FACTS & FIGURES 2014-2015
Febelfin vzw, de Belgische federatie van de financiële sector, opgericht in 2003, bestaat uit vijf financiële beroepsfederaties : de Belgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen vzw (BVB), de Belgische Vereniging van Asset Managers (BEAMA), de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK), de Belgische Leasingvereniging vzw (BLV) en de Belgische Vereniging van Beursleden (BVBL).(1) Daarnaast verwelkomt Febelfin nog andere financiële organisaties en instellingen (als leden met bijzonder statuut), wat haar tot een dynamische gemeenschap maakt. De koepelstructuur maakt van Febelfin een partner die meer is dan de pure optelsom van haar deelfederaties. In dit document wordt een overzicht gegeven op basis van een selectie cijfers en grafieken. (1) Deze beroepsfederaties vormen de ‘gewone leden’ van Febelfin. De ondernemingen-leden van de federaties zijn automatisch ‘aangesloten lid’ van Febelfin. Daarnaast heeft Febelfin nog enkele aangesloten leden met een bijzonder statuut. Wat de BVB betreft: zij heeft als aangesloten leden de in België gevestigde banken (kredietinstellingen) en beursvennootschappen; voorts telt ze verscheidene ‘geassocieerde leden’ (namelijk de in België aanwezige vertegenwoordigingskantoren van buitenlandse banken).
2
De Belgische bancaire en financiële sector De banksector Internationale en Europese dimensie Sociaal-economische facetten Voornaamste ontwikkelingen en tendensen Resultaten van de banksector
Kredietverstrekking aan gezinnen Leasing-financiering Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) Beursvennootschappen Financiële markten: valuta’s, aandelen, schuldpapier en afgeleide producten De financiële markten op mondiaal en Europees niveau Euronext Enkele bijkomende facetten van Belgische geld-en kapitaalmarkten Clearing en settlement
De Belgische bancaire en financiële sector Grafiek 1: Plaats van de financiële sector in de economie (in %, eind 2014)
Grafiek 2: Spreiding bruto toegevoegde waarde over de financiële subsectoren (in % van het totaal, periode 2009-2014)
5,5
Bruto toegevoegde waarde
» Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (4): 19,7
8,0 11,8 2,7
Werkgelegenheid
3,4
» Financiële hulpbedrijven (3): 16,2
6,0 4,8
Beloning werknemers
6,2 11,8
Bruto investeringen in vaste activa
3,3 4,1 5,0 0
3
6
9
12
15
Financiële sector (1) in de gehele economie Financiële sector (1) in de gehele tertiaire sector (2) Financiële sector (1) in de verhandelbare diensten (3)
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens nationale rekeningen (INR, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2014). (1) Het betreft de branche financiële activiteiten en verzekeringen. (2) Tertiaire sector: het geheel van de verhandelbare diensten (zie voetnoot 3), de overheid (openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen), het onderwijs, en de overige diensten (gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten, sport en recreatie, verenigingen, particuliere huishoudens met werknemers). (3) Verhandelbare diensten: het geheel van handel, vervoer, verkeer en communicatie, financiële diensten, immobiliën, verhuur machines, informatica, onderzoek/ontwikkeling en zakelijke diensten.
» Monetaire financiële instellingen (1): 41,1
» Overige financiële bemiddelaars met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (2): 22,9
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens nationale rekeningen (INR, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2014). (1) Kredietinstellingen, instellingen voor elektronisch geld, instellingen voor collectieve belegging met monetair karakter en centrale bank. (2) Lege financiële instellingen die effectiseringstransacties verrichten, beursvennootschappen, financiële leasebedrijven, instellingen die consumentenkrediet, handelskrediet, hypotheekleningen en andere kredieten (huurkoop) verstrekken, risicokapitaal- en ontwikkelingskapitaalmaatschappijen, export en importfinancieringsmaatschappijen, vastgoedbeleggingsvennootschappen (BEVAKS), PRIVAKS, instellingen voor collectieve belegging met niet-monetair karakter, eenheden met rechtspersoonlijkheid (trusts, nalatenschappen, derdenrekeningen en’ brievenbusmaatschappijen), holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen, SPE’s die financiële middelen aantrekken ten behoeve van hun moederondernemingen, kredietverstrekkers, instellingen die leningen aan studenten of voor buitenlandse handel verstrekken en staatsinvesteringsfondsen. (3) Maatschappijen voor beheer van beurzen (o.a. Euronext), betalingsinstellingen, instellingen voor het verzorgen van uitgifte van effecten en de infrastructuur van de financiële markten, centrale toezichthoudende organen voor financiële bemiddelaars en markten, makelaars in effecten en hypothecair krediet, maatschappijen voor advies in verzekeringen, beleggingen en pensioenen, beheerders van pensioenfondsen, beleggingsinstellingen, enz. (4) Verzekeringsinstellingen, herverzekeringsondernemingen en sociale verzekeringspensioenfondsen.
3
4
De banksector
Internationale en Europese dimensie Grafiek 3: Internationale vergelijking van het belang van de MFI’s in de economie(1) (Totale activa in % van het BBP, eind 2014)
Grafiek 5: Buitenlandse banken (1) gevestigd in België (aantal, eind 2015) 82
Totaal
Luxemburg
1.948,1
Malta
Totaal EU-landen
666,1
Ierland 390,5
Frankrijk
383,5 283,9
Spanje
280,9
12 7
Verenigd Koninkrijk
369,9
Finland
13
Nederland
521,0
Nederland
22
Frankrijk Luxemburg
582,4
Cyprus EMU-18 (2)
66
Duitsland
3
Spanje
3
Overige
6 16
Totaal niet-EU-landen 4
Verenigde Staten
België
274,1 271,2
India
4
Portugal
Japan
3
Duitsland
268,7
Overige
Oostenrijk
267,6
Italië
0
248,9 222,1
Griekenland Letland
117,1 110,1
Estland
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Bron: Febelfin -berekeningen en -voorstelling op basis van gegevens NBB. (1) Geheel van dochterondernemingen (‘subsidiaries’) en bijkantoren (‘branches’) van buitenlandse banken.
128,4
Slovenië
5
85,4
Slovakije 0
200
400
600
800
2.000
Bron : Febelfin-berekeningen op basis van gegevens ECB en Eurostat. (1) MFI’s staat voor monetaire financiële instellingen. (2) Gewogen gemiddelde 18 lidstaten behorend tot de Europese Monetaire Unie (EMU).
