FACTS & FIGURES 2012-2013
Febelfin vzw, de Belgische federatie van de financiële sector, opgericht in 2003, bestaat uit vijf financiële beroepsfederaties : de Belgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen vzw (BVB), de Belgische Vereniging van Asset Managers (BEAMA), de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK), de Belgische Leasingvereniging vzw (BLV) en de Belgische Vereniging van Beursleden (BVBL).(1) Daarnaast verwelkomt Febelfin nog andere financiële organisaties en instellingen (als leden met bijzonder statuut), wat haar tot een dynamische gemeenschap maakt. De koepelstructuur maakt van Febelfin een partner die meer is dan de pure optelsom van haar deelfederaties. In dit document wordt een overzicht gegeven op basis van een selectie cijfers en grafieken. (1) Deze beroepsfederaties vormen de ‘gewone leden’ van Febelfin. De ondernemingen-leden van de federaties zijn automatisch ‘aangesloten lid’ van Febelfin. Daarnaast heeft Febelfin nog enkele aangesloten leden met een bijzonder statuut. Wat de BVB betreft: zij heeft als aangesloten leden de in België gevestigde banken (kredietinstellingen) en beursvennootschappen; voorts telt ze verscheidene ‘geassocieerde leden’ (namelijk de in België aanwezige vertegenwoordigingskantoren van buitenlandse banken).
2
De Belgische bancaire en financiële sector De Banksector Internationale en Europese dimensie Sociaal-economische facetten Voornaamste ontwikkelingen en tendensen Resultaten van de banksector
Kredietverstrekking aan gezinnen Leasing-financiering Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) Beleggingsondernemingen Financiële markten: valuta’s, aandelen, schuldpapier en afgeleide producten De financiële markten op mondiaal en Europees niveau (NYSE) Euronext Enkele bijkomende facetten van Belgische geld-en kapitaalmarkten Clearing en settlement
De Belgische bancaire en financiële sector Grafiek 1: Belang van de financiële sector in de economie (in %, eind 2012)
Grafiek 2: Spreiding bruto toegevoegde waarde over de financiële subsectoren (in % van het totaal, periode 2009-2012)
5,8
Bruto toegevoegde waarde
» Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (4): 21,7
8,4 12,3 3,0
Werkgelegenheid
3,8 6,6 » Financiële hulpbedrijven (3): 13,6
5,3
Beloning werknemers
6,9 12,9
Bruto investeringen in vaste activa
4,1 5,1 6,0 0
3
6
9
12
15
Financiële sector (1) in de gehele economie Financiële sector (1) in de gehele tertiaire sector (2) Financiële sector (1) in de verhandelbare diensten (3)
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens nationale rekeningen (INR, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2012). (1) Het betreft de branche financiële activiteiten en verzekeringen. (2) Tertiaire sector: het geheel van de verhandelbare diensten (zie voetnoot 3), de overheid (openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen), het onderwijs, en de overige diensten (gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten, sport en recreatie, verenigingen, particuliere huishoudens met werknemers). (3) Verhandelbare diensten: het geheel van handel, vervoer, verkeer en communicatie, financiële diensten, immobiliën, verhuur machines, informatica, onderzoek/ontwikkeling en zakelijke diensten.
» Monetaire financiële instellingen (1): 44,9
» Overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (2): 19,7
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens nationale rekeningen (INR, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2012). (1) Kredietinstellingen, monetaire ICB’s en centrale bank. (2) Financiële leasebedrijven, instellingen die consumentenkrediet, hypotheekleningen en andere kredieten verstrekken, financiële holdings, beursvennootschappen, factoringmaatschappijen, ICB’s (behoudens die met monetair karakter), enz. (3) Maatschappijen voor beheer van beurzen (o.a. Euronext), maatschappijen voor portefeuillebeheer, vermogensbeheer en beleggingsadvies, makelaars in hypothecair krediet, wisselkantoren, verzekeringsagenten en –makelaars, schade- en risicodeskundigen, enz. (4) Verzekeringsmaatschappijen, herverzekeringsondernemingen, pensioenfondsen, Delcrederedienst.
3
4
De Banksector
Internationale en Europese dimensie Grafiek 3: Internationale vergelijking van het belang van de MFI’s in de economie(1) (Totale activa in % van het BBP, eind 2012)
Grafiek 5: Buitenlandse banken (1) gevestigd in België (aantal, eind december 2013) 89
Totaal
Luxemburg
2.241,1
Malta
783,3
Cyprus
716,0
Ierland EMU-17 (2)
713,9
27
Frankrijk 15 14
Luxemburg 7
Verenigd Koninkrijk
471,7 397,4
Frankrijk
75
Nederland
415,5
Nederland
Totaal EU-landen
Duitsland
3
Spanje
3
Overige
6
Spanje
348,0
Totaal Niet-EU-landen
Portugal
337,6
Verenigde Staten
4 3
Oostenrijk
317,6
Japan
Finland
311,8
Overige
Duitsland
308,5
België Italië
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Bron: Febelfin -berekeningen en -voorstelling op gegevens NBB. (1) Geheel van dochterondernemingen (‘subsidiaries’) en bijkantoren (‘branches’) van buitenlandse banken.
269,5 228,3
Slovenië
7 0
288,7
Griekenland
14
143,9
Estland
113,2 84,0
Slovakije 0
200
400
600
800
2.300
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB en Eurostat. (1) MFI’s staat voor monetaire financiële instellingen. (2) Gewogen gemiddelde 17 lidstaten behorend tot de Europese Monetaire Unie (EMU).
Grafiek 4: Aantal in België gevestigde banken (eind december 2013)
» Banken naar Belgisch recht met Belgische meerderheid: 15
Grafiek 6: Internationalisatie van de bankenpopulatie - Europese vergelijking (aantal buitenlandse banken (1) in het totaal aantal banken, in %, eind 2012) 96,5
Luxemburg België
Banken naar buitenlands recht: 65 «
84,6
Verenigd Koninkrijk
104
68,9
Griekenland
51,9 40,8
Spanje EU 15 (2)
34,0 31,9
Frankrijk
» Banken naar Belgisch recht met buitenlandse meerderheid: 24
Nederland
23,3
Portugal
23,0
Zweden
21,0 16,8
Denemarken
14,3
Italië
13,1
Ierland Oostenrijk
8,5
Finland
8,3
Duitsland
Bron: Febelfin-berekeningen op eigen gegevens en gegevens NBB.
