De Johanni(e)ter Orde in Nederland (10) Tom Versélewel de Witt Hamer De commanderij Ter Brake bij het Brabantse plaatsje Alphen, binnen de voormalige baronie Breda, was van oorsprong een commanderij van de Tempelorde. Zij was de meest noordelijke commanderij die deze orde in Europa bezat en tevens de enige op het grondgebied van het huidige Nederland. In 1312, na de opheffing van de Orde der Tempeliers, kwam de commanderij met al haar bezittingen toe aan de Johannieter Orde. Tempeliers
De Tempelorde of Orde der Tempeliers, zo ook genoemd naar hun leden, die kortweg Tempeliers genoemd werden, was een katholieke monniksorde, ontstaan ten tijde van de kruistochten. Hun Latijnse naam was: ‘Pauperes Commilitones Christi Templique Solomonici’ (Orde van de Arme Ridders van Christus en de Tempel van Salomo). Deze ‘Arme soldaten van Christus’ bestonden aanvankelijk slechts uit een kleine groep ridders, die het plan hadden opgevat om pelgrims naar het Heilige Land te beschermen. Volgens de kroniekschrijver Willem van Tyrus (aartsbisschop van Tyrus, Jeruzalem 1130-1185) werd de orde in 1118 opgericht door Hugo van Payns, een edelman uit de Champagne.
Afb. boven: Tempelierskruis. Afb. rechts boven: Tempelier. De tekening vertoont een veel gemaakte fout door het gebruik van het Johannieter kruis in rood in plaats van het Tempelierskruis.
20
De Tempelorde werd snel, mede dankzij de gelofte van armoede (!), een zeer rijke orde, die overal in het koninkrijk Jeruzalem en in Europa vele landerijen bezat. Dit kwam door de steun van vele edelen, die wanneer zij tot de orde toetraden hun persoonlijke gelofte van armoede nakwamen en hun bezittingen aan de orde schonken. De orde ontwikkelde zich daardoor tot een internationaal bankiershuis. Als gevolg daarvan stond onder andere de koning van Frankrijk zwaar bij hen in de schuld. Samen met hun groeiende machtspositie zou dit de aanleiding geweest kunnen zijn voor de Franse koning Filips de Schone om de orde wegens ketterij te laten vervolgen. Dat gebeurde na jarenlange politieke druk op verscheidene pausen (waarbij de koning zelfs twee pausen liet vermoorden), totdat een vertrouweling van hem, Paus Clemens V, werd verkozen. Op vrijdag 13 oktober 1307 werden veel leden van de orde op
Commanderij Alphen (1) bevel van Filips gevangen genomen en beschuldigd van ketterij. In de pauselijke bul Pastoralis praeeminentiae van 22 november van datzelfde jaar, gericht aan alle christelijke heersers, werd de arrestatie van alle Tempeliers bevolen, alsmede de inbeslagname van al hun roerende en onroerende goederen, die daarmee aan de kerk vervielen. Dit feit luidde een lange reeks vervolgingen in door vrijwel heel Europa, totdat de orde op 3 april 1312 door de paus werd opgeheven, waarbij alle bezittingen werden toegewezen aan de Hospitaal Orde (Johannieter Orde). In Frankrijk echter gingen de meeste bezittingen naar de Franse koning. Recent, eind 2007, verklaarde het Vaticaan de Tempeliers niet langer ketters. Uit een oud document bleek namelijk dat Paus Clemens V de Tempelridders al in 1314 had vrijgesproken van godslastering, hun de pauselijke absolutie had geschonken en hun om vergiffenis had gevraagd. Het Vaticaan publiceerde op 25 oktober 2007 een boek genaamd ‘Processus contra Templarios’ over de ter ziele gegane middeleeuwse christelijke ridderorde. De publicatie is gebaseerd op het ‘perkament van Chinon’, dat zes jaar eerder was aangetroffen in het Geheim Vaticaans Archief, nadat het jarenlang verkeerd was geklasseerd. Uit dit document bleek dat de paus destijds had gehandeld onder politieke druk van de Franse koning Filips de Schone.
