zicht baar cocr 2007
Dit boekje is gemaakt als afsluiting van het 60-jarig bestaan van het COC Rotterdam en omgeving. Dit jubileum was de aanleiding om in 2007 een aantal activiteiten te organiseren waarbij zichtbaarheid “de scène laat zich zien” het uitgangspunt voor al deze activiteiten was. Voor het thema zichtbaarheid is niet zomaar gekozen. Recent onderzoek wijst namelijk uit dat homoseksuelen meer dan voorheen de neiging hebben hun homoseksualiteit voor zich te houden. Het COC stelde zich op het standpunt dat die trend gekeerd moest worden. Ook in Rotterdam en omgeving moeten homo’s en lesbo’s laten zien dat zij er zijn en wie ze zijn met al hun diversiteit, leefstijl en cultuur.
kick off 01 Het COC Rotterdam heeft met een grote verscheidenheid aan activiteiten aan die zichtbaarheid gewerkt met een Kick Off in het COC, een tentoonstelling in de Kunsthal, een reeks debatten in de Unie, een filmpremière en een filmprogramma in Lantaren/Venster, een pleinfestival aan de Schiedamse Vest en een feest in club Imax. Daarnaast vond er een aantal kleinere activiteiten plaats. Met de website, een programmaboekje, flyers en affiches, een speciaal jubileumnummer van het COCblad Zinnen, met interviews voor de krant en de radio is de zichtbaarheid extra ondersteund. Het boekje is een impressie van de activiteiten. De foto’s onderstrepen die zichtbaarheid. Het tekstverslag bestaat aan voor een deel uit een beschrijving van de activiteiten met aantallen. Het tweede deel bestaat uit het verslag van de debattenreeks die in de Unie plaatsvonden in samenwerking met de Raad voor Kunst en Cultuur. Tijdens de debatten is het onderwerp zichtbaarheid vanuit verschillende invalshoeken belicht. Naar de toekomst toe geeft zij een aantal handvatten om mee verder te gaan. Het COC kijkt met trots terug op het jubileumjaar. Op alle fronten zijn de activiteiten succesvol geweest. Naar buiten toe heeft het COC een gezicht laten zien van een vereniging die het onderwerp zichtbaarheid op verschillende niveaus bespreekbaar kan maken, nieuwe groepen weet te bereiken en nieuwe samenwerkingspartners aan zich weet te binden. Voor de vereniging COC heeft het nieuwe contacten, nieuwe vrijwilligers, nieuwe leden en een nieuw bestuur opgeleverd. Dit jubileumjaar heeft zo succesvol kunnen zijn dankzij het vertrouwen en de steun van het gemeentebestuur en de gemeenteraad van Rotterdam, de Centrumraad en de deelgemeenten Noord, Delfshaven en Feijenoord. Bijzondere dank willen wij uitspreken aan de verantwoordelijke wethouder Orhan Kaya. Zijn steun en inbreng bij diverse activiteiten hebben voor het vergroten van de zichtbaarheid van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen in Rotterdam en omgeving een nieuwe impuls gegeven. Graag willen wij de volgende fondsen en organisaties bedanken voor hun financiële en materiële steun, Stichting Doen, VSB Fonds, Van Leeuwen Van Lignac Stichting, Stichting ter Bevordering van Volkskracht, Haëllastichting, Stichting Elise Mathilde Fonds, Stichting Humanitas, Gemeentearchief Rotterdam, Organisatie- adviesbureau de Beuk, Loeder Events, Opus Design, Rotterdam Events Company, Gay classic Car Club, de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur en Lantaren/Venster.
flik ker Archief uit de kast - Filmpremière Flikker, 29 september
02
In 2007 bestond het Gemeentearchief Rotterdam 150 jaar en had net het filmmateriaal over de homoscene in Nederland van eind jaren 70 en 80 van amateur-filmer Rob de Vries verworven. Een mooie gelegenheid om de 2 jubilea van het COC en het Gemeentearchief aan elkaar te koppelen met de presentatie van het filmmateriaal. Tevens een mooie aanleiding om rondom de première een Gay en Lesbian filmweek te organiseren in samenwerking met Lantaren/Venster. Het bewerken van het historisch filmmateriaal van Rob de Vries is door het Gemeentearchief en het Filmfonds gefinancierd en verzorgd door filmmaker Arthur Bueno. De filmpremière van Flikker is in stijl gevierd door het COC in Lantaren/Venster met rode loper, een feestelijk ingerichte lounge en de Gay Classic Car club vervoerde die avond in riante limousines de eregasten waaronder Rob de Vries, Arthur Bueno, directeur Gemeentearchief en de voorzitter COC van het COC naar Lantaren/Venster. Daar stonden zo’n 125 gasten op de stoep om de eregasten met luid applaus te ontvangen. Onder de aanwezigen waren vele “amateurfilmsterren” die in de jaren 70 en 80 een rol speelden in een van de films van Rob de Vries of deel namen aan demonstraties en andere gebeurtenissen in de homoscène van de jaren 70 en 80. Mensen ontmoetten elkaar weer opnieuw en werden opnieuw zichtbaar als homo en lesbo. Daarmee had de filmpremière voor een deel een nostalgisch karakter. Echter het openlijk opkomen voor de rechten en de belangen van homo’s en lesbo, de strijd voor tolerantie die toen gevoerd moest worden en nu weer actueel is. Aansluitend aan de première was in de lounge van Lantaren/Venster een feestelijke borrel met een optreden van Meindert Velthuis en Herman Meijer als Hermien Katendrecht en een officieel moment waarin het filmmateriaal door Rob de Vries symbolisch aan het gemeentearchief overhandigd werd. Al met al een geslaagde happening waarmee tevens een trend werd gezet voor de andere activiteiten, zichtbaar en divers. De film is inmiddels op verschillende plaatsen vertoond. Onder andere bij de 55+ soos van het COC, tijdens het Internationaal filmfestival Rotterdam, in de Balie in Amsterdam en in zaal de Unie. Ook zijn beelden gebruikt tijdens de debatreeks.
film festi val Gay en Lesbian filmweek in Lantaren/Venster 29 september - 5 oktober
03
Verrassende films stond in de aankondiging. Een weeklang iedere avond een film waarin homoseksualiteit een belangrijk thema is. Een kleine groep filmliefhebbers die zich al eerder met de programmering van lesbische en homofilms voor Lantaren/Venster bezighield heeft het filmprogramma samengesteld. “Gestreefd wordt om verder te gaan dan de geëigende gay en lesbische films, het moet verrassend worden en een mix van oudere en nieuwe films”, zo stond het in de speciale jubileumuitgave van het COC blad Zinnen in september 2007. Geen gemakkelijke opgave omdat de financiële mogelijkheden beperkt waren en de invoerrechten van sommige films het beschikbare budget te boven gingen. Het is gelukt om een programma samen te stellen met een aantal (voor Nederland) première films. Bij de samenstelling van het filmprogramma was vanzelfsprekend het thema Zichtbaarheid leidend. Daarbinnen werd echter voor een bepaald thema gekozen. Bijvoorbeeld het thema homoseksualiteit en sport: concreet met de films Beautiful Boxer en The Gymnast en daarnaast twee documentaire werken. Films waarbij het verleden een rol speelde waren: Aimee en Jaguar en un Amour à Taire. De film Crazy werd op de openingsavond vertoond. Deze film speelt vanaf de periode 1950 tot nu. Daarnaast is gedurende deze week de film Flikker nogmaals voor een belangstellend publiek vertoond. De films zijn wisselend bezocht: van een volledig uitverkochte zaal tot een zaal met een handjevol mensen. Het COC en ook Lantaren/Venster is echter tevreden over de opkomst. Voor het eerst sinds jaren is er weer een gay en lesbian filmweek geweest. In totaal zijn er zo’n 450 bezoekers naar een film met het thema homoseksualiteit geweest. Een herhaling zit er in de toekomst zeker in.