7,8 0
20
40
60
80
100
Bron: Febelfin voor België en berekeningen Febelfin op gegevens ECB voor overige landen. (1) Banken naar buitenlands recht (‘branches’), alsook banken naar het recht van de betrokken lidstaat maar met een buitenlandse meerderheid (‘subsidiaries’). (2) Gegeven voor de 15 ‘oude’ lidstaten van de EU.
Grafiek 7: Geografische verdeling van het aantal buitenlandse vestigingen (1) van de Belgische banken (eind 2013) EU (2): 86 «
Grafiek 9: Aandeel van de internationale verrichtingen (1) in de activiteiten van de in België gevestigde banken (in %, eind december 2012) Balanstotaal (2)
41,2
Klantendeposito’s
» Noord-Amerika: 15
25,2
Klantenkredieten
28,5
Effectenportefeuille (3)
40,2
Interbankenverrichtingen
124
» Latijns-Amerika: 4
0
» Afrika: 1 » Azië: 15
» Oceanië: 0 » Andere Europese landen: 3
81,9
20
40
60
80
100
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Verrichtingen in EUR met het buitenland en verrichtingen in vreemde valuta’s. (2) Gemiddelde van activa en passiva. (3) Alle effecten en deelnemingen, uitgezonderd de Belgische overheidseffecten.
Bron: Febelfin. (1) Het betreft bijkantoren, bancaire en financiële dochterondernemingen, vertegenwoordigingskantoren en gekwalificeerde deelnemingen in banken en financiële instellingen. (2) EU met 28 lidstaten.
Grafiek 8: Aanmeldingen van banken uit andere EU-lidstaten om in België diensten te kunnen aanbieden onder het stelsel van vrije dienstverlening (aantal, eind december 2012) Verenigd Koninkrijk
68
Frankrijk 38 Duitsland 49 Luxemburg 50 30
0
waarvan
124
90
Nederland
Ierland
659
431
Totaal
Grafiek 10: Belang buitenlandse banken (1) in het activiteitenvolume van de MFI sector (2) (aandeel, in %, in de totale activa, eind 2012) Luxemburg
104
Verenigd Koninkrijk
100
Denemarken
81
46,03 16,58
Italië
64
13,45
Duitsland
40 100
71,50 64,08
België
200
300
400
500
600
Aanmeldingen voor depositowerving
Bron: Febelfin-berekeningen en -presentatie op gegevens NBB.
12,17
Nederland
10,99
Frankrijk
10,35 9,06
Spanje 0
20
40
60
80
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Geheel van dochterondernemingen (‘subsidiaries’) en bijkantoren (‘branches’) van buitenlandse banken. (2) Aangezien de balanstotalen van kredietinstellingen niet voor alle landen ter beschikking zijn, werden de actieftotalen van de monetaire financiële instellingen (MFI) genomen.
5
6
Grafiek 13: Totale deposito’s bij de monetaire financiële instellingen (MFI’s) t.a.v. het BBP Europese vergelijking (in %, eind 2012) (1)
Sociaal-economische facetten Grafiek 11: Klantendeposito’s van ingezetenen(1) bij de in België gevestigde banken naar vorm (uitstaande bedragen, in % van het totaal, eind september 2013) Gereglementeerde spaardeposito's: 50,7 «
Luxemburg
955,6
Cyprus
269,3
Malta
172,2
Verenigd Koninkrijk
151,5 147,6
Nederland Spanje
142,6
België
127,7
Portugal
125,9
Ierland
117,8 112,8
Duitsland
479,1
111,6 100,5
Frankrijk
94,8 94,2
Italië
miljard EUR
Termijndeposito's: 11,6 «
Eurozone Oostenrijk
Griekenland
» Overige: 3,0
65,9
Zweden
62,9 58,0
Estland
» Kasbons en obligaties: 7,7 » Depositocertificaten: 1,5
» Zichtdeposito's: 25,5
84,2
Finland
Slovenië
56,7
Slovakije
55,4 0
100
200
300
1.000
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB (voor deposito’s) en Eurostat (voor BBP). (1) De deposito’s omvatten de volumes aan deposito’s die door niet-bancaire klanten bij de monetaire financiële instellingen (MFI’s, voornamelijk kredietinstellingen), exclusief het ESCB (Europees Systeem van Centrale Banken), worden aangehouden. BBP-cijfers betreffen ramingen zoals gepubliceerd door Eurostat. Aan de aldus berekende gegevens mag alleen een indicatieve waarde worden toegekend.
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Het betreft alle niet-bancaire klanten (inclusief niet-bancaire financiële instellingen).
Grafiek 14: Totale kredieten t.a.v. de totale deposito’s bij de monetaire financiële instellingen (MFI’s) (in %, eind 2013) (1) Grafiek 12: Spaarquote gezinnen (1) – Europese vergelijking (in %, eind 2012)(2)
België
Oostenrijk
12,6
EU 15 (3)
12,3
Portugal
12,0
Italië
11,6
Eurozone
100,08
Verenigd Koninkrijk
100,40
Spanje
100,74
Oostenrijk
107,19
Frankrijk
108,71
Italië
112,81
Portugal
113,00 116,17 118,34
Nederland
10,7
Ierland
Spanje
10,4
Nederland
10,2
Slovenië
Ierland Finland
8,8
Verenigd Koninkrijk
5
128,04 133,39 148,56
Griekenland Finland
6,6 0
120,49
Estland
7,2
Denemarken
89,50
Slovakije
14,8
Zweden
84,63
Duitsland
15,2 15,2
Frankrijk
73,64
Malta
16,4
Duitsland
59,78
België
19,7
Luxemburg
55,65
Luxemburg
10
15
20
Bron: Eurostat.. (1) Brutospaarquote gezinnen, als procent van beschikbaar inkomen. (2) Griekenland n.b. (3) Ongewogen rekenkundig gemiddelde van de 15 ‘oude’ EU-lidstaten, exclusief Griekenland.
