elkaar zal leggen. De verdere uitwerking van deze studie kun je lezen in de scriptie. Hierbij wil ik iedereen veel leesplezier toewensen. Ik wil iedereen bedanken voor de hulp en met het tot stand laten komen van deze scriptie. Met name de begeleiders van Hogeschool; Gie Steenput en Jasper de Haan voor het sturen tot dit uiteindelijke resultaat, en mijn zus voor de hulp met meerdere dingen die voorkomen in deze scriptie. Patricia van den Eertwegh Juni 2003
3
2
Probleemstelling
Tijdens het voorgaande onderzoek dat over ruimtelijkheid in gewichtloosheid ging, wilde ik Steven Holl als referentie architect gaan gebruiken om het begrip ruimtelijkheid verder te gaan uitwerken. Tijdens de studie naar Steven Holl ben ik erachter gekomen dat hij de ruimtelijkheid van zijn gebouwen laat bepalen door het toepassen van elementen die voortkomen uit de studie naar fenomenologie. De fenomenologie was dus het uitgangspunt voor Steven Holl om zijn ontwerpen er zo uit te laten zien. Door het samenspel van verschillende soorten van licht, kleuren en materialen laat hij ruimten spreken. Dit is mij erg gaan fascineren, hier wilde ik meer van weten: Wat is fenomenologie?, Wat voor rol speelt fenomenologie in de architectuur, Hoe komt fenomenologie voor in de architectuur?, dit zijn de vragen die het eerst in me opkwamen. Daarom heb ik het onderzoek naar fenomenologie voortgezet. Door te onderzoeken wat de fenomenologie van Steven Holl is, kan ik zijn theorieën achter zijn ontwerpen beter leren begrijpen. In dit onderzoek zal ik dus de fenomenologische filosofie gaan bestuderen. Ik heb gezien dat er verschillende fenomenologen zijn, maar omdat Steven Holl meerdere keren de naam van de fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty noemt en hem citeert, heb ik gekozen om dieper op de fenomenologie van Merleau-Ponty in te gaan. Daarnaast ben ik projecten van Steven Holl gaan bestuderen. Tijdens de uitleg die ik zal geven over de fenomenologie van Merleau-Ponty, zal ik belangrijke elementen die terugkomen in de ontwerpideeën van Steven Holl aanhalen en uitleg bij geven. Aan het eind van de studie zal er dus een omschrijving liggen van welke elementen uit de fenomenologie van Merleau-Ponty een belangrijke rol spelen in de architectonische ontwerpen van Steven Holl.
Welke elementen uit de fenomenologie van Merleau-Ponty zijn aanwezig in de architectonische ontwerpen van Steven Holl?
4
3
Inleiding
De gehele essentie van deze studie is het onderzoeken naar wat fenomenologie is. een duidelijke omschrijving geven van dit begrip is een complexe opgave. Om te beginnen geef ik een eerste aanzet vanuit een woordenboek. Fenomenologie is een leer ofwel studie, die zich bevindt in de filosofische stroming, het wordt ook wel fenomenologische filosofie genoemd. Filosofie is in een woordenboek beschreven als een wijsbegeerte; dit betekent ook wel ‘een wetenschap die zich erop toelegt het wezen van alle dingen en de beginselen die aan het gehele zijn ten grondslag liggen te leren kennen’, een ‘wijsgerig stelsel’ en een ‘gedachtegang die aan iets ten grondslag ligt’. Fenomenologie is hier vertaald als: ‘De leer die wil trachten zonder enig vooroordeel de dingen te leren kennen zoals zij zich voordoen’. Met als betekenis voor het fenomeen: ‘Waarneembaar verschijnsel; uniek verschijnsel’. Ook is het als een oud begrip terug te vinden afkomstig van het Griekse ‘Phainomenon’ , dat verschijnsel betekend. Een verschijnsel is iets dat je direct ervaart. Als je naar een object kijkt is het object zoals het wordt ervaren een verschijnsel. Werkelijke filosofie betekent de wereld opnieuw leren zien. Hierbij wordt de fenomenologie gezien als onthulling van de wereld, het berust op zichzelf of beter fundeert zichzelf. De fenomenologische filosoof probeert de wereld, de ander en zichzelf te denken en hun onderlinge betrekkingen te begrijpen. De fenomenologische wereld is niet de toelichting van een aan deze wereld voorafgaand Zijn, maar de fundering van het Zijn. De filosofie is niet de afspiegeling van een voorafgaande waarheid, maar evenals de kunst de verwerkelijking van een waarheid. Aan de verheldering van ons menselijke bestaan gaat het verwonderen vooraf. Zonder gissen, zonder verwondering, zou er nooit de behoefte aan filosofie ontstaan. De filosofie kan dus, door bij die verwondering te beginnen en te proberen systematisch te werk te gaan, een beetje helpen bij het verhelderen van ons leven. Of die verheldering altijd mogelijk is, is een andere vraag: dát we bestaan is al een wonder en zoveel van wat ons overkomt is ondoorgrondelijk.
5
In de geschiedenis van de filosofie heeft de fenomenologie centraal gestaan in het denken van vele filosofen. In het begin van deze eeuw werd deze term opnieuw gebruikt en geïnterpreteerd. Maar dat niet alleen in de filosofie, deze gedachtegang is ook steeds meer in de kunsten en architectuur aan het woord gekomen. Dit is zover doorgegroeid dat zelfs architecten de fenomenologie in hun ontwerpen een grote rol laten spelen. De manier waarop fenomenologie aanwezig is in de architectuur ga ik onderzoeken door te kijken naar werken van de architect Steven Holl. In de ontwerpen van Steven Holl speelt fenomenologie een belangrijke rol, de mate waarin hij de fenomenologie aanwezig laat zijn in zijn ontwerpen probeer ik te achterhalen.
6
4
De geschiedenis van de fenomenologie
Fenomenologie is ontstaan uit de metafysica. Metafysica bedrijven is het doen van uitspraken over de fundamentele structuur van de werkelijkheid. Deze wijsbegeerte houdt zich ook wel bezig met het bovennatuurlijke. Plato en Aristoteles zijn een van de eersten die metafysische beweringen doen rond 350 en 400 voor Chr.. Metafysische beweringen zijn algemene uitspraken over de werkelijkheid, deze uitspaken kunnen waar en onwaar zijn. De uitspraken die hier waar zijn, worden synthetische waarheden Plato en Aristotels (384-322v.C.) (427-347v.C) genoemd en kunnen met bepaalde methoden worden ingezien en getoetst. Dit is onder andere een a priori2 methode, hierbij moet een metafysicus aangeven welke a priori methode hij verdedigd om zijn metafysische uitspraken te toetsen. Descartes (1596-1650) heeft een methode gebruikt van de systematische twijfel. Hierbij neemt hij aan dat hij, door stelselmatig de waarheid van beweringen, en de geldigheid van bewijsstappen in twijfel kan trekken, ook al is hij in feite wel van de waarheid of geldigheid overtuigd, uiteindelijk terecht kan komen bij beweringen en bewijzen waar hij eenvoudigweg niet aan kan twijfelen. Een variant hierop is ontstaan in het begin van deze eeuw als grondlegging van de fenomenologische filosofie door E. Husserl. Deze belangrijke Duitse filosoof leefde van 1859 tot 1938. De metafysische methode komt overeen met die van Descartes, maar Husserl noemde het daarentegen geen metafysica maar ‘strenge wetenschap’, waarbij ze de aandacht richten op wat er zich in het eigen bewustzijn afspeelt.
2
A priori: letterlijk datgene wat ‘vooraf’ gegeven is. Oftewel datgene wat ónafhankelijk van de ervaring is gegeven en verondersteld wordt in respectievelijk onze empirische, morele en esthetische oordelen. Deze veronderstelling maakt het oordeel eerst mogelijk: zij zijn de mogelijkheidsvoorwaarden ervan. Zo zijn ruimten en tijd altijd al voorondersteld in onze empirische oordelen: deze a-priorivormen, die zelf niet op de ervaring steunen, maken onze empirische oordelen mogelijk.
7
Husserl wil het ‘gevoel’ van zekerheid dat met een bepaald gedachte geassocieerd wordt, op zichzelf niet beschouwen als criterium voor de juistheid van die gedachte. Het gevoel van zekerheid komt voort uit een daad van beoordeling die ons eigen bewustzijn verricht. Wanneer we onze aandacht richten op onze ‘ervaringsstroom’ dan kunnen we allerlei onmiddellijk evidente uitspraken doen, mits we er maar voor zorgen dat we geen conclusies treken met betrekking tot wat er zich buiten ons bewustzijn bevindt. Een onmiddellijk evidente uitspraak is bijvoorbeeld: dat je bij een bepaalde gedachte die je hebt het ‘gevoel’ krijgt dat die gedachte onontkoombaar juist is. Om hierop te komen is het belangrijk de eigen ervaringstroom te observeren zonder je te laten beïnvloeden door je opvattingen over wat er zicht buiten het bewustzijn bevindt. Fenomenologie beschrijft op welke wijze wij ons van iets bewust zijn. Dit ‘iets’ heet in de fenomenologie een fenomeen (‘dat wat zich toont’). Fenomenologie gaat uit van de beleving van het bewustzijn zelf. Zo zegt Husserl, ‘met de werkelijkheid hebben we alleen te doen voor zover deze gemeend, voorgesteld, aanschouwd of begrijpelijk is”. Zonder de bewustzijnsverhouding is de ‘werkelijkheid’ slechts een metafysisch begrip. Het is voor de fenomenologie volslagen irrelevant om over ‘de werkelijkheid’ buiten de ervaring om te spreken.
8
Edmund Husserl Husserl wordt een fenomenoloog van de essentie3 genoemd, oftewel het wezen. Deze filosofie gaat uit van theoretische interpretatie van de wetenschappen, die terug wil naar de fenomenen, de verschijnselen die ons interesseren. Hij zet hierbij de leefwereld tussen haakjes. Dit is het opnieuw gaan kijken naar de verschijnselen die zich aandienen en deze verschijnselen op een zo onbevooroordeeld mogelijke wijze beschrijven, dan wel met een fenomenologische beschrijving. Hier gaat Edmund Husserl het om de interesse naar wat essentieel (1859-1938) is in de verschijnselen en dit essentiële kan ook als verschijnsel worden waargenomen en beschreven. Om zo onbevooroordeeld mogelijk te zijn moet de fenomenoloog zich als subject zoveel mogelijk losmaken van zijn individuele eenzijdigheden, zijn toevallige persoonlijke eigenschappen en omstandigheden. Volgens Edmund Husserl is het enige dat we kennen de indrukken in onze geest. Als onze hersens al eenvoudige impressies samenvoegen en vertalen tot ideeën dan zijn we ons er toch niet van bewust hoe dat gebeurt. Het enige wat we weten is dat we een appel zien en dat is waar we vanuit moeten gaan. De appel bestaat voor ons uitsluitend als verschijningsvorm, als fenomeen, en daarom noemde Husserl zijn leer ook fenomenologie. Het begrip bewustzijn staat bij Husserl centraal, met de vraag ‘Hoe verschijnt de wereld aan het menselijk bewustzijn?’. Hiermee wil hij de structuur van het menselijk bewustzijn onderzoeken. Het ‘bewustzijn´ is volgens Husserl niet iets dat rust in zichzelf, maar dat altijd gericht is op de wereld, en is de wereld op haar beurt iets dat aan het bewustzijn verschijnt, het fenomeen.
3
Essentialisme: is een richting binnen de filosofie en kunst volgens welke verschijnselen een essentie hebben. Essentie: de essentie van iets is datgene wat het maakt tot wat het is, datgene waardoor het zicht onderscheidt. Bijvoorbeeld: de essentie van een eenhoorn is het feit dat het een paard is met een hoorn op het hoofd. De vraag of eenhoorns ook bestaan, blijf hiermee onbeantwoord. Ze bestaan eigenlijk niet – dus essentie impliceert nog geen bestaan.