out! fair De scene laat zich zien, 6 oktober
04
Met een cultureel programma – rijk aan diversiteit – is gestreefd naar een open ontmoeting met de stad en haar bewoners. Een dag van ontmoetingen. Een dag voor iedereen: homo’s, lesbo’s, biseksuele, hetero’s, autochtonen, allochtonen, jong en oud. De voorbereidingen voor het festival zijn in februari gestart met een kleine, hechte groep vrijwilligers. Het thema ontmoeting, cultureel divers en een informeel karakter hanteerden de organisatoren in het leggen van contacten met andere organisaties, theater- en dansgezelschappen, musici etc. Vele waren bereid om tegen een onkostenvergoeding hun medewerking te verlenen. De tijd van het jaar noopten de organisatoren om voor de opzet van een kasbah naast een serie van kleine tenten een goede binnenruimte te creëren waarin optredens konden plaatsvinden en men elkaar kon ontmoeten. Via het netwerk van het COC hebben 2 evenementenbureaus aangeboden het COC daarbij te helpen. Met name op logistiek terrein, tenten, geluid verlichting en vergunningen en het regelen van de programmering van de dag waren zij een zeer welkome en onschatbare aanvulling op de vrijwilligers. Om alles goed voor elkaar te krijgen vonden aanpassingen plaats, kwamen nieuwe verzoeken binnen om te mogen optreden, was er overleg met politie, brandweer en gemeentewerken. Vlak voor de festivaldag was geweld tegen homo’s door een aantal nare gebeurtenissen weer breed in het nieuws geweest. Wat konden wij in Rotterdam verwachten? Vanuit die optiek dienden de veiligheidsmaatregelen stevig te zijn. Er werd een Rotterdams bureau ingeschakeld die de situatie goed kende en zijn er wat meer beveiligingsbeambten ingezet dan voor zo’n kleinschalig evenement gebruikelijk is. Met deze extra veiligheidsmaatregelen werd het COC op veel hogere kosten gejaagd dan voorzien was. Echter een beroep op het College van B&W om het COC hierin bij te springen heeft een extra subsidie opgeleverd waardoor het merendeel van de kosten van de beveiliging te gefinancierd kon worden. Gelukkig is er die dag geen onenigheid geweest en was de sfeer buitengewoon plezierig. Het programma was compleet met een grote tent en acht kleine tenten eromheen. Een moviebus en beatmobiel met les Playmobils werden op strategische plaatsen gepositioneerd. Met de horeca op de Schiedamse Vest waren afspraken gemaakt. Er zouden extra grote terrassen komen en speciale arrangementen met eten en drinken. En zo werd het 5 oktober en begon de opbouw van het evenemententerrein. Overal vandaan waren vrijwilligers geworven om te komen. Iemand had bij de Roteb (afdeling de Piekfijn) een serie banken,tafels en stoelen geregeld. Met dit materiaal kon de grote tent in een informele sfeer ingericht worden. En toen werd het 6 oktober: een stralend zonovergoten dag. De laatste werkzaamheden werden verricht, de tent van de Gay Classic Car club ingericht. Een tent met
05 boeken van Selexyz Donner, een tent van Rotterdam Verkeert met het project dubbelbinders, een sportveld van de gay en lesbian sport club Ketelbinkie, een wijnbar met oesters, een tent met Gay toys en tent met een reisbureau die ook specifiek reizen organiseerde voor de homoseksuele doelgroep. Naast de grote tent was de tent van COC 60 jaar OUT! met informatie over de activiteiten die nog in het kader van COC 60 jaar OUT! zouden plaatsvinden, kon men het programma van de dag daar krijgen en kon men daar lid worden van het COC. Om 12.00 uur werd het festival geopend door een Braziliaanse band. Daarna was er een aaneenschakeling van optredens van exotische en moderne dans, een Surinaamse verhalenverteller, zangeressen en theatergroep Rotjong, Caribische travestie. Het Rotterdams Centrum voor Theater presenteerde in de grote tent tweemaal hun theaterstuk ‘Verwarring der geslachten’. Met een viertal voorstellingen in de grote tent werd op indrukwekkende wijze de dag afgesloten. En natuurlijk was er die overweldigende nazomerzon. De terrassen van Restaurant Gusto bleven overvol. Iedereen ontmoette elkaar, soms een weerzien van oude bekenden en oud leden van het COC. Sommige waren in jaren niet meer bij een activiteit van het COC gezien. Rond 17.00 uur werd de OUT! Fair vereerd met een bezoek van de burgemeester en wethouder Mark Harbers. Ze waren zeer onder de indruk van de open en feestelijke sfeer en hij was er trots op dat zo’n evenement zonder enige wanklank kon plaatsvinden in Rotterdam. De burgemeester opperde dat het toch mogelijk moest zijn om zo’n OUT! FAIR misschien wel jaarlijks te laten plaatsvinden in Rotterdam. Uiteindelijk heeft de OUT! FAIR ruim 900 bezoekers getrokken.
zicht
baar
debat 01 Zaal De Unie , 9 oktober. Gesprekleider:Dorien de Wit.
06
Marjolein Masselink, portefeuillehouder Welzijn van de Centrumraad; Kamiel Verschuren, beeldend kunstenaar en Patrick van der Klooster, directeur Architectuur instituut Rotterdam. Inleiding: Bram Anker, voorzitter COC Rotterdam Homoseksualiteit heeft een onzichtbare en zichtbare kant. Je hebt aan de ene kant de zichzelf etalerende leernicht, maar je hebt ook de twee geliefden die stilletjes hand in hand naast elkaar lopen. Daarnaast heb je roze songfestival, homobars, sportverenigingen. Vanavond de vraag: is er genoeg zichtbaarheid van homoseksualiteit in Rotterdam? En: kun je nog openlijk homoseksueel zijn op straat? Maar vooral zal het gaan over de vraag: hoe kan een Homotown de homoseksueel in Rotterdam weer zijn zelfrespect teruggeven? Als het aan de jubilaris Bram Anker ligt, is het antwoord: nee. Of beter: NEE! Homoseksualiteit is niet zichtbaar genoeg in Rotterdam. Sterker nog: het is nagenoeg afwezig. Op een enkele sauna, wat bars, een seksshop na, zou je bijna denken dat het hier een stad betreft met louter koppeltjes, heteroseksuele koppeltjes. Je ziet er dus nauwelijks iets van, zegt de voorzitter van de belangenvereniging. Goed je hebt ook de homo ontmoetingsplekken in het Kralingse Bos, de Rozentuin en (naar het schijnt) de Bijenkorf en verdieping 4 van de bibliotheek, maar dit zijn plekken die bewust een verscholen bestaan leiden en bovendien: alleen voor mannen. Hier kom je louter ter consumering van de lusten. Een goed gesprek zul je er niet voeren. Even gezellig een kopje koffie drinken behoort er niet tot de mogelijkheden. Onderdeel van het normale, stadse leven kun je deze plekken niet noemen. Nee, neem dan Amsterdam, waar er in de Reguliersdwarstraat een waar homomekka is verrezen met kroegen, kledingzaken, seksshops, restaurants. Openbaar, voor iedereen zichtbaar, een bewijs van: het kan, het mag, wij bestaan! Bram Anker: “Zo zie ik het een beetje voor me. Toen ik laatst in Singapore was, vond ik het ook geweldig te zien hoe allerlei subculturen en etnische groepen hun eigen wijken (Chinatown, Little India, de Arabische wijk) hebben. Om dat in Rotterdam te realiseren, is mijn ideaal. Een wijk voor homo’s: Homotown. Bij de entree een grote regenboog en verder kun je er allerlei voorzieningen vinden voor homo’s en lesbo’s. Iedereen is natuurlijk welkom. Ook voor de stad is het interessant, want een levendige gayscene trekt veel toeristen en het heeft een aanzuigende werking voor de economisch interessante creatieve klasse. Maar allereerst is het