EDUCATIEBOEKJE
Zorgtraject diabetes
Leidraad tot aanpak van uw diabetes type2
Versie 9 juni 2010 nagelezen tot blz 25 In bruin: Te bespreken om weg te laten owv: te moeilijk, onduidelijk
0
Inhoudsopgave Het zorgtrajectcontract 1.Identificatiegegevens······ 2. Insulineschema······· 2.1 Insuline 2.2 Aanpassingsschema 2.3 Hypo- hyperglycemie 2.4 injectietechniek 3.1Medicatieschema 3.2 Orale anti- diabetica 4. Educatie 5.Materiaal 6. Doelstellingen 6.1 Algemene doelstellingen 6.2 Persoonlijke doelstellingen 7. Opvolgingsschema Follow Up en grafieken 8.Behandelingsdoelen 9. Bepaling van het voetrisico 10. Verwikkelingen 10.1 Acute complicaties: Hypo- hyperglycemie
10.2 chronische complicaties 11. Nuchter blijven 12. Leven met diabetes 12.1 Voeding
12.2 Lichaamsbeweging – fysieke inspanning 12.3 Alcohol en roken 12.4 Mond en tandhygiëne 12.5 Diabetes en seksualiteit 13.Diabetes en rijbewijs 14.Diabetes en reizen 15. Diabetes en ramadan en vasten 16. Diabetes en ziekte / heelkundige ingrepen 17. Andere Medicatie 18. Notities zorgverstrekkers 19. Notities patiënt 20. Bijkomende informatie 20.1 anderstaligen 20.2 VDV 21. Bronnen
Gelieve deze map bij elke raadpleging van arts, endocrinoloog, educator mee te brengen.
Inleiding Een tijdje geleden werd bij u de diagnose diabetes gesteld. Wellicht was deze mededeling voor u niet zo aangenaam en rijzen er heel wat vragen:”Wat nu? Kan of moet ik daar nu iets aan doen.” Ongeveer 8% van de Belgische bevolking, lijdt aan diabetes. En elke patient heeft zijn geschiedenis en behandeling. Soms weet je niet meer wat je van al die circulerende verhalen mag geloven. Een diabetes behandeling is echter voor iedereen verschillend. Suikerziekte vraagt om een behandeling
op maat. Het is een behandeling “ à la
carte”. Daarom hebben we speciaal voor jou dit boekje ontworpen : met je eigen specifieke doelstellingen en behandelplan. We hopen dat het een leidraad mag zijn in de actieve aanpak van uw diabetes. We zullen u graag hierbij helpen.
Wat is diabetes? Het verhaal in een notendop Diabetes is een ziekte met een teveel aan suiker in het bloed. Suikerhoudende voedingsmiddelen ook “koolhydraten” genoemd zitten in onze voeding in brood, rijst, aardappelen, pasta. Ook fruit en melkproducten bevatten suiker. Via de darm komt suiker in het bloed onder de naam “glucose”. Suiker in het bloed noemen we “glycaemie”. Glucose levert aan de cellen van ons lichaam de energie die nodig is om goed te functioneren. Men vergelijkt suiker daarom met brandstof voor de wagen. Het hormoon insuline is het sleuteltje dat de poortjes van onze cellen openzet om deze brandstof uit het bloed binnen te laten in de cellen. Bij diabetes zit het probleem in de sleuteltjes: in de insuline of in de gevoeligheid van de cellen voor de insuline. -Enerzijds is er een tekort omdat de alvleesklier die insuline maakt uitgeput is en te weinig insuline maakt. -Anderzijds werkt de insuline niet zo goed omdat het lichaam minder gevoelig is voor de insuline. De hoeveelheid insuline die het lichaam maakt is onvoldoende om de suiker uit het bloed in de cellen binnen te laten. De cellen krijgen te weinig energie en men voelt zich moe. De bloedsuiker of glycaemie blijft hoog. Hoge bloedsuikers beschadigen op termijn de bloedvaten. Aanvankelijk zullen pilletjes de productie van insuline kunnen verhogen en de gevoeligheid voor insuline verbeteren. Maar na enige tijd werken die medicamenten niet meer en moet men overgaan op insuline. Omdat insuline door de maagsappen afgebroken wordt, moet het worden ingespoten. Het kan dus niet langs de mond worden ingenomen.
Het zorgtrajectcontract U sloot een diabeteszorgtrajectcontract af met uw huisarts en uw endocrinoloog. Een contract maakt dat u rechten en plichten heeft:
Uw rechten: - Diabeteseducatie -
Vergoeding van glucometer, lancetten, strips en lancethouder ( 150 strips, 100 lancetten per 6 maanden, 1 glucometer per 3 jaar)
-
Tussenkomst podologie: 2x per jaar (remgeld te betalen)
-
Tussenkomst diëtist(e): 2x per jaar (remgeld te betalen)
-
Afschaffing remgeld bij raadpleging huisarts en endocrinoloog voor 4 jaar
Uw plichten: - Diabeteszorgcontract tekenen -
GMD bij uw huisarts
-
Actieve deelname aan het zorgplan aan de hand van uw persoonlijke doelstellingen
Diabeteseducatie is verplicht in volgende gevallen: -
Start van insulinetherapie of incretine-memetica
-
Overgang van 1 naar 2 injecties
-
Onvoldoende metabole controle
-
Hernieuwing van uw glucometer
1.Identificatiegegevens
Mevr./ Mr. ……………………………………………………………………………………………………. Adres…………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………….. Tel: ……………………………………………………………………………………………………………..
Huisarts: ……………………………………………………………………………………………………… Tel: ……………………………………………………………………………………………………………
Endocrinoloog: …………………………………………………………………………………………… Tel: …………………………………………………………………………………………………………..
Educator:……………………………………………………………………………………………………... Tel: .…………………………………………………………………………………………………………….
Thuisverpleegkundige:……………………………………………………………………………………. Tel.: ………………….…………………………………………………………………………………………
Diëtiste:……………………………………………………………………………………………………….. Tel:......................................................................................................................................................
Voetverzorg(st)er:……………………………
Podoloog:……………………………………
Tel:...............................................................
Tel: ………………………………………………
Start zorgtraject: ………………………………………Einddatum……………………………………..