9
Husserl begrijpt onze verhouding tot de wereld vanuit de kernakten van het subject. Het bewustzijn is altijd bewustzijn van iets. De kerneigenschap van het bewustzijn is zijn gerichtheid op de wereld. Deze gerichtheid of intentionaliteit constitueert een zinvolle, zichtbare, wereld. De intentionaliteit is dus de fundamentele eigenschap van het bewustzijn gericht op iets anders dan zichzelf. Merleau-Ponty zegt: ‘alles wat wij van de dingen waarnemen, is de verschijning ofwel het fenomeen ervan in ons bewustzijn’. Een rechtstreeks waarnemen van de dingen is ook voor het denken van Husserl onmogelijk. Hij ziet af van het al dan niet bestaan van bewustzijnsobjecten, en noemt dit fenomenologische reductie. Wat overblijft zijn de bewustzijnsfenomenen, van hieruit wordt de wereld bekeken en ervaren. Voorwerpen en objecten bestaan niet als zodanig, maar verschijnen door middel van hun voorwerpelijkheid aan ons bewustzijn. De gerichtheid van het bewustzijn op deze voorwerpelijkheid noemt Husserl intentionaliteit. In zijn werk ‘logische untersuchungen’ uit 1901 noemt hij deze intentionaliteit het onontbeerlijke uitgangspunt van de fenomenologie. Nog andere belangrijke namen in de fenomenologie zijn: Max Scheler (1874-1928), Martin Heidegger (1889-1976), Jean-Paul Sartre (1905-1980), Emmanuel Lévinas (1905-1995) en Maurice Merleau-Ponty (1908-1961). Merleau-Ponty was Husserl’s leerling en was een fenomenoloog van de existentie4 (de mens en zijn leefwereld). De intentionaliteit, uniciteit en authenticiteit van de mens staan in zijn opvattingen centraal. Daarbij wordt bedoeld dat hij zich richt op de wereld en de uniekheid en geloofwaardigheid van de mens. ‘Bij de fenomenologie gaat het om inzicht en nergens anders om’. Deze uitspraak geldt wellicht voor Husserl, maar een van de meest essentiële taken van de fenomenologie is: "het onderzoek en de beschrijving van de fenomenen als zodanig, zowel in hun objectieve als in hun subjectieve aspecten en in hun volledige breedte en diepte".
4
Existentialisme: is een filosofie die uitgaat van het contingente bestaan (bepaald door toeval) van de individuele mens en dat beschouwt als het elementaire raadsel. Van daaruit wordt dan naar filosofisch begrip gestreefd. Existentie: de mens en zijn leefwereld
10
5
Fenomenologische filosofie
In het volgende hoofdstuk zal ik vertellen over hoe de fenomenologische filosofie over het algemeen geïnterpreteerd moet worden. Maar omdat ik me vooral zal gaan richten op de fenomenologie van Merleau-Ponty, zal ik daarna ook nog een soort inleiding geven voor zijn interpretatie van de fenomenologie. Ik zal later in deze scriptie verder ingaan op zijn behandeling van de fenomenologie.
Fenomenologie De term fenomenologie heeft overal in de filosofie ingang gevonden; Men spreekt over ‘de fenomenologie’ van een handeling, en verwijzen dan naar de analyse van de bewuste ervaringen waarmee ze gepaard gaan. En zo houdt de filosofie van bijvoorbeeld de wiskunde zich bezig met de logische grondslagen ervan, de aard van het getal, het bewijs, terwijl de fenomenologie zich richt op het vak als bewuste activiteit. En uiteraard is er een fenomeen van alles, niet alleen van onze waarneming van materiele objecten, maar ook van kunsten, de godsdienst, de wetenschappen – en van dingen die ‘intern’ aan ons zijn: onze eigen gedachten, gevoelens, enz. Het doel van fenomenologie is het onderzoeken van verschijnselen. Onze allerdaagse leefwereld bestaat uit waarneembare verschijnselen. Deze bestaat uit mensen, dieren, bloemen, bomen en bossen; uit steen, aarde, hout en water; uit steden, straten en huizen, deuren, ramen en meubilair; uit zon, de maan en de sterren, uit wolken, dag en nacht en lente, zomer, herfst en winter. Al deze verschijnselen zijn gericht op het visuele en het tastbare. Onze wereld omvat echter ook minder tastbare verschijnselen zoals gevoelens, ervaringen en waarnemingen. Fenomenologie geeft een beschrijving van ervaringsverschijnselen, de waarneembare verschijnselen. Niet door deze zelf te construeren maar door het onderzoek van de verschijnselen zoals ze zijn. Het heeft de taak het mysterie van de wereld en het mysterie van de rede te onthullen. De fenomenologie is eerder een beweging dan een leer of een systeem; Deze is vooral met het denken van Edmund Husserl verbonden. Hij onderzoekt ervaringsobjecten zonder mogelijke beantwoordbare vragen te stellen over hun onafhankelijke aard.
11
Het is een moeizame arbeid waardoor men met dezelfde stijl van aandacht en verwondering, door dezelfde eis van bewustzijn, door dezelfde wil om de zin van de wereld of van de geschiedenis in haar wording te vatten. Bij fenomenologie wordt de methode gehanteerd om de verschijnselen of fenomenen "voor zich te laten spreken". "Terug naar de zaken zelf" wordt er ook wel gezegd in de fenomenologie. Dit "terug naar de zaken zelf" is echter niet zonder meer het ontdekken van de essentiële kenmerken van het object dat wordt waargenomen, het is een terugkeer naar een wereld alvorens deze gedacht, gerepresenteerd of in begrippen gevangen is. Fenomenologie wordt gekenmerkt door een bepaalde houding, namelijk de houding van het zien van en luisteren naar wat de fenomenen zelf te kennen geven. Door de fenomenologie moet de terugkeer mogelijk worden gemaakt naar de wereld zoals die in de onmiddellijke ervaring is gegeven. Voor een fenomenoloog is de waarheid in oorsprong niet een eigenschap van beweringen. Dat is het pas geworden in onze verwetenschappelijkte westerse traditie. Waarheid is bovenal een nastrevenswaardige kwaliteit van de leefwereld. We zijn uit onze studies van natuurkunde en scheikunde gewoon geraakt om eenvoudige fenomenen te bestuderen, maar om de moeilijkere fenomenen te kunnen waarnemen is het nodig de voorgaande studie hiervan te begrijpen. De fenomenologische filosofie gaat uit van de theoretische interpretatie van de wetenschappen, maar zo zegt Merleau-Ponty: ‘We zijn het contact met de wereld verloren, de wetenschappen hebben zich sinds Galileï niet meer met de wereld verbonden, maar zich tegenover haar gesteld. De wereld is gereduceerd tot een object’. Dit terwijl hij ook aangeeft dat de wereld geen object is: ‘De wereld is geen object maar het natuurlijk milieu, het veld van alle reflecties en uitdrukkelijke waarnemingen’
12
Maurice Merleau-Ponty Maurice Merleau-Ponty leefde van 1908 tot 1961 en is een toonaangevende fenomenoloog van die tijd. Hij behoort tot de beste franse filosofen van deze eeuw. En heeft een grote invloed op meer recentere franse denkers gehad en met een relevantie van zijn filosofie voor de huidige tijd. De franse filosoof houdt zich bezig met waarnemingspsychologie, dit wordt de succesvolste tak van de Maurice Merleau-Ponty psychologie genoemd. Hij steunt met (1908-1961) zijn filosofie op de fenomenologie van Husserl. In 1939 bestudeert Merleau-Ponty verschillende teksten van Husserl, in deze teksten vindt hij veel ideeën die hij goed kan gebruiken. Merleau-Ponty definieert de fenomenologische omschrijvingen op een nieuwe wijze en geeft een eigen interpretatie hieraan. Dit is de start voor zijn fenomenologische filosofie. In tegenstelling tot Husserl die in zijn filosofische benadering de leefwereld tussen haakjes zet, gaat Merleau-Ponty ervan uit dat onze wereld waarin we leven ‘er altijd reeds’ is, waardoor de fenomenoloog de contact met de wereld terug moet vinden. Hij beroept zich op de resultaten van de menswetenschappelijke onderzoeken, maar vooral de psychologie. Hier probeert hij de grond van de intentionele verhoudingen van het lichaam, wat hij subject gaat noemen, tot de wereld te verhelderen. Hij wil met de fenomenologie een gedegen onderzoek verrichten naar wat de waarneming is. De waarneming zoals deze zich aan ons voordoet. Het is belangrijk om de waarneming te onderzoeken omdat zij de grondslag vormt van al onze kennis. Dit omdat in wetenschappen vaak wordt aangenomen dat wij weten wat waarneming is, maar Merleau-Ponty vind dat dit niet het geval is. ‘De wereld der wetenschap is in haar geheel gefundeerd in de doorleefde wereld en als we de wetenschap zelf in haar strengheid willen denken en er exact de zin en draagwijdte van willen afmeten, dan moeten wij eerst die ervaring van de wereld tot uitdrukking brengen, waarvan de wetenschap de secundaire uitdrukking is. Nooit zal de wetenschap dezelfde zijnszin hebben als de ervaringswereld alleen al om het feit dat zij er een bepaling of een verklaring van is’. 13
In zijn loopbaan heeft hij meerder boeken geschreven, hiermee ging hij een uitvoerige confrontatie aan met de psychologie in die tijd. Zijn eerste boek: La structure du comportement (de structuur van het gedrag) heeft hij geschreven in 1942. Dit was een aanval op de behavioristische5 benadering van de psychologie. Met de analyse in het eerste boek wordt het probleem van de relatie tussen natuur en bewustzijn op een nieuwe wijze benaderd door een beroep op de notie structuur. Hiermee laat Merleau-Ponty zien dat het probleem van de relatie anders wordt gesteld. Het concept gedrag, dat bij anderen existentie heet, is neutraal ten aanzien van de klassieke distinctie tussen het psychische en het fysische. Het psychische is de structuur van het gedrag. Het gedrag van de mens, die ook een psychisch wezen is, heeft in vergelijking met het dierlijke gedrag een eigen structuur. Zijn tweede boek, La phénoménologie de la perception (de fenomenologie van de waarneming) geschreven in 1945, wordt beschouwd als het belangrijkste werk van hem. Het was een existentieel – fenomenologische beschrijving van de grondstructuren van het menselijk bestaan. Als centraal thema komt daarin de ambiguïteit (dubbelzinnigheid, wisselvalligheid) van de mens en de wereld naar voren. In zijn boek gaat het om een aantal analyses, maar de fenomenologische beschrijvingen en de visie op waarnemen, het lichaam, het denken, enzovoort zijn voor de actuele psychologische en filosofische discussie van groot belang. De belangstelling naar deze man wisselt met de tijd, maar is in de filosofie en menswetenschap nog steeds levend. In het tweede boek benadert Merleau-Ponty het onderwerp vanuit een analyse van de perceptie. Het onderwerp is: ‘Wat is een bewuste existentie en heeft deze een circulaire of dialectische verhouding met de omgeving?’ Als eerste laat hij zien dat het subject van de perceptie niet het bewustzijn is, dat zich bedient van een lichaam om de materiele wereld waar te kunnen nemen. De perceptie is niet de intellectuele verwerking van gewaarwordingen, die in het bewustzijn worden veroorzaakt door de causale inwerking van de buitenwereld op het fysische organisme. Het subject van de perceptie is het lichaam-subject, het is de zingevende, lichamelijke existentie.
5 behaviorisme: richting in de psychologie die zich uitsluitend bezig houdt met waarneembaar gedrag van mens en dier.
14
Het boek heeft als doel een gedegen onderzoek te doen naar wat de waarneming is. Hij begint hier met kritiek op de empirische6 psychologie van de sensualisten. Hij gaat tegen de stellingen van Kant en Descartes in; een mens is geen subject dat los staat van de wereld of van zijn lichaam. De mens is een lichamelijk wezen ingebed in de wereld. De mens heeft een intrinsieke7 verhouding met de wereld om hem heen. Zijn behandeling van waarneming is eigenlijk een poging om de begrippen wereld, ruimte, tijd, het menselijk handelen en vrijheid hun ‘vervulling’ te geven. Volgens Merleau-Ponty moeten we afzien van het idee dat wij de wereld door zintuiglijke waarneming leren kennen, zoals de sensualisten en de filosofen, die uitgingen van zintuiglijke gegevens, veronderstelden dat we ook moeten afzien van het idee dat alles een kwestie van oordelen is, zoals de rationalisten en absolute idealisten dachten. Om het begrip wereld te begrijpen moeten we aan het vooroordeel van de objectieve wereld voorbijgaan om tot het preobjectieve bewustzijn te komen. Dit blijkt na onderzoek een ‘doorleefde wereld’ in te houden waarin het lichaam een vitale rol speelt. Hierin bestaat de ervaring uit ‘fenomenale velden’, die zijn georganiseerd binnen een ‘transcendentaal veld’ dat het gezichtspunt van het subject of het Ik is. Er ontstaat ook een overgang van ‘ik’ naar ‘wij’ en daarmee naar al het andere. In dit proces benadrukt hij de functie van het lichaam. Hier is het lichaam een geleefd lichaam, in het bezit van en geleefd door een transcendentaal ik. Tussen deze en het laatste onvoltooide boek, Le visible et l’invisible (Het zichtbare en het onzichtbare) heeft hij meerdere teksten geschreven. Hier heeft hij in de fenomenologische invalshoek aandacht voor het kunstwerk, zoals dit zich in de ervaring aandient. Hier wordt een bepaalde benadering of methode van een wijsgerig onderzoek aangestipt waarin het wezen van de kunst niet langer in een vooraf bepaalde essentie wordt vastgelegd. In dit laatste deel van hem lijkt hij wel steeds minder aan te sluiten op het denken van Husserl. De fenomenologie van Merleau-Ponty is als het ware in te delen in verschillende onderdelen die een samenhangend geheel vormen tot zijn studie van de waarneming. Dit zijn: de wereld, het bewustzijn, het lichaam, het waarnemen, het ervaren, de ruimte en tijd. Ook kunst is een onderdeel die hij in zijn beschrijvingen 6 7
empirisch: op ondervinding gegrond en daaruit voortvloeiend intrinsieke: wezenlijk, innerlijk
15
aangeeft. Deze onderdelen worden in het laatste hoofdstuk nog een duidelijk uitgelegd.