natuurlijk goed voor ons, want zichtbaarheid leidt tot acceptatie.” Duidelijk. Bram Anker zet een helder beeld neer voor een Rotterdam waarin niet alleen duidelijk wordt dat hier matrozen en ketelbinkies wonen door de overduidelijke aanwezigheid van de havens, schepen, kranen, ruige kroegen, hoeren en goedkope pensions, maar waar je ook als homoseksueel je voorzieningen in het straatbeeld weerspiegeld ziet en waarin je vrijuit jezelf kunt zijn. Iets waar Anker, nu drie jaar voorzitter, bij aantreden al iets aan wilde doen, want: “De homoseksualiteit in deze stad is nagenoeg onzichtbaar.” Misschien goed om eens nader te bekijken waarom deze situatie van zichtbaarheid en acceptatie eigenlijk niet gerealiseerd is. We leven immers in de 21e eeuw. Het COC strijdt al 60 jaar voor de belangen van homoseksuelen. We kunnen zelfs wel stellen dat het COC zijn taaiste strijd achter de rug heeft, namelijk die voor emancipatie en acceptatie van de homoliefde, de strijd voor gelijke rechten, voor wetten, voor bescherming, voor subsidies, voor ruimtes. De vereniging lijkt zelfs een beetje over-
07 bodig te zijn geworden, zoals de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) ook aan betekenis heeft ingeboet. Of niet? De aanwezigen vanavond zijn te kenmerken als trouwe leden: goeddeels al wat oudere nichten en lesbiennes. Leeftijd van gemiddeld boven de vijftig. Niks mis mee. Gezellig. Leuke sfeer. Er is ook veel herkenning. En die enkele onbekende wordt bij het gesprek betrokken en op de man af gevraagd of hij ook ‘roze’ is. Mannen en vrouwen kortom die hart voor de zaak hebben. Of: hadden. Hart voor hun zaak. Lid geworden in een tijd dat er gestreden moest worden. Of spreekt er een ander signaal uit hun komst op deze avond. Ze zijn er immers weer. Is dat vanwege hun trouw? Uit nostalgische gevoelens? Nee, klinkt het, want al snel blijkt dat er behoefte is aan debat, aan vereniging en aan een bundeling van de krachten, want dat homoseksualiteit in Rotterdam onzichtbaar is komt niet alleen door de ‘doe maar gewoon’ mentaliteit. Noch door de verklaring die stedenbouwkundige Riek Bakker ooit gaf; Rotterdam zou een stad van koppeltjes zijn. Koppeltjes die thuis afspreken. Die niet in het publieke domein verblijven, maar in de besloten omgeving van een huis met andere koppeltjes afspreken. Gevolg: hier geen kroegen en straatfeesten waar de (andersoortige) liefde en interesse voor de medemens (van gelijke sekse) aan de dag wordt gelegd. Waarom is de homo dan wel zo onzichtbaar in het Rotterdamse straatbeeld? Het antwoord: angst. Een man die woont op de Kop van Zuid vat het als volgt samen. Na afloop van een gezellige avond neemt hij bij de deur afscheid van zijn twee vrienden. Dat gebeurt met een zoen, in de deuropening, op de galerij. Man zoent man. Dit tafereel werd blijkbaar gezien door wat jongens uit de buurt. Jongens met buitenlandse ouders. Jongens met een geloof dat net als andere conservatieve (geloofs) opvattingen de herenliefde, de liefde tussen gelijke seksen als fout bestempeld. Als de man een paar dagen later over straat langs het groepje jongens loopt, klinkt het: “Vuile homo, we weten waar je woont.” De man: “Ik ben normaal niet bang, maar ik vond dit beangstigend. Ik wil geen steen door de ruit. Ik zal me volgende keer wel twee keer bedenken als ik afscheid neem van vrienden.” “Ik ben al sinds de jaren zeventig lid van het COC,” zegt de man, “maar het is deze angst die mij weer heeft wakker geschud. Daarom ben ik vanavond naar Zaal de Unie gekomen. En ook omdat er zich onder die allochtone jongeren ook homoseksuelen bevinden die hun strijd nog moeten voeren.” Tot zover de proloog van een avond die meerdere gezichten heeft: een lach (verjaarspartij), een traan (de angst) en een hoopvolle boodschap (samen staan we sterk). Aanwezig ook drie gasten. Kamiel Verschuren is beeldend kunstenaar. Veel van zijn werk staat in en vormt een reactie op de openbare ruimte. Daarom is hij vanavond gevraagd, als man met ‘veel voeling met de openbare ruimte’. Het gaat immers om de fysieke en mentale profilering van de homo in de stad. Een eerste stap naar meer zichtbaarheid van homoseksualiteit in het straatbeeld zou volgens hem kunnen zijn “de binnenwereld van de besloten kroegen, zaken zonder ramen, zonder terrassen, naar buiten te keren.” Hij kwam op dit idee, nadat een vriend hem langs het handjevol homobars in de stad heeft geleid. “Verder heb ik me er nooit erg in verdiept.” Marjolein Wasselink werkt bij de gemeente en is mede-verantwoordelijk voor de openbare ruimte. Wat haar in een kleine rondvraag op het gemeentehuis opviel was dat veel collega’s zich op straat niet onveilig voelden. Wasselink: “Het was het eerste wat mensen zeiden. Veiligheid zit dus blijkbaar wel goed.” Een ander punt wat ze
08 kwijt wil gaat over het voorstel van een Homotown. “Als we het daar over hebben, dan vind ik dat toch eerder een achteruitgang dan een verbetering. Ik krijg dan associaties met een getto. Iets wat op die plek is toegestaan en daarbuiten verboden is.” Patrick van der Klooster houdt zich bezig met stedenbouw en architectuur. Kan architectuur homoseksueel zijn? Van der Klooster: “Pfoe, misschien dat sommige gebouwen homoseksuele vormen hebben. Ik denk aan die toren van Norman Foster in Londen. Of roze gebouwen misschien. Maar architectuur gaat over heel veel, dus ook over homoseksualiteit.” Drie gasten die vanuit hun vakgebied de zichtbaarheid (letterlijk) van homoseksualiteit zullen bespreken. Als aan de aanwezigen in de zaal word gevraagd wat zij hieronder verstaan, onder zichtbaarheid, vallen antwoorden op te tekenen als: een roze buurt, hand-in-hand lopen, feesten op straat, bekende mensen die openlijk over hun homoseksualiteit spreken zoals Pim Fortuyn, reclameborden met ook homoparen daarop. Van der Klooster mijmert verder op de ingeslagen weg. Hij legt zichtbaarheid in eerste plaats uit als een ruimtelijke, fysieke kwestie, maar al snel blijkt dat mentale aanwezigheid (er durven zijn) kort daarop volgt. Kortom: architectuur en stedenbouw hebben een rol in de manier hoe we samenleven. Van der Klooster: “Architectuur gaat natuurlijk over de vormgeving van stedelijk leven. Een stad maken waar iedereen zijn weg kan vinden, waar stedelijkheid ontstaat, waar diversiteit mogelijk is, waar verschillende groepen de ruimte moeten krijgen. Kijk in specifieke zin is homoseksualiteit in de architectuur geen onderwerp, maar in algemene zin kennen we het verschijnsel van de communities. Daar kennen we de marketingvariant op: iets wordt gebouwd voor een doelgroep en moet onder die mensen onder de aandacht gebracht worden om door hen gekocht te worden. Maar er is ook een ideële variant denkbaar; een plek, straat of wijk kan zo ingericht worden dat ie aan de eisen van een groep voldoet. Zo kan een groep zich daar thuis voelen, zich veilig voelen en die groep zal daar dan ook zorg dragen voor die plek. Die groep neemt die plek dan in bezit en vandaar uit zullen zij zich de stad kunnen toe-ëigenen.” Het probleem van het creëren van zulke specifieke wijken, pleinen of straten is volgens Van der Klooster dat het nauwelijks gebeurd. “Kijk het zijn niet alleen de homoseksuelen die zich niet veilig en thuis