2.Insulineschema/ Incretineschema:
2.1 Insuline/incretine: Insuline
8u
12u
17u
2.2 Aanpassingschema:
Als
dan
(nog in te vullen)
2.3 Symptomen hypo- hyperglycemie HYPOglycemie: -
Plots opkomend Hongergevoel Bleek zijn Duizeligheid, licht gevoel in het hoofd Zweten Koude voeten Angst Zweten Onscherp zien
HYPERglycemie: -
Veel plassen Veel dorst
22u
-
Vermageren Slaperigheid Droge tong Treed langzaam op
2.4Inspuittechniek: Er bestaan verschillende pensoorten (voorgevulde wegwerppennen en te hervullen 'definitieve' pennen). Elke insulinefabrikant heeft zijn eigen insulinepen .
Plaats de vulling of penfill in de patroonhouder en plaats met een schroefbeweging het naaldje erop . Zie of de insuline helder of troebel is zoals hij hoort te zijn, snelwerkende is helder, tragerwerkende is troebel. Verwijder het beschermkapje van de naald. Spuit 2 eenheden weg ter controle of er werkelijk insuline uit de pen komt,is dit niet het geval doe dit verder tot er insuline verschijnt,zeker na een nieuw geplaatste penvulling die lucht kan bevatten . Stel de in te spuiten dosis in . Meng de troebele insuline (bezinking)door de pen 10x links en rechts te kantelen.
Nooit schudden . Neem een huidplooi , tussen duim en wijsvinger en prik de naald er loodrecht in .
Bij zeer korte naaldjes is de huidplooi niet nodig . Spuit de insuline in door op het achtereinde van de pen te duwen zonder de pen te bewegen en tel dan tot 10 . Verwijder de pen traag en loodrecht . Los de huidplooi Controleer of de volledige dosis is ingespoten , indien dit niet het geval is vervang je de penvulling en spuit je onmiddellijk de resterende eenheden in. Verwijder het naaldje van uw pen en gooi uw naaldje in de naaldcontainer Masseren na de injectie wordt niet aangeraden, je zou onnodig de insulinewerking versnellen.
Als er na de injectie een beetje bloed verschijnt, neem je best een droog watje en druk je even op de injectieplaats. Verlies je insuline, dan is er iets mis met je spuittechniek: ofwel trek je je naald te snel uit, ofwel spuit je te snel in, ofwel oefen je te veel druk uit op je huidplooi en pers je er als het ware de insuline terug uit.
De naaldlengte dient aangepast te worden aan de persoon . Magere mensen met een dunne vetlaag zullen minder diep moeten spuiten dan zwaarlijvige mensen met een veel dikkere vetlaag. Een naaldlengte tussen 4 en 8 mm is meestal voldoende . In principe moet de naald na elke inspuiting vervangen worden. Bij herhaaldelijk gebruik wordt de naald botter, doordat de zeer dunne naaldpunt rafelig word, al is dit moeilijk zichtbaar met het blote oog, hierdoor zal de inspuiting minder comfortabel verlopen en de resorptie van de insuline zal niet optimaal zijn door de beschadiging van de huid. Bovendien bestaat er een risico dat de naald verstopt. Dit moet voor elke inspuiting gecontroleerd worden door er een 2 eenheden insuline door te spuiten. Gebruikte naalden, spuiten en lancetten mogen niet met het gewone huisvuil weggegooid worden. Hiervoor bestaan handige naaldcontainertjes die je kan bekomen in de apotheek of bij de Vlaamse diabetesvereniging en die naar het containerpark dienen
gebracht te worden.
De meest geschikte inspuitplaatsen .
Buik ( vermijd twee vingers rond de navelzone en boven de taille) Billen Bovenbeen Inspuiten in de arm wordt best vermeden.
Belang van inspuitplaats . Elke spuitplaats kent z’n eigen opnamesnelheid van insuline. Insuline die in de buik wordt ingespoten, wordt sneller opgenomen dan insuline die in het bovenbeen is ingespoten. In het bovenbeen ingespoten insuline wordt sneller opgenomen wanneer je meteen daarna hard gaat lopen. Dus de opnamesnelheid is ook nog eens afhankelijk van de lichamelijke inspanning. Ze wordt ook beïnvloed door de temperatuur (vb. snellere opname in een warm bad). Het verdient daarom aanbeveling er voor te zorgen dat, bij meerdere inspuitingen per dag, steeds dezelfde spuitplaats op hetzelfde tijdstip van de dag gebruikt wordt vb. alle ochtendinspuitingen in de buik en alle avondinspuitingen in de dijen. Snelwerkende insuline wordt bij voorkeur in de buik ingespoten voor de snelle opname. Bij 4 injecties = 3 x buik, 1 x dij. Aangeraden word om de week van plaats te veranderen . Dit is verstandig om te
voorkomen dat spuitplaatsen 'overbelast' worden. Als je bijvoorbeeld altijd op dezelfde plaats in de buik spuit, kan bindweefselvorming (harde plekken) ontstaan, waardoor de opname van insuline beïnvloed kan worden. Dit kan worden voorkomen door regelmatig van been of buik zijde te veranderen en hier ook weer telkens op een andere plaats te prikken dan de vorige inspuiting . Om de plaats te onthouden kan dit eventueel genoteerd worden in het dagboekje.
Huidveranderingen na inspuiting: Pijn: -na het injekteren van insuline in een spier. - bij het niet laten opdrogen van de alkohol voor de inspuiting. Witte blaar: - de injektie was niet diep genoeg. Harde schijven: - onstaan wanneer de huid konstant op dezelfde plaats aangeprikt wordt, ze verdwijnen na zes weken tot drie à vier maanden als er niet meer op die plaats wordt geprikt. Bulten: - ontstaan door het grote volume dat wordt ingespoten; ze verdwijnen spontaan. Lipo-atrofie: - een foutieve injektietechniek en/of vorming van immunocomplexen ter hoogte van de injektieplaats kunnen kuiltjes doen ontstaan. Ze verdwijnen spontaan als men op die plaats niet meer inspuit. Lipohypertrofie:- onstaat door vorming van fibreuze vettumoren, meestal als gevolg van het steeds op dezelfde plaats inspuiten van insuline. De vetkussentjes verdwijnen meestal na 1 jaar, indien van injektieplaats veranderd wordt. Lipodystrofie: - de huid wordt lederachtig en geleidelijk verdwijnt het subcutaan vetweefsel waardoor er weerom kuiltjes ontstaan. De injektieprik wordt als pijnloos ervaren.
Aandachtspunten: Bewaren van insuline: o
Insuline en pen op kamertemperatuur
o
Voorraad insuline in koelkast, nooit invriezen!