Cyprus
152,59
Zweden
207,28 0
50
100
150
200
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Voorlopige gegevens afkomstig uit de balansrapportering van de monetaire financiële instellingen (MFI’s, voornamelijk de kredietinstellingen), exclusief het ESCB ( Europees Systeem van Centrale Banken). Het betreft de kredieten aan en de deposito’s van de niet-bancaire sectoren. De kredieten zijn exclusief de ‘geëffectiseerde’ volumes. De berekende data hebben slechts een indicatieve waarde.
Grafiek 17: Aantal ATM’s (1) per miljoen inwoners (eind 2012) Portugal
Grafiek 15: Kredietfinanciering van de Belgische reële economie (exclusief bancaire en andere financiële instellingen) door de banken (uitstaande kredieten, in % van het totaal, eind december 2013)(1)
1.565,89 1.416,50
België Spanje
1.218,68
Verenigd Koninkrijk
1.045,70
Duitsland
1.008,46
Oostenrijk
990,59 949,41
Eurozone Totaal Frankrijk
894,59
Slovenië
Kredieten aan gezinnen: 47,8 «
» Kredieten aan niet-financiële ondernemingen: 30,2
869,85
EU Totaal
863,73
Italië
833,73
Luxemburg
833,49
Cyprus
803,72
Bulgarije
772,39
Griekenland
390,7
737,29
Ierland
666,86
Letland
624,29
Estland
miljard EUR
618,05
Malta
516,19
Roemenië
515,42
Polen
484,43
Denemarken
484,08
Hongarije
482,02
Slowaakse Republiek
» Kredieten aan de overheid: 22,0
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Omloop van de opgenomen uitbetalingskredieten, op territoriale basis, inclusief de kredietvolumes die werden ‘geëffectiseerd’. Voor de kredieten aan de overheid zijn de door de banken aangehouden schuldtitels (schatkistcertificaten en obligaties uitgegeven door de overheid) inbegrepen.
Grafiek 16: Net van contactpunten van de banken: kantoren en zelfstandige bankagenten Kantoren (aantal, eind 2013)
(a) 2.596 (b) 1.142
2.000
4.000
451,84
Litouwen
442,56
Finland
407,92
Tsjechische Republiek
390,63
Zweden
358,92 0 100
300
500
700
900 1.100 1.300 1.500 1.700
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens ECB. (1) Volgens de ECB definitie gaat het om automaten waar cashafhalingen en/of andere diensten mogelijk zijn.
Grafiek 18: Self-banking faciliteiten en automaten in België 4.314
Geldautomaten toegankelijk voor iedereen (aantal, eind 2013)
3.877
0
Nederland
Self-banking eenheden (aantal, eind 2013)
7.138
Zelfstandige agenten (aantal, eind 2013)
463,91
6.000
8.701 0
8.000
2.000
4.000
6.000
8.000
Eenheden in kantoren eigendom van de banken en beheerd door personeel in loondienst van de banken
2.174
(a) Kantoren eigendom van de banken en beheerd door hun personeel in loondienst
Eenheden in kantoren eigendom van de banken en beheerd door zelfstandige agenten
1.119
(b) Kantoren eigendom van de banken en beheerd door zelfstandige agenten
Eenheden in kantoren eigendom van zelfstandige agenten Autonome eenheden (1)
Kantoren eigendom van de banken:
3.738
Kantoren eigendom van zelfstandige agenten: 3.400 Zelfstandige bankagenten actief in kantoren waarvan ze zelf eigenaar zijn: 3.214 Zelfstandige bankagenten actief in kantoren eigendom van de banken:
663
Geldautomaten in self-banking eenheden van kantoren van banken en zelfstandige bankagenten, alsook in autonome self-banking eenheden Geldautomaten ‘off premise’ (2): Andere geldautomaten (3):
Bron: Febelfin (enkel banken-leden).
895 126
7.569 193 939
Bron: Febelfin (alleen banken-leden). (1) Self-banking eenheden die los staan van een bemand kantoor. Exclusief geldautomaten die los staan van self-banks eenheden. (2) Geldautomaten die niet staan opgesteld in een bankkantoor of self-banking eenheid. (3) Het gaat om geldautomaten die niet behoren tot één van de voorgaande categorieën.
7
8
Grafiek 19: Werkgelegenheid – Intersectorvergelijking (aantal werkzame personen, in duizend, eind 2012) 0
500
1.000
1.500
2.000
Verhandelbare diensten
2.067,7
Secundaire sector (exclusief bouw)
580,1
Bouw
281,5
Primaire sector
62,6
Schaal boven Schaal onder
831,9
Onroerend goed, verhuur, zakelijke diensten 593,4
Groot- en kleinhandel 247,2
Vervoer en opslag Hotels en restaurants
150,3 137,1
Financiële instellingen Chemische en farmaceutische producten, rubber, kunststof
118,5
Machines, apparaten, transportmiddelen, informaticaproducten, elektronische en optische producten
110,5 107,8
Informatie en communicatie Voedings- en genotsmiddelen
96,1
Metaal en metaalproducten
95,9
Electriciteit, gas, water, stoom, luchtkoeling afvalwater en sanering
46,2
Hout, papier, uitgeverijen, drukkerijen
43,2
Meubelen, overige industrie, reparatie en installatie van machines
36,7
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), nationale rekeningen, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2012.
28,5
Textiel, kleding en leer 0
Grafiek 20: Onderverdeling van het bankpersoneel volgens diploma (in % van het totaal, eind 2012)
200
400
600
800
Grafiek 21: Onderverdeling van de nieuw aangeworven medewerkers in de banksector, volgens diploma (in % van het totaal, aanwervingen in de loop van 2012)
» HOBU (1): 42,8
» HOBU (1): 36,3
» Universitair: 31,5
Hoger secundair: 23,6 «
» Overige diploma's: 2,1
Bron: Febelfin (enkel banken-leden). (1) HOBU: Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Universitair: 51,9 «
» Hoger secundair: 10,6 » Overige diploma's: 1,1
Bron: Febelfin (enkel banken-leden). (1) HOBU: Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Grafiek 22: Raming van het gebruik van betaalinstrumenten (1) in België (in % van het totaal, eind 2012) Debet-, krediet- en privatieve kaarten: 49,0 «
» Domiciliëringen: 11,4 » Elektronische portemonnee: 1,8 » Cheques: 0,2
» Overschrijvingen: 37,5
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Alle gebruikers (particulieren, bedrijven) samen. Sommige instrumenten (contanten, handelspapier, ATM-afhalingen) worden buiten beschouwing gelaten.