een viertal ordeleden, die werden bijgestaan door tientallen landarbeiders. Er waren meestal geen ridders aanwezig. In totaal exploiteerden de Tempeliers ruim 1.000 commanderijen in de landen van overzee, waarvan minstens 800 in Frankrijk. Engeland telde er 40 en Duitsland 36. Ze waren gelegen langs de Europese pelgrimsroutes en in de havensteden naar het Heilige Land. De commanderijen van Londen, Parijs en La Rochelle werden uitgebouwd tot vestigingen. Op het huidige Nederlandse grondgebied werd de orde begin 12e eeuw rijkelijk begiftigd door Hendrik II, heer van Breda, met schenkingen in Alphen, Dongen en Oosterhout. Vervolgens verkreeg de orde in 1187 goederen in Turnhout, in 1199 een gedeelte van de tienden van Oosterhout en in 1214 gronden en goederen in Rixtel en Weelde. Verder verwierf de orde nog bezittingen in Breda (een huis met kapel) en Geertruidenberg en waarschijnlijk ook nog te Meerle, Tilburg en Duffel. Omstreeks 1144 vestigden de Tempeliers een commanderij bij Alphen in Terover, in een hoeve met de naam ‘Hof Ter Brake’. Alphen vormde in die tijd een belangrijk strategisch punt; het lag op het knooppunt van twee belangrijke uit de Romeinse tijd
Tempeliers in Alphen
De commanderijen van de Tempeliers waren herenboerderijen, die bestonden uit hoeves, schuren, akkers, weilanden, wijngaarden en kapellen. Ze moesten de toevloed verzekeren van manschappen, geld, eten, paarden, wapens en bouwmaterialen. De commanderijen huisvestten Plattegrond van het commanderij complex zoals dat er vermoedlijk uitzag op het moment dat het in 1312 Johannieter bezit werd. Getekend door G.W.J. Hardeveld.
21
stammende (heir)wegen [een heirweg of heirbaan is een oude Romeinse langeafstandsweg, bedoeld voor de verplaatsing van troepen; heir / heer = leger]. De commanderij, die tot de Tempeliers balije Brabant behoorde, ontwikkelde zich tot een omvangrijk bezit. Over de periode tot 1312, het moment van opheffing van de orde en de overdracht van hun bezittingen aan de Johannieter Orde, is niet veel bekend. In de archieven komen enkele oorkonden voor, waaruit het bestaan van de commanderij onomstotelijk is komen vast te staan. Een laatste vermelding is een inventarisatie van bezittingen en inkomsten uit 1313, opgesteld naar aanleiding van de overdracht aan de Johannieter balije Chantraine, die tot de tong (taal) Frankrijk behoorde. Uit deze inventarisatie blijkt dat in de jaren daaraan voorafgaand het beheer van de Hof ter Brake vergaand verwaarloosd werd. In de aanhef van de inventarisatie staat namelijk vermeld dat de landerijen
22
van de commanderij niet goed op hun waarde konden worden geschat. Zij waren verwilderd en brachten weinig op. Voordat men kon zaaien, moest er eerst worden afgebrand. Gezien alle perikelen rond de orde is het niet ondenkbaar dat er in de laatste periode geen Tempeliers meer aanwezig waren.
