EDUCATIEBOEK
Zorgtraject diabetes
Leidraad tot aanpak van uw diabetes type2
EDUCATIEBOEK
Zorgtraject diabetes
Leidraad tot aanpak van uw diabetes type2
versie 10.10
Inhoudsopgave Inleiding 1. Identificatiegegevens 2. Educatie 3. Dieetconsult 4. Podologisch consult 5. Insuline/incretine 6. Materiaal 7. Medicatieschema 8. Opvolgingschema en grafieken 9. Diabetespaspoort 10. Het zorgtrajectcontract 11. Doelstellingen 11.1 Algemene doelstellingen 11.2 Persoonlijke doelstellingen
12. Behandelingsdoelen 13. Insulineschema/Incretineschema 13.1 Aanpassingsschema 13.2 Symptomen hypo-/hyperglycemie 13.3 Inspuitingstechniek 13.4 De naaldlengte 13.5 De meest geschikte inspuitingsplaatsen 13.6 Huidveranderingen na inspuiting 13.7 Aandachtspunten
14. Antidiabetica 14.1 Orale antidiabetica of bloedsuikerverlagende medicatie 14.2 Inspuitbare antidiabetica 2.1 Incretines: Byetta –Victoza Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
Inhoudsopgave
2.2 Insulines
15. Voeding 15.1 Koolhydraten 1.1 Enkelvoudige koolhydraten 1.2 Meervoudige koolhydraten 1.3 Voedingsvezels
15.2 Vetten 2.1 Verzadigde vetten 2.2 Voedingscholesterol 2.3 Enkelvoudig onverzadigde vetten 2.4 Meervoudig onverzadigde vetten
15.3 Eiwitten 15.4 Restgroep
16. Bepaling van het voetrisico 16.1 Bepaal de risicogroep 16.2 Een voetwonde? 16.3 Voetverzorging voor diabetespatiënten
17. Verwikkelingen 17.1 Acute complicaties 1.1 Hyperglycemie 1.2 Hypoglycemie
17.2 Complicaties op langere termijn
18. Nuchter blijven 19. Leven met diabetes 19.1 Lichaamsbeweging – fysieke inspanning 19.2 Alcohol en roken 2.1 Alcohol 2.2 Stoppen met roken
19.3 Diabetes en mondhygiëne
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
Inhoudsopgave
19.4 Diabetes en seksualiteit
20. Diabetes en rijbewijs 21. Diabetes en reizen 22. Diabetes en ramadan of vasten 23. Diabetes en ziekte 24. Andere medicatie 25. Het Milieu 26. Notities zorgverstrekkers 27. Notities patiënten 28. Bijkomende informatie 28.1 Anderstalige brochure diabetes type2 28.2 Patiëntenvereniging
29. Bronnen
Gelieve deze map bij elke raadpleging van arts, endocrinoloog, educator mee te brengen.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
Inhoudsopgave
Inleiding Een tijdje geleden werd bij u de diagnose diabetes gesteld. Wellicht was deze mededeling voor u niet zo aangenaam en rijzen er heel wat vragen: ”Wat nu? Kan of moet ik daar nu iets aan doen.” Heel wat mensen hebben diabetes: meer dan 8% van de Belgische bevolking lijdt eraan. Om goed voor uzelf te kunnen zorgen is inzicht en kennis van deze ziekte belangrijk.
Wat is diabetes? Het verhaal in een notendop Diabetes is een ziekte met een teveel aan suiker in het bloed. Suikerhoudende voedingsmiddelen, ook “koolhydraten” genoemd, zitten in onze voeding in brood, rijst, aardappelen, pasta. Ook fruit en melkproducten bevatten suiker. Via de darm komt suiker in het bloed onder de naam “glucose”.
Suiker in het bloed noemen we “glycemie”. Glucose levert aan de cellen van ons lichaam de energie die nodig is om goed te functioneren. Men vergelijkt suiker daarom met brandstof voor de wagen.
Het hormoon insuline is het sleuteltje dat de poortjes van onze cellen openzet om deze brandstof uit het bloed binnen te laten in de cellen. Bij diabetes zit het probleem in de sleuteltjes: in de insuline of in de gevoeligheid van de cellen voor de insuline Enerzijds is er een tekort omdat de alvleesklier die insuline maakt uitgeput is en te weinig insuline maakt.
Anderzijds werkt de insuline niet zo goed omdat het lichaam minder gevoelig is voor de insuline
De hoeveelheid insuline die het lichaam maakt is onvoldoende om de suiker uit het bloed in de cellen binnen te laten.
Aanvankelijk zullen pilletjes de productie van insuline kunnen verhogen en de gevoeligheid voor insuline verbeteren. Maar na enige tijd werken die medicamenten niet meer en moet men overgaan op insuline.
De cellen krijgen te weinig energie en men voelt zich moe. De bloedsuiker of glycemie blijft hoog. Hoge bloedsuikers beschadigen op termijn de bloedvaten.
Educatieboek versie 10.10
Omdat insuline door de maagsappen afgebroken wordt, moet het worden ingespoten. Het kan dus niet langs de mond worden ingenomen.
Zorgtraject Diabetes
Inleiding
Naast de controle van uw suiker moeten, bij een goede diabetesbehandeling, andere factoren goed in de gaten worden gehouden. Controle van de bloedvetten (lipiden), bloeddruk, gewicht en niet het minst rookstop zijn essentieel voor de gezondheid van de bloedvaten.
Uw educatieboek Een diabetes behandeling is echter voor iedereen verschillend. Suikerziekte vraagt om een behandeling op maat. Het is een behandeling “ à la carte” met meer dan alleen maar een medicamentje voorschrijven. Zo kan uw diabetesbehandeling er helemaal anders uitzien dan die van uw buurman.
Daarom hebben we specifiek voor u dit boekje opgesteld: met uw eigen specifieke doelstellingen en behandelingsplan. Gebruik deze map als werkboek. Laat het een leidraad zijn in de actieve aanpak van uw diabetes. Breng deze map mee, telkens u naar uw huisarts, uw endocrinoloog, uw diabetesverpleegkundige of uw diëtiste gaat.
Vul nu de eerstvolgende bladzijden in volgens uw kunnen. We zullen u graag hierbij helpen.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
Inleiding
1. Identificatiegegevens Start zorgtraject: ……………… Einddatum ………………………………... Mevr./Mr. …………………..…………………………………………………………….. Adres ..…………………………………………………………………………………….… ………………………………………………………………………………………. Tel: …………………………………………………………………………………………..
Huisarts: …………………………………………………………………………………. Tel: …………………………………………………………………………………………..
Endocrinoloog: ……………………………………………………………………….. Tel: ……………………………………………………………………………………………
Educator: ………………………..………………………………………………………. Tel: .………………………………………………………………………………………....
Thuisverpleegkundige: ..…………………………………………………….….. Tel.: …………………..………………………………………………………………….….
Diëtiste: ….………………………………………………………………………………. Tel: ............................................................................................
Voetverzorg(st)er: …………………………………………………………………. Tel: ............................................................................................
Podoloog: ..……………………………………………………………………………… Tel: ..………………………………………………………………………………………...
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
1. Identificatiegegevens
2. Educatie Opstarteducatie
1 2 3 4 5
Verlenging Opstarteducatie
20..
20..
6 7 8 9 10
20..
20..
20..
Opvolgeducatie 1 Opvolgeducatie 2 Extra educatie bij problemen 1 Extra educatie bij problemen 2 Extra educatie bij problemen 3 Extra educatie bij problemen 4
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
2. Educatie
3. Dieetconsult 20..
20..
20..
20..
20..
Consult 1 Consult 2
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
3. Dieetconsult
4. Podologisch consult 20..
20..
20..
20..
20..
Consult 1 Consult 2 -
Draagt u steunzolen? Duid aan: - neen - ja, sinds:../ .. / ….. De steunzolen die u nu draagt hebt u sinds: .. / .. / ……
-
Draagt u (duid aan en vermeld merk)? - confectieschoenen ……………………………….. - semi-orthopedische schoenen ………………. - orthopedische schoenen ………………………..
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
4. Podologisch Consult
5. Insuline/incretine Datum
Educatieboek versie 10.10
Insuline/incretine
8 u.
Zorgtraject Diabetes
12 u.
17 u.
22 u.
5. Insuline/incretine
6. Materiaal Glucometer: ………………………………………………………………………………………. Lancetten: ………………………………………………………………………………….……… Strips: …………………………………………………………………………………………..……
Alle 6 maanden: 3 x 50 stripjes en 100 lancetten Datum
Strips
Educatieboek versie 10.10
Lancetten
Zorgtraject Diabetes
6. Materiaal
7. Medicatieschema
Medicatie
8 u. voor
Educatieboek versie 10.10
tijdens
12 u. na
voor
tijdens
Zorgtraject Diabetes
17 u. na
voor
tijdens
22 u. na
7. Medicatieschema
Kwartaalonderzoek 2) BMI(gewicht/lengte Roken Lichaamsbeweging Bloeddruk Labo: glycemie nuchter HbA1c Controle medicatieschema Consult educator
Zorgtraject Diabetes
Jaarlijks onderzoek 10g monofilamenttest van de voet Orthopedische misvormingen van de voet Arteriële pulsaties voet Evaluatie voetrisico Labo: totaal cholesterol LDL cholesterol HDL cholesterol Triglyceriden creatinine
Afgesproken streefdoel
Opvolgingsschema diabeteszorgtraject Aanbevolen streefdoel Datum
5-10% reductie bij obesitas 0 sigaretten per dag 30 min./d <130/80mmHg <110mg/dl <7%
1° jaar:max. 10,nadien max.2/j ;bij problemen 4/j
<175 mg/dl <100 mg /dl - <70mg/dl bij coronaire belasting ♂>40 mg/dl - ♀>50mg/dl <150 mg/dl
8. Opvolgingsschema en grafieken
Microalbuminerie(nuchter staal) ECG Oogfundus Controle glycemiemeter Extra aan te vragen (eenmaal per 5 jaar of indien nodig) Advies podoloog Advies pedicure Advies voetkliniek Advies cardiologie, cycloergometrie Doppler OL en/of halsvaten EMG OL
Bij nefropathie <125/75 mmHg
Bij risicovoet graad 1 2 3 preventief Steunzolen en actieve voetwonden Min.om de 5 j.,eerder bij angor en/of afwijkend EKG en/of gekende card belasting Om de 5j. of bij klin. Afw. En/of gekende CV belasting en/of diabetes voetprobleem Om de 5 j of bij klin afw. En/of diabetisch voetprobleem
../../..