9
10
Voornaamste ontwikkelingen en tendensen Grafiek 23: Aandeel van de vijf grootste banken in de totale activa van de gezamenlijke banken (in %, eind 2012) Nederland
Grafiek 25: Bruto-financieel vermogen van de Belgische gezinnen (1) (in miljard EUR, eind september 2013)
82,1
Griekenland
«
79,5
Finland
In het buitenland
70,0
België
66,3
Denemarken
65,6
Ierland
56,9
EU 15 (1)
55,7
Spanje
44,6
Verenigd Koninkrijk
40,6
Italië
39,7
Oostenrijk
36,5
Luxemburg
33,1
Duitsland
33,0 0
20
40
60
80
100
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens ECB. (1) De ‘oude’ 15 lidstaten van de EU. Ongewogen rekenkundig gemiddelde.
Grafiek 24: Herfindahl-index op basis van de totale activa (1) (eind 2012) 3.010
Finland 2.026
Nederland 1.487
Griekenland 1.191
Portugal
1.130
Denemarken
1.061
België
1.000
Ierland EU 15 (2)
990 853
Zweden
654
Spanje
545
Frankrijk Verenigd Koninkrijk
436
Italië
410
Oostenrijk
395
Luxemburg
345
Duitsland
307 0
500
1.000
1.500
200
400
600
Deposito's bij financiële instellingen: Schuldbewijzen van financiële instellingen: Verzekeringen en pensioenen: Aandelen (en gelijkgesteld): Participaties in ICB's: Schuldbewijzen van overheid en niet-financiële vennootschappen: Overige:
51,4
Frankrijk
860,4
172,5
0
57,4
Zweden
»
In België
79,0
Portugal
(2)
2.000 2.500 3.000 3.500
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens ECB. (1) Som van de kwadraten van de marktaandelen van alle individuele kredietinstellingen inzake totale activa. (2) De ‘oude’ 15 lidstaten van de EU. Ongewogen rekenkundig gemiddelde.
800 302,0 37,1 232,3 211,2 58,5 8,7 10,6
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Exclusief chartaal geld. (2) Totale financiële activa van gezinnen bij Belgische financiële instellingen, in de vorm van deposito’s bij en schuldbewijzen uitgegeven door deze instellingen.
Grafiek 26: Aandeel in het bruto financiële vermogen van de Belgische gezinnen van respectievelijk deposito’s bij nationale financiële instellingen (inclusief schuldbewijzen), participaties in ICB’s en verzekeringsactiva (in % van het totale financiële vermogen (1), einde periode)
Grafiek 27: Financiële verplichtingen van de Belgische niet-financiële vennootschappen (in % van het totaal, eind september 2013) » Aandelen en overige deelnemingen: 66,0
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. 39,4 8,8
1995
Vastrentende effecten: 1,9 «
2.215,0
10,1
miljard EUR
25,9 2000
14,6 13,1 29,3
Overige leningen (1): 23,7 «
17,9
2005
21,5 32,8
Door de kredietinstellingen toegekende leningen: 7,3 «
13,9
2008
25,1
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Voornamelijk leningen van andere niet-financiële vennootschappen (onder meer binnen groepsstructuren).
33,1 2009
12,8 24,9 33,5 12,0
2010
26,2 33,6 11,0
2011
25,9 32,9 11,1
2012
25,5 32,8 09.2013
11,7 25,5 0
5
10
15
20
25
30
35
» Overige verplichtingen: 1,0
40
Deposito's en schuldtitels nationale financiële instellingen (2) ICB's (3) Verzekeringen (4) (1) Exclusief biljetten en munten. (2) Het geheel van enerzijds de deposito’s aangehouden bij de nationale financiële instellingen en anderzijds de effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door deze instellingen en in het bezit van de Belgische gezinnen. (3) Participaties in ICB’s (4) Verzekeringstechnische voorzieningen (vooral voorzieningen pensioen- en levensverzekeringen).
11
12
Grafiek 28: Bij de in België gevestigde banken uitstaande hypotheekleningen en consumentenkredieten (1) aan de Belgische gezinnen (2) (uitstaande bedragen (3), in miljard EUR, einde jaar) 8,7
58,9
16,4 17,0
2009
18,3
2010
86,7
15,4 14,4
2011
8,4
15,2
2012
97,8
0
8,8 104,7 9,4 79,5 (4)
2008
15,9
2008
7,9
2007
15,2
2007
74,8
2006
16,7 15,4
2005
8,5
2005
17,8 17,3
2006
66,9
2004
16,7
2004
8,5
2003
2000
2003
8,3
2002
17,4
1999
2002
55,4
2001
17,2
1998
2001
54,0
2000
Grafiek 29: Spaarquote Belgische gezinnen (1) (in %, einde jaar)
9,1
5
10
15
20
Bron: Eurostat. (1) Brutospaarquote van de gezinnen, in procent van het beschikbare inkomen.
72,8 (4)
2009
8,8 78,5
2010
8,7
Grafiek 30: Europese vergelijking inzake woningkredieten verstrekt door monetaire financiële instellingen (MFI’s): uitstaand kredietbedrag per hoofd van de bevolking (in EUR, eind 2013) (1)
77,4
2011
9,0 83,1
2012
8,5 94,0
2013
8,0 0
20
43.290
Luxemburg
40
60
80
100
120
Hypotheekleningen Consumentenkredieten
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Niet-hypothecaire leningen op afbetaling. (2) Geheel van particulieren en zelfstandigen. (3) Exclusief geëffectiseerd volume. (4) Daling uitstaand bedrag te wijten aan effectiseringsoperaties bij sommige banken.