16
6
Fenomenologie in de kunst en architectuur
Fenomenologie is maar een weinig besproken onderwerp in de kunst en de architectuur, terwijl je er eigenlijk voortdurend onbewust mee bezig bent. Fenomenologie draait om het waarnemen waarvan men de werkelijkheid wil achterhalen hoe de mens tot de wereld staat. We zijn eigenlijk niet in staat om de werkelijkheid direct waar te nemen maar we zien slechts de fenomenen van de werkelijkheid. In de fenomenologie van Merleau-Ponty krijgt de kunst en het kunstwerk meerdere malen de aandacht. Het gaat bij een kunstwerk om het op zoek gaan naar de oorspronkelijke ervaring ervan, het kunstwerk als een verschijnsel, een fenomeen dat zich onmiddellijk, dat wil zeggen zonder tussenkomst van welke vooropvatting ook, aan ons bewustzijn prijsgeeft. Deze oorspronkelijke ervaring schept een openheid voor de materialiteit van het kunstwerk, zijn stoffelijke gedaante en tastbare aanwezigheid.
Fenomenologie in de kunst Merleau-Ponty meent ook dat de fenomenologie waarmee hij zich bezig hield, en waarover hij het boek heeft geschreven, veel te maken heeft met kunst. ‘De kunst is de vervreemding die de wetenschap heeft bewerkstelligt bespaard gebleven’. Aan de hand van studies over schilderkunst laat Merleau-Ponty zien dat de expressie in kunst zich in eerste instantie laat karakteriseren door een indirecte taal. Volgens Merleau-Ponty moet het domein van de gearticuleerde taal tussen haakjes gezet worden om zicht te krijgen op de stilte die aan haar voorafgaat en haar omsluit. Om rekenschap te kunnen afleggen van deze stilte zou de filosofie dus zelf ook moeten afzien van directe of frontaal taalgebruik. Aan de hand van studies over schilderkunst laat Merleau-Ponty zien dat er in de kunst sprake is van een indirecte taal. MerleauPonty’s filosofie mondt uiteindelijk ook uit in een beeldende filosofie. Een filosofie die zich door middel van haar metaforiserende werking ophoudt tussen beeld en begrip. De kunstenaar is volgens Merleau-Ponty een radicale fenomenoloog. In het boek legt Merleau-Ponty uit dat als Cézanne drie weken bij de berg Sainte-Victoire bij Aix is en deze dertig
17
maal schildert, deze dertig maal anders zal zijn. De berg is hier dan geen statisch object, maar als ‘fenomeen’ verweven met het waarnemen. De berg laat zich niet objectiveren maar vindt zijn ambigue ambiguïteit in het levende schilderen van Cézanne, die nooit ‘tevreden’ over zijn product was. Hierbij zegt hij: ‘Alleen de schilder hoeft niet over de wereld te oordelen, hij laat zien, hij laat zichzelf zien, laat zijn eigen Zien zien’. De kunstenaar is exemplarisch voor de zijnswijze van de mens in het algemeen want in een ruimere zinscontext is hij niet afhankelijk van de objectivering, zoals in de wetenschap.
Voorbeeld van 6 verschillende schilderijen van Cézanne gemaakt op één locatie; Mount Sainte-Victoire
Merleau-Ponty analyseert tijdens zijn studie van de waarneming de verstrengeling van de zintuigen, de geest en de wereld. Hierbij stelt hij de vraag: “Hoe kan een schilder iets anders uitdrukken dan zijn ontmoeting met de wereld? Hiermee geeft hij een uitgangspunt aan voor het begrijpen van de intentie en het effect van kunst. 18
Fenomenologie in de architectuur Uit de fenomenologische filosofie is de fenomenologische architectuur is ontstaan. De fenomenologische architectuur stamt uit de denkbeelden van Martin Heidegger (1889-1976). De denkbeelden van deze Duitse filosoof hebben een grote invloed gehad op architectuur via geschriften van mensen als Christian Norberg-Schulz en Kenneth Frampton. Zij beweren dat architectuur een zekere ‘identiteit’ kan bezitten als ze zich zou baseren op de kenmerken van het landschap waarin ze staat. Later zal ik laten zien dat in de denkwijze van Steven Holl dit onderdeel sterk terugkomt. Er zijn dus maar weinig mensen die zich bezig houden met fenomenologie in de architectuur. Naast Steven Holl is ook de architect Peter Zumthor bezig met fenomenologie in architectuur, en geeft hierbij het belang van zintuiglijke ervaring in architectuur aan. C. Norberg-Schulz en ook Pallasmaa en Perez-Gomez houden zich op theoretische wijze bezig met fenomenologie, en proberen hiervan de achtergronden te verhelderen. Want in architectuur staat niet alleen het beeld centraal maar ook de ervaringen. Deze zijn niet alleen visueel maar alle zintuigen helpen daarmee; dus visueel, auditief (gehoor) en tactiel (gevoel). De ontwerpers stellen zich open voor de ervaringen en zetten deze rationeel of intuïtief in het ontwerpproces in. Hierin zijn ook herinnering en representatie van belang. Als eerste wil ik ingaan op de theoreticus C. Norberg-Schulz die onderzoek heeft gedaan naar fenomenologie in de architectuur. Vervolgens zal ik in het algemeen wat vertellen over de fenomenologische architectuur van Steven Holl. In het laatste hoofdstuk zal ik verder ingaan op de fenomenologische architectuur van hem.
19
Christian Norberg-Schulz Christian Norberg-Schulz is een Noorse architectuurtheoreticus (in 2000 gestorven), hij houd zich bezig met wetenschappelijke architectuurtheorie waarin hij de essentie van architectuur probeert te achterhalen. Hij is daarbij sterk beïnvloed door het existentialistische denken8 van Martin Heidegger en de fenomenologie van Edmund Husserl. Architectuur werd voor hem een concretisering van de existentiële ruimte9: waarin een plek een plaats is met een geschiedenis, een identiteit en een betekenis. Deze bedoelde plek heeft een eigen karakter, een genius loci. Verschillende inzichten heeft Norberg-Schulz uitgewerkt in zijn invloedrijke boek Genius Loci. Towards a phenomenology of architecture. Hiermee legde hij in 1980 de basis voor een fenomenologie van de architectuur. Voor hem gold de 'geest van de plek' (lat. genius loci) als de norm voor onze vormgeving van bebouwing en inrichting. De plek informeert elke plaatsgebonden activiteit, elke toegevoegde waarde, en geldt deze als toetssteen. Wie de geest van de plek ontkent, richt rampen aan, waarvan zoals hij zegt helaas meer bewijs te vinden is dan van het omgekeerde. In de theorie, zoals hij beschrijft in zijn boek, is het de taak van de architectuur om het karakter van een plek te articuleren en tot uitdrukking te brengen. Wanneer de architectuur dat doet, dan helpt het om de mens te wonen, want dit wonen berust op de verbondenheid van de mens met de identiteit en de betekenis van een plek. Norberg–Schulz definieert de architectuur als de concretisering van de existentiële ruimte van de bewoner. In de woning vindt de mens zijn identiteit. Norberg–Schulz bedoelt met "Genius Loci" (geest van de plek) dat er zoiets bestaat als een natuurlijke plek waar mens en woning in een perfecte harmonie staan. Architectuur wordt beschouwd als de verzoening tussen bewoner en plek. In deze dualistische opvatting wordt de architect gevraagd om concreet gestalte te geven aan geestelijke waarden, aan de geest die een zekere plek bewoont. In deze theorie lijkt het bezit van een identiteit als het ware vooraf gegeven te zijn, zowel
8 existentiefilosofie: moderne filosofie waarin de nadruk valt op het individu en zijn existentie => existentialisme 9 existentieel: betr. hebbend op, beschouwd uit een oogpunt van existentie (=het bestaan/ het creatuurlijke of zondige bestaan van de mens )
20
aan de plek als aan de bewoner: het komt er enkel op aan dat het tussen beide "klikt". Het zich ophouden heeft niet het uiteindelijke samenvallen met de dingen tot doel. Zijn verhaal is geheel in lijn met de fenomenologische filosofie van Husserl en Heidegger en heeft de pretentie om de voorbijgaande, historische eigenschappen van fenomenen af te halen om weer tot de kern te komen. Die techniek kon onder andere worden toegepast op het landschap. Als zijn centrale thema genius loci, stelde hij bij een afgewogen selectie van de omgevingen de vraag wat de verborgen betekenis, de taak van een landschap zou kunnen zijn. Om die taak te kunnen achterhalen, was het zaak om het landschap zo exact mogelijk te analyseren om de structuur ervan te ontdekken. Dat deed Norberg-Schulz bijvoorbeeld door de volgende systematische redenering: ‘plaats’ is een omvattend verband en moet dus bij uitstek worden gezien als een zelfstandig naamwoord; bij ‘ruimte’ gaat het om relaties, daarom is dit een begrip van voorzetsels; op, voor, tegen, aan; ‘karakter’ is een toegevoegde entiteit en wordt daarom bij voorkeur als bijvoeglijk naamwoord uitgedrukt. Dit theoretische deel heeft hij ook verder uitgewerkt met drie fenomenologische beschrijvingen van steden als, Praag, Khartoum en Rome. Waarin hij de sfeer van de genii loci met behulp van goedgekozen illustraties en plastische beschrijvingen op zeer poëtische wijze weet te roepen.
21
Steven Holl Steven Holl wordt momenteel een van de belangrijkste jonge architecten van deze tijd genoemd. Steven Holl geboren in 1947 in Washington ging in 1970 in Rome architectuur studeren en studeerde af in 1976 in Londen. Ook startte hij zijn eigen bureau Steven Holl Architects in New York in 1976. Zijn werken kregen snel bekendheid. Tegenwoordig is hij professor op de Colombia University in New York. Er zijn vele boeken over hem en zijn projecten geschreven, zelf heeft hij ook verschillende boeken en teksten geschreven over zijn benadering van fenomenologie. In het volgende deel van deze studie probeer ik de fenomenologie van Steven Holl duidelijk te maken. Belangrijk bij de werken van Steven Holl is; hoe licht de natuurlijke en geestelijke ruimtes bepalen en kleur een extra ruimte bepalend element is, het licht binnen verandert door de dag heen en het gebruik van combinaties van natuurlijk en kunstlicht. Deze punten zullen we door de studie heen meerdere malen tegenkomen, en zullen hierdoor ook duidelijk worden.
Steven Holl
22
De fenomenologie van Steven Holl De fascinatie van Steven Holl voor fenomenologie is ontstaan tijdens zijn studie in Rome waar hij tijdelijk woonde tegenover het Pantheon. Hier ontstonden zijn eerste directe ervaringen met de architectuur, ‘zoals het licht daar naar binnen komt als een zuil van licht dat elk op moment van de dag weer verandert’. Ook de kapel van Ronchamp heeft hem gegrepen door de stilte en de mysterieuze gloed van licht in het interieur door het gebruik van gekleurd glas.
Het Pantheon
Kapel van Ronchamp van Le Corbusier, exterieuer en interieur.
Steven Holl vind dat architectuur meer volledig is dan andere vormen van kunst, deze verbind de nabijheid van onze zintuiglijke ervaringen. Zoals hij fenomenologie heeft beschreven gaat het om het begrijpen van de diepgaande uniekheid van iedere specifieke plaats, het licht, de lucht, de reuk, de aanwezige kleuren, en de geschiedenis. De beweging van tijd, licht, schaduw en transparantheid; kleuren, structuur, materiaal en detail maken allemaal deel uit van de complete ervaring van architectuur. Grenzen van een tweedimensionale voorstelling (zoals fotografie, schilderijen of andere grafische kunsten) en de grenzen van driedimensionale ruimte worden gedeeltelijk aan elkaar verbonden door de ontelbare sensaties die opgeroepen worden door architectuur. Alleen architectuur kan tegelijkertijd alle zintuigen wakker maken. Ook het uitwerken van een idee doormiddel van een schets vind hij te sterk het idee geven van architectuur als een visuele kunst.