Controleer steeds voor het inspuiten of u de juiste insuline heeft (bij gebruik van verschillende soorten) Vervaldatum:Controleer steeds bij het vervangen van de penfill de vervaldatum van de insuline Ontsmetten van de huid is niet nodig in de thuissituatie maar zorg voor goede hygiëne: handen wassen! Bespreek dit met de educator!
3.1Medicatieschema: Medicatie
8u
12u
17u
voor tijdens na
voor Tijdens na
voor tijdens na
22u
3.2 Orale anti-diabetica of bloedsuikerverlagende medicatie Naast uw dieet en lichaamsbeweging neemt medicatie die uw bloedsuiker verlaagt een belangrijke plaats in.Het is dan ook van het grootste belang om te weten wanneer u deze best inneemt en welke mogelijke bijwerkingen deze mogelijk kunnen hebben. 1 . Medicatie die de werking van je insuline verbeteren. A/ biguanides vb. Glucophage,Metformax,Merck Metformine. -
mogelijke nevenwerkingen : diarree , krampen , misselijkheid , metaalsmaak .
-
mag niet gegeven worden bij lever- en nierinsufficiëntie,belangrijke hartinsufficiëntie Inname tijdens of vlak na de maaltijd !
B/ glitazones vb. Actos ,Avandia. Deze medicatie word meestal samen met andere suikerverlagende medicatie gegeven, maar niet samen met insuline ! -
mogelijke nevenwerkingen : gewichtstoename , vochtopstapeling, hartinsufficiëntie
-
mag niet gegeven worden bij leverproblemen en gekend hartfalen. Inname ’s morgens bij het ontbijt!
2 . Medicatie die je insuline productie stimuleert in je pancreas. -
sulfonylurea vb.Amarylle,Daonil,Uni Diamicron,Euglucon,Glurenorm.
-
glinides vb.Novonorm. Inname 15 tot max 30 minuten voor de maaltijd -
mogelijke bijwerkingen : Deze medicatie kan “hypo’s “veroorzaken.
-
Wanneer je een pil vergeten bent voor de maaltijd dan mag je pas je volgende pil in nemen voor de volgende maaltijd om hypo’s te vermijden. Nooit dubbele dosis nemen.
3 . Incretines of DPP-4 inhibitoren -
Januvia, Galvus, Onglyza
4 . Combinatieproducten . -
sulfonylurea en metformine . Vb.Glucovance
-
glitazone en metformine Vb. Avandamet
-
DPP-4 inhibitor en metformine Vb. Eucreas
Belangrijk! Indien je bloedsuikerwaarden abnormale waarden aangeven, contacteer je
diabetesverleegkundige of arts , mogelijk moet je medicatie aangepast worden. Nooit je medicatie wijzigen zonder overleg met je behandelende arts . Indien je nuchter moet zijn voor een bloedname of onderzoek , geen medicatie
innemen.
4.Educatie: Opstarteducatie 1 2 3 4 5
Verlenging Opstarteducatie
2010
2011
6 7 8 9 10
2012
2013
2014
Opvolgeducatie 1 Opvolgeducatie 2 Extra educatie 1 Extra educatie 2 Extra educatie 3 Extra educatie 4
bij problemen bij problemen bij problemen bij problemen
Dieetconsult 2010 Consult 1 Consult 2
2011
2012
2013
2014
5.Materiaal Glucometer:……………………………………………………………………………………………. Lancetten:……………………………………………………………………………………………… Strips:…………………………………………………………………………………………………
Alle 6 maanden: 3 x 50 stripjes en 100 lancetten Datum
Strips
Lancetten
6.Doelstellingen 6.1 Algemene doelstellingen Een goede aanpak van uw suikerziekte verzekert u een langer én gezonder leven. Deze aanpak houdt verwikkelingen, die ontstaan door het dichtslibben van bloedvaten, ook langer tegen. 6.2 Persoonlijke doelstellingen Uw persoonlijke doelstellingen vormen de leidraad voor de aanpak van uw suikerziekte. Op basis van onderstaande doelstellingen maken u en uw huisarts een concreet zorgplan voor uw zorgtraject: Gezonde leefstijl met aandacht voor Regelmatig bewegen Stoppen met roken Gezonde voeding Gewicht Opvolgen en behandelen, zo nodig met geneesmiddelen, van Bloedsuiker Cholesterol en vetten in het bloed Bloeddruk Het dichtslibben van bloedvaten voorkomen met medicatie Overgewicht Tabakgebruik: stoppen met roken Bloedonderzoek: HbA1c1 Controle bij uw huisarts om eventuele verwikkelingen op te sporen: Ondervraging (risico op hartlijden , zenuwpijnen,..) Onderzoek van de voeten Bloed- en urineonderzoek Oogonderzoek bij de oogarts
Inenting tegen griep en pneumokokken2 Beter begrijpen van uw ziekte en de geplande zorg, met de hulp van diabeteseducatie
(1Hemoglobine A1c geeft aan of uw bloedsuiker gedurende de voorbije 3 maanden goed geregeld was ²door suikerziekte vermindert uw afweer tegen griep en infectieziekten; griep kan uw suikerziekte ontregelen )
7. Opvolgingschema
Grafiek Gewichtsverlies +5 = ….. 0 = ….. -5 = …..
% = kg
Streefdoel:
-10 = .….
1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 2010 2011 2012 2013 2014
Grafiek Roken
aantal sigaretten per dag
4
1
2 3 4 2015
Streefdoel:
40 35 30 25 20 15 10 5 0 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 2010
2011
Grafiek Lichaamsbeweging
2012
2013
4
1
2014
aantal keer per week
2 3 4 2015
Streefdoel:
0 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 2010
2011
2012
2013
2014
4
1
2 3 4 2015
Grafiek Bloeddruk
Streefdoel:
180 170 160 150 140 130 120 110 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 2010
2011
2012
2013
4
1
2014
Grafiek HbA1c
2 3 4 2015
Streefdoel:
12 11 10 9 8 7 6 5 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 2010 Cholesterol HDL
300 225 200 175 150
2011
2012
2013
2014
4
1
2 3 4 2015
Streefdoel:
1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 2010 2011 2012 2013 2014
Cholesterol
4
1
2 3 4 2015
Streefdoel:
LDL 130 125 120 115 100 95 90 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 2010 2011 2012 2013 2014
Grafiek BMI INVOEGEN?
