Nr. 34.719
SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen de vennootschap onder firma A., hierna te noemen “A.”, e i s e r e s in conventie, v e r w e e r s t e r in reconventie, gemachtigde: mevrouw mr. A.C. Winter, advocaat te Groningen, en B., hierna te noemen “B.”, v e r w e e r d e r in conventie, e i s e r in reconventie, gemachtigde: mr. J. Hielkema, advocaat te Leek.
HET SCHEIDSGERECHT 1.
Ondergetekenden, IR. J.C.B. ROBERS, IR. P.P.J. LAHAYE en MR. P.H.M. SMEETS, allen lid-deskundige van het College van Arbiters van de Raad van Arbitrage
voor
de
Bouw,
zijn
door
de
voorzitter
van
deze
Raad
overeenkomstig de statuten van de Raad benoemd tot scheidslieden in dit geschil. Arbiters hebben hun benoeming schriftelijk aanvaard. Bij brief van 16 april 2014 is daarvan mededeling gedaan aan partijen. Overeenkomstig de statuten van de Raad is aan het scheidsgerecht toegevoegd mevrouw mr. M.T.Y. Kokee, secretaris van de Raad. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE 2.
Voor de loop van het geding wordt verwezen naar de volgende stukken: - de inleidende memorie van eis, bij de Raad binnengekomen per fax (zonder producties) op 17 oktober 2013 en per post, met producties 1 tot en met 7, op 18 oktober 2013; - de memorie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 8; - de memorie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie, met productie 9 (er is door A. geen productie 8 in het geding gebracht);
2
- de memorie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens akte houdende wijziging van de eis in reconventie, met productie 9; - de memorie van dupliek in reconventie; - de brief van 16 januari 2015 van mevrouw mr. Winter, met bijlagen 1 tot en met 7; - de pleitaantekeningen van mevrouw mr. Winter, met één bijlage; - de pleitaantekeningen van mr. Hielkema, met twee bijlagen. 3.
De
mondelinge
behandeling
van
het
onderhavige
geschil
heeft
plaatsgevonden op 28 januari 2015. Aansluitend aan de mondelinge behandeling heeft een bezichtiging van het werk plaatsgevonden. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING De bevoegdheid 4.
De bevoegdheid van arbiters tot beslechting van het onderhavige geschil bij scheidsrechterlijk vonnis staat onbetwist tussen partijen vast. Zij berust op artikel 21 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het bouwbedrijf 1992 (AVA 1992), waarin een arbitraal beding is opgenomen dat verwijst naar de Raad en zijn statuten.
De feiten 5.
Tussen partijen staat het volgende vast: a.
Op 16 februari 2010 is tussen partijen een aannemingsovereenkomst gesloten ten behoeve van de bouw van 18 (huur)woningen en een koetshuis aan de C. in X.. In het koetshuis bevinden zich de bij de woningen behorende garages.
b.
De aanneemsom bedraagt € 2.125.000,00 exclusief btw.
c.
A. heeft het werk in drie delen opgeleverd.
d.
De woningen 5h tot en met 5l zijn (als eerste) opgeleverd op 30 november 2011.
e.
Hiervan is door A. een proces-verbaal van oplevering opgemaakt, dat door beide partijen is ondertekend (productie 5 MvE).
3
f.
De opleverpunten zijn verholpen door A. en B. heeft de woningen vervolgens verhuurd.
g.
De laatste termijn (15e termijn) voor de woningen 5h tot en met 5l ad € 28.097,22 is onbetaald gebleven (productie 6 MvE). Daarnaast zijn facturen voor het leveren van materialen onbetaald gebleven tot een bedrag van in totaal € 3.015,79 (productie 7 MvE).
h. In mei 2012 zijn de andere woningen (5a tot en met 5g en 5m tot en met 5t) door B. in gebruik genomen c.q. verhuurd. Met betrekking tot deze woningen is geen proces-verbaal van oplevering opgemaakt. Door B. zijn wel
overzichten
opgesteld
van
door
de
huurders
geconstateerde
gebreken. Deze gebreken zijn door A. verholpen. i.