23
Hij geeft toe dat er een sterk visueel component zit in architectuur, maar hij gelooft dat het een veel rijke vorm van kunst kan zijn. Een die geheel niet alleen visueel is, maar conceptueel, met de aanwezige verschijnselen en het sociale aspect en nog veel meer. De afhankelijkheid van tekens en symbolen kenmerken de architectuur in de laatste eeuw, het is een consequentie van het misvatten van architectuur als een visuele kunst. Steven Holl stelt in zijn kwestie van architectuur hetzelfde als dat Merleau-Ponty stelt voor filosofie. “Can de ambulating sentient being embedded as he or she is in de matrix of concretized values as they are inscribed in that being experience and understand seeing in a context articulated for that purpose? (“Kan het in beweging zijnde waarnemingsvermogen worden vastgelegd zoals hij of zij in de matrix is van vastgestelde waarden zoals zij zijn beschreven als zijnde ervaring en het begrip van het zien in een context uitgedrukt met dat doel?’). De meeste mensen die het werk van Holl waarderen zijn meer gericht op zijn experimentele kwaliteiten en de waarnemingsverschijnselen, zoals zijn gebruik van licht en materialen, maar voor hem is het idee dat erachter zit het meest belangrijk. Holl denkt dat veel architectuurcritici de kern van zijn werk missen; hoe dieper hij de kwesties probeert te bereiken bij zijn projecten. De vorm van zijn gebouwen of de uitwerking van de details is niet zijn primaire belang. Hij bouwt geen vreemde aantrekkelijke gebouwen of gebouwen die zich gedragen of eruit zien als vreemde aantrekkelijke gebouwen. Het gaat bij hem om het vinden van het eerste concept van ieder project waarin de essentie van al de architecturale mogelijkheden zitten die uniek zijn bij ieder project. Hij benadert een nieuw project en verwerkt het tot in een conceptuele doelstelling. Hierbij vertrouwt hij volledig op de conceptuele figuren, eigenlijk ziet hij ze als zijn geheime wapen. De essentie van zijn werk van architectuur is de aanwezigheid van een organische verbinding tussen concept en vorm. Dit is voor hem de enige manier voor de weg naar nieuwe ideeën in architectuur.
24
Verzetting tegen het modernisme Tijdens deze studie is de vraag ontstaan waarom Steven Holl op deze manier, dus met de denkwijze van fenomenologie, ontwerpen maakt. Probeert hij met de fenomenologische architectuur zich ergens tegen te verzetten of van te ontsnappen? Mijn gedachte hierbij is dat Steven Holl probeert te ontsnappen aan het manier van bouwen uit de Modernistische tijd. In de modernistische tijd waren de gebouwen erg universeel, en lijken overal hetzelfde. De opzet van het Modernisme was dat de gebouwen ook op iedere plaatsen ???? situatie gezet kunnen worden. Holl verzet zich hiertegen omdat hij juist het samenspel van situatie en gebouw zo belangrijk vindt. Een gebouw wordt bij hem ontworpen voor die specifieke plaats. In zijn ontwerpen gaat het om de ervaringen die de mensen krijgen bij de beweging door de ruimten, hij wil de ervaringen laten zien.
Modernisme: Le Corbusier: Weissenhofsiedlung en Villa Savoie
Fenomenologische architectuur: Steven Holl, Kiasma museum Helsinki
25
7
Maurice Merleau-Ponty versus Steven Holl
In dit onderdeel van de scriptie leg ik de fenomenologische filosofie van Merleau-Ponty naast de studies die Steven Holl heeft gedaan naar het gebruiken van fenomenologie in de architectuur. De fenomenologische filosofie van Merleau-Ponty houd ik hier als leidraad aan. Om dit complexe verhaal over de fenomenologie van Merleau-Ponty iets overzichtelijker te maken, heb ik geprobeerd het hoofdstuk onder te verdelen in verschillende onderwerpen die voorkomen in zijn studies. Naast de uitleg die ik hier zal geven over de fenomenologische filosofie van Merleau-Ponty zal ik verwijzingen geven naar de ontwerpen die Steven Holl heeft gemaakt waarin de fenomenologie een belangrijke rol spelen.
26
Fenomenologische filosofie versus fenomenologische architectuur
Het gaat bij de fenomenologische filosofie om de studie van de waarneming; de manier waarop wij dingen zien. Bij Steven Holl gaat de fenomenologische architectuur eigenlijk ook om de studie van de waarneming; maar dan de manier waarop wij architectuur ervaren. Merleau-Ponty analyseert tijdens zijn studie van de fenomenologische filosofie de verstrengeling van de zintuigen met de geest en de wereld. Hierbij geeft hij aan hoe het lichaam en het bewustzijn zich tot de wereld verhouden, en hoe wij daardoor de wereld en objecten daarin kunnen ervaren. In het kort zijn dit de belangrijkste elementen die voorkomen in de studie van MerleauPonty. Ook Steven Holl geeft bij zijn studie overeenkomsten aan met de fenomenologie van Merleau-Ponty, een aantal van de belangrijke elementen die voorkomen in de studie van Merleau-Ponty zijn dus ook te vinden in de fenomenologische architectuur van Steven Holl. In het volgende onderdeel probeer ik de verschillende overeenkomsten aan te geven tussen fenomenologische filosofie en fenomenologische architectuur. Dit doe ik met behulp van een groot aantal citaten die mij helpen deze stof te verduidelijken.
27
De wereld
In de studie fenomenologie van Merleau-Ponty komt als centraal thema de ambiguïteit van de mens en de wereld naar voren. De wereld is volgens hem nimmer totaal kenbaar. Met de studie wilde hij doordringen in de oorspronkelijke verwevenheid van mens en wereld die aan de verhouding van het kennende subject en het gekende object voorafgaat. Volgens Merleau-Ponty is de mens ‘ter wereld’, dat wil zeggen dat hij uitstaat10 naar de wereld en de dingen (de existentie) en ze ook overschrijdt, maar daarbij is hij via het lichaam gebonden aan de wereld. ‘Willen we iets begrijpen van de wijze waarop de mens eigenlijk in de wereld staat, dan zullen we terug moeten naar de oorspronkelijke ervaring’. Hierbij geeft hij aan, zoals ik al eerder heb genoemd in deze scriptie, dat we terug moeten naar de zaken zelf. Oftewel de terugkeer naar een wereld alvorens deze gedacht, gerepresenteerd of in begrippen gevangen is. Dit omschrijft hij als: ’..het doen verschijnen van de wereld, die er altijd is voordat ik erover na ga denken. ‘De wereld is wat wij zien…. Niettemin moeten we haar leren zien’. Hiermee wil hij aangeven dat we Zien moeten vergelijken met onze kennis en er bezit van moeten nemen. Daarbij vind hij het nodig te zeggen wat wij en wat Zien zijn. Hier doet hij alsof we er niets van af weten, want we moeten ons instellen alsof we nog steeds alles moeten leren. De filosofie probeert dit te verduidelijken door steeds de samenhang ervan te laten zien, maar de wereld is er al voordat het denken er vat op tracht te krijgen. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat de wereld geen samenraapsel van ideeën is.
10
Uitstaan: verbonden zijn; hier met de wereld en de dingen.
28
De wereld blijft voortdurend in wording en is daarom nooit af. Alleen al daarom valt de wereld in het geheel buiten het begrip van onze kennis. De wereld is niet te reduceren tot zichtbaarheid. Deze is zichtbaar en onzichtbaar tegelijk. De wereld is niet een geheel van zand, steen, water en vlees, maar zij is het weefsel zelf van de daarop berustende intentionaliteiten. Het is een wereld zoals die verschijnt, maar tegelijkertijd ook aan het verschijnen voorafgaat. Dit weefsel is het vlees van de wereld (la chair du monde zoals Merleau-Ponty het noemt in zijn boek). La chair (the flesh) is het prototype van het Zijn, van het objectals van het subject-zijn maar ook van het zichtbare en het ziende. Het vlees (of lijf) is dus niet louter mijn lichaam, maar mijn lichaam is het weefsel van fenomenaliteit en de onttrekking daaraan (het zichtbare en het onzichtbare). Overigens duidt de term zichtbaar niet slechts op het visuele, maar ook bijvoorbeeld op de tast, de reuk en het gehoor. Dit wordt ook wel de dialectiek van het weefsel genoemd. Een directe omschrijving over hoe Steven Holl over het begrip wereld denkt is niet achterhalen. Maar ik kan wel concluderen dat ook dit erg belangrijk is voor hem. De architectuur is zoals hij het noemt altijd gebonden aan de situatie. Anders dan muziek, schilderingen, beelden, films en literatuur en een constructie is architectuur alleen ingevlochten met de beleving van een ruimte. De plaats van een gebouw is meer dan een simpel ingrediënt van de voorstelling. Het is voor Holl een natuurkundige en bovennatuurlijke basis. De functionele aspecten van de situatie en gebouw, het perspectief, de hoek van zoninval, de routing en de toegang zijn de natuurkundige middelen die een bovennatuurlijke architectuur vereisen. Gebouwen overtreffen de natuurkundige en functionele benodigdheden door het samenvloeien met de plek. Architectuur en terrein zouden volgens hem een experimentele connectie en een bovennatuurlijke link moeten hebben. Wanneer een werk van architectuur succesvol samengaat met gebouw en situatie, dan zal een derde conditie ontstaan, zo staat beschreven. Deze derde conditie is verbonden met uitdrukking en idee welke dus zijn gekoppeld met het terrein. De manier waarop Steven Holl zijn architectuur inpast in een bepaalde situatie is erg herkenbaar. Zoals hij fenomenologische architectuur beschrijft gaat het bij hem om het begrijpen van de diepgaande uniekheid van iedere plaats zoals het licht, de lucht, de reuk, de aanwezige kleuren en de geschiedenis. Hij geeft aan dat hij zich realiseert dat op iedere situatie op aarde een ander beginpunt ligt.
29
Hier kan ik als voorbeeld contemporary art in Helsinki.
geven
het
Kaisma
museum
of
Het museum of contemporary art in Helsinki in Finland ligt in het hart van de stad. De situatie is een uitdagende vorm door de samenloop van verschillende rasters van stadsdelen, de nabijheid van monumenten en de uitloop van een baai. Het concept van het gebouw draait hier ook om de samenvlechting van het gebouw met de rasters van de stad en het landschap. Dit samen heeft het gebouw gevormd. Door de samenvlechting van gebouw met het water van de Töölo baai heeft dit geleid tot een ontwerp met aan de oostelijke zijde de baai en aan de westelijke zijde een vijver. De aanwezigheid van vrij horizontaal licht op deze noordelijke breedte wordt versterkt door de baai doordat deze dient als stedelijke spiegel van Helsinki. De westelijke vijver reflecteert ’s nachts het licht uit het museum. In het ontwerp is ook rekening gehouden om de ruimtelijkheid van de nacht te laten zien. Dit is ook terug te zien tijdens de wintermaanden, als de avond vroeg valt. Het gloeiende licht dat uit de westzijde van het gebouw ontsnapt, nodigt de bezoeker uit om binnen te komen.
30
Het bewustzijn Zintuigen zijn gevoeliger dan ons bewustzijn. Ze zorgen voor het opnemen van informatie zonder dat je je daarvan bewust bent. Dit merk je al in het dagelijks leven; zonder probleem omzeil je allerlei obstakels. Maar als iemand vraagt wat je omzeilt hebt, dan weet je het vaak niet. De zintuigen en de rest van het lichaam hebben goed hun best gedaan terwijl je er niet bewust van bent. Als Merleau-Ponty het menselijk bewustzijn bestudeerd doet hij dat als fenomeen; het fenomeen bewustzijn. Hij bestudeerd er de essentie van, zonder welke het geen fenomeen van bewustzijn zou zijn. Hij bestudeerd het bewustzijn zoals het zich aantoont, los van de modaliteiten of attributen die het kan gebruiken om zich te tonen. ‘Het denken en bewustzijn is de openheid van het lichamelijke naar de wereld’. Hij zegt dat het bewustzijn zich toont als een ‘daad die een relatie schept met de wereld’, zonder welke men niet aanwezig kan zijn aan de wereld. Deze actie verloopt volgens diverse manieren, bijvoorbeeld nadenken, zich inbeelden, zich herinneren, waarnemen, maar ook bewegen, aanvoelen, lijden, genieten, enz. In ons bewustzijn zijn waarnemingen, herinneringen en verbeeldingen kwalitatief gelijke ervaringen. Wij kunnen net zo diep worden geraakt door iets dat door onze verbeelding wordt opgeroepen als door wat wij in werkelijkheid tegenkomen. Het menselijk bewustzijn noemt Merleau-Ponty dus een belichaamd bewustzijn. Hij geeft aan dat de wereld wordt geconstrueerd rondom een zintuiglijk en lichamelijk centrum. Onze zintuigen zijn meer dan louter passieve receptoren die prikkels opvangen, en het lichaam is meer dan een punt van waaruit men in centraal perspectief de wereld waarneemt. Ons hele Zijn in de wereld is een zintuiglijke en lichamelijke vorm van bestaan. Merleau-Ponty wilde in zijn studie vooral duidelijk maken dat de mens in de wereld is en dat hij die wereld waarneemt voordat hij overgaat tot een verklaring van die waarneming. Dit noemde hij het prereflexieve, het voorbewuste, waaruit de mens dan met zijn wijze zingeven tot zelfbewustzijn komt.
