Via groei naar krimp? Demografische ontwikkelingen ZO Brabant Januari 2011
Via groei naar krimp? Demografische ontwikkeling ZO Brabant Nummer:
2009-006
Datum:
Januari 2011
beeckk adviseurs voor ruimtelijke ontwikkeling bv . www.beeckk.nl . 040 255 63 55
Via groei naar krimp?
VOORWOORD Voor u ligt het rapport ‘Via groei naar krimp’. Wij hebben zelf het initiatief genomen voor dit onderzoek, omdat bevolkingsvraagstukken als krimp en vergrijzing steeds vaker in de publiciteit komen. Tot nu toe werden deze vooral gekoppeld aan gebieden in de rand van Nederland zoals Zuid-Limburg en Noordoost Groningen. In veel andere regio’s ligt de focus nog altijd sterk op groei. Wij waren daarom benieuwd naar de ontwikkelingen in onze ‘eigen’ regio Zuidoost Brabant. De demografische veranderingen, de regionale opgave voor de komende jaren en gemeentelijk beleid zijn de belangrijkste thema’s in het onderzoek. De gevolgen van demografische ontwikkelingen kunnen ver reiken. Ons inziens is het cruciaal hier tijdig op te anticiperen. Dit onderzoek is een eerste poging de precieze opgave voor de regio inzichtelijk te maken en daarmee het vraagstuk onder de aandacht te brengen. Het rapport bevat geen concrete oplossingen, het is vooral een opmaat voor een verdere verdieping van het onderwerp. Dit doen wij graag met professionals en belanghebbenden. Mocht u daarom opmerkingen hebben of anderszins uw bijdrage willen leveren dan komen wij graag in contact met u. Tot slot willen wij iedereen bedanken die zijn of haar medewerking heeft verleend aan het onderzoek.
Via groei naar krimp?
INHOUDSOPGAVE
DEEL A: KADERS EN RESULTAAT 1.
INLEIDING
2
2.
PROBLEEMSTELLING
3
2.1
SRE
3
2.2
Onderzoek
3
2.3
Leeswijzer
4
3.
CONCLUSIES
5
3.1
Conclusies
5
3.2
Opgave Regio Eindhoven
10
DEEL B: ACHTERGRONDEN 4.
DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN NEDERLAND
14
4.1
Landelijke prognoses
14
4.2
Bedreigingen en kansen
16
4.3
Beleid
17
4.4
Transformatieopgave
18
4.5
Voorwaarden
19
5.
REGIO EINDHOVEN
21
5.1
De regio
21
5.2
Kwantitatieve prognoses
22
5.3
Kwalitatieve prognoses
25
5.4
Gemeentelijke beleid
29
LITERATUURLIJST
34
COLOFON
36
Via groei naar krimp?
DEEL A: KADERS EN RESULTAAT
1. INLEIDING Nederland staat aan de vooravond van ingrijpende demografische veranderingen. Bevolkingskrimp, vergrijzing en ontgroening zijn ontwikkelingen waar alle regio’s op (korte) termijn mee te maken krijgen en die steeds vaker opduiken in de publiciteit. In de meer perifere regio’s als Zuid-Limburg en Noordoost Groningen zijn de tendensen inmiddels duidelijk merkbaar. Andere gebieden zullen snel volgen en dit betekent dat het transitieproces van groei naar krimp moet worden ingezet. Demografische ontwikkelingen hebben immers consequenties op allerlei terreinen zoals de woningmarkt, het voorzieningenniveau en de economie. Tijdig inspelen op de ontwikkelingen is essentieel omdat noodzakelijke aanpassingen veel tijd vergen. De verschillende overheden hebben een belangrijke rol in deze transformatie. Het is ook een lastige rol, want hoe anticipeer je in tijden van groei op een toekomstige krimp? De eerste stap is een analyse van wat verwacht kan worden. Wanneer en waar zet de krimp in. Hoe sterk vergrijst de samenleving en welke gevolgen heeft dit. Kortom, welke opgave staat ons precies te wachten? In dit onderzoek hebben we de opgave voor de regio Zuidoost Brabant inzichtelijk gemaakt. Een interessant gebied met zowel een stedelijke als een landelijke component. De demografische ontwikkelingen zijn ook hier in aantocht en brengen structurele veranderingen met zich mee. Groei verandert langzaam in krimp en vergrijzing en ontgroening wordt steeds duidelijker merkbaar. De focus richt zich nu nog volledig op groei (o.a. Brainport), terwijl in 2030 de regio als geheel te maken heeft met een krimpende bevolking. De komende 20 jaar is daarmee de periode waarin de groe i afzwakt en ombuigt naar krimp. Een ‘laatste ronde’ aan uitbreidingsplannen is aan de orde. Het ruimtelijk eindbeeld komt in zicht. Dit gegeven eist een extra kritische blik op de kwaliteit van het ruimtelijk casco. Nu is dan ook het juiste moment aangebroken de precieze opgave in beeld te brengen en daarmee een start te maken met het transitieproces. Nu wordt immers bepaald hoe de regio er over 20 jaar uitziet.
Via groei naar krimp? 2
2. PROBLEEMSTELLING 2.1 SRE Zuidoost Brabant, ook wel regio Eindhoven genoemd, is een bijzondere streek. De stedelijkheid van Eindhoven en Helmond wordt afgewisseld met kleinere gemeenten met zowel stedelijke als echte dorpse
karakters.
Deze
unieke
verzameling
van
21
gemeenten
werken
in
het
SRE
(Samenwerkingsverband Regio Eindhoven) samen aan een betere regio. Brainport is dé exponent van deze samenwerking. Dit belangrijke programma moet zorgen voor een forse sociaal-economische impuls aan de regio. De gehele regio is onder te verdelen in drie subregio’s; het ‘stedelijk gebied Eindhoven’ en de meer landelijke gebieden ‘de Peel’ en ‘de Kempen’. Met het Brainport programma is de regio sterk gefocust op groei. Dit is bijvoorbeeld op te maken uit het regionale woningbouwprogramma. Een belangrijke vraag is hoe de regio omgaat met deze groei. De ruimtedruk wordt alsmaar groter en landschappelijke waarden komen verder onder druk te staan. Bovendien vragen ook binnenstedelijke uitbreidingen creatieve en innovatieve oplossingen om de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te versterken. Een ander belangrijk aspect zijn de genoemde demografische trends. De Nederlandse bevolking begint te vergrijzen, te ontgroenen en te krimpen. Ook de regio Eindhoven krijgt te maken met deze demografische ontwikkelingen. Bovendien is de regio veelzijdig en zullen de demografische ontwikkelingen zich in de een stedelijke gemeente anders profileren dan in een kleine landelijke gemeente. Groei wordt langzaam krimp en het is zaak dit transitieproces goed te laten verlopen en de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. Het ligt echter niet voor de hand in een sterke economische regio, met een focus op groei, een goede strategie voor de aanpak van de krimpopgave. Toch is het belangrijk daar nu aandacht voor te hebben. Beleid moet zowel groei op korte termijn als krimp op langere termijn faciliteren en de leefkwaliteit ook in de toekomst garanderen. 2.2 Onderzoek Dit onderzoek maakt inzichtelijk wat de regio Eindhoven precies staat te wachten in termen van demografische veranderingen. Denk hierbij onder meer aan kwantitatieve en kwalitatieve bevolkingsen huishoudenprognoses en woningbouwopgaven. Ook is gemeentelijk beleid bij de analyse betrokken. Zo hebben we de huidige stand van zaken opgemaakt met betrekking tot het aantal woningbouwplannen dat in de pijplijn zit en geconfronteerd met de verwachte woningbouwopgave.
Via groei naar krimp? 3
De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Wat is de precieze opgave voor de regio Eindhoven als gevolg van de demografische ontwikkelingen krimp, vergrijzing en ontgroening en wat is gezien de huidige situatie de agenda voor de periode 20102030?’ Enkele aanvullende opmerkingen over het onderzoek: -
Naast landelijke en regionale prognoses zijn ook voorspellingen van de gemeenten zelf geanalyseerd.
-
Het onderzoek richt zich op de periode tussen 2010 en 2040. Dit is de periode waarin de groei ombuigt naar krimp.
-
De analyse spitst zich toe op de regio als geheel en op de drie subregio’s afzonderlijk (Stedelijk gebied Eindhoven, de Peel en de Kempen).
-
Belangrijkste bronnen die gebruikt zijn voor de prognoses zijn de rijksvoorspellingen van Primos (2009), de prognoses van de provincie Noord-Brabant (2008) en cijfers van het CBS.
2.3 Leeswijzer Allereerst worden in hoofdstuk drie de conclusies van het onderzoek weergegeven. Het betreft een weergave van de cijfermatige analyse. Daarnaast is de kern van de opgave voor de regio Zuidoost Brabant geschetst voor de komende decennia. Vervolgens worden in hoofdstuk vier de demografische ontwikkelingen toegelicht in de landelijke context. Ook wordt dieper ingegaan op de bedreigingen en kansen die de tendensen met zich meebrengen en hoe overheden hier mee omgaan. Daarnaast is weergegeven welke voorwaarden belangrijk zijn bij een effectieve oplossing van het vraagstuk. Tot slot bevat hoofdstuk vijf gedetailleerde informatie over de regio Zuidoost Brabant waarop de conclusies zijn gebaseerd. Met behulp van cijfermateriaal wordt de situatie anno 2010 inzichtelijk gemaakt en wat de verwachte ontwikkelingen zijn voor de komende 20/30 jaar (aantallen mensen, huishoudens etc.). De analyse omvat zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens.
Via groei naar krimp? 4
3. CONCLUSIES 3.1 Conclusies Dit hoofdstuk bevat de conclusies van het onderzoek naar de demografische ontwikkelingen in de regio Zuidoost Brabant. Allereerst wordt met behulp van grafieken de cijfermatige analyse weergegeven. Daarna wordt op basis van deze gegevens voor zowel de stedelijke (Stedelijk gebied Eindhoven) als landelijke (Peel en Kempen) subregio de opgave en agenda voor de komende periode geschetst. A. Bevolkingsprognose -
De bevolking groeit tot 2030, daarna krimpt de regio als geheel. De periode 2010-2030 is daarmee de transformatieperiode van groei naar krimp. De totale groei in deze periode is ongeveer 16.000 mensen.
-
In het stedelijk gebied zet de krimp pas omstreeks 2040 in. Per gemeente zitten er echter behoorlijke verschillen.
-
De Kempen begint al op zeer korte termijn te krimpen. In de Peel start dit rond 2020.
Bevolkingsprognose Zuidoost Brabant (x1.000)
125
530
120
520
115
510
110
500
105 100
490
95
480 2010
2020
2030
Peel
Kempen
2010 2040
2020
2030
2040
Stedelijk Gebied
B. Vergrijzing -
Het aantal 75-plussers in de regio stijgt van 50.000 in 2010 naar 90.000 in 2030.