voelen in deze stad. Al twintig jaar heeft de stad met een leegloop te maken. Gezinnen, hoogopgeleiden, yuppen, ze trekken allemaal weg. De reden is dat Rotterdam niet kleurrijk bouwt. Het is allemaal veilige middenmoot wat hier wordt neergezet. Het moet van alles een beetje bevatten, maar dat levert uiteindelijk dus helemaal niets op. Er wordt gemikt op de grote grijze massa, maar daardoor voelt niemand zich werkelijk thuis in die straten en wijken. Het is grijs, saai, anoniem, liefdeloos.” Van der Klooster oppert dat hekken of andere fysieke barrières soms nodig zouden kunnen zijn om een plek te creëren die specifiek voor een groep bedoeld is. Maar hij weet ook wel dat erg ver gaat. Masselink (retorisch): “Aan welke kant van het hek wil je dan wonen?” Zij ziet er meer in om niet het probleem te isoleren middels mensen in een aparte wijk te laten wonen, maar door spreiding en bij problemen de bron van het probleem aan te pakken. Masselink: “Je moet die Marokkaanse jongetjes aanspreken.” Toch valt er met architectuur veel te bereiken, meent Van der Klooster. “Richt een plek specifiek in door er bijvoorbeeld een bibliotheek neer te zetten die zich specialiseert in een bepaalde literatuur, pas het programma aan aan de wensen van de doelgroep. Niet omdat het dan zijn geld oplevert, maar omdat het een hoger doel
09 bewerkstelligd.” Dat hogere doel zou samengevat kunnen worden met termen als: emancipatie, zelfvertrouwen, veiligheid, zichtbaarheid. Een vrouw in de zaal licht toe waarom het voor haar belangrijk zou zijn dat haar levensstijl zichtbaarder wordt. De vrouw: “Het gaat over herkenbaarheid. Je ziet dat je niet alleen bent. Van iets als de Gay Games word ik vrolijk. Aan dat soort dingen heeft een mens behoefte.” Ook Bram Anker deelt deze mening. Hij zegt: “Ze moeten weten dat jij ook bestaat, in deze stad woont. Nu gaan we allemaal achter de luiken zitten.” Het blijkt dat er de laatste meer incidenten plaatsvinden. Homo’s komen minder vaak voor hun geaardheid uit. Uit angst, zegt een onderzoekster, want: “Die en die is iets overkomen. Dan hebben ze zoiets van: dan houd ik het liever voor me.” Toch meent een andere aanwezige dat wrijvingen en problemen bij de grote stad horen. “Accepteer dat je soms wat wrijving zult hebben.” “Ja, maar waar u aan voorbij gaat,” reageert Van der Klooster, “is dat deze stad dus niet divers is. Het zou geen probleem zijn als de stad veel verschillende soorten mensen huisvest en dat die groepen groter worden, weer wat afnemen en dat dat gepaard gaat met wrijving die naar een nieuw evenwicht toewerken. Maar deze stad is niet divers. Het is een heel eenvormig geheel. Om de diversiteit te bevorderen moet er in de openbare ruimte meer ruimte gegund worden aan verschillende groepen die hun domein krijgen. De grote stad moet meer een verzameling van kleine dorpen worden. Nu is het een groot grijs geheel.” Masselink vraagt zich af wat Van der Klooster van de gemeente verwacht. Van der Klooster: “Ga specifiek op zoek naar bepaalde groepen mensen. Vraag hen wat ze wensen. Dat is een taak van de overheid. Bouw wat de mensen willen. Ga op zoek naar die diversiteit.” Masselink reageert: “Ik blijf erbij dat als je last hebt van iemand dat je die persoon moet aanspreken en niet dat je de ander een aparte straat gunt waar die persoon niet meer komt.” Kamiel Verschuren ziet wel wat in creatieve oplossingen. “In Charlois, waar ik woon, zijn geen terrassen. Afgelopen zomer hebben we van de bushalte een terras gemaakt. Je mag daar weliswaar niet samenscholen, maar je mag er toch zeker wel op de bus wachten.” Met een zekere lichtheid en humor kun je ook veel bereiken, stelt hij. Ferry Wieringa © Overname van dit verslag - ook gedeeltelijk - alleen met toestemming van de auteur of de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.
roze geluk debat 02 Zaal De Unie, 31 oktober. Gesprekleider: Wilma Ruis.
10
Arnold Westerhout, coördinator Hoigroep (voorlichtingsgroep COC); Dagmar Oudshoorn, voorzitter Deelgemeente Feijenoord; Bram Anker, voorzitter COC Rotterdam. Er wordt gezegd dat jongeren steeds vroeger hun coming out hebben, maar wat betekent dat? Het schijnt ook dat jonge homo’s en lesbo’s vooral uitgaan tussen de hetero’s. Duidt dit op acceptatie of getuigt het van aanpassing of van niet op willen vallen? Veel vragen en veronderstellingen. Ze worden gesteld om achter het antwoord te komen op de centrale vraag: hoe gelukkig is de homoseksuele jongere? Jong roze geluk heeft zichtbare homoseksualiteit nodig. Met die stelling als kapstok een avond debat in Zaal De Unie. Verwacht geen eenduidig antwoord. Die hoop is ijdel. Verwacht een zoektocht met vele vragen, met een scala aan antwoorden. Want de een is de ander niet. En wat voor Jan geldt, hoeft niet voor Piet te gelden. Dus waar Suzan gelukkig is bij een sluimerend, homoseksueel bestaan, kan Monique d’r wenkbrauwen fronsen van zoveel bescheidenheid. Maar genoeg algemeenheden, concreet: waarom deze stelling? Homoseksualiteit ligt namelijk (weer) onder vuur. Althans: er bereiken ‘ons’ steeds meer berichten dat geweld tegen homoseksuelen toeneemt. De gevoelstemperatuur is opgelopen. Dit bleek ook tijdens een eerder debat in deze reeks over de zichtbaarheid van homoseksualiteit (09 oktober 2007). Vele homoseksuelen maakten zich ongerust over de toenemende intolerantie. Het was aanleiding voor veel woede en verdriet, want gelukkig zijn, is zonder blikken of blozen jezelf kunnen zijn. Dus ook: uitkomen voor jouw liefde, hand in hand lopen, zoenen, bars hebben waar jij je thuis voelt. Voorzitter van COC Rotterdam Bram Anker wees die bewuste avond op de noodzaak hiervan: “Zichtbaarheid leidt tot acceptatie.” Maar dat was drie weken geleden. Toen was de zaal gevuld met de oude garde. Een oude garde die zich weer geroepen voelde de deur uit te gaan voor een debat over dit onderwerp. Ze moesten weer van zich laten horen, vonden ze. Samen staan we sterk, die gedachte. Maar vooral: we moeten ons niet de verworvenheden die we met veel inzet bereikt hebben, weer uit de handen laten nemen. De gelijkheid, het homohuwelijk, de acceptatie. Maar hoe zit het met de jonge generatie? Hoe denken de twintigers over hun positie in de maatschappij. Ervaren zij het ook zo dat de homoseksueel weer bedreigd wordt, zich moet verantwoorden, soms zelfs verstoppen. Of is er sprake van een generatiekloof? Denkt de jonge homo: ik kies eieren voor mijn geld en ik steek mijn kop niet boven het maaiveld uit? Moet er wel weer gestreden worden? Is de jonge generatie bereid te strijden voor acceptatie? Zo ja, met welke middelen doen zij dit? Hoe kijkt de oudere generatie tegen de jonge generatie aan? Een vrouw in de zaal is het eens met de stelling: “Uit de kast komen, maakt discussie los. Er open over zijn, maakt de weg vrij voor anderen die een voorbeeld hebben.” Dat is wel waar, meent een man naast haar, maar steun is ook belangrijk. “Uit de kast komen is één ding. Zichtbaarheid is erg belangrijk, maar er moet ook een omgeving zijn die het mogelijk maakt. Steun van je omgeving om te zijn wie je bent.” Een ander: “Door zichtbaar te zijn, laat je zien: er zijn homo’s en lesbo’s in dit land.” “Maar jij bent ouder, dan heb je makkelijk praten,” reageert een man. “Als twintiger zit je in een andere situatie. Dan heb je nog geen mensen om je heen die eraan gewend zijn.” Een man: “Je moet je best blijven doen om ‘gewoon’ homo te zijn. Het is