Johannieter bezit
Hoe de hoeve van Hof ter Brake er uit gezien heeft op het moment dat deze in bezit kwam van de Johannieter Orde is onbekend; afbeeldingen uit die tijd zijn er niet. De vroegste afbeelding dateert uit 1698 en de vroegste beschrijving uit het begin van de twintigste eeuw, opgesteld door de toenmalig rijksarchivaris van Noord-Brabant, J.P. Smit, op basis van de aantekeningen van Mgr. W. van Hees, kanunnik te Zundert, die op de commanderij geboren was en woonde voordat deze in 1860 werd afgebroken. Het oorspronkelijke huis bestond uit een hoofdgebouw,
waarvan de lengteas van noord naar zuid liep. Het huis was ongeveer 7, 7 meter breed en 16, 5 meter lang en bestond uit drie in elkaar overlopende vertrekken met een aanbouw. Twee van de vertrekken lagen iets hoger, omdat zich daaronder een dubbele kelder bevond. Aan de noordzijde van het hoofdgebouw was een koeienstal. Verder bevonden zich in de onmiddellijke omgeving van het gebouw nog een stenen paardenstal, een schaapskooi en een kapel, die aan Sint Jan gewijd was. De hoeve was omgeven door een brede, diepe, meestal droge gracht, die een terrein van drie-en-een-halve hectare omvatte. Aan de zuid-oost zijde daarvan lag de ‘Braakewouwer’, een visvijver van ongeveer 250 bij 20 meter, met een lange dwarsarm naar het zuiden. Aan het eind van de Afb. linker pagina: De Hof ter Brake zoals deze er vermoedelijk rond 1698 heeft uitgezien. De tekening, waarvan duidelijk te zien is dat deze van veel latere datum is, komt voor op een prentbriefkaart aanwezig in de Brabant-Collectie, Universiteit van Tilburg. De herkomst van de tekening is onbekend. Afb. boven: De Hof ter Brake in 1831 als inkwartieringsadres van 1830-1839 tijdens de Belgische Opstand, getekend door Gevers van Endegeest; Atlas Van Stolk, Rotterdam.
17e eeuw was het huis ‘oud’; het muurwerk was gescheurd en het houtwerk verrot. In 1698 is het huis grotendeels hersteld, waarbij alleen een gedeelte van de muren en het dak zijn behouden. Dit huis is waarschijnlijk onveranderd gebleven tot 1860, het jaar waarin de hoeve werd afgebroken, om plaats te maken voor een ‘gewone boerenwoning’. De commanderij Alphen moet een grote invloed op de omgeving gehad hebben. Het bezit, dat de Johannieters van de opgeheven Tempeliers Orde kregen, was zeer omvangrijk en bestond onder meer uit gronden, hoeves, tienden, cijnzen (erfpacht) en collatierechten, tot in de wijde omtrek. Waarschijnlijk is de Hof ter Brake altijd een pachthoeve geweest. Aantoonbaar blijkt dit uit een pachtovereenkomst uit 1466 waarin het ‘Huis ter Brake’ aan een broeder van de orde gegeven werd, die hiermee pachtplichtig werd aan de commandeur van Alphen. Begin 16e eeuw werden alle orde-bezittingen in de regio Alphen verenigd en werd de Hof ter Brake de hoofdzetel van de commanderij, die in de tweede helft van die eeuw een geheel eigen plaats ging innemen, met Alphen als centrum
23
nauwkeurig is beschreven, vielen alle landerijen, weilanden, bossen, cijnzen en tienden onder Oosterhout en Dongen, evenals de bouwhoeve en de cijns van Ter Brake en alle renten en cijnzen binnen de baronie en de dorpen Tilburg, Goirle, Meerle, Weelde, Ravels en Baarle. De koop werd gesloten tegen een niet-afkoopbare jaarlijkse rente van omgerekend ongeveer 3.666 Hollandse guldens. Als borg voor deze rente stonden de opbrengsten uit goederen die FilipsWillem had in Bourgondië, afkomstig uit de nalatenschap van zijn vrouw Eleonora van Bourbon-Condé. Uitgesloten van de koop werden de bezittingen van de orde in Rixtel en Oud-Turnhout, die tot 1809 in het bezit van de orde zouden blijven. In dat jaar werden in naam van Koning Lodewijk (Napoleon) van Holland alle bezittingen van de Orde van Malta onteigend en overgedragen aan Keizer Napoleon Bonaparte.
