De Belgische bancaire en financiële sector
facts & figures 2010-2011 » Febelfin, de Belgische Federatie van de financiële sector, opgericht in 2003, bestaat uit vijf financiële beroepsfederaties : de Belgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen (BVB), de Belgische Vereniging van Asset Managers (BEAMA), de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK), de Belgische Leasingvereniging (BLV) en de Belgische Vereniging van Beursleden (BVBL)(1). Daarnaast verwelkomt Febelfin nog andere financiële organisaties en instellingen (als leden met bijzonder statuut), wat haar tot een groeiende gemeenschap maakt. De koepelstructuur maakt van Febelfin een partner die meer is dan de pure optelsom van haar deelfederaties. In dit deel van het jaarverslag wordt een overzicht gegeven op basis van een selectie cijfers en grafieken. (1 ) Deze beroepsfederaties vormen de ‘gewone leden’ van Febelfin. De ondernemingen-leden van de federaties zijn automatisch ‘aangesloten lid’ van Febelfin. Daarnaast heeft Febelfin nog enkele aangesloten leden met een bijzonder statuut. Wat de BVB betreft: zij heeft als aangesloten leden de in België gevestigde banken (kredietinstellingen) en beursvennootschappen; voorts telt ze verscheidene ‘geassocieerde leden’ (namelijk de in België aanwezige vertegenwoordigingskantoren van buitenlandse banken).
2
Febelfin | Jaarverslag 2011
De Belgische bancaire en financiële sector De banksector Internationale en Europese dimensie Sociaal-economische facetten Voornaamste ontwikkelingen en tendensen Resultaten van de banksector
Kredietverstrekking aan gezinnen Leasing-financiering Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) Beleggingsondernemingen Financiële markten: valuta’s, aandelen, schuldpapier en afgeleide producten De financiële markten op mondiaal en Europees niveau (NYSE) Euronext, waar de Belgische beurs thuis is Enkele bijkomende facetten van Belgische geld-en kapitaalmarkten Clearing en settlement
Febelfin | Jaarverslag 2011
De Belgische bancaire en financiële sector Grafiek 1: Belang van de financiële sector in de economie (in %)
Grafiek 2: Spreiding bruto toegevoegde waarde over de financiële subsectoren (in % van het totaal, periode 2009-2010)
5,8
Bruto toegevoegde waarde 2010
» Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (4): 20,9
8,4 12,3 3,0
Werkgelegenheid 2010
3,9 6,8 » Financiële hulpbedrijven (3): 13,7
5,8
Beloning werknemers 2010
7,0 13,0
Bruto investeringen in vaste activa 2010
3,5 4,5 5,2 0
3
6
9
12
15
Financiële sector (1) in de gehele economie Financiële sector (1) in de gehele tertiaire sector (2) Financiële sector (1) in de verhandelbare diensten (3)
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens nationale rekeningen (INR, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2010). (1) Het betreft de branche financiële activiteiten en verzekeringen. (2) Tertiaire sector: het geheel van de verhandelbare diensten (zie voetnoot 3), de overheid (openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen), het onderwijs, en de overige diensten (gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten, sport en recreatie, verenigingen, particuliere huishoudens met werknemers). (3) Verhandelbare diensten: het geheel van handel, vervoer, verkeer en communicatie, financiële diensten, immobiliën, verhuur machines, informatica, onderzoek/ontwikkeling en zakelijke diensten.
» Monetaire financiële instellingen (1): 48,6
» Overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (2): 16,8
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens nationale rekeningen (INR, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2010). (1) Kredietinstellingen, monetaire ICB’s en centrale bank. (2) Financiële leasebedrijven, instellingen die consumentenkrediet, hypotheekleningen en andere kredieten verstrekken, financiële holdings, beursvennootschappen, factoringmaatschappijen, ICB’s (behoudens die met monetair karakter), enz. (3) Maatschappijen voor beheer van beurzen (o.a. Euronext), maatschappijen voor portefeuillebeheer, vermogensbeheer en beleggingsadvies, makelaars in hypothecair krediet, wisselkantoren, verzekeringsagenten en –makelaars, schade- en risicodeskundigen, enz. (4) Verzekeringsmaatschappijen, herverzekeringsondernemingen, pensioenfondsen, Delcrederedienst.
3
4
Febelfin | Jaarverslag 2011
De Banksector
Internationale en Europese dimensie Grafiek 3: Europese vergelijking van het belang van de banksector in de economie – Totale activa van de gezamenlijke kredietinstellingen t.a.v. het BBP (in %, 2009) Luxemburg
2.121,0
Cyprus
822,6
Ierland
720,3
Verenigd Koninkrijk
377,9
Frankrijk
375,2
België EMU-16 (1)
8 7
Zweden
319,3 310,4
Duitsland
308,2
Italië
242,8
Finland
226,3
Griekenland
14 5 3
Japan Overige
6 0
326,6
Portugal
7 3 5
Verenigde Staten
359,1 334,3
Spanje
Duitsland Verenigd Koninkrijk
Totaal Niet-EU-landen
388,8
Oostenrijk
26 16
Overige
495,5
Nederland
Frankrijk
Spanje
498,5
Denemarken
72
Luxemburg
602,7
Zwitserland
88
Totaal Totaal EU-landen Nederland
809,5
Malta
Grafiek 5: Buitenlandse banken (1) gevestigd in België (aantal, september 2011)
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Bron: Febelfin -berekeningen en -voorstelling op gegevens NBB. (1) Geheel van dochterondernemingen (‘subsidiaries’) en bijkantoren (‘branches’) van buitenlandse banken.
206,4 153,0
Slovenië 0
200
400
600
800
2.200
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens Europese Centrale Bank (ECB) en de Banque Nationale Suisse (voor Zwitserland). (1) Gewogen gemiddelde 16 lidstaten behorend tot de Europese Monetaire Unie (EMU).