11 blijkbaar niet vanzelfsprekend homo te zijn in de samenleving.” De man wees op de moeilijkheden die jongeren hebben bij het uitkomen voor hun geaardheid: “Ik ben er naar geïnteresseerd hoe jongere dat nu oppakken. Uit de kast komen op die leeftijd is niet makkelijk.” Op welke leeftijd kwam hij uit de kast? “Dat ging geleidelijk. Ik surfte mee op die golfbeweging van begin jaren zeventig. Ik had de tijd mee. Daarom onderschrijf ik de stelling wel. Iconen zouden een hoop goed werk kunnen verrichten, maar ik snap wel dat je je als jongere vandaag de dag gedeisd houdt.” Een andere toehoorder: “Ik heb de indruk dat er nu minder te bevechten valt. Het is minder afwijkend om een homovriend te hebben. Problematiseren we het allemaal niet teveel?” Deze uitspraak veroorzaakt tweestrijd. Een man is het hiermee eens. “Het klopt wel dat er toen meer bevochten moest worden. Nu, ik ben geen jongere meer, maar het lijkt mij ook nu heel erg lastig om te zeggen tegen je vrienden op school: ik ben homo.” Een vrouw: “Daarom is er nu dus nog steeds heel veel te bevechten. Op middelbare scholen is het echt nog een taboe.” Iemand in de zaal wil wel eens een jong iemand horen: “Ik vraag me af of wij ouderen - ik heb nu nog enkel maar de oudere garde gehoord - hetzelfde erover denken als de jongeren van nu. Willen zij nog wel dezelfde instituten als het COC? Dat is toch meer een middelbare leeftijd club.” Een jonge vrouw reageert: “In de bars kom je wel jongeren tegen.” Verder vindt zij dat de zichtbaarheid van homoseksualiteit bij ouderen al gering is, hoe moeten jongeren zich dan gesteund weten. Een toehoorster: “Dat klopt. Je moet wel voorbeelden hebben, iemand aan wie je je kan spiegelen. Je moet wel weten dat je er mag zijn.” De man die het COC als een verouderd instituut beschouwde, althans voor de jeugd van nu, zegt: “Ik werk met jongeren, maar zij hebben een andere manier van communiceren.” Voorzitter COC Bram Anker: “Ik herken dat punt wel. Ik had een voorbeeld in Albert Mol, op tv. Voorbeelden vind je in mensen die je aanspreken.” Een man reageert: “In de jaren ‘70 en ‘80 was er juridisch en maatschappelijk nog veel te regelen. Nu hebben jongeren niet meer het probleem van niet gelijkwaardig te zijn.” “Ik wil wel eens van de jongeren weten: is de vraag of je homo of hetero bent nog wel belangrijk? Is het niet zo dat er niet binnen groepen, maar tussen verschillende culturen de problemen ontstaan?” wil een man weten. De vraag blijft in de lucht hangen. Een man zegt dat je niet zonder meer kunt zien of iemand hetero of homo is. “Hetero’s zie ik ook niet hand-in-hand lopen.” Daarom is er volgens hem meer nodig om je te laten zien. Er wordt geopperd dat zichtbaarheid bestaat uit uitkomen voor je liefde. Dus: zoenen op straat, gearmd lopen. Eigenlijk gewoon leven dus, maar is er, zoals de man opperde, niet meer activisme nodig? “Actief zijn binnen de homobeweging,” oppert een jonge vrouw. “Eerlijk reageren. Zeggen: nee, ik heb geen vriend. Ik heb een vriendin.” Een man vindt het hét kenmerk van emancipatie dat je meer bent dan alleen homo. “Er is meer.” Een vrouw: “Activisme is actie ondernemen om iets te bereiken. Verder ben je gewoon homo.” “Maar dat is niet altijd zichtbaar,” zegt een man die vervolgens de lachers op de hand krijgt als hij vervolgt: “Als ik over straat loop, zullen een hoop mensen denken dat ik hetero ben.” “Dat had je gehoopt,” roept iemand. Een ander: “Dat is oud zeer.” De man: “Ik wil maar zeggen: het hoeft niet gelijk extreem te zijn.” “Ik wil meer over de jongere horen.” Tot nu domineren inderdaad de ouderen het debat. Een jongen: “Zichtbaarheid, pff. Mensen hoeven van mij niet te weten dat ik homo ben.” Een andere jongere: “Iemand zei net: je bent meer dan homo. Dat is waar.
12 Het is veel belangrijker in je dagelijks leven jezelf te zijn en dus ook voor je geaardheid uit te komen.” Maar dreigt ‘normaal’ niet teveel ‘onzichtbaar’ te worden? Een man bekent gek te worden van dat woord. “Normaal. Ik ben 24 uur per dag homo. Ik voel me thuis tussen andere homo’s. Ik heb twintig jaar bij de Bijenkorf gewerkt en twee jaar in de gezondheidszorg. In die twee jaar heb ik meer discussie over mijn homo zijn gevoerd, dan al die jaren bij de Bijenkorf. Daar was ik het gewoon. De voorzitter van de directie was een homo. Die kwam met zijn vriend naar recepties. Hij was er. Dat gaf veel vrijheid.” Arnold Westerhout van de Hoigroep: “Maar dat zou betekenen dat je nu dus weer de barricade op moet, want de tolerantie is afgenomen.” De man van de Bijenkorf: “Je moet inderdaad verder gaan. Ik heb destijds gedemonstreerd, maar hoe moet ik nu als man van zestig de barricade opgaan voor jongeren?” Is dat dan nodig? Jazeker, zegt een vrouw. “Een homovriend van mij loopt niet meer hand in hand met zijn vriend, want er wordt continu op de grond gespuugd als hij langsloopt. Hij voelt zich bedreigd. Dat moet je bespreekbaar maken. Er is nu een grote groep jongeren die zich gediscrimineerd voelen en die gaan elkaar nu in de haren vliegen.” Volgens een toehoorder heet dit in jargon minoritystress. “Hier hebben homo’s en ook allochtone jongeren last van. Voorbeeldje: een allochtoon die denkt na over zijn kleding als hij een dure aanschaf gaat doen. Hij trekt dan dure kleding aan omdat hij dan beter geholpen wordt door de verkopers. Dat nadenken over je gedrag en voorkomen, zie ik nu ook bij homoseksuele jongeren. Dat levert heel veel stress op.” Arnold Westerhout: “Ik ben dan iemand die als het ware de barricade opgaat, ik geef voorlichting op scholen, maar een vriend van mij die leeft gewoon met zijn vriend. Hij doet niets extra. Maar het is nog niet genormaliseerd, dus we moeten wel wat doen.” “Ik wil helemaal geen normalisatie,” reageert een lesbische filmmaakster. “Ik ben anders dan hetero’s. Ik heb een klotejeugd gehad door mijn homoseksualiteit, ik ben helemaal niet normaal.” Ihmet, een emancipatiebeleidsmedewerker van de gemeente Rotterdam interviewde voor een boek 24 jonge homo’s en lesbiennes. Hij wijst op de grote rol van voorbeelden. “In het boek hebben we voornamelijk Turkse en Marokkaanse jongeren geïnterviewd. Het bleek dat Turkse jongeren het wat makkelijker hadden, omdat er veel Turkse artiesten zijn die zichtbaar homo- of biseksueel zijn.” Hij wijst er ook op dat homoseksualiteit in islamitische gezinnen niet mag bestaan. “Kun je in dit dubbelleven gelukkig worden?” wil iemand weten. Hij vraagt het zich af. “Je weet niet hoe dit zich op de lange termijn ontwikkelt.” Westerhout: “Ik kom uit een dorp. Daar waren geen homoseksuelen, althans ze lieten zich niet zien. In mijn dorp wisten ze het wel, maar ik had niemand om me mee te identificeren. Wat ik nu op scholen merk is dat homoseksualiteit abnormaal is, het is gek. Maar praat je even met de leerlingen, dan is het al snel wel bespreekbaar.” Een jongen uit een islamitisch gezin: “Ik heb het zelf meegemaakt, maar ze zullen het thuis nooit accepteren. Via kennissen kwamen ze erachter. De Turkse gemeenschap houdt elkaar in de gaten.”