Alle termijnen van de woningen 5a tot en met 5g en 5m tot en met 5t zijn voldaan door B..
j.
In opdracht van Tel is door Ingenieursbureau Boorsma B.V. (verder: Boorsma) een kostenraming gemaakt van ‘herstel bouwgebreken’ aan de 18 woningen en het koetshuis. In zijn rapport van 10 september 2013 (productie 4 MvA/mvE) begroot Boorsma de nog te herstellen gebreken op een bedrag van € 104.116,34, inclusief btw.
De vorderingen en het verweer 6.
A. vordert in conventie bij arbitraal vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Tel te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 34.224,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 28.597,22 vanaf 30 november 2011, verhoogd met 2 punten vanaf 14 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data dat de facturen met betrekking tot het leveren van materiaal zijn vervallen, verhoogd met 2 punten vanaf veertien dagen na deze data tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van B. in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van rechtsbijstand.
7.
B. voert gemotiveerd verweer tegen toewijzing van de vordering van A.. In reconventie vordert B., na wijziging van de eis, uitvoerbaar bij voorraad:
4
“PRIMAIR: 1.
Aan B. toe te staan dat deze de gebreken, zoals omschreven in het rapport van Boorsma d.d. 10 september 2013, door een andere aannemer dan A. laat herstellen;
2.
A.’s Bouw VOF alleen, maar indien wettelijk mogelijk nu ook de vennoten in reconventie worden betrokken haar beide vennoten te veroordelen, des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, tot betaling van het bedrag van € 104.116,34 inclusief BTW, althans van een bedrag door Uw Raad in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
SUBSIDIAIR: 1.
A.’s Bouw VOF en zoals hierboven onder 2. aangegeven haar vennoten hoofdelijk te veroordelen tot herstel van de gebreken, aan te vangen binnen 14 dagen na betekening van de ten deze te wijzen uitspraak en naar tevredenheid en volgens goed en deugdelijk werk op te leveren binnen de termijn door Uw Raad in goede justitie te bepalen, op straffe van een boete van € 104.116,34 althans van een boete door U te bepalen als het herstelwerk niet goed en deugdelijk wordt opgeleverd en/of niet binnen de door u aangegeven termijn, een en ander te constateren door een door Uw Raad te benoemen c.q. aan te wijzen deskundige;
PRIMAIR ÉN SUBSIDIAIR: 3.
(ingetrokken);
4.
(ingetrokken);
5.
A.’s Bouw VOF en haar vennoten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 1715,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart tot de dag der algehele voldoening;
6.
A.’s Bouw VOF en haar vennoten hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, zowel in conventie als in reconventie.”
8.
De vorderingen sub 1 en 2 (primair en subsidiair) zijn bij MvD/MvR voorwaardelijk, dat wil zeggen indien er naar het oordeel van arbiters wel een
5
juridische oplevering heeft plaatsgehad door de feitelijke ingebruikname door B. in mei 2012, ingetrokken tot een bedrag van € 410,00. Dit betreft de gebreken genoemd in de kostenraming van Boorsma onder A1 en A2. 9.
A. voert op haar beurt gemotiveerd verweer tegen toewijzing van de reconventionele vorderingen van B..
De beoordeling van het geschil In conventie 10.
De door A. gevorderde hoofdsom van € 34.224,31 is als volgt opgebouwd: - factuur d.d. 28-11-2011 (15e termijn)
€ 28.097,22
- factuur d.d. 11-06-2012
€
- factuur d.d. 20-06-2012
€
1.935,30 556,37 +
€ 30.588,89 - credit-nota d.d. 05-07-2012
€
289,99 -
€ 30.298,90 - factuur d.d. 09-07-2012
€
903,21 +
€ 31.202,11 - factuur d.d. 27-07-2012 (credit)
€
89,10 -
€ 31.113,01
11.