tussen de Noord-Nederlandse balije Utrecht en de Zuid-Nederlandse balije Chantraine. De Reformatie heeft ook in Alphen zijn sporen nagelaten. We kennen allemaal de historie van het turfschip van Breda uit 1590, waardoor de baronie Breda onder controle kwam van de Noordelijke Nederlanden. Anders dan in de noordelijke gewesten, kwam ook hier een verbod op de uitoefening van het rooms-katholieke geloof, maar werden de kerkelijke bezittingen ongemoeid gelaten. Vanwege het vele oorlogsgeweld in en rond Breda stelde de toenmalige commandeur van de Hof ter Brake, de ridder Amador de la Porte, in 1615 de balijer van Chantraine voor om de hof te verkopen omdat deze ‘door de oorlogs- en waterstaats-toestanden’ niets meer opbracht. Als gevolg daarvan werd het ‘vrijgoed’, dat als zodanig nooit tot de baronie Breda behoord had, in 1616 verkocht aan Prins Filips-Willem, de oudste zoon van Willem van Oranje en Baron van Breda. Onder deze verkoop, die
24
Tot 1887 bleef de hoeve, die in de volksmond de naam ‘Prinsenhoef’ ging dragen, – met een kleine onderbreking ten tijde van de Bataafse Republiek - in het bezit van de Oranje-Nassau’s. In dat jaar werd de hoeve in het openbaar verkocht. Tot welk jaar de Oranje-Nassau’s aan hun jaarlijkse verplichtingen hebben voldaan is niet duidelijk. Uit een notariële akte, verleden in 1702 in Besançon, blijkt dat ‘messire Nicolas Godechart de Bachevillers, commandeur-receveur et procureur-géneral de l’Ordre de Malte du Prieuré de France et commandeur de la commanderie de Braque’, zich erover beklaagde dat ‘Sa Majesté Brittannicque’ hem niet betaalde conform het koopcontract uit 1616. De
(coördinaten: 51°28’30.05’’ N, 4°57’47.10’’ O). De huidige boerderij aan het eind van het doodlopende gedeelte van de Prinsehoeflaan (nr. 2) is de moderne boerenwoning die daar in de zestiger jaren van de 19e eeuw gebouwd is. Over de rondweg is ter plaatse een viaduct aangelegd met de toepasselijk naam ‘Tempeliers’. Verder herinneren enkele staatnamen in de onmiddellijke omgeving nog aan de aanwezigheid van Tempeliers en Johannieters in Alphen.
Bewoners
Afb. links: Prinsehoeflaan vanaf de St. Janstraat gezien. Afb. links onder: De rond 1860 gebouwde boerderij op de plaats van de voormalige commanderij aan de prinsehoeflaan 2. Afb. Boven: Rondweg Alphen (N260) ter plaatse van de voormalige commanderij; het viaduct draagt de naam ‘Tempeliers’.
hier bedoelde koning was de stadhouder Prins Willem III, koning van Groot-Brittannië. Van ongeveer gelijke datum is een uitspraak van de Rekenkamer van de koning van Groot-Brittannië, waarbij de inkomsten van een goed in Nozeroy (Fr.) werden afgestaan aan de commandeur van Ter Brake en diens opvolgers, ter aflossing van de overeengekomen jaarlijkse rente. Vermoedelijk zal de orde nog tot eind 18e eeuw inkomsten genoten hebben uit de verkoop van de Alphense bezittingen, omdat na de vlucht van stadhouder Prins Willem V naar Engeland in 1795 diens bezittingen, waaronder de bezittingen van de voormalige commanderij Ter Brake, verbeurd verklaard werden en vervielen aan de Bataafse Republiek.