4
1
2 3 4 2015
8.Behandelingsdoelen Diabetes is meer dan suiker alleen! Spreek met uw arts u persoonlijke behandelingsdoelen af en de arts noteert ze in de linkerkolom van het follow up document blz. 9
blz. kan fout zijn
prima
goed
matig
> 10
5-10
2-5
3x /wk
1-2x /wk
zwak
vermagering bij overgewicht
<2
(% daling van gewicht) lichaamsbeweging dagelijks nuchtere bloedsuiker
80-110
110-140
140-180
nooit
> 180
(mg/dl) HbA1c (%)
roken
bloeddruk (mm Hg) cholesterol (mg/dl) LDL cholesterol triglyceriden (mg/dl)
<7
7-8
8-9
>9
ja
neen
verminderd
< 130/80
< 140/90
< 150/95
< 175
175-220
220-250
> 250
<100
100-115
115-130
>130
< 150
150-180
180-200
_ < betekent minder dan; > betekent meer dan _ HbA1c = maat voor suikerregeling van laatste 2 à 3 m (de opgegeven
> 150/95
> 200
waarden gelden voor laboratoria met normaalwaarden tussen 4 en 6)
9. Bepaling van het voetrisico Diabetes spaart de voeten niet! Raapleeg uw voetverzorg(st)er en/of podoloog en arts Evalueer jaarlijks het risico op voetwonde
goed letten op huid en nagelafwijkingen letten op afwijkingen van de stand: -hamertenen -overrijdende tenen -hallux valgus (scheefgroeinde grote teen met knobbel) -Charcot voet
opsporen van verminderde gevoeligheid opsporen van perifeer vaatlijden -zijn er klachten van pijn in de kuiten na even stappen of rustpijn -arteria dorsalis pedis en arteria tibialis posterior (slagaders thv de voet) voelbaar. (beide niet voelbaar = perifeer vaatlijden)
9.1Bepaal de risicogroep
Raster om de risicoscore te bepalen (uit: Diabetespas. Gent: VDV, 2003) Risicogroep
0
1
2a
2b
3 (één van deze)
Neuropathie
neen
ja
ja
ja
-
Orthopedische misvorming
neen
neen
licht
zwaar
Charcot
Vaatlijden
neen
neen
neen
neen
ja
neen
neen
neen
neen
ja
laag
matig
hoog
zeer hoog
extreem hoog
Vroegere voetwonde of amputatie Risico
9.2 Podoloog – Voetverzorg(st)er Risicogroep
0
Consultatie
1x/12 mnd.
Voetzorg
geen
Schoenen
confectie
controle
1x/6 mnd.
voetverzorger podoloog
Inlegzolen
Medische
1
1x/12 mnd.
comfort
2a
2b
3
1x/6 mnd.
1x/6 mnd.
1x/3 mnd.
podoloog
voetkliniek
voetkliniek
maatwerk
maatwerk
maatwerk
confectie (semi)orthopedisch (semi)orthopedisch (semi)orthopedisch 1x/6 mnd.
1x/3 mnd.
1x/3 mnd.
1x/3 mnd.
9.3 Een voetwonde ? Raadpleeg onmiddellijk uw arts! Doorverwijzing naar de diabetische voetkliniek voor een grondige beoordeling en verder advies (debridement, chirurgie, advies wondzorg..) via een multidisciplinaire raadpleging met o.a. een endocrinoloog, orthopedist, schoenmaker, podoloog, schoentechnieker, vaatchirurg en verpleegkundige. 9.4 VOETVERZORGING VOOR DIABETESPATIENTEN � was dagelijks uw voeten met lauw water en een milde zeep � droog goed met een zachte handdoek, ook tussen de tenen � knip uw nagels recht en maak gebruik van een kartonnen vijltje � gebruik geen warmwaterkruik of elektrisch deken omwille van het risico op verbranding � loop nooit blootsvoets � draag sokken zonder gaten of plooien, let op voor te strakke elastieken � koop degelijke schoenen: zachte bovenkant, voldoende teenruimte, stevige zool, geen hoge hakken � schoeisel moet goed passen
10. Verwikkelingen Naast de symptomen die veroorzaakt worden door diabetes zijn er ook nog een heleboel complicaties die kunnen optreden door de ziekte of door een slechte controle ervan. Diabetes mellitus is een systeem ziekte: het tast alle organen in het lichaam aan. Maar niet enkel de duur van de ziekte of de glycemie zijn bepalend voor de complicaties maar ook uw bloeddruk, cholesterolgehalte, gezond gewicht en stoppen met roken spelen hierin een belangrijke rol. 10.1 Acute complicaties
1. Hyperglycemie Wat? Een hyperglycemie (= te hoge bloedsuiker) betekent dat je te veel suiker in je bloed hebt. >180mg/dl Oorzaken? De mogelijke oorzaken zijn: Overdadige maaltijd Sterk gesuikerde voeding Onvoldoende insuline ingespoten of vergeten in te spuiten Bloedsuikerverlagende middelen vergeten te nemen Stress en angst Koorts en ziekte
Symptomen?
Maatregelen? Bij twijfel: steeds je glycemie meten en noteren Voldoende drinken Dokter bellen en doktersadvies opvolgen Extra beweging kan helpen om je glycemie te doen dalen, maar je glycemie mag zeker niet hoger zijn dan 240mg/dl
2. Hypoglycemie Wat? Een hypoglycemie (= te lage bloedsuiker) betekent dat je te weinig suiker in je bloed hebt. <70mg/dl Oorzaken? De mogelijke oorzaken zijn: Onvoldoende eten Een maaltijd overslaan Te veel bloedsuikerverlagende tabletten innemen Te veel insuline ingespoten Insuline in een spier ingespoten Te veel tijd tussen de inspuiting en de maaltijd Meer lichaamsbeweging dan gewoonlijk (sporten, wandelen, poetsen) Warm weer Alcohol buiten de maaltijden Symptomen?
Maatregelen? Glycemie meten en noteren Neem altijd eerst snelwerkende suikers (2 klontjes suiker, 2 druivensuiker (10g) of ½ glas suikerhoudende frisdrank/fruitsap Indien de symptomen niet verdwijnen na 10 minuten: snelwerkende suikers herhalen
Neem daarna traagwerkende suikers (droge koek of boterham of stuk fruit) indien je nog meer dan 1 uur wacht voor de volgende maaltijd. Zelden gebeurt het, ondanks alle voorzorgen, dat de hypoverschijnselen niet verdwijnen en er mogelijk bewustzijnsverlies optreedt. In deze omstandigheden kan iemand je glucogon (GlucaGen® Hypokit) toedienen Glucagon brengt al de suikerreserve uit de lever in de bloedbaan Glucagon dient enkel gegeven te worden als je zelf niet meer kan drinken De exacte plaats of diepte van toediening van de inspuiting is minder belangrijk Je kan misselijk zijn na een Glucagon inspuiting Nadien raadpleeg je best je arts en neem je een suikerhoudende drank, na 1/2u eet je nog een boterham of een droge koek Bewaar je noodspuit in de koelkast en kijk de vervaldatum na. Bij een coma t.g.v. bepaalde bloedsuikerverlagende tabletten is een spoedopname in het ziekenhuis noodzakelijk.