- buitengerechtelijke kosten (10%)
€
3.111,30 +
Totaal:
€ 34.224,31
B. beroept zich op opschorting. Hij wijst erop dat het hem op grond van de overeenkomst ook vrij stond om maximaal 5% van de aanneemsom in de houden op de laatste termijn. Hij meent proportioneel te hebben gehandeld door minder dan 2% in te houden. Daarnaast wil B. niet geacht worden het werk te hebben goedgekeurd, stellende dat hij het werk alleen in gebruik heeft genomen om schadeclaims van huurders te voorkomen, waarmee hij niet alleen zijn eigen schade, maar ook de schade voor A. heeft beperkt.
12.
Arbiters gaan voorbij aan het beroep van B. op zijn recht om 5% in te houden op de aanneemsom. De bedoeling van deze regeling is dat het ingehouden bedrag onder een notaris wordt gestort (zie productie 1 MvE). Daarmee is er betaald, althans kan de opdrachtgever niet meer over het geld beschikken. B.
6
heeft het ingehouden bedrag echter niet betaald, maar onder zich gehouden. Hiertoe was hij op grond van die regeling niet gerechtigd. 13.
B. stelt zich op het standpunt dat hij het werk in gebruik heeft genomen om schade te beperken, maar het werk niet heeft goedgekeurd. Het is echter van tweeën één: of de opdrachtgever keurt af, in welk geval het werk voor rekening en risico van de aannemer blijft en van ingebruikname nog geen sprake kan zijn, of het werk wordt opgeleverd, waarna de opdrachtgever vrij over het werk kan beschikken. Arbiters stellen vast dat uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat alle woningen zonder enig voorbehoud of kennisgeving van afkeuring van het werk in gebruik zijn genomen door B.. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8 lid 5 en 9 lid 1 AVA 1992 moet het er dan ook voor worden gehouden dat alle woningen zijn opgeleverd.
14.
Arbiters stellen verder vast dat alle gebreken die ten tijde van de oplevering zijn geconstateerd (hetzij door B. zelf in het proces-verbaal van oplevering van de woningen 5h tot en met 5l, hetzij door de huurders van de woningen 5a tot en met 5g en 5m tot en met 5t) door A. zijn verholpen. De gebreken waar het nu om gaat (de gebreken genoemd in de kostenraming van Boorsma onder A3 en A4) komen niet voor in het proces-verbaal van oplevering en/of de lijsten van de huurders.
15.
B. stelt dat hij de betaling van de laatste termijn voor de woningen 5h tot en met
5l
heeft
ingehouden,
omdat
het
zo
lang
duurde
voordat
het
opleveringsgebrek aan de tuindeuren werd hersteld. Deze deuren konden niet helemaal haaks open. Pas na meer dan zes maanden was dit hersteld. Geleidelijk aan openbaarde zich een ander probleem aan de tuindeuren, te weten krimp, waardoor er na verloop van tijd een grote kier ontstond. Daarnaast zijn er gebreken geconstateerd aan de dakbedekking van het koetshuis. Deze zijn bij brief van 25 oktober 2012 (bijlage 3 bij de brief van 16 januari 2015 van mevrouw mr. Winter) aan A. gemeld. 16.
Arbiters zijn van oordeel dat er onvoldoende aanleiding was om in november 2011 de laatste termijn voor de woningen 5h tot en met 5l in te houden en dat B. zich ten onrechte op opschorting is blijven beroepen, omdat niet duidelijk was wat er na het verhelpen van de opleverpunten nog aan klachten resteerde en ook niet duidelijk was dat er om die reden niet werd betaald.
7
17.