13 Hoe zouden oudere homoseksuelen jongeren met deze problemen kunnen helpen? De filmmaakster denkt niet dat jongeren die hulp nodig hebben. “Niet van ouderen. Ze zoeken hun eigen clubje en coming-out groepen wel.” Westerhout vindt dat er een rol is weggelegd voor scholen. “Op scholen zou elk jaar aandacht aan homoseksualiteit gegeven moeten worden.” Westerhout (22 jaar) wil tot slot nog wel weten of de jonge garde in de ogen van de ouderen wel activistisch genoeg is. “Je kunt wel gewoon homo zijn en als het puntje bij paaltje komt, zeggen: ik ben homo, ja. Maar moeten we niet meer doen?” De oude garde reageert: “Om normalisatie te realiseren, moeten ze wel wat meer doen. Als ik op straat loop en ik laat mijn hondje uit en zie twee jongens op een bankje zitten die van elkaar houden, ben ik geneigd te stoppen en te zeggen: hartstikke leuk. Dat dat zichtbaar is, zie ik graag. Dat zou normaal moeten zijn.” Ferry Wieringa © Overname van dit verslag - ook gedeeltelijk - alleen met toestemming van de auteur of de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.
ook zo debat 03 Zaal De Unie , 20 november. Gesprekleider: Wilma Ruis.
14
Herman Meijer is een veelzijdig man. Zijn motto luidt: “Een mens is nooit dat ene ding wat anderen van je maken. Je bent dat óók.” In zijn geval is dat ook homo, gedreven homoactivist, ex-wethouder, cabaretier, tekstschrijver en bouwkundige. Twee uur lang luisteren en meekijken met Herman Meijer levert een portret op van een veelzijdig man die wars is van stigma’s en hokjesgeest. Een politicus die strijd voor de vrijheid om jezelf te mogen zijn. Bij een jubileum hoort ook terugblikken. Daarom zocht de organisatie van deze avond naar een gast die wat ‘rijper’ was, Rotterdammer en verbonden met het COC. De keuze was snel gemaakt: Herman Meijer. Twee uur lang komen er beelden langs van markante gebeurtenissen uit zijn leven. Meijer zit op een stoel, en kijkt ernaar. De interviewer van dienst zit ernaast en hoort hem uit. Er komen beelden langs van het oude Rotterdam, van homofestivals, van Herman Meijer in een jurk als zijn alter-ego Hermien Katendrecht en veel meer. Wat U hier aantreft is een portret van de hoofdgast. Dit is immers een tekst, geen liveshow. Wat volgt is een ongeautoriseerde biografie. In 1947 zag hij het levenslicht. Hoewel hij niet werd geboren in de vermaarde havenstad, was er wel direct sprake van een band; zijn oma woonde er. Meijer: “En daar zit een mooi verhaal aan vast. Mijn vader schreef ooit een brief aan de vrouw die later zijn echtgenoot, mijn moeder, zou worden. Die brief adresseerde hij aan Noordsingel 79, het adres van mijn oma. Toen ik later in Delft woonde en met de woongroep naar Rotterdam wilde gaan verhuizen, zat in de map van de makelaar ook een huis met het adres Noordsingel 79. Hier rust Gods zegen op, wist ik toen.” Hij woont er nu nog. Als kind ging hij wel eens uit logeren bij oma. Rotterdam fascineerde hem mateloos. Meijer: “Ik woonde in de jaren vijftig in Eindhoven. Vergeleken met Rotterdam was dat een dorp. In Rotterdam waren trams, er was een diergaarde en straten hadden vreemde namen als Weena, Meent of Blaak.” Rotterdam was groter, grootser, maar vooral was Rotterdam ook anders dan welke stad ook. Om te beginnen was het er kaal. Toen Meijer hier als kind rondliep was het puin weliswaar opgeruimd, maar de wederopbouw was nog in volle gang. De leegte kan Meijer zich goed herinneren en maakte indruk. Hij spreekt over een bizar stedelijk landschap. Een landschap mogelijkheden lagen en nieuwe kansen. De stad was voor hem geen spookachtig geheel, maar een blanco vel papier waar geschiedenis kon worden geschreven. Geheel in de gedachte van de modernisten - stedenbouwers en architecten werkten aan een stad met lichte portiekwoningen, grote gebouwen met strakke lijnen en rechte hoeken, luifels, vele ramen – zag Meijer een nieuw soort stad verrijzen. Dit was vooruitgang. “Ik vond de stad die werd opgetrokken spannend. Hier gebeurde iets nieuws, iets wat nergens anders plaatshad.” Er was dus al vroeg een band met Rotterdam. In de eerste klas van de middelbare school schreef hij een opstel over de stad: “Rotterdam, dynamische stad.” “Een juichend verhaal,” zegt Meijer daar nu over. De jonge Meijer woonde weliswaar nog in Noord-Brabant, maar in gedachten liep hij al vaak door die metropool in wording. Het zou tot in de jaren zeventig duren dat hij er kwam te wonen. Na zijn middelbare school ging hij bouwkunde in Delft studeren. Over zijn keuze zegt hij: “Dat je heel krachtige dingen kon maken, sprak me aan. Ik wilde ook wel verpletterende gebouwen neerzetten.” Hij studeerde lang: van 1965 tot 1977. Verontschuldigend klinkt het haast als hij zegt: “Maar het was wel leuk.”
15 Zijn langdurige verblijf op de universiteit kwam niet voort uit luiheid, maar lang studeren was toen eerder regel dan uitzondering. En daarbij: Meijer was niet het soort student die zijn wereldbeeld louter liet bepalen door bouwkundige termen en architectuurboeken. Meijer: “Ik deed ook heel andere dingen. Ik heb in veel studentenverenigingen gezeten.” Inspraak hebben, opkomen voor jouw domein, vormgeven aan de verlangens zoals jij die hebt, de kiem van de latere politicus werd toen gelegd. In 1977 verhuisde hij eindelijk naar Rotterdam. De stad was voor een groot deel hersteld. Fysiek was het redelijk af, maar veel mensen liepen er rond met een sombere stemming. De nieuw verrezen stad werd als onherbergzaam getypeerd, saai, levenloos. Meijer deelde deze mening niet. Of niet helemaal. “Er waren plekken waar Rotterdam eruit zag als een maquette. Het gebouw was neergezet en de mensen hoefde je er maar bij te denken. Je had de strikte functiescheiding: het centrum was er voor winkelen en zaken. Wonen deed je buiten die ring. Dat is de stad voor een deel fataal geworden. Voor de oorlog was de stad levendig. Dat was nu anders.” Het oude netwerk van menselijk weefsel was verwoest. De band met buren, de melkboer op de hoek, de vriendschappen, het was verdwenen. “Rotterdam moest een Amerikaanse stad worden waarbij de auto een belangrijke plek werd toebedeeld. Er zijn in die tijd ook hele mooie dingen neergezet. Er werden gebouwen neergezet die nergens anders te vinden zijn zoals het Groothandelsgebouw van Maaskant uit 1951. Men probeerde wel iets te maken wat nergens anders bestond.” Na zijn studententijd kwam hij terecht bij de Dienst Stadsontwikkeling en was getuige van de voortzetting van deze schaalvergroting. Oude wijken werden gesloopt en er kwamen nieuwe, grote gebouwen voor in de plaats. gebouwen als De Peperklip van Carel Weeber. “Ik vond dat niet slecht, maar het was het tegenovergestelde van herbergzaam, van dat waar gewone Rotterdammers behoefte aan hadden.” Volgens Meijer is het heel erg Rotterdams om elke keer weer opnieuw te beginnen. Denkbeelden te wisselen. “Het begint pseudo-Amerikaans. Dan als reactie een herbergzame stad met snoezige paviljoens en het kabouterdorp. Dan weer het internationaal modernisme. In Rotterdam is steeds het idee: de toekomst vormgeven. Maar er wordt slecht nagedacht in welke traditie dat gebeurt.” Meijer klom verder op en kwam in de politiek terecht. Hij werd voor GroenLinks gekozen voor de gemeenteraad. Een zaak die destijds indruk op hem maakte, was de zaak Heijplaat. Het oude dorp, gebouwd voor werknemers van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij, dreigde gesloopt te