-
De vergrijzing is het sterkst in de Peel en de Kempen waar het aantal 75-plussers verdubbelt (groei van 100%).
-
In de stedelijke gemeenten groeit het aantal 75-plussers relatief het minst, maar is de groei nog altijd 60%.
Via groei naar krimp? 5
Bevolkingsprognose 75+ Zuidoost Brabant (x1.000)
20
60
15
40
10
20
5 0
0 2010
2020 Peel
C.
2010 2030
Kempen
2020
2030
Stedelijk Gebied
Ontgroening -
Het aantal kinderen van 0-14 jaar daalt met 11.000 van 127.000 in 2010 naar 116.000 in 2030 in de regio als geheel.
-
In de Peel en de Kempen is de ontgroening sterk. Hier daalt het aantal kinderen in driekwart van de gemeenten met 20-25%.
-
In het stedelijk gebied daalt het aantal kinderen de komende 10 jaar met bijna 6.000. Daarna neemt het aantal juist weer iets toe.
-
Relatief gezien is de ontgroening minder sterk dan de vergrijzing.
Bevolkingsprognose kinderen 0-14 jaar SRE (x1.000)
25
85
20 15
80
10
5 0
75 2010
2020 Peel
Via groei naar krimp? 6
Kempen
2010 2030
2020 Stedelijk Gebied
2030
D. Huishoudensprognose kwantitatief -
Het totaal aantal huishoudens in de regio stijgt de komende 20 jaar nog met 40.000 tot een aantal van 350.000.
-
Het aantal huishoudens in het stedelijk gebied stijgt met 30.000 in deze periode. In de Kempen en Peel is de stijging zo’n 4.000.
-
In de Peel en de Kempen daalt het aantal huishoudens vanaf 2030, in het stedelijk gebied pas na 2040.
Huishoudenprognose Zuidoost Brabant (x1.000) 52
260
50 240
48
46
220
44 42
200 2010
2020 Peel
E.
2030
2010 2040
Kempen
2020
2030
2040
Stedelijk gebied
Huishoudensprognose kwalitatief -
Het aantal 75-plus huishoudens stijgt met zo’n 27.000 van 36.000 in 2010 naar 63.000 huishoudens in 2030. Let op, de totale stijging van het aantal huishoudens is 40.000. Het overgrote deel is dus 75-plus.
-
Ook hier geldt dat het aantal 75-plus huishoudens in de Peel en de Kempen verdubbelt en de stijging in het stedelijk gebied iets kleiner is.
-
Het aantal huishoudens in de leeftijdscategorie 30-64 jaar neemt in totaal met 16.000 af. Relatief gezien is de grootste afname in de Peel en de Kempen.
-
Het aantal huishoudens in de leeftijdscategorie jonger dan 29 jaar blijft nagenoeg gelijk.
Via groei naar krimp? 7
Huishoudensprognose naar leeftijd Zuidoost Brabant (x1.000)
SRE totaal
Stedelijk Gebied
400
250
300
200
150
200
100
100
50
0
0 2010 -29
2010
2020 30-64
2020
2030 65-74
75+
-29
30-64
Peel 60
40
40
20
20
0
0
-29
F.
2010
2020 30-64
2020
2030 65-74
65-74
75+
Kempen
60
2010
2030
75+
-29
30-64
2030 65-74
75+
Beroepsbevolking -
De beroepsbevolking daalt op regionale schaal met 40.000 in de periode 2010-2030.
-
De afname is relatief het grootst in de Peel en de Kempen, ongeveer 20%. Prognose beroepsbevolking Zuidoost Brabant (x1.000)
500
400
480
300
460
200
440
100
420
0 2010
2020 SRE
Via groei naar krimp? 8
2010 2030
2020
Stedelijk Gebied
2030 Peel+Kempen
G. Gemeentelijk beleid -
Gemeenten lijken, ten opzichte van de provinciale prognoses, optimistisch te zijn in het voorspellen van de bevolkingsomvang in 2030. De gemeenten voorspellen zo’n 25.000 meer mensen te tellen dan de verwachtingen. Het zijn voornamelijk de gemeenten in de stedelijke regio die meer groei verwachten. Ook in de Kempen is hier, zij het in mindere mate, sprake van.
-
Het aantal nieuwbouwplannen voor de periode 2010-2030 is een stuk groter dan de verwachte groei van het aantal huishoudens voor dezelfde periode. Deze groei is geschat op 40.000, terwijl de gemeenten bijna 60.000 woningen in de pijplijn hebben zitten.
-
Ook hier is het de stedelijke regio die de meeste overcapaciteit heeft.
-
In de Peel en de Kempen is de overcapaciteit, op een enkele uitschieter na, beperkt. De overcapaciteit in de Peel komt doordat één gemeente extra woningbouwcapaciteit in haar structuurvisie heeft opgenomen. Bevolkingsprognose 2020 versus prognose gemeentelijk beleid 2020 (x1.000)
124
550
122 500
120 118
450
116
114
400
Peel Prognose
Prognose
Kempen
Beleid gemeenten
Beleid gemeente
2020 - Stedelijk Gebied
Prognose groei huishoudens versus bouwplannen (aantal woningen) periode 2010-2030 (x1.000) 10
50
8
40
6
30
4
20
2
10
0
0
Peel Prognose
Kempen Bouwplannen
Via groei naar krimp? 9
Prognose
Bouwplannen
Stedelijk Gebied
3.2 Opgave voor Regio Eindhoven De prognoses zijn helder. De bevolking krimpt, vergrijst en ontgroent de komende 20 jaar en dit heeft een duidelijk effect op de kwantitatieve en kwalitatieve huishoudensprognose. Daarnaast zien we dat het merendeel van de gemeenten gefocust is op groei en optimistischer is dan de provinciale/landelijke prognoses. De ontwikkelingen gaan zijn weerslag hebben op de ruimtelijke inrichting van de gemeenten. Hoeveel huizen moeten er nog gebouwd worden? En in wat voor segment? Welke voorzieningen moeten we treffen? Hieronder maken we de opgave voor de regio Eindhoven inzichtelijk. Gezien de verschillen onderscheidden we het stedelijk gebied en de Peel en de Kempen. Stedelijk gebied Het aantal inwoners in het stedelijk gebied stijgt tussen 2010 en 2040 met ruim 30.000. Het aantal huishoudens stijgt in deze periode zelfs met ruim 35.000 volgens landelijke prognoses. Uiteraard vindt de meeste groei in Eindhoven plaats, gevolgd door Helmond en Best. De komende 30 jaar vlakt de groei steeds verder af en rond 2040 begint de bevolkingsomvang te dalen. Een afname in het aantal huishoudens volgt een paar jaar later. Een toename van 35.000 huishoudens betekent dat er een forse woningbouwopgave ligt voor de regio. Uit een inventarisatie van gemeentelijke projecten blijkt dat er tot 2030 al 42.000 woningen gepland zijn (zowel harde als zachte plannen). Uitgaande van een gewenste overcapaciteit van 25% in de planvorming om tegenvallers op te vangen ben je als regio al klaar voor de totale opgave. Na 2040 zal er immers nauwelijks nog groei plaatsvinden. Gemeenten zijn bezig met een ‘laatste ronde’ uitbreidingsplannen. Er wordt naar een ‘ruimtelijk eindbeeld’ toegewerkt. Het is belangrijk extra kritisch te zijn op deze laatste uitbreidingen zodat deze op juiste wijzen worden ingepast in de bestaande structuren. Een ander gevolg is dat toekomstige projecten niet meer over het toevoegen van woningen gaan, maar zich richten op het herstructureren en transformeren van het bestaande woningaanbod. Kwalitatief woningaanbod De totale toename in het aantal huishoudens tot 2030 is 30.000 (tot 2040 is het 35.000). De helft van deze toename komt op conto van het aantal 75-plus huishoudens. Bovendien neemt het aantal huishoudens tussen de 34-64 jaar af met 5.000. Het is helder dat aanpassing van het woningaanbod noodzakelijk is om vraag en aanbod in balans te houden. Het aantal voor senioren geschikte woningen rond belangrijke (zorg)voorzieningen moet bijvoorbeeld omhoog. Naast nieuwbouw zijn er uiteraard ook andere mogelijkheden de woningvoorraad te veranderen. Het genoemde herstructureren is een goed voorbeeld. Het aantal woningen neemt dan niet toe, maar het kwalitatieve aanbod kan wel gewijzigd worden. Ook het aanbrengen van aanpassingen in bestaande woningen kan helpen de opgave te volbrengen. Een voorbeeld hiervan zijn de ‘nultredenwoningen’.
Via groei naar krimp? 10
Een laatste belangrijke opmerking is dat het aantal huishoudens nu, mede door de vergrijzing, fors stijgt en dat er veel seniorenwoningen bij moeten komen. Vanaf 2040 zal een krimp inzetten (met name het aantal 75-plussers gaat weer afnemen) en moet de woningvoorraad worden ingekrompen. Dit betekent dat wat je nu bouwt straks weer moet verdwijnen (in aantallen). Misschien dat nieuwe, flexibele constructies uitkomst kunnen bieden. Bijvoorbeeld door het mogelijk maken van samenvoeging van woningen, functieverandering of een korte afschrijvingstermijn. De ‘laatste ronde’ moet zorgvuldig gebouwd worden. Het is nu tijd deze opgave te vertalen in beleidskeuzes. Leefbaarheid De gevolgen van krimp zijn vaak het eerst merkbaar in de woningmarkt en het voorzieningenniveau. Voor de leefbaarheid in gemeenten is vooral dit laatste belangrijk. De levensvatbaarheid van voorzieningen staat of valt niet met het aantal huishoudens maar juist met het aantal inwoners. Het aantal 75-plussers in het stedelijk gebied stijgt de komende 20 jaar met ruim 20.000. Logischerwijs zal een grote toename van het aantal zorgvoorzieningen noodzakelijk zijn, maar je kunt ook denken aan het openbaar vervoer en specifieke recreatieve voorzieningen voor ouderen. Bovendien moet rekening gehouden worden met de levensvatbaarheid van commerciële (supermarkt) en maatschappelijke voorzieningen (onderwijs, sportclub). De ontgroening in de stedelijke regio valt enigszins mee al is voor enkele gemeenten wel een duidelijke afname in het aantal kinderen te zien in de periode 2010-2030. Het aantal kinderen daalt in de meeste gemeente licht, in Eindhoven daarentegen groeit het aantal zelfs met 1.000. Kortom, de opgave voor het stedelijk gebied is zorgvuldig omgaan met de laatste periode van groei. Het gaat nu om de laatste uitbreidingen en dat vergt een extra kritische blik op de ruimtelijke structuur die straks het eindbeeld bepaalt. Daarnaast moet ondanks een flinke groei in de komende periode langzaam het vizier op krimp worden gericht. De tweede grote opgave ligt in de vergrijzing van de bevolking. Het aantal 75-plussers groeit dermate sterk dat woningen en voorzieningen hierop aangepast moeten worden. Het in beeld brengen van wat ouderen nodig hebben is hierin een belangrijke stap. Wij zien de agenda voor het stedelijk gebied in de periode 2010-2030 als volgt: -
Transitie van groei naar krimp faciliteren. Zorgvuldig omgaan met de laatste periode van groei.