Het door B. gedane beroep op de brieven van zijn (toenmalige) raadsman van 2 juli 2012 (productie 9 MvD/MvR en bijlage 1 bij de brief van 16 januari 2015 van mevrouw mr. Winter) en 20 juni 2013 (bijlage 6 bij voornoemde brief van mevrouw mr. Winter) kan hem niet baten. In de brief van 2 juli 2012 wordt gesteld dat de factuur van 28 november 2011 voorlopig niet wordt voldaan “omdat
er,
u
bekend,
thans
nog
een
redelijk
groot
aantal
kleinere
herstelwerkzaamheden door u dienen te worden verricht (…). Onder andere, ik maak geen aanspraak op volledigheid, gaat het daarbij om (…), maar ook om bijvoorbeeld de openslaande tuindeuren die nog steeds niet naar behoren functioneren.” Tijdens de mondelinge behandeling is niet duidelijk geworden tot wanneer A. precies nog aan het werk is geweest in de woningen. Het zou zo kunnen zijn dat op 2 juli 2012 nog niet alle opleverpunten waren verholpen. De brief van 2 juli 2012 besluit met de mededeling dat zodra alle kwesties waren opgelost het bedrag van € 28.097,22 onmiddellijk zou worden voldaan door B.. Tussen partijen staat echter vast dat alle opleverpunten zijn verholpen, terwijl B. niet tot betaling is overgegaan. Onder punt 12 MvD/MvR stelt B. dat in de brief van 2 juli 2012 het thans aan de orde zijnde probleem (de krimp) is gemeld. Dit werd toen nog door hem aangemerkt als een klein gebrek. In de brief van 2 juli 2012 wordt echter alleen gerefereerd aan gebreken die bij A. reeds bekend waren. Er worden geen nieuwe gebreken gemeld. Voor zover B. de bedoeling heeft gehad een nieuw gebrek te melden, moet de conclusie zijn dat dit in ieder geval niet op een zodanige manier is gedaan dat A. dit heeft moeten begrijpen. 18.
In de brief van 20 juni 2013 wordt gesteld dat de werkzaamheden genoemd in het proces-verbaal van oplevering (van de woningen 5h tot en met 5l) “met name die aangaande de tuindeuren” nog steeds niet zijn voltooid. Het bij de oplevering geconstateerde gebrek aan de tuindeuren was echter door de toepassing van andere scharnieren wel degelijk verholpen. Ook de brief van 20 juni 2013 verwijst alleen naar opleveringsgebreken en niet naar nieuwe gebreken.
19.
Het voorgaande voert arbiters tot de slotsom dat B. ten onrechte een termijn onbetaald heeft gelaten.
8
20.
Hetzelfde geldt voor het uitblijven van de betaling van de facturen voor geleverde materialen. Gesteld noch gebleken is dat A. ter zake van die materialen tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, zodat deze facturen betaald dienen te worden.
21.
Het totaalbedrag van de facturen ad € 31.113,01 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen als in het dictum vermeld.
22.
Voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten aan A. biedt de memorie van eis onvoldoende grondslag.
In reconventie 23.
De vordering in conventie is ingesteld door de vennootschap onder firma A. en niet (mede) door haar vennoten D. en E. Die vennoten zijn dus geen procespartij en daarom dient B. in zijn reconventionele vorderingen, voor zover gericht tegen de vennoten, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
24.
De kostenraming van Boorsma gaat uit van vier categorieën nog te herstellen gebreken (exclusief AK, W&R en btw): A1 installaties
€
75,00
A2 kleine bouwkundige gebreken
€
335,00
A3 vervangen tuindeuren
€ 59.980,00
A4 vervanging dakbedekking koetshuis
€
7.763,60 + € 500,00
A1 en A2 25.
Nu er naar het oordeel van arbiters wel een juridische oplevering heeft plaatsgehad door de feitelijke ingebruikname door B. in mei 2012, is aan de voorwaarde voldaan voor het intrekken van de vorderingen van B. met betrekking tot de gebreken A1 en A2 (zie hierboven onder rechtsoverweging 8). Deze gebreken behoeven dan ook verder geen bespreking meer. A 3 tuindeuren
26.