Grafiek 4: Aantal in België gevestigde banken (eind september 2011) » Banken naar Belgisch recht met Belgische meerderheid: 19
Grafiek 6: Internationalisatie van de bankenpopulatie - Europese vergelijking (aantal buitenlandse banken (1) in het totaal aantal banken, in %, 2010) 95,2
Luxemburg België
81,1
Verenigd Koninkrijk
Banken naar buitenlands recht: 61 «
69,4
Griekenland
107
53,2 38,6
Spanje Frankrijk
29,7 24,4
Portugal EU 15 (2)
20,8 20,5
Denemarken Nederland
19,7
Zweden » Banken naar Belgisch recht met buitenlandse meerderheid: 27
18,3
Ierland
13,5
Italië
13,0
Finland
Bron: Febelfin-berekeningen op eigen gegevens en gegevens NBB.
8,9
Duitsland
7,8
Oostenrijk
7,3 0
20
40
60
80
100
Bron: Febelfin voor België en berekeningen Febelfin op gegevens ECB voor overige landen. (1) Banken naar buitenlands recht (‘branches’), alsook banken naar het recht van de betrokken lidstaat maar met een buitenlandse meerderheid (‘subsidiaries’). (2) Gegeven voor de 15 ‘oude’ lidstaten van de EU.
Grafiek 7: Geografische verdeling van het aantal buitenlandse vestigingen (1) van de Belgische banken (eind 2010) EU (2): 127 «
» Noord-Amerika: 16 » Latijns-Amerika: 5 » Afrika: 4
Febelfin | Jaarverslag 2011
Grafiek 9: Aandeel van de internationale verrichtingen (1) in de activiteiten van de in België gevestigde banken (in %, eind september 2011) Balanstotaal (2)
50,3
Klantendeposito’s
27,4
Klantenkredieten
30,5
Effectenportefeuille (3)
47,3
Interbankenverrichtingen
» Azië: 41
208
» Oceanië: 2
88,8
0
20
40
60
80
100
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Verrichtingen in EUR met het buitenland en verrichtingen in vreemde valuta’s. (2) Gemiddelde van activa en passiva. (3) Alle effecten en deelnemingen, uitgezonderd de Belgische overheidseffecten.
» Andere Europese landen: 13
Bron: Febelfin. (1) Het betreft bijkantoren, bancaire en financiële dochterondernemingen, vertegenwoordigingskantoren en gekwalificeerde deelnemingen in banken en financiële instellingen. (2) EU met 27 lidstaten.
Grafiek 8: Aanmeldingen van banken uit andere EU-lidstaten om in België diensten te kunnen aanbieden onder het stelsel van vrije dienstverlening (aantal, eind september 2011) Verenigd Koninkrijk Frankrijk
640
432
Totaal 101
Nederland 41 Duitsland 48
waarvan
120
90 71
100
94,0
België
60,7
Verenigd Koninkrijk
51,5 19,9
Italië
74
13,4
Frankrijk
64 Ierland 30 39 100
Luxemburg
Denemarken
Luxemburg 50 0
Grafiek 10: Belang buitenlandse banken (1) in het activiteitenvolume van de banksector (aandeel, in %, in de totale bankactiva, 2009)
200
300
400
500
600
Aanmeldingen voor depositowerving
10,8
Duitsland
10,8
Spanje
10,2 5,3
Nederland 0
20
40
60
80
Bron: Febelfin-berekeningen en -presentatie op gegevens NBB. Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Geheel van dochterondernemingen (‘subsidiaries’) en bijkantoren (‘branches’) van buitenlandse banken.
100
5
6
Febelfin | Jaarverslag 2011
Sociaal-economische facetten Grafiek 11: Kredietfinanciering van de Belgische economie door de banken (uitstaande uitbetalingskredieten, in % van het totaal, eind september 2011) » Kredieten aan ondernemingen: 42,6
Kredieten aan particulieren en zelfstandigen: 32,5 «
342,4
miljard EUR
Grafiek 13: Spaarquote gezinnen (1) – Europese vergelijking (in %, 2010)(2) Duitsland
17,1 16,2
België Frankrijk
15,6 13,9
Spanje Luxemburg (3)
13,6
Oostenrijk
13,5
Ierland
13,4
Zweden EU 15 (4)
13,3 12,6
Italië
12,5
Finland
11,3
Nederland
10,9
Portugal
10,1
Denemarken
8,0
Verenigd Koninkrijk
7,5 0
» Kredieten aan de overheid: 24,9
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB.
Grafiek 12: Klantendeposito’s van ingezetenen bij de in België gevestigde banken naar vorm (uitstaande bedragen, in % van het totaal, eind september 2011) Gereglementeerde spaardeposito's: 49,6 «
5
10
Grafiek 14: Totale deposito’s bij de banken (1) t.a.v. het BBP Europese vergelijking (in %, 2009) Luxemburg
670,4
Verenigd Koninkrijk
324,3
Ierland
177,6
Spanje
169,6 169,3
België
159,6
EU 15 (2)
432,1
149,5
Portugal
133,7
Duitsland
127,8 117,4
Griekenland
miljard EUR
116,1
Oostenrijk » Overige: 3,9
Frankrijk
92,7
Denemarken » Kasbons en obligaties: 9,2
» Zichtdeposito's: 22,0
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB.
» Depositocertificaten: 0,3
20
Bron: Eurostat. (1) Brutospaarquote gezinnen, als procent van beschikbaar inkomen. (2) Griekenland n.b. (3) Gegevens 2009. (4) Ongewogen rekenkundig gemiddelde van de 15 ‘oude’ EU-lidstaten, exclusief Griekenland, Luxemburg.
Nederland
Termijndeposito's: 15,0 «
15
85,6 83,3
Italië Finland
67,2
Zweden
66,5 0
50
100
150
200
250
300
700
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Het gaat om het totale volume deposito’s dat de niet-bancaire sectoren aanhouden bij de gezamenlijke kredietinstellingen. (2) Gewogen gemiddelde van de 15 ‘oude’ EU-lidstaten.
