een discussiebijdrage van V&W aan het ‘digitale kloof debat’
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post r
Y
L
Y
”
Y
I
Y
I
.
i
.
~
I
~
Y
Y
Y
~
Y
~
*
‘
O iL ”I - *
II
U hoeft de krant maar open te slaan of u ziet berichten over bijvoorbeeld elektronisch belastingaangifte doen, eleldronisch collecteren voor een goed doel of het sluiten van bankfilialen door de steeds grotere omvang
van elektronisch bankieren. Dit is slechts een greep uit de talloze voorbeelden die illustreren dat we dagelijks worden geconfronteerd met de opkomst van de informatiemaatschappij. Maar wat betekent dit feitelijk allemaal? Kan een ieder deze trends volgen of zijn er mensen die afhaken en waarom dan? Is er sprake van een zogenaamde digitale kloof ? En n o g een stap verder: wat betekent dit voor het beleid van het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post (DCTP) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) dat zorg draagt voor hoogwaardige ICT-infrastructuur, een vitale telecommunicatiesector en maatschappelijke belangen. DCTP heeft in een aantal stappen getracht wat meer inzicht te Ikrijgen in de vraagstukken rondom het thema van de digitale kloof. O m de discussie scherp te krijgen hebben we drie wetenschappers gevraagd het vraagstuk van de digitale Ikloof te Ikoppelen aan de beleidsnota “Netwerken in de delta” van V&W. Dit resulteerde in een essaypolemiek waarvan de essentie op 24 januari jl. aan de orde Ikwam in een debat waar het er ’Brits Lagerhuis achtig’ aan toe ging. Door ons eigen departement en door andere departementen, onderzoeksinstellingen, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven is aan de hand van prikkelende stellingen gediscussieerd. Ik heb zelf mogen meemaken dat op basis van goede argumenten meningen 180 graden kunnen draaien. Debatteren is dan ook een goed middel gebleken om alle argumenten boven tafel te krijgen. Hierbij treft u de publicatie aan waarin de drie essays en het verslag van het debat zijn opgenomen. Wat de verworven inzichten uiteindelijk zullen betekenen voor ons beleid vergt nog een nadere analyse. De discussie is dan ook nog niet afgerond DCTP gaat verder met de beleidsontwikkeling en ,bezint zich op uw betrokkenheid daarbij.
3
van een digitale kloof?' vanuit een sociologische invalshoek. Zij nemen in hun essays tegengestelde standpunten in. JOS de en IiTnei V a r i der PLOCg (Erasmus üniversiteii) zijn gevraagd een beschouwend stuk te schrijven over de essays van Van Dijk en De Haan. Aan de hand van de DCTP beleidsnota "Netwerken in de delta" zijn aanbevelingen gedaan over de rol en instrumenten van de overheid in het algemeen en 7 DCTP in het bijzonder. Op basis van de essays zijn de stellingen voor het debat geformuleerd. Het besef bestaat dat DCTP een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de informatiemaatschappij, zo blijkt uit onze doelstellingen. Maar hoe ver strekt onze rol en verantwoordelijkheid en in welke mate is het verstandig daadwerkelijk t e sturen met beleidsinstrumenten? In de zomer van 2000 bracht het Sociaal en Cultureel Het 'DCTP en de digitale kloof' debat had als doel: Planbureau (SCP) het rapport 'Digitalisering van de het vergroten van het inzicht in de rol en verantleefwereld' uit. Dit gaf in wetenschappelijke en maat- woordelijkheid van DCTP en het bepalen van de schappelijke kringen aanleiding tot discussie: Is er beleidsinstrumenten. sprake van een digitale kloof? Het rapport gaat vooral in op het belang van ICT-vaardigheden en het SCP Be volgende stellingen zijn tijdens gaat ervan uit dat het niet-bezit vanzelf door de markt het debat aan de orde gekomen: zal worden opgelost. 'I. Een breedband internetaansluiting is een essenIn eerste instantie lijkt de discussie rond de digitale tiële voorziening voor elk Nederlands huishouden. kloof voor DCTP weinig relevant. Maar het is wel 2. DGTP moet als infrastructuuraanbiederoptreden. interessant als dit maatschappelijk vraagstuk wordt 3. De verantwoordelijkheid van DCTP houdt op als doorgetrokken naar onze doelstellingen: de zorg voor een goede infrastructuur is gewaarborgd. hoogwaardige infrastructuur, een vitale sector en het waarborgen van maatschappelijke belangen. Op basis van de essaypolemiek en het debat heeft DCTP discussiepunten geformuleerd ten behoeve van een nadere beleidsanalyse. Aan enkele deskundigen is gevraagd om het beleid van DCTP onder de loep t e nemen. Achtereenvolgens vindt u in deze publicatie de essays, Jan ~ ï Dijk ì (Universiteit Twente) en JOS de het verslag van het debat en de discussiepunten voor Claan (SCPI behandelen de vraag 'Is er nu sprake DCTP.
8
Prof. dr. Jan wan Dijk Afdeling Communicatiewetenschap, Faculteit Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen, Universiteit Twente
de algemene toegankelijkheid van ICT-infrastructuur (computers, moderne telefonie en netwerken zoals internet) een probleem vormt. Zo wordt er anno 2000 (inter)nationaal een hevige discussie gevoerd over de
september 2000
vraag of er een 'digitale kloof' tussen gebruikers en niet-gebruikers bestaat, en over de vraag of deze In ing verdwijnt of dat deze juist groter wordt. In Nederland De nota 'Netwerken in de delta' van het Ministerie werd het probleem van de toegankelijkheid van ICT van Verkeer en Waterstaat (DCTP) wordt gekenmerkt onlangs gerelativeerd door onderzoekers van het SCP door een brede taakstelling die dit ministerie voor (Digitalisering van de Leefwereld) en TNO (De mythe zichzelf weggelegd ziet ten aanzien van 'eerste klas van de digitale kloof door Valerie Frissen). De schrijver voorzieningen voor netwerkeconomie en informatievan deze bijdrage heeft in zijn publicaties steeds maatschappij'. Tot deze taakstelling behoort ook een benadrukt dat een ongelijke toegankelijkheid van ICT
leid
algemeen toegankelijke infrastructuur en een reeks van diensten voor burgers en bedrijven. In dit verband is het belangrijk om vast te stellen in hoeverre
wel degelijk een probleem vormt dat de aandacht verdient van beleidsmakers. Het vervolg van deze bijdrage bestaat uit twee delen.
Het eerste deel is analytisch; het bevat een beknopte
uitdrukking een simpele deling tussen twee duidelijk
samenvatting van de positie van de schrijver die afgezet wordt tegen de zojuist aangehaalde relativeringen Het tweede deel i s vooral een bijdrage aan de discussie over de beleidsagenda van V & W Verdeeld over vier soorten toegankelijkheid van ICT worden daar punten voor deze agenda en concrete
gescheiden groepen in de vorm van een gapende kloof. In de werkelijkheid zien we juist een steeds complexere sociale, economische en culturele differentiatie. Ik heb dan ook een voorkeur voor de uitdrukking dat het gehele spectrum aan posities onder de bevolking uiteengerekt wordtl). Als het dan toch
acties aangedragen Ongelijkheid in de toegang
moet, wil ik wel zeggen dat het eerder gaat om een drie- en meerdeling dan o m een tweedeling. Aan de ene kant is er een informatie-elite, aan de andere kant zijn er de 'digibeten' zonder enige toegang. Daartussen in zien we een heel spectrum aan posities die worden ingenomen door de meerderheid van de bevolkng in de verst ontwikkelde hoogtechnologische samenlevingen. Zij maakt in variërende mate gebruik van ICT. Een tweede onjuiste connotatie van de 'digitale kloof' is dat de verschillen onoverbrugbaar zijn. Dat zijn ze op dit moment niet, in dit vroege stadium van de diffusie van ICT. Er is ruimte voor beleid dat juist als inzet zou moeten hebben t e voorkomen dat de bestaande verschillen onoverbrugbaar worden. Ten derde suggereert de metafoor absolute verschillen van in- en uitsluiting van de informatie- en netwerkmaatschappij.*) Deze verschillen bestaan als we kijken naar het hoge percentage 'digibeten', zelfs in de meest Ontwikkelde landen. Maar zij zullen steeds meer verschuiven naar relatieve verschillen tussen hen die wel participeren. Deze verschillen zijn niet minder belangrijk; zij kunnen eveneens structureel worden
t o t ICT is een bijzonder complex en dynamisch fenomeen dat met een veelzijdig pakket van maatregelen benaderd zou moeten worden. V & W heeft een niet gering aandeel in dit pakket.
Analyse Een 'digitale kloof'? De metafoor van een 'digitale kloof' is een simplificatie van het fenomeen ongelijkheid bij de toegang van ICT. Blijkbaar is een dergelijke simplificatie noodzake-
Tenslotte suggereert de term 'kloof' een relatief statische toestand. In feite is de toestand van toegankelijkheid van ICT steeds sterk in beweging. Daarbij nemen sommige verschillen toe, terwijl andere afnemen. Ook verschuift het soort toegankelijkheid dat de voorn aam ste aandacht behoef t. Alle relativering ten spijt is het wel degelijk mogelijk te spreken van een 'digitale kloof' in de toegang tot ICT op dit moment. Men kan hiervan spreken als systematische en relatief permanente verschillen aangetroffen worden onder bepaalde categorieën van de bevolking ten aanzien van aspecten van de toegang tot ICT. O p dit moment zijn deze verschillen een onmiskenbaar empirisch feit.
Een analytisch model van toegankelijkheid lijk o m een bepaald probleem op de agenda te zetten. Het grote probleem is dat het begrip 'toegankelijkheid' Het gevaar is dat deze een aantal misverstanden in zeer verschillende betekenissen gebruikt wordt. In oproept. In de eerste plaats suggereert de J.A.C.M. van Dijk, De Netwerkmaarsehôppij, Derde editie, p. 163. 2, in hel begrip informatiemaatschappijwordt de nadrdk gelegd op inhoudelijke kenmerken: h e i feit dat alle activiteiten in de moderne maatschappij steeds Informatie-,ntensleverworden. In het begrip netwerkmaatschappij gaat het om formele kenmerken, d.w.z. hoe deze maatschappij gestructureerd en georganiseerd wordt: in toenemende mate door middei van soclale en medianelwerken.
9
eerdere publicaties heb ik een model ontwikkeld waarin vier verschillende soorten van toegankelijkheid geoperationaliseerd worden en in een bepaalde volgorde gezet. in dit model wordt geredeneerd vanuit de potentiële gebruiker voor wie de technologie toegankelijk zou moeten zijn: voor welke problemen wordt deze achtereenvolgens gesteld bij het zich verschaffen van toegang tot digitale technologie? Dit model vormt zowel een kapstok voor theorie en empirie als voor beleid, zoals voorgesteld in het laatste deel van deze bijdrage. De volgende 'drempels' moet een potentiële gebruiker overwinnen om met enig succes toegang te verkrijgen tot I CT.
e e e 10
e
Gebrek aan belangstelling en ervaring: onaantrekkelijkheid van en zelfs angst voor digitale technologie (psychische toegankelijkheid). Bezit van of publieke toegang tot digitale technologie (materiële toegankelijkheid). Gebrek aan digitale vaardigheden veroorzaakt door het tekort schieten van de gebruikersvriendelijkheid van de aangeboden techniek en door het achterblijven van onderwijs en training (toegankelijkheid van kennis en vaardigheden). Gebrek aan, of ongelijk verdeelde gebruiksmogelijkheden (gebruikstoegankelijkheid).
Het perspectief van de individuele gebruiker verandert in dat van de maatschappij bij de volgende these. Bij de incorporatie van digitale technologie in de maatschappij verschuift het belangrijkste probleem van haar toegankelijkheid geleidelijk van psychische en materiële toegankelijkheid naar toegankelijkheid van vaardigheden en gebruik. Structureel ongelijk verdeeld gebruik vormt het belangrijkste probleem van de toekomst. Het is aan te duiden met het begrip 'gebruikskloof', ter onderscheiding van het bekende begrip 'kenniskloof'. Het laatste begrip duidt.op ongelijke informatieverwerking en het eerste Op :: -
b d a ng ri j kste prab[eern van psychische en materieie va ' Het
ongelijk gebruik in maatschappelijke posi In de verschuiving van de eerste en tweede naar derde en vierde soort toegankelijkheid komt mijn
analyse deels overeen met die van mijn opponenten bij het SCP en TNO (Frissen). Zij zijn ook van mening dat vaardigheden en daadwerkelijk gebruik uiteindelijk belangrijker zijn dan een gebrek aan elementaire ervaring en bezit. Dit in tegenstelling tot het grootste deei van de publieke (en politieke) opinie die denkt dat het probleem van digitale ongelijkheid opgelost is zodra een ieder een computer en internettoegang heeft. Het cruciale verschil is dat de SCP-onderzoekers en Frissen veronderstellen dat het probleem van de materiële toegankelijkheid op het punt staat t e verdwijnen door ontwikkelingen op de markt, terwijl de schrijver van deze bijdrage dit met kracht zou willen bestrijden. Het SCP verwacht dat de verdere verspreiding van ICT alleen via marktwerking zal plaatsvinden en dat overheidsinspanningen op dit punt niet noodzakelijk zijn. Frissen beweert zelfs dat 'ongelijkheden in de toegang tot ICT als vanzelf lijken te verdwijnen'. 'Universele dienstverlening is als issue voor beleid een gepasseerd station. We mogen inmiddels gevoeglijk aannemen dat die toegang zich wel via de markt regek'4) In dit essay worden deze stellingen bestreden. De markt alleen zal niet zorgen voor een voldoende gelijke verspreiding van ICT middelen en de beginselen van universele en publieke dienstverlening moeten niet worden verlaten, maar juist aangepast en gemoderniseerd. Bovendien is de verspreiding van ICT niet een zaak van eenmalige diffusie: zowel technologie als maatschappij zijn aan sterke verandering onderhevig. De ene na de andere innovatie met problematische toegankelijkheid dient zich aan.
jkheid verschuift geleidelijk id naar "roegankeiijkheid van ruik'
De feiten Het krachtigste argument tegen de beweringen van de genoemde onderzoekers wordt door de feiten zelf geleverd, in het geval van het SCP zelfs door hun 'eigen' feiten! Twintig jaar marktwerking in de verspreiding van ICT, in het tijdperk van liberalisering en privatisering, en het ongewijzigd blijven van het beginsel van universele dienstverlening, hebben niet kunnen voorkomen dat de meeste ongelijkheden in de toegankelijkheid van ICT gedurende de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw zijn toegenomen. Dit geldt onmiskenbaar voor het bezit van ICT zoals dit uit de tijdreeksen van het Amerikaanse Census Bureau en het Nederlandse SCP naar voren komt. Bij de categorieën inkomen, werkgelegenheid, opleiding, leeftijd en - in de VS - etniciteit zijn de verschillen tussen 1984/1985 en 1997/1998 toegenomen. Uit andere gegevens kan men opmaken dat in die periode de verschillen tussen stad en platteland en tussen landen op wereldschaal eveneens zijn vergroot.5) Het goede nieuws is dat de 'seksekloof' in de elementaire ervaring en bezit van ICT duidelijk is afgenomen, al geldt dit in veel mindere mate voor sekseverschillen in vaardigheden en gebruik. Toenemende verschillen in vaardigheden en gebruik van ICT zijn bij gebrek aan valide en betrouwbare tijdreeksgegevens op dit moment niet aantoonbaar.@ Toch zijn de bestaande verschillen in vaardigheden en gebruik significant en wel bij dezelfde categorieën die onderscheiden werden bij bezit.
uit dat digitale vaardigheden vooral worden opgedaan op het werk en in de vrije tijd, naar eigen inzicht thuis, en niet op school of op trainingen. Frissen wijst op de factor tijd in de (niet)acceptatie van ICT.8) Huishoudens met kinderen, tweeverdieners en 'urban professionals' zouden te weinig tijd hebben voor ICT (wel geld, geen tijd). Dit in tegenstelling tot alleenstaanden en werklozen (geen geld, wel tijd). Tijdgebrek is een groeiend probleem voor zinvol gebruik van ICT, maar het verklaart in het geheel niet de feitelijke verschillen in de toegang t o t ICT. In Nederland en elders beschikken huishoudens met kinderen, tweeverdieners en 'urban professionals' feitelijk het vaakst over computers en internetaansluiting. De professionals onder hen verwerven hun vaardigheden en gebruiksmogelijkheden op het werk (veel meer dan werklozen en andere niet-actieven). Het feit dat zij in hun schaarse vrije tijd weinig tijd overhouden om zich ook thuis nog te verdiepen in ICT - hetgeen overigens meestal overwerk zou betekenen - of hun kinderen te begeleiden, is in dit verband van ondergeschikt belang. Bij de niet-professionals onder hen, mensen die o p hun werk weinig te maken hebben 1I1 met computers, is het tijdgebrek thuis wel van groot belang. Het vergroot hun 'digitale achterstand' en zorgt zelfs voor een zekere 'overerving' aan hun kinderen, omdat die nog minder begeleiding krijgen van hun ouders dan kinderen van 'urban professionals'.
Interpretatie van de feiten Het staat de opponenten in de discussie natuurlijk vrij o m te beweren dat het vanaf nu allemaal heel anders Het belang van psychische toegankelijkheid, dat van computervrees en gebrek aan motivatie, wordt door- zal gaan en dat een eventuele 'digitale kloof' snel zal gaans onderschat. Het probleem van de 'information verdwijnen door de markt. Maar dan zullen zij toch want nots' is zeer reëel, zoals naar voren komt bij een met sterkere argumenten moeten komen dan het goedkoper en eenvoudiger worden van computers, aantal min of meer betrouwbare surveys onder nietgebruikers in Duitsland en Nederland. Ongeveer 40% gratis internetverbindingen en een oppervlakkige extrapolatie van de bekende S-curve van de adoptie van de niet-gebruikers van het internet zou geen enkele behoefte hebben aan dit medium.7) Men geeft van innovaties of een evenzo oppervlakkige vergelijking met de diffusie van andere massamedia in de zeer rationele motieven voor het niet gebruiken van geschiedenis. Ongetwijfeld zullen de 'kloven' in het computers en het internet. Het probleem is er dus bezit van de huidige ICT door de genoemde sociale niet een van 'zielige achterblijvers' die zo snel categorieën de komende twee decennia aanzienlijk mogelijk aan de computer geholpen moeten worden verkleinen. Een zekere verzadiging bij de 'hogere' Het probleem slaat terug o p de kwaliteit van de categorieën is reeds waarneembaar. De eerste vraag is aangeboden ICT. evenwel hoe lang dit zal duren en welke de blijvende Verschillen in motivatie, vaardigheden en gebruik verschillen zullen zijn. De tweede vraag is belangrijker: worden bepaald door de maatschappelijke positie die hoe zit het met de nieuwe digitale technologieën die men inneemt. Het SCP-onderzoek wijst bijvoorbeeld 5 ) Onder m)ac da &barometers en de Unlted Natlons Revelopment Repolts 6 ) Hlor rnocten'pkren@ eisen (la$eld worden, het g$brui$$i/ke (marktJondenoek naar Internet, ecomrnerce e a. toceparslngsn va? I 0 is notoir Of~bstrpkpyb8UrBV inuutlde. AI?!j#obq&@&Yi3 ~roatscb#Ii&surveys er) offielël$ statlstlekm worden in Pit betoog geaccepteer6 7) ZWAW OpT i FIw Mrchtnutzw sbdle; 1999 rn den niet gepubliceerd onderzoek van het MIPO 8) V. Prlrsen, Qemythe vpn de dl$ltalskl~ófddemp. I$
-
i
*
-*
zich nu reeds aandienen en die zeer kostbaar zullen de vaardigheid om deze uitzonderlijk complexe voorzijn in het gebruik: breedbanddiensten op de Ikabel en zieningen te gebruiken en van allerlei informatie en ADSL, UMTS, de doorbraak van digitale betaal-tv e.d.? Nog belangrijker in mijn analyse is de ontwikkeling van digitale vaardigheden en gebruik: wat zullen de verschillende categorieën gaan doen met de nieuwe media? Voor een diepere verklaring van bestaande trends is een theorie van sociale (0n)gelijkheid in de informatieen netwerkmaatschappij absoluut noodzakelijk. Zonder een dergelijke theorie uiteen te zetten, beweert het SCP dat de aangetroffen verschillen oude ongelijkheden zijn die gereproduceerd worden bij de toegang t o t ICT. Ik zou o p basis van een theorie van informatie- en netwerkmaatschappij willen beweren dat het gaat om zowel oude als nieuwe ongelijkheden. Nieuwe ongelijkheden dienen zich aan in een informatiemaatschappij waarin informatie een primair goed is dat iedereen nodig heeft, maar waarvan het bezit en de vaardigheid om informatie te verwerken zeer ongelijk verdeeld zijn (het zogenoemde 'cultureel kapitaal'). In de netwerkmaatschappij wordt bovendien de positie die men inneemt in sociale en medianet-
contacten uit andere bronnen (sociale netwerken). Voor een diepere verklaring van de huidige ongelijkheid in de toegang tot ICT is eveneens een analyse van actuele maatschappelijke en technologische trends noodzakelijk. Eerder heb ik uiteengezet dat in de laatste twee decennia de volgende trends zich in combinatie voorgedaan hebben: sociaal-culturele differentiatie (inclusief individualisering en flexibilisering), toenemende materiële ongelijkheid (denivellering), privatisering en deregulering en steeds verder differentiërende technologie: ICT is multifunctioneler dan elke mediatechnologie in de geschiedenis. Afzonderlijk en in combinatie maken deze trends de kans op groeiende ongelijkheid in de diverse soorten van toegankelijkheid van ICT groter.9) O m deze reden zou ik de belangrijkste conclusie van Valerie Frissen precies o m willen keren. Die conclusie luidt: 'Dit betekent een fundamentele verschuiving van een discussie in termen van gelijkheid en universele toegang naar een discussie in termen van diversiteit en meer cultuurpolitieke noties.' ' 0 ) Het zijn
1 2 werken van vitaal belang. Maatschappelijke positie zal nu juist deze diversiteit en culturele emancipatie die
in de toekomst vooral bepaald worden door de positie ondersteund worden door marktwerking (ICT innodie men in deze netwerken inneemt. Dit kan algehele vatie bij bedrijven) en de enorme creativiteit van of partiële (ze1f)uitsluiting betekenen. gebruikersgroepen o p het internet. Zij zijn niet het voornaamste probleem, al wordt de overheid geacht Van algemene uitsluiting is sprake als men geen deze innovatie te stimuleren en diversiteit t e bevorenkele ervaring met- of bezit van ICT heeft. Dit zijn deren door subsidiëring en het tegengaan van monode zogenoemde 'digibeten'. In de Westerse 'high-tech' polievorming. Wat in het geheel niet automatisch zal landen is nog altijd sprake van 10 t o t 20% functionele gebeuren is dat marktwerking de 'digitale ongelijkheid' analfabeten (onderzoek Verenigde Naties), en van vermindert (van wegnemen is al helemaal geen sprake). minimaal 40% 'digibeten'. Dit percentage zou het komende decennium wel eens kunnen blijven hangen Als men de genoemde actuele trends combineert met bij een derde van de bevolking, zelfs in landen als de een fundamentele analyse van de informatie- of VS, de UI< en Nederland. Partiële uitsluiting bestaat netwerkmaatschappij dan constateer ik met collegawaar men wel ICT ervaring en -bezit heeft, maar wetenschappers als Manuel Castells ? ? ) , dat de kansen relatief marginale vaardigheden en gebruiksmogelijk- op structurele 'digitale ongelijkheid' in de huidige en heden. Dit als gevolg van de maatschappelijke positie en kennis die zich niet lenen voor optimaal gebruik Een goed voorbeeld is het beleggen via internet. Dit medium heeft ervoor gezorgd dat particuliere beleggers niet meer afhankelijk zijn van het informatie- en transactiemonopolie van banken e.d. Dit is zonder meer vooruitgang in de toegankelijkheid. Tegelijkertijd behouden of vergroten de professionele beleggers hun relatieve voorsprong. Ze maken gebruik van
toekomstige maatschappij toenemen. In tegenspraak met de technologisch-deterministische analyse van Castells 12) ben ik echter van mening dat het beleid van overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties in staat is om te voorkomen dat de geconstateerde verschillen een structureel karakter aannemen. De agenda van V & W Ikan hieraan een bescheiden bijdrage leveren.
aanzienlijk geavanceerdere toepassingen van ICT, van 9, J.A.G.M. van Dijk. De NetwerkmaatschappiI (1991 ev)/ The Network Society (1999). Io) V. Frlssen, Idem p, 24. 11) M. Castelk, The Information Age I: The Rke of the Network Society (1996) en Tho information Ago 111: End of Millennium (1998)., 1 2 ) J.A.G.M. van OiJk (1999), The One-dimenslwal Network Society of Manuel Castells. In New Media and Society, Vol. I, flr. 1 .