Grafiek 4: Aantal in België gevestigde banken (eind 2015)
» Banken naar Belgisch recht met Belgische meerderheid: 17
Grafiek 6: Internationalisatie van de bankenpopulatie - Europese vergelijking (aantal buitenlandse banken (1) in het totaal aantal banken, in %, eind 2014) 95,9
Luxemburg België
Banken naar buitenlands recht: 62 «
84,5
Verenigd Koninkrijk
99
69,8
Griekenland
57,5 47,8
Spanje Frankrijk EU 15 (2)
» Banken naar Belgisch recht met buitenlandse meerderheid: 20
37,9 36,1
Nederland
24,8
Denemarken
23,5
Zweden
23,3
Portugal
22,0 15,1
Italië
12,3
Ierland Finland
10,3
Oostenrijk
8,8
Duitsland
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van eigen gegevens en gegevens NBB.
7,9 0
20
40
60
80
100
Bron: Febelfin voor België en berekeningen Febelfin op basis van gegevens ECB voor overige landen. (1) Banken naar buitenlands recht (‘branches’), alsook banken naar het recht van de betrokken lidstaat maar met een buitenlandse meerderheid (‘subsidiaries’). (2) Gegeven voor de 15 ‘oude’ lidstaten van de EU.
Grafiek 7: Geografische verdeling van het aantal buitenlandse vestigingen (1) van de Belgische banken (eind 2014) EU (2): 61 «
Grafiek 9: Aandeel van de internationale verrichtingen (1) in de activiteiten van de in België gevestigde banken (in %, eind december 2014) Balanstotaal (2)
50,1
Klantendeposito’s
» Noord-Amerika: 7
26,4
Klantenkredieten
28,2
Effectenportefeuille (3) » Latijns-Amerika: 2 » Afrika: 1
87
44,1
Interbankenverrichtingen
89,1
0 » Azië: 13
» Oceanië: 0 » Andere Europese landen: 3
20
40
60
80
100
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Verrichtingen in EUR met het buitenland en verrichtingen in vreemde valuta’s. (2) Gemiddelde van activa en passiva. (3) Alle effecten en deelnemingen, uitgezonderd de Belgische overheidseffecten.
Bron: Febelfin. (1) Het betreft bijkantoren, bancaire en financiële dochterondernemingen, vertegenwoordigingskantoren en gekwalificeerde deelnemingen in banken en financiële instellingen. (2) EU met 28 lidstaten.
Grafiek 8: Aanmeldingen van banken uit andere EU-lidstaten om in België diensten te kunnen aanbieden onder het stelsel van vrije dienstverlening (aantal, eind december 2014) Verenigd Koninkrijk Nederland
112
Frankrijk 40
88 84
Luxemburg 52 0
31
waarvan
127
99 67
Duitsland 53 Ierland
677
454
Totaal
Grafiek 10: Belang buitenlandse banken (1) in het activiteitenvolume van de MFI sector (2) (aandeel, in %, in de totale activa, eind 2014) 71,37
België
65,58
Verenigd Koninkrijk
48,25 29,57
Cyprus Italië
12,65
Duitsland
66 40 100
Luxemburg
200
300
400
500
600
Aanmeldingen voor depositowerving
Bron: Febelfin-berekeningen en -presentatie op basis van gegevens NBB.
11,72
Frankrijk
8,46
Spanje
8,46 6,91
Nederland 0
20
40
60
80
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens ECB. (1) Geheel van dochterondernemingen (‘subsidiaries’) en bijkantoren (‘branches’) van buitenlandse banken. (2) Aangezien de balanstotalen van kredietinstellingen niet voor alle landen ter beschikking zijn, werden de activatotalen van de monetaire financiële instellingen (MFI) genomen.
5
6
Grafiek 13: Totale deposito’s bij de monetaire financiële instellingen (MFI’s) t.a.v. het BBP Europese vergelijking (in %, eind 2014) (1)
Sociaal-economische facetten Grafiek 11: Klantendeposito’s van ingezetenen(1) bij de in België gevestigde banken naar vorm (uitstaande bedragen, in % van het totaal, eind juni 2015) Gereglementeerde spaardeposito's: 50,5 «
Luxemburg
495,5
Malta
198,6
Cyprus
193,7
Nederland
148,6 138,8
Spanje Verenigd Koninkrijk
132,4
België
126,3
Portugal
119,9
Eurozone
108,1 103,4
Duitsland Ierland
503,4
miljard EUR
Termijndeposito's: 9,9 «
99,8
Oostenrijk
98,1
Italië
94,6 94,2
Frankrijk » Overige: 3,0
Griekenland
91,1 68,0
Finland Zweden
» Depositocertificaten: 1,7
» Zichtdeposito's: 27,2
61,5 58,2
Slovenië
» Kasbons en obligaties: 7,7
Estland
57,6
Slovakije
56,8 0
100
200
300
300
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Het betreft alle niet-bancaire klanten (inclusief niet-bancaire financiële instellingen).
Grafiek 14: Totale kredieten t.a.v. de totale deposito’s bij de monetaire financiële instellingen (MFI’s) (in %, eind 2015) (1) Grafiek 12: Spaarquote gezinnen (1) – Europese vergelijking (in %, eind 2014) 16,9
Duitsland Frankrijk
14,8 14,8
Nederland
14,1
Slovenië Oostenrijk
13,3
Eurozone
12,7
België
12,6
Italië
10,8
Spanje
9,6
Slovakije
9,1
Finland
7,1
Denemarken
64,6 83,1
Duitsland Ierland
85,5
Slovenië
88,1
Slovakije
92,8
Spanje
93,8
Eurozone
95,6
Verenigd Koninkrijk
97,9
Portugal
102,0
Oostenrijk
103,5
Frankrijk
103,9 104,0 113,0 124,4
Estland
149,4 152,8
Finland
2,0 0
62,8
België
Nederland
4,9
Verenigd Koninkrijk
Malta
Italië
5,9
Portugal
53,3
Luxemburg
17,8
Zweden
Cyprus
5
10
15
500
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens ECB (voor deposito’s) en Eurostat (voor BBP). (1) De deposito’s omvatten de volumes aan deposito’s die door niet-bancaire klanten bij de monetaire financiële instellingen (MFI’s, voornamelijk kredietinstellingen), exclusief het ESCB (Europees Systeem van Centrale Banken), worden aangehouden. BBP-cijfers betreffen ramingen zoals gepubliceerd door Eurostat. Aan de aldus berekende gegevens mag alleen een indicatieve waarde worden toegekend.
20
Bron: Eurostat. (1) Brutospaarquote gezinnen, als procent van beschikbaar inkomen.