Grafiek 15: Totale bankkredieten (1) t.a.v. de totale deposito’s bij de banken (2) (in %, 2009) België
Grafiek 17: Aantal bankautomaten per miljoen inwoners (2010) (1) Portugal
69,1 73,8
Spanje
Griekenland
76,9
Duitsland
UE 15 (3)
113,4 119,7
Portugal
129,9
Oostenrijk
130,2
Frankrijk
131,2
Slowaakse Republiek Finland
141,7 144,2
Italië
145,8
Slovenië Estland 50
100
150
2.000
6.000
682,04 628,06 607,86
Finland
200
533,06
Denemarken
518,21
Hongarije
484,30
Litouwen
477,97
Nederland
476,70
Roemenië
471,37
Malta
444,66
Polen
442,61
Slowaakse Republiek
430,76
Zweden
358,39
Tsjechische Republiek
355,80 0 100
300
700
900 1.100 1.300 1.500 1.700
Grafiek 18: Self-banking faciliteiten in België Self-banking eenheden (aantal, 2010)
4.588
Automaten met functie geldafhaling toegankelijk voor iedereen (aantal, 2010)
8.000 4.109
(a) Kantoren eigendom van de banken en beheerd door hun personeel in loondienst
8.310 2.000
4.000
6.000
Kantoren eigendom van zelfstandige agenten: 3.581 Zelfstandige bankagenten actief in kantoren waarvan ze zelf eigenaar zijn: 3.486 809
8.000
Eenheden in kantoren eigendom van de banken en beheerd door personeel in loondienst van de banken
2.386
Eenheden in kantoren eigendom van de banken en beheerd door zelfstandige agenten
1.199
Eenheden in kantoren eigendom van zelfstandige agenten Autonome eenheden (1)
(b) Kantoren eigendom van de banken en beheerd door zelfstandige agenten
Zelfstandige bankagenten actief in kantoren eigendom van de banken:
500
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens ECB.
0
Kantoren eigendom van de banken:
Bron: Febelfin/BVB (enkel banken-leden).
758,93 729,49
Letland
(b) 1.378
4.000
838,52 765,41
Estland
4.295
0
849,31
Oostenrijk
7.690
Zelfstandige agenten (aantal, eind 2010)
865,95
Italië
Ierland
Grafiek 16: Net van contactpunten van de banken: kantoren en zelfstandige bankagenten
(a) 2.731
EU Totaal
Bulgarije
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Het betreft het totale volume kredieten dat de banksector heeft uitstaan aan de niet-bancaire sectoren. (2) Het gaat om het totale volume deposito’s dat de niet-bancaire sectoren aanhouden bij de gezamenlijke kredietinstellingen. (3) Gewogen gemiddelde van de 15 ‘oude’ EU-lidstaten.
Kantoren (aantal, eind 2010)
885,39 867,31
Griekenland
146,2 151,9 155,3
Ierland
Slovenië Frankrijk
Cyprus
127,3
0
968,80 926,15
Luxemburg
110,5
Malta
1.018,50
Eurozone Totaal
Spanje Nederland
1.286,29 1.058,33
Verenigd Koninkrijk
99,5 102,7
Duitsland
1.644,96 1.413,76
België
Luxemburg Cyprus
Febelfin | Jaarverslag 2011
Automaten in self-banking eenheden van kantoren van banken en zelfstandige bankagenten, alsook in autonome self-banking eenheden Automaten (ATM’s) ‘off premise’ (2): Automaten (ATM's) van vroeger Banksys-netwerk (3):
912 91
7.860 263 187
Bron: Febelfin/BVB (alleen banken-leden). (1) Self-banking eenheden die los staan van een bemand kantoor. Exclusief ATM’s die los staan van self-banks eenheden. (2) ATM’s die niet staan opgesteld in een bankkantoor of selfbanking eenheid en die geen deel uitmaken van het oude Banksys netwerk. (3) Deze ATM’s werden medio 2005 aan de banken overgedragen.
7
8
Febelfin | Jaarverslag 2011
Grafiek 19: Werkgelegenheid – Intersectorvergelijking (aantal werkzame personen, in duizend, 2010) 0
500
1.000
1.500
2.000
Verhandelbare diensten
2.028,8
Secundaire sector (exclusief bouw)
587,7
Bouw
272,3
Primaire sector
67,5
Schaal boven Schaal onder
Onroerend goed, verhuur, zakelijke diensten
792,0 591,3
Groot- en kleinhandel Vervoer en opslag
252,2
Hotels en restaurants
149,6 137,4
Financiële instellingen Chemische en farmaceutische producten, rubber, kunststof
118,5
Machines, apparaten, transportmiddelen, informaticaproducten, elektronische en optische producten
112,2
Informatie en communicatie
106,3
Voedings- en genotsmiddelen
96,9
Metaal en metaalproducten
96,8
Electriciteit, gas, water, stoom, luchtkoeling afvalwater en sanering
46,1
Textiel, leer en hout
44,1
Pulp, papier, uitgeverijen, drukkerijen
31,6
Overige niet-metaalhoudende minerale producten
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), nationale rekeningen, gedetailleerde rekeningen en tabellen 2001-2010.
28,0 0
Grafiek 20: Onderverdeling van het bankpersoneel volgens diploma (in % van het totaal, eind 2010)
200
400
600
800
Grafiek 21: Onderverdeling van de nieuw aangeworven medewerkers in de banksector, volgens diploma (in % van het totaal, aanwervingen in de loop van 2010)
» HOBU (1): 41,6
» HOBU (1): 41,1
» Universitair: 28,8
Hoger secundair: 25,8 «
» Overige diploma's: 3,7
Bron: Febelfin (enkel banken-leden). (1) HOBU: Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Universitair: 45,3 «
» Hoger secundair: 11,1 » Overige diploma's: 2,5
Bron: Febelfin (enkel banken-leden). (1) HOBU: Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Grafiek 22: Raming van het gebruik van betaalinstrumenten (1) in België (in % van het totaal, 2010) Debet-, krediet- en privatieve kaarten: 44,7 «
» Domiciliëringen: 10,3 » Elektronische portemonnee: 2,6 » Cheques: 0,3
Overschrijvingen: 42,1 «
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Alle gebruikers (particulieren, bedrijven) samen. Sommige instrumenten (contanten, handelspapier, ATM-afhalingen) worden buiten beschouwing gelaten.