Zweden
27.426
Nederland
23.126
Verenigd koninkrijk
19.659
Ierland
18.030
Finland
16.236
Cyprus
13.634 13.409
Frankrijk Spanje
13.164
Duitsland
12.417
Eurozone
11.551
Oostenrijk
10.351
Portugal
10.153
België
8.828
Malta
7.825 6.280
Griekenland
5.913
Italië
4.408
Estland Slovakije
2.821
Slovenië
2.572 0
10.000
20.000
30.000
40.000
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Monetaire financiële instellingen (voornamelijk kredietinstellingen), exclusief het ESCB (Europees Systeem van Centrale Banken). Het betreft het kredietvolume zoals dat voorkomt in de MFI-balansen (d.w.z. exclusief ‘geëffectiseerde’ kredietvolumes). De berekende gegevens hebben slechts een indicatieve waarde.
Grafiek 31: Europese vergelijking inzake consumentenkredieten verstrekt door de monetaire financiële instellingen (MFI’s): uitstaand kredietbedrag per hoofd van de bevolking (in EUR, eind 2013) (1) Luxemburg
Grafiek 32: Kredieten van de in België gevestigde banken aan de Belgische niet-financiële vennootschappen, naar grootte van de ondernemingen (in % van de totale uitstaande en opgenomen bankkredieten; einde periode) 3.696
Cyprus
3.435
Ierland
2.798
Oostenrijk
56,3
03.1999 (1)
43,7
2.575
Finland
58,2
2000
2.512
Griekenland
41,8
2.415
Frankrijk
2.224
Duitsland Zweden
64,3
2005
2.138
35,7
2.093
Verenigd Koninkrijk
2.031
Eurozone (2) Nederland
32,5 66,9
2007
1.354
Spanje
67,5
2006
1.723 1.493
33,1
1.153
Portugal
1.075
Slovenië
67,4
2008
959
Italië
32,6
920
Malta België
725
Slovakije
697 436
Estland 0
1.000
69,9
2009
2.000
3.000
4.000
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Monetaire financiële instellingen (voornamelijk kredietinstellingen), exclusief het ESCB (Europees Systeem van Centrale Banken). Het betreft het kredietvolume zoals dat voorkomt in de MFI-balansen (d.w.z. exclusief ‘geëffectiseerde’ kredietvolumes). De berekende gegevens hebben slechts een indicatieve waarde. (2) Gewogen gemiddelde van 17 landen in de eurozone.
30,1 70,4
2010
29,6 72,0
2011
28,0 74,6
2012
25,4 75,9
09.2013
24,1 0
10
20
30
40
50
60
70
80
KMO's Grote vennootschappen
Bron: Berekeningen Febelfin op gegevens Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen bij de NBB. (1) Tijdstip waarvoor de gegevens voor het eerst beschikbaar zijn.
13
14
Grafiek 33: Gewicht van de banken in de financiering van de Belgische overheidsschuld (uitstaande bedragen, einde jaar, in miljard EUR)
Grafiek 35: Belang van de bankverzekering in de distributie van verzekeringsproducten op de Belgische markt - Aandeel in diverse verzekeringssegmenten (1) (in %, eind 2012) Burgerrechtelijke aansprakelijkheid Brand en andere gelijkgestelde gevaren
400 350
4,9 12,9
Motorrijtuigen
6,7
Ongevallen
300
16,7
Ziekte
6,8
Totaal niet-leven
250
1,4
Individuele levensverzekering
69,2
Totaal leven
200
47,4
Totaal leven en niet-leven
150
33,8 0
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
100 50
7,4
Groepsverzekering
Belgische overheidsschuld (1) Bij de Belgische banksector uitstaande kredieten aan de overheid (2)
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Geconsolideerde brutoschuld (Definitie ‘Maastricht’). (2) In de vorm van zowel schuldbewijzen als directe kredietverstrekking.
Grafiek 34: Evolutie en samenstelling van de termijnverrichtingen van de Belgische banksector (uitstaande bedragen, einde periode, in miljard EUR) 10.000 9.000 8.000 7.000
6.248,1
6.000 5.000 4.000
» Totaal termijnverrichtingen
3.000 2.000 1.000 12.95
12.97
12.99
Op rente: Op deviezen: Overige:
12.01
12.03
12.05
12.07
12.09
5.729,7 404,0 114,4
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB.
12.11
09.13
samenstelling
10
20
30
40
50
60
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Assuralia. (1) Limitatieve opsomming. Op basis van premie-incasso’s of productie van nieuwe zaken.
70
Resultaten van de banksector Grafiek 36: Evolutie van de ROA en de ROE van de gezamenlijke in België gevestigde banken (in %, einde periode) (1) ROA
2000 0,4
2001
2002
0,4
2002
2003
0,4
2005
-0,1
2009
2010
0.5 0,5
1
18,7 2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van de NBB. (1) Risk assets ratio (RAR): verhouding van enerzijds het reglementaire eigen vermogen van de banken en anderzijds hun gewogen risicovolume, dat eveneens op basis van de reglementering wordt bepaald.
20,4 13,7 11,8 13,6 15,8 18,5 22,4 13,2
-36,5
2008 2009
-2,6 2010 2011 2012 09.2013 -10
18,5 18,2
0
0,4 0
2006 2007
-20
19,3
09.2013
0,2
2000
-30
17,3
2012
2001 2002 2003 2004 2005
-40
16,2
2011
0,0
09.2013
ROE
11,2
2008 2009
2012 -0.5 -0,5
11,9
2007
0,5
2011
13,0 11,5
2006
2008 2010
13,1 12,8
2004
0,4
2007
12,9
2005
0,7
-1,3
11,9
2003
0,5 0,5
2006
-1
2000
0,6
2001
2004
-1.5 -1,5
Grafiek 37: Evolutie van de risk assets ratio van de gezamenlijke banken naar Belgisch recht (in %, einde periode) (1)
10,5 0,7 4,1 8,3 0
10
20
30
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) Gegevens op geconsolideerde basis. Vanaf 2006, gegevens volgens het IAS/IFRS-rapporteringsschema (om deze methodologische breuk aan te geven werd tussen 2005 en 2006 een stippellijn geplaatst). ROA: return on (average) assets; ROE: return on (average) equity (alleen voor de banken naar Belgisch recht).