../../..
../../..
../../..
8. Opvolgingschema en grafieken
Educatieboek versie 10.10
Onderzoek
Gewichtscurve
1
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
Grafiek Gewichtsverlies
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
%= kg
2
3
4
2 3 20..
4
20..
streefdoel:
+5 =… ….. 0 =... -5 =… ….. -10 =.. ... .…. 1
2 3 20..
4
1
Educatieboek versie 10.10
2 3 20..
4
1
2 3 20..
Zorgtraject Diabetes
4
1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
4
1
8. Opvolgingsschema en grafieken
Grafiek Roken aantal sigaretten per dag:
streefdoel:
40 35 30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
3
4
20..
Grafiek Lichaamsbeweging aantal keer 30 min. per week:
streefdoel:
0 1 2 3 4 5 6 7 8 1
2
3
4
1
20..
Educatieboek versie 10.10
2
3
20..
4
1
2
3
20..
Zorgtraject Diabetes
4
1
2
3
20..
4
1
2
3
20..
4
1
2 20..
8. Opvolgingsschema en grafieken
Grafiek Bloeddruk - Bovendruk streefdoel:
180 170 160 150 140 130 120 110
1
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
3
4
20..
Grafiek bloeddruk - Onderdruk streefdoel:
95
90
80
1
2
3
4
1
20..
Educatieboek versie 10.10
2
3
20..
4
1
2
3
20..
Zorgtraject Diabetes
4
1
2
3
20..
4
1
2
3
20..
4
1
2 20..
8. Opvolgingsschema en grafieken
Grafiek HbA1c
streefdoel:
12 11 10 9 8 7 6 5 4 1
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
1
20..
2
3
4
2 3 20..
4
20..
Grafiek Cholesterol Totale Cholesterol streefdoel:
300 225 200 175 150 1
2 3 20..
4
1
Educatieboek versie 10.10
2 3 20..
4
1
2 3 20..
Zorgtraject Diabetes
4
1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
4
1
8. Opvolgingsschema en grafieken
LDL
streefdoel:
130 125 120 115 100 95 90 1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
4
HDL
1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
4
streefdoel:
♀50 ♂40
1
2 3 20..
4
1
Educatieboek versie 10.10
2 3 20..
4
1
2 3 20..
Zorgtraject Diabetes
4
1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
4
1
2 3 20..
8. Opvolgingsschema en grafieken
4
9. Diabetespaspoort Het diabetespaspoort kan in geval van nood omstanders en hulpverleners helpen om u onmiddellijk de juiste zorgen toe te dienen. Dit paspoort is een kaartje ter grootte van uw identiteitskaart waarop vermeld staat dat u diabetes heeft en uw naam, uw geboortedatum, telefoonnummer te verwittigen in geval van nood en de naam en telefoonnummer van uw huisarts. Het is de bedoeling dat u dit bewaart samen met uw identiteitskaart.
Vul onderstaande gegevens in en bezorg dit blad aan uw educator.
Naam patiënt: …………………………………………………………..…. Geboortedatum: ……………………… Te verwittigen in geval van nood: ………………………………….. Naam huisarts: …………………………………………………………….. Telefoonnummer huisarts: …………………………….
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
9. Diabetespaspoort
10. Het zorgtrajectcontract U sloot een diabeteszorgtrajectcontract af met uw huisarts en uw endocrinoloog.
Een contract maakt dat u rechten en plichten heeft:
Uw rechten:
Uw plichten:
-
-
-
Diabeteseducatie Vergoeding van glucometer, lancetten, strips en lancethouder ( 150 strips, 100 lancetten per 6 maanden, 1 glucometer per 3 jaar Tussenkomst podologie: 2x per jaar 45min.(remgeld te betalen) Tussenkomst diëtist(e): 2x per jaar 30min.(remgeld te betalen) Afschaffing remgeld bij raadpleging huisarts en endocrinoloog voor 4 jaar
-
Diabeteszorgcontract tekenen GMD bij uw huisarts Actieve deelname aan het zorgplan aan de hand van uw persoonlijke doelstellingen 1x per jaar naar de endocrinoloog 2x per jaar naar de huisarts
Diabeteseducatie is verplicht in volgende gevallen: -
Start van insulinetherapie of incretinemimetica Overgang van 1 naar 2 injecties Onvoldoende metabole controle (HbA1c > 7,5%) Hernieuwing van uw glucometer
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
10. Het zorgtrajectcontract
11. Doelstellingen 11.1 Algemene doelstellingen Een goede aanpak van uw suikerziekte verzekert u een langer én gezonder leven. Deze aanpak houdt verwikkelingen, die ontstaan door het dichtslibben van bloedvaten, ook langer tegen.
11.2 Persoonlijke doelstellingen Uw persoonlijke doelstellingen vormen de leidraad voor de aanpak van uw suikerziekte. Op basis van onderstaande doelstellingen maken u en uw huisarts een concreet zorgplan voor uw zorgtraject: 1
Gezonde levensstijl met aandacht voor:
Bloedonderzoek: HbA1c
-
Controle bij uw huisarts om eventuele verwikkelingen op te sporen:
Regelmatig bewegen Stoppen met roken Gezonde voeding Gewicht
-
Ondervraging (risico op hartlijden, zenuwpijnen, ..) Onderzoek van de voeten Bloed- en urineonderzoek
Opvolgen en behandelen, zo nodig met geneesmiddelen, van:
-
-
Oogonderzoek bij de oogarts
-
Bloedsuiker Cholesterol en vetten in het bloed Bloeddruk Het dichtslibben van bloedvaten voorkomen met medicatie Overgewicht Tabakgebruik: stoppen met roken
Inenting tegen griep en pneumokokken
2
Beter begrijpen van uw ziekte en de geplande zorg, met de hulp van diabeteseducatie
1
Hemoglobine A1c geeft aan of uw bloedsuiker gedurende de voorbije 3 maanden goed geregeld was ² Door suikerziekte vermindert uw afweer tegen griep en infectieziekten; griep kan uw suikerziekte ontregelen
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
11.Doelstellingen
12. Behandelingsdoelen Diabetes is meer dan suiker alleen! Spreek met uw arts uw persoonlijke behandelingsdoelen af en noteer ze in de linkerkolom van het opvolgingsschema vooraan in het boekje.
prima
goed
matig
> 10
5-10
2-5
dagelijks
3x /wk
1-2x /wk
nuchtere bloedsuiker (mg/dl) 80-110
110-140
140-180
HbA1c (%)
<7
7-8
8-9
roken
neen
verminderd
bloeddruk (mm Hg)
< 130/80 < 140/90 < 150/95 >150/95
cholesterol (mg/dl)
< 175
175-220
220-250
>250
LDL cholesterol
<100
100-115
115-130
>130
triglyceriden (mg/dl)
< 150
150-180
180-200
>200
zwak
vermagering bij overgewicht
<2
(% daling van gewicht) lichaamsbeweging
nooit >180 >9 ja
< betekent minder dan; > betekent meer dan
HbA1c = maat voor suikerregeling van laatste 2 à 3 m (de opgegeven waarden gelden voor laboratoria met normaalwaarden tussen 4 en 6)
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
12. Behandelingsdoelen
13. Insulineschema/incretineschema 13.1 Aanpassingsschema
13.2 Symptomen hypo-/hyperglycemie Zie hoofdstuk: acute verwikkelingen
13.3 Inspuitingstechniek Er bestaan verschillende pensoorten (voorgevulde wegwerppennen en te hervullen 'definitieve' pennen). Elke insulinefabrikant heeft zijn eigen insulinepen.
-
-
-
Plaats de vulling of penfill in de patroonhouder en plaats met een schroefbeweging het naaldje erop. Zie of de insuline helder of troebel is zoals hij hoort te zijn: Verwijder het beschermkapje van de naald. Spuit 2 eenheden weg ter controle of er werkelijk insuline uit de pen komt: is dit niet het geval doe dit verder tot er insuline verschijnt, zeker na een nieuw geplaatste penvulling die lucht kan bevatten. Stel de in te spuiten dosis in. Teveel ingesteld: terugdraaien of het overbodige wegspuiten
Educatieboek versie 10.10
-
Meng de troebele insuline (bezinking) door de pen 10x links en rechts te kantelen. Nooit schudden.
-
Neem een huidplooi tussen duim en wijsvinger en prik de naald er loodrecht in.
-
Bij zeer korte naaldjes is de huidplooi niet nodig. Spuit de insuline in door op het achtereinde van de pen te duwen zonder de pen te bewegen en tel dan tot 10.
-
Zorgtraject Diabetes
13. Insulineschema/incretineschema
-
Verwijder de pen traag en loodrecht. Los de huidplooi. Controleer of de volledige dosis is ingespoten: indien dit niet het geval is vervangt u de penvulling en spuit u onmiddellijk de resterende eenheden in.
-
Verwijder het naaldje van uw pen en gooi uw naaldje in de naaldcontainer. Masseren na de injectie wordt niet aangeraden, u zou onnodig de insulinewerking versnellen.
Als er na de injectie een beetje bloed verschijnt, neemt u best een droog watje en drukt u even op de injectieplaats. Verliest u insuline, dan is er iets mis met uw spuittechniek: ofwel trekt u de naald te snel uit, ofwel spuit u te snel in, ofwel oefent u te veel druk uit op uw huidplooi en perst u er als het ware de insuline terug uit.