31
Later gaat Merleau-Ponty in op de aard van het bewustzijn. Hij verdedigt een opvatting van menselijke vrijheid en zegt dat dit voortkomt als het ware een feit is, dus dat er geen causale relatie denkbaar is tussen het subject en zijn lichaam, zijn wereld of maatschappij. Het is een poging de vrijheid te behouden ondanks de betrokkenheid bij de wereld via het lichaam. ‘Het bewustzijn opereert niet boven de wereld, maar in de wereld van ons existentieel, voor-objectief bestaan. De mens is in en van de wereld die de samenhang van de dingen uitmaakt; daardoor leeft hij, is hij steeds buiten zichzelf en intentioneel betrokken op wat er om hem heen is. Deze intentionaliteit of betrokkenheid is de existentie van zijn eigen bewustzijn, het is zich steeds van iets bewust’. ‘Het bewustzijn is dus cruciaal voor de actuele wijze waarop de mens ter wereld is’. Merleau-Ponty beargumenteert dit met de funderingsrelatie. Dit is de relatie tussen de perceptie van de wereld en de rationele reflectie daarop, of de relatie tussen het ik kan en het ik denk, de oude hersenbaan en de nieuwere, waarbij dan de nieuwere baan van de oudere leert. Het is geen eenzijdige afhankelijkheidsrelatie, maar een terugkoppelingssysteem. ‘Mijn ter wereld zijn wordt onder andere bepaald door wat ik denk en hoe ik me voel. Maar hoe ik me voel bepaalt ook wat ik denk, en wat ik denk bepaalt tevens hoe ik me voel’. Denken en voelen staan hier in een funderingsrelatie tot elkaar. Over bewustzijn geeft Steven Holl geen directe omschrijving, wel is te achterhalen dat dit onderwerp bij hem, net als bij MerleauPonty, erg belangrijk is. Holl kijkt hier vooral naar de elementen die het bewustzijn een ‘signaal’ geven. Bijvoorbeeld kleuren, deze geven ons informatie. Ze hebben een grote betekenis voor de mensen waardoor er een kleurensymboliek ontstaat. Deze is afhankelijk van tijd, land, cultuur, traditie en van plaatselijke omstandigheden.
32
Kleuren hebben een soort betekenis, al vanuit de verste geschiedenis worden ze gebruikt om iets uit te drukken. Bijvoorbeeld Wit staat voor vreugde, Zwart voor duisternis, Geel voor licht en glorie, Groen voor hoop en Rood voor liefde en lijden en zo kun je nog wel doorgaan. Niet alleen kleuren maar ook materialen laten een soort signaal achter in het bewustzijn. Lichte materialen geven onbetrouwbaarheid en vormen een soort van experimentele brug door de velden van ervaringen. Materialen die de zintuigen van de ontvangers met elkaar verbinden bepalen het detail dat ons beweegt tussen het directe zicht tot tastbaarheid. Vanaf lineairiteit en vlakken tot holling, en van transparantheid tot hardheid, elasticiteit en vochtigheid, het haptische rijk wordt door deze elementen geopend. Ook wat een bundel van geel licht doet in een simpel volume, of wat een paraboolvorm of een schaduw kan doen met een saaie witte muur geeft ons een psychologisch en ondoorzichtig rijk van de waarnemingsverschijnselen van architectuur.
33
Het lichaam/subject De psychologie had, voordat Merleau-Ponty begon met zijn studies, weinig oog voor de inbreng van het lichaam, oftewel subject, in het gedrag en de beleving. Maar Merleau-Ponty geeft in zijn studies juist aan dat het lichaam belangrijk is om het waarnemen tot stand te laten komen: ‘Waarnemen is een activiteit die slechts tot stand komt door mijn lichaam dat in de wereld is. Door mijn lichaam bewoon ik de wereld; het doet mij de wereld ook waarnemen zonder zichzelf’. In ons denken wordt er vaak een scheiding aangebracht tussen het lichaam en het bewustzijn, waarin de perceptie aan het domein van het lichaam wordt toegekend en de reflectie van het bewustzijn. Maar de wijze waarop wij de wereld waarnemen en interpreteren, door perceptie en reflectie, is onlosmakelijk verbonden met het feit dat we niet alleen maar het lichaam hebben, maar dat we wezenlijk een lichaam zijn. Ons denken is afhankelijk van ons lichaam en heeft dus een groot effect op de wijze waarop wij waarnemen en ook conceptueel redeneren. Het conceptueel redeneren en zintuiglijk ervaren wordt nogal eens van elkaar gescheiden in de filosofie en de architectuur, maar er wordt ook regelmatig beweerd dat er een zintuiglijk denken in ons aanwezig is. Lichamelijk ervaren maakt ons menselijk, en de relaties tussen het lichaam, het bewustzijn en de wereld eromheen heeft vele verbanden met elkaar. Deze driehoeksrelatie geeft ons ook het begrip van de wereld. De functie van het lichaam is bij fenomenologie dus van groot belang, door het lichaam en zijn bewegingen wordt ons de ‘vervulling’ geleverd van ons begrip van ruimte en dus van objecten die aanwezig zijn in de ruimte. In de filosofie betekent ‘lichamelijkheid’ de hoedanigheid van iets dat een lichaam heeft. Meer specifiek staat de lichamelijkheid centraal in die opvattingen van de filosofie die de mens weer als eenheid willen zien van lichaam en ziel. Bijvoorbeeld volgens Merleau-Ponty geeft een persoon vanuit het lichaam betekenis aan de wereld, want door de plaats van het lichaam in ruimte en tijd wordt de waarneming bepaalt .
34
Het lichaam is voor Merleau-Ponty primair, een zingevend lichaam en vanuit deze conceptie kunnen alle andere zingevende functies van de mens worden geduid. Het zingevend lichaam is het enige legitieme uitgangspunt voor een hogere zingeving die hij omschrijft als ziel. De eenheid van de mens is een lichamelijke eenheid. Maar hij spreekt wel over de lichamelijkheid als een anonieme en onpersoonlijke existentie die ons samenbindt en in ons woont nog voor er sprake is van een persoonlijk ik dat met bewustheid op de wereld toetreedt. De persoonlijke existentie kon slechts in het aangeboren complex van een algemeen en onpersoonlijk zijn, gerealiseerd worden. Hiermee is een tweeheid gesteld van een persoonlijk en een onpersoonlijk niveau van existeren. In latere studies benadert Merleau-Ponty dit onderwerp vanuit een analyse van de perceptie. Het onderwerp in zijn boeken was: ‘Wat is een bewuste existentie en heeft deze een circulaire of dialectische verhouding met de omgeving?’ Als eerste laat hij zien dat het subject van de perceptie niet het bewustzijn is, dat zich bedient van een lichaam om de materiele wereld waar te kunnen nemen. De perceptie is niet de intellectuele verwerking van gewaarwordingen, die in het bewustzijn worden veroorzaakt door de causale inwerking van de buitenwereld op het fysische organisme. Het subject van de perceptie is het lichaamsubject, het is de zingevende, lichamelijke existentie. Merleau-Ponty lijkt in staat te zijn de kloof tussen de ene mens en de andere, de onderscheiden bewustzijnen die tegenover elkaar staan, te overbruggen. Het feit dat mensen lichamen hebben maakt de wereld die ze bewonen gemeenschappelijk en is de ene mens in ieder geval toegankelijk voor de ander door middel van lichaamsuitdrukkingen. Merleau-Ponty beweert dat, omdat een mens een lichaam heeft, hij niet het voorrecht van toegang tot zichzelf heeft en andere mensen evenmin afgesloten voor hem zijn. Ook een ontmoeting met welke vorm van kunst dan ook omvat een persoonlijke interactie, geeft Merleau-Ponty aan. Een kunstwerk functioneert als een ander persoon met wie we praten en lichaamsuitdrukkingen delen. Er zijn een aantal kunstenaars die ook de essentie van de aanwezigheid van het lichaam aangeven. Melanie Klein bijvoorbeeld geeft met het idee van projecterende identificatie aan dat, in feite, alle menselijke interacties een projectie van fragmenten van het Ik naar de ander omvat.
35
De Schilder Graham Sutherland zegt vanuit hetzelfde standpunt met betrekking tot zijn eigen werk: ‘In zekere zin moet een langschapsschilder bijna naar het landschap kijken alsof het Hijzelf is, Hij als mens’. Paul Cezanne geeft aan dat het landschap ‘denkt’ via hem en hij het bewustzijn van het langschap is. Holl geeft aan dat op dezelfde manier een architect zich in zijn lichaam een gebouw eigen maakt. Beweging, balans, afstand en schaal worden onbewust via het lichaam als een spanning in het spierenstelsel en in de houding van het geraamte en de toestand van de inwendige organen. Wanneer er een wisselwerking is tussen gebouw en lichaam van de waarnemer, weerkaatst de ondervinding de lichamelijke gewaarwording van de maker, vertelt Holl. Architectuur is volgens hem een directe verbindingsweg tussen het lichaam van de architect en het lichaam van de bewoner of bezoeker. Het begrijpen van bouwkundige stelsels betekent voor Holl het onbewuste aftasten van een object of een gebouw met iemands lichaam en het projecteren van iemands lichamelijke stelsel op de ruimte in kwestie. ‘We voelen genoegdoening en bescherming wanneer het lichaam zijn weerklank in ruimte ontdekt’. Er werd al eerder beschreven dat Holl aangeeft dat op iedere situatie op aarde een ander beginpunt ligt. Hier geeft hij aan dat hij zo in staat om ons op nieuwe manieren bij elkaar te brengen zodat onze lichamen hierdoor in beweging komen en zoals het, de plaats, door onze lichamen in beweging zal komen. Dit is een eenvoudige maar diep ontroerende gebeurtenis die zijn gedachte opende tot de mogelijkheid van een radicale uitbarsting in architectuur, wiens tradities en technieken hij zag als meer betrokken bij één of andere manier van gelijkheid, van bijvoorbeeld symboliek of historische samenhang. Hieruit blijkt ook dat Holl het belang aangeeft van de aanwezigheid van de mens oftewel het lichaam in een gebouw of ruimte. Alleen door de aanwezigheid van een bewegende mens is de architecturale ruimte waarneembaar. Pas dan is het gebouw af. ‘Het waarnemen is de oorspong der dingen, we hebben uitsluitend toegang tot de dingen en de wereld via de intermediair van het lichaam’. 36
Waarneming Al in de renaissance werd aangenomen dat de 5 zintuigen een hiërarchisch stelsel vormden; van het hoogste zintuig zien tot het laagste zintuig voelen. Het stelsel van de zintuigen werd als verwant gezien aan het beeld van het kosmisch lichaam. Zien werd in verband gebracht met het vuur en licht, horen met lucht, ruiken met damp, proeven met water en voelen met aarde. Merleau-Ponty gaf aan dat zijn boeken het doel hebben om een gedegen onderzoek te doen naar wat waarneming is. En wel waarneming zoals deze zich aan ons voordoet. Zoals ik al eerder heb genoemd, vond Merleau-Ponty het belangrijk om de waarneming te onderzoeken omdat zij de grondslag vormt voor al onze kennis. Volgens hem wordt in de wetenschap te vaak aangenomen dat we weten wat waarneming is. Dit is echter niet het geval meent Merleau-Ponty, het was dus nodig om de waarneming nader te gaan onderzoeken. Zoals Merleau-Ponty over de zintuigen denkt: Iedere waarneming vindt in een atmosfeer van algemeenheid plaats en doet zich als anoniem aan ons voor. ‘Ik kan niet zeggen dat ik het blauw van de hemel zie, in de zin waarin ik zeg dat ik een boek begrijp…(…). Mijn waarneming, zelfs van binnenuit gezien, drukt een gegeven situatie uit: ik zie blauw, omdat ik ontvankelijk voor kleuren ben(…). Als ik hiervan uitgaande de waarnemingservaring zo nauwkeurig mogelijk wil weergeven, zou ik eigenlijk moeten zeggen dat men in mij waarneemt, en niet dat ik waarneem’. Het waarnemen is dus volgens hem geen bewust gestuurde, maar een anonieme activiteit: de zintuigen van het lichaam (het zien, horen, voelen, ruiken, proeven) zijn onderling met elkaar en de wereld verbonden; ze zijn ‘gemaakt’ voor elkaar en communiceren met elkaar nog voordat het bewustzijn en het denken in het spel komen. Hierbij geeft Merleau-Ponty als voorbeeld dat blinde mensen zich niet bewust zijn van enig gezichtsvermogen, en toch in staat zijn zich correct te oriënteren. De interactie tussen lichaam en wereld in de waarneming leidt er dus niet toe dat alle informatie vanuit Zicht komt, maar ook uit ‘blinde oriëntatie’; een blinde persoon kan meer dan zij denkt. 37
In de architectuur is elke roerende ondervinding multi-zintuiglijk, zo zegt Holl; de eigenschappen van materiaal, ruimte en schaal worden op dezelfde manier beoordeeld door het oog, het oor, de neus, de huid, de tong, het skelet en de spieren. De architectuur brengt 7 rijken van zintuiglijke ervaringen met zich mee, die op elkaar inwerken en elkaar doordrenken, zo geeft Holl aan. Zintuigen verdedigen niet alleen de informatie gezien het kritisch vermogen van het verstand. Ze zijn ook een middel van welbespraakt, zintuiglijk denken. Architectuur is voor Steven Holl in het algemeen verworden tot een kunst van de bedrukte voorstelling vastgelegd door het gehaaste oog van de camera. Hij meent dat de starende blik zelf neigt uit te rafelen tot een beeld en zijn kneedbaarheid verliest; In de plaats van ons bestaan in de wereld te ervaren bezien wij het van buiten af, als toeschouwers van voorstellingen die geprojecteerd worden op het oppervlak van ons netvlies. Hierbij legt hij uit: Wanneer gebouwen hun kneedbaarheid en hun verbinding met de taak en wijsheid van het lichaam verliezen worden ze afgezonderd in ’t kalme, afstandelijke rijk van het zien. Met het verlies van de tastzin en de schaal en onderdelen gemaakt voor het menselijk lichaam en hand, worden onze bouwwerken weerzinwekkend plat, scherp gerand, onbelangrijk en onwerkelijk. ‘Door het losmaken van de constructie van het werkelijkheden van vaardigheid en materie verandert architectuur in een toneelset voor het oog, verstoken van de echtheid van materiele en bouwkundige logica’, zegt Holl. Bij het toepassen van natuurlijke materialen, natuursteen, baksteen en hout staan deze de starende blik toe om door te dringen in hun oppervlakte en maken ze het ons mogelijk om overtuigd te raken van de geloofwaardigheid van de materie. De essentie van waarneming in de architectuur is voor de ontwerpen van Steven Holl dus erg belangrijk. Door experimentele projecten onderzoekt hij de fenomenen die hier voorkomen. Eigenlijk zijn vrijwel alle projecten voor Steven Holl experimenteel. Bijvoorbeeld in het ontwerp van het kantoor van D.E. Shaw & Co Offices, hier onderzoekt hij de fenomenen van ruimtelijke kleurweerkaatsing van geprojecteerde kleuren. Het kantoor is een bedrijf dat werkt met een grote hoeveelheid computers die 22,5 uur per dag aan staan en verbonden zijn met internetverbindingen over de gehele wereld.