Over de bewoners van de commanderij is niet veel bekend. Zoals het ernaar uitziet werd de Hof ter Brake gebruikt als voorwerk, een hoeve waarvan de opbrengsten bestemd waren voor de commandeur. In hoeverre er Johannieters gewoond hebben en tot wanneer is niet duidelijk. Al vroeg worden er tekenen aangetroffen dat de hoeve verpacht werd aan een broeder van de orde die jaarlijks schuld moest betalen aan de commandeur. Ook inde deze broeder pachtgelden van andere tot de commanderij behorende hoeves. De broeder trad daardoor op als zaakwaarnemer van de commandeur, die mogelijk op het hoofdkwartier van de orde verbleef (tot 1522 Rhodos en daarna tot 1798 Malta), omdat dit nu eenmaal van de ridders verlangd werd. In 1399 worden Jan van Druen en Thomas Arnt Starnalaart van de Kerbe door de ‘meester van het Huis ter Brake’, Jan van Diepebeke, gemachtigd tot het in-
Zoals gezegd werd de ‘oorspronkelijke’ hoeve in 1860 afgebroken, om plaats te maken voor een ‘moderne’ boerenwoning. De grachten om de Hof ter Brake werden tussen 1880 en 1890 gedempt en de ‘Brakewouwer’, de visvijver, tussen 1889 en 1911. Nog herkenbaar is de kaarsrechte met bomen beplante zandweg, de Prinsehoeflaan, die eens toegang gaf tot de commanderij. Door de aanleg van een rondweg om Alphen (N260), enkele jaren geleden, is de Prinsehoeflaan nu in tweeën gedeeld. Daar ergens moet de oorspronkelijke commanderij gestaan hebben
25
Onder de inwoners van Alphen leefde vóór 1860, het jaar dat de oude hoeve werd afgebroken, de verbeelding dat er kabouters in en om de hoeve woonden en dat het er in de kelders spookte. Een van die volksverhalen gaat over de visvijver, de ‘Braakewouwer’ die in één nacht door kabouters gegraven zou zijn. In een enkele jaren geleden uitgegeven boekje getiteld ‘Oude Volksverhalen opnieuw verteld’, ongedateerd uitgegeven door Heemkundekring ‘Carel de Roy’, valt hierover het volgende verhaal te lezen:
De kabouters en de visvijver van Hof ter Brake Broeder Pistorius was al lang cellier op de Hof, al bijna vijfentwintig jaar. Hij liep al tegen de tachtig, een prachtige leeftijd voor die tijd. Al jaren zorgde hij voor het dagelijkse voedzame kostje, dat zijn medebroeders ‘s avonds na gedane arbeid met graagte naar binnen werkten. Zijn kapucijners waren voortreffelijk, evenals zijn linzen, die hij in de hof verbouwde. Ook zijn slacht was elke keer weer een succes, met grote hammen, prachtige koteletten en mals, zeer vet spek. Zijn roggebrood ‘stond’ in de maag en zijn melk was romig en vol. Het leven was op deze hoef, ondanks het harde werken, goed. Zouden er toen al sterren zijn uitgedeeld, dan verdiende de keuken van Hof ter Brake er minstens drie! Verliep alles in en rond hof en keuken voor de niet-ingewijden soepel en gladjes, toch had broeder Pistorius wel zo z’n problemen. Zijn grootste probleem was wel de vis op vrijdag! Al jaren trok hij iedere week op donderdag in de vroege ochtend naar Chaam, dat toen al bekend stond om zijn vele en goede vis, om de borden op vrijdag te kunnen vullen met smakelijke karper, vers uit het net. Met het vorderen der jaren werd het voor hem steeds moeilijker en ging hij alsmaar meer opzien tegen die wekelijkse wandeling, want vis halen en mooi weer waren twee geheel verschillende dingen. Ook bij ‘ontij’ moest broeder Pistorius dwars over de hei naar Chaam. Op het laatst werd het zelfs voor deze hard werkende, maar toch wel oude broeder een zware opgave, Hij zag wat af .. ! Dit bleef niet onopgemerkt aan de goede en