A. voert in de eerste plaats als verweer aan dat andere gebreken aan de tuindeuren, dan die bij oplevering zijn geconstateerd en door haar zijn hersteld, niet eerder aan haar kenbaar zijn gemaakt dan 19 september 2013.
9
Omdat B. stelt dat deze gebreken er al lange tijd waren, heeft B. volgens A. niet voldaan aan het vereiste van artikel 6:89 BW en artikel 10 AVA 1992, dat gebreken in de prestatie binnen een redelijke termijn na de ontdekking daarvan moeten worden gemeld. Op grond van artikel 6:89 BW kan de schuldeiser bij niet tijdige melding geen beroep meer doen op een eventueel gebrek in de prestatie. 27.
Tegenover dit verweer is door B. gesteld dat er sprake is geweest van een voortschrijdende ‘krimp’ van het hout waarvan de omvang hem pas na verloop van tijd duidelijk is geworden en dat hij er lange tijd van uitging dat A. de zaken netjes zou herstellen. Toen bleek dat A. bleef staan op betaling van de laatste termijn had hij besloten een deskundige in te schakelen om de gebreken en de kosten van herstel daarvan in kaart te brengen.
28.
Arbiters overwegen dat bij de beantwoording van de vraag of er tijdig is geklaagd geen vaste termijn kan worden gehanteerd, maar alle betrokken belangen moeten worden afgewogen met inachtneming van alle relevante omstandigheden (Hoge Raad 12 december 2014, RvdW 2015, 66). Rekening dient te worden gehouden met enerzijds het voor B. ingrijpende rechtsgevolg van te laat protesteren en anderzijds de concrete belangen waarin A. is geschaad door het tijdstip van protesteren.
29.
Arbiters achten het aannemelijk dat de krimp van de deuren over een langere periode heeft plaatsgevonden. Wanneer B. precies met het gebrek bekend is geworden is niet duidelijk, maar gelet op zijn stelling dat hij het gebrek in de brief van 2 juli 2012 heeft gemeld, moet hij er op dat tijdstip mee bekend zijn geweest. Zoals hierboven reeds overwogen behoefde A. uit de inhoud van de brief van 2 juli 2012 echter niet op te maken dat er een nieuw gebrek aan de tuindeuren werd gemeld. Gesteld noch gebleken is dat A. in haar belangen is geschaad doordat B. het gebrek niet op 2 juli 2012 heeft gemeld, maar pas op 19 september 2013. Het enkele feit dat B. al veel eerder dan 19 september 2013 wist dat er problemen waren met de tuindeuren is naar het oordeel van arbiters onvoldoende om het beroep van A. op schending van de klachtplicht te rechtvaardigen. Arbiters gaan hier dan ook aan voorbij.
30.
Er zijn door B. inbraakwerende voorzieningen getroffen aan de tuindeuren, maar arbiters hebben desondanks kunnen zien – en dit blijkt ook uit de in het
10
rapport van Boorsma opgenomen foto – dat daarachter een brede sluitnaad aanwezig is. Aannemelijk is dat de sluitnaden als gevolg van krimp niet voldoen aan de toleranties die gangbaar zijn. Dit is een gebrek waarvoor A. aansprakelijk is. A4 dakbedekking van het koetshuis 31.
In opdracht van B. is door J.W. Jagt (verder: Jagt) onderzoek gedaan naar het losraken van de dakbedekking van het koetshuis (garageboxen). In zijn rapport van 6 oktober 2012 (productie 7 MvA/MvE) komt Jagt tot de volgende conclusies: •
Het daksysteem is verkeerd aangeboden. De dakdekker had vanuit zijn expertise moeten weten dat hier een andere dakbaan en lijm gebruikt had moeten worden.
•
De dakbedekking is niet in de kim mechanisch bevestigd waardoor de dakbedekking in een later stadium een enorme krimpspanning gaat vertonen met grote schades als gevolg.