Febelfin | Jaarverslag 2011
9
10
Febelfin | Jaarverslag 2011
Voornaamste ontwikkelingen en tendensen Grafiek 23: Aandeel van de vijf grootste banken in de totale activa van de gezamenlijke banken (in %, 2010) Nederland
In het buitenland
83,8
België Portugal
70,8 70,6
Denemarken
0
57,8
Ierland
56,8 55,8
EU 15 (1) Frankrijk
47,4
Spanje
44,3
Verenigd Koninkrijk
42,5
Italië
400
600
800 268,2 46,2 214,5 156,4 54,3 7,8 14,8
39,2
Oostenrijk
35,9
Duitsland
32,6
Luxemburg
30,9 0
20
40
60
80
100
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens ECB. (1) De ‘oude’ 15 lidstaten van de EU. Ongewogen rekenkundig gemiddelde.
Grafiek 24: Herfindahl-index op basis van de totale activa (1) (2010) 3.550
Finland 2.052
Nederland 1.439
België
1.214
Griekenland
1.203
Portugal
1.077
Denemarken EU 15 (2)
1.025
Ierland
900
Zweden
860
Frankrijk
610 528
Spanje Verenigd Koninkrijk
522 395
Oostenrijk
383
Luxemburg
343 298 0
200
Deposito's bij financiële instellingen: Schuldbewijzen van financiële instellingen: Verzekeringen en pensioenen: Aandelen (en gelijkgesteld): Participaties in ICB's: Schuldbewijzen van overheid en niet-financiële vennootschappen: Overige:
64,4
Zweden
Duitsland
135,8
74,9
Griekenland
Italië
762,2
In België
84,4
Finland
Grafiek 25: Bruto-financieel vermogen van de Belgische gezinnen (1) (in miljard EUR, eind september 2011) (2) « »
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens ECB. (1) Som van de kwadraten van de marktaandelen van alle individuele kredietinstellingen inzake totale activa. (2) De ‘oude’ 15 lidstaten van de EU. Ongewogen rekenkundig gemiddelde.
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Exclusief chartaal geld. (2) Totale financiële activa van gezinnen bij Belgische financiële instellingen, in de vorm van deposito’s bij en schuldbewijzen uitgegeven door deze instellingen.
Grafiek 26: Aandeel in het bruto financiële vermogen van de Belgische gezinnen van respectievelijk deposito’s bij nationale financiële instellingen (inclusief schuldbewijzen), participaties in ICB’s en verzekeringsactiva (in % van het totale financiële vermogen (1), eind 1995, 2000, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010 en september 2011) 39,4 1995
Grafiek 27: Financiële verplichtingen van de Belgische niet-financiële vennootschappen (in % van het totaal, eind september 2011) » Aandelen en overige deelnemingen: 65,3
Vastrentende effecten: 1,6 «
1.935,6
8,8 10,1
miljard EUR
26,5 2000
Febelfin | Jaarverslag 2011
15,0 13,4
Overige leningen (1): 24,6 «
30,3 2005
18,5 22,2 29,6 22,8 30,3
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Voornamelijk leningen van andere niet-financiële vennootschappen (onder meer binnen groepsstructuren).
17,5
2007
23,8 33,7 2008
Grafiek 28: Bij de in België gevestigde banken uitstaande hypotheekleningen en consumentenkredieten (1) aan de Belgische gezinnen (2) (uitstaande bedragen (3), in miljard EUR, einde periode)
14,3 25,7 34,2
2009
13,2 25,7
54,0
2000
33,9 12,2
2010
8,7 55,4
2001
8,3
26,5 35,0 10,6
09.2011 5
10
15
20
25
30
58,9
2002
8,5 66,9
2003
26,8 0
» Overige verplichtingen: 1,0
Door de kredietinstellingen toegekende leningen: 7,5 «
18,6
2006
35
40
Deposito's en schuldtitels nationale financiële instellingen (2) ICB's (3) Verzekeringen (4) Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Exclusief biljetten en munten. (2) Het geheel van enerzijds de deposito’s aangehouden bij de nationale financiële instellingen en anderzijds de effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door deze instellingen en in het bezit van de Belgische gezinnen. (3) Participaties in ICB’s (4) Verzekeringstechnische voorzieningen (vooral voorzieningen pensioen- en levensverzekeringen).
8,5 74,8
2004
7,9 86,7
2005
8,4 97,8
2006
8,8 104,7
2007
9,4 79,5 (4)
2008
9,1 72,8 (4)
2009
8,8 78,5
2010
8,7 0
20
40
60
80
100
120
Hypotheekleningen Consumentenkredieten
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Niet-hypothecaire leningen op afbetaling. (2) Geheel van particulieren en zelfstandigen. (3) Exclusief geëffectiseerd volume. (4) Daling uitstaand bedrag te wijten aan effectiseringsopteraties bij sommige banken.
11
12
Febelfin | Jaarverslag 2011
Grafiek 29: Spaarquote Belgische gezinnen (1) (in %) 17,2
1998
17,4
1999 2000
Ierland
16,7
2001
15,2 15,9
2006 2008
18,3
2010
16,2 0
5
10
15
2.405
Griekenland
2.395 2.320 2.186
Duitsland
17,0
2009
2.407
Verenigd Koninkrijk Finland
16,4
2007
2.832
Frankrijk
15,4
2005
3.048
Oostenrijk
16,7
2004
3.171
Luxemburg
17,3
2003
5.379
Denemarken
17,8
2002
Grafiek 31: Europese vergelijking inzake bancaire consumenten-kredieten (1) (uitstaand kredietbedrag per hoofd van de bevolking, in EUR, eind 2009)
EU 15 (2)
2.024
Spanje
2.014 1.636
Zweden Nederland
20
1.516 1.484
Portugal
Bron: Eurostat. (1) Brutospaarquote van de gezinnen, in procent van het beschikbare inkomen.
Italië
952
België
825 0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Volgens de ECB: ‘Total loans of credit institutions for consumer credit’. (2) Gewogen gemiddelde van de 15 ‘oude’ EU-lidstaten.