-
Woningbouwopgave van 30.000. Woningaanbod aanpassen op de vraag, hierbij vooral rekening houden met de vergrijzing en de regionale woningmarkt.
-
Op korte termijn anticiperen op de vergrijzing. Het aantal 75-plussers stijgt tot 2030 met 60%.
-
Anticiperen op ontgroening op korte termijn. Daarna groeit aantal kinderen weer iets.
-
Voorzieningenniveau aan laten sluiten op de veranderde bevolkingssamenstelling.
Via groei naar krimp? 11
De Peel en de Kempen Ten opzichte van het stedelijk gebied, waar de bevolkingsdaling nog even op zich laat wachten, krijgen de Peel en de Kempen al op (zeer) korte termijn te maken met een structurele krimp. In gemeenten als Cranendonck, Bergeijk en Bladel start de daling al in 2012. De komende 30 jaar neemt het aantal inwoners in de Kempen met ruim 15.000 mensen en in de Peel met 8.000 af. Wat betreft het aantal huishoudens zet de krimp wat later in (in de periode 2025-2030). Tot die tijd stijgt het aantal benodigde woningen nog met 4.000 in de Kempen en 5.000 in de Peel, waarna in de periode 2030-2040 het aantal huishoudens slinkt met respectievelijk 3.500 en 1.700. Dit is een lastige spagaat voor gemeenten omdat het aantal huishoudens over de periode 2010-2040 nagenoeg gelijk blijft, maar nog wel groeit in de periode 2010-2030. De komende 20 jaar moet dus gebouwd worden, waarna de woningvoorraad weer moet inkrimpen. Met deze gegevens in het achterhoofd zullen gemeente uiterst zorgvuldig om moeten gaan met de woningbouwopgave voor de komende jaren. Ongebreidelde uitbreiding lijkt niet verstandig en kan leidden tot kapitaalvernietiging. Denk aan mogelijke leegstand en noodzakelijke sloop. Overigens blijkt uit de analyse dat gemiddeld genomen de gemeenten in de Peel en de Kempen geen forse overcapaciteit aan nieuwbouwplannen hebben (Deurne en Laarbeek uitgezonderd). Ook lijken de gemeenten in het landelijke deel van de regio geen onrealistische prognoses te hanteren. Dit in tegenstelling tot veel andere gemeenten in Nederland. Het duidt erop dat de gemeenten in hun beleid al rekening houden met de naderende krimp. Tenminste in kwantitatieve zin, op kwalitatief gebied ligt immers ook een flinke opgave. De vergrijzing slaat toe. Vooral in landelijke streken als de Peel en de Kempen. De prognoses laten zien dat het aantal 75-plussers in deze gebieden de komende 20 jaar verdubbelt. In de Kempen groeit het aantal van 8.500 naar 17.500 en in de Peel van 7.500 naar 16.000. Het aantal 75-plus huishoudens stijgt in de Kempen van 5.500 naar 11.500 en in de Peel van 5.200 naar 10.700. In beide regio’s samen zijn nog 9.000 extra woningen nodig. Het totaal aan 75-plus huishoudens stijgt met 11.500! De opgave om het kwalitatieve woningaanbod te veranderen is groot en moet ook nog eens op zeer korte termijn gaan plaatsvinden. In de periode 2030-2040 blijft het aantal seniorenhuishoudens groeien, terwijl het totaal aantal huishoudens daalt. Een forse ingreep in de bestaande woningvoorraad is noodzakelijk. Leefbaarheid Een punt dat direct met krimp en vergrijzing te maken heeft is de leefbaarheid. De verwachting is dat deze vooral in kleine kernen in gebieden als de Peel en de Kempen zwaar onder druk komt te staan. Het aantal 75-plussers verdubbelt en zij hebben allemaal passende woonruimte nodig. Daarnaast moet het voorzieningenniveau in overeenstemming zijn met de demografische opbouw. Zorgvoorziening zal hier een belangrijk aspect in zijn.
Via groei naar krimp? 12
Voor het stedelijk gebied geldt dat de ontgroening nog enigszins meevalt. In de Kempen en de Peel is dit echter een direct aandachtspunt. Het aantal kinderen tussen de 0-14 jaar daalt in de periode 2010-2030 in de Kempen met 5.000 en in de Peel met 3.200. In negen van de twaalf gemeenten daalt het aantal kinderen met zo’n 1.000. Dit betekent vaak een daling van 25% tot 30% en zal dus gevolgen hebben voor met name voorzieningen als scholen en (sport)verenigingen. We kunnen als voorbeeld de gemeente Bladel nemen. Het aantal kinderen daalt van 3.500 naar 2.500. Van deze 3.500 tussen de 0-14 jaar gaan er ongeveer 2.200 naar een basisschool. In 2030 zijn er dat nog 1600, ofwel een afname van 600 leerlingen. Gemiddeld tellen basisscholen in Nederland 220 leerlingen. De gemeente Bladel heeft momenteel 15 basisscholen, wat een gemiddelde van ongeveer 150 leerlingen per school betekent. De landelijke ondergrens voor een levensvatbare basisschool ligt op 140 leerlingen. Een afname van 600 leerlingen betekent dus dat over 20 jaar nog maar 10 of 11 basisscholen kunnen bestaan. Het aantal basisscholen neemt, net als het aantal kinderen, af met 25-30%. Het voorbeeld laat duidelijk zien dat het cruciaal is tijdig rekening te houden met de levensvatbaarheid van commerciële (supermarkt) en maatschappelijke voorzieningen (scholen, sportclub). De conclusie is dat voor de gemeenten in de Peel en de Kempen een forse opgave ligt succesvol om te gaan met de demografische ontwikkelingen. Bovendien is de opgave urgent omdat de verschijnselen al op zeer korte termijn optreden. Grootste uitdaging ligt in het omvormen van het woningaanbod en het op niveau houden van het voorzieningenniveau. Met name de vergrijzing vergt veel aanpassingen in het huizenaanbod en type voorzieningen. Daarnaast lijkt het niet te voorkomen dat enkele wijken of kernen hier de ‘pijn’ van zullen voelen. Bijvoorbeeld doordat er te weinig draagvlak is voor een school of andere voorzieningen (denk aan de bakker om de hoek). Dit zal vragen om slimme, inventieve oplossingen om de leefbaarheid op peil te houden. Samenwerking in regionaal verband kan eventueel kansen bieden. Tot slot valt op dat de gemeentelijke beleidskaders niet duiden op een overproductie van woningen of concurrentie om inwoners. Een basis voor regionale samenwerking is hierdoor aanwezig. Wij zien de agenda voor de Peel en de Kempen in de periode 2010-2020 als volgt: -
Snel anticiperen op de krimpende bevolking en zorgvuldig omgaan met de laatste ronde aan uitbreidingsplannen.
-
De woningbouwopgave is zowel voor de Peel als de Kempen tot 2030 ongeveer 4.000.
-
Het kwalitatieve woningaanbod laten aansluiten op de vraag (met name door vergrijzing).
-
Anticiperen op de sterke vergrijzing. Het aantal 75-plussers verdubbelt tot 2030.
-
Op korte termijn anticiperen op de ontgroening. In driekwart van de gemeente daalt het aantal kinderen met 25%.
-
Op korte termijn oplossingen bedenken voor het in stand houden van het voorzieningenniveau.
Via groei naar krimp? 13
DEEL B: ACHTERGRONDEN
4. DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN NEDERLAND 4.1 Landelijke prognoses Bevolkingsontwikkeling Verwacht wordt dat Nederland in 2038 een maximum van 17,5 miljoen inwoners bereikt. Hierna zet een bevolkingskrimp zich in. Momenteel telt Nederland 16,6 miljoen mensen. De aankomende groei wordt gekenmerkt door een lager sterftecijfer en een positief migratiesaldo. Opvallende cijfers zijn verder een verdubbeling van het aantal ’65-plussers’ en een daling van de beroepsbevolking met 10% (van Duin, 2009). De leeftijdsopbouw van de bevolking gaat dus drastisch veranderen. Een andere belangrijke component is de verstedelijking die in Nederland plaatsvindt. Dit heeft als gevolg dat op lokaal niveau krimp veel sneller aan de orde is dan de nationale krimp omstreeks 2040. De bevolking in de Randstad zal tot 2040 groeien met 1,25 miljoen inwoners, terwijl de nationale groei slechts 1 miljoen is. Verstedelijking ontstaat doordat jonge mensen, als vanouds, naar economisch sterkere gebieden trekken om te studeren en te werken. En wie gaat, komt maar zelden terug (Schnabel, 2009). Daarnaast vestigen immigranten zich massaal in de grote steden vanwege de werkgelegenheid en de aanwezigheid van landgenoten (Schnabel, 2009). Als de Randstad groeit gaan perifere gemeenten logischerwijs inleveren (PBL, 2009). De gebieden die nu al, of op korte termijn, met krimp te maken hebben liggen met name in Noord-Nederland, in het Oosten, in Limburg en ook in landelijke delen van Zeeland en Brabant. Deze gebieden worden leeggezogen door de urbanisatie. Jongeren leren steeds langer door en vertrekken naar gunstiger steden met een hoog aanbod aan opleidingen en geschikte werkgelegenheid (Latten, 2009). Daarnaast eist de vergrijzing haar tol. Er overlijden meer mensen dan er geboren worden. Naar verwachting telt Parkstad Limburg in 2025 ruim 15 duizend inwoners minder dan nu en zal de krimp in 2040 zijn doorgezet met nog eens 40 duizend mensen. Dit is een afname van 15% van de bevolking. Dezelfde cijfers gelden voor Noordoost-Groningen en in mindere mate voor Zeeuws-Vlaanderen en de Achterhoek (PBL, 2009). Het CBS verwacht dat in de periode tot 2025 liefst 61% van de gemeente te maken krijgt met een bevolkingsafname (Verwest, Sorel, Buitelaar; 2009).
Via groei naar krimp? 14
Kortom, de volgende cijfers gelden voor de bevolkingsontwikkeling in Nederland: -
De bevolking neemt tot aan 2038 toe tot een maximale omvang van 17,5 miljoen mensen. Vervolgens krimpt de bevolking licht tot het aantal van 17,3 miljoen mensen in 2060.
-
Het aantal 65-plussers stijgt tussen 2008-2040 van 2,5 naar 4,5 miljoen. De beroepsbevolking neemt af van 10,1 (2008) naar 9,2 miljoen in 2040.