38
Steven Holl gaf het merkwaardige en toch onzichtbaar programma in het bedrijf een gelijkwaardig concept voor het interieur. De ‘geprojecteerde kleuren’ stelde hij overeenkomstig met de ongrijpbare elektrische stromen door de internetverbindingen, welke belangrijk zijn voor het werk van dit bedrijf. De 31 foot grote centrale kubusruimte bij de toegang van het bedrijf is op precieze punten uitgesneden en ingekeept en afgewerkt met pleisterwerk. Aan de achterzijde van de vlakken is er kleur toegevoegd, deze is onzichtbaar voor de personen in de ruimte. Natuurlijk en onnatuurlijk licht dat binnenkomt achter de schermen, projecteren deze gewaste kleuren in de ruimte rondom de gaten en spleten, dit bied subtiele ervaringen van deze ruimte. Omdat de kleuren op verborgen oppervlakken achter de muren zijn aangebracht, en de fenomenen sterk de intensiteit van de kleuren verminderen die worden gereflecteerd, kunnen hier versierende kleuren worden gebuikt, als het fluoriderende groen, geel, oranje en blauw. De helderheid van de geprojecteerde kleuren varieert door de helderheid van het zonlicht op de dag. Ook de beweging van de zon verlevendigen de kleuren en zorgt door tijd en beweging voor een vreemde gloeiende stroming van licht en kleuren. Het interieur heeft hier en mysterieuze kalme gloed met verwonderlijke zichten als iemand rond beweegt en kijkt naar de gereflecteerde kleur op het ene vlak naar de ander.
39
De ervaringen
‘In de kunst staat niet alleen het beeld centraal maar ook de ervaring, deze ervaring is meer dan uitsluitend visueel’, zo geeft Merleau-Ponty aan. De kunst wordt bij uitstek ervaren met en door alle zintuigen; visueel, auditief en tactiel. Maar de ervaring vindt niet uitsluitend plaats door de zintuigen maar is eerder een samenhang van zintuiglijke prikkels en de perceptie en reflectie. De ervaring ontstaat slechts met behulp van het lichaam, dus we hebben pas toegang tot de dingen om ons heen via het lichaam; alle ervaring is dus ‘belichaamde ervaring’. Niets is moeilijker dan te weten wat we zien; ‘Er is in de natuurlijke intuïtie een soort van crypto-mechanisme11 waar we doorheen moeten breken om het fenomenale Zijn (het Zijn zoals het oorspronkelijke aan ons verschijnt) te bereiken of ook: er is een soort dialectiek waardoor de perceptie zich verbergt voor zichzelf. Maar als het wezen van het perceptief bewustzijn hierin bestaat, dat het zijn eigen fenomenen vergeet en zo de constitutie der dingen mogelijk maakt, dan is dit vergeten niet een afwezigheid zonder meer; ‘..het is de afwezigheid van iets, dat het bewustzijn aan zichzelf tegenwoordig kon stellen…’. Deze stelling toont ons iets van ambiguïteit der waarneming, maar tegelijk het voor Merleau-Ponty zo interessante en belangrijke feit, dat de waarneming de bakermat, de oorsprong van de dingen is. De waarneming heeft voor hem absolute prioriteit op de rede.
11
Crypto-mechanisme: soort van een geheim automatisme dat in bevind
40
De perceptie verbergt zich voor zichzelf om de constitutie der dingen mogelijk te maken, zo geeft Merleau-Ponty aan. Hij heeft aan dat zij een geheim bewaart dat ontsluierd moet worden. Dit geheim schuilt in het feit, dat de perceptie een lichamelijk gebeuren is. De perceptie gaat vooraf aan het reflecterend bewustzijn en daarom is het ons onmogelijk klaarheid te verkrijgen omtrent de oorsprong van ons bestaan, de bakermat van ons bewuste leven. Dit uit zich niet alleen in het gedrag en de waarneming van de mens, maar ook in zijn taal en in de artistieke expressie. Al deze uitingen zijn een manier om het eigen bestaan en het bestaan van de wereld zin te geven of om de zin ervan te onthullen. Steven Holl ziet dat in architectuur de meest volledige vorm van ervaring aanwezig kan zijn; Een film van een stenen kathedraal laat een kijker erdoor- en overheen zweven, je kan er zelfs mee terug in de tijd te gaan zoals het jaren terug was, maar alleen de actuele gebouwen waar in je je bevindt laten het oog vrij om rond te zweven rond de vindingrijke details die aanwezig kunnen zijn. Alleen de architectuur oftewel het gebouw geeft een tactische gewaarwording van gestructuurde stenen oppervlakten en gepolijste houten zitbanken. De ervaring van licht verandert met beweging, maar ook de reuk en het weerklinkend geluid van de ruimte, de gehele relatie van schaal en proportie zijn gewaarwordingen binnen het gebouw. Deze gewaarwordingen combineren een complexe ervaring, welke wordt gecombineerd met sprakeloosheid. Het gebouw spreekt door de stilte van de waar te nemen fenomenen. Terwijl we een bouwwerk ondervinden bootsen we onbewust zijn gedaante in de vorm van botten en spieren na. De aangename levendige golving van een muziekstuk wordt onbewust omgevormd tot een lichamelijke gewaarwording. De compositie van een abstract schilderwerk wordt ervaren als een spanning in het spierenstelsel. Structuren van een gebouw worden onbewust nagebootst en ingesloten door het schematische stelstel van het skelet, terwijl we met ons lichaam de taak van de zuil van het gewelf volbrengen. De baksteen wil een gewelf worden, maar zijn gedaanteverwisseling vindt plaats door middel van nabootsing van ons eigen lichaam. Het besef van zwaartekracht is de kern van alle architectonische bouwwerken en goede architectuur maakt ons bewust van zwaartekracht en de aarde. Architectuur versterkt de loodrechte positie van onze ervaring van de wereld. Tegelijkertijd zorgt de
41
architectuur ervoor dat we ons bewust worden van de diepte der aarde. Het laat ons dromen over opstijgen en wegvliegen. In een project van Steven Holl waar verschillende ervaringen centraal stonden, was de kapel van St. Ignatius voor de universiteit van Seattle. Hier combineerde Holl de metafoor van licht, de visie van St. Ignatius en de opzet van de missen van de universiteit. Dit leidde tot een ontwerp voor het interieur en exterieur die bestaat uit 7 bundels van licht in een stenen doos. Licht komt op allerlei manieren de kapel binnen zoals de zon opkomt, doordat het licht hier niet alleen in de praktische behoefte voorziet maar het zorgt ook voor een gevoel van stilte en schept een materiele en geestelijke ervaring. De ruimten in de kapel zijn bepaald door wisselwerkingen tussen licht, kleur en architecturale elementen, geen enkel element werk hier zelfstandig. Het licht dat in dit gebouw is verwerkt bestaat uit: direct natuurlijk licht vanuit het dak en muren, indirect natuurlijk licht achter schermen en kunstlicht. Met dit licht zijn ook kleuren verwerkt. De kapel is verdeelt in 7 ruimten, 7 lichtbundels. Elke lichtbundel duidt een lenskleur en een kleurveld aan. De lenskleur geeft de kleur aan van het glas in deze ruimte, het kleurveld geeft de kleur aan van het oppervlak dat het natuurlijke of kunstlicht zal reflecteren. Hier zijn schermen een aantal centimeters voor het grote raam van een lichtbundel geplaatst, deze zijn aan de achterzijde met een heldere kleur beschilderd, zoals in het tabel te zien is. Hier kan dus alleen het gereflecteerde gekleurde licht worden gezien vanuit de binnenzijde van de kapel. 1. 2. 3.
Kerkelijke omgang Narthex Schip
4. 5. 6. 7.
gezegend sacrament koor verzoenings ruimte bel-toren en vijver
natuurlijk licht natuurlijk licht geel veld en blauwe lens (oosten) blauw veld en gele lens (westen) oranje veld en paarse lens groen veld en rode lens paars veld en oranje lens projecteren en reflecteren van natuurlijk licht 42
Het concept van de verschillende soorten licht binnen het gebouw zijn nog verder uitgewerkt met de volumes die zich in het dak bevinden. Dit zijn een soort daklichten en georiënteerd om verschillende licht kwaliteiten tot binnen door te laten dringen, door deze in Oostelijke, Zuidelijke, Westelijke en Noordelijke richting te laten oriënteren. Ook hier zie je terugkomen dat Steven Holl kleuren voor een belangrijk deel laat bijdragen aan een unieke visuele ervaring van de lichtbundels en bevorderen ook de omlijning tussen de verschillende ruimten. Niet alleen elke bundel in de kapel heeft een unieke bedoeling, verschijning en ervaring versterkt door verlichting, maar elk bezoek aan de kapel is anders omdat elk licht veranderd door de loop van de dag en tijd. Het is niet alleen het licht zelf, maar deze andere essentieel deeluitmakende elementen die zulke indrukwekkende manipulatie van licht in een ruimte mogelijk maken, zoals de toestanden van de atmosfeer. Niet alleen licht en kleuren bepalen de ruimte in de kapel maar ook architecturale elementen helpen hieraan mee. Zoals een simpele verandering in vloerhoogte of plafondhoogte en daarbij de kromming hiervan helpen mee met de scheiding van ruimten.