Grafiek 30: Europese vergelijking inzake bancaire woningkredieten (1) (uitstaand kredietbedrag per hoofd van de bevolking, in EUR, eind 2009) Denemarken
48.332
Luxemburg
34.291
Ierland
24.716 22.897
Nederland Zweden
16.255
Verenigd Koninkrijk
16.055
Spanje
Grafiek 32: Kredieten van de in België gevestigde banken aan de Belgische niet-financiële vennootschappen, naar grootte van de ondernemingen (in % van de totale uitstaande en opgenomen bankkredieten; eind maart 1999, 2000, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010 en eind september 2011) 56,3
03.1999 (1)
43,7
14.309
Finland EU 15 (2)
58,2
2000
13.460
41,8
12.428
Duitsland
11.754
Frankrijk
11.109 10.411
Portugal
35,7 67,5
2006
8.683
Oostenrijk
64,3
2005
32,5
7.353
België
6.013
Griekenland
0
10.000
66,9
2007
4.654
Italië
20.000
30.000
40.000
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens ECB. (1) Volgens de ECB: ‘Total loans of credit institutions for housing purchase’. (2) Gewogen gemiddelde van de 15 ‘oude’ EU-lidstaten.
33,1 67,4
2008
32,6 69,9
2009
30,1 70,4
2010
29,6 72,3
09.2011
27,7 0
10
20
30
40
50
60
70
80
KMO's Grote vennootschappen
Bron: Berekeningen Febelfin op gegevens Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen bij de NBB. (1) Tijdstip waarvoor de gegevens voor het eerst beschikbaar zijn.
Grafiek 33: Gewicht van de banken in de financiering van de Belgische overheidsschuld (uitstaande bedragen, einde periode, in miljard EUR) 400
4,1 11,6
Motorrijtuigen
300
6,2
Ongevallen
14,6
Ziekte
250
7,4
Totaal niet-leven
6,9
Groepsverzekering
200
1,3
Individuele levensverzekering
57,2
Totaal leven
150
42,4
Totaal leven en niet-leven
100
29,7 0
50
10
20
30
2008 2009 2010 09.2011
2006 2007
2001 2002 2003 2004 2005
1997 1998 1999 2000
1995
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Assuralia. (1) Limitatieve opsomming.
1996
0
Grafiek 35: Belang van de bankverzekering in de distributie van verzekeringsproducten op de Belgische markt - Aandeel in diverse verzekeringssegmenten (1) (2009, in %) Burgerrechtelijke aansprakelijkheid Brand en andere gelijkgestelde gevaren
350
Febelfin | Jaarverslag 2011
Belgische overheidsschuld (1) Bij de Belgische banksector uitstaande kredieten aan de overheid (2) Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Geconsolideerde brutoschuld (Definitie ‘Maastricht’). (2) In de vorm van zowel schuldbewijzen als directe kredietverstrekking.
Grafiek 34: Evolutie en samenstelling van de termijnverrichtingen van de Belgische banksector (uitstaande bedragen, einde periode, in miljard EUR) 10.000 9.000 8.000
7.512.0
7.000 6.000 5.000 4.000
» Totaal termijnverrichtingen
3.000 2.000 1.000 12.95
12.97
12.99
Op rente:
12.01
12.03
12.05
12.07
6.891,2
Op deviezen:
476,5
Overige:
144,3
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB.
12.09
09.11
samenstelling
40
50
60
13
14
Febelfin | Jaarverslag 2011
Resultaten van de banksector Grafiek 36: Evolutie van de ROA en de ROE van de gezamenlijke in België gevestigde banken (in %) (1) 2000
0,6 0,4
2002
0,4
2002
2003
0,4
2003
-0,1 -0.5 -0,5
2009
2009
1
22,4 13,2 2008 2009
-2,6 2010
10,5 0
10
20
30
ROA ROE
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) Gegevens op geconsolideerde basis. Vanaf 2006, gegevens volgens het IAS/IFRS-rapporteringsschema (om deze methodologische breuk aan te geven werd tussen 2005 en 2006 een stippellijn geplaatst). ROA: return on (average) assets; ROE: return on (average) equity (alleen voor de banken naar Belgisch recht).
Grafiek 37: Evolutie van de risk assets ratio van de gezamenlijke banken naar Belgisch recht (in %) (1) 11,9
2000
12,9
2001 2002
13,1
2003
12,8
2004
13,0
2005
11,5
2006
11,9
2007
11,2
2008
16,2 17,3
2009
19,3
2010 0
2
4
6
8
10
62
64
66
68
70
72
74
76
78
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB. (1) Gezamenlijke banken naar Belgisch recht, gegevens op vennootschappelijke basis.
18,5
-36,5
-10
68,6 0
13,7 11,8 13,6 15,8
2006 2007
-20
81,2 77,1
20,4
2001 2002 2003 2004 2005
-30
70,7
2010
0,5 0.5 0,5
2000
-40
64,5
2007 2008
0
73,1
2006
2008 2010 -1
69,4
2004
0,4
2007
72,5 70,7
2005
0,7
2006 -1,3
70,8
2001
0,5 0,5
2004
70,1
2000
2001
2005
-1,5 -1.5
Grafiek 38: Evolutie cost/income-ratio van de banken (in %) (1)
12
14
16
18
20
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van de NBB. (1) Risk assets ratio (RAR): verhouding van enerzijds het reglementaire eigen vermogen van de banken en anderzijds hun gewogen risicovolume, dat eveneens op basis van de reglementering wordt bepaald.
80
82
Febelfin | Jaarverslag 2011
Kredietverstrekking aan gezinnen Grafiek 39: Financiële verplichtingen van de Belgische gezinnen (uitstaande bedragen, einde periode, in miljoen EUR) 82.559
1995
160
102.927
2000
132.505
2005 2006
140
146.207
2007
160.272
2008
173.372
2009
184.843
120
191.946
2010
200.517
09.2011 0
Grafiek 41: Evolutie schuldgraad gezinnen (financiële schulden gezinnen als % van het BBP, 1995-2010)
20.000
40.000
60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 200.000
Hypothecaire leningen: Consumentenkredieten: Overige leningen op meer dan 1 jaar: Leningen op hoogstens 1 jaar: Diversen:
09.2011 161.383 17.073 12.364 6.292 3.405
100 80 60
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB.