Grafiek 38: Evolutie cost/income-ratio van de banken (in %, einde periode) (1) 72,2
2000
74,1
2001
74,7
2002
73,9
2003
72,0 72,6
2004 2005 55,7
2006
61,1
2007
85,0
2008 77,5
2009 65,9
2010
67,3
2011
73,3
2012 61,1
09.2013 50
55
60
65
70
75
80
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Gezamenlijke banken naar Belgisch recht, gegevens op geconsolideerde basis.
85
15
16
Kredietverstrekking aan gezinnen Grafiek 39: Financiële verplichtingen van de Belgische gezinnen (uitstaande bedragen, einde periode, in miljoen EUR) 82.560
1995
104.302
2000 2005
133.610
2006
147.443
2007
161.674
2008
174.968
2009
179.577
2010
191.166
2011
204.750
2012
213.798
09.2013
219.368
0
20.000
40.000
60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 200.000 220.000
Hypothecaire leningen: Consumentenkredieten: Overige leningen op meer dan 1 jaar: Leningen op hoogstens 1 jaar: Diversen:
09.2013 177.823 18.068 11.757 7.903 3.816
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB.
Grafiek 40: Consumentenkrediet naar kredietvorm (1) (in % van het totaal uitstaand bedrag, eind 2012) Leningen op afbetaling: 73,7 « » Kredietopeningen: 20,3
Grafiek 41: Hypothecaire kredieten naar bestemming (in 2013 verleende kredieten, in % van het totale bedrag van de verleende kredieten) Aankoop: 57,3 « » Nieuwbouw: 13,4
21.206
24.431
miljoen EUR
miljoen EUR
» Verbouwingswerken: 8,9
» Verkopen op afbetaling: 5,8
» Aankoop + verbouwing: 6,8
» Financieringshuur: 0,2
» Ander onroerend doel: 3,2
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens van ADSEI (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie). (1) Overeenkomsten waarop de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet van toepassing is (enkel consumentenkrediet aan particulieren); overeenkomsten gesloten bij alle kredietverstrekkers.
» Herfinanciering: 10,4
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB.
Grafiek 42: Europese vergelijking schuldgraad gezinnen (financiële schulden gezinnen als % van het BBP, 2012) 149,0
Denemarken
139,0
Nederland 112,5
Ierland
100,6
Portugal
98,8
Verenigd Koninkrijk
88,2
Zweden
87,8
Spanje EU-15 (1)
84,8 70,5
Griekenland
70,3
Finland
68,7
Frankrijk Italië
59,4
Duitsland
58,7
België
56,9
Luxemburg
56,8
Oostenrijk
54,9 0
20
40
60
80
100
120
140
Bron: Voorstelling en berekeningen Febelfin op gegevens Eurostat. (1) EU-15: ongewogen rekenkundig gemiddelde van de 15 EUlidstaten opgenomen in deze Europese vergelijking.
Grafiek 43: Evolutie schuldgraad gezinnen (financiële schulden gezinnen als % van het BBP, 1995-2012) 150
100
50
0 1995
1998 2000 2003 2004 2006 2008 2010
2012
Italië
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
België
Spanje
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Denemarken
Frankrijk
Ierland(1)
Luxemburg(2)
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Eurostat. (1) Voor Ierland, gegevens beschikbaar vanaf 2001. (2) Voor Luxemburg, gegevens beschikbaar vanaf 2006.
17
18
Leasing-financiering Grafiek 44: Samenstelling van de leasingproductie (2012, in % van het totaal) (1) Computers en kantooruitrusting: 17,4 «
» Personenwagens: 24,1
Grafiek 45: Waarde uitstaande leasingfinanciering – Evolutie in de tijd (1) (einde jaar, in miljoen EUR) 2003
7.815,4
2004
8.345,7
2005
8.846,7
2006
9.666,2
2007
4.450,3 miljoen EUR
10.368,4 12.211,8
2008
» Bedrijfsvoertuigen: 13,5
2009
11.637,4
2010
11.958,1 12.216,9
2011
12.347,1
2012 0
» Onroerende leasing: 8,1
Industriële machines en uitrustingen: 27,8 «
Bron: BLV (Febelfin). (1) Enkel BLV-leden.
» Overige: 9,1
2.000
Bron: BLV (Febelfin). (1) Enkel BLV-leden.
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) Grafiek 46: In België openbaar verdeeld nettoactief van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht (einde periode, in miljard EUR) 1995
Luxemburg
47,19
1996 1998
94,22 117,86
2000 2002
174,68
2007
172,64 124,27 121,90
2011
104,39
2012
106,55
Spanje
90
120
150
2.536,2 1.508,4 1.360,9 1.318,0 1.070,8
Verenigd Koninkrijk 355,7
Zwitserland Italië
203,6
Zweden
193,8
Denemarken
180,9
Spanje
172,3
Oostenrijk
150,3
België (1)
113,0
België (2)
92,7
Noorwegen
78,2
Finland
72,7
Nederland
68,2
Portugal
25,2
Griekenland
6,7 0
500
1.000
1.500
11,4 3,3
2.000
50
100
700
5.400
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens EFAMA (ICB’s), BEAMA en Eurostat (BBP). (1) De Belgische ICB-markt, d.w.z. in België verdeeld nettoactief van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht. (2) ICB’s naar Belgisch recht.
180
Luxemburg
Ierland
12,6
0
Grafiek 47: Europese ICB-sector naar nationaal recht - Totaal nettoactief (in miljard EUR, eind september 2013) Duitsland
14,3
Italië Nederland
Bron: BEAMA (Febelfin).
Frankrijk
Portugal
Griekenland
112,98 60
32,6 22,1 16,6 14,3
Noorwegen
119,41
2010
41,7 34,1
België (2)
166,92
2009
47,7 42,3
België (1)
2006 2008
48,6
Finland
137,06
2005
51,6
Duitsland
Zweden
127,21
2004
Zwitserland
Verenigd Koninkrijk
121,56
2003
67,1
Oostenrijk
128,57 133,15
2001
09.2013
74,0
Denemarken
1999
30
694,9
Frankrijk
68,26
0
5.365,8
Ierland
54,61
1997
Grafiek 48: Nettoactief van de ICB’s naar nationaal recht, in verhouding tot het BBP (in %, eind 2012)
2.500
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van EFAMA. (1) De Belgische ICB-markt, d.w.z. in België verdeeld nettoactief van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht. (2) ICB’s naar Belgisch recht.