13.4 De naaldlengte De naaldlengte dient aangepast te worden aan de persoon. Magere mensen met een dunne vetlaag zullen minder diep moeten spuiten dan zwaarlijvige mensen met een veel dikkere vetlaag. Een naaldlengte van 5mm is meestal voldoende. In principe moet de naald na elke inspuiting vervangen worden. Bij herhaaldelijk gebruik wordt de naald botter, doordat de zeer dunne naaldpunt rafelig word, al is dit moeilijk zichtbaar met het blote oog. Hierdoor zal de inspuiting minder comfortabel verlopen en de resorptie
van de insuline zal niet optimaal zijn door de beschadiging van de huid. Bovendien bestaat er een risico dat de naald verstopt geraakt. Dit moet voor elke inspuiting gecontroleerd worden door er 2 eenheden insuline door te spuiten. Gebruikte naalden, spuiten en lancetten mogen niet met het gewone huisvuil weggegooid worden. Hiervoor bestaan handige naaldcontainertjes die U kunt bekomen in de apotheek of bij de Vlaamse diabetesvereniging en die naar het containerpark dienen gebracht te worden.
13.5 De meest geschikte inspuitingsplaatsen -
Buik (vermijd de navelzone) Billen Bovenbeen Inspuiten in de arm wordt best vermeden.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
13. Insulineschema/incretineschema
Belang van inspuitingsplaats. Elke spuitplaats kent zijn eigen opnamesnelheid van insuline. Insuline die in de buik wordt ingespoten wordt sneller opgenomen dan insuline die in het bovenbeen is ingespoten. In het bovenbeen ingespoten insuline wordt sneller opgenomen wanneer u meteen daarna hard gaat lopen. Dus de opnamesnelheid is ook nog eens afhankelijk van de lichamelijke inspanning. Ze wordt ook beïnvloed door de temperatuur (vb. snellere opname in een warm bad). Het verdient daarom aanbeveling er voor te zorgen dat, bij meerdere inspuitingen per dag, steeds dezelfde spuitplaats op hetzelfde tijdstip van de dag gebruikt wordt vb. alle ochtendinspuitingen in de buik en alle avondinspuitingen in de dijen.
13.6 -
-
Snelwerkende insuline wordt bij voorkeur in de buik ingespoten voor de snelle opname. Bij 4 injecties = 3 x buik, 1 x dij. Aangeraden wordt om de week van zijde te veranderen. Dit is verstandig om te voorkomen dat spuitplaatsen 'overbelast' worden. Als u bijvoorbeeld altijd op dezelfde plaats in de buik spuit, kan bindweefselvorming (harde plekken) ontstaan, waardoor de opname van insuline beïnvloed kan worden. Dit kan worden voorkomen door regelmatig van been of buik zijde te veranderen en hier ook weer telkens op een andere plaats te prikken dan de vorige inspuiting. Om de plaats te onthouden kan dit eventueel genoteerd worden in het dagboekje.
Huidveranderingen na inspuiting
Pijn: - na het injecteren van insuline in een spier. Witte blaar: de injectie was niet diep genoeg. Harde schijven: ontstaan wanneer de huid constant op dezelfde plaats aangeprikt wordt, ze verdwijnen na zes weken tot drie à vier maanden als er niet meer op die plaats wordt geprikt. Bulten: ontstaan door het grote volume dat wordt ingespoten; ze verdwijnen spontaan.
-
-
-
Educatieboek versie 10.10
Lipo-atrofie: een foutieve injectietechniek en/of vorming van immunocomplexen ter hoogte van de injectieplaats kunnen kuiltjes doen ontstaan. Ze verdwijnen spontaan als men op die plaats niet meer inspuit. Lipohypertrofie: ontstaat door vorming van fibreuze vettumoren, meestal als gevolg van het steeds op dezelfde plaats inspuiten van insuline. De vetkussentjes verdwijnen meestal na 1 jaar, indien van injectieplaats veranderd wordt. Lipodystrofie: de huid wordt lederachtig en geleidelijk verdwijnt het onderhuids vetweefsel waardoor er weerom kuiltjes ontstaan. De injectieprik wordt als pijnloos ervaren.
Zorgtraject Diabetes
13. Insulineschema/incretineschema
13.7 Aandachtspunten -
-
Bewaren van insuline: ◦ Insuline en pen op kamertemperatuur ◦ Voorraad insuline in koelkast, nooit invriezen! Controleer steeds voor het inspuiten of u de juiste insuline hebt (bij gebruik van verschillende soorten) Vervaldatum: controleer steeds bij het vervangen van de penfill de vervaldatum van de insuline Ontsmetten van de huid is niet nodig in de thuissituatie maar zorg voor goede hygiëne: handen wassen! Bespreek dit met de educator!
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
13. Insulineschema/incretineschema
14. Antidiabetica 14.1 Orale antidiabetica of bloedsuikerverlagende medicatie Naast uw dieet en lichaamsbeweging neemt medicatie die uw bloedsuiker verlaagt een belangrijke plaats in. Het is dan ook van het grootste belang om te weten wanneer u deze best inneemt en welke mogelijke bijwerkingen deze kunnen hebben. 1. Medicatie die de werking van uw insuline verbetert.
2. Medicatie die uw insuline productie stimuleert in uw pancreas.
A/ biguanides vb. Glucophage, Metformax, Merck Metformine. - mogelijke nevenwerkingen: diarree, krampen, misselijkheid, metaalsmaak. - mag niet gegeven worden bij lever- en nierinsufficiëntie, belangrijke hartinsufficiëntie. Inname tijdens of vlak na de maaltijd!
-sulfonylurea vb.Amarylle, Daonil, Uni
B/ glitazones vb. Actos - deze medicatie wordt meestal samen met andere suikerverlagende medicatie gegeven, maar niet samen met insuline! - mogelijke nevenwerkingen: gewichtstoename, vochtopstapeling, hartinsufficiëntie. - mag niet gegeven worden bij leverproblemen en gekend hartfalen. Inname ’s morgens bij het ontbijt!
Diamicron, Euglucon, Glurenorm, … - glinides vb.Novonorm, … Inname 15 tot max. 30 minuten voor de maaltijd -
-
mogelijke bijwerkingen: deze medicatie kan “hypo‟s “veroorzaken. wanneer u een pil vergeten bent voor de maaltijd dan mag u pas uw volgende pil innemen voor de volgende maaltijd om hypo‟s te vermijden. Nooit dubbele dosis nemen.
3. Incretines of DPP-4 inhibitoren -Januvia, Galvus, Onglyza, … 4. Combinatieproducten. - sulfonylurea en metformine. Vb.Glucovance, … - DPP-4 inhibitor en metformine Vb. Eucreas, …
Belangrijk! -
Indien uw bloedsuikerwaarden abnormale waarden aangeven, contacteer uw diabetesverpleegkundige of arts, mogelijk moet uw medicatie aangepast worden. Nooit uw medicatie wijzigen zonder overleg met uw behandelende arts. Indien u nuchter moet zijn voor een bloedafname of onderzoek, geen medicatie innemen.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
14. Antidiabetica
14.2. Inspuitbare antidiabetica 14.2.1 Incretines: Byetta –Victoza
Wanneer orale medicatie (pilletjes) een onvoldoende suikerregeling geeft, kan overgeschakeld worden op inspuitbare incretines namelijk Byetta of Victoza. Deze incretines beginnen te werken als de bloedsuikerspiegel stijgt. Zij zullen helpen om de eigen productie van insuline op gang te brengen.
Beide geneesmiddelen vertragen de maaglediging, waardoor sneller een verzadigingsgevoel of zelfs tijdelijke misselijkheid en mogelijk ook gewichtsvermindering optreedt, gunstig voor uw diabetesbehandeling.
Inspuittechniek voor Byetta: Byetta wordt ingespoten voor het ontbijt en voor het avondmaal. Er dient minstens 6 uur tussen de 2 injecties te zijn. -
Naald opbrengen: bij voorkeur 5 mm naald Nieuwe spuit steeds ontluchten. Spuit in gebruik, niet meer ontluchten Dosis instellen door de pijltjes te volgen tot 5 of 10 µg Huidplooi maken Loodrecht prikken in de buik of in de dijen Op de spuit duwen 5 tellen wachten Spuit verwijderen Controleer “” in het afleesvenster Spuit verder draaien tot “” in het afleesvenster Naald steeds verwijderen Pen bewaren op kamertemperatuur
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
14. Antidiabetica
Inspuittechniek voor Victoza: Victoza wordt 1 maal per dag op een vast tijdstip ingespoten. -
Naald opbrengen: bij voorkeur 5 mm naald Bij nieuwe pen: draai de instelknop tot aan het streepje en druk op de knop: een druppeltje verschijnt aan de naald. Dit is ontluchten. Draai de instelknop tot de voorgeschreven dosis: 0.6 mg-1.2mg-1.8mg Huidplooi maken Loodrecht prikken in de buik of in de dijen Op de spuit duwen 5 tellen wachten Spuit verwijderen Naald verwijderen Pen mag op kamertemperatuur worden bewaard
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
14. Antidiabetica
14.2.2 Insulines Ultra- snelwerkende insulines: worden juist voor de maaltijd in de buik ingespoten: -
Mengsels -
Humalog Novorapid Apidra
Snelwerkende insulines: worden 20 min. voor het eten in de buik ingespoten: -
Actrapid Humuline regular
-
= meestal te combineren met 6 kleine maaltijden per dag -
Traagwerkende insulines: - bij 2 injecties per dag: 20 min. voor het ontbijt in de buik spuiten en 20 min. voor het avondmaal in de dijen spuiten - bij 1 injectie per dag: voor het slapen op een vast tijdstip in de dijen spuiten
Mixtard 30 Humuline 30/70 = inspuiten: 20 min voor ontbijt in de buik 20 min voor het avondmaal in de dijen
Novomix 30-50-70 Humalogmix 25-50 = inspuiten: juist voor ontbijt in de buik juist voor het avondmaal in de dijen = meestal te combineren met een dieet van 3 maaltijden
Insulatard Humuline NPH
24 uur-werkende insulines: 1 maal per dag op een vast tijdstip in de dijen spuiten (onafhankelijk van het eten) -
Levemir Lantus
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
14. Antidiabetica
15. Voeding Bij de behandeling van diabetes speelt voeding een zeer belangrijke rol. Diabetesvoeding is gebaseerd op een gezonde voeding volgens de principes van de actieve voedingsdriehoek, met speciale aandacht voor de koolhydraten en de vetten. Ook de eiwitten zijn van belang. Hieronder worden de koolhydraten, de vetten en de eiwitten apart besproken. Ook de restgroep wordt besproken, omdat daar veel misverstanden over bestaan.