10.2 Complicaties op langere termijn Chronische complicaties Bij een slechte diabetesregeling met langdurig verhoogde glycemie en frequente glycemieschommelingen verhoogt de kans op complicaties aan de ogen, nieren, hart, bloedvaten, voeten, enz. Een slechte diabetesregeling veroorzaakt een verdikking van de vaatwand van de bloedvaten. Een te hoge cholesterol, roken, een te hoog vetgehalte en een te hoge bloeddruk dragen eveneens bij aan het ontstaan van een verdikking van de vaatwand. Een verdikte vaatwand maakt dat de bloedvaten dichtslibben. Dit kan gebeuren in elk bloedvat. Naar gelang de plaats geeft dit specifieke complicaties: Thv de ogen = retinopathie Kan leiden tot blindheid Preventie: Jaarlijks bezoek aan de oogarts Rookstop Thv de nieren = nefropathie Kan leiden tot nierinsufficiëntie en de nood aan nierdialyse en/of niertransplantatie Preventie: Bloeddruk controle Jaarlijks controle van de aanwezigheid van eiwitten in de urine Thv hart en bloedvaten Kan leiden tot infarcten Preventie: Bloeddrukcontrole Rookstop Thv de voeten = neuropathie Kan leiden tot infecties en/of voetwonden met de nood aan amputatie Preventie: Dagelijks voeten wassen en controleren Voetcontrole door arts en verpleegkundige Hydratatie van de voeten en onderbenen Geen badkamerpedicure (opletten met wegschrapen van eelt, te kort knippen van nagels, enz) Eventueel inschakeling van pedicure en/of podoloog Goede, stevige schoenen dragen Niet blootsvoets lopen Opletten met het gebruik van warmwaterkruiken etc
Geen steunverbanden en windels dragen zonder doktersvoorschrift
11.Nuchter blijven Bij bepaalde onderzoeken/ interventies dient U nuchter te blijven. (nuchtere bloedafname, radiologische onderzoeken met contraststof, gastro- en coloscopie, kleine chirurgische ingrepen , o.a. cataractchirurgie, etc..) Bij type 2 diabetes In het kader van orale antidiabetica:
’s morgens GEEN orale antidiabetica, ook wanneer U nog een ontbijt mag nemen en het onderzoek pas in de namiddag doorgaat.
UITZONDERINGEN:
Novonorm is ultrakortwerkend: indien nog een ontbijt mag genomen worden, mag ook Novonorm nog ingenomen worden
Metformine dient de avond voor het onderzoek gestopt te worden als er risico is voor plotse achteruitgang van de nierfunctie (vb: onderzoeken met contrast, chirurgische ingreep)
na het onderzoek mogen de orale antidiabetica terug opgestart worden
UITZONDERINGEN:
Indien gekende nefropathie : metformine pas opnieuw opstarten als een bloedname 2 dagen na het onderzoek een creatinine <1,5mg/dl toont.
In het kader van Insulinetherapie:
U mag thuis, voor het onderzoek, de pilletjes en de insuline NIET gebruiken.
Tracht onderzoeken bij insulineafhankelijke diabetespatiënten zo vroeg mogelijk op de ochtend te plannen, zodat U na het onderzoek een uitgesteld ontbijt kunnen nemen, met de normale ochtenddosis van de orale antidiabetica en/of insuline.
Bij complexere interventies (o.a. coloscopie, cataractchirurgie) lijkt een daghospitalisatie meer aangewezen, daar het glycemiebeleid dan gemakkelijker bijgestuurd kan worden.
12. Leven met diabetes 12.1Voeding 12.2 Lichaamsbeweging – fysieke inspanning Waarom is lichaamsbeweging belangrijk?
Een 3 tal keer per week een half uur lichaamsbeweging is goed voor je gezondheid en voor je algemeen welzijn : -
het doet de bloedsuikers verlagen verlaging van bloeddruk en stress bevordert gewichtsverlies minder kans op lange termijn complicaties versterking van je hart, spieren en beenderen.
Bewegen kan van alles zijn : wandelen, fietsen, dansen, zwemmen,gras afrijden, poetsen. Maw. Elke extra activiteit dat je levert. Lichaamsbeweging verlaagd de bloedsuiker : je spieren gaan meer glucose vragen en krijgen. Dus bewegen is aan te raden, maar hou er ook rekening mee dat teveel verlaging van je bloedsuikers kan leiden tot een hypo. Pas dus je insulinedosis of je tabletten aan.
Hoe start je met sporten : ----------------------------- laat eerst je bloeddruk, ogen, voeten, bloedsuiker, hart en bloedvaten nakijken door huisarts en bespreek welke sporten voor jou kunnen. - kies een activiteit die je graag doet : fietsen, home trainer, wandelen, zwemmen. Zet verschillende activiteiten op je voorkeurlijstje : binnen en buitenactiviteiten. Zo kan je afwisselen en ben je niet afhankelijk van het weer. - begin stap voor stap. Zware inspanningen moeten niet. - Denk aan je voeten. Doe de juiste schoenen en kousen aan..
Voor elke inspanning : --------------------------
controleer je bloedsuiker : 150 tot 150mg/dl = ideaal te laag = lager dan 60 mg/dl : neem 2 KH porties te hoog = hoger dan 250 mg/dl : stel de activiteit uit. bij ketonen : stel de activiteit uit.
-
Spuit best in je buik. Ga niet over je maximale hartslag, gebruik een hartslagmeter. Drink voldoende tijdens je activiteit. Overweeg tussentijdse controles van de bloedsuiker,
Na elke inspanning : -----------------------
-
nazicht van je voeten op blaren en roodheid. Na de inspanning kan je bloedspiegel nog sterk dalen, dus controleer je bloedsuikerwaarde 30’tot 60 min. Na de activiteit. Stel na de inspanning de daaropvolgende maaltijd niet uit. Dit om suikerreserves in de lever terug aan te vullen. Hypo’s kunnen zich voor doen tot 36 uur na de fysieke inspanning door dat de spieren extra suikers opnemen.