Griekenland
165,4
Zweden
201,2 0
50
100
150
200
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens ECB. (1) Voorlopige gegevens afkomstig uit de balansrapportering van de monetaire financiële instellingen (MFI’s, voornamelijk de kredietinstellingen), exclusief het ESCB ( Europees Systeem van Centrale Banken). Het betreft de kredieten aan en de deposito’s van de niet-bancaire sectoren. De kredieten zijn exclusief de ‘geëffectiseerde’ volumes. De berekende data hebben enkel een indicatieve waarde.
Grafiek 17: Aantal ATM’s (1) per miljoen inwoners (eind 2014) Portugal
Grafiek 15: Kredietfinanciering van de Belgische reële economie (exclusief bancaire en andere financiële instellingen) door de banken (uitstaande kredieten, in % van het totaal, eind december 2015)(1) Kredieten aan gezinnen: 49,6 «
» Kredieten aan niet-financiële ondernemingen: 28,6
1.516,47
België
1.304,29
Spanje
1.085,68
Verenigd Koninkrijk
1.074,09
Eurozone Totaal
1.073,64
Duitsland
1.037,19 1.020,61
Oostenrijk Kroatië
997,21
EU Totaal
959,62
Frankrijk
890,06
Luxemburg
877,66
Slovenië
820,65
Italië
816,72
Bulgarije
776,32
Griekenland
403,6
634,60
Roemenië
miljard EUR
578,62
Ierland
569,68
Cyprus
550,14 548,72
Estland Letland
535,41 533,49
Polen Slowaakse Republiek
» Kredieten aan de overheid: 21,8
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Omloop van de opgenomen uitbetalingskredieten, op territoriale basis, inclusief de kredietvolumes die werden ‘geëffectiseerd’. Voor de kredieten aan de overheid zijn de door de banken aangehouden schuldbewijzen (schatkistcertificaten en obligaties uitgegeven door de overheid) inbegrepen.
499,58
Hongarije
494,60
Malta
484,30
Denemarken
447,99
Litouwen
438,05
Nederland
424,87
Tsjechische Republiek
422,10 404,61
Finland
333,23
Zweden 0 100
300
500
700
900 1.100 1.300 1.500 1.700
Bron: Febelfin (België) en ECB (andere landen), Frankrijk 2013 cijfers. (1) Volgens de ECB definitie gaat het om automaten waar cashafhalingen en/of andere diensten mogelijk zijn.
Grafiek 16: Net van contactpunten van de banken: kantoren en zelfstandige bankagenten* Kantoren (aantal, eind 2015)
Self-banking eenheden (aantal, eind 2015)
6.552 (a) 2.453 (b) 1.059
Zelfstandige agenten (aantal, eind 2015)
Grafiek 18: Self-banking faciliteiten en automaten in België* 4.295
Geldautomaten toegankelijk voor iedereen (aantal, eind 2015)
3.497
8.727 0
0
2.000
4.000
6.000
8.000
2.000
4.000
6.000
8.000
Eenheden in kantoren eigendom van de banken en beheerd door personeel in loondienst van de banken
2.062
(a) Kantoren eigendom van de banken en beheerd door hun personeel in loondienst
Eenheden in kantoren eigendom van de banken en beheerd door zelfstandige agenten
1.066
(b) Kantoren eigendom van de banken en beheerd door zelfstandige agenten
Eenheden in kantoren eigendom van zelfstandige agenten Autonome eenheden (1)
Kantoren eigendom van de banken:
3.512
Kantoren eigendom van zelfstandige agenten: 3.040 Zelfstandige bankagenten actief in kantoren waarvan ze zelf eigenaar zijn: 2.897 Zelfstandige bankagenten actief in kantoren eigendom van de banken:
600
Geldautomaten in self-banking eenheden van kantoren van banken en zelfstandige bankagenten, alsook in autonome self-banking eenheden Geldautomaten ‘off premise’ (2): Andere geldautomaten (3):
Bron: Febelfin (enkel banken-leden). * Voorlopige cijfers.
1.000 167
7.519 241 967
Bron: Febelfin (alleen banken-leden). (1) Self-banking eenheden die los staan van een bemand kantoor. Exclusief geldautomaten die los staan van self-banking eenheden. (2) Geldautomaten die niet staan opgesteld in een bankkantoor of self-banking eenheid. (3) Het gaat om geldautomaten die niet behoren tot een van de voorgaande categorieën. * Voorlopige cijfers.
7
8
Grafiek 19: Werkgelegenheid – Intersectorvergelijking (aantal werknemers, in duizenden, eind 2014) 0
500
1.000
1.500
2.000
Verhandelbare diensten
2.074,2
Secundaire sector (exclusief bouw)
562,5
Bouw
267,7
Primaire sector
61,5
Schaal boven Schaal onder
867,9
Onroerend goed, verhuur, zakelijke diensten 578,1
Groot- en kleinhandel 244,5
Vervoer en opslag Hotels en restaurants
148,4 125,2
Financiële instellingen Chemische en farmaceutische producten, rubber, kunststof
118,9
Informatie en communicatie
110,1
Machines, apparaten, transportmiddelen, informaticaproducten, elektronische en optische producten
102,4 95,2
Voedings- en genotsmiddelen Metaal en metaalproducten
83,6
Electriciteit, gas, water, stoom, luchtkoeling afvalwater en sanering
50,8
Meubelen, overige industrie, reparatie en installatie van machines
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), nationale rekeningen, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2014.
41,8
Hout, papier, uitgeverijen, drukkerijen
41,1
Textiel, kleding en leer
24,3 0
Grafiek 20: Onderverdeling van het bankpersoneel volgens diploma (in % van het totaal, eind 2014)
200
400
600
800
Grafiek 21: Onderverdeling van de nieuw aangeworven medewerkers in de banksector, volgens diploma (in % van het totaal, aanwervingen in de loop van 2014)
» HOBU (1): 44,4
» HOBU (1): 39,8
» Universitair: 32,8
Hoger secundair: 21,1 «
» Overige diploma's: 1,7
Bron: Febelfin (banken-leden aangevuld met niet-leden die deelnemen aan de enquête). (1) HOBU: Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Universitair: 50,4 «
» Hoger secundair: 8,7 » Overige diploma's: 0,4
Bron: Febelfin (banken-leden aangevuld met niet-leden die deelnemen aan de enquête). (1) HOBU: Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Grafiek 22: Raming van het gebruik van betaalinstrumenten (1) in België (in % van het totaal, eind 2014) Debet-, krediet- en privatieve kaarten: 43,9 «
» Domiciliëringen: 15,4 » Elektronische portemonnee: 0,8 » Cheques: 0,1
» Overschrijvingen: 39,8
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens ECB. (1) Alle gebruikers (particulieren, bedrijven) samen. Sommige instrumenten (contanten, handelspapier, ATM-afhalingen) worden buiten beschouwing gelaten.