Tabel 1. Bevolking op 1 januari naar leeftijd x miljoen
Cat. 2009 2020 2030 2040 2050 2060
Totaal 16,5 17,0 17,4 17,5 17,4 17,3
0–19 jaar 3,9 3,8 3,7 3,8 3,7 3,7
20–64 jaar 10,1 9,9 9,6 9,2 9,3 9,4
65–79 jaar 1,8 2,5 2,9 3,0 2,6 2,6
80+ jaar 0,6 0,8 1,2 1,5 1,7 1,6
(CBS, 2010) Huishoudenontwikkeling De bevolkingsprognoses zeggen veel, maar niet alles. Ontwikkelingen als vergrijzing, ontgroening en individualisering zorgen namelijk voor gezinsverdunning. Ofwel, het aantal personen per huishouden neemt af. Vanwege deze gezinsverdunning zal een krimp in het aantal huishoudens later inzetten dan de bevolkingskrimp. Dit is met name van belang voor de woningbouw. Immers, het aantal huishoudens bepaalt de benodigde woningvoorraad. Bovendien zal het aantal eenpersoonshuishoudens fors stijgen. Het woningaanbod zal hierop in moeten spelen door met andere woningtypen te komen. In de huishoudenprognose 2008-2050 wordt voorspelt dat het huidige aantal van 7,2 miljoen huishoudens groeit tot 8,3 miljoen in 2038 (CBS, 2008). Vervolgens neemt het aantal huishoudens licht af tot 8,2 miljoen in 2050. Ander belangrijk punt is de forse toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. In 2050 zal dit 44% van het totale aantal zijn. In 2008 was het aandeel nog 35%. Tabel 2. Huishoudens per 1 januari X miljoen
2008
2038
2050
Aantal huishoudens
7,2
8,3
8,2
Aantal eenpersoons hh.
2,5
pm
3,6
Via groei naar krimp? 15
4.2 Bedreigingen en kansen Een krimp op nationale schaal zal nog een tijd op zich laten wachten. In de meer landelijke regio’s zal de bevolkingsafname echter al snel starten. Als voorbeelden zijn Parkstad Limburg en Noordoost Groningen genoemd. De oorzaak is dat de vergrijzing en ontgroening in deze gebieden sterker voelbaar is. Jongeren trekken veelal naar economisch sterkere gebieden om te studeren en te werken en er vestigen zich minder immigranten in de periferie. De gevolgen van deze urbanisatie zorgen voor een tweedeling. Sommige regio’s krijgen nu al te kampen met een bevolkingsdaling, de stedelijke gebieden volgen pas over dertig jaar. De demografische ontwikkelingen hebben consequenties op allerlei terreinen. Bijvoorbeeld voor de woningmarkt, het voorzieningenniveau en de economie. Denk hierbij aan een aangepast woningaanbod (en afnemende vraag), meer zorgbehoevende en een dalende beroepsbevolking. Het gevaar zit in een inadequate aanpak van krimp, vergrijzing en ontgroening. Dit brengt de woningmarkt uit balans (overaanbod) en zet het voorzieningenniveau onder druk. Het resultaat is algemene verloedering door een leegloop van mensen en bedrijvigheid. Buitenlandse voorbeelden hiervan zijn snel gevonden (van Dam, 2006). Krimp wordt dan ook vaak geassocieerd met een onder druk staande leefbaarheid. Het volgende geeft de bedreiging van krimp goed weer indien hier niet goed op gereageerd wordt. In tijden van krimp toch inzetten op groei (en dus blijven bouwen) zorgt voor een overaanbod van woningen. Kopers krijgen het daardoor voor het zeggen. Het positieve hieraan is dat koopprijzen dalen en burgers hun woonwensen beter kunnen realiseren. Midden- en hogere inkomensklassen kunnen zo makkelijker verhuizen naar een betere leefomgeving. Degene die zich dat niet kunnen permitteren blijven achter in de minst aantrekkelijke gebieden. Hierdoor ontstaan concentraties van lagereinkomensgroepen, wat resulteert in achterstandswijken (Buitelaar, 2009; van Dam, 2006; Buitelaar, 2008). Een overaanbod mondt logischerwijs uit in leegstand. Met name de huursector en goedkope koopsector zijn hier gevoelig voor omdat bij prijsdalingen mensen ‘opschuiven’ naar hogere sectoren (Buitelaar, 2008). De gevolgen van krimp slaan dan ook neer in de minst aantrekkelijke gebieden. De leefbaarheid gaat achteruit, de waarde van vastgoed daalt en zonder oplossing komt zo’n gebied in een negatieve spiraal van verdere verloedering terecht. Geen positief vooruitzicht. 1
Aan de andere kant benadrukken verschillende partijen (o.a. de ministeries BZK en VROM ) dat de perspectieven van krimp helemaal niet zo problematisch hoeven te zijn. Een krimp biedt juist kansen. De bovengenoemde risico’s kunnen door een slimme aanpak van de opgave, ons inziens het liefst op bovenlokaal niveau, beheerst worden. Bijvoorbeeld door de woningmarkt goed in de gaten te houden
1
www.krimpalskans.nl
Via groei naar krimp? 16
en geen overaanbod te creëren. Daarnaast kan door middel van samenwerking met buurgemeenten het voorzieningenniveau op peil worden gehouden. Krimp heeft uiteindelijk ook grote voordelen. Nederland wordt verlost van de alsmaar toenemende ruimtedruk. In plaats van ongebreidelde groei kan nu worden ingezet op het verbeteren van bestaande bebouwde gebieden door herstructurering. De kwaliteit van de woonomgeving en bedrijventerreinen komt weer centraal te staan. Bovendien kan meer aandacht worden geschonken aan thema’s als duurzaamheid, natuur en recreatie. 4.3 Beleid In de praktijk blijkt dat gemeenten nog erg op groei zijn gefocust. Ook in gebieden waar de genoemde ontwikkelingen op het punt staan te beginnen. Het Nirov (2010) becijferde dat de ruimtelijke planvorming in Nederland zich vooralsnog weinig aantrekt van de geschetste prognoses voor de periode tot 2025. Uitgaande van de planologische capaciteit blijkt uit hun onderzoek dat wat betreft woningbouw in 60% van de gemeenten sprake is van een overproductie van 30%. Lokaal kan dit zelfs oplopen tot 300%. Inclusief de huidige leegstand is voor de ontwikkeling van kantoren de overmaat gemiddeld zelfs 400%. De gemeentelijke bouwprogramma’s zijn nog niet aangepast op de toekomstige veranderingen. Acceptatie De verklaring voor het feit dat bovengenoemd beleid nog altijd de boventoon voert zit in een stukje bewustwording en acceptatie. Uit onderzoek blijkt dat bestuurders een rouwproces moeten doorlopen om afstand te nemen van het groei denken (Derks, 2009; van Dijk en Pellenbarg, 2006). Het gaat om het accepteren van onontkoombare ontwikkelingen als de bevolkingskrimp. In de praktijk blijkt dat bestuurders in eerste instantie reageren met ontkenning en verzet, voordat acceptatie optreedt. Acceptatie is echter noodzakelijk om te anticiperen op de nieuwe ruimtelijke opgaven en draagvlak voor oplossingen te creëren. Dit rouwproces heeft tijd nodig en Nederland zit over het algemeen nog vast in de verzetsfase. Hieronder staan enkele oorzaken en gevolgen van een verzet tegen de krimp. 1.
Een belangrijk argument om zich te verzetten tegen krimp is de ‘communicatie-paradox’ (Rijk, IPO en VNG, 2009). Dit houdt simpelweg in dat men bang is voor een soort van ‘self-fulfilling prophecy’. Ofwel, op het moment dat een regio als krimpgebied wordt bestempeld zorgt het negatieve imago van krimp vanzelf voor een bevolkingsdaling. Door de krimp te bestrijden (lees: meer woningen te bouwen) wordt gedacht de krimpcirkel te doorbreken. In de praktijk lijkt het tegengaan van krimp niet te werken. Sterker nog, het vergroot de onderlinge concurrentie tussen gemeenten in krimpregio’s (Buitelaar, 2009). Een dergelijk ‘inwonerskannibalisme’ is uiterst effectief in het creëren van een overaanbod. Een fenomeen dat juist voorkomen moet worden.
Via groei naar krimp? 17
2.
Ten tweede is het financiële aspect erg belangrijk. Nieuwbouw levert immers veel geld op. De inkomsten uit grondexploitaties zijn voor veel gemeenten belangrijk omdat het geld meer financiële ruimte oplevert voor belangrijke maatschappelijke projecten. Met de opbrengsten van nieuwbouw kunnen bijvoorbeeld herstructureringsprojecten gefinancierd worden, of de bouw van een nieuwe school of zorginstelling. Daarnaast betekent minder nieuwbouw dat gemeenten subsidies van hogere overheden mislopen (Buitelaar, 2008). Uit recent onderzoek van het COELO blijkt overigens dat er geen aanwijzingen zijn dat de algemene middelen van krimpgemeenten zich nadelig zullen ontwikkelen ten opzichte van groeigemeenten (Allers en Zeilstra, 2009). Het verschil uit zich met name in de afnemende inkomsten uit grondexploitaties in krimpgemeenten (van Dam, 2006).
4.4 Transformatieopgave De demografische ontwikkelingen vergen voor gemeenten in krimpgebieden een transformatieopgave. Het is cruciaal de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave af te stemmen op de reëel verwachte vraag en daarmee de geschetste problematiek van een verslechterend leefklimaat te voorkomen. In de toekomst moet de focus voor veel gemeenten uitgaan naar het verkleinen en veranderen van de woningvoorraad. Dit kan door het matigen en aanpassen van nieuwbouw en het stimuleren van sloop en herstructurering. Gezien de bevolking- en huishoudenprognoses is deze transformatieopgave structureel (Buitelaar, 2008). In een grootschalig onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving worden een aantal strategieën onderscheiden die overheden kunnen gebruiken de huidige gebiedsontwikkeling te transformeren (Buitelaar, 2008). Uitgangspunt van deze strategieën is acceptatie van de bevolkingskrimp door bestuurders en de wil gebiedsontwikkeling te veranderen om de problemen op te lossen. 1.
Minder aantrekkelijke woningen moeten gesloopt worden om een overschot aan woningen te voorkomen. Ook kan het slopen van woningen bijdragen aan het veranderen van de kwalitatieve voorraad. Sloop ligt echter gevoelig. De woningen hebben een bepaalde symbolische waarde voor de gemeente en mensen zijn er aan gehecht.
2.