1 . Elementaire ervaring en motivatie Beleid Naast onderwijsvernieuwing staat het beginsel van de Toegankelijkheid gedefinieerd als bezit van infrastructuur en diensten raakt natuurlijk de kern van de universele dienstverlening centraal in de bijdrage die de overheid kan leveren aan de vermindering van
klassieke beleidsprioriteiten van V&W in deze. Daar
'digitale ongelijkheid' in het algemeen en de struc-
zullen dan ook de meeste concrete acties vermeld worden. Toch moet er ook zeer grote waarde gehecht worden aan de subjectieve aspecten die potentiële
turele ongelijkheid die mogelijk een gevolg is van de 'digitale kloof' in het bijzonder. In EU-verband is dit als volgt gedefinieerd: 'access t o a defined minimum gebruikers de toegang beletten. service of specified quality t o al1 users independent of their geographical location and, in the light of specific Diensten met voldoende kwaliteit en national conditions, at an affordable price'. De motieven van de 'information want nots' zijn zeer Dit beginsel moet scherp onderscheiden worden van begrijpelijk en deels rationeel. Veel nieuwe diensten dat van publieke dienstverlening dat enerzijds veel van ICT bieden niet voldoende meerwaarde en de breder is (alle publieke informatievoorzieningen) en anderzijds enger (bijvoorbeeld publieke telefooncellen als specificatie van universele dienstverlening).
oude diensten voldoen vaak nog. Tegelijkertijd komen nieuwe media als het internet vaak negatief in het
Wellicht verwacht men dat het accent in deze beleids- nieuws. Meer in het algemeen is het gebrek aan vertrouwen van de consument in de nieuwe diensten aanbevelingen nu gelegd gaat worden o p de (bijv. van e-commerce) wellicht het allerbelangrijkste 'affordable price' en de Ikwantiteit van kosten voor gebruikers, In feite zal het accent meer komen liggen o p 'quality of service'. V & W wordt geadviseerd de Ikwaliteit van het totaal van infrastructuren en diensten centraal te stellen, ook als het gaat om toegankelijkheid en universele dienstverlening. Een tweede accent dat gelegd wordt is een verschui-
struikelblok. Zaken als de afhandeling en betaling van transacties, beroepsmogelijkheden, veiligheid en privacy zijn onvoldoende van kwaliteit. Bovendien hoort de potentiële gebruiker van de problemen die anderen hebben met de aansluiting en installatie van nieuwe media. Een SCP kan er op wijzen dat de oude diensten nog
ving van de aandacht voor techniek naar inhoud en sociale of gebruikersaspecten. M e t genoegen constateer ik dat de traditionele oriëntatie van V&W op de
voldoen en Frissen dat de 'want nots' geen zielepoten zijn die met alle geweld aan de computer geholpen moeten worden - allemaal waar -, toch getuigt dit
technische infrastructuur zich aan het verbreden is. Bij niet van enig zicht op de toekomst. De burger weet instinctief 13) en moet er door een verantwoordelijke 'inhoud' kan men natuurlijk nog aan allerlei zaken denken. Andere ministeries zouden zich bezig kunnen overheid op worden voorbereid dat h i j h i j een tweede houden met onderwijs en cultuurpolitiek, met de
of zelfs derderangs burger wordt zonder toegang t o t
relatie tussen overheid en burger of met de bevorder-
ICT. Overigens is dit inmiddels ook een kern van overheidsbeleid. Waarschijnlijk zal de onwillige burger
ing van nieuwe bedrijvigheid van informatiediensten (vult u zelf maar in welke). Bij V&W zou inhoud kunnen worden ingevuld als de gebruikskwaliteit van infrastructuur en diensten. Beide accenten zijn in overeenstemming met de analyse die hiervoor is samengevat en met de concrete aanbevelingen die nu gedaan worden bij de vier onderscheiden soorten toegankelijkheid.
over de streep getrokken worden door een negatieve prikkel. Voorstellingen en reizen zullen bijvoorbeeld in toenemende mate elektronisch volgeboekt blijken t e zijn. Een positieve prikkel is verkiesbaar. V&W kan hieraan een bijdrage leveren door de stimulering van de innovatie van diensten voor een breed publiek en door zelf hierin te participeren, bijvoorbeeld bij verkeers- en vervoersinformatie (die t o t de topdiensten bij telefoon en internet behoren).
'VtkW dient de kwaiiteit van het totaal, van infrastructuren en diensten centraal te stellen, ook als hei gaat om ijk^^^^ en universele di ~~~~v~ rlmiirig,'
13) t i e hef Qndermek van Daets en Huigman, Digitale Vaardigheden In Nederland, CINOP, 1997.
13
Actie 1 : Prioriteit leggen bij de kwaliteit, integriteit en vertrouwelijkheid van ICT- infrastructuur Actie 2: Een bijdrage leveren aan aantrekkelijke nieuwe diensten voor een zo breed mogelijk publiek door stimulering van innovatie en door eigen bijdragen
Een Oriëntatie op de sociale context van burger en consument Een tweede taak bij het slechten van de eerste drempel is het onderwijs en de vorming van volwassenen in de breedste zin van het woord. Dit is natuurlijk geen prioriteit van V&W, maar een grotere oriëntatie op burger en consument met daaraan verbonden talrijke elementen van kennisoverdracht en vorming is dat wel. Ook hier gaat de beleidsontwikkeling bij de overheid de goede kant op. Na een eenzijdige oriëntatie op techniekoverdracht en technische cursussen begint een bredere, sociale, bijvoorbeeld wijkgerichte oriëntatie door te breken. In het project 'digitale trapveldjes' van BZK ziet men de nieuwe media duidelijk als onderdeel van het buurtleven. Het project Kenniswijk van V&W heeft ook een expliciete lokale gemeenschapsoriëntatie. Een dergelijke 'sociale aanpak' maakt meer kans de 'want nots' ter plekke over de streep te trekken en dat op een positief motiverende wijze. Voorwaarde is wel dat de gemeenschapsoriëntatie ook werkelijk centraal gesteld wordt, en niet het experimenteren met geavanceerde diensten in (weer) een volgende fase van techniek-ontwikkeling. Het laatste is natuurlijk geen oplossing voor de bestaande 'want nots'.
Actie 3: Een oriëntatie op de lokale gemeenschap en op basisdiensten voor een breed publiek zoals het project Kenniswljk en vergelijkbare projecten
in
2. Bezit vanltoegang tot computers en netwerken Nu komen we bij de 'core business' van V&W. Hier zijn de meeste aanbevelingen te geven.
Actualisering en uitbreiding van het beginsel u t i iversele dienstverlening "Op dit moment worden diensten als het internet en
mobiele telefonie in een concurrerende markt geleverd. Er is dus een voldoende gevarieerd aanbod. Daarom bestaat er momenteel geen aanleiding om deze diensten in het basispakket van de universele dienstverlening op te nemen." ('Netwerken in de delta', p. 38). Hier verschil ik duidelijk van mening met de auteurs van deze nota. 'Voldoende gevarieerd aanbod' is absoluut niet de kern van het beginsel van universele dienstverlening. Universele dienstverlening draait om 'een bepaald minimum van kwaliteit', 'toegankelijkheid voor iedereen, onafhankelijk van plaats' en 'betaalbare prijs'. Deze zaken zijn momenteel helemaal niet voldoende gerealiseerd bij nieuwe diensten zoals het internet. Vanaf 1995 pleit ik in Europees verband voor een modernisering van de beginselen van universele en publieke dienstverlening bij ICT. Zelfs de Amerikaanse organisatie voor (voornamelijk) defensieonderzoek RAND, een organisatie die niet verdacht kan worden van linkse sympathieën, pleit vanaf 1995 voor een e-mail-aansluiting voor alle Amerikanen als onderdeel van universele dienstverlening (UD)I4). De organisatie ziet de veíligheidsrisicos van de groeiende 'digitale kloof'. De Europese en Nederlandse beleidsverantwoordelijken hebben echter steeds geweigerd het beginsel van UD aan te passen aan de nieuwe geliberaliseerde en convergerende omgeving van telecommunicatie. Argumenten hiervoor zijn dat de technologie nog niet voldoende uitgekristalliseerd is en dat de markt wel voldoende tegemoet komt aan de wens tot algemene verspreiding van nieuwe infrastructuur. Voor het eerste argument valt meer te zeggen dan voor het tweede. Toch is dit te beschouwen als een gemiste kans met historische betekenis van de Amerikaanse en Europese overheden om de algemene verspreiding van ICT te stimulerenl5). Vaak met twijfelachtig resultaat worden in tweede aanleg vele miljarden aan overheidsgeld gestopt in de popularisering van ICT en de informatiemaatschappij -waar de markt zelf dit blijkbaar niet voldoende doet. De eerste taak van overheidsbeieid - het nemen van een aantal
cruciale maatregelen van regulering, wordt nagelaten. specified quality' is in het beginsel van UD. Een tweede teken aan de wand. Onlangs heeft de De overheden volgen op dit punt geen pro-actief, maar een aarzelend beleid dat ver achter de feiten KPN aangekondigd de 150 internetzuilen in de aanloopt. Uiteraard is het beginsel van UD veel moei- grotere steden t e zullen weghalen. Dit gebeurt niet lijker t e realiseren in een geliberaliseerde en als gevolg omdat er te weinig belangstelling voor is, en ook niet van convergentie en differentiatie alsmaar complexer omdat zij het object zijn van vandalisme, opvallend wordende technologische omgeving. Maar dit doet weinig zelfs, maar omdat zij niet rendabel zijnl6). Deze voorziening is natuurlijk equivalent aan de pubniets af aan het maatschappelijk belang van het beginsel. In de geliberaliseerde omgeving wordt alle lieke telefooncellen als verplichting in de bestaande UD. regulering van telecommunicatie complexer. Door niet Een pro-actief beleid had de volgende elementen in bij de tijd te blijven betoont de overheid zich niet de UD van telecommunicatie kunnen opnemen: 'betrouwbaar en voorspelbaar' (termen uit 'Netwerken - elementaire internetaansluiting en minimum aan in de deita'). Investeerders in deze sector weten niet wat voor eisen op dit terrein in de toekomst gesteld zullen worden door de overheid. Burgers weten niet
service
-
-
waar zij recht op hebben. Een aantal geringe elementaire aanpassingen van de UD van telecommunicatie had het bedrijfsleven en de burger voldoende duidelijkheid verschaft. Ondertussen beginnen de eerste uitwassen zichtbaar te worden. En heeft de markt al
een of meerdere e-mailadressen per aansluiting toegang tot een e-mailservet met minimum aan service
-
bepaalde hoeveelheid verspreide publieke internetzuilen of kiosken Dit had de genoemde uitwassen, en vele die nog zullen volgen, kunnen voorkomen en het bedrijfsleven
lang duidelijk gemaakt dat de tijd rijp is om internet- en de consument de nodige duidelijkheid verschaft. aansluitingen en e-maildiensten in de UD op te nemen. Waarschijnlijk hadden de voormalige publieke
'U n ivei-sele dienstverlening
~~~~~~
am 'een bepaald minimum van
Wat is het geval? Internetaansluitingen worden steeds monopolisten in de diverse landen dit geen slecht voorstel gevonden (voorsprong), maar het had hun meer 'gratis' verstrekt, maar dit is grotendeels een wassen neus. Afgezien van de hoge lokale tarieven zijn veel van deze verbindingen van slechte kwaliteit. Ze kennen een zeer minimale service, leveren veel junkmail en reclame, beschermen in het geheel niet
concurrenten ook aangezet tot het leveren van betere kwaliteit en participatie in een netwerk van internetzuilen.
de privacy van de consument. Wat ze wel doen is de
Ondertussen is de Europese discussie zover dat de Europese Commissie het niet meer uitsluit dat het
consument in het eigen commerciële vaarwater lood-
beginsel van UD een van de komende jaren moet
sen, zonder dat deze dit altijd weet of wenst. Als deze worden aangepast/uitgebreid (zie bijv. Communicakenmerken van (veel) 'gratis' internet er niet waren, zouden de betaalde providers natuurlijk snel verdwenen zijn. Het tegendeel zou wel eens kunnen gebeuren. Insiders verwachten een enorme shake-out onder de bestaande internetproviders, op de eerste plaats onder de 'gratis' providers. tiet is onduidelijk waar dit voor de consument op uitdraait. 'Gratis' internet heeft weliswaar veel nieuwe internetgebruikers opgeleverd, maar tegelijkertijd velen teleurgesteld en geschaad in het vertrouwen in dit nieuwe medium. Het is dus goed en slecht geweest voor het dichten van de 'digitale kloof'. Maar in elk geval wordt hier duidelijk hoe belangrijk het element 'a defined minimum service of
tions Review 1999). Zo groot is de ingreep dan ook nietl'). Iets anders ligt dit bij andere infrastructuren, zoals de kabel, waaraan zo spoedig mogelijk dezelfde eisen gesteld moeten worden.
Actie 4: De discussie aangaan over aanpassing van het beginsel van universele dienstverlening met internetaansluitingen en e-maildiensten i n een geliberaliseerde en convergerende telecornmunicatieomgeving in nationaal en Europees verband Actie Onderzoek verrichten naar een mogelijke aanpassing van het beginsel van universele dienstverlening bij andere infrastructuren en met nieuwe
5:
15
verplichtingen zoals publleke kiosken en alarmfaci Iiteiten
Een ICr-basisvoorziening voor elke burger Een ICT basispakket voor iedere burger zou zowel uit basisverbindingen als basisdiensten moeten bestaan.18) Dit is bepaald geen kwestie van 'filosoferen' (Frissen, p. 6),maar bittere noodzaak. Elke politieke discussie waarin de term toegankelijkheid voor iedereen in de mond wordt genomen, veronderstelt impliciet het recht van iedere burger op een bepaalde voorziening. Het 'pakket' is een pleidooi om dit expliciet te maken. De 'politiek' zal er niet onderuit Ikomen deze discussie verdergaand t e voeren, bijvoorbeeld als het gaat om publieke omroep en andere publieke diensten op het internet. Wat kan/moet aan de markt overgelaten worden en wat dient publiek gegarandeerd of gestimuleerd t e worden? Een antwoord op deze vragen veronderstelt een explicitering van een bepaald minimum voor elke burger. Basisverbindingen kunnen gegarandeerd worden door een aanpassing van de UD en de publieke diensti 6 verlening (faciliteiten in openbare gebouwen, ook te leveren door (semi-)overheidsdiensten). Basisdiensten van ICT behoren minimaal op de volgende drie gebieden aanwezig t e zijn: Publieke informatie- en communicatiediensten: overheidsinformatie, publieke omroep en andere publieke informatiediensten: gratis of zeer goedkoop. Gezondheidsinformatie en -communicatie: alarmdiensten en primaire gezondheidsinformatie: gratis. Informatie- en communicatiediensten i n het leerplichtig onderwijs: gratis of in het schoolgeld.
-
-
-
Actie 6: Het aangaan van een discussie over een ICT-basispakket voor elke burger waarbij V&W i n elk geval duidelijkheid verschaft over de gewenste en mogelijke basisverbindingen (infrastructuren)
Meerdere. volwaardige en comcurreren de infrastructuren Het voornemen van V&W om 'het gebruik van verschillende netwerken voor soortgelijke diensten te bevorderen en 'technologieneutrale concurrentieregels voor hen op t e stellen' ('Netwerken in de delta', p. 22) verdient alle steun. Dit is veel belangrijker dan men zou vermoeden bij het verminderen van toekomstige 'digitale ongelijkheid'. In toenemende mate zal .M, van Dijk, Db Netwerkmaatschappij,1491
het gaan om de toegang tot bepaalde inhoudelijke diensten (in jargon 'content' genoemd), meer dan om toegang tot een bepaalde infrastructuur. Helaas staan beiden niet los van elkaar. Er ontstaat een situatie van drie of vier, nu nog slechts gedeeltelijk concurrerende infrastructuren: - telecommunicatie (draad) kabel satelliet telecommunicatie (ether): voor mobiele telefonie en digitale antenne-tv. Deze infrastructuren zullen onderling verbonden moeten worden (interconnectie), maar dienen ook zelf volwaardig en concurrerend te zijn. Dit betekent dat zij alle - of minimaal twee of drie van hen deze telefonie, omroep, internet en andere ICT diensten kunnen verzorgen. Deze dubbele eis is noodzakelijk om de al te waarschijnlijke situatie te voorkomen dat de consument toch twee, of misschien wel drie infrastructuren moet nemen om 'alles' aan telefonie, omroep e.d. van voldoende niveau te krijgen. Helaas is het nog lang niet zeker dat de gemiddelde consument in de toekomst slechts één lijn het huis binnen krijgt, terwijl dit technisch gezien zeer goed mogelijk is. Bovendien zouden de infrastructuren moeten voldoen aan dezelfde concurrentieregels om de prijzen op een aanvaardbaar peil te houden. Momenteel zijn deze regels helemaal niet gelijk: de Ikabel wordt de hand boven het hoofd gehouden. Dit is overigens op dit moment wel een heet politiek hangijzer (Kabelnota). Het ontbreken van voldoende concurrentie- en kwaliteitsregels leidt bij de kabel tot hoge, zeer uiteenlopende abonnementstarieven voor internettoegang en tot steen en been klagende consumenten. Terwijl Nederland eigenlijk een prachtige breedbandige ICT infrastructuur heeft (de kabel), i s het toegankelijk maken van deze infrastructuur voor de consument vaak nog een aanfluiting. Het creëren van drie of vier volwaardige concurrerende infrastructuren in een klein land als Nederland zal leiden tot een behoorlijke overcapaciteit, c.q. rnaatschappelijke verspilling. Men dient zich echter te realiseren dat dit een onvermijdelijk gevolg is van de politieke beslissing om het 'Zegveld-scenario' uit de jaren tachtig (één publieke infrastructuur) t e verlaten. De markt zal moeten beslissen welke van deze vier infrastructuren overleven. De overheid heeft de verplichting om zonder aarzeling de noodzakelijke regulering door te voeren, ook al klagen de aanbieders over
-
niet-rendabele noodzakelijke investeringen. Een belangrijk aspect hierbij is de noodzakelijke transparantie van een 'betrouwbare en voorspelbare overheid' in deze naar de aanbieders en gebruikers
lokale tarieven op de korte termijn is een visie op de tarievenstructuur op de langere termijn. Hier gaan drastische veranderingen plaatsvinden. Een structuur gericht op connectietijd wordt vervangen door een structuur primair gericht op geleverde diensten. toe. Vrijwel geen enkele consument ziet bij deze veelvoud aan verbindingen momenteel n o g de bomen Daarbij gaat het zowel o m de capaciteit van infradoor het bos. Zelfs de beste mediadeskundigen weten structuur als de waarde van inhoudelijke diensten. niet op welke infrastructuur zij in de nabije toekomst Het is van cruciaal belang een visie te ontwikkelen voor deze structuur, zodat deze ontwikkeling de 'digimoeten gokken voor de beste en goedkoopste teiefonie, omroep, internet enz. Dit is een niet te onder- tale ongelijkheid' zal verminderen in plaats van deze schatten subjectief aspect van de toegankelijkheid van te vergroten. Het laatste is zeker voorstelbaar zodra ICT: consumentenkeus en consumentenstrategie. abonnementen of bepaalde inhoudelijke (breedband)diensten te duur worden voor een deel van de consuvan menten. Als het gaat o m de bevordering van de toeV&W om voor verschillende netwerken en voor soort- gankelijkheid (alle vier soorten), dan zijn de volgende
Actie 7: Het concretiseren van de voornemens
gelijke diensten technologieneutrale concurrentiebeginselen van belang. regels te bevorderen, ook bij de kabel en toekomstige De abonnementskosten moeten zo laag mogelijk zijn. UMTS Zij vormen de eerste drempel. Hoogte moet afhankeActie 8: Het bevorderen van transparantie over lijk zijn van de geleverde (volwaardige) diensten. Het (het beleid bij) de toekomstige veelvoud aan infratotaal zou niet hoger, maar lager moeten zijn dan de structuren bij aanbleders en consumenten door middel optelsom van het huidige telefoonabonnement, het van voorlichting kabelabonnement en de internetvoorziening. Een deel van de kosten dat nu opgenomen is in het abonneLagere lokale 'tarieven ment, verschuift immers naar de t e selecteren betaalDe lagere tarieven voor internetgebruik in de VS zijn zonder twijfel een van de belangrijkste redenen voor
diensten. Publieke verbindingen in openbare gebouwen en andere ruimten moeten blijven bestaan c.q. gemoderniseerd worden (multimediakiosken). Zij moeten gratis zijn, m.u.v. de commerciële diensten.
de verdere ontwikkeling van het internet in de VS in vergelijking met Europa. De Europese Commissie realiseert zich dit en heeft onlangs een extra stimulans Wat de diensten betreft moeten de publieke diensten gegeven aan de liberalisering van de 'local loop' om de uit het ICT-basispakket eveneens gratis zijn, of zeer t e hoog blijvende lokale tarieven omlaag te brengen. goedkoop (op onkosten gebaseerd). De steeds belangHet zoveelste bewijs dat marktwerking op zich niet rijker wordende inhoudelijke diensten (de 'content' automatisch zorgdraagt voor een algemene verspreiding waar de mediaconcerns zo naar op jacht zijn) zouden daarentegen volledig vrij en marktconform aangeboden van ICT. Nederland is wat dit betreft een van de
- behoudens de 'evenementenlijst'
die
braafste leerlingen in de Europese klas. Maar ook hier
mogen worden
valt nog best wat te doen als we kijken naar de frequente acties die de OPTA onderneemt. En bij de kabel staan we pas aan het begin. Relatief hoge lokale tarieven behoren zeker t o t de belangrijkste redenen voor consumenten o m geen internet te nemen of hierop te bezuinigen. Voor veelgebruikers worden zo zelfs de hoge kabelabonnementen aantrekkelijk.