worden. Meijer zette zich met hand en tand in voor behoud. Het was hem vooral een gruwel om te constateren hoe andere politici een dorp/wijk vol mensen louter als cijfers zagen. “Een zeer technocratische gedachte. Mensen zijn geen gebouwen,” zegt hij hierover. De Heijplaters kwamen op een voorbeeldige, creatieve en strijdvaardige manier in opstand. Meijers hart maakte een sprongetje toen werd besloten Heijplaat te behouden. Kort hierop werd Meijer gekozen als wethouder. Een belangrijk probleem dat hij diende aan te pakken was de onevenwichtige opbouw tussen koop- en huurwoningen in de stad. De stad was te arm. Meijer diende de stad voor te bereiden op de toekomst en daarom moesten er meer dure koopwoningen gebouwd worden, moest de stad diverser van opbouw worden, meer mengen. Destijds zei hij: “We hebben veel teveel goedkope huurwoningen. Dat kun je als stad niet permitteren.” De man die voor menselijk weefsel strijdt, kleine verhalen op waarde schat, burgers niet als stemvee ziet, maar als personen, persoonlijk poolshoogte neemt, moest drastische maatregelen nemen. Hoe ging hem dat af? Meijer: “Ik zei altijd: Laat de
16 mensen ook zelf met ideeën komen. Zorg dat ze betrokken blijven. Ik kon ook kleinschalige initiatieven honoreren. Maar een stad moest wel levend blijven.” Oog voor persoonlijke geschiedenissen, maar ook oog voor het grotere geheel. Dat maakte Meijer tot een betrokken politicus. Of dient hier te staan: dat maakt Meijer tot een betrokken mens, want je bent nooit slechts de rol die mensen je toebedelen of de functie die je op dat moment uitvoert. Als Meijer dan ook zegt: “In politiek gaat het om diversiteit. Mensen zijn divers, daarin zit hun menselijkheid,” dan spreekt hier iemand die niet accepteert dat mensen worden geëgaliseerd, afgetopt, in een eenheidsworst worden gestopt. Deze woorden komen van een man die mensen wil laten bloeien als bloemen. “Niet accepteren dat elk mens uniek is, is een politieke doodzonde,” aldus Meijer. Als Meijer vandaag de dag door de stad loopt, is hij vooral gefascineerd door de zondagse drukte. “Vreselijk, dan wachten ze een half uur voor een plekje in de parkeergarage, gaan vervolgens winkelen en snacken, om vervolgens met de auto de stad weer te verlaten. En dan hebben ze een leuke zondag gehad. Ik kan daar niet bij. Het heeft iets wezenloos.” Hij voegt verder toe dat als je een paar honderd meter verder loopt, je een heel andere groep mensen treft in het Museumpark. “Ontmenging dat is wel heel erg van deze stad.” Een constatering die hem treurig stemt. Ook in zijn inzet voor emancipatie en acceptatie van homoseksualiteit, keert het credo dat ieder mens uniek is terug. In zijn studententijd voerde hij op creatieve wijze actie, hij was actief bij de homo-emancipatiebeweging Rooie Flikkers en hij ging een tijd lang door het leven met de travestieact Hermien Katendrecht. Meijers alter-ego Hermien Katendrecht werd geboren in 1977. Zij kwam voort uit de opvatting om de boel in de war te brengen. Ontregelen op een manier waar je vrolijk van wordt, hij mag het graag doen. Een man in vrouwenkleding brengt dat wel teweeg. “Ik mag graag het normale beeld kantelen. In ieder mens zit veel eigens, veel menselijkheid. De eigenheid tonen, dat wilde ik, en daarmee mensen aansteken. Het moet mijn neiging tot anarchisme zijn.” Ook was de kracht van Hermien Katendrecht dat de aanval – homo’s moesten zich wapenen tegen ongelijke behandeling – werd omgebogen en overging in een offensief. Uitvergroting en theatrale middelen, Meijer schuwt het niet. Is politiek immers ook geen theater? En toen Meijer werd gevraagd voor deelname aan een theaterproject over identiteit, schreef hij twee monologen gebaseerd op een anekdote die hij eens hoorde. Een homoman en een heterovrouw belanden bij elkaar in bed. De gedachtes van beide personen die daarna loskomen vormen de tekst die Meijer bedacht. “De vrouw had zoiets van: zie je wel dat je geen homo bent. Zo’n opmerking is dodelijk natuurlijk. Ze categoriseert die jongen daar mee. Ze ontpersoonlijkt hem, maar er zit wel een persoon tegenover haar, geen categorie. Die jongen is nog steeds homo. Dat is hij na enige strijd geworden, maar het wil niet zeggen dat hij de maatschappelijke definitie van homoseksueel – een man die het alleen maar met mannen doet en weerzin tegen vrouwen heeft – accepteert. Dat is je persoonlijke vrijheid.” Je niet door anderen laten ringeloren, vormgeven aan je eigen verlangens. In de politiek deed hij dat voor anderen, in de homobeweging voor zichzelf en ook voor anderen. Hoe kijkt Meijer tegen het homohuwelijk aan? “Van mij hoeft dat niet?” Het mag hoor, wil hij maar zeggen. Prima, maar het is hem toch weer iets teveel conformisme. “Het gaat mij niet om symmetrie, om aan de heteroseksuele norm te voldoen en er dezelfde leefstijl op na te houden. Waar het mij omgaat is de grenzen
17 oprekken zodat er ook ruimte is voor een leefstijl die anders is.” Jezelf zijn, maling hebben aan de goegemeente, opkomen voor je mening en je leefstijl, Herman Meijer doet het met verve. Zijn slotwoord luidt: “Laat je niet indelen. Niemand is verplicht samen te vallen met de categorie waar anderen je in willen stoppen. Je bent niemand verantwoording schuldig. Iedereen mag zijn wie hij wil zijn.” Ferry Wieringa © Overname van dit verslag - ook gedeeltelijk - alleen met toestemming van de auteur of de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.
‘niet verkeerd’ Kunsthal 20 oktober 2007 tot en met 2 maart 2008
18
Een van de hoogtepunten van 60 jaar OUT! is zonder meer de tentoonstelling ‘Niet Verkeerd’ in de Kunsthal. Gerealiseerd dankzij het geloven in, het doorzettingsvermogen en de lange adem van bureau Hartstocht en Heimwee, het COC Rotterdam en de Kunsthal. En natuurlijk dankzij de financiële bijdrage van de gemeente Rotterdam en een aantal fondsen. Uiteindelijk is een ‘product’ tot stand gekomen waarin homoseksualiteit door de eeuwen heen getoond werd. Met een film waar men een historisch overzicht krijgt hoe er tegen homoseksualiteit werd aangekeken. Een Darkroom waarin de zwarte bladzijden van de homogeschiedenis te zien zijn zoals de homovervolging in het Duitse Rijk maar ook het Aids-tijdperk en een beeld van huidige situatie van die landen waarin homoseksualiteit strafbaar is. Een Gay jukebox waar je kon meezingen met Gay klassiekers. Luisterkasten met coming out verhalen, een historisch overzicht hoe er tegen homoseksualiteit werd aangekeken in verschillende culturen. Filmfragmenten met historisch materiaal, affiches, foto’s van allerlei homo/lesbo manifestaties en door de jaren heen. Een dwarsdoorsnede van de homo/lesbocultuur en met de nodige relativering en humor. Een tentoonstelling waar het COC buitengewoon trots op was dit als een van de activiteiten in het jubileumjaar met als thema Zichtbaarheid. In de Kunsthal in Rotterdam. Het was ruim 17 jaar geleden dat het thema homoseksualiteit aanleiding is geweest voor een tentoonstelling, in het Historisch museum in Amsterdam. Voor de opening van de tentoonstelling op 20 oktober door wethouder Orhan Kaya waren vele homo’s en lesbo’s, vrienden en bekenden gekomen. Een overvol auditorium met meer dan 400 mensen waren getuige van de symbolische opening toen de wethouder de voorzitter van het COC, Bram Anker kuste en hiermee de tentoonstelling geopend verklaarde. De wethouder legde met dit gebaar een relatie met de wijze