43
Ruimte Merleau-Ponty gaat in zijn studie na in welke mate de waarneming een 'ruimtelijk' fenomeen is. Hier bestudeerd hij de 'positie' van het lichaam tegen de omgevingsachtergrond, in de wereld. Hij geeft hier aan dat het lichaam aande-wereld is; "Voor wat betreft de ruimtelijkheid (...) is het eigen lichaam de altijd stilzwijgend meebedoelde derde term van de figuurachtergrondstructuur en iedere figuur tekent zich af tegen een dubbele horizon, die van de buitenruimte en die van de lichamelijke ruimte" Dat maakt volgens hem de waarneming tot een 'ruimtelijk' fenomeen: "(...) omdat de gewaarwording, als primordiaal contact met het Zijn (...) als coëxistentie van het ervarende en het zintuiglijk waarneembare, zelf al een milieu van coëxistentie constitueert, dat wil zeggen, een ruimte". Merleau-Ponty spreekt in zijn studies regelmatig over existentiële ruimte. Dankzij de terugkeer tot de oorspronkelijke ervaring ontdekken wij (opnieuw) hoe de natuurlijke wereld altijd als een achtergrond door de andere werelden heen schijnt: "(...) zoals het doek nog doorschijnt onder het schilderwerk en er een soort broosheid aan verleent". Deze 'fragiliteit' brengt een flexibele ruimtelijkheid op het niveau van de existentie: "Wij hebben gezegd dat de ruimte existentieel is; evengoed hadden wij kunnen zeggen dat de existentie ruimtelijk is (...)". Deze 'existentiële ruimte' of 'ruimtelijke existentie' is een 'mentale ruimte', waarin de waarneming ons geen enkele zekerheid omtrent onszelf of het andere verschaft. ‘Ik kan slechts 'vertrouwen in de wereld' stellen: "Waarnemen betekent in één klap een hele toekomst van ervaringen verbinden met een heden dat er niet in het uiterste geval garant voor staat, het is geloven aan een wereld". Dit is mogelijk omdat je het bewustzijn hebt dat je lichaam een juiste greep, een juiste instelling op het waargenomene heeft. Ook Holl noemt hier: ‘Het lichaam en de beweging ervan geeft een verduidelijking in ons begrip van ruimte en objecten in een ruimte’. Voor Holl opent het bewegen door verschillende ruimten bepaald door volumen de fenomenen van de ruimtelijke velden.
44
De ervaring van een ruimte vanuit één punt dat in het perspectief is gelegen geeft een koppeling van de horizon van de externe-ruimte en het optische punt van het lichaam. De oogkassen worden een soort van architecturale plaats gebaseerd op een fenomeen van ruimtelijke ervaring dat moet worden overeengebracht met het concept en de aanwezigheid van ervaarbare ruimtelijkheid. Een oneindige hoeveelheid van perspectieven geprojecteerd van een oneindige hoeveelheid zichtpunten maken voor hem de ruimte van waarneming een werk van architectuur. Ruimtelijke ervaringen zijn dus erg belangrijk, maar zo geeft Holl aan: ‘Ruimte raakt in de vergetelheid zonder licht’. Licht en schaduw en schimmen, de verschillende bronnen, de ondoorschijnendheid van materialen, de transparantie, doorschijnendheid en condities van reflectie en straalbreking werken samen tot het bepalen van ruimte. De ervaring van semi-transparante vlakken van glas bepalen een ruimte met behulp van een gloed van licht geven zo een zintuiglijke ervaring. Steven Holl geeft ook aan dat de ervaring van een ruimte door nog meer elementen kan worden beïnvloed. Hierbij heb ik het niet alleen over licht maar ook de kleuren, materialen en vormen die aanwezig zijn. Maar daarbij laat Steven Holl ook weten dat de reuk, het gehoor en het gevoel belangrijke elementen zijn. Hij geeft aan dat de herinnering die je hebt aan een ruimte, het sterkst wordt beïnvloed door de geur. Je kunt hier als voorbeeld nemen, het huis van je grootouders. Het uiterlijk kun je je niet goed meer herinneren, maar de geur die er hangt raakt je gezicht als een onzichtbare muur. Omschrijven kun je het niet maar je weet wel wat voor soort geur er hangt, zo omschrijft hij. Geuren zijn vaak niet te beschrijven maar er is veel verbeelding voor nodig om te kunnen ruiken. Holl geeft voorbeelden van geuren die je doen terugdenken en herinneren. De geur van een snoepwinkel bijvoorbeeld doet iemand denken aan de kinderjaren, van een broodbakker doet denken aan gezondheid en voeding en een gebakswinkel aan het burgerlijke geluk.
45
Het gevoel vind plaats door de huid, bij het voelen van architectuur bestudeert de huid de structuren, het gewicht, de dichtheid en de temperatuur van materialen. Als voorbeeld geeft Holl aan dat schone opgepoetste materialen de handen verleiden tot een aai erover heen. Hier geeft hij aan dat de schone glinstering van eeuwig gebruikte materialen veranderen in een beeld van verwelkoming en gastvrijheid. Holl ziet bijvoorbeeld de deurkruk als een handdruk van het gebouw. Hij ziet het hier als de tastzin die ons verbind met tijd en traditie. Door middel van aanraking schudden we de handen van talloze generaties. Bij ieder gebouw dat hij ontwerpt maakt hij een eigen deurkruk voor de toegang van het gebouw.
De huid spoort ook ruimtes van temperatuur op; bijvoorbeeld de koele schaduw onder een boom en de warme sfeer op een zonnige plek. De ontwerpen van Holl is architectuur tijdens een zoektocht en onderzoek van vorm, maar tegelijkertijd is het een veelzeggende ruimte van een vereerde plaats, zo dicht mogelijk bewegend naar het kwalitatieve gevoel van plaats als de topos en locos in het menselijke leven. Hij beweert kwalitatieve ruimtes te creëren, anders dan de gewone geometrische ruimte welke onze culturele gewoontelijke gevoelens identificeren als een allerdaagse ruimte.
46
Tijd Een bekend deel van de studie van Merleau-Ponty is tijd, hierin geeft hij de strikte afwijzing van de notie objectieve tijd; ‘…Dat er juist voor de notie gebeurtenis geen plaats is in de objectieve wereld…’. Hij geeft aan dat we een gemeenschappelijke tijd delen, omdat we een geleefd heden delen dat ook weer door het lichaam mogelijk wordt gemaakt. We nemen de dingen waar in de tijd. In het denken is de tijd geen aaneenrijging van nu-momenten. In de benadering houdt elk heden vast wat voorbij is en verwijst tegelijk naar het nog komende. De waarneming richt zich op het heden, maar dat heden heeft een eindeloos verleden achter zich en een open toekomst voor zich. Zoals de waarneming in de ruimte ook de aspecten omvat die direct worden waargenomen, zo worden in het begrip van iets ook de 'ongeziene' tijdsdimensies ingecalculeerd. Zo wordt de tijdsduur een aspect van de wijze waarop het bewustzijn op de wereld gericht is. Tijd is een abstract begrip, het bestaat op zichzelf niet. Het is een weergave van het feit dat er een verband is tussen twee toestanden van de werkelijkheid, dat er bepaalde stukken (bv. ons geheugen) blijven, terwijl andere veranderen. In een werkelijkheid waar geen geheugen zou bestaan, zou er geen tijd zijn. De kleinst meetbare tijdseenheid is de "tijd" die verloopt tussen de twee kleinst meetbare veranderingen. Hoeveel "objectieve" tijd er tussen die twee kleinste veranderingen verloopt, weet niemand. Tijd is relatief. In principe is er dus geen tijdsverloop als iets niet observeerbaar verandert. In praktijk zien we echter vaak dat bepaalde dingen veranderen, terwijl andere niet veranderen. Hier kun je dus zeggen dat iets lange tijd onveranderd blijft (d.w.z. dat intussen elders vele situatieveranderingen plaatsvinden). Tijd is nu een lineair toenemende referentie-waarde, die toeneemt naarmate wij nieuwe beelden krijgen van de werkelijkheid. Het is bijna een soort nummering van beelden uit het geheugen, met een getal dat toeneemt telkens als er een nieuw beeld komt.
47
Er is ook in de kunst een relatie met de factor tijd, in de zin dat het ware kunstwerk de tijd trotseert, ook al wisselt de beleving met de tijden. Een voorbeeld hiervan is een bewaard gebleven Griekse tempel, waaruit de antieke tempeldienst allang spoorloos verdwenen is, maar waar de goden nog altijd lijken te verblijven. De glans en de schittering van het gesteente, hoewel ogenschijnlijk slechts bestaand bij de gratie van de zon, maken het licht van de dag, het weidse van de hemel en de duisternis van de lucht zichtbaar. Het onverzettelijke van het werk steekt af tegen de woelige zee en laat juist door zijn rust het zieden van de zee verschijnen. De tempel is dus meer dan de verzameling
opgestapelde stenen alleen: het bouwwerk toont de verdwenen goden en het verstrekt aarde en hemel onvoorziene dimensies. Getoond wordt zowel datgene wat de tijd trotseert als datgene wat de tijd verwoest, er is hier sprake van een dubbelzinnige relatie met de tijd. In het opgeroepen beeld van een tempel valt nog een verdere reflectie te maken over de tijdloosheid van een kunstwerk als dit. Eeuwen heeft de tempel er gestaan, weliswaar onderworpen aan de erosie van weer en wind, maar in wezen onaantastbaar voor materiële slijtage. Nog altijd heeft het bouwwerk zijn effect, al zijn de goden en hun toegesneden cultus voor de moderne mens tot mythologische verhalen vervluchtigd. Het kunstwerk trotseert de modes en daarmee de illusie van het alledaags beleefde tijdsbesef. Het zijn kunstwerken van èn voor alle tijden. In zekere zin blijft de schok doorklinken. Maar anderszins ontstaat er ook een vorm van slijtage. De goden van de tempel worden niet meer aanbeden en zijn min of meer anoniem geworden. Merleau-Ponty zou zeggen: ‘Ik zie een fenomeen en hoe ik het ook bekijk, ik zie steeds. In mijn waarneming is dit fenomeen op steeds andere wijzen gegeven, afhankelijk van de tijd, de graad van intentionaliteit en bewustzijn waarmee ik kijk, de hoek en de afstand, enzovoort.
48
In de ervaring van de architectuur geeft Holl tijd als voorbeeld aan om het gehoor te verduidelijken. De ervaring van architectuur met betrekking tot het gehoor is de kalmte. ‘Architectuur is de kunst van versteende stilte’. In gebouwen uit het verleden worden we herinnerd aan de gebruiken van toen. Een bouwkundige ondervinding brengt alle geluiden van buitenaf tot zwijgen. Waarbij het zegt dat architectuur, net als alle kunst, ons bewust maakt van onze wezenlijke eenzaamheid. Tegelijkertijd maakt architectuur ons los van het heden en staat ons toe de kalme vastberaden stroming van tijd en traditie te evenaren. Gebouwen en steden zijn voor Holl documenten en musea van tijd. Ze stellen ons in staat om de voorbijgaande geschiedenis te zien en te begrijpen. Door middel van gebouwen zijn we in staat ons een voorstelling te maken van bijvoorbeeld de middeleeuwse tijd. ‘De tijd van architectuur is een vastgehouden tijd’. Waarbij voor Holl de tijd van de voornaamste gebouwen standvastig stil staat. Ook in de toepassing van materialen geeft Holl aan dat hierin de tijd zichtbaar gemaakt kan worden. Natuurlijke materialen laten zowel hun leeftijd en geschiedenis als hun verhaal van hun geboorte en het menselijke gebruik zien. De waas van slijtage voegt de verrijkende ervaring van de tijd toe; materie blijft bestaan in de duur der tijd. Maar de materialen van tegenwoordig oftewel glasplaten, geëmailleerd metaal en synthetische materialen tonen hun onverzettelijke oppervlaktes aan het oog zonder iets van hun materiele essentie op leeftijd te laten zien.
49
Kunst en architectuur De kunstenaar en de fenomenologisch georiënteerde filosoof gaan beide terug naar de bronnen van de geordende wereld om deze in kaart te brengen voor zover dit gaat. Beide proberen de nauwe band tussen subject en wereld, tussen geest en lichaam, enzovoort niet te verklaren, maar te laten zien. Uitvoerig beschrijft Merleau-Ponty in Fenomenologie van de waarneming (1945) de lichamelijke aspecten van de waarneming en de ervaring van het lichaam waarin de betrokkenheid van het subject met het ervarene zeer sterk is. Hij wil hiermee een bijdrage leveren aan de beschrijving van de algemene situatie van de mens in de wereld. Hierbij verwijst hij veel naar de kunst waarin de levende lichamelijke waarneming zo centraal staat. Hij geeft hier aan dat de zijnswijze van de kunstenaar exemplarisch is voor de zijnswijze van de mens in het algemeen, de wereld van de kunst is exemplarisch voor de hele wereld. Voor hem is de mens een kunstenaar en de wereld is de wereld van de kunst. De kunst is voor hem zo een belangrijke bron voor de filosofie. Aan de andere kant wordt met de filosofie een verheldering gegeven van de kunst: de algemene filosofie van mens en wereld slaat terug op de kunst en de kunstenaar, waardoor deze een ruimere zinscontext krijgen. Zo is er een samenwerking van filosofie en kunst in een cirkel van wederzijdse verduidelijking. Merleau-Ponty vergelijkt zijn eigen 'geestesoog' met het oog van de kunstenaar en probeert het meest gecompliceerde waarnemingsprobleem - dat van de figuur gezien tegen de achtergrond - onder woorden te brengen. Goed beschouwd is de wijsbegeerte van Merleau-Ponty in gecomprimeerde vorm in zijn reflectie op het waarnemen van Cézanne terug te vinden. Het zoeken van de kunstenaar naar een oplossing voor het probleem van de contour in een overgangsgebied tussen voor- en achtergrond is een afspiegeling van het zoeken van de filosoof naar het omschrijven van een 'ruimte', waarin het andere en de ander 'gekend' wordt.