De tweede strategie is het herstructureren van bestaande woonwijken. Deze strategie gaat een stap verder dan alleen het slopen van woningen. Het betreft het transformeren van een woonwijk met daarbij aandacht voor woningbouw, het voorzieningenniveau en groen of wateropgaven. Herstructurering levert kansen op zowel kwantitatief als kwalitatief niveau. De woningdichtheid kan verminderd worden en het nieuwe aanbod woningen en voorzieningen kan aangepast worden op de hedendaagse woonwensen. Herstructurering biedt dus mogelijkheden voor verbeteringen van het woon- en leefklimaat en duurzame ontwikkeling. Nadelig zijn de complexiteit en kosten.
Via groei naar krimp? 18
Vanwege de financiering en het versnipperde eigendom komen dergelijke projecten vaak moeilijk van de grond. 3.
De nieuwbouwplannen moeten tijdig naar beneden worden bijgesteld wanneer de vraag gaat krimpen. Voor de meeste krimpgemeenten zal dit simpelweg noodzakelijk zijn. Acceptatie van krimp is hierin belangrijk. Eerder is al aangehaald dat in veel gemeenten krimp juist wordt bestreden. Acceptatie is nog niet vanzelfsprekend.
4.
De laatste optie is flexibel gebruik maken van functieverandering. Een voorbeeld is het toestaan dat woningen als tweede woning worden gebruikt. Met name in Zeeland wordt deze strategie al toegepast. Nadelig is echter dat dit alleen kansrijk is voor aantrekkelijk gelegen gemeente. Daarnaast kan het tweede woningbezet de prijs van woningen opdrijven en daardoor de kansen voor lokale starters verkleinen.
4.5 Voorwaarden Structuurvisies, bestemmingsplannen en woon- en toekomstvisies worden voor lange periode vastgesteld. Met het oog op de demografische prognoses zijn de huidige uitbreidingsplannen voor veel gemeenten de laatste die ze nog zullen uitvoeren. Zeker gezien de looptijd van dergelijke projecten. Men is bezig met de ‘laatste ronde’ waarin een ruimtelijk ‘eindbeeld’ tot stand zal komen. Belangrijkste conclusie is dan ook dat nu wordt bepaald hoe een gemeente er in 2030 uitziet. Een tijdige aanpak van het demografische vraagstuk begint dus nu. De rijksoverheid is inmiddels ook volop bezig met het onder de aandacht brengen van de demografische ontwikkelingen en de oplossingen hiervoor. Eind 2009 heeft het Rijk in samenwerking met de VNG en het IPO een rapport gepubliceerd onder de naam ‘Krimpen met Kwaliteit’ (Rijk, IPO en VNG, 2009). Het stuk betreft een actieplan hoe overheden met de bevolkingskrimp om moeten gaan. Het rapport sluit zich aan bij de in dit stuk geschetste ontwikkelingen en stelt dat er drie basisvoorwaarden zijn voor een succesvolle aanpak van het probleem. Naast de al genoemde voorwaarde van lokale acceptatie (of bewustwording) van de krimp, worden de voorwaarden van bestuurlijke (regionale) samenwerking en een effectieve bekostigingssystematiek genoemd (Rijk, IPO en VNG, 2009). Een regio kan door samenwerking beter anticiperen op de demografische ontwikkelingen dan dat iedere gemeente dit afzonderlijk probeert te doen. De woningmarkt bijvoorbeeld is een regionale markt. Samenwerking tussen gemeenten voorkomt een concurrentiestrijd, wat vraag en aanbod in balans kan houden. Bovendien kan op regionale schaal beter gebruik worden gemaakt van de individuele eigenschappen van gemeenten. Zo kan een stedelijke gemeente de noodzakelijke woningbouw op zich
Via groei naar krimp? 19
nemen en focust een meer ‘groene’ gemeente zich op recreatie en toerisme. Deze aanpak voorkomt versnipperde uitbreidingen waar met veel moeite locaties voor moeten worden gevonden. De beste plekken zijn immers al opgebruikt. Samenwerking biedt kansen om de regio als geheel te versterken. Uiteraard is vervolgens een effectieve en eerlijke bekostigingssystematiek noodzakelijk om samenwerking van de grond te laten komen. In het volgende hoofdstuk gaan we de theorie uit dit hoofdstuk toepassen op de regio Zuidoost Brabant. Wat zijn de (demografische) prognoses voor de regio en wat hebben deze te betekenen? Ook wordt een blik geworpen op de gemeentelijke praktijk. Welk beleid wordt gehanteerd en, meer concreet, hoeveel woningbouwplannen zijn er? Het totaalbeeld moet de ‘demografische opgave’ voor de regio Eindhoven inzichtelijk maken.
Via groei naar krimp? 20
5. REGIO EINDHOVEN 5.1 De regio Zuidoost Brabant, ook wel de regio Eindhoven genoemd, bestaat uit 21 uiteenlopende gemeenten met allemaal een eigen identiteit en specifieke eigenschappen. De regio omvat zowel een stedelijk gebied rondom Eindhoven en Helmond als landelijke streken waarin de kernen nog een authentiek dorps karakter hebben met een ruime buitengebieden. De 21 gemeenten werken op allerlei terreinen samen in het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE). Zuidoost Brabant is te verdelen in drie subregio’s, het ‘Stedelijk gebied Eindhoven’, ‘de Peel’ en ‘de Kempen’. De eerste subregio, het stedelijk gebied rond Eindhoven, kent de volgende negen gemeenten: Eindhoven, Helmond, Best, Geldrop-Mierlo, Son & Breugel, Nuenen ca., Valkenswaard, Veldhoven en Waalre. Deze subregio heeft door de aanwezigheid van Eindhoven en Helmond een stedelijk karakter. De omringende gemeenten verschillen echter wel van elkaar. Sommige richten zich als randgemeente van Eindhoven sterk op deze stedelijkheid. Best en Veldhoven kennen bijvoorbeeld veel industrie. Andere gemeenten profileren zich dan weer als een groene gemeente met een dorps karakter. Zij willen zorgen voor een rustig en aantrekkelijk woonklimaat dichtbij het economisch centrum van de regio. Hierbij valt te denken aan Waalre en Nuenen. Tot slot zijn gemeenten als Son & Breugel en GeldropMierlo een combinatie van bovenstaande. De Peel en de Kempen zijn een stuk landelijker van aard. De afstand tot centrumgemeente Eindhoven is groter en een rustige, ‘plattelandse’ uitstraling domineert het gebied. De Peel is vooral bekend om zijn uitgestrekte veenmoerassen en agrarische vergezichten en bestaat uit de volgende gemeenten: Asten, Deurne, Someren, Gemert-Bakel en Laarbeek. De Kempen bestaat dan weer uit grote bos- en heidegebieden.
Hier liggen de gemeenten: Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Heeze-Leende,
Oirschot en Reusel-de Mierden. Zowel de Kempen als de Peel bieden veel mogelijkheden voor recreatieve en toeristische activiteiten. Zuidoost Brabant is een veelzijdige regio. De gemeenten werken op verschillende thema’s samen in het SRE. Denk hierbij aan onderwerpen als milieu, economie, toerisme en ruimtelijke ontwikkeling. De demografische ontwikkelingen hebben raakvlakken met al deze thema’s. Dit betekent dat de gemeenten in het samenwerkingsverband SRE gezamenlijk moeten anticiperen op de gevolgen van deze tendensen.
De
verschillen
tussen
de
gemeenten
onderling
zorgen
echter
voor
aparte
ontwikkelscenario’s. Zo zullen perifere (landelijke) gemeenten eerder gaan krimpen ten opzichte van stedelijke, economisch sterkere, gebieden. Bovendien slaat de vergrijzing sneller toe in de periferie.
Via groei naar krimp? 21
Om de precieze ontwikkelingen in de regio in beeld te brengen hebben wij landelijke en provinciale prognoses (o.a. aantal inwoners en huishoudens) verzameld, gestructureerd en in dit hoofdstuk inzichtelijk
gemaakt. Daarnaast
hebben
we ook
gemeentelijk
beleid
(o.a.
bouwplannen)
geïnventariseerd en dit afgezet tegen de landelijke/provinciale voorspellingen. De cijfers zijn zowel op regionaal als gemeentelijk niveau in beeld gebracht. 5.2 Kwantitatieve prognoses Een belangrijke kwantitatieve prognose is uiteraard de bevolkingsprognose. Onderstaande tabel geeft deze weer voor alle 21 gemeente uit de regio Eindhoven voor de periode 2010-2040. Ook is vermeld in welk jaar de bevolkingskrimp zich inzet in de desbetreffende gemeente. Tabel 1. Bevolkingsprognose regio Eindhoven (Provincie Noord-Brabant, 2008) Gemeente
Inwoners 2010
Inwoners 2020
Inwoners 2030
Inwoners 2040
1e krimpjaar
Eindhoven Helmond Best Son en Breugel Geldrop-Mierlo Veldhoven Waalre Valkenswaard Nuenen Totaal Stedelijk Gebied
213.809 88.291 28.953 15.543 38.117 43.243 16.533 30.725 22.213 497.427
219.070 91.610 30.990 15.820 37.820 44.155 17.050 30.635 23.175 510.325
227.910 94.560 32.270 15.985 36.730 44.015 17.400 30.050 23.165 522.085
236.255 96.665 33.325 16.025 34.755 42.605 17.615 28.825 22.595 528.665
na 2040 na 2040 na 2040 na 2040 2014 2025 na 2040 2011 2026 na 2040
Bladel Bergeijk Eersel Heeze-Leende Cranendonck Oirschot Reusel-De Mierden
19.170 18.061 18.157 15.260 20.343 17.750 12.555
18.730 17.725 17.960 14.610 19.745 18.055 12.825
17.555 16.835 17.365 13.925 18.360 17.910 12.750
15.655 15.505 16.300 12.960 16.300 17.270 12.005
2012 2012 2012 2010 2011 2024 2028
Totaal de Kempen
121.296
119.650
114.700
105.995
2010-2020
Asten Someren Deurne Laarbeek Gemert-Bakel
16.335 18.229 31.526 21.581 28.763
16.540 18.600 31.540 22.040 28.330
16.005 18.690 30.730 21.515 27.590
14.725 18.280 29.020 20.460 25.585
2017 2027 2013 2018 2017
Totaal de Peel
116.434
117.050
114.530
108.070
2020-2030
Totaal SRE
735.157
747.025
751.315
742.730
2030-2040
Via groei naar krimp? 22
Bovenstaande cijfers zijn afkomstig uit de bevolkingsprognose van de provincie Noord-Brabant uit 2008. De prognoses van het Rijk (Primos, 2009) geven een vergelijkbaar beeld, alhoewel daar de getallen wat lager uitvallen. Uit tabel 1 kan in ieder geval geconcludeerd worden dat de regio als geheel vanaf 2030 te maken krijgt met een bevolkingsdaling. De tabel geeft helder aan dat op de subregio’s verschillende prognoses van toepassing zijn. Het stedelijk gebied zal pas na 2040 gaan krimpen, in de Peel start de krimp vanaf 2020 en in de Kempen is de bevolkingsafname zelfs al begonnen. Bovendien zie je ook op gemeentelijk niveau sterke verschillen. In het stedelijk gebied krimpen gemeenten als Helmond, Eindhoven, Best en Waalre pas na 2040. In Valkenswaard (2011) en Geldrop-Mierlo (2014) zal de bevolking al op korte termijn beginnen te dalen. In de Kempen valt op dat Oirschot en Reusel- de Mierden pas veel later gaan krimpen in vergelijking met de andere gemeenten. In de Peel gaat dit op voor Someren. Naast de bevolkingsprognose is ook de huishoudensprognose, ofwel woningprognose, een relevant aspect. Met name voor de woningbouw is dit van belang aangezien ieder huishouden een woning nodig heeft. Daarnaast zorgen ontwikkelingen als vergrijzing en individualisering voor gezinsverdunning. Dit wil zeggen dat huishoudens gemiddeld minder personen tellen. Een krimpende bevolking betekent daarom ook niet dat het aantal benodigde woningen direct afneemt. In de tabel op de volgende pagina staan de voorspellingen voor het aantal huishoudens in de 21 SRE gemeenten.