waarop binnen de Turkse culturele tradities die kus tussen mannen heel gewoon is en pas in Nederland een andere betekenis krijgt. Een tentoonstelling is er op gericht om bezoekers te krijgen en ‘Niet Verkeerd’ was bovenal gericht op jongeren. Zouden die komen? Een stevige wervingscampagne en een breed begeleidingsaanbod waren vanaf september 2007 het onderwijsveld ingestuurd. Met voorlichting, rondleiding, theater, alles was mogelijk. Het landelijk netwerk van docenten werd speciaal uitgenodigd voor de opening. Een lesbrief voor docenten en een Kijkwijzer voor leerlingen voor de inhoudelijke accenten. De website van de gemeente Rotterdam stimuleerde scholen om de tentoonstelling op te nemen in het lesprogramma. De voorlichtingsgroep van het COC had 2 weken beschikbaar gemaakt voor rondleidingen met een voorlichtingsprogramma. Al met al is er stevig geïnvesteerd in de werving van scholen. In 4 maanden tijd hebben tien scholen (200 leerlingen) specifiek deze tentoonstelling in de Kunsthal bezocht en hebben daarbij gebruik gemaakt van de voorlichtingsgroep van het COC. Er zijn in totaal minstens 6000 scholieren in de leeftijd van 12 tot 16 jaar naar de tentoonstelling Niet Verkeert geweest in combinatie met een bezoek aan de Tinguely tentoonstelling. Dagelijks kon men scholieren in de tentoonstelling vinden. De Gay jukebox kende een hoge populariteit, de film vele geïnteresseerde kijkes. De luisterkasten nodigden uit tot berichten op de wanden van wie met wie ging. Ook jongens met jongens en
19 meisjes met meisjes. Een stiekeme coming out op jeugdige leeftijd? En natuurlijk zijn er specifieke rondleidingen geweest. Geïnteresseerde pers, homo organisaties, een bezoek van oudere homo’s en lesbo’s. En bijvoorbeeld een rondleiding voor wethouders en ambtenaren Welzijn uit de Provincie Zuid-Holland die allemaal een privé gids meekregen, . Het totaal aantal bezoekers aan de tentoonstelling Niet Verkeert ligt exclusief de scholieren op zo’n 25.000. Veel bezoekers pikten de tentoonstelling mee tijdens hun bezoek aan de Tinguely tentoonstelling. Vooral dit effect was door de organisatoren ingeschat en was om die reden Niet Verkeert naast Tinguely gepositioneerd. Getracht is om de tentoonstelling in andere locaties te geplaatste te krijgen. Een wat ingewikkelde operatie omdat de tentoonstelling ingericht was op de Kunsthal. Het kostenplaatje wat bij een nieuwe locatie komt kijken vormt tot nu toe een drempel. Wel zijn delen van de tentoonstelling themagewijs in de openbare bibliotheek Amsterdam waar het IHLIA internationaal homo-lesbisch informatiecentrum en archief gevestigd te zien. Tot slot. Op de tentoonstelling krijgt het COC voornamelijk positieve reacties. Zo wie zo dat het er is. De brede invalshoek en de kwinkslag en relativering die er in zit, de aandacht voor de donkere kanten en de aandacht voor de huidige situatie in sommige landen. Te wensen is dat we niet weer 17 jaar hoeven te wachten voordat een museum Zichtbaarheid van homoseksualiteit waard vindt om te tonen.
voor uit blik 20 Onder regie van Tineke Teunen is een indrukwekkend netwerk ingezet voor 60jaar OUT!. Homo’s en lesbo’s kunnen een mooi feestje in elkaar zetten. Ik ben onder de indruk van de breedheid van de activiteiten die er zijn georganiseerd. Petje af voor wat dan uiteindelijk mogelijk blijkt! 60 jaar OUT! heeft zicht gegeven op een strategie voor de holebibeweging voor de komende jaren. Orhan Kaya, de wethouder participatie en cultuur, wil van Rotterdam de meest homovriendelijke stad van Nederland maken. Naast dat het aardig klinkt blijkt uit talrijke onderzoeken dat steden die een grote homogemeenschap hebben het economisch goed doen. Acceptatie van diversiteit stimuleert creativiteit en dat leidt tot economische groei. De wens van Kaya voor een homovriendelijke stad loopt gelijk op met onze wens om van Rotterdam een bruisende, levendige homostad te maken. Een eerste stap is zichtbaarheid in de fysieke ruimte. Toch die roze zone, die plek waar roze horeca en andere roze voorzieningen met elkaar laten zien hoe omvangrijk de roze beweging in Rotterdam is. Daarbij gaan leed en lol hand in hand. Er zijn meer gespreksgroepen dan ooit, telefoon en inloop krijgen meer telefoontjes. En tegelijkertijd is 60 jaar OUT!, wat allerminst over leed ging, een groot succes. Leed en lol zijn twee kanten van dezelfde medaille; lol en zichtbaarheid confronteren mensen met het bestaan van homoseksualiteit en brengt hen daarmee in verwarring. Confronteer lol en leed met elkaar in de fysieke ruimte. Niet door ze met elkaar in hetzelfde pand te plaatsen maar met elkaar in dezelfde omgeving! Ook het COC moet de diversiteit in Rotterdam accepteren. Rotterdam is een stad met een brede samenstelling van de bevolking. Als je constateert dat er in Rotterdam veel diversiteit is, dan constateer je dat er veel verschillen zijn tussen de bewoners in Rotterdam. Homoseksualiteit is een categorie die je in die diversiteit kunt benoemen. Het COC organiseert op basis van homoseksualiteit en maakt daarmee dat verschil tot de kernpositie van de organisatie. En sluit daarmee groepen uit die zich niet op homoseksualiteit organiseren maar wel homoseksueel zijn. Uitsluiten heeft prettige kantjes omdat je daarmee veilig en prettig onder elkaar lief en leed kunt delen. Uitsluiten leidt ook tot navelstaren, tot een verminderde creativiteit, tot het ontbreken van uitdagingen om je eigen manier van handelen en denken ter discussie te stellen. Herman Meijer introduceerde tijdens het derde debat de term ‘Ook zo!’ Dat staat voor de veelheid aan identiteiten die iedereen heeft. Niemand is alleen homo, alleen Rotterdammer, elke identiteit heeft zijn beperkingen. In Rotterdam is diversiteit juist een bron van creativiteit en wordt de Rotterdammer is zijn/haar identiteiten herkent. Het COC als homo-organisatie doet hetzelfde. We gaan naar buiten om bij voorlichtingen op scholen te vertellen wat homoseksualiteit is. We halen de buitenwereld naar binnen door activiteiten te organiseren waar alle identiteiten de ruimte krijgen. Een Beefcake in de Lantaren naast een Marokkaans filmfestival in het COC gebouw! Gay avonden in cafés in de stad naast Hollandse bieravonden in het COC. We delen toch het plezier in echte, onvervalste camp met heel andere groepen? Kijk maar eens naar de diversiteit in optredens tijdens de OUT! Fair op de Schiedamsedijk!
60jaar OUT! heeft het COC op de Rotterdamse kaart gezet. Dat was de bedoeling bij de start van het project en dat is gelukt. De belangrijkste les van 60 jaar OUT! is dat Rotterdam een interessante, bruisende homobeweging heeft. Laten we daarvan gebruik maken om het stevige gezicht van het COC in Rotterdam verder uit te bouwen. Colofon Met dank aan: Annelies, Annemiek, Anouk, Ans, Arnold, Arthur, Bart, Bram, Bram, Charlotte, Christabelle, Cok, Daan, Danielle, Dorien, Drake, Edwin, Elbert, Els, Elzo, Ercan, Erlof, Femke, Gerard, Gerda, Gerrit, Hans, Harrie, Herman, Herman, Hugo, Hubert, Imad, Ivo, Jan, Jan willem, Jeroen, Jeannette, Jet, Joka, Joke, Jos, Kadir, Kamiel, Kees, Louise, Maarten, Marc, Margriet, Marjolein, Mark, Marijke, Nienke, Orhan, Patrick, Peggy, Paul, Paul, Rien, Rita, Rob, Robert, Ron, Suzanne, Theodoor, Ton, Wilma, Zorica, Teksten Ferry Wieringa,Tineke Teunen, Wilma Ruis Fotografie Herman van der Plas, Hans Tak Ontwerp Opus Design, Rotterdam Druk Drukkerij Nivo, Delft © COC Rotterdam, 2008