9
10
Voornaamste ontwikkelingen en tendensen Grafiek 23: Aandeel van de vijf grootste banken in de totale activa van de gezamenlijke banken (in %, eind 2014) Griekenland
94,1
Nederland
85,0
Finland
79,8
Portugal
69,2
Denemarken
68,1
België
65,8 58,5
Zweden
58,3
Spanje EU 15 (1)
57,0
Ierland
47,6
Frankrijk
47,6
Italië
40,7
Verenigd Koninkrijk
38,9
Oostenrijk
36,8
Duitsland
32,4
Luxemburg
32,0 0
20
40
60
80
100
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens ECB. (1) De ‘oude’ 15 lidstaten van de EU. Ongewogen rekenkundig gemiddelde.
Grafiek 23bis: Evolutie aandeel van de vijf grootste banken in de totale activa van de gezamenlijke banken (in %) 100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Oostenrijk
België
Duitsland
Denemarken
Spanje
Finland
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Griekenland
Ierland
Italië
Luxemburg
Nederland
Portugal
Zweden
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens ECB.
2014
Grafiek 24: Herfindahl-index op basis van de totale activa (1) (eind 2014)
Grafiek 25: Bruto-financieel vermogen van de Belgische gezinnen (1) (in miljarden EUR, eind september 2015)
3.310
Finland 2.195
Griekenland
«
2.131
Nederland Denemarken
1.190
Portugal EU 15 (2)
1.164
In het buitenland
1.059
Zweden
880 677 584
Frankrijk Verenigd Koninkrijk
462
Italië
424
Oostenrijk
412
Luxemburg
329
Duitsland
301 0
500
1.000
186,2
300
600
Deposito's bij financiële instellingen: Schuldbewijzen van financiële instellingen: Verzekeringen en pensioenen: Aandelen (en gelijkgesteld): Participaties in ICB's: Schuldbewijzen van overheid en niet-financiële vennootschappen: Overige:
839
Spanje Ierland
975,2
»
0
982
België
(2)
In België
1.500
900 328,7 23,4 250,5 267,4 74,2 8,0 23,1
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Exclusief chartaal geld. (2) Totale financiële activa van gezinnen bij Belgische financiële instellingen, in de vorm van deposito’s bij en schuldbewijzen uitgegeven door deze instellingen.
2.000 2.500 3.000 3.500
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens ECB. (1) Som van de kwadraten van de marktaandelen van alle individuele kredietinstellingen inzake totale activa. (2) De ‘oude’ 15 lidstaten van de EU. Ongewogen rekenkundig gemiddelde.
Grafiek 24bis: Evolutie Herfindahl-index op basis van de totale activa 4.000
3.500
3.000
2.500
2.000
1.500
1.000
500
0
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Oostenrijk
België
Duitsland
Denemarken
Spanje
Finland
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Griekenland
Ierland
Italië
Luxemburg
Nederland
Portugal
Zweden
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens ECB.
2012
2013
2014
11
12
Grafiek 26: Aandeel in het bruto financiële vermogen van de Belgische gezinnen van respectievelijk deposito’s bij nationale financiële instellingen (inclusief schuldbewijzen), participaties in ICB’s en verzekeringsactiva (in % van het totale financiële vermogen (1), einde periode) 39,4 8,8
1995
10,1
Grafiek 27: Financiële verplichtingen van de Belgische niet-financiële vennootschappen (in % van het totaal, eind september 2015) » Aandelen en overige deelnemingen: 58,4
Vastrentende effecten: 2,6 «
1.785,0
25,9 2000
miljard EUR
14,6 13,1 28,5
Overige leningen (1): 23,6 «
17,2
2005
20,7 31,6
Door de kredietinstellingen toegekende leningen: 7,5 «
12,2
2009
23,8
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Voornamelijk leningen van andere niet-financiële vennootschappen (onder meer binnen groepsstructuren).
31,8 11,3
2010
25,0 31,5 10,4
2011
24,4 31,6 10,6
2012
24,7 31,1 11,4
2013
24,2 30,4 13,1
2014
24,3 30,3 09.2015
14,1 24,1 0
5
10
15
20
25
30
35
» Overige verplichtingen: 7,8
40
Deposito's en schuldbewijzen nationale financiële instellingen (2) ICB's (3) Verzekeringen (4)
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Exclusief biljetten en munten. (2) Het geheel van enerzijds de deposito’s aangehouden bij de nationale financiële instellingen en anderzijds de effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door deze instellingen en in het bezit van de Belgische gezinnen. (3) Participaties in ICB’s (4) Verzekeringstechnische voorzieningen (vooral voorzieningen pensioen- en levensverzekeringen).
Grafiek 28: Bij de in België gevestigde banken uitstaande hypotheekleningen en consumentenkredieten (1) aan de Belgische gezinnen (2) (uitstaande bedragen (3), in miljarden EUR, einde periode) 8,4
67,5 8,5 74,8
2004
9,4
2008
9,2
15,0
2005
14,8 15,4 15,7 16,4 17,8
2010
105,1 80,2 (4) 73,6 (4)
2009
16,3
2004
2009
98,2
2007
17,3 16,6
2008
8,4 8,8
15,9
2007
87,2
2006
16,7
2000
2006
7,9
2005
16,3
1999
2003
8,5
2003
1998
2002
60,4
2002
Grafiek 29: Spaarquote Belgische gezinnen (1) (in %, einde jaar)
2001
55,9
2001
8,8
14,9
2011
13,6
2012
13,5
2013
12,3
2014
12,6 0
5
10
15
20
79,3
2010
8,7
2011
9,0
2012
8,5
2013
8,0
2014
8,0
Bron: Eurostat. (1) Brutospaarquote van de gezinnen, in procent van het beschikbare inkomen.
78,2 83,9 94,1 112,7 124,6
11.2015
8,2 0
20
40
60
80
100
120
Hypotheekleningen Consumentenkredieten
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Niet-hypothecaire leningen op afbetaling. (2) Geheel van particulieren en zelfstandigen. (3) Exclusief geëffectiseerd volume. (4) Daling uitstaand bedrag te wijten aan effectiseringsverrichtingen bij sommige banken.