Via groei naar krimp? 23
Tabel 2. Woningprognose (Provincie Noord-Brabant, 2008) Woningvoorraad 2010
Woningvoorraad 2020
Woningvoorraad 2030
Woningvoorraad 2040
1e jaar krimp
97.495 38.830 11.830 6.365 16.700 18.320 7.090 13.780 9.320 219.730
104.395 41.410 13.480 6.815 18.225 20.410 7.555 14.595 10.475 237.360
108.875 45.045 14.990 7.500 19.095 21.405 7.910 14.585 11.120 250.525
112.910 46.175 16.075 7.895 18.730 21.400 8.050 13.790 11.655 256.680
na 2040 na 2040 na 2040 na 2040 2033 2026 na 2040 2026 na 2040 na 2040
Bladel Bergeijk Eersel Heeze-Leende Cranendonck Oirschot Reusel-De Mierden
7.490 7.045 7.015 6.090 8.405 6.650 4.760
7.970 7.505 7.650 6.355 8.865 7.285 5.210
8.100 7.830 7.595 6.260 8.795 7.710 5.305
7.240 7.205 7.195 5.745 7.795 7.480 5.250
2026 2030 2024 2026 2026 2034 2031
Totaal de Kempen
47.455
50.840
51.595
47.910
rond 2030
Asten Someren Deurne Laarbeek Gemert-Bakel
6.500 7.160 12.470 8.625 10.840
7.065 8.040 13.425 9.230 11.770
7.220 8.410 13.400 9.365 11.955
6.715 8.275 12.805 9.035 11.215
2029 2030 2026 2030 2028
Totaal de Peel
45.595
49.530
50.350
48.045
rond 2030
Totaal SRE
312.780
337.730
352.470
352.635
rond 2040
Gemeente Eindhoven Helmond Best Son en Breugel Geldrop-Mierlo Veldhoven Waalre Valkenswaard Nuenen Totaal Stedelijk Gebied
De tabel geeft aan dat de komende 20 jaar de groei van het aantal huishoudens langzaam verandert in een krimp. In de Peel en de Kempen zal een daling in de meeste gemeenten rond 2030 voor het eerst inzetten. Het stedelijk gebied krijgt, op een uitzondering na, te maken met en huishoudenkrimp rond 2040. Geconcludeerd kan worden dat na 2030 het aantal huishoudens nauwelijks nog groeit. Sterker nog in de Peel en de Kempen neemt de benodigde woningvoorraad af. 2030 is een duidelijk breekpunt. De 10 jaar daarna zal de woningvoorraad in de Kempen en de Peel met bijna 7.000 woningen afnemen. In het stedelijk gebied zorgen Eindhoven,Helmond en Best samen nog voor een toename van 6.000 woningen. In de andere gemeente is de groei gering. Overigens zijn de huishoudensprognoses van het Rijk (Primos, 2009) zo goed als gelijk aan bovenstaande cijfers. De voorspellingen van Primos geven bijvoorbeeld in 2030 voor het stedelijk gebied 250.700 huishoudens, voor de Kempen 52.270 en voor de Peel 50.865 huishoudens weer.
Via groei naar krimp? 24
4.3 Kwalitatieve prognoses Naast de kwantitatieve zijn ook de kwalitatieve prognoses relevant. Bovenstaande tabellen geven aan hoeveel inwoners en huishoudens er in de toekomst zullen zijn en wanneer bijvoorbeeld de krimp zal inzetten. De kwalitatieve gegevens vertellen nog meer. Denk maar aan de impact van de vergrijzing en ontgroening. Ofwel, hoeveel 75-plussers en kinderen zullen straks in de regio leven. Dit is van groot belang voor zowel het kwalitatieve woningaanbod als het benodigde voorzieningenniveau. 75-plus huishoudens hebben andere woningeisen dan gezinnen met jonge kinderen. Bovendien dienen meer zorgvoorzieningen voor senioren aanwezig te zijn. Het aantal kinderen zegt iets over de levensvatbaarheid van (sport)verenigingen en het aantal scholen dat nodig is. Kortom, voor de ruimtelijke inrichting van gemeenten zijn de kwalitatieve prognoses minstens zo belangrijk als kwantitatieve. Tabel 3. Bevolkingsprognose 75-jaar en ouder en kinderen tussen 0-14 jaar (Primos, 2009) Gemeente
Prognose 75 jaar en ouder 2010
2020
2030
2010
2020
2030
Bevolkingsprognose totaal 0-14 [personen] 2030 2010 jaar 2020
2010
2020
2030
Eindhoven Helmond Best Son en Breugel Geldrop-Mierlo Veldhoven Valkenswaard Waalre Nuenen Totaal Stedelijk gebied
16.244 4.873 1.601 1.478 2.749 3.060 2.483 1.525 1.396 35.409
17.960 6.142 2.496 2.062 3.832 4.303 3.654 2.021 2.417 44.887
21.351 8.223 3.681 2.226 5.156 5.681 4.690 2.321 3.396 56.725
7,7 5,6 5,4 9,4 7,2 7,1 8 9,1 6,2 7
8,3 6,8 8,1 12,6 10 9,6 12 12 10,8 9
9,7 8,8 11,6 13,1 13,3 12,4 15,7 13,9 15,2 11
32.480 17.027 5.862 3.031 6.584 7.169 4.767 3.100 3.775 83.795
32.778 16.134 5.041 2.808 5.627 6.769 4.102 2.815 2.787 78.861
33.618 16.688 5.168 3.119 5.629 6.804 4.127 2.736 2.918 80.807
15,3 19,5 19,9 19,4 17,3 16,7 15,4 18,4 16,9 17
15,1 17,8 16,3 17,2 14,6 15,1 13,5 16,7 12,5 16
15,3 17,8 16,3 18,3 14,6 14,9 13,8 16,4 13 16
Bladel Bergeijk Eersel Oirschot Reusel-De Mierden Heeze-Leende Cranendonck Totaal de Kempen
1.241 1.233 1.330 1.286 711 1.253 1.389 8.443
1.999 1.872 1.973 1.586 954 1.702 2.086 12.172
2.808 2.679 2.469 2.378 1.670 2.341 3.227 17.572
6,4 6,8 7,2 7,2 5,7 8,2 6,8 7
10,6 10,6 10,6 8,7 7,6 11,7 10,5 10
15,4 15,7 13,3 13,4 13,5 16,9 17,2 15
3.488 3.340 3.083 3.304 2.009 2.527 3.307 21.058
2.676 2.517 2.628 2.751 1.998 1.855 2.662 17.087
2.490 2.265 2.919 2.555 1.966 1.737 2.322 16.254
18 18,3 16,8 18,4 16,1 16,6 16,2 17
14,2 14,3 14,1 15,1 15,9 12,8 13,5 14
13,6 13,3 15,7 14,4 15,9 12,5 12,4 14
Asten Someren Deurne Laarbeek Gemert-Bakel Totaal de Peel
1.003 1.285 2.131 1.460 1.708 7.587
1.412 1.999 3.056 2.152 2.432 11.051
2.110 2.594 4.256 3.012 3.858 15.830
6,1 7 6,7 6,7 6 6
8,3 11 9,5 9,8 8,6 9
12,2 14,7 13,3 14,1 13,8 14
3.068 3.230 5.401 4.012 6.584 22.295
2.801 2.443 4.712 3.618 5.627 19.201
2.901 2.432 4.712 3.363 5.629 19.037
18,5 17,7 17 18,3 17,3 19
16,6 13,5 14,7 16,6 14,6 16
16,8 13,8 14,8 15,8 14,6 16
Totaal SRE
51.439
68.110
90.127
7,0%
9,1%
12,0%
127.148 115.149
116.098
17,3%
15,5%
15,5%
Via groei naar krimp? 25
Prognose 75 jaar en ouder [%]
Prognose 0-14 jaar [%]
De tabel laat zien dat de komende twintig jaar de bevolking sterk vergrijst. In het totale SRE gebied groeit het aantal 75-plussers van 50.000 naar 90.000. Dat is bijna een verdubbeling. Percentueel gezien is 12% van de bevolking in 2030 75 jaar of ouder. Relatief gezien is de vergrijzing in het stedelijk gebied iets minder dan in de Peel en de Kempen. In elke regio ligt het aantal 75-plussers momenteel op 7%, in het stedelijk gebied stijgt dit naar 11% in 2030 en in de Peel en Kempen tot respectievelijk 14% en 15%. Tussen gemeenten onderling zijn de verschillen niet groot. Wel zijn Eindhoven en Helmond wat minder ‘grijs’ van de rest. Wat betreft het aantal kinderen tussen de 0 en 14 jaar neemt het totaal van de regio met ongeveer 10.000 af in de periode 2010-2030. Relatief gezien zit de grootste afname in de Peel en de Kempen. In de stedelijke regio valt het mee. Zo stijgt het aantal kinderen in Eindhoven en Son en Breugel. Per gemeente kan de afname van het aantal kinderen wel aardig verschillen. Zo daalt bijvoorbeeld het aantal kinderen in Asten nauwelijks, maar in buurgemeente Someren met 800. Ook in Eersel en Reusel blijft het kinderaantal nagenoeg gelijk, terwijl in de overige Kempengemeente het aantal kinderen daalt met 1.000. Geconcludeerd kan worden dat de komende twintig jaar een sterke vergrijzing en een (iets minder sterke) ontgroening zal plaatsvinden. In de landelijke gebieden (peel en kempen) is dit sterker dan in de stedelijke regio. Deze ontwikkelingen hebben vooral consequenties voor het kwalitatieve woningaanbod en voorzieningenniveau. Ouderen hebben andere woonwensen en daarnaast hebben 75-plussers meer zorg nodig. Een daling van het aantal kinderen heeft dan weer gevolgen voor de scholen en verenigingen. Zeker als het gaat om een verdubbeling van het aantal ouderen en een (in sommige gemeente) afname van het aantal kinderen met 25%. Huishoudens Het aantal 75-plus huishoudens is ook een belangrijke indicator voor de vergrijzing. 75-plussers hebben nu eenmaal andere woningen nodig, die dichtbij voor ouderen belangrijke voorzieningen staan. Het kwalitatieve woningaanbod zal aangepast moeten worden op de veranderende vraag. In onderstaande tabel staan de verwachtingen wat betreft het aantal 75-plus huishoudens. Opgemerkt moet worden dat deze prognoses normaal gesproken accuraat zullen zijn. Het aantal 75-plussers in 2030 is relatief simpel te berekenen. De levensverwachting is behoorlijk betrouwbaar (zal eerder stijgen dan dalen) en bovendien is de mobiliteit van ouderen beperkt. Zij zullen niet snel naar een andere regio verhuizen wat betekent dat regionale ‘concurrentie’ om deze mensen weinig zin heeft. In de tabel zijn ook de verwachtingen gegeven voor het aantal huishoudens met andere leeftijden. Dit geeft een compleet beeld van de huishoudenontwikkeling en wat dit betekent voor het kwalitatieve aanbod.