40 20 1995
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
Italië
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
België
Spanje
Nederland
Oostenrijk
Portugal Ierland (1)
Denemarken
Frankrijk
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Eurostat. (1) Voor Ierland, gegevens beschikbaar vanaf 2001.
Grafiek 40: Europese vergelijking schuldgraad gezinnen (financiële schulden gezinnen als % van het BBP, 2010) 151,1
Denemarken Nederland
Grafiek 42: Consumentenkrediet naar kredietvorm (1) (in % van het totaal uitstaand bedrag, eind 2010) Leningen op afbetaling: 73,3 «
132,7
Ierland
» Kredietopeningen: 19,3
124,5 106,0
Portugal
105,8
Verenigd Koninkrijk 91,7
Spanje EU-14 (1)
87,9
Zweden
87,2
Finland
67,8
Griekenland
65,8
Frankrijk
64,9
Duitsland
62,0
20.287 miljoen EUR
» Verkopen op afbetaling: 7,2
59,2
Italië
» Financieringshuur: 0,2
57,3
Oostenrijk
54,2
België 0
20
40
60
80
100
120
140
Bron: Voorstelling en berekeningen Febelfin op gegevens Eurostat. (1) EU-14: ongewogen rekenkundig gemiddelde van de 14 EUlidstaten opgenomen in deze Europese vergelijking.
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens van ADSEI (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie). (1) Overeenkomsten waarop de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet van toepassing is (enkel consumentenkrediet aan particulieren); overeenkomsten gesloten bij alle kredietverstrekkers.
15
16
Febelfin | Jaarverslag 2011
Grafiek 43: Hypothecaire kredieten naar bestemming (in de eerste 3 kwartalen van 2011 verleende kredieten, in % van het totale bedrag van de verleende kredieten) Aankoop: 54,4 « » Nieuwbouw: 12,9
20.175 miljoen EUR
» Verbouwingswerken: 12,2 » Aankoop + verbouwing: 7,4 » Ander onroerend doel: 3,3
» Herfinanciering: 9,8
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens NBB.
Febelfin | Jaarverslag 2011
Leasing-financiering Grafiek 44: Samenstelling van de leasingproductie (2010, in % van het totaal) (1) Computers en kantooruitrusting: 16,1 «
» Personenwagens: 26,6
Grafiek 45: Waarde uitstaande leasingfinanciering – Evolutie in de tijd (1) (einde jaar, in miljoen EUR) 7.815,4
2003
8.345,7
2004 2005
8.846,7
2006
9.666,2 10.368,4
2007
12.211,8
2008
4.005,5 miljoen EUR
Industriële machines en uitrustingen: 28,9 «
Bron: BLV (Febelfin). (1) Enkel BLV-leden.
» Bedrijfsvoertuigen: 11,2
» Onroerende leasing: 10,4 » Overige: 6,2
11.637,4
2009
11.958,1
2010 0
2.000
Bron: BLV (Febelfin). (1) Enkel BLV-leden.
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
17
18
Febelfin | Jaarverslag 2011
Instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) Grafiek 46: In België openbaar verdeeld nettoactief van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht (einde periode, in miljard EUR)
Grafiek 48: Nettoactief van de ICB’s naar nationaal recht, in verhouding tot het BBP (in %, eind 2010) Luxemburg
1995
47,19
1996 1998
94,22
1999
117,86
2000 2001 2002
166,92 174,68
2007
172,64 119,41
2009
124,27
2010
121,90 60
90
120
150
180
1.383,9
Frankrijk 1.104,3 970,6 744,7 262,1
Zwitserland
204,6
Italië Spanje
159,7
Oostenrijk
139,2
Zweden
137,9
Denemarken
131,7
België (2)
108,0
België (1)
85,0
Nederland
70,4
Noorwegen
59,6
Finland
54,1
Portugal
22,3
Griekenland
7,1 0
500
1.000
28,4 20,0 16,1
Spanje Italië
15,5
Portugal
14,9 13,2 4,0
1.500
50
100
500
5.300
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens EFAMA (ICB’s), BEAMA en Eurostat (BBP). (1) ICB’s naar Belgisch recht. (2) De Belgische ICB-markt, d.w.z. in België verdeeld nettoactief van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht.
2.032,1
Luxemburg
Verenigd Koninkrijk
31,6
België (1)
0
Grafiek 47: Europese ICB-sector naar nationaal recht - Totaal nettoactief (in miljard EUR, eind september 2011)
Ierland
België (2)
Nederland
Bron: BEAMA (Febelfin).
Duitsland
45,0 34,1
Griekenland
108,02
09.2011
51,8 45,6
Noorwegen
2006 2008
52,6
Finland
137,06
2005
54,6
Zwitserland
Duitsland
127,21
2004
Verenigd Koninkrijk
Zweden
121,56
2003
57,8
Oostenrijk
128,57 133,15
30
77,2
Denemarken
68,26
0
584,8
Frankrijk
54,61
1997
5.286,4
Ierland
2.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van EFAMA. (1) ICB’s naar Belgisch recht. (2) De Belgische ICB-markt, d.w.z. in België verdeeld nettoactief van ICB’s naar Belgisch en buitenlands recht.