niet achter de decoder mag verdwijnen. Hetgeen niet uitsluit dat de overheid niet-rendabele diensten met een publiek nut subsidieert, zoals nu ook al op grote schaal gebeurt. Belangrijk is dat de overheid geen brandbreedte subsidieert (de behoefte is oeverloos) maar bepaalde essentiële verbindingen en noodzakelijke informatiediensten als zodanig en onafhankelijk van de precieze vorm. Des te belangrijker is het te komen t o t een visie
Actie 9:Doorzetten en concretiseren van het
op basisvoorzieningen in de informatiemaatschappij.
beleid gericht op lagere lokale tarieven b i j telefonie en z.s.m. ook telefonie en internet op de kabel
Lagere a b o 17in e n.1en iskost ar ii, g rat is pubilieke diensten eri ~~a~~~~~~~~~~~~ co rnmerci 6 Le d ie r i st e n Belangrijker nog dan het beleid gericht op lagere
17
Actie 1 o: Een verkennend onderzoek laten doen
veel groepen onaantrekkelijke gebruiksstijlen aangenaar de te verwachten tarievenstructuren zonder con- boden worden die de 'digitale ongelijkheid' vergroten, nectietijd en hun betekenis voor de toegankelijkheid met name voor ouderen, laaggeschoolden, vele van iCT-infrastructuren en diensten vrouwen en culturele minderheden. Innovatiebevordering door de overheid op dit terrein Fiscale maatregel,eri ter bevordering is geen overbodige luxe. V&W zou de volgende sugvan 1iCT-bezit bij het Laagste kwast gestie uit 'Netwerken in de delta' ook op dit terrein van de inkomeris kunnen toepassen: 'De overheid kan partijen wellicht Uit het SCP-onderzoek blijkt dat het inkomen nog verleiden om toch sneller innovaties te plegen als het steeds de belangrijkste factor is voor ongelijkheid in perspectief op langere termijn gunstig lijkt' (p. 44). het bezit van computers en netwerkaansluitingen. De Dit perspectief bestaat zeker ook in gebruikersvriendeproblematiek concentreert zich bij bepaalde groepen lijke diensten voor een zo breed mogelijk publiek. (vgl. SCP-onderzoek) in zoverre deze tot het laagste Bovendien kan V&W als een belangrijke opdrachtgever dit beginsel ook betrekken bij aanbestedingen. kwartiel van de inkomensverdeling behoren. Algemene en ongerichte fiscale stimulering van ICTbezit is zinloos, maar een beperkte en gerichte stimu- Actie 12: Het stimuleren van innovaties in de lering kan potentiële gebruikers wel degelijk over de gebruikersvriendelijkheid van diensten op het gebied streep trekken. Dit betekent fiscale stimulering van van Verkeer en Waterstaat ICT-bezit (computers en internettoegang) voor werk en opleiding bij het laagste kwart van de inkomens. 4 . Gebruiksmogelijkheden 'Netwerken in de delta' stelt dat de kennis over Actie 1 1: Het ondersteunen, voor zover dit nog gebruikerswensen inzake telecomdiensten nog mager nodig is, van de voorstellen die Flnanciën en Kabinet is (p. 44). Dit is een van de motieven om het initiatief 18 op dit terrein ontwikkeld hebben te nemen tot een grootschalig experiment gericht op de consument: Kenniswijk. Dit experiment zou zeker 3. Digitale vaardigheden gegevens kunnen opleveren voor het toetsen van een ik ben de eerste om te beweren dat onderwijs, training van mijn hypothesen. Die luidt dat de 'digitale ongelijken vorming op alle niveaus nog belangrijker zijn voor heid' vergroot wordt door gebrekkige en ongelijk het verminderen van 'digitale ongelijkheid' dan mate- verdeelde gebruiksmogelijkhedenvan ICT. Ik verwacht riële toegankelijkheid. In een bijdrage voor OC&W dat de benutting van deze mogelijkheden door verhad dit onderdeel meerdere pagina's in beslag geno- schillende groepen in de samenleving verder uiteen men. De problemen bij het verwerven van digitale gaat lopen en wellicht zelfs structurele vormen zal aannemen (een 'gebruikerskloof'). Deze verschillen vaardigheden gaan verder dan het aanleren van het bedienen van hardware en software. In toenemende moeten nu reeds waarneembaar zijn. mate gaat het om het leren selecteren, verwerken en Een experiment en een toetsing veronderstellen toepassen van een overvloed aan digitale informatie. echter een duidelijke doelstelling en vraagstelling. Dit stelt hoge eisen aan inhoudelijke veranderingen in Anders is een valide en betrouwbare evaluatie onmohet onderwijs.19) Een belangrijk probleem bij het ver- gelijk. Opvallend bij de meeste grootschalige gebruikerswerven van de noodzakelijke digitale vaardigheden is experimenten is dat de doelstellingen van innovatie de gebrekkige gebruikersvriendelijkheid van veel en diffusie vermengd worden. Men wil geavanceerde hardware en software. Men zou toch denken dat het nieuwe diensten uitproberen (innovatie) en tegelijk in het belang van de markt is om dit probleem sneller beoordelen hoe bepaalde diensten vallen onder een zo groot mogelijk publiek (diffusie). In de VS, Canada, op te lossen. Toch heeft alle marktwerking niet kunnen voorkomen dat het bedrijfsleven producten blijft Engeland en andere landen hebben de meeste grootschalige experimenten met nieuwe media sinds 1994 leveren die aanzienlijk gebruikersonvriendelijker zijn geleid tot fenomenale mislukkingen, bijvoorbeeld de dan noodzakelijk. Technologie blijft mensenwerk, i.c. Full Service Networks. De doelstellingen waren het werk van voornamelijk jonge, mannelijke ICTonduidelijk en t e hoog gegrepen. Zij waren techniektechnici die liever vanuit hun fantastische techniek gedreven en de consument was er niet aan toe om redeneren dan vanuit de gebruiker. Zo blijven voor
-
20
Dr. Jos de Haan
de feitelijke effecten van de veranderingen is echter nog weinig bekend. En waar er al onderzoek is gedaan, november 2808 zijn de uitkomsten soms tegenstrijdig of worden deze verschillend geïnterpreteerd. Dit laatste geldt ook 1. Een kloof tussen informatierijken en -armen? voor de waargenomen verschillen in bezit en gebruik Technologische veranderingen hebben vaak bijgedra- van de moderne informatie- en communicatietechnogen aan de verbetering van onze levenscondities. logie. Ook van de moderne informatie- en communicatieVolgens sommigen zouden deze verschillen wijzen op een kloof tussen 'informatierijken' en 'informatietechnologie (ICT) wordt alom een kwaliteitsimpuls voor het dagelijkse leven verwacht. Maar verandering, armen', tussen 'digirati' en 'digibeten'. Anderen zien hier geen stabiele scheiding tussen bevolkingszeker als het snel gaat, brengt ook onzekerheid over groepen, laat staan toenemende ongelijkheden tussen de gevolgen met zich mee. Aangezien de huidige innovaties zich sneller lijken te voltrekken dan eerdere die groepen. Zij zien eerder verschillende posities in technologische 'revoluties', is het geen wonder dat er hetzelfde ontwikkelingsproces. Dit verschil in interpretatie heeft gevolgen voor de naast de positieve verwachtingen dus ook enige overheid. Mocht de ongelijkheid in bezit en gebruik huiver bestaat voor mogelijke schaduwkanten. Over Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
i
21
van ICT een permanent karakter hebben of zelfs groter worden, dan ligt overheidsinterventie voor de hand. Is het eerder een faseverschil dan is dit niet noodzakelijk. Ook V&W//DCTP vraagt zich af of zij moet en kan bijdragen aan het verkleinen van de sociale ongelijkheid. In 'Netwerken in de delta' (V&W 2000) is het beleid ten aanzien van nieuwe voorzieningen voor de netwerkeconomie en informatiemaatschappij uiteengezet. Jan van Dijk reageerde hierop en schreef voor
SCP-onderzoek 20),waarin we wezen op de voorbijgaande aard van de verschillen en we de verwachting uitspraken dat marktwerking voor verdere verspreiding van ICT-producten zou zorgen. Mijn bijdrage is in belangrijke mate een reactie op zijn essay. Tenzij anders vermeld hebben verwijzingen naar Van Dijk betrekking op zijn essay voor DGTP. Verwijzingen naar SCP-onderzoek hebben betrekking o p het rapport 'Digitalisering
DCTP een essay met als titel 'De toegankelijkheid van ICT en de kwaliteit van infrastructuur en diensten'. Hij schaart zich onder de groep die een blijvende kloof ziet en roept de overheid in het algemeen en (in dit geval) DGTP in het bijzonder op om maatregelen te treffen. Hij laat zich hierbij vaak kritisch uit over ons
Eerst zal ik de sociale ongelijkheid met betrekking t o t ICT behandelen vanuit een ontwikkelingsperspectief. Vervolgens zal ik beargumenteren dat een discussie over een vermeende digitale tweedeling of kloof een te simpele weergave van de stand van zaken is en dat deze het helder formuleren van relevante problemen
20) Van Dijk. De Haan en Rijken 2000.
van de leefwereld'.
in de weg staat. Politici en beleidsmakers doen er
komt. Twintig jaar geleden was in Nederlandse
goed aan niet aan te schurken tegen de term 'digitale tweedeling'. In de bespreking van het DCTP beleid (waaronder Kenniswijk) aan het einde van mijn bijdrage zal ik de term dan ook vermijden.
huishoudens nauwelijks een PC aanwezig, zeker geen mobiele telefoon, laat staan een internetaansluiting. In die situatie waren er dus ook geen verschillen. Gedurende de jaren 80 en 9 0 van de vorige eeuw konden de verschillen alleen maar ontstaan en groeien. Analyse van diffusiecurven leert dat de ver-
Digitalisering van de leefwereld? In het SCP-rapport is uitgebreid beschreven in hoeverre nieuwe technologische apparatuur ingang heeft gevonden in de Nederlandse huishoudens en hoe vaardig Nederlanders zijn met deze producten. O p basis van een grote, landelijke enquête, die eind 1998 is gehouden, is onder meer vast komen te staan dat 58% van de Nederlanders op dat moment een persona1 computer in huis had, 21 % thuis toegang t o t internet had, 32% over een mobiele telefoon en 35% over een credit card beschikte. Deze cijfers bieden als het ware een tussenopname in een verspreidingsproces. De verspreiding van de PC is in de tien jaar voor 1998 met gemiddeld 4 à 5 procentpunt per jaar toegenomen. O p basis van trendextrapolatie zou eind 2000 ongeveer 67% van de bevolking over een eigen PC moeten beschikken. Recente cijfers van het CES 22 bevestigen de voortgaande verspreiding. Eind 2000 bleek al in 70% van de Nederlandse huishoudens een PC te staan. Onder invloed van de gratis providers is de toegang t o t internet sinds eind 1998 meer dan verdubbeld. De mobiele telefoon heeft mogelijk nog sneller ingang gevonden. Inmiddels telt Nederland circa acht miljoen mobiele bellers en dreigt er een tekort aan mobiele nummers.
schillen tussen verschillende bevolkingsgroepen het grootst zijn als de penetratiegraad van een product rond de 50% ligt (zoals het geval was voor de PC, ten tijde van ons onderzoek). Onder vooroplopende bevolkingsgroepen ligt de verspreiding dan vaak al rond de 80%, terwijl de groepen met een achterstand niet veel verder komen dan 20%. Bovendien zijn de verschillen in die fase relatief constant. In het SCP onderzoek is berekend dat t o t en met 2001 de verschillen in het bezit van bestaande ICT-producten (draadloze telefoon, mobiele telefoon, fax en PC) tussen mannen en vrouwen, tussen opleidingsgroepen en tussen inkomensgroepen, gelijk zullen blijven. Tussen leeftijdsgroepen wordt, door de snelle toename in bezit onder 18-34 jarigen, wel een toename van de ongelijkheid verwacht. O p langere termijn (na 2001) is het bij toenemende verspreiding van de genoemde producten onvermijdelijk dat de verschillen kleiner zullen worden. Waarschijnlijk is dit nu al het geval bij de mobiele telefoon. De verspreiding hiervan is sneller gegaan dan op grond van de SCP-gegevens verwacht werd en mogelijk is daarbij het punt gepasseerd waarna de verschillen weer afnemen.
Sociale ongelijkheid en marktwerking De stelling van Van Dijk dat toenemende ongelijkheid een argument is tegen marktwerking is onjuist. Marktwerking zal op termijn juist zorgen voor afnemende ongelijkheid. PC en mobiele telefoon in huishoudens kunnen aangemerkt worden als luxe consumptiegoederen en de diffusie ervan is hierdoor goed vergelijkbaar met eerdere ICT-producten. Onder meer ICT-producten duikt een aantal groepen steeds door dalende prijzen en toenemende gebruikersvrienopnieuw op als het niet-bezit ter sprake komt. Tot deze groepen behoren, geordend naar de gemiddelde delijkheid is de verspreiding van andere producten omvang van hun achterstand: personen in huishouook voortgeschreden, met afnemende bezitsverschildens met een laag inkomen (die gemiddeld de grootste len als gevolg. Deze afname zal bij de moderne ICT verder gestimuleerd worden door grote bedrijven en achterstanden hebben), (alleenstaande) vrouwen, informele sociale netwerken. Zo prijst Albert Heijn de 65-plussers, mensen met een lagere (voortgezette) PC aan bij de wekelijkse boodschappen en geeft een opleiding en werklozen. koper van een nieuwe PC zijn oude exemplaar Deze verschillen dienen in het kader van een versprei- bijvoorbeeld aan zijn vader. PC's worden gemiddeld dingsproces bezien te worden. De logica van diffusie- om de drie jaar door nieuwe exemplaren vervangen. processen dicteert dat verschillen in bezit van een De oude PC verhuist vaak naar de kinderkamer, naar bepaald product eerst toenemen, maar vervolgens familie of vrienden buiten het huishouden of naar een weer afnemen als verzadiging van de markt in zicht school. O m het extreem te zeggen zou de ongelijkNieuwe producten verspreiden zich volgens een 'trickledown' principe: de hogere statusgroepen, met name de hogere inkomensgroepen, schaffen deze producten het eerst aan en de lagere statusgroepen volgen. Personen met weinig financiële draagkracht profiteren relatief laat van nieuwe mogelijkheden. Ook bij de
heid in PC-bezit voor een groot deel opgeheven zijn als iedere PC-koper in komende drie jaar zijn of haar oude configuratie doorschuift naar iemand die nog niet voorzien is. Van Dijk mag deze argumenten niet overtuigend vinden, maar stellen dat de verspreiding plotseling zal stoppen lijkt in het geheel niet plausibel. Zijn bewering dat een derde van de bevolking mogelijk digibeet zal blijven, is met geen enkel .argy-ment onderbouwd
'De ongelijkheid in PC-bozl iedere koper zijn oude eotlfig
personen met weinig financiële draagkracht niet of relatief laat van nieuwe mogelijkheden zullen profiteren. Toegang Is meer dan bezit alleen Van Dijk maakt een nuttig onderscheid tussen vier soorten toegang: belangstelling, bezit, vaardigheden en gebruiksmogelijkheden. Mochten de PC en het internet er inderdaad in slagen om in vrijwel alle huis$ door t e dringen, dan nog zullen er verschillen
EP groot deel opgeheven als uift naar iemand die nog niet
Een eerste aanwijzing voor afnemende vormen recente cijfers die op een opma op internet wijzen. Hoewel de betrouwbaarheid van de cijfers moeilijk ingeschat kan worden, is medio 2000 volgens onderzoeksbureau Trendbox 40% van de frequente gebruikers vrouw. De groei onder vrouwen zou in het eerste half jaar van 2000 ruim hoger liggen dan die onder mannen. Nederland treedt daarmee in de voetsporen van Verenigde Staten waar in hetzelfde jaar een onderzoek is gehouden (door de internetenquêteurs NielsedNetratings) waaruit voor het eerst blijkt dat er meer vrouwen op internet surfen dan mannen. Dat deze inhaalslag van vrouwen niet overal tot tevredenheid stemt, komt doordat vooral het zogenaamde 'chatten' hen zou aanspreken. Het verkleinen van de 'gender gap' is illustratief voor wat ook bij verschillen tussen andere bevolkingsgroepen staat te gebeuren.
taan tussen bevolkingsgroepen Dit betreft in vaardigheden en daarmee samenhangend verschillen in soorten gebruik en ook gebruiksfrequentie. In het SCP-rapport is aangegeven dat deze verschillen een relatief duurzaam karakter zullen hebben en ook om de aandacht van de overheid vragen. Ik ben het dan ook met Van Dijk eens dat de overheid een taak heeft bij het bijbrengen van vaardigheden. Toch moeten we de digitaal vaardige burgers niet t e snel rijk aan 23 informatie rekenen. In de praktijk blijkt de PC nog steeds voornamelijk voor dezelfde toepassingen gebruikt te worden als jaren terug, namelijk als veredelde typemachine en voor spelletjes. Internetgebruik is echter in opkomst en hier worden ook kwalitatieve verschillen in gebruik vermoed. Infoenthousiastelingen worden niet moe om te benadrukken dat overheidsinstellingen en non-profitorganisaties belangwekkende informatie op het web zetten. En dat er websites zijn die de consumentenbelangen Technologische ontwikkelingen gaan door. Er verschijnen dienen door een vergelijking van producten die digitaal aangeboden worden. Ook culturele instellingen nieuwe PC's op de markt, weer krachtiger dan de zijn steeds vaker op het web t e vinden. Ongetwijfeld vorige generatie, met nieuwe elektronische snufjes (zoals DVD). En opnieuw is er zogenaamd verbeterde is dit juist. Dit neemt echter niet weg dat het internet het meest gebruikt wordt voor spelletjes en voor het software te installeren. Nieuwe apparaten zien het commerciële licht en dan is er altijd nog van alles wat downloaden van muziek en erotische afbeeldingen. 'eraan zit te komen'. Het ligt voor de hand dat oude Althans, als we afgaan op de meest gebruikte zoekongelijkheden zich opnieuw bij de aanschaf van nieuwe termen die in de zoekmachines worden ingetypt. De website searchterms.com houdt deze informatie bij en producten zullen manifesteren. Zeer waarschijnlijk 'games', 'music' en 'sex' staan bovenaan en dit is al zullen nieuwe producten zich eveneens volgens een geruime tijd het geval. Wel is 'sex' onlangs van de trickle-down principe verspreiden: de hogere statusgroepen, met name de hogere inkomensgroepen, schaf- eerste plaats verdrongen door 'games'. Aannemelijk is fen deze producten het eerst aan en de I dat deze 'content' het internet sneller zal popularisgroepen volgen. Opnieuw valt te ve-rwa politieke en culturele informatie
'In de praktijk blijkt I$ type
ag steeds a b veredelde
~~
Hulpbronnen als verklaring Mocht de overheid besluiten om tot maatregelen over te gaan, dan is het raadzaam dat ze inspeelt op factoren die er toe doen. Theoretisch gestuurd onderzoek kan oorzaken van de verschillen bloot leggen. Van Dijk merkt op dat het SCP niet over een theorie beschikt die een verklaring voor de bestaande trends zou kun-
elementen uit de SCP-theorie. Het is jammer dat Van Dijk geen poging heeft gedaan om zijn theorie te toetsen. Hiermee zou hij het inzicht in het functioneren van de informatie- en netwerkmaatschappij een stap vooruit kunnen helpen.
nen geven. Blijkbaar heeft hij hoofdstuk 2 van Digitalisering van de leefwereld over het hoofd
Het valt niet te ontkennen dat er op dit moment verschillen in bezit, gebruik en vaardigheden tussen verschillende bevolkingsgroepen bestaan. Maar of we er veel mee opschieten om deze verschillen aan te duiden met de term digitale kloof dan wel tweedeling,
gezien. In dit hoofdstuk wordt een theorie gepresenteerd waarin sociologische en economische kenmerken worden geïntegreerd. Daarbij is aansluiting gezocht bij verklaringsmodellen uit het diffusie-onderzoek, de sociale netwerkanalyse en het onderzoek naar informatieverwerking. Maar het onderzoek gaat verder dan het formuleren van theoretische inzichten. Het SCP-onderzoek is theoretisch-empirisch, dat wil zeggen dat niet alleen is bijgedragen aan theorievorming, maar dat tevens theoretische concepten zijn geoperationaliseerd en hypothesen getoetst. In de SCP-theorie neemt de beschikking over verschillende soorten hulpbronnen een belangrijke plaats in. De omvang van deze hulpbronnen vormt een belang24 rijke verklaringsgrond voor verschillen in bezit en gebruik van ICT-producten. Er is een onderscheid tussen cognitieve, sociale en materiële hulpbronnen gemaakt. Cognitieve hulpbronnen, ook wel aangeduid als human capital, zijn de vaardigheden om met bepaalde producten om te gaan (literacy, numeracy en informacy). Sociale hulpbronnen Ikunnen op ICTterrein omschreven worden als het aantal mensen in iemands sociale omgeving dat zelf nieuwe ICT-producten bezit, de vaardigheden (met name informacy) die
Digitale kloof ter discussie
betwijfel ik. Ook Van Dijk sluit zich aan bij een aantal conclusies over deze termen uit SCP-onderzoek: ze vormen een t e simpele weergave van de werkelijkheid, de suggestie van onoverbrugbare verschillen is niet terecht, het procesmatige Ikarakter van de diffusie van ICT-producten wordt erdoor miskend en bestaande verschillen zijn niet absoluut, maar relatief. Ondanks deze ernstige tekortkomingen in de conceptualisering wil Van Dijk vasthouden aan het gebruik van de term 'digitale kloof' in onderzoek en beleid. Mijns inziens i s dit niet terecht. Het alarmsignaal van de term heeft gewerkt. De kans op onbedoelde en ongewenste gevolgen van recente technologische ontwikkelingen zijn onder de aandacht gebracht van onderzoekers, beleidsmakers en journalisten. Voor een beschrijving en analyse van de problemen lijkt de term me echter niet bruikbaar. De tweedelingdiscussie leidt tot een opvatting waarin het bezit als een doel op zich wordt beschouwd. Het wel of niet bestaan van een digitale kloof dient niet alleen gevoerd te worden op basis van waargenomen verschillen in bezit en vaardigheden. De discussie zou meer gediend
op deze manier aangesproken kunnen worden, en de mate waarin deze personen in de gelegenheid zijn om zijn bij een visie waarin ICT-producten gezien worden informatie over ICT te geven. Onder de materiële als 'media' waarmee waardevolle individuele en colhulpbronnen valt het financiële budget van huishoudens, lectieve doelen te realiseren zijn. maar omdat in zekere zin tijd geld is, ook het beschikbare aantal vrije uren. Uit de analyses blijkt dat de Tweederangs burgers? beschikking over materiële hulpbronnen alleen het Belangrijke doelen van burgers die door ontoereikend bezit beïnvloedt, en niet het gebruik en de vaardigICT-bezit en -vaardigheden buiten hun bereik zouden heden. Materiële hulpbronnen hebben hier overigens kunnen vallen, zijn toegang t o t de arbeidsmarkt, aanbetrekking op inkomen en investeringen in elektronische sluiting bij dominante gedrags- en waardepatronen in apparatuur. Verschillen in gebruik en vaardigheden de samenleving, behoud van sociale contacten en worden juist meer door cognitieve en sociale hulpaanraking met de voorzieningen van de verzorgingsbronnen verklaard. Verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen jongeren en ouderen blijken aan de hand van hulpbronnen maar voor een klein deel verklaard te kunnen worden. Het zou me niet verbazen als het culturele kapitaal en de inbedding in sociale netwerken waar Van Dijk gewag van maakt in sterke mate overlao hebben met
staat. Pas als er een groep mensen door niet-bezit of gebrek aan vaardigheden belemmerd wordt in hun sociale en maatschappelijke leven, lijkt het mij zinvol o m van een digitale kloof t e spreken. Het is een misvatting om te denken dat verschillen in bezit en vaardigheden op zich een probleem zouden zijn. Hoewel Van Dijk zich in zijn essay tracht af te zetten
tegen het technologisch determinisme van Castells, gaat hij evenmin voldoende in o p de sociaal-culturele en economische betekenis van ICT. De inherente waarde van nieuwe technologie voor iedere burger
aan langdurig werklozen mogelijk wel. De vragen gaan in eerste instantie over de ernst en aard van de belemmeringen en over de waarde van nagestreefde doelen. Indien de doelen waardevol genoeg zijn en
blijft voor hem onomstotelijk. Zonder het expliciet te
belemmeringen ernstig genoeg, dan volgt de vraag welke maatregelen het meest efficiënt zijn. Mochten
zeggen ademt het essay van Van Dijk een sfeer waarin iedereen een PC zou moeten hebben. En niet zomaar een PC, nee, het liefst de allermodernste. En als er weer nieuwe apparatuur o p de markt verschijnt, dan zou toch geen enkele groep daarvan verstoken mogen blijven. iedereen zou ook o p internet aangesloten dienen te zijn, om digitale informatie te consumeren. Gebrek aan motivatie om online te gaan is volgens Van Dijk daarom een probleem en personen die geen belangstelling voor een PC of internet hebben, de zogenaamde information want nots, zou
gemotiveerden een computercursus aan t e bieden, ter vergroting van hun kansen o p de arbeidsmarkt. Gratis of tegen betaling, eventueel met een soepele afbetalingsregeling. Aangeboden door het Arbeidsbureau, een (potentiële) werkgever, een trainingscentrum of een wijkcentrum. Daar valt n o g over na te denken. Zulk beleid gericht op specifieke problemen van relatief kleine groepen heeft meer kans knelpunten in de
hij het liefst als zorgenkinderen in behandeling nemen. Hij vindt hen weliswaar geen 'zielige achterblijvers',
informatiesamenleving aan te pakken dan generiek beleid gericht op grote groepen.