50
Voor Merleau-Ponty is in het maken van kunst de geleefde ruimte zowel het object als de context. De taak van de kunst is ‘zichtbaar maken hoe de wereld ons raakt’, zoals Merleau-Ponty over de schilderijen van Paul Cézanne schreef. Volgens Merleau-Ponty leven wij in ‘het vlees der wereld’. Architectuur structureert en articuleert dit existentiële vlees en geeft er zo specifieke betekenissen aan. Architectuur temt en domesticeert de tijd en ruimte van het vlees de wereld voor menselijke bewoning. Architectuur plaatst het menselijke bestaan op specifieke manier in een kader en biedt het begrip een eerste horizon. Wij weten en herinneren ons wie we zijn en waar wij thuishoren, in wezen door onze steden en gebouwen. De kunst schept beelden en emoties die even ‘waar’ zijn als de werkelijke ontmoetingen in ons leven. In wezen worden wij door een kunstwerk op een versterkte manier geconfronteerd met onszelf en ons in-de-wereld-zijn. De kunst biedt ons alternatieve identiteiten en levensomstandigheden. Dit is haar grote mentale taak en tevens de wonderbaarlijke en genadige gelijkheid van de kunst. Een artistieke of architectonische ervaring is in wezen een verstekte ervaring van het Zelf. Je kunt nooit de gevoelens ervaren van een schilderij. Je leent de gevoelens niet van de kunstenaar. Maar je leent je gevoelens en verwachtingen aan hem. Iedere uitwerking en impact die kunst heeft, zijn gebaseerd op de identificatie van het Zelf met het ervaren object, of de reflectie van het Zelf in het object. De manier waarop kunst onze geest in beroering brengt is een van de grootste mysteries. Een kunstwerk of architectonisch object is geen symbool dat representeert of indirect iets buiten zichzelf verbeeld. Het is een beeldobject dat zichzelf direct in onze existentiële ervaring plaatst. Een kunstwerk is geen intellectueel raadsel waarvoor een interpretatie of uitleg moet worden gevonden. Het is een complex van beelden, ervaringen en emoties dat direct ons bewustzijn binnentreedt. Nog voor het wordt begrepen, werkt een kunstwerk al op de geest in. De kunstenaar vind zijn of haar weg voorbij de woorden, concepten en rationele verklaringen, in de eindeloosheid herhaalde zoektocht naar een onschuldige, hernieuwde ontmoeting met de wereld.
51
Beeldhouwen, schilderen, muziek, film en architectuur zijn allemaal kunstvormen die verschillende manieren van zintuiglijke en belichaamd denken vertegenwoordigen. Architectuur is voor Holl een vorm van existentiële en metafysische filosofie met behulp van ruimte, materie, zwaartekracht, schaal en licht. De architectuur als kunstvorm brengt existentiële gevoelens en gewaarwordingen over en roept die op. Holl ziet het ervaren ervan als een privé dialoog tussen het werk en de toeschouwer. De kwaliteit van architectuur kan niet worden ontleend aan een formeel of esthetisch spel; zij komt voort uit ervaringen en een authentiek levensgevoel. De huidige esthetiserende tendens vormt zelfs een bedreiging voor de authentieke kwaliteiten van architectuur. De architectuur kan ons alleen ontroeren als zij in staat is iets te raken dat diep in onze vergeten herinneringen begraven ligt. Voor Holl is de taak van architectuur het creëren van belichaamde existentiële beeldspraken, die ons bestaan in de wereld invullen en structureren. Beelden van architectuur reflecteren en geven uiting aan ideeën en voorstellingen van het leven. Architectuur verwezenlijkt onze beelden van een ideaal leven. Binnen de ervaringen van architectuur smelten ruimten en tijd samen in 1 enkele dimensie tot in de fundamentele kern van het bestaan, dat tot in het bewustzijn doordringt. We identificeren 52
onszelf met deze ruimte, deze plaats, dit moment en deze dimensies aangezien ze de ingrediënten van ons ware bestaan vormen. Architectuur is de kunst van bemiddeling en verzoening. Er zijn architecten die schrijven dat de gehele bedoeling van hun werk draait om licht, net als sommige schilders zich volledig richten op de eigenschappen van kleuren. Voor Holl wordt de waarnemende geest en metafysische kracht van architectuur voortgedreven door licht en schaduw gevormd door volumen en leegte, door ondoorschijnendheid, transparantheid en doorschijnendheid. Natuurlijk licht, met zijn vluchtige variatie van verandering, is de basis die de toestand van de architectuur en de steden bepaalt. Wat het oog ziet en de zintuigen voelen in de architectuur wordt gevormd volgens de toestand van licht en schaduw. Natuurlijk licht en schaduwen zijn onderhevig aan een bijzonderheid omdat de zon geen exacte bron is op een punt.
53
8
Conclusie
Er zijn een groot aantal overeenkomsten te vinden in de denkwijzen van Merleau-Ponty en van Steven Holl. De gedachtegangen van Steven Holl beginnen vrijwel allemaal als beginpunt in de denkwijzen van Merleau-Ponty. Dit omdat hij de filosofie van Merleau-Ponty als referentie gebruikt voor zijn fenomenologische architectuur. Met de aanwezigheid van fenomenologie in de architectuur heeft de studie wel een diepere doorwerking nodig, dan alleen maar op schrift als Merleau-Ponty doet. Bewust bezig zijn met fenomenologie in de architectuur vereist in eerste instantie al het begrijpen van de denkwijzen van fenomenologie. Steven Holl heeft de fenomenologische filosofie vertaald en verder doorgewerkt tot in een te bouwen vorm. Zijn interpretatie van de filosofische fenomenologie in architectuur vind ik erg interessant. Hij ontwerpt niet zomaar een gebouw maar kijkt naar de diepere betekenis van architectuur. Voor hem is de aanwezigheid van fenomenologie in de architectuur dus erg belangrijk. In het kort samengevat, past hij de fenomenologie op meerdere punten in het ontwerp toe. Vanuit het programma van eisen van de opdrachtgever zoekt Steven Holl naar een geschikt concept. Vanuit het concept maakt hij dan een ontwerp. Hierbij spelen de situatie en het programma voor het gebouw een belangrijke rol. Voordat hij begint met ontwerpen zoekt hij naar interessante knooppunten en/of functionele eigenschappen en unieke elementen die aanwezig zijn in die situatie. Deze wil hij dan gaan gebruiken in zijn ontwerp, want een gebouw is voor hem gebonden aan situatie, en behoort samen te vloeien met de plek waar het staat. Bij het verwerken van het programma in het gebouw stelt hij verschillende ervaringen samen door het maken van schetsen, hij wil hier al de zintuigen van de mensen binnen het gebouw of bepaalde ruimte laten prikkelen. Afhankelijk van functie vind hij de routing binnen het gebouw ook belangrijk. Na het afronden van deze scriptie zal ik een ontwerp gaan maken van een gebouw waarin fenomenologie een grote rol zal spelen. Door het maken van deze studie heb ik nu de denkwijzen en ontwerpen van Steven Holl als voorbeeld. Het is zeker niet de bedoeling zijn werken na te gaan maken of iets dergelijks, het is mijn doel om een goed fenomenologisch gebouw te gaan maken met een aantal belangrijke fenomenologische denkwijzen.
54
Een van de interessante elementen die zeker aanwezig behoren te zijn in het ontwerp is de prikkeling van de vijf verschillende zintuigen. De vijf zintuigen horen bij elkaar en kunnen in architectuur vrijwel niet zonder elkaar, in het gebouw kun je deze nog eens benadrukken door verschillende waarneembare elementen erin te verwerken. Zoals Steven Holl het omschrijft: ‘In de architectuur is elke roerende ondervinding multi-zintuiglijk, de eigenschappen van materiaal, ruimte en schaal worden op dezelfde manier beoordeeld door het oog, het oor, de neus, de huid, de tong, maar ook het skelet en de spieren. De architectuur brengt 7 rijken van zintuiglijke ervaringen met zich mee, die op elkaar inwerken en elkaar doordrenken’. De aanwezigheid van de vijf zintuigen zorgen er dus samen voor dat je de architectuur zo precies mogelijk ervaart. De ervaring van bepaalde ruimten kun je beïnvloeden door de intensiteit van de verschillende waarneembare elementen te variëren. Hier wil ik dus ook mee gaan werken, het op diverse manieren laten prikkelen van de zintuigen in een gebouw waardoor er verschillende ervaringen kunnen ontstaan. Ook zoals bij de ontwerpen van Steven Holl de situatie een belangrijke rol spelen vind ik erg interessant. Zoals een gebouw niet los staat van zijn plek, maar eraan is gebonden. Elke situatie heeft zo zijn kenmerkende elementen die op een of andere manier verbonden kunnen worden met het gebouw. Op deze manier is het gebouw dus ook speciaal ontworpen door die specifieke plek. Zo ontstaat er ook een bepaalde ervaring tussen het gebouw en de situatie daarom heen.
55
9
Literatuurlijst
Boeken: Titel: Fenomenologie van de waarneming; Auteur: Maurice MerleauPonty; uitgeverij: Ambo; jaar: 1997; ISBN: 90-263-0971-6 Titel: Westerse filosofie; een geschiedenis van het denken; Auteur: D.W. Hamlijn; uitgeverij: Aula ; jaar:1988; ISBN: 90-274-51982 Titel: Denkwijzen 7; Auteur: Berghs; uitgeverij:Acco; jaar:1991; ISBN: 90-334-2441-x Titel: Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte; Auteur:B. Delfgaauw; uitgeverij:DNB/Pelckmans; jaar: 2000; ISBN: 90-3910002-0 Titel: De grote filosofen; Auteur: Dominique uitgeverij:Aritos; jaar:1998; ISBN: 90-6935-171-4
Folscheiten;
Titel:Filosofen van de 20e eeuw; Auteur: C.P.Bertels en E.J.Petersma; uitgeverij: Van Gorcum, Assen/Maastricht; 1987 (8ste druk); ISBN: 0232-1833-7 Titel: Denken over kunst, een inleiding in de kunstfilosofie; Auteur: A.A. van den Braembussche, uitgeverij: Coutinho, Bussum, jaar: 2000 (3e druk); ISBN: 90-628-3198-2 Titel: ’Dat is architectuur’; uitgeverij:010; jaar:2001; ISBN: 90-6450315-x Titel: Questions of perception; Auteur: Steven Holl, Juani Pallasmaa, Slberto Pérez-Gómez; uitgeverij: Tokyo, architecture and urbanism; jaar: 1994; ISBN: 4-900211-48-6 Titel: Anchoring; Auteur: Steven Holl; uitgeverij: Princton Architectural Press; jaar: 1991; ISBN: 0-878271-51-2 Titel: Steven Holl; Auteur: Steven Holl; uitgeverij: Artemis; jaar:1993; ISBN: 1-874056-36-6 Titel: Parallax; Auteur: Steven Holl; uitgeverij: Princeton Architectural Press ; jaar: 2001; ISBN: 1-568982-61-5 Titel: Oase, Het zichtbare en het onzichtbare; uitgeverij: Sun; ISBN: 90-5875640-7
56
Tijdschriften: Titel: El Croquis, Steven Holl; jaar:96-99 Titel: Twofold meaning, Steven Holl ; Auteur: Kenchiku Bunka 8 ; Vol: 52 nr: 610 ; jaar: August 1997 uitgeverij :Shokokusha Publishing Titel: GA, Document extra, Steven Holl; nr: 6; Auteur: Yukio Futagawa; uitgeverij: ADA Edita Tokyo; jaar 1996; ISBN 4-87140226-6-C1352 Internet: Adres: http://www.ub.rug.nl/eldoc/dis/arts/b.j.f.colenbrander/h2.pdf Adres: http://www.xs4all.nl/~follon/paper/ethiek.html Adres: http://home.planet.nl/~welte185/Merleau-Ponty.htm Adres: http://www.dearchitect.nl Adres: http://home-1.tiscali.nl/~cretien/pub/merleau.htm Adres: http://www.eur.nl/fw/staff/tiemersma/WebtekstMP.html#MP2 Adres: http://www.library.uu.nl/digiarchief/dip/diss/01872593/dl2h2.pdf Adres: http://www.stevenholl.com Adres: http://www.atelier-cezanne.com Adres: http://arch.ced.berkeley.edu/vitalsigns/bld/Casestudies/idaho/idaho_f ourcase/chapelof.htm Adres: http://www.arch.mcgill.ca/prof/mellin/arch671/winter2000/rmellin/holl /p16/16.htm Adres: http://www.designboom.com/portrait/holl_bio.html Adres: http://www.seattleu.edu/chapel/
57
Slotblad
58