Grafiek 30: Europese vergelijking inzake woningkredieten verstrekt door monetaire financiële instellingen (MFI’s): uitstaand kredietbedrag per hoofd van de bevolking (in EUR, eind 2015) (1) 47.250,4
Luxemburg Zweden
30.018,4
Nederland
24.620,1
Verenigd koninkrijk
23.385,3
Finland
16.813,6
Ierland
16.667,1
Cyprus
13.813,3 13.372,5
Duitsland Frankrijk
13.363,5
Spanje
11.933,7
Eurozone
11.798,5
België
11.689,0
Oostenrijk
11.287,2
Portugal
9.494,1
Malta
9.083,6
Griekenland
6.233,5
Italië
5.952,7 4.797,2
Estland
3.633,2
Slovakije
2.666,2
Slovenië 0
10.000
20.000
30.000
40.000
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens ECB (voor woningkrediet) en Eurostat (voor bevolkingsgegevens). (1) Monetaire financiële instellingen (voornamelijk kredietinstellingen), exclusief het ESCB (Europees Systeem van Centrale Banken). Het betreft het kredietvolume zoals dat voorkomt in de MFI-balansen (d.w.z. exclusief ‘geëffectiseerde’ kredietvolumes). De berekende gegevens hebben enkel een indicatieve waarde.
13
14
Grafiek 31: Europese vergelijking inzake consumentenkredieten verstrekt door de monetaire financiële instellingen (MFI’s): uitstaand kredietbedrag per hoofd van de bevolking (in EUR, eind 2015) (1) Cyprus
Grafiek 32: Kredieten van de in België gevestigde banken aan de Belgische niet-financiële vennootschappen, naar grootte van de ondernemingen (in % van de totale uitstaande en opgenomen bankkredieten; einde periode) 4.263,2
Luxemburg
3.305,8
Ierland
2.986,0
Verenigd Koninkrijk
2.581,6
Finland
2.576,9
Griekenland
2.358,4
Oostenrijk
2.329,7
Frankrijk
2.180,5
Zweden
2.062,1
Eurozone
1.782,4 1.335,6
Italië
1.313,5
Spanje
969,5
Slovenië Malta
931,7
Slovakije
885,4
0
1.000
40
60
80
100
Bron: Berekeningen Febelfin op basis van gegevens Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen bij de NBB. (1) Tijdstip waarvoor de gegevens voor het eerst beschikbaar zijn.
728,3 456,9
België Estland
20
71,3 70,5 67,8 73,1 72,3 73,0 74,5 76,6 77,1 77,1
KMO's Grote vennootschappen
1.175,9
Portugal
56,3 58,2 70,1
28,7 29,5 32,2 26,9 27,7 27,0 25,5 23,4 22,9 22,9 0
1.177,5
Nederland
43,7 41,8 29,9
2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2013 2012 2014 06.2015
2.298,3
Duitsland
03.1999 (1)
2.000
3.000
4.000
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens ECB (voor consumentenkrediet) en Eurostat (voor bevolkingsgegevens). (1) Monetaire financiële instellingen (voornamelijk kredietinstellingen), exclusief het ESCB (Europees Systeem van Centrale Banken). Het betreft het kredietvolume zoals dat voorkomt in de MFI-balansen (d.w.z. exclusief ‘geëffectiseerde’ kredietvolumes). De berekende gegevens hebben enkel een indicatieve waarde.
Grafiek 33: Gewicht van de banken in de financiering van de Belgische overheidsschuld (uitstaande bedragen, einde periode, in miljarden EUR)
Grafiek 35: Belang van de bankverzekering in de distributie van verzekeringsproducten op de Belgische markt - Aandeel in diverse verzekeringssegmenten (1) (in %, eind 2014) Burgerrechtelijke aansprakelijkheid Brand en andere gelijkgestelde gevaren
500
5,1 13,4
Motorrijtuigen
400
7,1
Ongevallen
15,8
Ziekte
6,4
Totaal niet-leven
300
7,8
Groepsverzekering
2,2
Individuele levensverzekering
200
36,0
Totaal leven en niet-leven
24,4 0
2014
Belgische overheidsschuld (1) Bij de Belgische banksector uitstaande kredieten aan de overheid (2)
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Geconsolideerde brutoschuld (Definitie ‘Maastricht’). (2) In de vorm van zowel schuldbewijzen als directe kredietverstrekking.
Grafiek 34: Evolutie en samenstelling van de termijnverrichtingen van de Belgische banksector (uitstaande bedragen, einde periode, in miljarden EUR) 10.000 9.000 8.000 7.000
6.013,805
6.000 5.000 4.000
» Totaal termijnverrichtingen
3.000 2.000 1.000
102,532
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB.
samenstelling
15
481,253
Overige:
.20
5.430,020
Op deviezen:
09
1
9
13
20 12.
0 20
1 20
12.
07
20
12.
3
05
20
12.
12.
1
0 20
0 20
12.
9 199
12.
12.
5
199
7 199
12.
12.
Op rente:
10
20
30
40
50
60
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Assuralia. (1) Limitatieve opsomming. Op basis van premie-incasso’s of productie van nieuwe zaken.
09.2015
2013
2011
2012
2010
2009
2007
2008
2006
2004
2005
2003
2001
2000
2002
100 0
56,6
Totaal leven
70
15
16
Resultaten van de banksector Grafiek 36: Evolutie van de ROA en de ROE van de gezamenlijke in België gevestigde banken (in %, einde periode) (1) ROA
2000 0,4
2001
2002
0,4
2002
2003
0,4
2003
-1,3
0,0 0,1
0.5 0,5 20,4 13,7 11,8 13,6 15,8
2001 2002 2003 2004 2005
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22,4 13,2
-36,5
2008 2009
-2,6 2010 2011 2012 2013 2014 09.2015 -10
2
18,5
2006 2007
-20
18,7 17,6
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens van de NBB. (1) Risk assets ratio (RAR): verhouding van enerzijds het reglementaire eigen vermogen van de banken en anderzijds hun gewogen risicovolume, dat eveneens op basis van de reglementering wordt bepaald, gegevens op geconsolideerde basis.