vreedzame kaboutertjes, die huisden in de ruime kelders van Hof ter Brake. En zo gebeurde het dat, op de verjaardag van de kabouterkoning, die op 1 maart viel, onder het genot van een hapje en een goed glaasje vlierbessen, het gesprek kwam op broeder Pistorius. ‘Moet je horen’, zei een van de oudste kabouters, ‘t is bijna nacht en nog is de cellier druk in de moos met het schuren van de pannen’, ‘t Is wat’ , zei een ander, ‘en dat voor een mens op leeftijd ... en morgen ook nog weer vroeg op stap voor vis in Chaam’. Een zeer oude (268 jaar) en wijze kabouter opperde: ‘Kunnen we daar niet wat aan doen? Zeker nu het de laatste tijd steeds maar van dat slechte weer is.’ Na enig beraad vond men een oplossing. ‘Wij zullen eens zorgen dat er hier op Hof ter Brake een pracht van een visvijver komt’, sprak de kabouterkoning. ‘Aan de slag mannen, want van uitstel komt afstel, direct maar beginnen!’ En zo gebeurde het dat in die nacht (‘t zal zo rond de klok van twee zijn geweest), alle Brakese kabouters, gewapend met spaden en houwelen, er op uittrokken en in een nacht, vlak achter de hoeve, de later zo bekende ‘Brakewouwer’ groeven. Daar het in de bedoeling lag om hier vis te kweken, werden er in die nacht ook twee ‘man’ op uitgestuurd om te zorgen voor jonge vis, want, zo zeiden zij, in een visvijver hoort vis en als je iets doet, doe het dan goed. Geen half werk! Kijk, en dat is nu de zwarte bladzijde in dit oude verhaal. De jonge vis werd gestolen en dan nog wel uit een klein karpervijvertje in ... Riel! Nooit heeft iemand dit geweten, zeker Pistorius niet, want anders was deze deugdzame en eerlijke broeder alsnog elke donderdag naar Chaam getrokken. De Brakewouwer heeft jaren dienst gedaan en leverde ruim voldoende vis, elke week weer, voor de bewoners van Hof ter Brake, maar ook voor de bewoners van Terover, Hondseind en zelfs ’t Sas. Later, toen de hof Princehoef ging heten, werd de vijver gedempt en is de vis verdwenen. Maar als men nu nog achter de hoeve gaat kijken, zie je nog duidelijk waar deze visvijver heeft gelegen. En men zegt dat als je op 1 maart, ieder jaar weer, ‘s nachts zo rond de klok van twee daar gaat luisteren, men nog de liederen kan horen die de kabouters altijd zingen als zij voor een goed doel werken. Het klinkt erg zacht, maar een goed hoorder heeft maar een half oor nodig, nietwaar?
26
nen van de tienden van Ter Brake (zie over het tiendrecht Johanniternieuws van december 2010). In 1419 wordt een zekere Arnoldus Block genoemd als priester van de kapel van ‘Sint Johannes ter Braken, gelegen in de parochie van Alphen’ en in 1421 krijgen twee seculiere priesters, Wilhelmus Kieboom en Johannes Hendriks bijgenaamd Ryle, verlof om dat jaar de kapel van ‘Sint Jan op Ter Brake’ te bedienen. Van de hiervoor genoemde ridder Amador de la Porte, die in 1615 genoemd werd als commandeur, is niet bekend of hij ooit op de hof verbleef.
voorwerp) wegnam van de koortsboom, zou de ziekte overgaan op de persoon die het voorwerp bezat. De Alphense pastoor Cornelis de Wilde (1833-1874) heeft het klokje overgebracht naar de pastorie van Alphen, omdat hij niet enthousiast was over deze vorm van bijgeloof. In 1934 kreeg het een plaats in het Martinuskapelletje aan de Druisdijk te Alphen, waar het tot 1970 gehangen heeft. De kapel verkeerde toen in een desolate toestand, wat ertoe geleid heeft dat een onbekend iemand zich over het klokje meende te moeten ontfermen. De Martinuskapel staat er tegenwoordig weer mooi bij, echter zonder klokje.