Beleggingsondernemingen
Grafiek 50: Enkele resultatenindicatoren voor de gezamenlijke beursvennootschappen
Grafiek 49: Enkele activiteitenindicatoren voor de gezamenlijke beursvennootschappen 2000 2001 2003
18,60
2002
2005
0,25
2006
0,14
2009
2007
0,23
2010
2008
0,39
2009
0,39
2010
0,86 4
6
8
10
12
14
16
18
20
0,36 0,28 0,29 0,1
20,7
2003
0,2
2005
2001
103,6 102,9
2003
103,2
2005
66,7
2006
65,6 69,4
46,6
2008
92,9 100
40
60
80
2010
78,8 70
80
2,9
2002
0,6
2003
Effectenportefeuille (1) (in miljard EUR)
2004
Effecten in bewaring (in miljard EUR)
2005
120
31,8
2001
69,6 60
20
2000
54,8
2009 50
103,4 0
73,2
40
100,0
2010
2007
30
94,7
2009
41,1
2006
0,5
2002
2008
28,4
20
0,4
54,0
2007
32,8
2004
0,28 0,3
2004
19,7
10
0,32
0
16,2
0
0,27
2000
2001 2002
0,19
2006 2008
2000
0,34 0,31
2007
1,89
2
0,28
2005
12,00
0
0,50
2001
2004
10,95
2004
2000
2003
7,71
2002
Febelfin | Jaarverslag 2011
2,7 11,9 28,0 36,5
2006
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB/CBFA. (1) Effectenportefeuille bestaat uit de hausseposities (financiële instrumenten die de beursvennootschappen voor eigen rekening houden, behalve de deelnemingen) en de baisseposities (financiële instrumenten die ongedekt werden verkocht). De posities zijn ‘marked to market’.
37,8
2007 2008
8,0
2009 -0,9 2010 0 5
7,8 10
15
20
2000
25
30
35
40
31,4
2001
22,0
2002
17,7
2003
16,2
2004
36,0
2005
58,2
2006
46,5
2007
35,9 39,1
2008
44,3
2009
53,0
2010 0
10
20
30
40
50
60
Totale ontvangsten (omzet, in miljard EUR) (1) Cost/income-ratio (in %) (2) Rendement van het eigen vermogen (ROE, in %) (3) Risk assets ratio (RAR, in %)
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB/CBFA. (1) Geheel van inkomsten uit provisies en commissielonen, alsook uit ‘trading’ voor eigen rekening. (2) Werkingskosten in verhouding tot de totale ontvangsten. (3) Het betreft het resultaat na belastingen.
19
20
Febelfin | Jaarverslag 2011
Financiële markten: valuta’s, aandelen, schuldpapier en afgeleide producten De financiële markten op mondiaal en Europees niveau Grafiek 51: Internationale schuldbewijzen (1) (uitstaande bedragen, in miljard USD, september 2011) Totaal
29.775,9
In EUR
13.399,5
In USD Andere munten Andere geldmarktinstrumenten
376,0
2.293 2.238
Australian SE
1.999 1.798
Korea Exchange
8.178,3
Obligaties met vaste rente
National Stock Exchange India
20.116,7
1.552
Hong Kong Exchanges
1.413 1.273
Osaka SE
500,3 0
2.778
NASDAQ OMX Tokyo SE Group NYSE Euronext (US)
Obligaties met vlottende rente Met aandelen verbonden obligaties
3.345 2.966
London SE Group
4.186,3 604,0
3.741
BME Spanish Exchanges
754,7
Commercial paper
5.034
Bombay SE TSX Group
11.435,4
In JPY
Grafiek 54: Aantal op de aandelenmarkten genoteerde ondernemingen (selectief lijstje van beurzen, 2010)
5.000
10.000 15.000 20.000 25.000 30.000
Bron: Berekeningen en voorstelling Febelfin op gegevens van de Bank for International Settlements (BIS). (1) De betrokken schuldbewijzen omvatten de titels in vreemde valuta’s door residenten en niet-residenten uitgegeven op de diverse nationale markten, alsook de titels in de nationale munten door niet-residenten uitgegeven. Bovendien worden ook opgenomen de titels uitgegeven door residenten op de diverse nationale markten doch bestemd voor beleggers niet-residenten.
Totaal
1.135
Bursa Malaysia
956
Shanghai SE
894 0
1.000
2.000
15.878,4
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van de World Federation of Exchanges.
175,0 157,8
Verenigd Koninkrijk (1) 124,7
Luxemburg
111,5 73,9
Spanje
5.000
60,1
NYSE Euronext (Europe) (2)
53,5
Ierland
850,5 0
69,5
Japan (1)
6.485,5
Niet-financiële vennootschappen
10.000
5.000
Buitenlandse ondernemingen
Verenigde Staten
3.296,1
Overheidssector
4.000
Zwitserland
5.247,3
Overige financiële instellingen
3.000
Binnenlandse ondernemingen
Grafiek 55: Internationale vergelijking van het relatieve belang van de aandelenmarkten (marktkapitalisatie t.a.v. het BBP, in %, 2011)
Grafiek 52: Schuldbewijzen uitgegeven door ingezetenen van de eurozone (uitstaande bedragen, in miljard EUR, eind 2010) Monetaire financiële instellingen (MFI)
NYSE Euronext (Europe)
15.000
EU 27 (3)
36,8
DuitsIand
35,5 21,8
Oostenrijk
12,0
Griekenland
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Eurostat.
0
Grafiek 53: De 15 grootste aandelenmarkten van de wereld, op basis van de marktkapitalisatie (in miljard USD, eind 2010)
50
100
150
200
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Eurostat. (1) Gegeven van 2010. (2) Landen die deel uitmaken van NYSE Euronext (Europe), namelijk: België, Frankrijk, Nederland, Portugal. (3) Gewogen gemiddelde van de 27 EU-lidstaten.
13.394,1
NYSE Euronext (US)
3.889,4
NASDAQ OMX
Grafiek 56: De mondiale markten van de afgeleide producten (1) (notionele uitstaande bedragen, in miljard USD, eind juni 2011)
3.827,8
Tokyo SE Group
3.613,1
London SE Group
2.930,1
NYSE Euronext (Europe)
2.716,5
Shanghai SE
2.711,3
Hong Kong Exchanges
Totaal contracten
2.170,4
TSX Group
707.569
Contracten op vreemde valuta's
64.698
Bombay SE
1.631,8
Contracten op rente
National Stock Exchange India
1.596,6
Aandelen-gebonden contracten
6.841
BM&FBOVESPA
1.545,6
Contracten op goederen
3.197
Australian SE
1.454,5
Credit default swaps
Deutsche Börse
1.429,7
SIX Swiss Exchange
1.229,4
BME Spanish Exchanges
1.000
2.000
32.409
Diversen (onbepaald)
46.543 0
1.171,6 0
553.880
3.000
4.000
14.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens van de World Federation of Exchanges.