1
2000
-30
18,2
0
0,6 0
ROE
18,5
2012 2014
0,5
2014 -0.5 -0,5
19,3
2011 2013
0,3
09.2015 -1
17,3
2010
0,5
2013
16,2
2009
2010 2012
11,9 11,2
2008
2009
2011
13,0 11,5
2007
2008 -0,1
13,1 12,8
2006
0,4
2007
12,9
2005
0,7
2006
11,9
2004
0,5 0,5
2004
-40
2000
0,6
2001
2005
-1.5 -1,5
Grafiek 37: Evolutie van de risk asset ratio van de gezamenlijke banken naar Belgisch recht (in %, einde periode) (1)
10,5 0,7 3,0 5,9 7,7 9,6 0
10
Grafiek 38: Evolutie cost/income-ratio van de banken (in %, einde periode) (1) 20
30 72,2
2000
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens NBB. (1) Gegevens op geconsolideerde basis. Vanaf 2006, gegevens volgens het IAS/IFRS-rapporteringsschema (om deze methodologische breuk aan te geven werd tussen 2005 en 2006 een stippellijn geplaatst). ROA: return on (average) assets; ROE: return on (average) equity (alleen voor de banken naar Belgisch recht).
74,1
2001
74,7
2002
73,9
2003
72,0 72,6
2004 2005 2006
54,4 60,2
2007
85,6
2008 76,9
2009 64,5
2010
65,8
2011
72,1
2012 60,8
2013
61,2
2014 58,9
09.2015 50
55
60
65
70
75
80
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB. (1) Gezamenlijke banken naar Belgisch recht, gegevens op geconsolideerde basis.
85
Kredietverstrekking aan gezinnen Grafiek 39: Financiële verplichtingen van de Belgische gezinnen (uitstaande bedragen, einde periode, in miljoenen EUR) 2000
102.771
2005
135.663
2006
149.686
2007
164.809
2008
178.528
2009
183.591
2010
195.143
2011
217.781
2012
227.159
2013
235.411
2014
248.581
09.2015 0
256.631 20.000
40.000
60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 200.000 220.000 240.000
Hypothecaire leningen: Consumentenkredieten: Overige leningen op meer dan 1 jaar: Leningen op hoogstens 1 jaar: Overige:
09.2015 194.638 19.844 12.357 13.457 16.335
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens NBB.
Grafiek 40: Consumentenkrediet naar kredietvorm (1) (in % van het totaal uitstaand bedrag, eind juni 2015) Leningen op afbetaling: 72,8 « » Kredietopeningen: 23,4
Grafiek 41: Hypothecaire kredieten naar bestemming (in 2015 verleende kredieten, in % van het totale bedrag van de verleende kredieten) Aankoop: 46,3 «
» Nieuwbouw: 9,8 » Verbouwingswerken: 8,2
21.664
36.153
miljoen EUR
» Aankoop + verbouwing: 4,4 » Ander onroerend doel: 2,9
miljoen EUR
» Verkopen op afbetaling: 3,8 » Financieringshuur: 0,0
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens van ADSEI (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie). (1) Overeenkomsten waarop de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet van toepassing is (enkel consumentenkrediet aan particulieren); overeenkomsten gesloten bij alle kredietverstrekkers.
» Herfinanciering: 28,4
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens NBB.
17
18
Grafiek 42: Europese vergelijking schuldgraad gezinnen (financiële schulden gezinnen als % van het BBP, 2014) 137,4
Denemarken
123,3
Nederland 92,9
Verenigd Koninkrijk
92,7
Portugal
89,2
Ierland
86,9
Zweden
79,0
Eurozone
77,8
Spanje
70,2
Finland
68,5
Griekenland
64,7
Frankrijk
62,0
België
56,7
Luxemburg Italië
56,7
Duitsland
54,9 51,6
Oostenrijk 0
20
40
60
80
100
120
140
Bron: Voorstelling en berekeningen Febelfin op basis van gegevens Eurostat. (1) EU-15: ongewogen rekenkundig gemiddelde van de 15 EUlidstaten opgenomen in deze Europese vergelijking.
Grafiek 43: Evolutie schuldgraad gezinnen (financiële schulden gezinnen als % van het BBP, 1995-2014) 150
100
50
0 Duitsland
Verenigd Koninkrijk
België
Spanje
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Denemarken
Frankrijk
Ierland(1)
Luxemburg(2)
Zweden
Griekenland
Finland
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Eurostat. (1) Voor Ierland, gegevens beschikbaar vanaf 2001. (2) Voor Luxemburg, gegevens beschikbaar vanaf 2006.
14
20
12
20
10
20
08
06
20
20
04
20
02 20
00
20
8 199
6 199 5 199 Italië
Leasing-financiering Grafiek 44: Samenstelling van de leasingproductie (2014, in % van het totaal) (1) Computers en kantooruitrusting: 16,1 «
» Personenwagens: 24,0
Grafiek 45: Waarde uitstaande leasingfinanciering – Evolutie in de tijd (1) (einde jaar, in miljoenen EUR) 2003
7.815,4
2004
8.345,7
2005
8.846,7
2006
9.666,2
2007
4.356,8 miljoen EUR
» Bedrijfsvoertuigen: 15,6
» Onroerende leasing: 13,6 Industriële machines en uitrustingen: 26,4 «
Bron: BLV (Febelfin). (1) Enkel BLV-leden.
» Overige: 4,3
10.368,4
2008
12.211,8
2009
11.637,4
2010
11.958,1 12.214,1
2011 2012
12.655,5
2013
12.783,9 12.997,6
2014 4.000
6.000
Bron: BLV (Febelfin). (1) Enkel BLV-leden.
8.000
10.000
12.000
19
20
Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) Grafiek 46: In België openbaar verdeelde nettoactiva van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht (einde jaar, in miljarden EUR) 1995
Luxemburg
47,19
1996 1998 2000
174,68
2007
172,64
2011
104,39 106,55
2013
Spanje
90
120
150
180
Luxemburg
3.366,83
Ierland
1.780,21
Duitsland
1.672,42
Frankrijk
1.657,43 1.403,01 465,11
Italië
275,16
Zweden
263,00
Spanje
248,71
Denemarken
238,35
Oostenrijk
164,88
België (1)
142,78
België (2)
122,97
Noorwegen
92,92
Finland
92,62
Nederland
68,70
Portugal
21,97
Griekenland
7,06 0
500
1.000
1.500
50
100
900
6.800
Bron: Febelfin-berekeningen op basis van gegevens EFAMA (ICB’s), BEAMA en Eurostat (BBP). (1) De Belgische ICB-markt, d.w.z. in België verdeelde nettoactiva van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht. (2) ICB’s naar Belgisch recht.
Grafiek 47: Europese ICB-sector naar nationaal recht - Totale nettoactiva (in miljarden EUR, eind september 2015)
Zwitserland
4,17 0
Bron: BEAMA (Febelfin).