: enkelvoudige koolhydraten of snelle suikers : meervoudige koolhydraten of trage suikers
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
15.1 Koolhydraten Er bestaan drie soorten koolhydraten: 15.1.1 Enkelvoudige koolhydraten = snelle suikers (aangeduid met -
op actieve voedingsdriehoek)
Suiker, druivensuiker Gewone frisdrank Fruitsap (ook „ongezoet‟ fruitsap of zelfs geperst fruitsap)
-
Gesuikerde melkdranken enproducten Snoep Gewone confituur, honing, siroop
Snelle suikers moeten vermeden worden! (uitzondering: bij hypoglycemie) Deze doen immers de bloedsuikerspiegel of glycemie te snel stijgen!
15.1.2 Meervoudige koolhydraten = trage suikers (aangeduid met -
-
op actieve voedingsdriehoek)
Brood Rijst, deegwaren Aardappelen Fruit (uitzondering citroen en limoen) Peulvruchten: erwten, doperwten, kikkererwten, linzen, witte en bruine bonen (kleine portie nemen: ¼ bord in plaats van ½ bord) Bepaalde soorten groenten: suikermaïs, pompoen, rode biet, artisjok, pastinaak (kleine portie nemen: ¼ bord in plaats van ½ bord)
-
Opmerking: meeste groenten zijn koolhydraatarm Ongesuikerde melkproducten of melkproducten zonder toegevoegde suikers (zie productinformatie) Opmerking: kaas bevat geen koolhydraten
Het is belangrijk om dagelijks de inname van meervoudige koolhydraten te spreiden over 3 hoofdmaaltijden en de aanbevolen hoeveelheden te respecteren om de bloedsuikerspiegel of glycemie op peil te houden. Opmerking: Soms zijn tussendoortjes en een laatavond snack toegelaten, afhankelijk van het type medicatie / insuline waaruit uw therapie bestaat. (zie dagschema)
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
15.1.3 Voedingsvezels De voedingsvezels worden onderverdeeld in twee soorten: oplosbare en onoplosbare vezels. Oplosbare voedingsvezels zijn aanwezig in groenten, fruit en haver. Deze vertragen de maaglediging en zorgen op deze manier voor een geleidelijke opname van koolhydraten in het bloed.
Educatieboek versie 10.10
Onoplosbare voedingsvezels zijn aanwezig in volle graanproducten. Deze zijn van belang bij het vormen van een goede stoelgang. Het is aanbevolen om bruine soorten brood, rijst en deegwaren te kiezen.
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
15.2 Vetten Diabeten hebben een verhoogd risico op hart– en vaatziekten. Daarom is het van belang om de hoeveelheid vetten te beperken en rekening te houden met de soorten vetten. Een te ruime vetinname kan leiden tot overgewicht en zwaarlijvigheid. Slechte vetten kunnen onze bloedvetten nadelig beïnvloeden en een te hoge cholesterol veroorzaken. Net zoals er verschillende soorten koolhydraten bestaan, bestaan er ook verschillende soorten vetten.
15.2.1 Verzadigde vetten Deze vetten doen het cholesterolgehalte in uw bloed stijgen. Verzadigde vetten zijn aanwezig in vette vleessoorten, melkproducten, kaas, eieren, hard plantaardig vet, palmolie, palmpitolie, kokosolie, cacao.
15.2.2 Voedingscholesterol Een te grote inname van voedingscholesterol veroorzaakt ook een te hoog cholesterolgehalte in uw bloed. Dit is een vetachtige stof die voorkomt in dierlijk vet (vet vlees, volle melkproducten, vette kaas, orgaanvlees, eidooiers).
15.2.3 Enkelvoudig onverzadigde vetten Deze vetten hebben een gunstige invloed op de bloedvetten. Enkelvoudige onverzadigde vetten zijn aanwezig in bepaalde oliën (arachide-, koolzaad-, lijnzaad-, noten- en olijfolie), noten, avocado‟s, olijven en bepaalde margarines.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
15.2.4 Meervoudig onverzadigde vetten Deze hebben ook een gunstige invloed op de bloedvetten. Er bestaan twee soorten: Omega 3 – vetzuren Deze verminderen het risico op hart –en vaatziekten. Ze zijn aanwezig in lijnzaadolie, raapzaadolie, soja-olie en vette vis.
Omega 6 – vetzuren Deze doen het totale cholesterolgehalte dalen. Ze zijn aanwezig in zonnebloemolie, maïsolie, soja-olie en noten.
Voedingsadvies: De inname van verzadigde vetten en voedingscholesterol moet beperkt worden. Daarom is het belangrijk om mager vlees, magere kaas, magere melkproducten, vloeibare of zachte vetten te kiezen en het gebruik van eieren te beperken tot maximum 2 eieren per week. Regelmatig gebruik van onverzadigde vetten wordt aanbevolen.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
15.3 Eiwitten Diabeten hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van nierziekten. Een overdreven inname van eiwitten via de voeding kan de nieren extra belasten en beschadigen. Daarom is het van belang om de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden steeds te respecteren. Eiwitten zijn vooral aanwezig in vlees, vis, eieren, kaas en melkproducten.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
15.4 Restgroep De restgroep bevindt zich in het topje van de actieve voedingsdriehoek. Deze groep staat los van de rest van de driehoek, omdat de voedingsmiddelen die tot deze groep behoren niet noodzakelijk zijn in een gezonde voeding. Tot de restgroep behoren alle soorten snoep, zoete en hartige soorten koekjes en gebak, chips, ijs, chocolade, … Deze suiker- en vetrijke voedingsmiddelen worden best vermeden.
Tegenwoordig vindt men meer en meer producten met als benaming 'suikerarm', 'zonder suiker', 'geschikt voor diabeten' (zoals dieetkoekjes, dieetchocolade en dieetijs). Hierbij moeten volgende vragen gesteld worden: of deze producten nu gezonder zijn, minder energie leveren en beter geschikt zijn voor mensen met diabetes? Bij deze producten wordt suiker meestal vervangen door fructose en suikeralcoholen. Deze leveren net als suiker energie. Deze dieetproducten bevatten vaak meer vet en dus ook meer energie dan de gewone voedingsmiddelen.
‘Suikervrije dieetproducten voor diabeten’ bieden dus vaak geen voordeel, zijn duur en af te raden!
Het spreekt voor zich dat het eenvoudig vervangen van suiker door een zoetstof of een vervangsuiker niet altijd voldoende is om een gezonder voedingsmiddel te bekomen. Een gezond voedingsmiddel moet ook vetarm zijn, vooral arm aan verzadigd vet en indien mogelijk vezelrijk. Het is zeker niet eenvoudig om goede en minder goede producten uit het grote assortiment te onderscheiden. Vooral mensen met type 2 diabetes en verwanten laten zich vaak door de verwarrende slogans tot de aankoop van dit gamma producten verleiden. Nochtans zijn er in het gewone productengamma heel wat voedingsmiddelen te vinden die niet alleen voor de gezonde populatie, maar ook voor mensen met diabetes een betere keuze zijn zoals light frisdranken, light yoghurt, light dressing, light kazen, light confituur, enz… En er bestaan dus ook enkele goede dieetproducten. De betere dieetproducten maken gebruik van inuline of oligofructose en van energievrije zoetstoffen. Een beperkt gebruik van gewone zoetigheden zoals droge koekjes en pure chocolade is wel verantwoord. Het gebruik hiervan wordt best besproken met uw diëtiste.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
Vruchtensappen (ook „ongezoet‟) bevatten evenveel suiker als gewone frisdranken en moeten dus vermeden worden! Light-frisdranken (< 2 kcal/100ml) zijn wel toegelaten, maar het gebruik hiervan wordt best ook beperkt tot 0,5 liter per dag.
Alcohol Ook alcohol behoort tot de restgroep. Alcohol levert veel calorieën (7 kcal per gram) en naast deze energie brengt alcohol geen andere nuttige voedingsstof aan. Voor mensen met overgewicht, een hoog triglyceridengehalte (vetgehalte) in het bloed of een hoge bloeddruk wordt alcohol afgeraden. Bij diabetespatiënten (met behandeling van bepaalde tabletten en/of insuline) kan alcohol laattijdig een hypoglycemie veroorzaken, wat gevaarlijk kan zijn. Daarom is het belangrijk om het gebruik van alcohol te beperken (tot maximum 1 à 2 glaasjes per dag) en enkel alcohol bij een koolhydraatbevattende maaltijd te nemen.
De voorkeur wordt best gegeven aan droge witte wijn of rode wijn, droge schuimwijn of champagne, droge sherry en pilsbier. Zoete wijn, zoet en zwaar bier en sterke dranken worden best vermeden. Alcoholvrij bier is geen goed alternatief, want dit bevat vaak meer koolhydraten dan gewoon bier. Alcoholvrij bier is dus niet aan te raden voor diabeten.
Zie ook hoofdstuk 19.2.1 Alcohol
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
Zoetstoffen Er bestaan verschillende soorten zoetstoffen ter vervanging van suiker en deze worden onderverdeeld in energieleverende en energievrije zoetstoffen.
Energieleverende zoetstoffen: -
Energievrije zoetstoffen:
Tagatose (wordt gemaakt uit lactose of melksuiker) Tagatose levert calorieën (wel minder dan suiker) en heeft een invloed op de glycemie.
-
polyolen of suikeralcoholen zoals sorbitol, maltitol, mannitol, isomalt, xylitol en erythritol Deze hebben een zeer beperkte invloed op de glycemie, maar leveren wel calorieën.