Wat eet je voor je gaat sporten : --------------------------------------
-
indien de maaltijd na de maaltijd begint kunnen er extra suikers opgenomen worden vb extra aardappelen, pasta of brood. Indien de activiteit meer dan een uur na de maaltijd start, eet je een snack voor de inspanning vb een appel, een boterham afhankelijk van de intensiteit.. Bij een langdurige inspanning best extra KH portie gebruiken :vb om het uur druivensuiker of suikerrijke drank = 1 KH portie, bij intensief sporten om de 30 min.
Niet sporten : -
bij ziekte hoge bloedsuiker : meer dan 250 mg/dl
-
als je bij een inspanning pijn in je borst of benen hebt. Als je kortademig of heel moe bent Bij ketonen in urine of bloed ( duidt of insulinetekort).
12.3 Alcohol en roken Alcohol : ----------Mag je nog drinken? Ja, maar best met mate. Alcohol vermindert de suikerproductie in de lever waardoor de bloedsuikerspiegel daaltt. Dit is het aperitief effect : door de daling van de suikerconcentratie in je bloed krijg je honger. Bij diabetespatiënten kan de suiker blijven dalen en serieuze hypo’s veroorzaken, zelfs uren later nog.. De lever breekt 1 eenheid per uur af ( 1 glas bier, 1 glas wijn) maar dat kan variëren. Als je aan een hoger tempo drinkt stijgt het risico op een hypo ook tijdens de volgende nacht en dag. Sla dus je ontbijt niet over, ook al heb je geen zin. Besef dat alcohol je kan benevelen en dat je hierdoor je hypo’s niet herkent of voelt aankomen.
Enkele tips : -
drink nooit op nuchter maag, bij een aperitief ervoor zorgen dat je binnen het half uur kan eten Als je doorheen de avond drinkt eet dan regelmatig kleine porties KH en drink voldoende water. ( kaas is geen KH portie!) Vertel je omstanders over je diabetes en dat ze je hulp kunnen bieden als er een hypo optreedt. Zorg dat je een diabetespasje bij je hebt, als je naar alcohol ruikt terwijl je hypo hebt trekt men misschien een verkeerde conclusie en denkt men niet aan een hypo. Voor je gaat slapen best nog een KH portie nuttigen, dit om een hypo tijdens de nacht te voorkomen. Zorg dat je je glucometer bij hebt, zo kan je de bloedsuiker controleren bij problemen.
Stoppen met roken : ----------------------Roken is ongezond en bij diabetici is het gevaar dubbel. Waarom : ze hebben al een hoger risico op beschadigde bloedvaten, wat kan leiden tot hartaanvallen, beroertes, slechte bloedtoevoer naar de benen….en roken doet daar nog een flinke schep boven op. Dit betekent dus een verdubbeling van het risoco op aandoeningen aan hart en bloedvaten.
Door niet te roken sparen diabetici : - de bloedvaten en kransslagaders rond hun hart - hun ogen en nieren - hun longen - hun gezondheid in het algemeen.
Ze verbeteren ook hun bankrekening, hun conditie en hun seksleven.
Als je je gezondheid onder controle wil houden, is stoppen met roken net zo belangrijk als je bloedsuikercontrole, beweging en een gezonde voeding.
Tips : -
www.vrgt.be www.rookwijze.be www.rooksignaal.be www.stopsmoking.be De rookstoplijn : 0800 111 00 Boek : stoppen met roken van Alan Carr
12.4 Diabetes en Mondhygiene Een goede mondhygiëne en tandverzorging is voor mensen met diabetes belangrijk. Door diabetes heeft meer kans op vorming van tandplak en het ontwikkelen van mondinfecties. Ontstekingen in de mond kunnen de suiker ontregelen. Een slechte glycaemiecontrole bevordert dan ook weer tandvleesontstekingen. Maar een goed verzorgd gebit gaat echter ook bij u een levenlang mee. Wat moet u doen: *Voeding Verzorg uw voeding volgens de voorschriften van de dietiste : Snoep verstandig, stop met roken en mijd suikerhoudende voeding en alcohol. *De tandarts Ga minstens 2 maal per jaar naar de tandarts. Neem een afspraak kort na de maaltijd om mogelijke hypo’s te voorkomen. Het kan immers gebeuren dat je niet onmiddellijk na een tandverzorging mag eten. *Ontstekingspreventie Om ontstekingen in de mond te voorkomen: -Poets de tanden na iedere maaltijd indien mogelijk. -Verwijder minstens 1 maal per dag op grondige wijze de tandplak. Hiervoor gebruikt uniet alleen de tandenborstel maar eveneens tandzijde of een inter-dentaal borsteltje. Aanvullend spoelen met mondwater is een goede gewoonte. - Een goede tandenborstel wordt 4 maal per jaar vernieuwd en is niet hard. -Koop een goede fluorhoudende tandpasta .
12.5 Diabetes en seksualiteit Seksuele verlangens horen bij het leven en bevrediging ervan draagt bij aan uw kwalitieit van leven en zelfrespect. Het is geweten dat diabetes een spelbreker kan zijn en uw sexueel leven kan verstoren, zeker als de diabetes reeds lang bestaat. Bij de meeste mannen gaat dan om erectieproblemen. Dit kan te wijten zijn aan bloedvat- of zenuwbeschading .Maar vaak speelt ook het schrikbeeld mee : zin in sex hebben, en het lukt niet …Het probleem is in de geneeskunde welbekend. Praat erover met uw huisarts. Hij zal met u de meest geschikte behandeling bespreken.
Bij de vrouw uiten sexuele stoornissen zich vaak in “geen zin om te vrijen”Een onderliggende, al dan niet gekende depressie, kan hiervan de oorzaak zijn. Een vaginale schimmelinfectie of vaginale droogte is bij diabetici bekend .Schaam u dus niet hierover met uwhuisarts te spreken. Zowel mannen als vrouwen kunnen baat hebbene bij de hulp van een sexuoloog of psycholoog.