digitale vaardigheden een probleem zijn voor bijvoorbeeld werkzoekenden, dan is het te overwegen om de
maar zij missen toch de alertheid o m de 'kwaliteit van De arbeidsmarkt vraagt inderdaad steeds meer digitaal de aangeboden ICT' op waarde t e schatten. Van Dijk vaardige werknemers. En muisvaardige personen vindt de groep die in mindere mate in het bezit is van lijken in het voordeel bij het verwerven van beroepsICT zelfs een 'achterstandsgroep'. En alsof dat n o g prestige en inkomen. Maar een aanzienlijk deel van niet erg genoeg is, waarschuwt hij er ook nog eens de bevolking is niet afhankelijk van digitaal kapitaal voor dat niet-bezitters van ICT dreigen af te glijden
voor het verwerven van een baan of inkomen. Denk
t o t tweede- of derderangs burgers (waar ligt het
aan gepensioneerden en huisvrouwen, Zij zoeken geen werk. In beide groepen zijn veel van de eerder genoemde kenmerken te herkennen: laag inkomen, laag opgeleid, oud, vrouw. Voor deze groepen is het niet bezitten van een PC en internet immers geen
verschil?). En dat allemaal o p voorhand. Omdat nietbezit voor hem synoniem is met achterstand toont hij een bijna evangelische drang o m iedereen online te helpen. Hij blijft de digitale kloof definiëren in termen van toegang, en niet in termen van belemmeringen die gemis aan ICT voor het leven in de informatiesamenleving betekent. Mijns inziens dient eerst de vraag in hoeverre verschillen in ICT-bezit en -gebruik burgers belemmert in hun sociale en maatschappeluke leven beantwoord t e worden.
belemmering voor het vinden van werk. O m deze reden heeft de overheid in deze kwestie dan ook geen taak. Maar er zijn relevantere vragen. Hebben werkzoekenden meer kans op werk door een computercursus? Zullen inkomensverschillen tussen de digitaal meest en minst vaardigen toenemen? Voor werkzoek-
'Het gaat vooral om de vraag of hel niet hebben van een PC burgers belemmert in hun sociale ~ maatschappelijke ii leven'
3. Een rol voor de overheid? Het is de vraag of de overheid iets moet doen aan de
enden ben ik het wel met Van Dijk eens dat 'beperkte en gerichte stimulering kan potentiële gebruikers wel
sociale ongelijkheid in toegang t o t ICT. M o e t de over- degelijk over de streep kan trekken'. Beperkte en gerichte stimulering kan ook een oplossing zijn voor heid ICT-bezit stimuleren? M o e t het aanleren van digitale vaardigheden gestimuleerd worden? Eerder heb ik gesteld dat eerst de vraag beantwoord dient te worden in hoeverre het niet-beschikken over ICT burgers belemmert in het bereiken van door hen gewaardeerde doelen. Sommige van die doelen zal de overheid waardevol genoeg achten om voor in actie te komen, maar andere niet. Voor nadere kennismaking met 'sex' and 'games' hoeft de overheid niets te doen. Voor het bijbrengen van digitale vaardigheden
knelpunten op andere terreinen. Als aangetoond kan worden dat belemmeringen in toegang t o t ICT een probleem vormt dat niet op andere wijze opgelost kan worden. De discussie gaat dan wel over ICT-toegang als mogelijke oplossing van een sociaal probleem. Ook ten aanzien van het realiseren van andere doelen, hebben wij ons in het SCP-rapport relativerend uitgelaten over de ernst van de situatie. Voor het contact
25
met anderen en voor de toegang tot overheidsdiensten
ik met Van Dijk eens. In de discussie tussen onder-
zijn nog steeds toegankelijke alternatieven aanwezig
zoekers, beleidsmedewerkers en politici is een vergelijkbare verschuiving in interventieprioriteiten waarrieembaar. Ik verwacht bijvoorbeeld dat plannen voor belastingaftrek van PC-kosten een zachte dood zullen sterven. En dat daar plannen voor de stimulering van vaardigheden voor in de plaats komen, lijkt me terecht. Dat zou ik graag blijven herhalen tot hier voldoende vorderingen zichtbaar zijn. Maar in de snelle ICT-sector volgt het ene plan het andere al snel op. Nu valt op dat deskundigen over elkaar heen buitelen om t e stellen dat het toch eigenlijk om de gebruiksmogelijk-
voor personen die niet over moderne ICT beschikken. Gewenste informatie kan ook via traditionele media verkregen worden en voor de communicatie met anderen zijn alternatieven voorhanden, wanneer men niet beschikt over e-mail of mobiele telefoon. Zolang de traditionele toegang t o t informatie en diensten open blijft zullen niet-bezitters dan ook niet snel buiten het maatschappelijke leven komen te staan. Natuurlijk is het relevant om na te denken over de toegang tot ICT in de toekomst. Relevante vragen daarbij zijn hoe lang de ongelijkheid in PC-bezit en
heden gaat. Het inmiddels al weer van haar magische
internettoegang zal duren en, belangrijker nog, hoe erg deze wachttijd is. Niet iedereen hoeft een PC en internettoegang te hebben. Zoals er ook een kleine groep bewust geen televisie in huis heeft, zal er ook een groep om goede redenen geen PC in huis nemen. Het idee dat burgers hierdoor o p den duur verstoken zullen blijven van belangwekkende informatie lijkt niet
aura ontdane toverwoord moet maar eens genoemd worden: er moest CONTENT komen. In die enorme berg met digitale informatie, in dat immense doolhof zou nog niet genoeg wetenswaardigs aanwezig zijn om de gewone man en vrouw te interesseren. Adviezen over contentontwikkeling zijn niet van de lucht. Nieuwe content moet volgens deze plannen
erg realistisch. Dit idee is gebaseerd op de veronderstelling dat als informatie digitaal wordt aangeboden, bestaande media het veld zullen ruimen. Dit gebeurt 26 echter zelden. Nieuwe komen veelal naast de oude en
zoveel mogelijk aansluiten bij de ervarings- en belevingswereld van consumenten. Het i s echter nog de vraag of meer informatie niet-gebruikers over de streep kan trekken. Voor potentiële gebruikers lijkt een ordening
zorgen zelden voor een complete verdringing van oude van informatie eerder relevant. Maar ook hiervan betwijfel ik of dit werkelijk een trigger is om nietmedia. De digitalisering van de leefwereld gaat verder dan gebruikers te verleiden. het gebruik van PC en internet. Ook geldtransacties, diensten en communicatie verlopen steeds vaker digi- 4 . DCTP ais aanjager taal zonder dat er een PC in huis aan te pas komt. Denk bijvoorbeeld aan het opnemen van geld uit de
In het voorgaande is steeds gesproken over verschillen tussen bevolkingsgroepen, over de doelen en gedragin-
pinautomaat of het kopen van treinkaartjes. Ook hier bestaat zorg voor digibeten. Ouderen(organisatie5) protesteerden tegen de sluiting van loketten bij NCstations en banken. Maar is hier werkelijk reden tot bezorgdheid? Het i s nog niet zo lang geleden dat ontvangers van de wekelijkse geldbuidel protesteerden tegen het overmaken van loon op bankrekeningen. Maar ook zij hebben zich vervolgens snel verzoend
gen van individuele burgers en over beleid dat hierop afgestemd zou kunnen worden. De reikwijdte van het V&W//DCTP-beleid is breder dan dit, al heeft het hier ook consequenties voor. DGTP wil eersteklas infrastructuurvoorzieningen voor de netwerkeconomie en de informatiemaatschappij bieden. Het is daarmee niet alleen gericht o p burgers, maar ook o p bedrijven. 'Netwerken in de delta' meldt vol trots dat Nederland
met de nieuwe situatie. Ook handelingen als het pin-
tot de koplopers in de wereld behoort voor wat betreft
nen en het kopen van een treinkaartje uit de auto-
de beschikbaarheid van eersteklas infrastructuren
maat lijken mij niet zo ingewikkeld dat deze vaardigheden niet snel geleerd kunnen worden.
behouden. Dit raakt de internationale concurrentie-
Content als toverwoord Bij de geleidelijke verspreiding van digitale technologie
voor ICT en dat V&W deze positie ten minste wil
positie van Nederland in de wereldeconomie. Door de kwaliteit van de infrastructuur geldt ons land als een
verschuiven de belangrijkste problemen van psychische aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven. In en materiële toegankelijkheid naar toegankelijkheid Nederland moeten moderne cybercities en digital valleys van vaardigheden en gebruiksmogelijkheden. Dat ben naar het voorbeeld van Silicon Valley in Californië de
nieuwe speerpunten van de nieuwe informatiesamenleving vormen. Het succes van een technovallei laat zich echter moeilijk plannen. Toevalsfacforen blijken zeker zo belangrijk te zijn als goed doordachte beieidsen bedrijfsplannen.21) Nederland kent in vergelijking met het buitenland relatief weinig start-ups van (innovatieve) ICT-bedrijven. It takes two to tango, maar echt swingen wil het nog niet tussen de technostarters en kapitaalverschaffers. De economische concurrentiepositie van Nederland vormt een goede reden voor overheidszorg voor de kwaliteit van de infrastructuur. En ook de groeiende vraag van gebruikers noopt tot aanpassing van het aanbod. in de Amsterdam Alley is zoveel digitaal transport dat de grenzen van de (eiektriciteiWcapaciteit soms bereikt worden. Dichtslibbende elektronische wegen dienen voorkomen t e worden. Door regelgeving en toezicht (via de OPTA) kan de overheid de kwaliteit van de infrastructuur verbeteren. Zo kan ze ook een stimulerende rol spelen bij het versneld introduceren van breedband. Waar bedrijven misschien langer de uitbetaling van eerdere investeringen afwachten, kan de overheid door een slag aan het vliegwiel het collectieve belang dienen. Omwille van de economische concurrentiepositie van Nederland, met daaraan gekoppeld natuurlijk werkgelegenheid en welvaart, is het goed dat de overheid stimuleert dat er geïnvesteerd wordt in de ontwikkeling van nie en diensten en dat infrastructuur op pij
internet via commerciële providers geregeld. Sommige brengen hiervoor aansluitkosten en/of abonnernentsgeld in rekening, andere rekenen alleen telefoonkosten. Van Dijk ontbrandt in een litanie tegen de zogenaamde 'gratis' providers: hoge lokale tarieven, slechte kwaliteit, minimale service, junkmail en reclame, geen bescherming van privacy. Volgens Van Dijk zouden velen door de gratis providers teleurgesteld zijn en geschaad in het vertrouwen in dit nieuwe medium. Maar hoe ernstig zijn de klachten? Gaat het over kinderziektes van een nieuw medium? In de afgelopen twee jaar is het aantal internetaansluitingen wel meer dan verdubbeld. En uit recent onderzoek van het SCP blijkt dat de opkomst van internet een positieve uitwerking op het imago van technologie heeft gehad. Tussen 1985 en 2000 is de Nederlandse burger gunstiger gaan denken over de computer en communicatietechnologie.22) De veranderde houding ten opzichte van communicatietechnologie is sinds 1993 ongewoon groot geweest. Het bevolkingsaandeel met een gunstig oordeel steeg van 38% in 1993, naar 78% in 2000. Dit komt ongetwijfeld doordat in het onderzoek van 2000 e-mail en internet bij de voorbeelden werden genoemd. Het positieve oordeel 27 over de communicatie wordt gedragen door de nieuwe media. Concurrerende providers, een zeer snelle stijging van het aantal internetaansluitingen en een groeiende w,aardering voor technologie; deze gegevens wijzen
'In Nederland maeten maderna cyb@pziti-frsen digital valleys de nieuwe speerpunten van de nkuwe in~u:araiatiesamenleving vormen' . . . .. . .. . . . , \
Een aanpassing van de universele dienstverlening?,_i:' Discussie over de relatie tussen infrastructuur en burger concentreert zich in de universele dienstverlening. Volgens Van Dijk dient deze universele dienstverlening aan de tijd aangepast te worden. Hij stelt voor om hier ten minste een discussie over te voeren. Moet de overheid er inderdaad voor zorgen dat ieder huishouden een elementaire internetaansluiting, een of meerdere e-mailadressen, toegang tot een e-mailserver en een minimum aan service krijgt en dat er in het straatbeeld ook nog internetzuilen verschijnen? Moet de overheid ook zorgdragen voor publieke dienstverlening (faciliteiten in openbare gebouwen)? Het voorbeeld van de internetaansluiting mag hier licht op de zaak werpen. Tot nu toe is de toegang tot
er niet direct op.dat hier een belangrijke taak voor de overheid ligt. De overheid heeft de burger ook geen vaste telefoon, TV of krantenabonnement bezorgd. En die hebben iedere geïnteresseerde ook bereikt. De verspreiding van internet en e-mailaansluitingen kan aan de markt worden overgelaten. Voor faciliteiten in openbare gebouwen kan de overheid wel een rol spelen (bijv. bibliotheken, wijkcentra). Kwaliteit of prijs? Om de discussie over de update van de universele dienstverlening enigszins te structureren is het goed dat Van Dijk hier ook criteria voor formuleert: kwaliteit en prijs. Hij geeft prioriteit aan een verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. Dat was, zoals hijzelf al vermoedde, verrassend. In de eerste
plaats omdat toegang in belangrijke mate door inkomen bepaald wordt. Ten tweede acht hij de lagere lokale tarieven in de VS verantwoordelijk voor de grotere verspreiding van internet in de VS, in vergelijking met de EU landen. Ten derde hangen de enorme investeringen (in onder meer UMTS-licenties,
slagen t e hebben. Eerder heb ik al aangegeven dat de door Van Dijk gesignaleerde problemen niet t o t een ongunstig oordeel over technologie hebben geleid. Daarmee is nog niet gezegd dat veiligheid, privacy, betrouwbaarheid etc. geen relevante factoren zijn die het gebruik zouden kunnen belemmeren. Daar is volgens mij nog niet zo veel over bekend. Enkele zaken
overnames van kleinere bedrijven en ontwikkelingskosten van nieuwe digitale technologieën zoals breed- zijn dat wel. Internetgebruikers geven niet graag hun creditcardnummer op om digitaal aankopen te doen banddiensten op kabel en ADSL, UMTS, digitale en ze geven niet graag persoonlijke informatie prijs. betaal-TV) als een zwaard van Damocles boven de Verder lijken internetgebruikers zich weinig aan te ICT-markt. Wie gaat straks voor al die investeringen trekken van privacygevaren. Ze weten waarschijnlijk betalen? Vrij algemeen wordt verwacht dat uiteinniet eens wat er zou kunnen gebeuren met de digitale delijk de consument dat gaat doen. Toezicht op de sporen die ze in de virtuele wereld nalaten. Natuurlijk prijsontwikkeling lijkt mij een belangrijke taak voor zou dit onder gebruikers en overheid t o t enige zorg DCTP, die in de praktijk door de OPTA wordt uitgevoerd. moeten leiden. Maar moet voor deze nadruk op Mogelijk, of beter: waarschijnlijk, zullen de 'gratis' internetaanbieders in de toekomst een prijs in rekening gaan brengen. Bij de providers moet de schoorsteen ook roken en als de beltarieven verder dalen zullen ook hun inkomsten slinken. Als klanten verder aangeven dat handel in persoonsgegevens en andere nevenhandel niet o p prijs wordt gesteld, zullen de providers al snel aan abonnementskosten gaan 28 denken. Dat internettoegang een prijs heeft, is ook niet zo'n groot bezwaar. Voor telefoon-, radio- en televisieaansluitingen is dit immers ook het geval. En weinigen die hierover klagen. Het gaat erom dat de prijs van internettoegang in verhouding staat t o t de geboden waar, of liever: tot de geboden gebruiks-
kwaliteit de overheid zelf als provider gaan optreden? M e t als waarschijnlijk gevolg dat veel gratis providers de digitale deuren kunnen sluiten. Is toezicht op bestaande providers te overwegen? De overheid als kwaliteitskeurmeester, als digitale politieagent lijkt
ook niet zo'n aantrekkelijke optie. Bovendien verricht de Consumentenbond op dit terrein al nuttig werk. Het world wide web heeft zich ontwikkeld als een medium met geringe regie. Dit heeft eraan bijgedragen dat sociaal onwenselijke zaken ook een plaats hebben gekregen o p het web. Niets menselijks is de digitale wereld vreemd. Maar er zijn grenzen aan het reguleren van het web. Bovendien lijkt het nog te vroeg om het
waarde voor de consument. En ja, de OPTA heeft hierin een blijvende taak.
vertrouwen in het zelfregulerend vermogen van de providermarkt op te geven. Nog steeds groeit het aantal internetaansluitingen snel, maar binnen afzien-
Als Van Dijk kwaliteit van dienstverlening belangrijker vindt dan toezicht op prijsontwikkeling dan moet dit wel een zaak van groot gewicht voor hem zijn. Met kwaliteit doelt hij op zaken als goede toegankelijkheid, betrouwbaarheid, veiligheid en bescherming van privacy. Steeds vaker wordt ook de kwaliteit van de inhoud (content) hiertoe gerekend. Van Dijk heeft weinig vertrouwen in kwaliteitsverbetering als gevolg van concurrentie. O m de door hem gewenste
bare tijd zal de groei eruit zijn en zal de concurrentie tussen providers krachtiger voelbaar zijn. M e t de toenemende ervaring van meer gebruikers zullen ook
kwaliteit te kunnen garanderen zou de overheid zelf als provider, serviceverstrekker en aanbieder van diensten moeten gaan functioneren. in een tijd van een terugtredende overheid is dit een tegendraads standpunt. Het is nog maar de vraag of de plannen van Van Dijk wel de goedkeuring van de mededingingsautoriteiten of van het Europese Hof kunnen krijgen. Aangezien het beleid van V&W//DGTP gericht is op het bevorderen van 'concurrentie in de markt' lijkt Van Dijk's aanbeveling o m een ICT-basisvoorziening voor iedere burger te realiseren weinig kans van
de wensen ten aanzien van veiligheid en privacybescherming aan kracht winnen. Naast de prijs zullen deze kenmerken mede bepalen welke providers het hoofd boven water kunnen houden. M e t als gevolg dat de consumentenbelangen gediend zijn bij concurrentie. Van informatierijk tot Kenniswijk Hoe groot is de rol van DCTP bij het reduceren van
sociale ongelijkheid in ICT toegang? Investeren in technische infrastructuur draagt niet direct bij t o t het reduceren van sociale ongelijkheid. Die infrastructuur is in principe voor iedereen toegankelijk. De niet-bezitters (van PC en internet) zullen door een kwaliteitsverbetering niet over de streep getrokken worden. Waarschijnlijk hebben zij geen weet van de omvang van de capaciteit en zouden zij met veel minder ook
wel uit de voeten kunnen voor de eerste stappen op de digitale snelweg. Andere overwegingen dan de kwaliteit van de infrastructuur spelen een rol bij het wel of niet tot aanschaf over gaan, zoals hoge prijs, gebrek aan waargenomen nut, aversie tegen technologie, onbekendheid met PC. Begrijpelijke en deels rationele redenen, zoals Van Dijk terecht stelt, al doet hij dat met een ondertoon van gemiste kansen door onvoldoende inzicht. Kenniswijk als vliegwiel Kenniswijk is een project waarbij op initiatief van de rijksoverheid, in nauwe samenwerking met marktpartijen, maatschappelijke organisaties en lokale overheden, een locatie wordt voorzien van hoogwaardige ICT-infrastructuur en aanbod van elektronische diensten. 'In de Kenniswijk wordt een reële (toekomstige) marktsituatie nagebootst', zo staat geschreven in de introductiefolder van het projectbureau. Kenniswijk zal gerealiseerd worden in een regio die allerminst bekend staat om een digitale achterstand. De regio
voor PC-aanschaf en betaalregelingen voor personen met een dunne portemonnee ingepast kunnen worden. De 'locale gemeenschapsoriëntatie' biedt volgens Van Dijk een kans om information want nots over de streep te trekken. Het is opmerkelijk dat een van tijd en plaats losgezongen medium als internet een dergelijke oriëntatie nodig zou hebben om zich verder te verspreiden. Toch is daar wel iets voor te zeggen, want online mag afstand dan geen rol meer spelen, off line is dat wel het geval. Gebruik van de PC en internet is ingebed in een sociale context. Vrienden, kennissen of familieleden geven adviezen bij de aanschaf van apparatuur, raad bij computerproblemen en tips voor efficiënter gebruik. In het SCP-rapport is de invloed van zulke sociale netwerk contacten aangetoond voor zowel het bezit als het gebruik van ICT-apparatuur. De verspreiding van internet kan profiteren van lokale netwerken van gebruikers.