19
20
Beleggingsondernemingen
Grafiek 50: Enkele resultatenindicatoren voor de gezamenlijke beursvennootschappen 2000
Grafiek 49: Enkele activiteitenindicatoren voor de gezamenlijke beursvennootschappen (einde periode) 2000
2003
32,8
2005 2006
0,27
2011
73,2
2008
54,8
2009
0,29
2010
78,8
2011
69,7
2012
80,1 91,5
09.2013 50
0,28
60
70
0
0,1
80
90
Effecten in bewaring (in miljard EUR)
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) Effectenportefeuille bestaat uit de hausseposities (financiële instrumenten die de beursvennootschappen voor eigen rekening houden, behalve de deelnemingen) en de baisseposities (financiële instrumenten die ongedekt werden verkocht). De posities zijn ‘marked to market’.
0,27 0,3
0,2
2000
69,6
40
0,36 0,28
2010
46,6
30
0,32
2009
2007
20
0,19
2008 41,1
10
0,31
2007
28,4
0
0,34
2003
2006
19,7
2004
2002
2005
20,7
2002
0,28
2004
16,2
2001
0,50
2001
0,4
0,5
54,0
2001
103,6
2002
102,9
2003
103,2
2004
94,7
2005
66,7
2006
65,6 69,4
2007
100,0
2008
103,4
2009 92,9
2010 2011
0
20
40
60
96,3 100
80
2000
120
31,8
2001
2,9
2002
0,6
2003
2,7
2004
11,9
2005
28,0 36,5
2006
37,8
2007 8,0
2008
7,8
2009 2010
-0,9 2011
0
5
10
11,2 15
20
2000
25
30
35
40
31,4
2001
22,0
2002
17,7
2003
16,2
2004
36,0
2005
58,2
2006
46,5
2007
35,9 39,1
2008
44,3
2009
53,0
2010 33,9
2011 0
10
20
30
40
50
60
Totale ontvangsten (omzet, in miljard EUR) (1) Cost/income-ratio (in %) (2) Rendement van het eigen vermogen (ROE, in %) (3) Risk assets ratio (RAR, in %)
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) Geheel van inkomsten uit provisies en commissielonen, alsook uit ‘trading’ voor eigen rekening. (2) Werkingskosten in verhouding tot de totale ontvangsten. (3) Het betreft het resultaat na belastingen.
Financiële markten: valuta’s, aandelen, schuldpapier en afgeleide producten De financiële markten op mondiaal en Europees niveau Grafiek 51: Internationale schuldbewijzen (1) (uitstaande bedragen, in miljard USD, eind september 2013) Totaal
Grafiek 54: Aantal op de aandelenmarkten genoteerde ondernemingen (eind 2013)
In EUR
Andere munten Andere geldmarktinstrumenten
354,3 5.950,2
1.813
Hong Kong Exchanges
1.643
National Stock Exchange India
1.638 1.536
Shenzhen SE
Obligaties met vaste rente
NYSE Euronext (Europe)
15.308,2
1.062
Shanghai SE
341,6
953 910
Bursa Malaysia
5.000
10.000 15.000 20.000 25.000
Bron: Berekeningen en voorstelling Febelfin op gegevens van de Bank for International Settlements (BIS). (1) De betrokken schuldbewijzen omvatten de titels in vreemde valuta’s door residenten en niet-residenten uitgegeven op de diverse nationale markten, alsook de titels in de nationale munten door niet-residenten uitgegeven. Bovendien worden ook opgenomen de titels uitgegeven door residenten op de diverse nationale markten doch bestemd voor beleggers niet-residenten.
Grafiek 52: Schuldbewijzen uitgegeven door ingezetenen van de eurozone (uitstaande bedragen, in miljard EUR, eind november 2011) Totaal
16.455,9
Monetaire financiële instellingen (MFI)
0
1.000
2.000
Grafiek 55: Internationale vergelijking van het relatieve belang van de aandelenmarkten (marktkapitalisatie t.a.v. het BBP, in %, 2012) 189,7
Zwitserland 135,5
Verenigd Koninkrijk
120,1
Luxemburg
115,9 71,9 67,7 60,6
EU 27 (2)
56,8
Japan
870,3
50,5
Ierland 5.000
10.000
15.000
42,6
DuitsIand 25,9
Oostenrijk 0
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Eurostat.
Grafiek 53: De 15 grootste aandelenmarkten van de wereld, op basis van de marktkapitalisatie (in miljard USD, eind 2013)
5.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van de World Federation of Exchanges.
Spanje
6.849,8
4.000
Buitenlandse ondernemingen
NYSE Euronext (Europe) (1)
3.282,9
Overheidssector
3.000
Binnenlandse ondernemingen
Verenigde Staten
5.452,9
0
2.055
Australian SE Korea Exchange
Obligaties met vlottende rente
Niet-financiële vennootschappen
2.371
NYSE Euronext (US)
3.657,3 541,8
Overige financiële instellingen
2.637
NASDAQ OMX
Commercial paper
0
2.736
London SE Group
516,9
Met aandelen verbonden obligaties
3.419 3.245
BME Spanish Exchanges
7.781,3
In JPY
3.886
TMX Group Tokyo SE Group
9.644,6
In USD
5.294
Bombay SE
21.600,1
50
100
150
200
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Eurostat. (1) Landen die deel uitmaken van NYSE Euronext (Europe), namelijk: België, Frankrijk, Nederland, Portugal. (2) Gewogen gemiddelde van de 27 EU-lidstaten.
17.949,9
NYSE Euronext (US)
6.085,0
NASDAQ OMX Tokyo SE Group
4.543,2
London SE Group
4.429,0 3.583,9
NYSE Euronext (Europe)
3.100,8
Hong Kong Exchanges
2.497,0
Shanghai SE
Totaal contracten
2.113,8
TMX Group
692.908
Contracten op vreemde valuta's
1.936,1
Deutsche Börse SIX Swiss Exchange
Grafiek 56: De mondiale markten van de afgeleide producten (1) (notionele uitstaande bedragen, in miljard USD, eind juni 2013) 73.121
Contracten op rente
1.540,7
561.299
Aandelen-gebonden contracten
6.821 2.458
Shenzhen SE
1.452,2
Contracten op goederen
Australian SE
1.366,0
Credit default swaps
24.349
1.269,2
Diversen (onbepaald)
24.860
NASDAQ OMX Nordic Exchange
1.234,5
Korea Exchange Bombay SE
0
1.138,8 0
1.500
3.000
4.500
6.000
18.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van de World Federation of Exchanges.