13.Diabetes en rijbewijs Voor het bekomen van een rijbewijs moet men op erewoord verklaren vrij te zijn van aandoeningen die een invloed kunnen hebben op de 'algemene lichamelijke en geestelijke rijgeschiktheid'. Een persoon die diabetes heeft kan en mag deze verklaring niet ondertekenen, maar moet het advies van een arts vragen, die dan in eer en geweten moet nagaan of deze persoon al dan niet geschikt is om een motorvoertuig te besturen. Dit advies of goedkeuring is ook nodig voor wie al een rijbewijs heeft en pas nadien diabetes krijgt. Praktische richtlijnen: 1. Iedereen met diagnose diabetes: rijbewijs aanpassen binnen de 4 werkdagen na diagnose 2. Rijgeschiktheidsattest aanvragen bij arts Voor privé-rijbewijs (groep 1; rijbewijs A3, A, B of B+E): - behandeling met medicatie die geen hypo's veroorzaakt (metformine) of enkel levensstijlaanpassingen: huisarts - behandeling met medicatie die hypo's veroorzaakt of insuline: endocrinoloog
Voor professioneel rijbewijs (groep 2): - op basis van advies en endocrinoloog en oogarts: keurende arts 3. Rijbewijs afhalen bij gemeente, dienst bevolking Inleveren: - rijgeschiktheidsattest - 2 pasfoto's - oud rijbewijs Vernieuwing (privé)rijbewijs is kostenloos vanaf november 2009 4. Geldigheidsduur Voor privé-rijbewijs (groep 1; rijbewijs A3, A, B of B+E): - jonger dan 48 jaar: maximum 5 jaar - tussen 48 en 50 jaar: maximum tot 1 dag voor de 53° verjaardag - ouder dan 50 jaar: maximum 3 jaar Voor professioneel rijbewijs (groep 2): - maximum 3 jaar 5. Autoverzekering
- kopie rijgeschiktheidsattest en/of recto verso kopie aangepast rijbewijs aangetekend opsturen - geen toeslag op premie
14. Diabetes en Reizen Niets verhindert u van op reis te gaan. Maar enkele zaken verdienen op voorhand uw aandacht. Overloop het onderstaand lijstje systematisch en breng de nodige zaken in orde: De Papieren *Paspoort. + reis-verzekering (neem van beiden een kopie.) * Medicatielijstje Stop een medicatielijstje in uw portefeuille . Neem eventueel een een doktersverslag mee (met de laatste uitslagen), voor het geval u iets overkomt en u een dokter nodig hebt. Zoek vooraf uit waar u medische hulp kan krijgen op de plaats van bestemming.
*Doktersverklring injectiemateriaal De noodzaak van spuitjes en naaldjes moet met een medisch attest bevestigd zijn als u hiermee over de grens gaat of per vliegtuig reist. *Vaccinatieboekje Laat u zonodig, tijdig vaccineren Mogelijke nevenwerkingen van het vaccin kunnen dan tijdig verholpen worden. *Diabetes- Identificatiekaartje : Verwittig de verantwoordelijke van de reisorganisatie dat u diabetes hebt en leg hem uit wat te doen in geval van hypoglycaemie
De Medicamenten *Neem een ruime hoeveelheid tabletten of insuline als u naar het buitenland gaat, omdat ze niet overal verkrijgbaar zijn *Neem uw medicijnen mee in de handbagage, liefst verspreid over meerdere personen i.v.m. kans op verlies of diefstal * insuline kán bevriezen in het bagageruim van een vliegtuig; bewaar het koel en donker (z.n. in een insuline-tasje)in de handbagage *Glucagon * gebruikt u insuline, neem dan glucagon mee en zorg dat er iemand is die dat kan in spuiten
Zelfcontrolemateriaal *Neem een extra hoeveelheid zelfcontrole-materiaal mee; Als u anders gaat eten in het buitenland of andere activiteiten doet dan thuis, zult u wellicht vaker meten * Zorg voor uw materiaal in uw eigen handbagage, én laat ook iemand anders een deel van uw materiaal meenemen. Snelwerkende suikers *Zorg ervoor steeds enkele tabletten druivensuiker bij te hebben. Suikerhoudende dranken kunnen immers in de luchthaven om veiligheidsredenen worden afgenomen. * Voorzie u eveneens van een pakje droge koeken. * Een maaltijd-vervangende repen in uw handbagage kan nodig zijn in geval van oponthoud of lange tocht. Voedingsgewoonten: Stel u tijdig op de hoogte van de voedingsgewoonten in een vreemd land, Overleg zo nodig met uw huisarts, dietiste of educator hoe u daarmee kunt omgaan. Aktiviteiten Als uw vakantie-aktiviteiten heel anders zijn dan thuis, meet dan uw glucose vaker zodat u uw voeding, beweging of medicatie kunt aanpassen. Vermijd, zo mogelijk, alleen te gaan zwemmen of de bergen in te gaan Voeten Met goed passende en goed ingelopen schoenen kunt u blaren vermijden. Neem iets mee ter voorkoming of behandeling van blaren, bv. Compeed* Loop zo min mogelijk blootsvoets (zeker niet op heet zand!) Zo er toch een wondjes optreedt, reinig, ontsmet en dek het zorgvuldig af. Bij mogelijke infectie zoekt een lokale arts op. Tijdsverschil gaat u verder dan 2 uur oost- of westwaarts, en gebruikt u insuline, overleg dan vooraf met uw arts hoe u uw insuline-schema op de heen- en terugreis aanpast. Een bijkomende insulinepen met snelwerkende insuline, kan dan overwogen worden . Ziekte In het buitenland ziek worden is extra vervelend; Vermijd water, ijs (-blokjes), ongeschild fruit en ongekookte voedingsmiddelen als u niet zeker bent Neem bij braken en diarree contact op met een arts
Bel bij vragen of problemen zonodig uw diabetes-team: Tel :