Ook toegang tot vaardigheden krijgt aandacht in Kenniswijk. Digitale vaardigheden zullen gestimuleerd door o.a. Digitolk, de Eindhovense voorlopers van de Eindhoven waar het allemaal gaat gebeuren is met digitale trapveldjes, de troetelkindjes van minister Van een Technische Universiteit en een levendige ICT29 bedrijvigheid juist technologisch geavanceerd te noemen. Boxtel. Dit zijn locaties in achterstandswijken, waar bewoners computercursussen kunnen volgen en gebruik Dommel Valley (voor Amerikanen: Sleepy Valley???; kan dat wel goed gaan met zo'n naam?) in Eindhoven Ikunnen maken van computerapparatuur en internet. Ook regionale opleidingscentra (ROC) en andere is met 1175 ICT-vestigingen na de Amsterdam Alley opleidingsinstituten worden in de plannen van de tweede ICT-technovallei van Nederland.23) Maar Kenniswijk betrokken om de digibeten wegwijs t e het kan allemaal nog veel beter. Dus komt er een hoogwaardige infrastructuur door het aanbieden van maken in de digitale wereld. O f deze educatie voldoende zal zijn om ongelijkheden te reduceren zal breedband en zullen allerlei geavanceerde digitale diensten aangeboden worden. O m eerder genoemde nog moeten blijken. redenen, zoals de bevordering van de economische Kenniswijk zal niet alleen een technology push zijn, concurrentiepositie, lijkt het me ook goed dat dit experiment er komt en dat er lering uit getrokken kan maar ook content ontwikkelen die aansluit bij de ervarings- en belevingswereld van burgers. Of deze worden. Kenniswijk moet veel inzicht bieden in de (beoogde en eventueel ook onbedoelde) effecten van meer vraaggeoriënteerde en geordende contentonthet beleid dat de overheid als aanjager van infrastruc- wikkeling een katalyserende werking op internetgebruik zal hebben, moet het Kenniswijk-experiment tuur ontwikkelingen uitzet. nog uitwijzen. Daarmee Ikomt een sterke nadruk te liggen op onderzoek in Kenniswijk. Hoewel het niet t o t de doelstellingen van Kenniswijk Kenniswijk is een enorm laboratorium waar veel van behoort om sociale ongelijkheid in ICT-bezit en ICTvaardigheden te reduceren, omvat het project tal van de claims die in de discussies over tafel zijn gegaan, onderzocht kunnen worden. In die leerervaringen ligt maatregelen die wel t o t gevolg kunnen hebben dat een belangrijke bijdrage van Kenniswijk. Het kan verschillen tussen bezitters en niet- bezitters versneld aangeven welke factoren een eventueel versnelde worden ingelopen. Beoogd wordt o m de participatie verspreiding van internetbezit en -gebruik bevordert, zo groot mogelijk t e maken. Dit betekent tevens dat of de relatie met lokale autoriteiten (e-democracy) drempels t o t aanschaf en gebruik verlaagd dienen t e worden. Bekeken wordt in hoeverre kortingsregelingen verandert, of de contacten tussen buurtgenoten
1
us
Centrum voor Filosofie van Informatie en Communicatie-technologieën(FICT). Faculteit der Wijsbegeerte, Erasmus Universiteit
33
n 'M.etb', dinsdag 21 november 2000. n 'Metra', dinsdag 21 november 2009.
Inleiding
Ter stimulatie van de gedachtevorming over eventueel
is er sprake van het ontstaan van een digitale kloof in te ontwikkelen beleid heeft het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post van het Ministerie van de Nederlandse samenleving? Hoe erg is dat en wat
moet de overheid daaraan doen? Op iedere willekeurige dag kunnen krantenlezers uit berichten als de bovenstaande opmaken dat het hier om een serieus, breed gesignaleerd en hoogst actueel probleem gaat. Zoals
Verkeer en Waterstaat enkele auteurs gevraagd over deze kwestie een kort essay te schrijven. De huidige bijdrage beoogt een commentaar op deze problematiek en polemiek te leveren vanuit een techniek-
uit het eerst geciteerde krantenartikel mag blijken, staat de Nederlandse overheid niet alleen in haar
filosofisch en -sociologisch perspectief. De beide bijdragen aan dit debat waarop in dit stuk gereageerd
worsteling met deze vragen. Bezorgdheid over digitale tweedelingen is niet alleen doorgedrongen t o t Westerse nationale overheden, maar zelfs t o t de hoogste burelen van de Verenigde Naties en de armste wijken van overbevolkte Derdewereldsteden. In die steden kunnen zwerfkinderen, indien dan niet ade-
wordt zijn 'De toegankelijkheid van ICT en de kwaliteit van infrastructuur en diensten' van Jan van Dijk en 'Verschillen in toegang t o t de digitale snelweg' van Jos de Haan. In dit stuk stellen wij het gelijktijdig functioneren van
(minstens) twee verschillende discoursen met betrekking quate huisvesting en primaire scholing voor handen is, tot aard en betekenis van ICT aan de orde - gebaseerd dan toch in ieder geval de zegeningen van het internet op respectievelijk het 'democratische basisgoed vocabulaire' en het 'economische consumptie vocabugenieten. laire'. Beide hebben ze een eigen karakterisering van de (niet-)gebruiker, inschatting van de problemen en Zo ook worden in Nederland, zoals uit het tweede
artikel valt op te maken, diverse initiatieven ontplooid opvatting over de overheid. Wij denken dat het heen en weer springen tussen beide discoursen voor een o m mensen 'aan de ICT' te helpen. Daarbij wordt belangrijk deel de verschillende posities - door de vaak verwezen naar de dreiging van een 'digitale 34 kloof'. Het is nauwelijks overdreven om te stellen dat betrokken auteurs toch ingenomen op basis van verbetering van de arbeidsmarktpositie tegenwoordig grotendeels hetzelfde empirische materiaal - kan verklaren. Voorts zullen wij betogen dat een dergelijke bijna synoniem is met een of andere vorm van ICT'betekenisvariatie' eigen is aan iedere nieuwe technotraining. Het is overigens niet alleen in relatie t o t de arbeidsmarkt dat bij de problematiek van achterblijvers logie en deel is van de ontwikkeling van de technologie de IT revolutie aangekaart wordt. Omdat sociale con- zelf, Voor de overheid impliceert dit naar ons inzien de taak om keuzes te maken welke betekenisvariant tacten, overheidsinformatie, financiële en andere zij wil ondersteunen en wil realiseren. Ten slotte vragen dienstverlening, culturele evenementen, onderwijs, we aandacht voor een derde type discours met et cetera in toenemende mate via ICT plaatsvinden, worden voor 'achterblijvers' ernstige vormen van sociaal- betrekking t o t ICT - gebaseerd op een 'publieke maatschappelijke achterstand en uitsluiting voorspeld. ruimte vocabulaire', dat opvallend afwezig is in de discussiebijdragen van Van Dijk en De Haan. Inmiddels zijn echter ook relativerende geluiden te horen met betrekking tot de ernst van de situatie. Recente studies als De digitalisering van de leefwereld 26) en De mythe van de digitale kloof 27) concluderen dat van een structurele tweedeling geen sprake is. Het is dus niet zo dat traditionele achterstandsgroepen als ouderen, werklozen, vrouwen, etnische minderheden en dergelijke, de aansluiting bij de ICT revolutie dreigen te missen en daarmee de bestaande ongelijkheden in positie en kansen zouden verergeren. Constateerbare verschillen in ICT-toegang en -gebruik zijn volgens deze onderzoekers niet structureel, maar lijken door normale mechanismen van de markt vanzelf snel af te nemen.
Verschillen en overeenkomsten In het essay 'De toegankelijkheid van ICT en de kwaliteit van infrastructuur en diensten' stelt Van Dijk dat o p basis van de beschikbare gegevens wel degelijk gesproken kan worden van structurele ongelijkheid met betrekking t o t deelname aan de informatierevolutie. Er zijn volgens hem zeker kanttekeningen te plaatsen bij de metafoor van de 'digitale kloof'. Zo suggereert dit beeld ten onrechte dat het zou gaan om absolute, onoverbrugbare, en statische tweedeling, terwijl er voldoende aanwijzingen zijn om te concluderen dat er eerder sprake is van differentiatie dan tweedeling.
26) L. van Pyk, J. De Maan, S. RiJken(2000)ûlgitallsering van de Leefwereld: een onderzoek naar informatie. en communlcatietechno~ogicen socige ongsllJkheld,Den Ha&: Sociaal Cultureel Planbureau. z7) V. Frissen (2000) De mythe van de digitale kloaf: Cultuur a18 canfrontatle.Advles aan dc staatssecretarisvan OCW, Den Haag
Daarbij gaat het ook n o g eens om relatieve verschillen is onvermijdelijk en ook niet werkelijk verontrustend. die bovendien niet steeds dezelfde groepen in dezelfde Toegang t o t ICT moet niet doel op zich zijn; gekeken mate betreffen. Niettemin zijn er bepaalde verschillen dient te worden naar de doelen die met de nieuwe die gedurende de afgelopen decennia niet significant technologieën gerealiseerd worden. Waar de popugewijzigd zijn. En, zo stelt van Dijk, als er "relatief permanente verschillen aangetroffen worden onder bepaalde categorieën van de bevolking ten aanzien van aspecten van toegang t o t ICT" (p. 9), hetgeen volgens hem het geval is, dan is er toch sprake van een digitale kloof. De opmars van de PC in de Nederlandse huishoudens mag dan een ontegenzeglijk feit zijn, wat er werkelijk toe doet zijn de verschillen
in gebruik en vaardigheden die bepalen of men werke. lijk de vruchten van de nieuwe technologie kan plukken. Hier zijn blijvende en ernstige ongelijkheden t e verwachten, indien de gebruikers overgelaten blijven aan 'de markt'. Dit is een ernstige aangelegenheid omdat ICT volgens deze auteur een sleutelfunctie heeft
lairste internetactiviteiten nog steeds 'games', 'sex', en 'music', en - nu de vrouwen ook beter meedoen het 'chatten' zijn, is er voor de overheid niet bepaald een dringende taak o m de 'achterblijvers' over een vermeende drempel te hijsen. Waar beide auteurs zonder twijfel goed op de hoogte zijn van het relevante onderzoeksmateriaal - waaraan zij beiden zelf het nodige toe bijgedragen hebben -
valt er wel het een en ander af te dingen op de logica waarmee zij hun conclusies bereiken. Zo is het optimisme van De Haan met betrekking t o t de nivellering van verschillen middels 'normale' marktwerking voornamelijk gebaseerd op het tellen van PC's en internetaan-
sluitingen in Nederlandse huishoudens, terwijl hij zelf benadrukt dat het doel niet apparatenbezit op zichzelf is. De meeste internetaansluitingen worden verder van ICT zullen daarom tevens achterblijvers in sociaal- vooral voor triviale consumptie- en amusements35 maatschappelijk opzicht worden. doeleinden gebruikt. Tenslotte zou hij betekenisvollere in het functioneren van de hedendaagse informatieen netwerkmaatschappij. Achterblijvers op het gebied
O p grond van deze vaststellingen meent Van Dijk dat er een serieuze overheidstaak bestaat o m de structurele achterstanden zo niet weg te nemen dan toch te verkleinen en op z'n minst niet groter t e laten worden. Zoals de overheid een taak heeft in de bestrijding van analfabetisme middels onderwijs, zo heeft ze tevens een verantwoordelijkheid voor de preventie van (a?)'digibetisme'. Daartoe dient het principe van de
verschillen in 'toegang t o t ICT' op het niveau van vaardigheden en gebruiksdoelen willen lokaliseren. Van Dijk zelf beaamt alle relativeringen met betrekking tot het concept 'digitale kloof', tot en met de erkenning van de 'rationaliteit' van de 'information want-nots'. Desondanks meent hij dat niet-geïnteresseerden met allerlei prikkels over drempels getrokken moeten worden o m geen tweede- en derderangs burgers te worden.
'universele dienstverlening' als volgt te worden
3. De betekenis van ICT - twee discoursen
omschreven: de overheid heeft een taak in het garanderen van een goede basis infrastructuur en dient internet toegang en e-mail binnen het bereik van iedere burger t e brengen. In zijn reactie getiteld 'Verschillen in toegang t o t de digitale snelweg' laat los de Haan geen twijfel bestaan over zijn visie op deze conclusies. De snelle verspreiding van PC's naar de Nederlandse huishoudens en de
Constructiever dan beantwoording van de vraag wie de cijfers het beste kent en wie op grond daarvan het beste koffiedik kan kijken, lijkt ons evenwel de observatie dat het verschil in positie tussen de beide auteurs verband lijkt t e houden met een verschil in betekenisgeving aan ICT als zodanig. De argumentaties zijn vervat in (minstens) twee verschillende, intern samenhangende conceptuele kaders, modellen,
zeer snelle stijging van het aantal internetaansluitingen of discoursen die indirect verbonden zijn met verschilvan de afgelopen jaren geeft alle reden om optimistisch
len in betekenisgeving aan de technologie en waar te zijn over het verloop van het diffusieproces van ICT deze al of niet goed voor is. Daar direct aan gerelateerd op basis van marktwerking alleen. Er is geen werkelijke zijn vervolgens verschillende concepties van de waarde basis voor de vrees dat bepaalde groepen definitief de van (niet-)gebruik van ICT, evenals van 'de (niet-)gebruiboot zullen missen, laat staan dat de omvang van de Iker' zelf en uiteindelijk de taak van de overheid. achterblijvende groepen gezamenlijk zo rond de door Van Dijk geschatte dertig procent van de bevolking zou liggen. Verschillen zullen er wel blijven, maar dat
In de eerste plaats is het debat doortrokken van een discours waarin ICT als middel, zelfs voorwaarde voor
maatschappelijke participatie en domein voor zelfontplooiing van burgers verschijnt. ICT is in dit vocabulaire vooral middel t o t het genereren en verspreiden van 'informatie' en 'informatie' zelf verwordt t o t een ongedifferentieerde, fundamentele categorie die op het niveau van basisgoederen als water, elektriciteit en elementaire scholing lijkt te komen. 'Informatie' als 'primair goed' en basisrecht, zoals het figureert in politieke en ethische theorieën over verdelende rechtvaardigheid en voorwaarden voor gelijkwaardige participatie in democratische samenlevingen.28) Beide
'De consument
er evenveel van ... of een even dure als ... heeft. In plaats van participatie in een democratische samenleving gaat het veeleer om consumptie patronen in een al of niet verzadigde markt. De Haan is degene die het meest expliciet van dit discours gebruik maakt, met name waar hij het sterkst het bestaan van structurele toegangsverschillen en de ernst daarvan relativeert of z'n optimisme over de werking van de markt met betrekking tot de verspreiding van ICT in de samenleving beschrijft. PC's zijn "luxe consumptiegoederen" (pagina 22) en verspreid
OP de burger centraak?'
auteurs hanteren dit vocabulaire, hoewel niet in even sterke mate en niet o p dezelfde momenten. Van Dijk gebruikt het heel expliciet wanneer hij spreekt over 'digibetisme' als analogie met (an)alfabetisme. Over iemands sociaal-maatschappelijke positie in de 'netwerksamenleving' (waarbij 'netwerk' ongeveer gelijkgesteld wordt aan telecommunicatie- en computernetwerk) die bepalend zal zijn voor in- of uitsluiting van de samenleving als zodanig. O p pagina 12 bijvoorbeeld, 36 maakt hij een naadloze overgang en suggereert bijgevolg een volledige gelijkstelling tussen maatschappelijke uitsluiting en ervaring met en bezit van ICT. Vanuit een dergelijke optiek kunnen degenen die maar niet geïnteresseerd willen raken in ICT, hoe rationeel dat in hun (per definitie) beperkte ervaring ook mag zijn, niet anders verschijnen dan personen die niet echt weten wat goed voor hen is. Zoals de leerplicht spijbelaars weer naar school maant om te leren lezen en schrijven en zich te Ikwalificeren voor de arbeidsmarkt, is de suggestie, zo is op z'n minst sturing, stimulatie en aanmoediging van (a)digibeten gerechtvaardigd. (Potentiële) gebruikers van de technologie zijn in de eerste plaats burgers, en de verspreiding en toegang tot ICT is een sociaal-politieke aangelegenheid. In dit model is het dan ook vanzelfsprekend dat de overheid tamelijk vergaande verantwoordelijkheden heeft. In de tweede plaats is er echter een discours waarin ICT als consumptie artikel en economisch goed figureert. ICT is hier vooral product, of het n u gaat o m 'de spullen' of de diensten. Veel minder dan o m een rechtvaardige verdeling van 'informatie' gaat het nu o m verspreiding en diffusie van spullen en diensten en in plaats van burger i s de gebruiker hier vooral consument. ICT is een artikel waarvan het helemaal niet zo erg, zelfs vanzelfsprekend is dat niet iedereen
ing volgt het bekende model dat ook voor andere luxe producten geldt, "volgens een 'trickle down' principe: de hogere statusgroepen - met name de hogere inkomensgroepen - schaffen deze producten eerst aan en de lagere statusgroepen volgen" (pagina 23). Niettegenstaande zijn beaming van het door Van Dijk benadrukte belang van vaardigheden en gebruik boven bezit van PC's en internetaansluitingen per se, blijft De Haan toch vaak wanneer hij de ernst van verschillen en eventuele overheidstaken en -verantwoordelijkheden relativeert, zijn pijlen vooral weer op 'bezitsverschillen' richten. Bijvoorbeeld op pagina 25: "Ook ten aanzien van het realiseren van andere doelen hebben wij ons in het SCP rapport relativerend uitgelaten over de ernst van de situatie. Voor het contact met anderen en voor de toegang tot overheidsdiensten zijn nog steeds toegankelijke alternatieven aanwezig voor degenen die niet over moderne ICT beschikken. Gewenste informatie Ikan ook via traditionele media verkregen worden en voor de communicatie met anderen zijn alternatieven voorhanden als men geen e-mail of mobiele telefoon heeft. Nietbezitters zullen dan ook niet snel buiten het maatschappelijke leven komen te staan zolang de traditionele toegang t o t informatie en diensten open blijft." O p dezelfde wijze stelt hij, na eerst een verschuiving naar stimulering van vaardigheden toe te hebben gejuicht, dat de jacht op 'content' o m aansluiting te krijgen bij de ervarings- en belevingswereld van consumenten met de nodige korrels zout genomen dient te worden (pagina 26). En juist waar hij expliciet even over de verantwoordelijkheden van de overheid ten aanzien van burgers spreekt, namelijk bij het maken van een analogie met telefoon, TV en krantenabonnement, die evenmin door de overheid verstrekt
28) Zle bljvoorbeeld M.I. van den Hoven (1998) Dlrtributive Ju5tlce and Acces to Informatlon: Slrnple vs. Complex Equality. paper gepresenteerd op CBPE 98, London School of Econgmlcs,
zouden zijn (pagina 28), maakt hij een duidelijke ver-
van de ICT revolutie kunnen het belang van de overgissing. Het telefoonnet, de centrale antenne inrichting heid o m ontwrkkelingen o p het gebied van ICT zo van weleer en de kabel van nu zijn, niettegenstaande veel mogelijk te stimuleren verklaren zonder dat daarbij latere privatisering, wel degelijk door de overheid ook maar eén keer verwezen hoeft te worden naar aangelegd en binnen het bereik van iedere burger enige intrinsieke waarde van ICT-gebruik en 'informatie' gebracht.
voor burgers.
'Waar is dat apparaat precies goed voor?' Wij willen zeker niet stellen dat elke auteur exclusief
één van beide discoursen hanteert. Integendeel, ze maken beiden gebruik van zowel het economische consumptie vocabulaire als van het democratische basisgoed vocabulaire, hetgeen juist de interne tegenstrijdigheden en het 'hinken op twee gedachten' waaraan beiden zich schuldig maken, zou kunnen verklaren. Wel is er sprake van accentverschillen die op cruciale momenten in de beide betogen doorslaggevend worden, waardoor de twee stukken bovendien onevenredig polemisch van toon worden en overeenkomsten in visie uit het zicht verdwijnen. Beide auteurs zijn immers van mening dat de overheid wel degelijk verantwoordelijkheden heeft ten aanzien van kwaliteit en kosten van een ICT-infrastructuur, als ook voor het bieden van publiek toegankelijke faciliteiten. O o k vinden beiden feitelijk dat persoonlijk bezit van PC en internetaansluiting thuis van ondergeschikt belang is ten opzichte van de ontwikkeling van digitale basisvaardigheden voor zover dit arbeidsmarktpositie, sociaal-maatschappelijke positie en kansen raakt.