Verenigd Koninkrijk
11,49
Nederland
142,78 60
13,28
Griekenland
141,58
2015
17,05
Italië Portugal
117,53
2014
28,91 26,78 21,66
Noorwegen
119,41
2012
35,99
België (2)
2006
124,26
45,60
België (1)
166,92
121,90
49,40
Finland
2005
2010
54,58
Oostenrijk
137,06
2009
55,62
Duitsland
127,21
2004
60,75
Verenigd Koninkrijk
121,56
2003
74,09
Zweden
128,57 133,15
2001
2008
89,31
Frankrijk
117,86
2002
105,88
Denemarken
94,22
1999
30
916,12
Zwitserland
68,26
0
6.834,01
Ierland
54,61
1997
Grafiek 48: Nettoactiva van de ICB’s naar nationaal recht, in verhouding tot het BBP (in %, eind 2014)
3.300
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens van EFAMA. (1) De Belgische ICB-markt, d.w.z. in België verdeelde nettoactiva van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht. (2) ICB’s naar Belgisch recht.
Beursvennootschappen Grafiek 49: Financiële instrumenten van cliënten in bewaring bij beursvennootschappen (einde periode) (1) 2000
16.200
2001
2000
20.700
2002
2005 2007
73.200
93.266 106.276
09.2014 25.000
50.000
100.000
75.000
285
2010
80.119
2013
275
2009
69.737
2012
357
2008
78.769
2011
316
2007
69.594
2010
274
2006
54.772
2009
189
2005
46.600
2008
305
2004
41.100
0
339
2003
28.400
2006
289
2002
32.800
2004
504
2001
19.700
2003
Grafiek 51: Totale ontvangsten van de beursvennootschappen (in miljoenen EUR, einde periode) (1)
285
2011
221
2012
205
2013
220 215
2014 0
100
200
300
400
500
Bron: NBB. (1) Het betreft het geheel van de financiële instrumenten van cliënten in bewaring bij vereffeningsinstellingen binnen of buiten de groep, in kluizen bij derde bewaarders of bij de instelling zelf. Ook de debetstanden van cliënten en de eventuele waarderingsverschillen werden in aanmerking genomen.
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens van de NBB. (1) Van 2000 tot en met 2010, het totaal van de bedrijfsopbrengsten. Vanaf 2011, het totaal van de netto-renteopbrengsten (en soortgelijke), de netto-ontvangstenprovisies, het resultaat uit financiële transacties en de overige bedrijfsopbrengsten.
Grafiek 50: Door beursvennootschappen beheerde activa (in miljoenen EUR, einde periode)
Grafiek 52: Cost/Income-ratio van de beursvennootschappen (in %) (1)
9.706
06.2012
9.975
09.2012
10.324
12.2012 3.008
03.2013
10.584
09.2013 7.636
03.2014
3.001
06.2014
3.135
9.237
03.2015 06.2015
8.897
09.2015
8.427 10.000
0 Bron: NBB.
5.000
102,1 105,2 93,1
2004 72,6
2005
67,4 70,6
2007
3.356
09.2014
103,5
2002
2006
8.183
12.2014
2001 2003
10.299
06.2013 12.2013
53,0
2000
2008
101,8
2009
104,2
2010
90,2
2011
88,2
2012
99,5
2013
88,2
2014 0
20
40
60
80
89,8 100
Bron: Berekeningen Febelfin op basis van gegevens van de NBB. (1) Van 2000 tot en met 2010, de verhouding tussen de bedrijfskosten en de bedrijfsopbrengsten. Vanaf 2011, verhouding tussen enerzijds de algemene administratieve kosten en de overige bedrijfskosten en anderzijds de ontvangsten zoals gedefinieerd voor grafiek 51.
21
22
Grafiek 53: Rendement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen (ROE, in %) 26,1
2000 2,8
2001
0,8
2002
3,2
2003
11,3
2004
18,8
2005
24,2
2006
25,2
2007 7,5
2008 2009 2010
7,8 -1,2 10,5
2011 2,7
2012
16,5
2013 2014 0
7,5 10
20
30
Bron: Berekeningen Febelfin op basis van gegevens van de NBB.
Financiële markten: valuta’s, aandelen, schuldpapier en afgeleide producten De financiële markten op mondiaal en Europees niveau Grafiek 54: Internationale schuldbewijzen (1) (uitstaande bedragen, in miljarden USD, eind juni 2015) Totaal
Grafiek 56: Aantal op de aandelenmarkten genoteerde ondernemingen (eind 2015)
In EUR
8.092,1
In USD Andere munten Andere geldmarktinstrumenten
375,3
1.866
Hong Kong Exchanges National Stock Exchange India
1.794
Shenzhen SE Euronext
414,3 5.000
1.746 1.081
Shanghai SE
15.081,9
0
2.108 1.961
Korea Exchange
Obligaties met vaste rente Met aandelen verbonden obligaties
2.859 2.424
Australian Securities Exchange
5.170,6
Obligaties met vlottende rente
3.513
NYSE
3.356,5 509,1
3.559
TMX Group NASDAQ - US
402,1
Commercial paper
3.651
BME Spanish Exchanges Japan Exchange Group
8.816,0
In JPY
5.836
BSE India Limited
20.666,7
902 896 0
10.000 15.000 20.000 25.000
Bron: Berekeningen en voorstelling Febelfin op basis van gegevens van de Bank for International Settlements (BIS). (1) De betrokken schuldbewijzen omvatten de effecten in vreemde valuta’s door residenten en niet-residenten uitgegeven op de diverse nationale markten, alsook de effecten in de nationale munten uitgegeven door niet-residenten. Bovendien worden ook opgenomen de effecten uitgegeven door residenten op de diverse nationale markten maar bestemd voor beleggers niet-residenten.
Grafiek 55: De 15 grootste aandelenmarkten van de wereld, op basis van de marktkapitalisatie (in miljarden USD, eind 2015)
1.068
Bursa Malaysia Taiwan SE Corp.
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
Binnenlandse ondernemingen Buitenlandse ondernemingen
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens van de World Federation of Exchanges.