-
Fructose (= vruchtensuiker) Fructose levert evenveel calorieën als gewone suiker en heeft een invloed op de glycemie, weliswaar iets trager dan gewone suiker.
-
Aspartaam, acesulfaam K, cyclamaat, thaumatine, neohesperidine, sucralose, saccharine
-
Inuline en oligofructose: dit zijn voedingsvezels die zowel als suiker –of vetvervanger gebruikt worden, meestal in combinatie met polyolen en energievrije zoetstoffen. Het zijn voedingsvezels en worden dus niet geabsorbeerd. Ze hebben dus geen invloed op de glycemie.
Een matig gebruik van energievrije zoetstoffen is toegelaten.
Het gebruik van energieleverende zoetstoffen wordt afgeraden.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
Uit Eten Ook een persoon met diabetes kan rustig buitenshuis eten. De eerste keren kan dat een onzeker gevoel geven, maar het is een kwestie van gezond verstand en ervaring. U moet vooral letten op wat u aan koolhydraten naar binnen krijgt. Koolhydraten zijn vooral te vinden in zetmeelbronnen (macaroni, bami, nasi, rijst, ...), de meeste desserten, gebonden soepen, gebonden sausen, zoete sausen en gepaneerde vleesen visgerechten. Het is belangrijk een goede kennis te hebben van de koolhydraatbronnen. Dan kan u nakijken hoeveel koolhydraten een gerecht bevat. Een paar zaken vragen speciale aandacht: op restaurant eten gaat vaak samen met het serveren van zoete sausen (Chinese gerechten), die minder geschikt zijn. Ze kunnen uw bloedsuiker verrassend snel doen stijgen. Daarentegen bevatten sommige gerechten dan weer heel weinig koolhydraten en zal er extra brood moeten ingeschakeld worden om toch aan de nodige koolhydraatwaarden te komen. Ga dus als een fijnproever met deze zaken om. Een persoon met diabetes kiest best geen te vetrijke gerechten. Een keer vet eten is niet zo erg, maar liever niet te vaak. Wanneer u u bij het uit eten gaan, een keer te buiten gaat en dus fiks te hoog komt te zitten met uw bloedsuiker (veel plassen en drinken), is dat op te lossen door een klein beetje kortwerkende insuline bij te spuiten, volgens het aanpassingsschema dat u met uw huisarts hebt afgesproken. Dat moet uiteraard geen dagelijkse gewoonte worden, want dan gaat het gewicht regelrecht de hoogte in. "Neen” zeggen tijdens feestjes … Dit is een lastig probleem. Meestal kan u in overleg met uw diëtist(e) bepalen wat u wel en wat u beter niet kunt eten, inclusief gewoon gebak en dergelijke. Verder kan u bijvoorbeeld hen opbellen en vertellen dat ze voor u niets bijzonders hoeven te halen, maar dat u het wel op prijs zou stellen als er bronwater of suikervrije drank is. In het begin kan het heel vervelend zijn om uit te leggen waarom u een bepaald iets niet wil eten of drinken. Het is van belang om dan geen smoesje te vertellen als 'ik doe aan de lijn'. Vaak dringen mensen dan verder aan: 'voor één keer maakt dat toch niets uit'. Het is juist van belang dat steeds meer mensen weten wat diabetes is en wat ze in eventuele noodsituaties moeten doen. Bovendien is het toch gewoon valse schaamte om niet over uw diabetes te praten. In het begin is dit een beetje moeilijk. Toch is het belangrijk om het te doen, al was het alleen maar om niet in een isolement te raken. De term 'light' De term 'light' betekent 'minder' van een bepaalde voedingsstof. Zo zijn er light-producten met minder vet, zout, suiker, alcohol, .... . 'Light' dekt dus een hele lading. Bepaalde light-producten leveren echter evenveel energie als het gewone product. Bekijk dus goed de samenstelling van dergelijke producten en vergelijk deze met de gewone producten. Het gamma producten is zo verscheiden en zo uitgebreid, dat u best aan uw diëtist(e) vraagt of een bepaald light-product in de voeding kan worden gebruikt. Light frisdranken zijn steeds energievrij en beïnvloeden het bloedsuikergehalte niet.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
Zonder suiker Producten met benamingen zoals 'zonder suiker' geven vaak de indruk dat deze voedingsmiddelen geen koolhydraten meer bevatten en vrij te gebruiken zijn. Niets is echter minder waar. 'Zonder suiker', 'suikervrij' of een gelijkaardige benaming betekent enkel dat er geen gewone suiker aan het voedingsmiddel is toegevoegd. Deze producten kunnen ofwel enkel natuurlijke suiker bevatten (bv. vruchtensuiker ) of gezoet zijn met polyolen of energievrije zoetstoffen. Polyolen (bv. maltitol, sorbitol, …), veelal verwerkt in de zogenaamde diabetesproducten, hebben als voornaamste nadeel dat ze bij het gebruik van grote hoeveelheden buikpijn veroorzaken. Het is dus héél belangrijk kritisch de samenstelling op de verpakking te bekijken, wat niet altijd eenvoudig is. Veel producten geven echter zeer onduidelijke of soms onvolledige informatie. Beweging De actieve bewegingslaag bevindt zich in de actieve voedingsdriehoek onder de watergroep, helemaal onderaan de driehoek en vormt duidelijk de basis. Zie hoofdstuk 19.1 Lichaamsbeweging – fysieke inspanning
Links www.nice-info.be www.vigez.be www.vvvd.be www.diabetes-vdv.be
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
15. Voeding
16. Bepaling van het voetrisico Diabetes spaart de voeten niet! Raapleeg uw voetverzorg(st)er en/of podoloog en arts. Meld aan uw arts:
-
-
Veranderingen aan uw huid en nagels Veranderingen in de stand van uw voet en tenen: - hamertenen - overrijdende tenen - hallux valgus (scheefgroeiende grote teen met knobbel) Brandend gevoel Pijn of krampen Slapend gevoel Droge of juist transpirerende voeten
16.1 Bepaal de risicogroep
Risicogroep
0
1
2a
2b
3 (één van deze)
Gevoeligheid, tintelingen, voosheid?
neen
ja
ja
ja
-
Misvormingen van de voet?
neen neen
licht
zwaar
Charcot
Verminderde bloeddoorstroming? neen neen neen
neen
ja
Al voetwonde gehad?
neen neen neen
neen
ja
Risico
laag matig hoog zeer hoog
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
extreem hoog
16. Bepaling van het voetrisico
16.2 Een voetwonde? Raadpleeg onmiddellijk uw arts! Doorverwijzing naar de diabetische voetkliniek voor een grondige beoordeling en verder advies (debridement, chirurgie, advies wondzorg..) via een multidisciplinaire raadpleging met o.a. een endocrinoloog, orthopedist, schoenmaker, podoloog, schoentechnieker, vaatchirurg en -verpleegkundige.
16.3 Voetverzorging voor diabetespatiënten -
was dagelijks uw voeten met lauw water en een milde zeep droog goed met een zachte handdoek, ook tussen de tenen knip uw nagels recht en maak gebruik van een kartonnen vijltje gebruik geen warmwaterkruik of elektrisch deken omwille van het risico op verbranding loop nooit blootsvoets draag sokken zonder gaten of plooien, let op voor te strakke elastieken koop degelijke schoenen: zachte bovenkant, voldoende teenruimte, stevige zool, geen hoge hakken schoeisel moet goed passen
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
16. Bepaling van het voetrisico
17. Verwikkelingen Naast de symptomen die veroorzaakt worden door diabetes zijn er ook nog een heleboel complicaties die kunnen optreden door de ziekte of door een slechte controle ervan. Diabetes is een systeemziekte: het tast alle organen in het lichaam aan. Niet enkel de duur van de ziekte of de glycemie zijn bepalend voor de complicaties maar ook uw bloeddruk, cholesterolgehalte, gezond gewicht, voldoende bewegen en stoppen met roken spelen hierin een belangrijke rol.
17.1 Acute complicaties 17.1.1 Hyperglycemie
-
Wat? Een acute hyperglycemie (= te hoge bloedsuiker) betekent dat uw suiker zodanig hoog is dat u meestal één of meerdere van volgende klachten vertoont
-
Symptomen?
Educatieboek versie 10.10
-
Oorzaken? De mogelijke oorzaken zijn: ◦ Overdadige maaltijd ◦ Sterk gesuikerde voeding ◦ Onvoldoende insuline ingespoten of vergeten in te spuiten ◦ Bloedsuikerverlagende middelen vergeten te nemen ◦ Stress en angst ◦ Koorts en ziekte ◦ Andere medicatie
-
Maatregelen? ◦ Bij twijfel: steeds uw glycemie meten en noteren ◦ Voldoende drinken ◦ Dokter bellen en doktersadvies opvolgen
Zorgtraject Diabetes
17. Verwikkelingen
17.1.2 Hypoglycemie -
Wat? Een hypoglycemie (= te lage bloedsuiker) betekent dat de suiker in uw bloed zodanig laag is dat u meestal één of meerdere van volgende klachten vertoont.
-
Symptomen?