Aan de andere kant valt niet meer te ontkennen dat een goede positionering in informatie- en communicatienetwerken in de huidige economie en samenleving van invloed is op maatschappelijke positie en kansen. Gegeven dit feit is het dan ook terecht dat een overheid in een democratie zich bezighoudt met de verdeling van door ICT gegenereerde goederen en kansen omdat haar taak onder andere bestaat uit het beschermen van zwakkeren en het streven naar een rechtvaardige verdeling van kansen. Daarbij is het wellicht niet nodig een beroep te doen op een ongedifferentieerd, bijna gemystificeerd begrip van 'informatie' dat dan, naar analogie van basisgoederen als water, elektriciteit, gezondheidszorg en elementaire scholing, onderwerp van rechtvaardige verdelingsprincipes en beleid moet worden. Zoals ook uit het onderhavige debat valt op te maken zijn er meerdere, verschillende doelen die gerealiseerd kunnen worden met ICT. Zijn er verschillende niveaus van toegankelijkheid en beschikbaarheid. Zijn er diverse vormen van gebruik en bijbehorende vaardigheden in het geding. Het is
niet moeilijk daarbinnen enkele doelen, goederen en vaardigheden aan te wijzen waarvoor relevante analoIs er een antwoord te geven op de vraag welk discours gieën gevonden kunnen worden die (op z'n minst nu het meest relevant, adequaat, o f wenselijk is? Een partiële) overheidsverantwoordelijkheid legitimeren
4 . Betekenisvariatie en technologie in wording
keuze is hier niet eenvoudig. Er is immers voor beide betekenissen die niet alleen hier, maar ook elders aan ICT gegeven worden veel t e zeggen. Het valt niet te ontkennen dat ICT vooral 'booming business' is, waarin miljarden omgezet worden. De snelle opeen-
ten aanzien van aspecten van ICT. Als nauwelijks betwiste voorbeelden kunnen hier genoemd worden de garantie van kwaliteit en maatschappij-gerichtheid van basiseducatie op scholen, ondersteuning van relevante bijscholing van langdurig werklozen, subsidië-
volging van modellen, generaties PC's en software, de eindeloze hoeveelheid gadgets, trendy spullen en de door De Haan terecht benadrukte dominantie van 'games, sex en muziek' in internetgedrag bevestigen vooral een beeld van uit de bocht vliegend, hijgerig consumentisme waar een verantwoordelijke overheid
ring van non-profit instellingen, organisaties en initiatieven met een bepaald maatschappelijk, sociaal of ideëel nut, investering van gemeenschapsgelden in infrastructuren en openbare voorzieningen. Bij al deze voorbeelden kan men zich voorstellen hoe de uitvoering en concretisering van overheidstaken in deze verbonden
eerder afzwakkend dan aanvurend in zou moeten kan worden met ICT zonder overigens t e refereren optreden. De zelden genoemde schrikbarende stijging aan een plicht t o t bestrijding van digitale tweedelingen o f kloven, of een nieuw burgerrecht op 'inforin energieverbruik die deze ontwikkeling met zich meebrengt zou eerder een oproep t o t matiging recht-
matie'.
vaardigen dan het ter beschikking stellen van nog meer, nog betere faciliteiten aan nog meer mensen. De enorme economische en arbeidsmarkt effecten
Hoewel de constatering van het functioneren van deze twee vocabulaires wellicht de vraag oproept welke
37
van de twee het juiste, het meest waarheidsgetrouw is, zijn er meerdere redenen waarom deze vraag niet zo eenvoudig te beantwoorden is. In de eerste plaats kan worden geconstateerd dat op institutioneel niveau de scheidslijn tussen overheid en markt de afgelopen decennia minder scherp is geworden. Enerzijds zien we dat de politiek en de overheid steeds meer in markttermen zijn gaan denken, hetgeen niet alleen t o t uitdrukking komt in de grootschalige privatisering van publieke voorzieningen, maar bijvoorbeeld ook in de opvallende opkomst van het consumentenjargon in politieke programma's en in nota's van de overheid. Anderzijds groeit de aandacht voor de publieke dimensie van de markteconomie, wat onder andere t o t uitdrukking komt in - de discussies over maatschappelijk en ethisch ondernemen (denk daarbij bijvoorbeeld aan de koerswijziging van Shell na de kritiek o p het beleid met betrekking t o t de ontmanteling van de Brent Spar en de oliewinning in Nigeria of aan de reclamecampagnes van Benneton). Deze maatschappelijke ontwikkelingen hebben er onvermijdelijk toe geleid dat de twee onderscheiden discoursen (niet alleen bij Van Dijk en De Haan) meer vermengd
dominant wordt, wordt dus niet zondermeer bepaald door de technologie zelf, maar is mede de uitkomst van een proces waarin concurrentie, onderhandeling, uitsluiting en coalitievorming een rol spelen. Van groot belang is dat dit proces zelf van directe invloed is op het verdere ontwikkelingstraject van de technologie in kwestie. Bij sommige technologieën eindigt een periode van betekenisvariatie in 'stabilisatie', waarna de technologie in kwestie een relatief vaste vorm, eenduidige betekenis en vanzelfsprekend gebruik krijgt. In andere gevallen gaat dit proces door en leidt een bepaalde betekenisvariant tot de ontwikkeling van een nieuwe variant van het artefact, waarbij eerdere varianten soms van het toneel verdwijnen, maar tevens de mogelijkheid bestaat dat meerdere varianten naast elkaar blijven bestaan, elk met een eigen gebruikscontext en 'doelgroep'.
AI deze zaken lijken voor ICT alleen maar in versterkte mate aan de orde te zijn. De schijnbare eenduidigheid van het woord 'PC' verhult immers niet dat het hier om een extreem multifunctionele technologie gaat, die bovendien geen dag dezelfde lijkt te blijven. Waar 38 zijn geraakt en er dientengevolge niet (langer) steeds het spreken over 'betekenisvariatie' en 'interpretatieve sprake is van een eenvoudige keuze voor één van beide. flexibiliteit' in relatie t o t een technisch artefact als een fiets, een keukenmes of een benzinemotor nog verassend kan zijn, lijkt dat voor computers eerder een concrete, Er is nog een tweede reden aan de mogelijkheid van een dergelijke eenvoudige keuze te twijfelen. De dagelijkse ervaring t e zijn. Hoe moet men een apparaat karakteriseren waarmee men 's ochtends weer- en hedendaagse techniekfilosofie en -sociologie heeft verkeersinformatie opvraagt, op het werk met collega's geleerd dat de ontwikkeling van iedere nieuwe techcommuniceert, in de lunchpauze een vakantie boekt, nologie een fase kent waarin precies op dit niveau bankzaken regelt en de laatste foto's naar familieleden van betekenisgeving onzekerheid, o f 'interpretatieve stuurt, 's middags een tekst redigeert en een begroting flexibiliteit' bestaat. Juist vragen als wat een nieuwe techniek, apparaat, of instrument 'in essentie' is, waar doorrekent, dat men 's avonds raadpleegt voor een recept voor hazenpeper, en dat men tenslotte nog het precies goed voor is en voor dient of wat de karakteristieken zijn van de beoogde gebruiker, liggen eens aanzet om een spel met de kinderen te spelen? dan n o g open. Het is niet zo dat ontwerpers en tech- Voor de algemenere term 'ICT' geldt al helemaal dat die zo'n brede lading aan technieken, apparaten, nici dit bepalen en geheel kunnen vastleggen. Bij dit diensten, programma's en praktijken moet dekken, proces zijn verschillende partijen en sociale groepen betrokken. Ook marketeers, journalisten, beleidsmakers, dat het tamelijk zinloos is te trachten een omvattrendwatchers, en vooral ook allerlei mogelijke groepen tende functionele definitie of gebruiksdefinitie te vinden. Daarom is het evenzeer zinloos te proberen gebruikers en niet-gebruikers geven in die eerste fasen, vanuit diverse motieven en belangen betekenis- om te beslissen welk van beide discoursen het meest sen aan de nieuwe technologie die ver uiteen kunnen aangewezen is en de technologie het meest adequaat karakteriseert. lopen en vaak sterk afwijken van wat de ontwerpers voor ogen hadden.29) Welke betekenis uiteindelijk
Omgekeerd betekent het feit dat deze technologie
29) gen goadyooibesld van de invloed van üg gcbr~iketcop het gebied van de i& vormt de ontwlkkgllng van Minitel in Frankrijk In het begin van ae jaren pitlhlg. HOBwe/Mlfll~dzowel doorpalltlel als technici was bedoeld als een syrteem ten üehoeve van Informatíevoorzlenlngvla het tdefoonhehyerk,werd het door de ovargrgte'meerderhefsl van de gebruikers met hulp van hackers al snel omgevormd tot een onderling communlcallaSysteam,De overheid, dh aanyankellJkzeer verbolgen reageerde op het 'mbbruik', zag rkh al spoedlg gedwongen te capituleren voor dit 'heronhverp' door de gebrylkers cv paste het systeem aan. Zle Hans Achterhuis (red), Van stoommachine tot cyborg. Denken over techniek In de nieuwe wereld, Amdsrdanfl997, blz. 32
-
zich zowel uitstekend laat beschrijven als luxe
geheel onverlet dat het ook mogelijk is over ICT in
consumptie goed als basisgoed, ruimte laat voor keuzes. De technologie is immers bepaald niet uit-
andere termen t e denken. En ook al wordt het internet binnen Nederlandse huishoudens n u voornamelijk gebruikt voor amusementsdoeleinden, dat bewijst
ontwikkeld of gestabiliseerd en dit is, niet alleen gezien het alom erkende ontwikkelingspotentieel en niet dat daarom het consumptie vocabulaire in het de grootschalige investeringen, ook niet snel - en algemeen het beste is. M e n kan evengoed stellen dat misschien wel nooit30) - t e verwachten. Dit betekent daarmee duidelijk wordt hoezeer de dominantie van vervolgens, dat verschillende varianten waar gemaakt dat Vocabulaire al aanbod en gebruik van het interkunnen worden - en dat op een wijze waarbij ze ofwel naast elkaar geldig zullen zijn, ofwel de één uiteindelijk de andere wegdrukt. Als diverse overheden bijvoorbeeld besluiten hun informatie en diensten in toenemende mate via internet beschikbaar te maken, dan is dat op zichzelf een significante stap in
net hebben bepaald en hoezeer wellicht kansen gemist worden wanneer dat vocabulaire dominant is.31)
Zonder de sturingsmogelijkheden van de overheid te willen overdrijven kan bij dit alles toch aangetekend worden dat de overheid een niet te onderschatten de richting van het onmisbaar maken van het internet actor is in het proces van betekenisgeving en voor burgers - hetgeen vervolgens de verantwoorde- daarmee meer of minder indirect aan de vormgeving lijkheid van die overheden vergroot zorg te dragen van toekomstige technologische ontwikkelingen kan voor de beschikbaarheid en de toegankelijkheid (ook bijdragen. Zelfs indien exclusief van het markt- en in termen van basale vaardigheden) van het internet consumptievocabulaire gebruik gemaakt wordt, is de voor die burgers. Als, in contrast, het internet overheid daarbinnen aanwezig als grootgebruiker en overgelaten wordt aan 'de markt' van amusement en - afnemer, investeerder en reguleerder, Daarom zou commerciële diensten, dan zal dit wellicht o p termijn de overheid, niettegenstaande de evidentie van een bepaalde richting in de huidige ontwikkelingen, toch het karakter van het internet bepalen en zal de rol van de overheid eerder beperkt worden tot consumen- de verantwoordelijkheid kunnen nemen zich actief en tenbescherming en het garanderen van een juridische creatief op te stellen bij de vraag welke versieb) ze (mede) waar wil maken. structuur met betrekking t o t zaken als copyright, elektronisch betalingsverkeer en dergelijke. M e t andere woorden, bij dergelijke multifunctionele, flexibele en zich snel ontwikkelende technologie is het wellicht van groter belang na te denken over de vraag wat de betekenis zou kunnen zijn of behoren te worden en wat daar voor nodig is, in plaats van te twisten over de vraag wat die betekenis nu is. De verspreiding van ICT, en met name die van PC's en internetaansluitingen kan wellicht goed beschreven worden in termen van marktwerking van consumptiegoederen - en op basis daarvan mag dan ook een verdergaande verspreiding t e constateren zijn, waarbij bovendien gevonden verschillen tussen sociale
Internet en 'De derde weg': publieke ruimte ICT i s niet gelijk aan het internet en 'digitale vaardigheden' zijn niet hetzelfde als kunnen surfen op het World Wide Web. Niettemin worden de argumenten en
voorbeelden van beide auteurs toch vooral toegespitst o p het internet. Daarom is het des te opmerkelijker dat de impliciete tegenstelling van vocabulaires zoals in deze bijdrage aan de orde gesteld werd, beperkt blijft tot 'de markt' versus 'de overheid'. Immers, met betrekking t o t het internet is er, naast de besproken twee vocabulaires, een derde mogelijkheid beschikbaar die wel in de literatuur besproken wordt32), maar die bij geen van beide auteurs expliciet aan bod komt. groepen door de aard van de gekozen termen geens- Tegenover een betekenisgeving aan het internet in termen van markt- versus overheidsdomein wordt ook zins aanleiding t o t bezorgdheid geven. Dit laat
39
wel gewezen op de potentie die het internet heeft als die vrouwen op het internet aan het maken zijn, nieuwe publieke ruimte. Een publieke ruimte is dan namelijk dat hun internetgebruik zich voornamelijk tot een "vorm van openbaar gebied met een maatschap- het zogenaamde 'chatten' lijkt te beperken, gezien pelijke functie, waar geen enkel privaat of politiek vanuit het discours van ICT als publieke ruimte en belang prevaleert boven de sociale belangen van het maatschappelijk middenveld, in een ander licht komen collectief dat er gebruik van maakt."33) Juist in deze te staan. In plaats van de suggestie dat het hier om betekenis heeft het internet aanleiding gegeven tot vele enthousiaste, zelfs utopische toekomstvisies met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke waarde
een weinig waardevolle digitale variant van 'kletsen' en 'roddelen' zou gaan, kan men dit verschijnsel wellicht beter begrijpen als het benutten van ICT als
van ICT. Enige ontnuchtering is inmiddels wel opgetreden, met name door de vergaande commercialisering van het internet, en de (pogingen tot) juridische controle op aanbod en inhoud. Niettemin biedt het internet ruimte aan vele honderdduizenden meer en minder bloeiende gemeenschappen waar noch de markt, noch de overheid een bepalende rol spelen, en die voor de betrokkenen waardevol zijn op een wijze die door interpretatoren vergeleken wordt met tradi-
publiek domein voor uitwisseling van ervaringen en informatie en het onderhouden van sociale contacten.35)
tionele publieke ruimtes als de negentiende-eeuwse koffiehuizen, het openbare park, of de opiniepagina
non-profit en ideële instellingen zoals patiëntenverenigingen en vrijwilligersorganisaties, juist met het oog
Hoewel het eigen is aan publieke domeinen dat deze niet door overheid of commerciële instellingen bepaald worden, ligt hier wellicht toch een heel zinnige overheidstaak. Men kan bijvoorbeeld denken aan het subsidiëren en/of faciliteren van ICT gebruik door
in het dagblad. Ook al zijn dergelijke publieke ruimtes op deze functie van het internet. Een gerichter beleid doorgaans uiteindelijk wel overheids- of privé-eigendom, kenmerkend is dat de deelnemers of gebruikers 40 ervan zelf bepalen wat er gebeurt en hoe dat gebeurt De functie van publieke domeinen is de realisatie van
op dit punt zou bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan de vrijwaring van dergelijke gemeenschappen van commerciële exploitatie, zoals denkbaar is wanneer een farmaceutisch bedrijf faciliteiten ter beschikking stelt aan een patiëntenvereniging.
bepaalde maatschappelijke goederen, zoals in de huidige maatschappij met name "vrije recreatie, openbare ontmoetingsplekken, open informatie- kennis- en M e t dit laatste voorbeeld wil niet gezegd zijn dat de ervaringsuitwisseling". De functie ervan kan verder particuliere sector niet samen Ikan gaan met het geneomschreven worden in termen van "socialisatie, reren en onderhouden van publieke ruimtes. Het sociale cohesie, ontspanning."34) Kortom, het gaat tegendeel is waar, ook wat betreft het internet. Toch hier om iets dat van vitaal belang is voor open is er herhaaldelijk op gewezen dat juist een commersamenlevingen, maar dat volgens vele cultuurcritici
cieel belang op de achtergrond de neiging heeft de
onder invloed van commercialisering, privatisering en de dominantie van economische en bureaucratische
authentieke functie van publieke ruimtes vroeg of laat uit te hollen. En hoewel publieke ruimtes juist als
discoursen sterk onder druk staat. Als voorbeelden van een dergelijk gebruik van het internet kunnen genoemd worden discussielijsten rond een bepaald thema, algemene Usernet-groepen, open IRC-kanalen, open-source producten (zoals het besturingsysteen Linux en sinds kort de Netscape browser), en 'public domain software', of het experiment met 'De Digitale Stad'. Zo kan ook de kanttekening die beide auteurs plaatsen bij de 'inhaalslag'
zodanig functioneren door het eigen initiatief van de deelnemers en het ontbreken van inmenging en sturing van buitenaf, kan een overheid die waarde hecht aan een dergelijk 'maatschappelijk middenveld' wel degelijk bijdragen aan het creëren en in stand houden van de mogelijkheid ervan - en zo één van de beloften van de technologie helpen waar t e maken.
6. Netwerken in de Delta: driehoek van overheid, markt en burger? Welke positie neemt DGTP van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in bij het krachtenveld van drie onderscheiden discoursen met betrekking tot de aard en de betekenis van de ICT? Het beleid van DCTP ten aanzien van ICT-voorzieningen is verwoord in de nota 'Netwerken in de delta; eerste klas voorzieningen voor netwerkeconomie en informatiemaatschappij'. Wanneer we deze nota lezen vanuit de vraag hoe daarin de verhouding ligt tussen de twee verschillende discoursen met betrekking tot aard en betekenis van ICT - gebaseerd op respectievelijk het 'democratische basisgoed vocabulaire' en het 'economische consumptie vocabulaire' - , dan merken we het volgende op.
Het speciale hoofdstuk gewijd aan 'maatschappelijke belangen' wordt dan ook niet zozeer aangegrepen om tegenover het dominante marktdenken de betekenis van ICT als maatschappelijk waardevol goed voor burgers naar voren te halen. Juist daar wordt duidelijk hoe de maatschappelijke belangen die gemoeid zijn met ICT toch vooral geïdentificeerd en gedefinieerd worden in relatie tot het (economische) marktvocabulaire. Zo wordt aan de vraag naar de toegankelijkheid van ICT voor iedereen - vertaald in de vraag of het beginsel van universele dienstverlening en het daarin gegarandeerde 'basispakket' uitgebreid moet worden - slechts een paar regels gewijd. In die paar regels wordt vervolgens gesteld dat de 'concurrerende markt' haar werk goed doet, hetgeen blijkt uit het bestaan van een 'voldoende gevarieerd aanbod' (pagina De primaire betekenis die ICT in deze DGTP-nota 38). Met andere woorden, het probleem dat de aanheeft gekregen is die in termen van het economische leiding vormt voor het debat waarvan dit essay deel vocabulaire. De inleiding laat daarover geen misveruitmaakt, de vraag naar de digitale kloof', wordt uitstand ontstaan: "Ontwikkelingen als globalisering en sluitend gedefinieerd én geëvalueerd in markttermen. individualisering van de ICT-markt, bevestigen de juist- De conclusie verbaast dan ook nauwelijks. Meer heid van het uitgangspunt dat de markt haar werk ruimte krijgen het 'maatschappelijke belang', 'veiligmoet doen en dat de overheid er goed aan doet daar- heid' en 'betrouwbaarheid'. Deze thematiek krijgt als voor de nodige randvoorwaarden t e scheppen. De volgt betekenis: "Voor de verdere groei van de 41 inspanning blijft gericht op een open en concurrerende economie en in het bijzonder de ICT-sector wordt een veilige en betrouwbare infrastructuur steeds belangmarkt voor de (te1e)communicatie-infrastructuur, alsmede op het scheppen van een stimulerende rijker" (pagina 38). Vervolgens passeren thema's als omgeving waarin ruimte is voor experimenten en ryptografie, elektronische handtekeningen, privacy,
vaak ge;+S@$
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
innovatie" (pagina 7 ) . Hoewel in de ondertitel gemaakt wordt van 'netwerkeconomie' en 'infor maatschappij', wordt ICT voornamelijk gezien als groeisector in de economie, als motor van de economie en middel tot participatie in de economie. Voorzover de 'informatiemaatschappij' aan bod komt is het niet of nauwelijks in haar sociaal-maatschappeiijke, culturele of politieke betekenis. De taak van de overheid begint pas waar 'de markt' en 'marktpartijen' gaten laten vallen: de overheid moet vooral faciliteren en eventueel reguleren en sturen; wat ze moet faciliteren en in welke richting ze moet sturen ofwel het doel waarop ze gericht is in haar activiteiten, is wederom voornamelijk gesteld in termen van markt en economie. Een kwalitatief hoogwaardige infrastructuur dient gegarandeerd te worden aan bedrijven en burgers, maar die burgers blijken, waar hun belangen en positie concreet wordt gemaakt in de tekst, vooral consumenten te zijn op de markt, die concurrerende prijzen, variatie en keuze in het aanbod moeten krijgen.
op de mark's.' n fvaudepreventie de revue, vanuit het oogpunt van nsumenten bescherming, vertrouwen in het medium als voorwaarde voor de ontwikkeling van e-commerce en preventie van schade en dergelijke. Maatschappelijke belangen, zo lijkt het, zijn vooral relevant voor zover ze een mogelijke hindernis of rem vormen voor de verdere groei van de netwerkeconomie. De rol van de overheid in sociaal-politieke zin is feitelijk geheel vertaald in (of gereduceerd tot) het economische vocabulaire; daarin verschijnt de overheid dan vooral als dienstbaar aan economische processen en de dynamiek van de markt. Het signaleren van problemen gebeurt in termen van en in relatie tot dit vocabulaire. De oplossingen en evaluaties van die oplossingen eveneens. leder vocabulaire maakt specifieke zaken zichtbaar en benoembaar, maar ieder vocabulaire heeft ook z'n eigen blinde vlekken. Wanneer er sprake is van één dominant vocabulaire kunnen zaken die alleen vanuit een ander perspectief gezien kunnen worden, die alleen in een
ander vocabulaire benoemd kunnen worden, niet geïdentificeerd en dus ook niet beoordeeld, geanalyseerd of reden voor gericht beleid worden. De dominantie van het economische marktdenken bij de overheid is niet toe te schrijven aan het DCTP. De consequenties en mogelijke ongerijmdheden ervan worden echter wel juist daar voelbaar waar traditioneel maatschappelijke consensus ten aanzien van het publieke karakter van voorzieningen en taken bestond. Wanneer de waarde van ICT, ook voor de overheid, voornamelijk in economische markttermen benoemd wordt, is het logisch dat een eventuele overheidstaak vrij beperkt is (en bijvoorbeeld niet in gaat op een mogelijke overheidsrol met betrekking t o t ICT en het genereren en beschermen van zoiets als publieke ruimtes). Een dergelijke positie is een politieke keuze; ze kan echter niet beargumenteerd of onderbouwd worden vanuit een gegeven aard of maatschappelijke betekenis van ICT - laat staan vanuit wat die betekenis zou kunnen of horen te zijn.
42
Zo vlak tegenover het Binnenhof bevinden wij ons natuurlijk in het hart van de Nederlandse politiek, zo zegt de heer Van Grieken. We gaan vanmiddag echter iets anders te werk dan in ons parlement gebruikelijk is. De volksvertegenwoordiging is daar in een halve cirkel rond de ministerraad gegroepeerd, en staat zo model voor de manier waarop we in Nederland politiek bedrijven: we zitten met zijn allen in hetzelfde blok, en proberen gezamenlijk "eruit te komen". Ons poldermodel is gebaseerd op consensus: de een vindt A, de ander vindt B, en vervolgens proberen beiden zo snel mogelijk elkaars hand te grijpen om C te ontdekken. In het Britse parlement gaat dat heel anders. Daar zit men recht tegenover elkaar: de regering, bedenker van het beleid, rechts en de oppositie links. Beslissingen komen daar op een heel andere manier tot stand. De taak van de oppositie is duidelijk: van alles wat door de regering bedacht wordt, moet worden aangetoond dat het niet klopt! Dit moet worden aangetoond op basis van deugdelijke, inhoudelijke argumenten. Als dat niet lukt, dan is het beleid kennelijk goed onderbouwd. De mogelijkheid het er niet mee eens te zijn blijft open, maar aan de onderbouwing ligt dat dan niet. O p deze wijze zal vanmiddag worden gewerkt. Zoals de heer Weck al aangaf, is het niet de bedoeling dat aan het eind van de middag besluiten worden genomen. Het is juist de bedoeling dat de deelnemers, ieder met zijn eigen deskundigheid en vanuit zijn eigen achtergrond, vrij van gedachten wisselen, echter los van het dagelijks functioneren. Er zijn zes debaters bereid gevonden een inleiding te verzorgen. Onder hen drie auteurs van de essays. Aan de debaters is gevraagd om voor of tegen t e pleiten, op grond van hun kennis. De heer Van Grieken wijst er met nadruk op dat de sprekers niet noodzakelijkerwijs hun eigen mening zullen geven. Het gaat om hun kennis van het onderwerp. Zij hebben hun argumenten voor of tegen zo scherp mogelijk neergezet. Dit biedt namelijk een goede basis voor een discussie, omdat dan de uitersten bekend zijn. Uit meningsverschillen ontspringt immers de waarheidl O p basis van goede argumenten zou er een visie kunnen komen bovendrijven, die weer kan dienen als basis voor beleid.
zijn het woord t e nemen, waarbij zij duidelijk stelling nemen, maar waarbij zij niet noodzakelijkerwijs hun eigen mening verwoorden. Het gaat erom creatief en constructief te denken, om te zoeken naar de geschilpunten. Dat is interessanter dan waar we het ai over eens zijn.