Vanaf ongeveer 1580 treffen we leken aan als pachters. Als eerste wordt genoemd Adriaen Cornelis Meeus Ruelens in 1587, die pachter was tot 1611. Hij bleef, na het verlaten van de hoeve, tot 1621 rentmeester van de orde.
De kapel
In 1419 is voor het eerst sprake van een kapel op de Hof ter Brake, als de hiervoor genoemde Arnoldus Block in een brief van het bisdom Luik genoemd wordt als ‘bedienaar’. Het is aannemelijk dat de kapel, die gewijd was aan Johannes de Doper, na 1313, het jaar waarin de Johannieters de Hof ter Brake verwierven, gebouwd is. De St. Janskapel was een eenvoudig rechthoekig gebouw van vier traveeën diep. Het gebouwtje had een houten dak, met riet bedekt, mogelijk een tongewelf, en was aan de binnenkant beschilderd met engelenfiguren. Aan de binnenzijde van de voorgevel was een klein vierkant torentje aangebouwd zonder spits. De kapel is in 1822 afgebroken wegens instortingsgevaar. Men meent dat het klokje van de kapel na de afbraak terechtgekomen is in een zogenaamde koortsboom in de buurt van de Hof ter Brake, op de splitsing van Terover naar Hondseind. Het volksgeloof vertelt dat als een lapje stof afkomstig van een koortslijder aan een speciale boom werd gebonden, deze boom ervoor zorgde dat de koorts verdween. Het lapje dat in aanraking geweest moest zijn met de patiënt droeg de koorts over aan de boom. Het was vaak een stukje van een kledingstuk. In vroeger tijden werd de stof door familie of buren aan de boom gebonden; dit mocht echter door niemand worden waargenomen. Daarom werd dit vaak ‘s nachts gedaan. Ook mocht degene die de lap stof achterliet niet omkijken als men de plek verliet. Als men een lap stof (of ander
‘Capel van de Commandorie de Braak onder Alphen staande tegens de hoeven van de Commandorie. Den 25 October 1809.’ Uit het ‘Schetsboek van Hendrik Verhees’, uitgave Merlijn, Den Bosch 1975.
De pachters van de Hof ter Brake hadden blijkens de pachtovereenkomsten de verplichting om missen te (laten) celebreren in de kapel. In 1615 tekende een visiterend deken aan, dat door de pastoor of kapelaan van Alphen nog slechts één mis per week in de kapel gecelebreerd werd, waarvoor de pachter van de hoeve een vergoeding gaf. Dezelfde deken schreef in 1617 dat er zelfs twee missen gecelebreerd werden en ook in de verkoopovereenkomst aan Filips-Willem van Oranje uit 1616 werden deze twee missen genoemd. De pachter moest dan zorgen voor misgewaad, licht, brood en wijn, hetgeen in mindering werd gebracht op zijn pachtsom. Al spoedig na 1617 is het celebreren van missen in de kapel echter tot het verleden gaan behoren. Uit het boek Brabantia Mariana tripartita van Augustinus Wichmans uit 1632,
27
28
weten we dat de kapel op 24 juni, de naamdag van Johannes de Doper, nog steeds door pelgrims werd bezocht. Dit is lange tijd zo doorgegaan en zelfs na de afbraak van de kapel in 1822 kwamen er nog geregeld herders tot Sint Jan bidden voor hun schapen. In ‘De Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst’ van Jan Kalf uit 1912 staat een vermelding dat er zich in het bezit van de Alphense parochiekerk twee kandelaars bevonden met de inscriptie ‘Ter Over’, waarvan gezegd werd dat deze afkomstig zouden zijn uit de kapel van Ter Brake. Waar deze kandelaars gebleven zijn is onbekend. In 1936 is op initiatief van het Brabants Studentengilde een Sint Janskapelletje neergezet op de hoek van de St. Janstraat en de Prinsehoeflaan in Alphen, ter gedachtenis aan de kapel die hier eens gestaan heeft. Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep het kapelletje schade op, die in 1947 werd hersteld. In 1989 is het kapelletje gerestaureerd en opnieuw gewijd.