-
Oorzaken? De mogelijke oorzaken zijn: ◦ Onvoldoende eten ◦ Een maaltijd overslaan ◦ Teveel bloedsuikerverlagende tabletten innemen ◦ Teveel insuline ingespoten ◦ Insuline in een spier ingespoten ◦ Teveel tijd tussen de inspuiting en de maaltijd ◦ Meer lichaamsbeweging dan gewoonlijk (sporten, wandelen, poetsen) ◦ Warm weer ◦ Alcohol buiten de maaltijden
Educatieboek versie 10.10
-
Maatregelen? ◦ Glycemie meten en noteren ◦ Neem altijd eerst snelwerkende suikers (best 4 tabletten Dextroenergy druivensuiker of 125 ml suikerhoudende frisdrank) ◦ Mogelijk alternatief als snelwerkende suiker: Hypo-Fit Direct Energy: 1 zakje = 66Kcal = 4,5 tabletten druivensuiker ◦ Indien de symptomen niet verdwijnen na 10 minuten: snelwerkende suikers herhalen ◦ Neem daarna traagwerkende suikers (droge koek of boterham of eventueel een stuk fruit(appel of peer)) indien u nog meer dan 1 uur wacht voor de volgende maaltijd. ◦ Zelden gebeurt het, ondanks alle voorzorgen, dat de hypoverschijnselen niet verdwijnen en er mogelijk bewustzijnsverlies optreedt. In deze omstandigheden kan iemand u glucagon (GlucaGen® Hypokit) toedienen
Zorgtraject Diabetes
17. Verwikkelingen
Glucagon brengt al de suikerreserve uit de lever in de bloedbaan - Glucagon dient enkel gegeven te worden als u zelf niet meer kan drinken - De exacte plaats of diepte van toediening van de inspuiting is minder belangrijk - U kan misselijk zijn na een Glucagon inspuiting - Nadien raadpleegt u best uw arts en neemt u een suikerhoudende drank, na ½ u. eet u nog een boterham of een droge koek Bewaar uw noodspuit in de koelkast en kijk de vervaldatum na. Bij een coma t.g.v. bepaalde bloedsuikerverlagende medicatie is een spoedopname in het ziekenhuis noodzakelijk.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
17. Verwikkelingen
17.2 Complicaties op langere termijn Chronische complicaties Bij een slechte diabetesregeling met langdurig verhoogde glycemie en frequente glycemieschommelingen verhoogt de kans op complicaties aan de kleine bloedvaatjes t.h.v. ogen, nieren, zenuwen en aan de grote bloedvaten o.a. t.h.v. hersenen, hart, benen, enz. Een slechte diabetesregeling veroorzaakt een verdikking van de vaatwand van de bloedvaten. Een te hoge cholesterol, roken, een te hoog vetgehalte en een te hoge bloeddruk dragen eveneens bij tot het ontstaan van een verdikking van de vaatwand. Een verdikte vaatwand maakt dat de bloedvaten dichtslibben. Dit kan gebeuren in elk bloedvat. Naargelang de plaats geeft dit specifieke complicaties: t.h.v. de ogen = rethinopathie - In het beginstadium vaak ongemerkt! Soms zijn er al behandelbare letsels voor u zelf klachten hebt. - Kan leiden tot blindheid. - Preventie naast goede regeling van alle parameters in het bloed: ◦ Jaarlijks bezoek aan de oogarts ◦ Rookstop t.h.v. hart en bloedvaten - Kan leiden tot infarcten (afsterven van weefsel door zuurstoftekort tengevolge van slechte doorbloeding). - Preventie naast goede regeling van alle parameters in het bloed ◦ Bloeddrukcontrole ◦ Rookstop ◦ Gewichtscontrole ◦ Lichaamsbeweging t.h.v. de nieren = nefropathie - Kan leiden tot nierinsufficiëntie en de nood aan nierdialyse en/of niertransplantatie Preventie naast goede regeling van alle parameters in het bloed: ◦ Bloeddrukcontrole ◦ Jaarlijks controle van de aanwezigheid van eiwitten in de urine ◦ Rookstop
Educatieboek versie 10.10
t.h.v. de voeten = neuropathie - Kan leiden tot infecties en/of voetwonden met de nood aan amputatie. De reden hiervan is dat u door het zenuwletsel geen pijn meer voelt en dus vaak niet weet dat er een wonde, al dan niet met infectie, is. - Preventie naast goede regeling van alle parameters in het bloed: ◦ Dagelijks voeten wassen en controleren ◦ Voetcontrole door arts en verpleegkundige ◦ Hydraterende crème ter hoogte van droge huid aan de voeten (niet tussen de tenen) en onderbenen voorkomt vorming van kloven ◦ Geen badkamerpedicure (opletten met wegschrapen van eelt, te kort knippen van nagels, enz.) ◦ Eventueel inschakeling van pedicure en/of podoloog ◦ Goede, stevige schoenen dragen (voor dagelijks schoeisel: brede en hoge neus van de schoen, geen hoge hakken) ◦ Niet blootsvoets lopen ◦ Opletten met het gebruik van warmwaterkruiken enz. ◦ Geen steunverbanden en windels dragen zonder doktersvoorschrift
Zorgtraject Diabetes
17. Verwikkelingen
18. Nuchter blijven Bij bepaalde onderzoeken/ interventies dient u nuchter te blijven. (nuchtere bloedafname, radiologische onderzoeken met contraststof, gastro- en coloscopie, kleine chirurgische ingrepen, o.a. cataractchirurgie, etc..) Bij type 2 diabetes
In het kader van orale antidiabetica: „s morgens GEEN orale antidiabetica, ook wanneer u nog een ontbijt mag nemen en het onderzoek pas in de namiddag doorgaat. uitzonderingen: ◦ Novonorm is ultrakortwerkend: indien nog een ontbijt mag genomen worden, mag ook Novonorm nog ingenomen worden ◦ Metformine dient de avond voor het onderzoek gestopt te worden als er risico is voor plotse achteruitgang van de nierfunctie (vb.: onderzoeken met contrast, chirurgische ingreep)
na het onderzoek mogen de orale antidiabetica terug opgestart worden uitzonderingen: ◦ Indien gekende nierproblemen: metformine pas opnieuw opstarten als een bloedname 2 dagen na het onderzoek een creatinine <1,5mg/dl toont.
In het kader van Insulinetherapie:
-
-
U mag thuis, voor het onderzoek, de pilletjes en de insuline NIET gebruiken. Tracht onderzoeken zo vroeg mogelijk op de ochtend te plannen als u insuline afhankelijk bent, zodat u na het onderzoek een uitgesteld ontbijt kan nemen, met de normale ochtenddosis van de orale antidiabetica en/of insuline. Bij complexere interventies (o.a. coloscopie, cataractchirurgie) lijkt een daghospitalisatie meer aangewezen, daar het glycemiebeleid dan gemakkelijker bijgestuurd kan worden.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
18. Nuchter blijven
19. Leven met diabetes 19.1 Lichaamsbeweging – fysieke inspanning Waarom is lichaamsbeweging belangrijk? Minimum 3x per week een halfuur lichaamsbeweging is goed voor uw gezondheid en voor uw algemeen welzijn: -
het doet de bloedsuikers verlagen (uw spieren gaan meer glucose vragen en krijgen) verlaagt bloeddruk en stress bevordert gewichtsverlies geeft minder kans op lange-termijn complicaties versterkt uw hart, spieren en beenderen
Bewegen kan van alles zijn: wandelen, fietsen, dansen, zwemmen, gras afrijden. M.a.w. elke extra activiteit die u levert, maar wel minstens dertig minuten aan één stuk door. Bewegen is aan te raden, maar hou er ook rekening mee dat te veel verlaging van uw bloedsuikers kan leiden tot een hypo.
Hoe start u met sporten? -
-
Laat eerst uw bloeddruk, ogen, voeten, bloedsuiker, hart en bloedvaten nakijken door uw huisarts en bespreek welke sporten voor u kunnen. Kies een activiteit die u graag doet: fietsen, hometrainer, wandelen, zwemmen. Zet verschillende activiteiten op uw voorkeurlijstje: binnen- en buitenactiviteiten. Zo kan u afwisselen en bent u niet afhankelijk van het weer. Begin stap voor stap. Zware inspanningen moeten niet. Denk aan uw voeten. Doe de juiste schoenen en kousen aan.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
19. Leven met diabetes
Voor elke inspanning: -
-
Controleer uw bloedsuiker: 120 tot 150mg/dl = ideaal voor een getraind sporter, 150 tot 200 mg/dl voor een beginnende sporter. te laag = lager dan 100 mg/dl: neem 2 KH porties te hoog = hoger dan 250 mg/dl: stel de activiteit uit Indien u moet spuiten voor de inspanning, spuit dan best in uw buik (liever niet in armen of benen). Indien de inspanning na de maaltijd begint kunnen er extra suikers opgenomen worden, bv. extra aardappelen, pasta of brood. Indien de activiteit meer dan een uur na de maaltijd start, eet U een snack voor de inspanning bv. een appel, een boterham afhankelijk van de intensiteit. De insulinedosis kan verminderd worden voor de inspanning in overleg met de huisarts, endocrinoloog of educator.
Tijdens elke inspanning: -
Drink voldoende tijdens uw activiteit. Overweeg indien u zich niet goed voelt tussentijdse controles van de bloedsuiker. Bij een langdurige inspanning best extra portie traag-werkende koolhydraten gebruiken: bv. om het uur een appel, droge koek = 1 KH portie, bij intensief sporten om de 30 min. Zorg dat u altijd druivensuiker bij u hebt tijdens de activiteit
Na elke inspanning: -
-
Controleer uw voeten op blaren en roodheid Na de inspanning kan uw bloedspiegel nog sterk dalen, dus controleert u uw bloedsuikerwaarde best nog eens na 30 tot 60 min. Stel na de inspanning de daaropvolgende maaltijd niet uit. Dit om de suikerreserves in de lever te herstellen Hypo‟s kunnen zich voordoen tot 36 uur na de fysieke inspanning doordat de spieren extra suikers opnemen
Niet sporten: -
Bij ziekte Bij acute hyperglycemie Als u bij een inspanning pijn in uw borst of benen hebt Als u kortademig of heel moe bent
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
19. Leven met diabetes
19.2 Alcohol en roken 19.2.1 Alcohol: Mag u nog alcohol drinken? Ja, maar best met mate.
Alcohol vermindert de suikerproductie in de lever waardoor de bloedsuikerspiegel daalt. Dit is het aperitiefeffect: door de daling van de suikerconcentratie in uw bloed krijgt u honger. Bij diabetespatiënten kan de suiker blijven dalen en zo serieuze hypo‟s veroorzaken, zelfs uren later nog. De lever breekt 1 eenheid per uur af ( 1 glas bier, 1 glas wijn) maar dat kan variëren.
Als u aan een hoger tempo drinkt stijgt het risico op een hypo ook tijdens de volgende nacht en dag. Sla dus uw ontbijt niet over, ook al hebt u geen zin. Besef dat alcohol u kan benevelen en dat u hierdoor uw hypo‟s niet herkent of voelt aankomen.