47
40
In; sprekers PROICONTRA
clnive: sileil TwrÌ:c Van Dijk pleit voor internet als essentiële voorziening i n de moderne maatschappij. Hij constateert dat de digitale tweedeling toeneemt. in dat kader moet er
heel wat gebeuren. Het belangrijkst is, naar zijn mening, aanpassing van het beginsel der universele
daarop snel (dus online) kan reageren. over twee jaar worden de eerste experimenten verwacht met stemmen via internet.
- het netwerk gaat steeds meer functioneren als medium voor hulpverlening en contacten. Het 5
levert een bijdrage aan gemeenschapsvorrning, niet
dienstverlening.
als vervanging voor ontmoetingen maar als ondersteuning daarvan. internet is op weg om een essentiële voorziening te daar zouden de nieuwe worden in elk huishouden. Het i s het begin van een media vitale diensten Ikunnen verlenen, bijvoorbeeld nieuwe infrastructuur in onze maatschappij; het zenuw- o p het gebied van alarmering. Juist op dat vlak constelsel van onze toekomstige maatschappij wordt aan- stateert Van Dijk dat met name ouderen de aansluiting gelegd. Die toekomstige maatschappij zal geen pure missen. 'online zaak' zijn, maar een combinatie van sociale- en medianetwerken. De oude media kunnen weliswaar het nodige, maar Het mag zo zijn dat de bestaande voorzieningen de nieuwe Ikunnen meer. De digitale Ikloof is een dus de oude media - nu nog los van elkaar de mogelijk- kwestie van relatieve verschillen; geen absolute zoals heden bieden o m maatschappelijk te participeren. Dit bijvoorbeeld armoede, maar sommige mensen zullen is echter in hoog tempo aan het veranderen. Een aantal er beter door kunnen participeren dan anderen, en voorbeelden: verwerven daardoor een structurele voorsprong. mensen die geen aansluiting hebben vissen achter het net Bijvoorbeeld bij het online reserveren van plaatsbewijzen
Uit alle onderzoek tot nu toe blijkt dat de digitale tweedeling - soms zelfs drie- of meerdeling - toeneemt. De informatie-elite tegenover de zogenaamde het wordt steeds belangrijker dat men digibeten.
CONTRA: Jos de Haan, CCP Er zijn vele belangrijke zaken in het leven: onderwijs, gezondheidszorg, werk, democratische grondrechten en sociale zekerheid. Toegang tot internet behoort volgens De Haan niet in dat rijtje thuis. Internet is een middel om bepaalde doelen te bereiken en geen doel op zichzelf. Voor een snel groeiende groep mensen is internet een gemakkelijk en efficiënt middel. Internet wordt dan ook het meest gebruikt voor spelletjes, seks en muziek. Dit vermaak behoeft volgens De Haan geen overheidsondersteuning. Dan is er nog een groep 'information want-nots', personen die om begrijpelijke en rationele redenen geen gebruik van internet willen maken. Zij hebben nauwelijks behoefte aan de informatie die digitaal wordt aangeboden of vinden de barrière tot de technologie t e hoog. Zij blijven de voorkeur geven aan traditionele media, middels welke de gewenste informatie óók nog steeds te krijgen is. Personen die geen gebruik van internet maken, zijn dan ook niet uitgesloten van het maatschappelijk leven. Zij missen geen toegang tot essentiële voorzieningen. 50
Jan van Dijk. tweede tet-tniln Internet is een medium, aldus Van Dijk, veel meer dan alleen maar een instrument. Vanaf nu is het een manier om als burger volwaardig te kunnen functioneren op velerlei terreinen in de maatschappij. Om dat t e realiseren is het principe van universele dienstverlening noodzakelijk. Nu nog volstaat smalbandig internet, op termijn zal breedbandinternet nodig zijn. In het land van de marktwerking, de Verenigde Staten, wordt gezegd dat breedbandverbinding nu al aan de orde is als het gaat om uitbreiding van universele dienstverlening. Van Dijk stelt zich wat gematigder op en geeft aan dat universele dienstverlening op korte termijn betekent: smalbandig internet voor elk huishouden en een aanpassing van universele dienstverlening op vier punten: . een minimum aan diensten, zoals e-mailvoorziening (adres en server) - kwallteit van diensten. Deze wordt met name voor Verkeer & Waterstaat steeds belangrijker, want wat we recent hebben meegemaakt met UPC i s nog maar het begin - kwaliteitsvoorzieningen op het gebied van privacy en service. Geografisch moet iedereen een aansluiting krijgen. De spreekwoordelijke weduwe uit Appelscha zal zich bij wijze van spreken vermenigvuldigen, juist nu de markt deze infrastructuur aan het aanleggen i s tenslotte zou het moeten gaan om betaalbare diensten voor iedereen, naar nationale maatstaven. Dat betekent voor de overheid een inkomens- en tariefpolitiek, om te voorkomen dat vla monopolievorming toch verschillen zullen ontstaan.
PRO:
Er kan dus niet gesproken worden van een digitale kloof, met aan de ene kant 'haves' en aan de andere Ikant 'have-nots'. Vooralsnog is niet te verwachten dat er personen uitgesloten raken omdat zij niet over internet beschikken. De verspreiding van ICT gaat snel; steeds meer mensen ontdekken het gemak en de snelheid van het medium internet. Verdere toename van het aantal internetgebruikers is t e verwachten op grond van: - toenemende gebruiksvriendelijkheid - dalende prijzen voor apparatuur CONTRA: JSS de Maan. tweede ier'inijn Van Dijk, zo zegt De Haan, sprak over het internet als - stijgende gebruiksmogelijkheden "het nieuwe zenuwstelsel van onze maatschappij". Hierdoor zullen meer mensen verleid worden om Volgens Van Dijk zal de toekomstige maatschappij internet boven andere media te prefereren; verspreiding daar voor een groot deel op berusten. Nieuwe media zouden meer kunnen dan oude media. De Haan is van ICT zal door marktwerking bereikt worden. Internet is daarmee niet essentieel in de betekenis dat echter van mening dat de oude media vooralsnog voldoende alternatieven bieden om mensen die niet de overheid zorg moet dragen voor aansluitingen in alle huishoudens. Dit zou slechts leiden tot een groot aan het internet willen, de mogelijkheid te geven om aan het maatschappelijk verkeer deel t e nemen. niet-gebruik van aanwezige voorzieningen; vergelijk het maar met de vele 'verstopte' pc's die op zolders Van Dijk voerde een aantal voorbeelden aan, op staan als gevolg van de vele pc-privé projecten. Voorzieningen moeten immers passen binnen de leef- grond waarvan het internet superieur zou zijn ... zo had hij het over volgeboekte hotels en theaterzalen..... stijlbehoeften van mensen en aansluiten bij de aanDe Haan meent dat, als men op tijd boekt, wezige vaardigheden. Die vaardigheden worden in dit niet via het internet hoeft. Het is een Ikwestie van steeds grotere mate - in het onderwijs en op de werkvloer - opgedaan. Vertrouwdheid daarmee zal bij timing en heeft niets met media t e maken. Een aantal vacatures zou men op internet kunnen de toekomstige ouderen leiden tot meer gebruik.
-
opzoeken. Op het Arbeidsbureau weet m ook van! Daar z i t vast wel iemand die ha een computer en de vrager behulpzaam wil zijn. Veel vacatures voor mensen die niet met internet kunnen omgaan worden overigens nog op traditionele wijze aangeboden, Er wordt nu geëxperimenteerd met digitaal stemmen. Om democratische redenen is het niet wenselijk als dat op andere manieren niet meer kan. Het stemmen met een potlood zal voorlopig vast nog niet worden afgeschaft. Sociale hulp zal waarschijnlijk toch face-to-face blijven geschieden. Misschien geeft digitale interactie wel een extra impuls, maar dat is nu nog niet te zeggen. Als het persoonlijk contact echter niet meer de basis is voor sociale hulp, dan ziet de toekomst er volgens De Haan somber uit. Van Dijk pleitte voor universele dienstverlening; iedereen moet een e-mail adres hebben en een server. Nu al is zichtbaar hoe snel de verspreiding van internet plaatsvindt, met name dankzij de komst van internetproviders die diensten gratis aanbieden. Dit is een proces dat stukje bij beetje verder gaat; inspanningen van de overheid lijken hier niet noodzakelijk t e zijn. De kwaliteit van diensten zou volgens Van Dijk een stimulans van de overheid vereisen. De Haan verwacht dat de marktwerking uit zichzelf wel voor kwaliteitsverbetering zal zorgen. De kwaliteit zal een van de argumenten zijn om in business te blijven.
De kern van het debat, zo stelt Van Grieken, is duidelijk. De primaire vraag is: is breedbandig internet een essentiële voorziening? Missen mensen iets als zij die breedbandige internetaansluiting niet hebben? Een voorstander wijst op de mogelijkheden van bijvoorbeeld teleleren en -werken, Die nieuwe diensten worden nu ontwikkeld en zullen niet via telefooninfrastructuur of via de kabel worden aangeboden, zoveel is duidelijk. Iemand die geen toegang tot breedband infrastructuren heeft, zal ervan verstoken raken. Het effect daarvan zal zijn dat men gaat wonen in gebieden waar de woningen zijn aangesloten op die nieuwe infrastructuur. Zo wordt nieuwe gettovorming in de hand gewerkt. 'Content', is het woord. Deze content zal zeer veel bewegende beelden bevatten (bijvoorbeeld bij onderwijs). Om videokwaliteit t e kunnen transporteren is breedband internet nodig. Een tegenstander geeft echter het volgende in overweging: breedband internet zal op termijn niet de enige mogelijkheid zijn. Er zullen oude media blijven bestaan; neem als voorbeeld de krant. Ook boeken zullen niet verdwijnen. Zaekmachines op internet geven weliswaar veel mogelijkheden, maar de gevonden criteria worden niet verder bewerkt. Het aanleggen van ICT-infrastructuur wordt ook wel gezien als het aanleggen van een echte weg of straat. Deze moet, aansluiten op andere openbare wegen. De burget' moet de mogelijkheid van een
zijn vooral gebaseerd op de aarmee is de vraag of het
bepaald artikel beschikt
eer websites via
51
welke men kan communiceren metebuurtgenoten. Een belangrijk onderwerp is bijvoorbeeld leefbaarheid. Men wil communiceren met de plaatselijke overheid, de woningbouwvereniging, de politie. Ze zijn ondenkbaar als er geen breedbandaansluiting voor iedereen is.
52
Conclusie CONTRA 90s (je b{a;$n
De stelling is in de tegenwoordige tijd gesteld. Er zijn veel argumenten aangevoerd over de toekomst; daardoor krijgt de shadow of the future een oneigenlijk groot gewicht. Het gaat er immers om of we internet nu als een essentiële voorziening moeten beschouwen. Een van de tegenstanders wijst erop dat we het De contra’s hebben veel voorbeelden gegeven die aldoor over breedband internet hebben. Telkens duidelijk maken dat er genoeg mogelijkheden zijn om weer wordt het voorbeeld van het transporteren van door middel van traditionele media te doen wat men, videobeelden genoemd - is dat essentieel? Moet de maatschappelijk gezien, ambieert. overheid daar voorzieningen voor treffen? Voor de primaire contacten volstaat ook het smalbandig Conclusie PRO internet. J a n van Dijk Zoals is gezegd is breedband infrastructuur op termijn zeker zo belangrijk als het wegennet; dezelfde problematiek en dezelfde noodzaak zal zich voordoen. Het is waar dat oude media veel kunnen betekenen, maar de nieuwe media, waaronder het internet, bieden een meerwaarde, namelijk die van interactiviteit, snelheid, audiovisuele ondersteuning die de oude media niet bieden. Sommige bevolkingsgroepen zullen minder kansen krijgen als zij niet kunnen beschikken over nieuwe media.
54 4
. , ', ..) ~
,
':
;.:
,<,".;.
Consuínc.ritc.n%i:>ild
De meeste science fiction films laten een diepe kloof tussen de zgn. haves en have-nots zien. De eerstgenoemde groep heeft de beschikking over het nieuwste van het nieuwste op technologisch gebied. De slaven en slavinnen aan de andere kant voeren, aan de onderkant van de samenleving, slechts opdrachten uit. Overtredingen worden gestraft met de beste en nieuwste Big Brother technologie, en eindigen niet zelden in een kille, genadeloze of zelfs geautomatiseerde dood. Dat is de ultieme verbeelding van de digitale kloof.
-
meer beschikbaar stellen aan bedrijven in de nieuwe economie. We hebben de overheid nodig om de economische vertraging te doorbreken de overheid moet het tempo van ontwikkeling naar de informatiemaatschappij verhogen, en ervoor zorgen dat iedereen dit kan bijbenen. De lagere inkomensgroepen mogen niet blijven zitten met een smalle bandbreedte en een tweedehands computer
- overheidsinvesteringen moeten helpen: internet
werd onder andere ontwikkeld door grote investeringen van het Pentagon, ten behoeve van wapen- en communicatietechnologie
- het i s een goede zaak als de overheid netwerken Deze kloof komt volgens Koole huiveringwekkend dichtbij. Het ontbreekt ons aan helden die deze
bouwt en beheert, het i s goed voor de concurrentie. Concurrentie op gebied van vaste telefonie zou
sombere visie kunnen bezweren. Bedrijven kunnen niet voldoende geschooid personeel vinden; er ontstaat
veel sneller gegroeid zijn als het net in overheidshanden was gebleven, waarbij KPN één van de
congestie tijdens het werk en een niet-solidaire samenieving. DGTP moet onze held zijn, de held van de buitenwijken! Het directoraat-generaal moet breedband infrastructuur aanleggen, en daar zijn vier redenen voor:
vele aanbieders was geweest. Nu i s de overheid gelukkig zo verstandig geweest om het elektriciteit-
- het bedrijfsleven zal de investeringen niet zelf meer doen, zeker niet nu risico-investeerders geen geld
snet in handen te houden - dat voorkomt tenminste 'Californische toestanden'. Koole verwacht dat Weck, als hoofd van DGTP, de held wordt en ten strijde trekt tegen de digitale kloof.
CONTRA: Leonard Thijssen, DGTP 1. Het is niet nodig dat de overheid de infrastructuur aanbiedt.
2. De overheid kan deze niet aanbieden, want daar is 3.
kan de overheid ook de infrastructuur voor breedbandig internet laten aanleggen, mits goed gecontroleerd. Als opdrachtgever kan de overheid uitstek-
I
end als aanbieder optreden.
zij slecht in. De overheid kan het geld wel beter besteden.
Kunnen wij ons belastinggeld beter besteden aan andere zaken? Dat is economische onzin. Het gaat Deze argumenten voert Thijssen tegen de stelling aan hier om investeringen die zich op lange termijn en licht ze als volgt toe: terugverdienen, Wat we nodig hebben voor zorg en
1. Niet nodig: Infrastructuren zijn lange tijd onderdeel geweest van monopolieposities, Dat was armoede troef! Nu zijn sommige infrastructuren geliberaliseerd en/of geprivatiseerd, en wat is het gevolg? Een ontwikkeling die zijn weerga niet kent. Ook als we kijken naar breedband internet kan worden vastgesteld dat het bedrijfsleven daar al een stevige greep op heeft. Waar vraag is, komt vanzelf aanbod.
De
2. overheid kan hef niet: de overheid is geen goede ondernemer. Dat hebben we kunnen zien aan - bijvoorbeeld - de ontwikkelingen in de telefonie. Het netwerk is nu onder de maat. De over56
heid weet niet wat er in de toekomst zal spelen en daardoor is de kans op mis-investeringen erg groot.
3. Geld befer bectederi: mensen, we hebben toch wel andere problemen! Als we alleen al denken aan de discussies over gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid op allerlei gebied en handhaving daarvan.
onderwijs is geld wat nu wordt uitgegeven. Eij infrastructuur voor breedbandig internet hebben we het over investeringen op lange termijn. i
CONTRA: Leünard Thijssen, tweedi>
tiii
tnijll
Als men naar overheidstaken kijkt, moet men zich goed realiseren dat ons slechts schaarse middelen ter beschikking staan. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt en moet de overheid het lef hebben om te kiezen voor écht essentiële zaken. Wat Thijssen betreft, zijn de problemen iii zorg en onderwijs vele malen nijpender dan in de technologie. In de technologie zijn immers al supersnelle ontwikkelingen op gang gekomen en we zien dat zelfs op het gebied van breedbandig internet deze ontwikkelingen er al zijn Er is al kabel; ADSL komt eraan. De betaalbaarheid IS geen probleem - smalbandig internet kost niet meer dan een telefoonaansluiting. De krant wordt toch ook niet gesubsidieerd? Een wasmachine in elk huishouden toch ook niet?
Het is beter om daaraan geld t e besteden dan aan iets wat er toch wel komt. De overheid heeft een beperkt budget, waarbinnen het moet gebeuren. Het is niet reëel om te zeggen: PRO: Wibo K o o k . tweede termijn omdat het mooi en handig is, moeten we het hebben. Daarvoor zouden dan telkens de belastingen moeten Koole vindt dat zijn opponent op alledrie de punten ongelijk heeft. Het is namelijk wél nodig, omdat zonder worden verhoogd en dat is, aldus Thijssen, niet aan de orde. Daarom moeten er keuzes gemaakt worden. de overheidsinvesteringen de digitale kloof niet op tijd overbrugd zal zijn. In de opmerking dat vraag een Er moet worden gekozen voor echt belangrijke zaken, zeker aanbod genereert zit natuurlijk wel een kern waarvan kan worden aangenomen dat marktpartijen van waarheid, maar het is in principe onzin. Niet deze niet maken. Dat is bij deze infrastructuur niet iedereen kan het namelijk betalen. Zeker in de aanhet geval. loopfase kost aanleg heel veel geld en dat hebben we er in Nederland misschien wel voor over, maar dat is elders zeker anders. Oe overheid moet er daarom aan bijdragen. Bij het tweede argument ("de overheid kan het niet") herinnert Koole zijn opponent eraan, dat zijn eigen ministerie de opdracht gaf tot de aanleg van wegen en kanalen, en dat ai eeuwenlang erg goed doet. Het telefoonnet is eveneens in opdracht van de overheid aangelegd. Indien op een goede manier uitbesteed,
Eli
ulin de vraag
hoe belangrijk internet gaat worden. Van Grieken geeft de aanwezigen in overweging om nu te praten over het aanleggen van netwerken. Enerzijds is er gezegd dat het bedrijfsleven t.z.t. zal stoppen met investeren. Een reden waarom de overheid het zou moeten doen. Vervolgens is de vraag: kan de overheid dat eigenlijk wel? Volgens Van Grieken moeten we beginnen met de vraag: is het noodzakelijk dat de overheid het gaat doen, omdat anderen het anders niet zullen doen? Kunnen de voorstanders dit argument verder onderbouwen, liefst aan de hand van voorbeelden?
winst te halen. Daarom moet de overheid toch ingrijpen? Een van de tegenstanders wijst erop dat bij veilingen wordt gevraagd om nationale dekking. Wordt deze niet gegarandeerd, dan mag inen niet meedoen. De weduwe van Appelscha is dan geen item meer, want die vraag is daarmee beantwoord. In haar regio is dan dekking.
Een voorstander merkt op dat in de discussie het ambitieniveau ontbreekt. Als je ervan blijft uitgaan dat "het wel goed komt met het bedrijfsleven en de infrastructuur", dan worden zaken op zijn beloop gelaten. DCTP kan samen met het bedrijfsleven actiEen van de voorstanders zegt dat het hier om een nutsactiviteit gaat. Het bedrijfsleven zal van bedrijfs- viteiten ontplooien die ertoe leiden dat Nederland in economische principes uitgaan: als er geen winsten te de concurrentiestrijd voorop loopt. Zo worden de ICTmogelijkheden verspreid en tegelijkertijd wordt ervoor behalen zijn, wordt er ook niets aangelegd. Voorbeeld: openbaar vervoerdiensten. Bij de weduwe gezorgd dat Nederland op dit vlak vooroploopt. uit Appelscha stopt geen bus meer voor de deur; zij kan nergens meer heen. Het bedrijfsleven heeft het Daarmee zal bijna iedereen het wei eens zijn. De hier laten afweten. Daarom moet de overheid haar rol vraag is echter of het aanbieden van infrastructuur 57 door DGTP een vereiste is. Ja, zegt een voorstander, hier oppakken. de manier waarop we bijvoorbeeld met Kennisnet bezig zijn, heeft ook te maken met de aanleg van Een andere voorstander denkt dat een goede infrainfrastructuur door de overheid! We hebben subtiele structuur cruciaal is voor de concurrentiepositie van instrumenten gevonden om dat te doen. Nederland. O m deze t e bevorderen zal de overheid ervoor moeten zorgen dat zo'n infrastructuur goed Een andere voorstander meent dat de overheid grondwordt aangelegd. De markt zal dit ook wel willen doen, maar slechts daar waar zij voldoende afnemers stoffen aan de markt verschaft om diensten aan t e ziet. De overheid moet ervoor zorgen dat die markt er bieden, neem bijvoorbeeld de mobiele telefonie. Daarbij horen verplichtingen, zoals bijvoorbeeld de komt. verplichting tot het bieden van landelijke dekking. Als het gaat om andersoortige netten heeft de overheid Het bedrijfsleven heeft meer dan voldoende belanggeen enkel verplichtend mechanisme in handen. Hier stelling en expertise, zeggen de tegenstanders. Kijk maar naar de afgelopen jaren en naar de infrastructu- wordt een grote discrepantie gezien. ren die - al dan niet via veilingen - zijn aangeboden Het zal de weduwe in Appelscha een zorg zijn, zo stelt door de overheid. Het bedrijfsleven moet in staat een voorstander, op welke manier zij breedbandige worden geacht om deze efficiënt te kunnen diensten kan afnemen. Het heeft geen zin als de exploiteren. DGTP is nog steeds regelgever op het overheid infrastructuur gaat aanleggen in gebieden terrein van telecommunicatie en post, en treedt ook waar al telecom, Ikabel en ether is. Volgens de spreker op als handhaver en als scheidsrechter. zal breedbandig internet uiteindelijk overal toegankeDie rol is absoluut in strijd met die van aanbieder. Daarmee kan de overheid niet de commerciële markt lijk worden. Wij zullen binnenkort meemaken dat de kabel kan worden omgebouwd en geschikt is voor op. O p gebied van concurrentie heeft de overheid breedbandige diensten. En natuurlijk moeten wij ons wellicht een taak; echter niet als aanbieder en afvragen of breedband wel de toekomst heeft. exploitant van infrastructuren. Maar aan de weduwe in Appelscha zal het bedrijfsLaten we nu niet "de laatste Nederlander" als voorleven dit niet aanbieden, stelt Van Grieken; daar heeft beeld nemen hoe het moet, zo pleit een van de tegenhet bedrijfsleven geen belang bij, want daar i5 geen standers. Er zullen altijd bewoners blijven waar het
lastig is om infrastructuur aan te leggen. Het gaat om het geheel; op het platteland woont ook niet iedereen aan een verharde weg. Nederland beschikt over een van de grootste kabelnetten. Wij hebben een uitstekend net voor vaste telefonie. Er zijn vijf grote aanbieders van mobiele telefonie. Aan het geld ligt het dus niet. Dat het soms gefaseerd wordt is juist. Maar betekent dit dan dat de overheid maar direct vandaag moet aanleggen wat een commerciële aanbieder niet doet? Als zo'n investering dan wel rendabel blijkt t e zijn, komt de overheid in de positie van staatsmonopo k t . Daarvan weten we maar al te goed wat dat betekent: de overheid zal niet innovatief zijn en zal uiteindelijk stoppen met het steken van geld in vernieuwingen. De markt doet dat wél en financiert dat wél. Tenslotte vat de debatleider de discussie samen: enerzijds wordt het belangrijk gevonden dat de burgers de beschikking krijgen over breedbandvoorziening, en dat er moet worden nagedacht over hoe dat gaat gebeuren. Anderzijds wordt gezegd: het is de overheid die daar een rol in moet spelen. De tegenstanders 58 zijn van mening dat daar ontelbare andere manieren voor zijn; de overheid in het algemeen en DGTP in het bijzonder hoeft daar niet aan mee te werken. Wat kan de overheid extra bieden? Van andere zijde (pro) wordt het volgende argument ingebracht: de weduwe in Appelscha beschikt over kabel, over telefoon en over de ether. De applicaties die binnen afzienbare tijd massaal het internet worden opgestuurd, zijn breedbandig. Zij draaien niet over de ether, niet over de kabel en niet via het telefoonnet. Zij kunnen slechts worden doorgegeven via glas1 Studenten gaan nu al aan het glas, kijk maar naar experimenten zoals Cigaport en Kennisnet. In afgelegen gebieden zullen breedband diensten niet verkrijgbaar zijn, want niemand zal daar infrastructuur aanleggen. Slechts de overheid kan actie ondernemen. Een andere voorstander geeft aan dat de overheid haar taak moet oppakken. Neem bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Daar is grote achterstand ontstaan omdat er te weinig infrastructuur is. Daardoor schiet de dienstverlening tekort. De markt heeft niet voor voldoende voorzieningen kunnen zorgen en daarom is het op korte termijn niet mogelijk om de achterstand in te halen. Ooit hebben we besloten, vult een andere spreker aan, dat er concurrentie moest komen zowel op als tussen infrastructuren. Tot nu toe kan slechts worden
geconstateerd dat de concurrentie op vaste netwerken, zeker lokaal, niet tot stand is gekomen. UPC is er niet in geslaagd om als concurrent van KPN op te treden. Als monopolievorming dus bestaat, en wij verder willen komen, dan kunnen we er beter voor kiezen om concurrentie tussen diensten te bevorderen en t e kiezen voor de overheid als infrastructuuraanbieder. Het is belangrijk dat de infrastructuur er komt, zo wordt gesteld. De overheid heeft een belangrijke rol bij regulering daarvan. Dat is echter iets anders dan zelf de kabels aanleggen. Er zijn genoeg partijen die dat kunnen. De overheid moet regels stellen; de markt moet uitvoeren.