100.000
400.000
600.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Bank for International Settlements (BIS). (1) Het betreft hier de ‘over-the-counter (OTC) derivatives’.
Febelfin | Jaarverslag 2011
(NYSE) Euronext, waar de Belgische beurs thuis is Grafiek 57: Aantal noteringen op Euronext: ondernemingen en effecten (eind 2010)
Genoteerde effecten
Ondernemingen met aandelennotering
Binnenlands Buitenlands
980
839 141
3.978
Obligaties (1) 561
Trackers (1) Structured products (1)
18.661
0
Parijs
Amsterdam
5.000
10.000
Brussel
Lissabon 15.000
20.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NYSE Euronext. (1) Gegevens voor Brussel: 197 (obligaties); 23 (trackers); 533 ( structured products).
Grafiek 58: Aantal verhandelde contracten (1) op de derivatenmarkt van Euronext (in miljoen, in 2010) 1.222,6
Totaal Euronext LIFFE
983,7
Londen 124,4
Amsterdam Parijs
» Lokale toegangspunten
112,8
Brussel
1,4
Lissabon
0,2
Renteproducten
587,7 618,2
Aandelenproducten Producten op grondstoffen
16,7 0
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NYSE Euronext. (1) Aantallen na te zijn ‘rebased’.
» Productsegmenten
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1.000
1.200
21
22
Febelfin | Jaarverslag 2011
Enkele bijkomende facetten van de Belgische gelden kapitaalmarkten Grafiek 59: Vastrentende effecten op meer dan één jaar, volgens sectoren van emittenten en houders (uitstaande bedragen, in miljoen EUR, eind september 2011) 802.370
Sectoren van emittenten Sectoren van houders
802.370 0
200.000
Sectoren van emittenten 334.872 Buitenland: Overheid: 291.036 Financiële instellingen: 153.798 Niet-financiële 22.664 vennootschappen:
400.000
600.000
800.000
Sectoren van houders Monetaire financiële instellingen (MFI's): 257.243 Buitenland: 206.818 Gezinnen: 91.704 Verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen: 158.170 Overige financiële instellingen: 56.196 32.239 Andere houders (1):
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) Enerzijds de niet-financiële vennootschappen (15.967 miljoen EUR) en anderzijds de Belgische overheid (16.272 miljoen EUR).
Grafiek 60: Openbaar beroep op de Belgische primaire markt van vastrentende effecten op meer dan één jaar (in miljoen EUR, 2010) Belgische vennootschappen 1.537 Buitenlandse vennootschappen 6.263 Obligaties
7.80010.870
Achtergestelde certificaten van kredietinstellingen
Grafiek 62: Openbaar beroep op Belgische primaire aandelenmarkt (in miljoen EUR, 2010)
34.289 0
972
Staatsbons
669
Aandelen Deelnemingsrechten en aandelen van Belgische ICB's
10.000
20.000
30.000
40.000
219
Schuldinstrumenten met kapitaalrisico (1)
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens CBFA.
536
Kapitalisatiebons aan toonder
3 0
2.000
4.000 6.000 8.000
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB/FSMA. (1) Het betrof uitsluitend uitgiften van buitenlandse vennootschappen.
Grafiek 61: Houderschap van OLO’s (in miljoen EUR, eind 2001, eind 2010 en eind september 2011)(1)
Grafiek 63: Houderschap van gedematerialiseerde schatkist-certificaten (in miljoen EUR, eind 2001, eind 2010 en eind september 2011)(1)
185.727
2001 2010
257.804
September 2011
266.477 0
50.000
Kredietinstellingen in België Andere houders in België Houders in andere EU-lidstaten Houders in niet-EU-landen
100.000 2001 32.184 40.953 88.560 24.030
150.000 200.000 250.000 2010 33.233 46.662 116.041 61.867
Sept. 2011 29.500 36.089 129.077 71.811
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) In deze statistiek wordt ervan uitgegaan dat er bij cessie/ retrocessie-operaties eigendomsoverdracht van effecten plaatsheeft.
2001
27.755
2010
40.663
September 2011
39.384 0
10.000
20.000
Kredietinstellingen in België: Andere houders in België: Houders in andere EU-lidstaten: Houders in niet-EU-lidstaten:
30.000
2001 6.643 6.393 10.061 4.658
2010 3.282 2.674 14.781 19.926
40.000 Sept. 2011 4.167 2.255 15.868 17.094
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens NBB. (1) In deze statistiek wordt ervan uitgegaan dat er bij cessie/ retrocessie-operaties eigendomsoverdracht van effecten plaatsheeft.
Clearing en settlement Grafiek 64: Evolutie turnover Euroclear (tijdens de periode, in duizend miljard EUR) 2001
209,8
2002
241,9
2003
256,2
2004
307,2
2005
361,4
2006
451,7
2007
561,8
2008
559,8
2009
513,5 526,1
2010 435,4
2011 0
100 200 Euroclear Bank: 246,2
300
400
500
600
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Euroclear.
Grafiek 65: Euroclear-aantal transacties na netting (aantal in miljoen, tijdens de periode) 2001
123,4
2002
123,4
2003
113,6
2004
114,9 129,2
2005 2006
143,1
2007
155,6
2008
157,3 179,6
2009 150,4
2010
123,5 (9 maanden)
2011 0
20
40
60
80
100 120
140 160
180
Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Euroclear.
Grafiek 66: Waarde van de effecten in bewaring bij Euroclear (in duizend miljard EUR, einde periode) 2001
11,2
2002
10,8 11,9
2003
13,1
2004
15,7
2005
18,2
2006
19,2
2007
18,0
2008
20,2
2009 2010
21,9
09/2011
21,6 0
5
10
15
20
Euroclear Bank: 10,8 Bron: Voorstelling Febelfin op gegevens Euroclear.
25
Febelfin | Jaarverslag 2011
23