15. Diabetes en ramadan en vasten Moslims die vasten tijdens de ramadan moeten zich onthouden van eten, drinken, gebruik van orale medicatie, en het roken van zonsopgang tot na zonsondergang. In De Koran worden diabetici uitgesloten van de verplichting van de vasten (Heilige Koran, Al-Bakarah, 183-185), vooral als het vasten kan leiden tot schadelijke gevolgen voor het individu. Patiënten met diabetes vallen onder deze categorie, omdat hun chronische stofwisselingsziekte een hoog risico vormt op diverse complicaties als het patroon en de omvang van hun maaltijd en vochtinname sterk veranderd. Patiënten die aandringen op vasten moeten zich bewust zijn van de daaraan verbonden risico's en zich houden aan de aanbevelingen van hun zorgverleners om de vastenperiode veilig door te komen. Elke aanbeveling hieromtrent is individueel verschillend voor elke diabeet. 1à2 maanden voor de ramadan gaat u bij uw huisarts langs en uw arts bespreekt met u de mogelijke risico’s van het vasten wanneer u beslist aan de ramadan deel te nemen en uw ervaring met vroegere vastenperiodes. Uw arts oordeelt enkel of het medisch verantwoord is deel te nemen aan de ramadan. U krijgt informatie rond uw dieet en medicatie Risico’s verbonden aan het vasten van diabetes type 2 -
Hypoglycemie
-
Hyperglycemie
-
Diabetisch ketoacidose
-
Uitdroging
-
Trombose
Bepalende factoren die uw risico verhogen tot: -
ZEER HOOG RISICO: o Ernstige hypoglycemie in de laatste 3 maanden voor de ramadan o Voorgeschiedenis van terugkerende hypoglycemie o Pt die zich niet bewust zijn van hypoglycemie o Aanhoudende slechte glycemiecontrole o Ketoacidose in de laatste 3 maanden voor ramadan o Acute ziekte o Hyperglycemisch coma in de laatste 3 maanden voor ramadan o Zware lichamelijke arbeid o Dialyse
-
HOOG RISICO o Matige hyperglycemie
o Nierinsufficiëntie o Gevorderde macrovasculaire complicaties o Alleenwonend o Ouderdom met slechte gezondheid o Andere geneesmiddelen die van invloed kunnen zijn -
GEMIDDELD RISICO o Goed gecontroleerde patiënten behandeld met kortwerkende insuline
-
LAAG RISICO o Goed gecontroleerde patiënten met alleen dieet, metformine of thiazolidinedion die verder gezond zijn
De totale dosering van uw medicatie moet worden aangepast in combinatie met het gewichtsverlies of winst die zich kunnen voordoen tijdens de ramadan. Voldoende vochtinname en lichaamsbeweging zijn onontbeerlijk. Glycemiecontroles: -
Eerste 4 dagen dagelijks dagcurve
-
Dan 1/week dagcurve
-
3 dagen na Suikerfeest dagcurve
Raadpleging bij uw huisarts -
1à 2 maanden voor ramadan
-
Na 4dagen dagcurve
-
Na 2 weken
-
Na dagcurve na Suikerfeest
De nodige glycemiecontroles uitvoeren is in deze periode zeker zo belangrijk.De eerste 4 dagen van de ramadan geeft dikwijls een duidelijk beeld hoe uw lichaam zal reageren in de vasten. Wanneer u bij uw huisarts op raadpleging gaat kan uw arts de dagcurves evalueren en uw medicatie aanpassen aan de voor u meest geschikte dosis.
Wanneer u een hypoglycemie heeft tijdens het moment van vasten moet u heel goed begrijpen dat er geen enkele andere manier is om uw bloedsuikerspiegel terug op peil te brengen dan met koolhydraten!
16. Diabetes en ziekte WAT DOET U ALS U ZIEK BENT Als een bijkomende ziekte (bv. griep) uw diabetes dreigt te ontregelen…… In geval van ziekte kunnen de volgende 5 regels u houvast geven: regel 1: Stop bij ziekte nooit uw tabletten of insuline! * elk acuut gebeuren in uw lichaam activeert stress-hormonen * stress-hormonen werken de insuline tegen en doen de glucose oplopen regel 2: Bij zelfcontrole: meet bij ziekte minstens 4 x daags uw bloedglucose Indien geen zelfcontrole: waarschuw dan uw huisarts als u meer dorst hebt, en meer moet plassen en drinken dan normaal regel 3: Eet zo normaal mogelijk, drink minstens 2½ liter vocht (water, thee of bouillon) * koolhydraten zijn nodig als energiebron, ook en juist als u ziek bent * uitdroging voorkomen is belangrijk regel 4: Pas zonodig de insuline-dosis aan bij te hoge glucose-waarden, volgens de Voorschriften die uw diabetes-team met u heeft afgesproken Gebruikt u alleen tabletten, ga er dan vooral mee door! regel 5: Neem contact op met uw huisarts of internist als: * u braakt en niets kunt binnenhouden * uw glucosewaarden hoog blijven of hoger worden * hypo’s doet * uw conditie onvoldoende verbetert * als u ongerust bent en behoefte hebt aan advies
Telefoonnummers van uw HUISARTS: HUISARTSENPOST: INTERNIST:
17.Andere medicatie Vaak neem je als patiënt niet alleen medicatie voor een goede diabetesregeling. Veel patiënten moeten daarnaast nog medicatie nemen voor allerlei redenen. Elk geneesmiddel heeft zijn eigen specifieke werking, maar kan ook de werking van andere geneesmiddelen beïnvloeden. Betreffende diabetes zijn er geneesmiddelen die de glycemie zullen doen verhogen (bv. corticoïden) of juist doen verlagen (bv. Marcoumar®). Een vuistregel is: zorg dat elke arts die jou medicatie voorschrijft, weet dat je diabetes type 2 hebt en welke geneesmiddelen je daarvoor neemt!
Zo kan indien nodig een ander geneesmiddel worden voorgeschreven of indien nodig de therapie voor diabetes (tijdelijk) aangepast worden. Ook wanneer je medicatie haalt in de apotheek zonder voorschrift (bv. hoestsiroop, keeltabletten,..) laat je best aan de apotheker weten dat de medicatie voor jou bestemd is en dat je lijdt aan diabetes type 2.
18. Notities zorgverstrekkers
19. Notities patiënten
20. Bijkomende informatie 20.1 anderstalige brochure diabetes type2: Turks – Nederlands Arabisch – Nederlands Hindoestanen www.novonordisk.nl
20.2 patiëntenvereniging Vlaamse Diabetesverenging – VDV Ottergemsesteenweg 456 9000 Gent
E-mail :
[email protected]
Diabetes Infolijn 0800/96.333 (gratis nummer)
21. Bronnen: - www.zorgtraject.be - Diabetessite HPO vzw - Diabetespas, VDV - www.slotervaartziekenhuis.nl/diabetes/DiabetesenRamadan - American Diabetes Association: Recommendations for Management of Diabetes During Ramadan Response to Al-Arouj et al.Tarik A. Elhadd, MD and Abdullah A. Al-Amoudi, MD -Diabetesproject Aalst -Aanbeveling Diabetes Mellitus type 2 Domus Medica
: internet algemeen DIEP Nederland Abbott Lifescan
Een uitgave van de Huisartsenkring Pallieterland en Omgeving. www.hpovzw.be