Conclusie CONTRA ""
\.>
:I
I
i, '
'
: ."*. , , I ,-% .'..)I .'. ..",,<
i-
Ze komt er bekaaid af, die arme weduwe uit Appelscha; zij woont niet eens aan een verharde weg! Als je echter naar de fijnmazigheid van de infrastructuur kijkt, dan heeft zij wél telefoon1 Daarmee is zij aangesloten op een netwerk met grote potentie. Dat is nu al te zien. Natuurlijk, er moet nog veel verbeterd worden (zie UPC), maar het is een illusie om te menen dat de overheid het beter zou kunnen. De overheid moet stimuleren en regels stellen, maar aanbieder worden, dat is een stap te ver.
Conclusie PRO Koole blijft van mening dat de overheid wél als aanbieder moet optreden. De ambitie en het temp waarmee dingen moeten worden gerealisee belangrijk. Het bedrijfsleven i s te zeer afhan financiële markten (zie UPC), en daarom kunnen niet snel actie ondernemen. De overheid kan zaken uitstekend regelen. Neem het fantastische voorbeeld van de Belastingdienst. Zij zijn op een goede manier elektronisch gaan werken en hebben daarmee een versnelling gebracht in het afhandelen van aangiften. Daarbij komt, dat wie het netwerk in handen heeft, de voorwaarden kan stellen voor een goed gebruik daarvan.
60
,r,.. i '1 3
:
~
i'
De consument wordt wakker en vraagt om wat hij
hebben wil. Dit heeft natuurlijk ook een keerzijde. Wij worden met zijn allen hoe langer hoe afhankelijker Thewissen. Hij is vóór, maar met de toevoeging dat op dit moment het ministerie van V&W niet méér zou van een systeem als internet. Het is nog niet bekend De stelling moet worden genuanceerd, aldus
wat dit voor individuele huishoudens betekent. Het moeten doen dan het waarborgen van een goede infrastructuur. Randvoorwaarde is dat toegang t o t die kan dan ook gevoelens van onbehagen en angst infrastructuur en inpassingvermogen van vraagstukken oproepen. Omdat niet duidelijk is welk ideaal ermee gediend wordt en wat de toegevoegde waarde is, lijkt op gebied van ruimtelijke ordening en gezondheidszorg eveneens gewaarborgd zijn. Daarnaast moet het het ' t beste o m het adagium van de markt waarde ministerie zorgen voor optimale marktcondities. Als voor- toe te kennen via het simpele prijsmechanisme. beeld noemt Thewissen het project I<enniswijk. In de afgelopen 10 à 12 jaar is er Europese politiek van liberalisering en privatisering bedreven. In die tijd hebben we o.a. het voormalig staatstelecombedrijf geprivatiseerd, inclusief beursgang. We zijn nu bezig om allerlei innovatieve acties van het bedrijfsleven te stimuleren. De gevolgen daarvan zijn dat er nu meerdere spelers in de markt zijn. Er zijn meerdere infrastructuren die in principe dezelfde zaken kunnen bieden. Er is meer capaciteit, meer kwaliteit en meer kwaliteitsbesef. Daarnaast is sprake van een enorme prijsdaling. Kortom: Nederland belt en internet zich suf. De acceptatie van nieuwe mogelijkheden neemt een hoge vlucht.
CONTRA: JOS de Mul. Erasmus Universiteit De stelling dat de verantwoordelijkheid van DCTP ophoudt zodra de infrastructuur is gewaarborgd, is evident onjuist. Het is een te smalle opvatting van de taak van de overheid in het algemeen en DCTP in het bijzonder. Ook DCTP zelf onderschrijft dit - zie de omschrijving van hun missiel Behalve de verantwoordelijkheid voor een goede infrastructuur en de zorg voor de telecomsector wordt ook de waarborg voor maatschappelijke belangen genoemd. Die waarborg impliceert volgens De M u l dat de taak van DCTP niet ophoudt bij het bereiken van een goede infrastructuur, maar behelst ook dat DCTP zich inlaat met de inhoud, de 'content' van de nieuwe media, zogezegd, en met de vormgeving daarvan.
(nu lopen veel mensen naar de overkant 0 )
overheid. Echter op het gebied van bijvoorbeeld gezondheidszorg kan en mag de invulling niet aan de markt worden overgelaten.
PRO: PaUZ TheWiSSE?n, tweede termijn Zijn opponent, zo stelt Thewissen, suggereert dat er publieke waarden in het geding zijn. Daarbij heeft hij niet duidelijk gemaakt welke die waarden nu eigenlijk zijn. Werkt de markt niet goed? Is de burger niet gehoord? Dat is wat De Mul zegt. Is er sprake van een publieke ruimte op internet? In principe niet, aldus Thewissen. Wat wel aan de orde is, is de publieke belangstelling voor wat je zou kunnen doen op internet. Dat maakt het internet echter niet anders dan een supermarkt waar een coffeecorner is ingericht. Daar kunnen zwervers uitrusten, kan het publiek een babbeltje maken, kortom, daarvoor is publieke belangstelling. De supermarktleiding kan op ieder gewenst moment zeggen: het is mooi geweest, we sluiten het koffiehoekje. En dat is nu net wat De Mul niet wil!
Waarom is het van belang deze twee punten te onderschrijven? Omdat DCTP in weerwil van de eigen missie zich concentreert op een ervan, namelijk de infrastrucKijk naar een "normaal marktplein". Daar wordt 62 tuur. Zelfs die nog maar in afgeleide zin, namelijk door het stimuleren van concurrentie in de markt. Dit toezicht gehouden op wie zich daar bevindt; het is een belangrijke plaats om mensen te ontmoeten en is volgens De Mul een zeer slechte zaak. Wanneer gesproken wordt over maatschap~ielijke
meningen uit te wisselen. Dit betreft een gebied waarvan men totaal geen last heeft; het is mogelijk om dit
belangen, dan gebeurt dat vrijwel uitsluitend in markt- soort gelegenheden goed te beheren. termen. Zo wordt de vraag naar de toegankelijkheid van ICT voor iedereen - bekend thema in de discussie Komen er nu publieke waarden in de knel? Thewissen over de digitale kloof - gereduceerd tot eeri goed denkt van wel. Internet heeft goede mogelijkheden, werkende markt met een voldoende gevarieerd aanmaar er is nog niet aangetoond welke waarden in de bod. We hoorden dat net Thewissen zeggeii. Publiek knel komen. belang wordt hier verschraald tot consumentenbelang. Die term bezigt Thewissen steeds; het woord "burger" CONTRA: JOS de Mul. iweecie ierrnijn is nog niet gehoordl Wanneer men spreekt van toegankelijkheid, dan gaat het niet alleen om het bieden van een infrastructuur of het ondersteunen en stimuleren van vaardigheden. Vervolgens wordt aan de markt overgelaten wat de burger doet met die telecommunicatie. Dat draait dan Het gaat ook om het gebruik ervan. In dit geval gaat vooral uit, dat hoorden we al eerder, op muziek, seks het erom dat met nieuwe media iets interessants en spelletjes. Het aan de markt overlaten vari de "con- gedaan kan worden. De Mul denkt dat op een aantal tent" kan tot rampzalige situaties leiden. Te denken gebieden, zoals bijvoorbeeld gezondheidszorg, onderwijs en cultuur, zaken niet volledig aan de markt valt aan de Nederlandse Spoorwegen, waal ook de content aan de markt wordt overgelaten. In Engeland moeten worden overgelaten. In de Verenigde Staten zijn grootschalige projecten opgestart, waarbij aan is men zelfs nog een stapje verder, met eveneens verdergaande gevolgen. En denkt u eens aan de elek- wijken infrastructuur wordt geboden maar ook een bepaalde content op gebied van basiseducatie. Dat is triciteitsvoorzieningen in Californië. Daarom is het belangrijk, maar kennelijk voor de markt niet interesbelangrijk dat de overheid zich met content inlaat. sant. Het is echter een zeer belangrijke, publieke zaak. De Mul geeft aan, niet tegen de markt op ;zichzelf te zijn. Ook niet tegen samenwerking van markt en
Het probleem op internet is de ondoorzichtigheid van de informatie. Het is publiek belang dat de overheid
zich daar inzet, om ervoor te zorgen dat informatie beschikbaar komt. In de tweede plaats wijst De Mul erop dat ICT niet uitsluitend een consumptiegoed is. Dat wordt wel eens gesuggereerd, maar het is meer dan dat. ICT ontwikkelt zich in toenemende mate tot een publieke ruimte, maar ook - en vooral - een ruimte waar mensen informatie en ervaringen uitwisselen. Denk aan interessegroeperingen en patiëntengroeperingen. Dat soort voorzieningen moet de overheid steunen. In een fysieke ruimte gebeurt dat en het moet ook in virtuele ruimten zo gebeuren. Het kan voor een deel wel aan de markt worden overgelaten, maar niet geheel. De markt is uiteindelijk niet in publieke waarden geïnteresseerd, maar in het maken van winst. Zo simpel is het.
Voor DGTP is het zaak dat zij een infrastructuur ten behoeve van de publieke ruimte schept en daar een voortrekkersrol speelt. Neem bijvoorbeeld e-governance. Dat is een voor Verkeer en Waterstaat bij uitstek geschikt thema. Ook op gebied van democratie in het algemeen ligt er volgens De M u l een aardige rol voor dit departement.
a aiaak van DGTP op zou houden nadat de infrastructuur er is, Als de infrastructuur er ligt dan kan de markt er prima mee verder. Het is geen rol voor DGTP, zo meent een voorstander van de stelling. DGTP moet juist wel ingrijpen, zeggen de tegenstanders, neem nu onderwijs. Daar vindt een marktslag plaats op het gebied van educatieve software. De markt wil er eigenlijk geen geld in steken, omdat zij verlies vrezen. DGTP moet hier haar taak als behartiger van maatschappelijk belang invullen. DGTP kan ook samenwerkingsverbanden met andere departementen aangaan. Een andere spreker is van mening dat het steeds moeilijker wordt om onderscheid te maken tussen infrastructuur en diensten. De hele ontwikkeling laat zien dat winstbejag steeds belangrijker wordt. Alles gaat tegenwoordig over content. De spreker ziet ervan komen dat de consument zich in de toekomst op meerdere netwerken (telefoon, televisie etc.) zal moeten abonneren om van alle diensten gebruik te kunnen maken. DGTP zal moeten eisen d infrastructuur bepaalde diensten geleverd Anderen zijn van mening dat DGTP zich moet bemoeien met de veiligheid van de netwerken en de verdere faciliteiten van infrastructuur. Content valt daar niet onder. Een van de pro’s is het daarmee niet eens. Stel dat DCTP zou kijken naar wat op internet wordt boden. Daar liggen nu eenmaal wettelijke ve tingen, in het bijzonder voor het ministerie van Justitie en dat van Binnenlandse Zaken (aftappen, criminaliteitsbestrijding). DGTP ís regelgever op gebied van telecommunicatie. Daar wordt tegenin gebracht dat in een pr Kennisbvijk de overheid zich bok met conte houdt. Infrastructuur en content zijn hier gebracht. DCTP blijft een rol houden, ZO vindt een va voorstanders. Als de infrastructuur er ee moet het goed functioneren en moet o
Onder kwaliteit valt waarborgen van hetgeen geboden wordt; dus de content.
63
Een goede infrastructuur, zo betoogt een andere spreker, is nooit af. Kenniswìjk is in dat kader een goed voorbeeld van samenwerking. Daarbij komt dat maatschappelijke belangen in de loop van de tijd veranderen. Een overheidsdienst als DCTP moet daarop continu alert zijn, om bijtijds te kunnen inhaken. Het gaat dus niet alleen om de goede infrastructuur, maar ook om het waarborgen van maatschappelijke belangen.
Conclusie CONTRA 90s d e Mul Omdat Thewissen zoveel water bij de wijn deed bij het verdedigen van de stelling voelde De Mul zich gedwongen om wat gechargeerde uitspraken t e doen. Het is een belangrijk punt bij content, dat het verschil tussen vorm en inhoud niet zo gemakkelijk te maken is. iedere technologie veroorzaakt een verstoring van bepaalde maatschappelijke normen en waarden. De overheid, voorzover zij de publieke zaak vertegenwoordigt, heeft wel degelijk een taak voor wat betreft content. Niet zozeer om deze zelf aan te bieden, maar om te zorgen dat er een publieke ruimte Ikan zijn waar niet alleen de markt regeert, maar waar ook de burger kan interacteren.
Conclusie PRO Paul Thewissen Eigenlijk ging het hier om een elitair debat. Er werden stellingen geponeerd m.b.t. de markt, over kansen en bedreigingen van publieke waarden, enzovoorts. Er i s geen enkel argument gehoord waaruit realiteitszin bleek.
Jan - W.iNem Weck De directeur-generaal geeft aan dat we vandaag een actueel onderwerp hebben besproken. Ook in Europa
is een heftige discussie gaande over de digitale Ikloof. De weduwe van Appelscha kan het niet scheien hoe het breedbandig internet wordt aangeboden. In dat kader is het belangrijker wat de overheid doet, dan wat DGTP doet. De burger wil weten wat de overheid doet, liefst zo efficiënt mogelijk. H,er dan komt de taak van DGTP in beeld: deze ligt o p gebied van het bieden van infrastructuur. Pratend over essentiële voorzieningen ;s blijven hangen dat we goed in de gaten moeten houden wat de 'traditionele media' betekenen. Nog geen tien jaar geleden waren deze modern. Internet wordt nu ervaren als iets nieuws; alles wat daarvó6r komt, is traditioneel. Er moet goed worden getoetst of ae traditionele media inderdaad ontoereikend zijn.
bb
Volgens de heer Weck is de overheid niet degene die zaken moet doen die de markt zeer wel zou kunnen doen, maar er is wél discussie over. Daarbij wordt gesteld dat de overheid eigenaar moet zijn van infrastructuur, maar dat het aanbieden van diensten daarop aan de markt kan worden overgelaten. De overheid zal keuzen gaan maken m.b.t. extra investeringen in zaken waarvan nu de maatschappelijke noodzaak nog niet wordt ingezien. h e t zullen ook investeringen zijn in het verder brengen van onze kenniseconomie en econom'sche structuur, het kennisnet. De neer Weck zou het jammer vinden als daar in stimulerende sfeer niet door DCTP over zou worden nagedacht. Als de infrastructuur er eenmaal ligt, i s DCTP zeker niet uitgespeeld. Het beleidsveld is weliswaar begrensd, maar een infrastructuur is nu eenmaal doorlopend in beweging. De overheid moet goed op de hoogte zijn van de grenzen van het publieke domein cn wat daarvoor nodig is. Over een invulling kan met andere partijen gesproLen worden, en Ikan worden geprobeerd om tot aoeltreffende argumenten te Komen. De stimulerende rol van de overheid houdt nu eenmaal oo4top. De discussie over de digitale kloof zal in de Ikomende maanden zeker gevoerd worden in het parlement. Dit leidt t o t een politieke discussie over economische belangen, belangen van de burgers, vraagstukken omtrent privacy, Langs de lijn van de telecom zal de
68
.,~.**-'@%. r
pat@{@eren in% 'nieuwe maatschappij'. Toch blijkt tijdens-het debat dat de verwachtingen over de nieuwe technologie ontwikkelingen groot zijn. Over tien jaar zal de informatiemaatschappij zo belangrijk worden and oplopen als ZIJ geen iting hebben. Degenen die wel over beschikken zullen een structurele voorng hebben op vele terreinen (economisch, politiek, sociaal-cultureel) De vraag of een breedband internetaansluiting een essentiele voorziening is, blilkt veelal gekoppeld te zijn aan de visies van mensen op de informatiemaatchappij Daaraan worden verschillende betekenissen
tiemaatschappij en maatschappelijke sectoren wee betekenissen van het begrip 'informatiemaatRppJJ' mogelijk: een economische betekenis en een atschappelijke betekenis. Men SI van mening dat de missie en doelstellingen blijkt dat DGTP een geeft aan het begrip 'informahoudt toezicht op de markt
69
70
Stimuleren enerzijds, reguleren anderzijds Het ambitieniveau van Nederland zou hoger moeten zijn. Nederland kan op internationaal niveau haar concurrentiepositie verbeteren als er extra wordt geinvesteerd. Investeren krijgt in de discussie een andere betekenis dan zelf aanleggen. Samen met het bedrijfsleven experimenten opzetten is ook een mogelijkheid om de markt te stimuleren. Dit zal leiden tot een versnelde ontwikkeling in de technologie en nodigt de markt uit om te innoveren Bedrijven moeten met nieuwe ideeën komen om goed te kunnen concurre-
imuleren van een vrije markt de mechanismen instellen en
ge terreinen verder met k t dan in Nederland of ms leiden tot minder is wel belangrijk voor
71
ur is gewaarborgd.’
72
Welke belangen vallen onder de verantwoordelijkheld van DCTP? In de discussie zijn argumenten genoemd, waaruit blijkt dat DCTP meer zou moeten doen dan goede infrastructuur waarborgen. De suggestie die deze stelling bi] deelnemers opwekt, is dat de rol van DCTP ophoudt als de infrastructuur eenmaal is aangelegd. Door de dynamiek van de markt staan infrastructuurontwikkelingen nooit edachte houdt de rol van DCTP niet infrastructuur er eenmaal ligt I$ DCTP verantwoordelijk voor belangen die en zijn tot directe effecten op netwerken , betrouwbaarheid en kwetsbaarheid netwerken vallen nu ook al onder jkheiid van DCTP Maar zou in de aarborgen van maatschappelijke e t meer moeten doen? Dat is de vraag die centraal staat in het debat. Opnieuw staat hier een van de doelstellingen van DGTP ter discussie: wat wordt verstaan onder het waarborgen van maatschappelijke belangen? Gelaagdheid in maatschappelijke belangen DCTP gaat over infrastructuurbeleid en daarom moeten maatschappelijke belangen ook gelieerd zijn aan infrastructuur. Het vraagstuk is echter ingewikkeld, omdat het niet altijd even duidelijk is waar de grens ligt tussen infrastructuur en diensten. Aanbieders van infrastructuur kunnen grote invloed hebben op de informatievoorziening die over hun net wordt geleverd, waardoor informatie niet altijd objectief is. Dit dreigde bijvoorbeeld t e gebeuren toen UPC en SBS6 wilden samenwerken. De kwaliteit en objectiviteit van informatie staan ter discussie, maar het zou zelfs verder kunnen gaan: namelijk over het recht op informatie en over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Je zou kunnen spreken van een gelaagdheid in de definitie van maatschappelijke belangen c.q. waarden. Overigens is de scheidslijn tussen deze lagen niet altijd even helder te trekken, zo bliikt uit de discussie.
1
Erasmus Universiteit
E. Muller P. Sas C. Drosterii
Twvnstra Cudde
A. Kamphuis
76
Nederlands huishouden’
‘DGTP moet als aanbieder van infrastructuur optreden’
Er zijfl nog genoeg alternatieve infrastructuren en de ude media volstaan nog steeds.
Het gaat erom dat de weduwe uit Appelscha kan kiezen vaor breedband infras
Er zijn een heleboel 'information want-nots'
Vanwege de grote risico
Door iiberalisering en privatisering heeft ICT-infrastructuur een enorme ontwikkeling doorgemaakt.
en zelf
zij
ewusf nlet voor internet.
Infarmat ie Voor meer informatie kunt u Bellen naar: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Tel Telefoon: (070)351 7543/6563. Surfen naar: Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post: www.dgtp.nl
de overheid is geen weet onvoldoende wat er in de
Alleen de overheid kan landelijke dekking garanderen, DGTP is regelgever en kan ook verplichtende mecha-
genoeg om huidige netwerken om
79
Maatschappelijke belangen hangen samen met de
Maatschappelijke belangen veranderen net zo snel als e nieuwe tetechnologie, DGTP moet dit in de gaten
c en cultuur is nu al een toegevoegde tonen. Rit valt: onder de maatschapoordelíjkheid van de overheid.