Via groei naar krimp? 26
Tabel 4. Prognose huishoudens naar leeftijd (Primos, 2009) Gemeente
Aantal hh. 75+
Aantal hh. 65+
Aantal hh. 30-64 jaar
Aantal hh. -29 jaar
2010
2020
2030
2010
2020
2030
2010
2020
2030
2010
2020
2030
Eindhoven Helmond Best Son en Breugel Geldrop-Mierlo Veldhoven Waalre Valkenswaard Nuenen Totaal Stedelijk Gebied
11.990 3.615 1.113 1.042 2.004 2.183 1.088 1.806 1.060 25.901
13.515 4.413 1.701 1.405 2.756 2.881 1.512 2.692 1.715 32.590
16.168 5.860 2.542 1.424 3.718 3.785 1.731 3.440 2.346 41.014
23.307 7.940 2.620 2.086 4.430 4.669 2.278 3.999 2.673 54.002
26.936 9.950 3.830 2.386 6.025 6.234 2.782 5.294 3.833 67.270
30.578 12.188 5.263 2.704 7.689 8.015 3.070 7.404 4.608 81.519
61.874 25.510 8.352 4.025 10.863 12.111 4.489 8.755 6.235 142.214
61.376 25.381 8.331 4.024 10.514 12.284 4.477 8.107 5.967 140.461
60.429 25.213 7.876 4.017 9.787 11.888 4.555 7.404 5.883 137.052
20.338 4.040 850 311 1.351 1.472 392 1.053 427 30.234
22.872 4.621 1.038 429 1.425 1.551 364 1.091 549 33.940
22.150 4.932 1.054 426 1.424 1.318 343 1.088 464 33.199
Bladel Bergeijk Eersel Heeze-Leende Cranendonck Oirschot Reusel-De Mierden Totaal de Kempen
827 875 869 820 876 876 477 5.620
1.351 1.266 1.227 1.129 1.401 1.061 644 8.079
1.824 1.795 1.425 1.448 2.243 1.631 1.128 11.494
1.943 2.008 1.996 1.760 2.194 1.811 1.070 12.782
2.826 2.794 2.602 2.393 3.292 2.552 1.705 18.164
3.564 3.643 3.002 2.754 4.077 3.399 2.290 22.729
5.191 4.785 4.810 4.066 5.670 4.864 3.388 32.774
4.719 4.271 4.681 3.605 5.059 4.534 3.155 30.024
4.157 3.716 4.348 3.268 4.389 4.060 2.702 26.640
596 432 453 321 598 330 385 3.115
544 429 473 351 593 423 305 3.118
536 418 434 353 556 350 254 2.901
Asten Someren Deurne Laarbeek Gemert-Bakel Totaal de Peel
717 889 1.453 946 1.220 5.225
948 1.481 1.967 1.451 1.740 7.587
1.393 1.909 2.697 2.035 2.742 10.776
1.692 2.009 3.261 2.199 2.669 11.830
2.251 2.920 4.510 3.214 4.109 17.004
2.930 3.768 5.808 3.714 5.281 21.501
4.466 4.819 8.586 5.912 7.818 31.601
4.390 4.557 8.167 5.354 7.119 29.587
4.094 3.996 7.246 5.011 6.397 26.744
411 368 680 518 758 2.735
409 445 754 534 744 2.886
376 370 599 613 662 2.620
Totaal SRE
36.746
48.256
63.284
78.614
102.438
125.749
206.589
200.072
190.436
36.084
39.944
38.720
Het aantal 75-plus huishoudens stijgt van 36.746 naar bijna 65.000 in regio Eindhoven. Dit is een groei van ruim 25.000 huishoudens. In bijna iedere gemeente verdubbelt het aantal 75-plus huishoudens de komende 20 jaar. Uitzonderingen zijn Eindhoven en Son en Breugel. Verder is van belang dat het aantal huishoudens tussen de 30-64 jaar afneemt met in totaal 16.000. De daling is het grootst in de Kempen en de Peel. De categorie 30-64 jaar kenmerkt zich doordat hier de gezinnen met kinderen toe behoren. De vraag naar ruime (en wat duurdere) woningen zal gaan afnemen. In de plaats daarvan zullen dus meer woningen geschikt moeten zijn voor ouderen (eenpersoonswoningen). Tot slot valt op dat het aantal huishoudens in de categorie onder 29 jaar nagenoeg gelijk blijft. De vraag naar starterswoningen zal daardoor weinig veranderen. Hier moet overigens aan toegevoegd worden dat starters het momenteel zwaar hebben op de woningmarkt. Een afname van het aantal huishoudens kan er toe leiden dat jonge mensen meer mogelijkheden krijgen en daardoor sneller op eigen benen gaan staan. De vraag naar starterswoningen kan dan zelfs stijgen de komende jaren.
Via groei naar krimp? 27
De conclusie is dat gemeenten een grote opgave wacht het kwalitatieve woningaanbod te transformeren. In de Peel en de Kempen profileert zich dit wat sterker dan in de stedelijke regio. In de kempen stijgt het aantal 75-plus huishoudens met bijna 6.000 tot 2030. Het aantal huishoudens tussen de 30 en 64 jaar daalt daarentegen met 6.000. De totale groei van het aantal huishoudens de komende 20 jaar is 4.000. Voor de Peel geldt hetzelfde verhaal, terwijl de veranderingen in het stedelijk gebied iets minder ingrijpend zijn. Kortom, het is een zware maar belangrijke taak voor de gemeenten om het woningaanbod passend te maken aan de vraag. Beroepsbevolking Een laatste interessante prognose is die van de beroepsbevolking. Ontwikkelingen hierop kunnen gevolgen hebben voor de sociaal-economische situatie in de gemeenten. Een teruglopende beroepsbevolking kan resulteren in een afname van het aantal bedrijven/banen of leiden tot een toename van het aantal gastarbeiders/immigranten. Beide ontwikkelingen hebben ook ruimtelijke consequenties. Immers, de vraag naar bedrijfspanden (kantoren of op bedrijventerreinen) kan afnemen en ook immigranten hebben huisvesting nodig. Daarnaast zal de werkeloosheid afnemen, waardoor de lonen stijgen. De concurrentiepositie van de regio kan daardoor verslechteren. Uit de tabel op de volgende pagina blijkt dat de beroepsbevolking in de regio Eindhoven de komende 20 jaar flink zal afnemen. De totale beroepsbevolking daalt van 490.000 in 2010 naar een kleine 450.000 in 2030. Vanwege de sterkere vergrijzing in de Peel en de Kempen is daar logischerwijs relatief de grootste daling te zien. In beide regio’s daalt de beroepsbevolking met zo’n 20%. Deze afname zal dus gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt en de economie in de regio. Behalve het bedrijfsleven zal ook de overheid hier goed op moeten anticiperen.
Via groei naar krimp? 28
Tabel 5. Prognoses beroepsbevolking (Primos, 2009) Prognose Beroepsbevolking 2010 2020 2030
Gemeente Eindhoven
145.520
146.168
143.316
Helmond
58.828
59.468
59.279
Best
19.595
19.987
18.633
Son en Breugel
9.399
9.793
9.694
Geldrop-Mierlo
24.951
23.887
21.916
Veldhoven
28.616
28.358
26.545
Waalre
10.313
10.017
9.490
Valkenswaard
20.218
18.436
16.582
Nuenen
14.650
13.718
12.513
332.090
329.832
317.968
Bladel
12.774
11.669
9.958
Bergeijk
11.794
10.705
9.199
Eersel
12.077
11.785
10.522
Totaal Stedelijk Gebied
Heeze-Leende
9.793
8.792
7.464
Cranendonck
13.541
11.961
10.110
Oirschot
11.848
11.412
9.936
Reusel-De Mierden
8.750
7.882
6.710
Totaal de Kempen
80.577
74.206
63.899
Asten
10.925
10.574
9.822
Someren
11.982
11.326
9.583
Deurne
21.201
20.351
17.945
Laarbeek
14.403
13.248
12.140
Gemert-Bakel
19.368
17.839
15.719
Totaal de Peel
77.879
73.338
65.209
490.546
477.376
447.076
TOTAAL
5.4 Gemeentelijk beleid Interessant is te zien of de gemeenten hetzelfde toekomstbeeld hanteren als de prognoses die tot nu toe zijn gebruikt. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel inwoners de gemeenten zelf in 2020 denken te hebben ten opzichte van de voorspelling van de provincie Noord-Brabant. De gegevens van de gemeenten zijn uit hun eigen beleidsstukken gehaald. Een aantal gemeenten hanteert overigens de prognoses van de provincie. Dit is aangegeven met ‘idem’. In sommige gevallen hebben we niets kunnen vinden in de beleidsstukken over bevolkingsprognoses. Dit is aangegeven met n.b. Voor de berekening van de totalen zijn dan de cijfers van de provinciale prognose gebruikt.