Grafiek 57: Internationale vergelijking van het relatieve belang van de aandelenmarkten (marktkapitalisatie t.a.v. het BBP, in %, eind september 2013)
17.786,8
NYSE
7.280,8
NASDAQ - US 4.894,9
Japan Exchange Group
4.549,3
Shanghai Stock Exchange
1.715,8
Japan
71,1 68,1
TMX Group
1.591,9
Ierland
SIX Swiss Exchange
1.519,3
Euronext (1)
BSE India Limited
1.516,2
EU 27 (2)
1.485,1
National Stock Exchange of India
Australian Securities Exchange
0
1.187,1 0
47,6 27,2
Oostenrijk
1.231,2
Korea Exchange
67,7 60,6
DuitsIand
1.268,0
NASDAQ OMX Nordic Exchange
78,0
Spanje
3.184,9
Deutsche Börse
129,3 112,2
Luxemburg
3.305,9
Euronext Hong Kong Exchanges and Clearing
156,5
Verenigde Staten
3.638,7
Shenzhen Stock Exchange
221,6
Zwitserland Verenigd Koninkrijk
3.500
7.000
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens van de World Federation of Exchanges.
18.000
50
100
150
200
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Eurostat. (1) Landen die deel uitmaken van Euronext, namelijk: België, Frankrijk, Nederland, Portugal. Cijfer eind 2012. (2) Gewogen gemiddelde van de 27 EU-lidstaten. Cijfer eind 2012.
23
24
Grafiek 58: De mondiale markten van de afgeleide producten (1) (notionele uitstaande bedragen, in miljarden USD, eind juni 2015) Totaal contracten
552.909
Contracten op vreemde valuta's
74.519
Contracten op rente
434.740
Aandelen-gebonden contracten
7.545
Contracten op goederen
1.671
Credit default swaps
14.596
Diversen (onbepaald)
19.837 0
100.000
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Bank for International Settlements (BIS). (1) Het betreft hier de ‘over-the-counter (OTC) derivatives’.
500.000
Euronext Grafiek 59: Aantal noteringen op Euronext: ondernemingen en effecten (eind 2015)
Genoteerde effecten
Ondernemingen met aandelennotering
Binnenlands Buitenlands
868
754 114
5.463
Obligaties (1) 703
Trackers (1)
53.242
Structured products (1) Paris 0
Amsterdam
10.000
Brussels
20.000
Lisbon
30.000
40.000
50.000
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Euronext. (1) Gegevens voor Brussel: 1.383 (obligaties); 1 (trackers); 6.280 ( structured products).
Grafiek 60: Aantal verhandelde contracten op de derivatenmarkt van Euronext (in miljoenen, in 2015) Totaal Euronext
135,5 121,1
Aandelenproducten Producten op grondstoffen
14,3
FX producten
0,128 0
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Euronext.
50
100
150
25
26
Enkele bijkomende facetten van de Belgische geld- en kapitaalmarkten Grafiek 61: Vastrentende effecten op meer dan één jaar, volgens sectoren van emittenten en houders (uitstaande bedragen, in miljoenen EUR, eind september 2015) 883.227
Sectoren van emittenten Sectoren van houders
883.227 0
200.000
Sectoren van emittenten 300.346 Buitenland: Overheid: 408.440 Financiële instellingen: 132.999 Niet-financiële 41.441 vennootschappen:
400.000
600.000
800.000
Sectoren van houders Monetaire financiële instellingen (MFI's): 226.807 Buitenland: 302.831 Gezinnen: 65.786 Verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen: 211.594 Overige financiële instellingen: 24.373 25.257 Andere houders (1): Beleggingsfondsen (2): 26.579
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens NBB. (1) Enerzijds de niet-financiële vennootschappen (6.357 miljoen EUR) en anderzijds de Belgische overheid (18.900 miljoen EUR). (2) Uitgezonderd geldmarktfondsen.
Grafiek 62: Houderschap van OLO’s (in miljoenen EUR, einde periode)(1)
Grafiek 63: Houderschap van gedematerialiseerde schatkistcertificaten (in miljoenen EUR, einde periode)(1) 2001
185.727
2001
272.351
2011
286.549
2012
300.616
2013
2014
308.742
September 2015
Kredietinstellingen in België Andere houders in België Houders in andere EU-lidstaten Houders in niet-EU-landen
150.000 200.000 250.000
2001 32.184 40.953 88.560 24.030
2014 44.873 85.600 97.838 78.408
Sept. 2015 41.040 86.642 103.257 77.803
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens NBB. (1) In deze statistiek wordt ervan uitgegaan dat er bij cessie/ retrocessie-verrichtingen eigendomsoverdracht van effecten plaatsheeft.
31.790 24.681
2013
306.719 100.000
35.484
2012
2014 50.000
40.663
2011
September 2015 0
27.755
2010
257.803
2010
26.421 27.722 0
10.000
20.000
Kredietinstellingen in België: Andere houders in België: Houders in andere EU-lidstaten: Houders in niet-EU-lidstaten:
30.000
2001 6.643 6.393 10.061 4.658
2014 1.680 301 6.552 17.888
40.000 Sept. 2015 1.464 3.192 8.245 14.821
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens NBB. (1) In deze statistiek wordt ervan uitgegaan dat er bij cessie/ retrocessie-verrichtingen eigendomsoverdracht van effecten plaatsheeft.
Clearing en settlement Grafiek 64: Evolutie turnover Euroclear (tijdens de periode, in duizenden miljard EUR) 2001
Grafiek 66: Waarde van de effecten in bewaring bij Euroclear (in duizenden miljard EUR, einde periode)
209,8
2002
241,9
2003
361,4
2007
561,8
2008
559,8
2009
2014
633,6 674,7
2015 500
600
2001
123,4
2002
123,4
2003
113,6
2004
114,9
2006
143,1
2007
155,6
2008
157,3 179,6
2009 150,4
2010
163,3
2011
158,9
2012
170,4
2013
181,6
2014
190,7
2015 60
24,2
2014
26,0 27,5
2015 5
10
15
20
25
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Euroclear.
129,2
2005
40
23,0
Euroclear Bank: 12,4
Grafiek 65: Euroclear-aantal transacties na netting (aantal in miljoenen, tijdens de periode)
20
22,1
0
Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Euroclear.
0
21,9
2011 2013
572,8
400
20,2
2010 2012
541,6
2013
18,0
2009
580,6
2012
19,2
2008
526,1
2011
18,2
2007
513,5
2010
300
15,7
2006
451,7
100 200 Euroclear Bank: 442,6
13,1
2005
2006
0
11,9
2004
307,2
2005
11,2 10,8
2003
256,2
2004
2001 2002
80
100 120
140 160
180
Euroclear Bank: 83,3 Bron: Voorstelling Febelfin op basis van gegevens Euroclear.
200
27
www.febelfin.be Belgische federatie van de financiële sector vzw Aarlenstraat 82 - 1040 Brussel T 02 507 68 11 |
[email protected] www.febelfin.be