•
De dakbedekking is door mensen verwerkt die niet bekend zijn met de verwerkingsvoorschriften omdat de hoeken hier en daar niet rond zijn gesneden zodat deze op gaan staan. Ook zijn de binnenhoeken verkeerd ingewerkt.
•
Er is geen nacontrole geweest op het dak zodat er meerdere lassen open zijn blijven staan.
32.
Jagt adviseert het gehele dak te vervangen door een losliggend geballast systeem mits de constructie dit kan houden, waarbij rekening gehouden dient te worden met een mechanisch bevestigd lineaire kimfixatie. Dit alles met een pvc dakbaan met glasvliesinlage ter voorkoming van krimp. Ook is een volledig verlijmd systeem mogelijk met een gecacheerde pvc dakbaan met een pu lijm waarbij ook een lineaire kimfixatie noodzakelijk is.
33.
Arbiters zijn tijdens de bezichtiging op het dak van het koetshuis geweest en onderschrijven de conclusies van Jagt. Er is sprake van uitvoeringsfouten waarvoor A. aansprakelijk is. De dakbedekking dient geheel te worden vervangen.
11
Schadevergoeding/bespaarde kosten 34.
Bij brief van 25 oktober 2012 heeft B. de aandacht van A. gevraagd voor de problemen met de dakbedekking. Daarbij is het rapport van Jagt aan A. toegezonden. Bij brief van 19 november 2012 heeft mevrouw mr. Winter laten weten dat A. zich beriep op opschorting en, zodra de openstaande termijn zou zijn voldaan, de situatie ter plaatse zou gaan bekijken en punten die voor haar rekening kwamen zou herstellen.
35.
Omdat B. op dat moment zelf al bijna een jaar in verzuim was door niet aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, mocht A. naar het oordeel van arbiters haar herstelwerkzaamheden opschorten.
36.
Bij brief van 19 september 2013 (bijlage 1 bij de pleitnotities van mr. Hielkema) heeft B. een kopie van het rapport van 10 september 2013 van Boorsma aan A. gezonden. Daarmee werd (op dat moment pas) duidelijk dat er nieuwe gebreken waren geconstateerd aan de tuindeuren van de woningen. In de brief van 19 september 2013 is A. gesommeerd om tot herstel over te gaan van alle gebreken genoemd in het rapport van Boorsma.
37.
B. was op dat moment zelf echter al bijna twee jaar in verzuim en dat betekent dat A. nog steeds haar herstelwerkzaamheden mocht opschorten.
38.
Zodra B. (alsnog) heeft betaald, vervalt echter het opschortingsrecht van A. en
herleeft
haar
verplichting
tot
herstel.
B.
vordert
echter
primair
schadevergoeding (ten behoeve van herstel door een derde). Omdat B. als eerste
in
gebreke
is
gebleven
met
de
nakoming
van
zijn
betalingsverplichtingen, heeft hij geen recht op vergoeding van de kosten van herstel door derden, die voor A. hoger zijn dan wanneer zij zelf tot herstel zou overgaan. A. heeft echter wel bespaarde kosten en deze kosten achten arbiters toewijsbaar. 39.
Voor het vervangen van de dakbedekking van het koetshuis wordt het door Boorsma genoemde bedrag van € 7.763,60 toegewezen. Ter zitting is door A. aangegeven dat zij de dakbedekking voor minder zou kunnen herstellen, maar zij heeft, hoewel arbiters daar expliciet om hebben gevraagd, geen bedrag genoemd. Arbiters achten het door Boorsma genoemde bedrag
12
redelijk en wijzen dit dan ook toe. AK, W&R en btw zijn niet toewijsbaar, omdat dat geen kosten zijn die A. heeft bespaard. 40.
Voor het vervangen van de tuindeuren vordert B. € 59.980,00 exclusief staartkosten. Arbiters wijzen voor de bespaarde kosten van herstel in billijkheid een bedrag van € 30.000,00 toe.