Via groei naar krimp? 29
Tabel 6. Confrontatie prognose versus gemeentelijk beleid Gemeente
Inwoners 2010
Inwoners 2020 (prognose)
Inwoners 2020 (gemeente)
Verschil
Eindhoven Helmond Best Son en Breugel Geldrop-Mierlo Veldhoven Waalre Valkenswaard Nuenen Totaal Stedelijk Gebied
213.809 88.291 28.953 15.543 38.117 43.243 16.533 30.725 22.213 497.427
219.070 91.610 30.990 15.820 37.820 44.155 17.050 30.635 23.175 510.325
225.000 97.000 34.500 16.000 N.b. 48.000 19.100 Idem 24.000 532.055
5.930 5.390 3.510 180 0 3.845 2.050 0 825 21.730
Bladel Bergeijk Eersel Heeze-Leende Cranendonck Oirschot Reusel-De Mierden
19.170 18.061 18.157 15.260 20.343 17.750 12.555
18.730 17.725 17.960 14.610 19.745 18.055 12.825
19.400 18.730 19.050 PM N.b. 18.500 12.800
670 1.005 1.090 0 0 445 -25
Totaal de Kempen
121.296
119.650
122.835
3.185
Asten Someren Deurne Laarbeek Gemert-Bakel
16.335 18.229 31.526 21.581 28.763
16.540 18.600 31.540 22.040 28.330
Idem N.b. Idem Idem Idem
0 0 0 0 0
Totaal de Peel
116.434
117.050
117.050
0
Totaal SRE
735.157
747.025
771.940
24.915
De gemeenten verwachten zelf dat het inwoneraantal in de SRE in 2020 stijgt naar 772.195, terwijl de provinciale/landelijke prognoses uitgaan van een stijging naar 747.000 inwoners. Dit verschil van 25.000 komt voor het grootste deel voor rekening van het stedelijk gebied. Hier geldt dat op Son en Breugel, Geldrop-Mierlo en Valkenswaard na, iedere gemeente (te) optimistisch lijkt te voorspellen. Ook in de Kempen is met ietwat optimistisch. De meeste gemeenten verwachten met zo’n 1.000 mensen meer te groeien dan de prognoses aangeven. Opvallend is dat in de Peel alle gemeenten (op Someren na) gebruik maken van de provinciale prognose. De prognose voor 2020 is dan ook gelijk aan de provinciale voorspelling. Het risico van optimistische gemeentelijke prognoses is dat dit voor henzelf het afwegingskader is. Beleid en met name ook ruimtelijke planvorming (o.a. woningbouw) wordt afgestemd op deze prognoses. Uitgaan van groei, terwijl de realiteit een stagnatie van het aantal inwoners is kan ertoe
Via groei naar krimp? 30
leidden tot een overschot aan nieuwbouwplannen. Dit kan betekenen dat plannen uiteindelijk in de koelkast verdwijnen vanwege een gebrek aan belangstelling of erger nog, tot leegstand leiden indien ze wel uitgevoerd worden. Bovendien wordt een overaanbod gecreëerd in een markt waar de vraag al terugloopt. Gemeentelijke bouwplannen Voortbordurend op bovenstaande is gekeken naar de huidige woningbouwplannen die gemeenten hebben. Met behulp van de ‘nieuwe kaart van Nederland’ (Nirov, 2010) en gemeentelijke websites hebben wij het aantal geplande nieuwbouwwoningen in de regio geïnventariseerd voor de periode 2010-2030. Het gaat om zowel harde als zachte plannen. Een plan is ‘hard’ als deze juridisch is vastgelegd in een bestemmingsplan of structuurvisie. Er is uitgegaan van de netto productie. Het aantal woningen dat gesloopt wordt vanwege herstructurering is meegenomen in de inventarisatie. In onderstaande tabel wordt naast het aantal geplande woningen ook de voorspelde groei weergegeven aan de hand van de provinciale prognose. Tabel 7. Prognose groei woningen versus geplande nieuwbouwwoningen. Groei 2010-2030
Harde plannen
Zachte plannen
Eindhoven Helmond Best Son en Breugel Geldrop-Mierlo Veldhoven Waalre Nuenen Valkenswaard Totaal Stedelijk Gebied
11.380 6.215 3.160 1.135 2.395 3.085 820 1.800 805 30.795
6.573 10.944 988 764 1.633 994 660 1.920 206 24.682
4.714 1.849 4.352 60 803 3.747 628 1.157 100 17.410
Totaal woningbouwplannen 11.287 12.793 5.340 824 2.436 4.741 1.288 3.077 306 42.092
Bladel Bergeijk Eersel Oirschot Heeze-Leende Cranendonck Reusel-De Mierden Totaal de Kempen
610 785 580 1.060 170 390 545 4.140
510 357 432 673 222 36 408 2.638
573 715 39 0 1.194 650 69 3.240
1.083 1.072 471 673 1.416 686 477 5.878
Asten Someren Deurne Laarbeek Gemert-Bakel Totaal de Peel
720 1.250 930 740 1.115 4.755
54 40 620 586 255 1.555
612 300 5.224 1.111 610 7.857
666 340 5.844 1.697 865 9.412
TOTAAL
39.690
28.875
28.507
57.382
Gemeente
Via groei naar krimp? 31
De regio Eindhoven heeft een flinke overcapaciteit aan woningbouwplannen voor de periode 20102030. Waar er ongeveer 40.000 woningen nodig zijn, is men bezig met plannen voor bijna 60.000 nieuwbouwwoningen. Het stedelijk gebied en de Kempen hebben een overcapaciteit van ongeveer 150%. Voor de Peel geldt zelfs 200%, maar daar is Deurne de voornaamste oorzaak van. Deze gemeente heeft de ambitie flink te bouwen en in de structuurvisie is ruimte gemaakt voor zo’n 4.000 nieuwe woningen. Dit zijn dus nog geen concrete plannen, maar het verklaart wel de totale overcapaciteit in de peel. In de overige gemeenten valt de overproductie mee. Alleen Laarbeek heeft een forse overcapaciteit. Ook in de Kempen is er één uitschieter. De gemeente Heeze-Leende heeft erg veel plannen in de koker zitten. Het probleem van de overcapaciteit is het meest structureel in het stedelijk gebied. Behalve Valkenswaard, Son en Breugel en Geldrop-Mierlo zijn alle gemeenten veel van plan. Met name Helmond moet waken voor een te groot optimisme. Woningbouwprogramma SRE Op het gebied van woningbouw werken de gemeenten in Zuidoost Brabant samen in het SRE. Zo is er een regionaal woningbouwprogramma 2010-2020 vastgesteld waarin woningbouwafspraken zijn gemaakt. In onderstaande tabellen staat de verwachte groei van het aantal woningen weergegeven (zie ook
eerdere tabellen)
en
vindt
u
de
taakstelling voor de regio’s
uit
woningbouwprogramma. Tabel 8. Verwachte groei aantal woningen Toename
2010-2020
2020-2030
Totaal
SRE:
25.000
14.700
39.700
Stedelijk gebied:
17.500
13.200
30.700
Kempen:
3.500
700
4.200
Peel:
4.000
800
4.800
Tabel 9. Taakstelling regionaal woningbouwprogramma per regio (SRE, 2009) SRE Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 SRE:
26.245
Stedelijk gebied:
18.500
Kempen:
2.660
Peel:
4.660
Via groei naar krimp? 32
het
regionale
De taakstelling uit het regionale woningbouwprogramma komt redelijk overeen met de verwachte groei van het aantal woningen in de periode 2010-2020. Uit tabel 7 blijkt dat de huidige ‘harde’ plancapaciteit al bijna 29.000 woningen is. Aangezien tussen 2020-2030 het aantal woningen blijft groeien is dit nog geen probleem. Wel is opvallend dat er ook nog eens voor 28.500 woningen aan ‘zachte’ plancapaciteit aanwezig is. In totaal hebben de gemeenten dus al 57.000 woningen in de pijplijn zitten, terwijl er maar 40.000 gebouwd hoeven te worden. Op zichzelf is deze overcapaciteit geen probleem, zolang niet alle plannen daadwerkelijk in uitvoering worden gebracht. Het betekent dat een keuze gemaakt moet worden welke plannen wel en welke niet worden gerealiseerd. Met name de zachte plannen staan nog niet vast. Bovendien is het zaak – bij het maken van een keuze – extra kritisch te kijken naar een goede ruimtelijke inpassing van de plannen. We gaan immers naar een krimp toe en lukraak uitbreiden is niet meer aan de orde. De kwaliteit van het ruimtelijk casco moet juist behouden en versterkt worden.
Via groei naar krimp? 33
Literatuurlijst
ABF Research (2009), Primos prognose 2009. CBS (2010), Bevolkingsprognoses 2009-2060, Den Haag/Heerlen. C. van Duin, Bevolkingsprognose 2008–2050: naar 17,5 miljoen inwoners; CBS, Bevolkingstrends, Statistisch kwartaalblad over de demografie van Nederland Jaargang 57 – 1e kwartaal 2009.
C. Duin, S. Loozen (2008), Huishoudensprognose 2008–2050: uitkomsten; CBS, Bevolkingstrends, Statistisch kwartaalblad over de demografie van Nederland Jaargang 57 – 3e kwartaal 2009.
Dam, F. van, C. de Groot en F. Verwest (2006), Krimp en Ruimte. Bevolkingsafname, ruimtelijke gevolgen en beleid. Rotterdam/Den Haag: NAi uitgeverd/Ruimtelijke Planbureau.
Dijk, J. van & P. Pellenbarg (2006), ‘Een lege periferie door Derks?’, Rooilijn 39.
F. Verwest, N. Sorel, Dr. E. Buitelaar (2009), Krimp vraagt om veranderingen woningvoorraad; Demos, jaargang 25, themanummer 1.
www.krimpalskans.nl M.A. Allers, A.S. Zeilstra (2009), Bevolkingsdaling en gemeentelijke financiën; COELO, Rijksuniversiteit Groningen. Nirov (2010) Nederland maakt veel meer nieuwbouwplannen dan nodig. Impressie Nieuwjaarsdebat ‘Crisis en de kracht van ruimtelijk beleid’, Den Haag.
Nirov (2010), De Nieuwe Kaart van Nederland Planbureau voor de leefomgeving. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten (oktober 2009).
Prof.dr. J.J. Latten (2009), Veranderend demografisch tij; Demos, jaargang 25, themanummer 1.
Via groei naar krimp? 34
Prof. dr. P. Schnabel (2009), Krimp of verplaatsing; Demos, jaargang 25, themanummer 1 .
Provincie Noord-Brabant (2008), Bevolkings- en woningbehoefteprognose 2008.
Rijk, IPO en VNG (2009), Krimpen met kwaliteit, interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling. BZK, Den Haag. SRE (2009), Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020; Eindhoven. Verwest, F., N. Sorel en E. Buitelaar (2008), Regionale krimp en woningbouw. Omgaan met een transformatieopgave, Rotterdam/Den Haag: NAi uitgevers/ Planbureau voor de Leefomgeving. W.M. Derks (2009), Aandacht voor krimp neemt toe, Demos, jaargang 25, themanummer 1.
Via groei naar krimp? 35
Colofon Titel:
Via groei naar krimp? Demografische ontwikkelingen ZO Brabant Januari 2011 Projectnummer: 2009-006
Auteurs: S. (Sjoerd) Swinkels Msc ir. J.P. (Hans) van den Biggelaar
Bijdrage: Drs. J. (Jorn) van der Werf Drs. Ing. F. (Frank) Engelen
Postbus 1113 5603 BC Eindhoven T 040 255 63 55
[email protected] Maak kennis op http://www.beeckk.nl
Via groei naar krimp? 36