Enkele tips: -
Drink nooit op een nuchtere maag Bij een aperitief ervoor zorgen dat u binnen het halfuur kan eten Als u doorheen de avond drinkt eet dan regelmatig kleine porties koolhydraten en drink voldoende water. ( kaas en salami bvb. zijn geen koolhydraatportie!) Zorg dat u een diabetespaspoort bij u hebt. Als u naar alcohol ruikt terwijl u een hypo hebt trekt men misschien een verkeerde conclusie en denkt men niet aan een hypo Voor U gaat slapen best nog een koolhydratenportie eten, dit om een hypo tijdens de nacht te voorkomen Zorg dat u uw glucometer bij hebt, zo kan u de bloedsuiker controleren bij problemen.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
19. Leven met diabetes
19.2.2 Stoppen met roken Roken is ongezond en bij diabetes is het gevaar dubbel. Waarom: u hebt al een hoger risico op beschadigde bloedvaten, wat kan leiden tot een hartaanval, beroerte, slechte bloedtoevoer naar de benen…. Roken doet daar nog een flinke schep bovenop. Dit betekent dus een verdubbeling van het risico op aandoeningen aan hart en bloedvaten. Door niet te roken spaart u: -
De bloedvaten en kransslagaders rond uw hart Uw ogen en nieren Uw longen Gezondheid in het algemeen.
Zo verbetert ook uw bankrekening, uw conditie en uw seksleven.
Als u uw gezondheid onder controle wil houden is stoppen met roken net zo belangrijk als uw bloedsuikercontrole, beweging en een gezonde voeding.
Tips: -
www.vrgt.be www.rookwijzer.be www.rooksignaal.be www.stopsmoking.be www.tabakologen.be De rookstoplijn: 0800 111 00 Boek: “Stoppen met roken” van Alan Carr
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
19. Leven met diabetes
19.3 Diabetes en Mondhygiëne
Een goede mondhygiëne en tandverzorging is voor mensen met diabetes belangrijk. Door diabetes heeft men meer kans op vorming van tandplak en het ontwikkelen van mondinfecties.
Een slechte diabetesregeling zorgt voor een verminderde algemene weerstand en vergroot de kans op het krijgen van ontstekingen in de mond. Omgekeerd geldt: ontstekingen, dus ook die in de mond, hebben een ongunstige invloed op de diabetesregeling. Maar een goed verzorgd gebit gaat ook bij u een leven lang mee.
Wat moet u doen: Voeding Verzorg uw voeding volgens de voorschriften van de diëtiste: snoep verstandig, stop met roken en mijd suikerhoudende voeding en alcohol. De tandarts Ga minstens 2 maal per jaar naar de tandarts. Neem een afspraak kort na de maaltijd om mogelijke hypo‟s te voorkomen. Het kan immers gebeuren dat u niet onmiddellijk na een tandverzorging mag eten. Ontstekingspreventie Om ontstekingen in de mond te voorkomen: -
-
Poets de tanden na iedere maaltijd indien mogelijk. Verwijder minstens 1 maal per dag op grondige wijze de tandplak. Hiervoor gebruikt u niet alleen de tandenborstel maar eveneens tandzijde of een interdentaal borsteltje. Aanvullend spoelen met mondwater is een goede gewoonte. Een goede tandenborstel wordt 4 maal per jaar vernieuwd en is niet hard. Koop een goede fluorhoudende tandpasta.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
19. Leven met diabetes
19.4 Diabetes en seksualiteit Seksuele verlangens horen bij het leven en bevrediging ervan draagt bij tot de kwaliteit van uw leven en eigenwaarde. Het is geweten dat diabetes een spelbreker kan zijn en uw seksueel leven kan verstoren, zeker als de diabetes reeds lang bestaat. Bij de meeste mannen gaat het dan om erectieproblemen.
Dit kan te wijten zijn aan bloedvat- of zenuwbeschadiging. Maar vaak speelt ook faalangst mee: als u zin hebt in seks en het lukt een keer niet bent u de volgende keer vaak te veel bezig met de angst voor een nieuwe mislukking. U ontspant zich dan te weinig en hierdoor gaat het soms weer niet… Het probleem is in de geneeskunde welbekend.
Praat erover met uw huisarts. Hij zal met u de meest geschikte behandeling bespreken.
Bij de vrouw uiten seksuele stoornissen zich vaak in “geen zin om te vrijen”. Een onderliggende, al dan niet gekende depressie, kan hiervan de oorzaak zijn.
Een vaginale schimmelinfectie of vaginale droogte komt vaker voor bij diabetes. Schaam u dus niet hierover met uw huisarts te spreken.
Zowel mannen als vrouwen kunnen baat hebben bij de hulp van een seksuoloog of psycholoog.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
19. Leven met diabetes
20. Diabetes en rijbewijs Voor het bekomen van een rijbewijs moet men op erewoord verklaren vrij te zijn van aandoeningen die een invloed kunnen hebben op de 'algemene lichamelijke en geestelijke rijgeschiktheid'. Een persoon die diabetes heeft kan en mag deze verklaring niet ondertekenen, maar moet het advies van een arts vragen, die dan in eer en geweten moet nagaan of deze persoon al dan niet geschikt is om een motorvoertuig te besturen. Dit advies of deze goedkeuring is ook nodig voor wie al een rijbewijs heeft en pas nadien diabetes krijgt. Praktische richtlijnen: -
Iedereen met diagnose diabetes: rijbewijs aanpassen binnen de 4 werkdagen na diagnose
-
Rijgeschiktheidsattest aanvragen: Voor privérijbewijs (groep 1): -
Bij de huisarts: alle patiënten die in aanmerking komen voor het zorgtraject t.e.m. Byetta, Victoza en max. 2/d insulineinjecties Tenzij: de patiënt 2 x een ernstige hypoglycemie heeft gehad in een tijdspanne van 12 maanden: endocrinoloog.
-
Bij de endocrinoloog: alle anderen.
Voor professioneel rijbewijs (groep 2): via keurend arts
-
-
Bij de huisarts: behandeling met dieet of bloedsuikerverlagende medicatie die geen hypoglycemie kan veroorzaken (metformine, DPP4 ( Januvia, Galvus,Onglyza,…), glitazones).
-
Bij de endocrinoloog: behandeldeling met dieet of bloedsuikerverlagende medicatie die wel hypoglycemie kan veroorzaken.
Rijbewijs afhalen bij gemeente, dienst bevolking Inleveren: -
Rijgeschiktheidsattest - 2 pasfoto's - Oud rijbewijs
Eerste aanvraag van aanpassing rijbewijs is te betalen. Verlenging (privé)rijbewijs, na 3 of 5 jaar is kosteloos sinds november 2009.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
20. Diabetes en rijbewijs
-
Geldigheidsduur Voor privérijbewijs (groep 1) -
Maximum 5 jaar (geen leeftijdsgrens)
Voor professioneel rijbewijs (groep 2): -
-
Maximum 3 jaar
Autoverzekering -
Kopie rijgeschiktheidsattest en/of Recto verso kopie aangepast rijbewijs aangetekend opsturen Geen toeslag op premie
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
20. Diabetes en rijbewijs
21. Diabetes en Reizen Niets verhindert u op reis te gaan. Maar enkele zaken verdienen op voorhand uw aandacht. Overloop de onderstaande lijst systematisch en breng de nodige zaken in orde: De Papieren -
-
Paspoort + reisverzekering (neem van beiden een kopie). Medicatielijst Stop een medicatielijst in uw portefeuille. Neem eventueel een doktersverslag mee (met de laatste uitslagen), voor het geval u iets overkomt en u een dokter nodig hebt. Zoek vooraf uit waar u medische hulp kan krijgen op de plaats van bestemming. Doktersverklaring injectiemateriaal De noodzaak van spuiten en naalden moet met een medisch attest bevestigd zijn als u hiermee over de grens gaat of per vliegtuig reist.
-
-
Vaccinatieboekje Laat u zo nodig tijdig vaccineren. Mogelijke nevenwerkingen van het vaccin kunnen dan tijdig verholpen worden. Diabetespaspoort: Verwittig de verantwoordelijke van de reisorganisatie dat u diabetes hebt en leg hem eventueel uit wat te doen in geval van hypoglycemie.
De Medicatie -
-
Neem een ruime hoeveelheid tabletten of insuline mee als u naar het buitenland gaat, omdat ze niet overal verkrijgbaar zijn. Neem uw medicijnen mee in de handbagage, liefst verspreid over meerdere personen i.v.m. kans op verlies of diefstal
-
-
Insuline kán bevriezen in het bagageruim van een vliegtuig; bewaar het koel en donker (bv. in een insulinetasje) in de handbagage Glucagon: gebruikt u insuline, neem dan glucagon mee en zorg dat er iemand is die dat kan inspuiten
Zelfcontrolemateriaal -
Neem een extra hoeveelheid zelfcontrolemateriaal mee; als u anders gaat eten in het buitenland of andere activiteiten doet dan thuis, zult u wellicht vaker meten.
Educatieboek versie 10.10
-
-
Zorg voor uw materiaal in uw eigen handbagage én laat ook iemand anders een deel van uw materiaal meenemen. Neem een reserve batterij mee voor uw glucometer.
Zorgtraject Diabetes
21. Diabetes en reizen
Snelwerkende suikers -
Zorg ervoor steeds druivensuiker (Dextro-Energy, Hypofit) bij te hebben. Suikerhoudende dranken kunnen immers in de luchthaven om veiligheidsredenen worden afgenomen.
-
Voorzie u eveneens van een pakje droge koeken. Maaltijdvervangende repen in uw handbagage kunnen nodig zijn in geval van oponthoud of lange tocht.
Voedingsgewoonten -
Stel u tijdig op de hoogte van de voedingsgewoonten in een vreemd land.
-
Overleg zo nodig met uw huisarts, diëtiste of educator hoe u daarmee kunt omgaan.
-
Vermijd, zo mogelijk, alleen te gaan zwemmen of de bergen in te gaan.