100.000
500.000
700.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Bank for International Settlements (BIS). (1) Het betreft hier de ‘over-the-counter (OTC) derivatives’.
21
22
(NYSE) Euronext Grafiek 57: Aantal noteringen op Euronext: ondernemingen en effecten (eind 2012)
Genoteerde effecten
Ondernemingen met aandelennotering
Binnenlands Buitenlands
893
771 122
4.173
Obligaties (1) 667
Trackers (1) Structured products (1)
24.569
0
Parijs
Amsterdam
5.000
10.000
Brussel
Lissabon 15.000
20.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NYSE Euronext. (1) Gegevens voor Brussel: 218 (obligaties); 38 (trackers); 1.212 ( structured products).
Grafiek 58: Aantal verhandelde contracten op de derivatenmarkt van Euronext (in miljoen, in 2012) 955,8
Totaal Euronext LIFFE 450,9
Renteproducten Aandelenproducten
482,0
Producten op grondstoffen
22,9 0
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NYSE Euronext.
200
400
600
800
1.000
25.000
Enkele bijkomende facetten van de Belgische gelden kapitaalmarkten Grafiek 59: Vastrentende effecten op meer dan één jaar, volgens sectoren van emittenten en houders (uitstaande bedragen, in miljoen EUR, eind september 2013) 809.343
Sectoren van emittenten Sectoren van houders
809.343 0
200.000
Sectoren van emittenten 302.739 Buitenland: Overheid: 323.692 Financiële instellingen: 147.725 Niet-financiële 35.187 vennootschappen:
400.000
600.000
800.000
Sectoren van houders Monetaire financiële instellingen (MFI's): 249.452 Buitenland: 210.637 Gezinnen: 88.079 Verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen: 190.944 35.915 Overige financiële instellingen: 34.314 Andere houders (1):
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) Enerzijds de niet-financiële vennootschappen (18.650 miljoen EUR) en anderzijds de Belgische overheid (15.664 miljoen EUR).
Grafiek 60: Openbaar beroep op de Belgische primaire markt van vastrentende effecten op meer dan één jaar (in miljoen EUR, eind 2012) Belgische vennootschappen 2.824 Buitenlandse vennootschappen 6.990 Obligaties
9.815
Achtergestelde certificaten van kredietinstellingen
124
Staatsbons
142
Schuldinstrumenten met kapitaalrisico (1)
Grafiek 62: Openbaar beroep op Belgische primaire aandelenmarkt (in miljoen EUR, eind 2012) 295
Aandelen Deelnemingsrechten en aandelen van Belgische ICB's
32.411 0
10.000
20.000
30.000
40.000
61
Kapitalisatiebons aan toonder
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB/FSMA.
0 0
2.000
4.000 6.000 8.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB/FSMA. (1) Het betrof uitsluitend uitgiften van buitenlandse vennootschappen.
Grafiek 61: Houderschap van OLO’s (in miljoen EUR, eind 2001, eind 2012 en eind september 2013)(1) 185.727
2001 2010
2001
257.803 272.351
2011
286.549
2012
297.095
September 2013 0
50.000
Kredietinstellingen in België Andere houders in België Houders in andere EU-lidstaten Houders in niet-EU-landen
100.000 2001 32.184 40.953 88.560 24.030
150.000 200.000 250.000 2012 72.098 40.406 111.565 62.480
Grafiek 63: Houderschap van gedematerialiseerde schatkist-certificaten (in miljoen EUR, eind 2001, eind 2012 en eind september 2013)(1)
Sept. 2013 50.630 51.226 129.163 66.076
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) In deze statistiek wordt ervan uitgegaan dat er bij cessie/ retrocessie-operaties eigendomsoverdracht van effecten plaatsheeft.
27.755
2010
40.663
2011
35.484 31.790
2012
27.244
September 2013 0
10.000
20.000
Kredietinstellingen in België: Andere houders in België: Houders in andere EU-lidstaten: Houders in niet-EU-lidstaten:
30.000
2001 6.643 6.393 10.061 4.658
2012 1.601 2.174 17.684 10.331
40.000 Sept. 2013 1.782 1.272 15.338 8.852
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) In deze statistiek wordt ervan uitgegaan dat er bij cessie/ retrocessie-operaties eigendomsoverdracht van effecten plaatsheeft.
23
24
Clearing en settlement Grafiek 64: Evolutie turnover Euroclear (tijdens de periode, in duizend miljard EUR) 2001
209,8
2002
241,9
2003
256,2
2004
307,2
2005
361,4
2006
451,7
2007
561,8
2008
559,8
2009
513,5
2010
526,1
2011
580,6
2012
541,6
09.2013
427,5 0
100 200 Euroclear Bank: 249,3
300
400
500
600
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Euroclear.
Grafiek 65: Euroclear-aantal transacties na netting (aantal in miljoen, tijdens de periode) 2001
123,4
2002
123,4
2003
113,6
2004
114,9 129,2
2005 2006
143,1
2007
155,6
2008
157,3 179,6
2009 150,4
2010
163,3
2011
158,9
2012 127,0
09.2013 0
20
40
60
80
100 120
140 160
180
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Euroclear.
Grafiek 66: Waarde van de effecten in bewaring bij Euroclear (in duizend miljard EUR, einde periode) 2001
11,2
2002
10,8 11,9
2003
13,1
2004
15,7
2005
18,2
2006
19,2
2007
18,0
2008
20,2
2009 2010
21,9
2011
22,1 23,0
2012
23,9
09.2013 0
5
10
15
20
Euroclear Bank: 10,8 Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Euroclear.
25
www.febelfin.be Belgische federatie van de financiële sector vzw Aarlenstraat 82 - 1040 Brussel T 02 507 68 11 |
[email protected] www.febelfin.be