41.
In totaal wordt derhalve aan B. toegewezen: € 7.763,60 + € 30.000,00 = € 37.763,60. Omdat A. niet in verzuim is, zal aan B. geen wettelijke rente worden toegewezen. B. kan het in reconventie toegewezen bedrag verrekenen met hetgeen hij in conventie (inclusief wettelijke rente) aan A. verschuldigd is.
42.
De vordering van B. tot betaling van € 1.715,00 inclusief btw wegens buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Volgens B. gaat het om 6 uur x € 225,00 en 1,05 belaste verschotten voor het doornemen van alle stukken, het voeren van twee besprekingen met B. en het opstellen van de sommatiebrief met als inzet een regeling buiten rechte (zie punt 37 MvA/MvE). Arbiters gaan ervan uit dat dit verrichtingen zijn ter voorbereiding van het geding en dat er geen andere of méér kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn. Een vergoeding voor dergelijke kosten wordt geacht te zijn begrepen in de aan partijen toe te kennen of op te leggen vergoeding van processuele bijstand, conform de daartoe door de Raad gehanteerde Leidraad.
Proceskosten en overige vorderingen 43.
Gelet op de uitkomst van de procedure achten arbiters het billijk dat B. 75% van de proceskosten draagt en A. 25%.
44.
De door de Raad gemaakte kosten hebben tot en met het depot van dit vonnis ter griffie van de rechtbank te Amsterdam bij moderatie € 9.000,00 (waarvan € 1.540,81 aan btw) bedragen en zijn verrekend tot een beloop van € 3.250,00 met de door A. gedane storting en tot een beloop van € 5.750,00 met de door B. gedane storting. Arbiters bepalen de tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand van A., naar de meerdere mate van ongelijk van B., in billijkheid op € 4.040,00.
13
45.
Ter zake van de proceskosten dient derhalve door B. aan A. te worden voldaan: 75% x € 9.000,00 = € 6.750,00 - € 5.750,00 = € 1.000,00 + € 4.040,00 = € 5.040,00.
46.
Arbiters
zullen
het
vonnis,
zoals
gevorderd,
uitvoerbaar
bij
voorraad
verklaren. 47.
Hetgeen meer of anders is gevorderd dient te worden afgewezen.
DE BESLISSING Arbiters, rechtdoende als goede mannen naar billijkheid: in conventie: VEROORDELEN
B.
aan
A.
te
betalen
€
31.113,01
(éénendertigduizend
honderddertien euro en één cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over: - € 28.097,22 vanaf 12 december 2011, verhoogd met twee procentpunten vanaf 27 december 2011 tot de dag der algehele voldoening; - € 1.935,30 vanaf 25 juni 2012, verhoogd met twee procentpunten vanaf 10 juli 2012 tot de dag der algehele voldoening; - € 266,38 (€ 556,37 - € 289,99) vanaf 3 juli 2012, verhoogd met twee procentpunten vanaf 18 juli 2012 tot de dag der algehele voldoening; - € 814,11 (€ 903,21 - € 89,10) vanaf 23 juli 2012, verhoogd met twee procentpunten vanaf 7 augustus 2012 tot de dag der algehele voldoening; in reconventie: VERKLAREN B. niet-ontvankelijk in zijn vorderingen voor zover gericht tegen D. en E.; VEROORDELEN
A.
aan
B.
te
betalen
€ 37.763,60
(zevenendertigduizend
zevenhonderddrieënzestig euro en zestig cent); in conventie en reconventie: VEROORDELEN B. ter verrekening van de proceskosten aan A. te betalen € 5.040,00 (vijfduizend veertig euro);
14
VERKLAREN dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; WIJZEN AF hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen te Amsterdam, 4 mei 2015
w.g. J.C.B. Robers 34719
w.g. P.P.J. Lahaye
w.g. P.H.M. Smeets