-
Loop zo min mogelijk blootsvoets (zeker niet op heet zand!). Zo er toch een wondje optreedt, reinig, ontsmet en dek het zorgvuldig af Bij mogelijke infectie, zoek een lokale arts op
Activiteiten -
Als uw vakantieactiviteiten heel anders zijn dan thuis, meet dan uw glucose vaker zodat u uw voeding, beweging of medicatie kunt aanpassen.
Voeten -
Met goed passende en goed ingelopen schoenen kunt u blaren vermijden. Neem iets mee ter voorkoming of behandeling van blaren, bv. Compeed.
-
Tijdsverschil -
Is er meer dan 2 u. tijdsverschil en gebruikt u insuline, overleg dan vooraf met uw arts hoe u uw insulineschema op de heen- en terugreis aanpast.
Ziekte -
In het buitenland ziek worden is extra vervelend. Drink geen kraantjeswater en gebruik geen ijsblokjes gemaakt van kraantjeswater, vermijd ijs, ongeschild fruit en ongekookte voedingsmiddelen zoals sla, rauwkost
Educatieboek versie 10.10
-
Neem bij braken en diarree contact op met een arts. Bel bij vragen of problemen zo nodig uw huisarts.
Zorgtraject Diabetes
21. Diabetes en reizen
22. Diabetes en ramadan of vasten Moslims die vasten tijdens de ramadan moeten zich onthouden van eten, drinken, gebruik van orale medicatie en roken van zonsopgang tot na zonsondergang. In De Koran worden sommige personen vrijgesteld van de verplichting tot vasten (Heilige Koran, Al-Bakarah, 183185), vooral als het vasten kan leiden tot schadelijke gevolgen voor het individu. Patiënten met diabetes vallen onder deze categorie omdat hun chronische stofwisselingsziekte een hoog risico vormt op diverse complicaties als het patroon en de omvang van hun maaltijd en vochtinname sterk veranderen. Patiënten die aandringen op vasten moeten zich bewust zijn van de daaraan verbonden risico's en zich houden aan de aanbevelingen van hun zorgverleners om de vastenperiode veilig door te komen. Elke aanbeveling hieromtrent is individueel verschillend voor elke diabetespatiënt. 1 à 2 maanden voor de ramadan gaat u bij uw huisarts langs en uw arts bespreekt met u de mogelijke risico‟s van het vasten. Uw eventuele ervaring met vroegere vastenperiodes kan overlegd worden. Enkel uw arts kan oordelen of het medisch verantwoord is deel te nemen aan de ramadan. U zal dan informatie krijgen rond uw dieet en medicatie. Risico‟s verbonden aan het vasten bij diabetes type 2: -
Hypoglycemie Hyperglycemie Diabetische ketoacidose Uitdroging Trombose
Bepalende factoren die uw risico verhogen tot: ◦
ZEER HOOG: - Ernstige hypoglycemie in de laatste 3 maanden voor de ramadan - Voorgeschiedenis van terugkerende hypoglycemieën - Patiënt die zich niet bewust is van hypoglycemie - Aanhoudende slechte glycemiecontrole - Ketoacidose in de laatste 3 maanden voor ramadan - Acute ziekte - Dialyse
Educatieboek versie 10.10
-
◦
Hyperglycemisch coma in de laatste 3 maanden voor ramadan - Zware lichamelijke arbeid HOOG: - Matige hyperglycemie - Nierinsufficiëntie - Gevorderde problemen met de bloedvaten - Alleenwonend - Ouderdom met slechte gezondheid - Andere geneesmiddelen die van invloed kunnen zijn
Zorgtraject Diabetes
22. Diabetes en ramadan of vasten
◦
GEMIDDELD: - Goed gecontroleerde patiënt behandeld met kortwerkende insuline
◦
LAAG: - Goed gecontroleerde patiënt met alleen dieet en/of medicatie die geen hypo‟s veroorzaakt en die verder gezond is
De totale dosering van uw medicatie moet worden aangepast in combinatie met gewichtsverlies of –toename die zich kunnen voordoen tijdens de ramadan. Voldoende vochtinname en lichaamsbeweging zijn onontbeerlijk.
Glycemiecontroles: -
Eerste 4 dagen dagelijks dagcurve Dan 1x/week dagcurve 3 dagen na Suikerfeest dagcurve
Raadpleging bij uw huisarts -
1 à 2 maanden voor ramadan Na 4 dagen dagcurve Na 2 weken Na dagcurve na Suikerfeest
De nodige glycemiecontroles uitvoeren is in deze periode zeker zo belangrijk. De eerste 4 dagen van de ramadan geven dikwijls een duidelijk beeld van hoe uw lichaam zal reageren in de vasten. Wanneer u bij uw huisarts op raadpleging gaat kan uw arts de dagcurves evalueren en uw medicatie aanpassen aan de voor u meest geschikte dosis. Wanneer u een hypoglycemie heeft tijdens het vasten moet u heel goed begrijpen dat er geen enkele andere manier is om uw bloedsuikerspiegel terug op peil te brengen dan met koolhydraten.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
22. Diabetes en ramadan of vasten
23. Diabetes en ziekte Wat doet u als u ziek bent? Als een bijkomende ziekte (bv. griep) uw diabetes dreigt te ontregelen…… In geval van ziekte kunnen de volgende 5 regels u houvast geven: Regel 1:
Regel 4:
Stop bij ziekte nooit uw diabetesmedicatie of insuline! Elk acuut gebeuren in uw lichaam activeert stresshormonen. Stresshormonen werken de insuline tegen en doen de glucose oplopen.
Pas zo nodig de insulinedosis aan bij te hoge glucosewaarden, volgens het aanpassingsschema dat uw huisarts met u heeft afgesproken. Gebruikt u alleen pillen voor uw diabetes, ga er dan vooral mee door!
Regel 2:
Regel 5:
Bij zelfcontrole: meet bij ziekte minstens 4 x daags uw bloedglucose. Indien geen zelfcontrole: waarschuw dan uw huisarts als u meer dorst hebt en meer moet plassen en drinken dan normaal.
Neem contact op met uw huisarts als: - u braakt en niets kan binnenhouden - uw glucosewaarden hoog blijven of hoger worden - u hypo‟s doet - uw conditie onvoldoende verbetert - u ongerust bent en behoefte hebt aan advies
Regel 3: Eet zo normaal mogelijk, drink minstens 2½ liter vocht (water, thee of bouillon). Koolhydraten zijn nodig als energiebron, ook en zeker als u ziek bent. Uitdroging voorkomen is belangrijk!
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
23. Diabetes en ziekte
24. Andere medicatie Vaak neemt u als patiënt niet alleen medicatie voor een goede diabetesregeling. Veel patiënten moeten daarnaast nog medicatie nemen voor allerlei redenen. Elk geneesmiddel heeft zijn eigen specifieke werking, maar kan ook de werking van andere geneesmiddelen beïnvloeden. Betreffende diabetes zijn er geneesmiddelen die de glycemie zullen doen verhogen (bv. corticoïden) of juist doen verlagen (bv. Marcoumar®). Een vuistregel is: Zorg dat elke arts die u medicatie voorschrijft weet dat u diabetes hebt en welke geneesmiddelen u daarvoor neemt! Zo kan indien nodig een ander geneesmiddel worden voorgeschreven of indien nodig de therapie voor diabetes (tijdelijk) aangepast worden. Ook wanneer u medicatie haalt in de apotheek zonder voorschrift (bv. hoestsiroop, keeltabletten,..) laat u best aan de apotheker weten dat de medicatie voor u bestemd is en dat u lijdt aan diabetes.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
24. Andere Medicatie
25. Het Milieu Het materiaal voor zelfcontrole en het injectiemateriaal mag niet allemaal in de gewone huisvuilzak! - Naaldcontainer (te kopen in apotheek): naaldjes, lancetten: af te geven als KGA in het containerpark van uw gemeente (maak geen gebruik van lege plastiek flessen owv prikgevaar!) - Glascontainer: insulineflesjes en patronen - Restafval: voorgevulde wegwerppen, ontsmettingsdoekjes, teststrookjes, blisters - Papier en karton: verpakkingen in papier of karton
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
25. Het Milieu
26. Notities zorgverstrekkers
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
26. Notities zorgverstrekkers
27. Notities patiënten
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
27. Notities patiënten
28. Bijkomende informatie 28.1 Anderstalige brochure diabetes type2 Turks – Nederlands Arabisch – Nederlands Hindoestanen www.novonordisk.nl
28.2 Patiëntenvereniging Vlaamse Diabetesverenging – VDV Ottergemsesteenweg 456 9000 Gent E-mail:
[email protected] Diabetes Infolijn 0800/96.333 (gratis nummer)
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
28. Bijkomende informatie
29. Bronnen www.zorgtraject.be Diabetessite HPO vzw www.hpovzw.be Diabetespas, VDV www.slotervaartziekenhuis.nl/diabetes/DiabetesenRamadan American Diabetes Association: Recommendations for Management of Diabetes During Ramadan Response to Al-Arouj et al,Tarik A. Elhadd, MD and Abdullah A. Al-Amoudi, MD - Diabetesproject Aalst - Aanbeveling Diabetes Mellitus type 2 Domus Medica -
- Internet algemeen: DIEP Nederland Abbott Lifescan
Een uitgave van de Huisartsenkring Pallieterland en Omgeving. www.hpovzw.be Medewerkers: Dr. W. Bos, Els Broeckx, Tinne De Busser, Dr. J. Dewachter, Dr. P. Pattyn, Dr. F. Peiffer, Dr. J. Piryns, Dr. W. Reyntjens, Lieve Sak, Elly ‟T Seyen, Dr. I. Schoemaker, Dr. B. Van Bostraeten, Daisy Van Calster, Ann Van de Wouwer, Dr. Ph. Van Elsen, Charlotte Van Houwe, Dr. S. Vanneste, An Waelkens.
Copyright ©: Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm of welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de uitgever.
Educatieboek versie 10.10
Zorgtraject Diabetes
29. Bronnen