Tot zover de Hof ter Brake. In het tweede gedeelte van dit artikel, in het septembernummer van Johanniternieuws, zal aandacht worden besteed aan de bezittingen van de commanderij buiten Alphen, in het bijzonder aan die in Breda, Rixtel en Oosterhout.
Belangrijkste bronnen • Smit, J.P.W.A.: De Commanderij “ter Braake” onder Alphen, in: Taxandria 1920, 142-149. • Sasse van IJsselt, A. van: Nog eens de kommanderij ter Braake te Alphen bij Tilburg, in: Taxandria 1934, 64-72. • Lawick, H.Ch.G. van: Enige verzamelde gegevens omtrent de Commanderij ter Braeke van de Orde der Ridders van Sint Jan in N.-Brabant, in: De Oranjeboom, Jaarboek Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Lande van Breda, jrg. 1949. • Hardeveld, G.W.J.: De geschiedenis van Hof ter Brake ofwel Prinsenhoef, in: Het Brabants Kasteel, jrg. 1989, afl. 3/4. • Brus, Prof. Ben: Sporen van de Tempelieren in Nederland. www.tempelieren.nl, 2008.
Sint Janskapelletje op de hoek van de St. Janstraat en de Prinsehoeflaan in Alphen
29
De linde van Hof ter Brake Op enkele meters afstand van de oorspronkelijke St. Janskapel heeft vele eeuwen een lindeboom gestaan. Dat deze linde indruk heeft gemaakt op de voorbijganger moge blijken uit de volgende aantekening uit ‘Les Arbres Remarquables de la Belgique’ van J. Chalon in ‘Bulletin de la Societe Royale de Botanique de Belgique’, deel 47, 1910. In de opmerkingen van Chalon komt slechts één Nederlandse boom voor, en wel de linde in Alphen. ‘Alphen, Noord-Brabant, nabij Tilburg, Holland. Het is wel niet helemaal België, maar omdat de fameuze linde zich slechts op een loopafstand van onze grens bevindt, voeg ik hem er gewoon bij. Hij staat bij de boerderij genaamd Hoeve ter Brake, vroeger domein van de Tempeliers en markeert de plek van een vroegere verzamelplaats (van Salische Franken misschien). Men kan ook veronderstellen dat de oudste een gewijde boom vervangen heeft en dat de tegenwoordige linde slechts een opvolger is. Maar goed, hij meet op de grond 10 meter in omtrek en 1 meter bover de grond 6 meter. De stam is hol, ter plaatse waar de takken beginnen bevindt zich een diep gat. Ik dank de Heer Pastoor Verschraage, pastoor van Alphen, die zo goed was om mij de maten van de boom mede te delen.’ In 1924 is de linde omgehakt en tot brandhout verwerkt. De boom was toen zo’n 30 meter hoog en had op borsthoogte een omvang van 6,38 meter.
30
Dat de linde nog lange tijd in het geheugen van de bewoners van Alphen is blijven hangen, blijkt wel uit een in 1961 in het tijdschrift ‘De Boer’ geplaatst gedicht van Hub Kunst. De lindeboom van Hof ter Brake De linde fors en breed, was zeven eeuwen oud, een tijdgenoot van Ridders, Tempelieren, zag rond z’n stam de witte mantels zwieren en hoorde paardgetrappel naad’ren uit het woud. Toen in de voortijs ’t Hof ter Brake werd gebouwd, bleef het geloof aan alven welig tieren, wilden de Laten zonnewende vieren en waren de kabouters hun zo wel vertrouwd. Doch toen de Johannieters woonden op het hof, in zielszorg en in akkerwerk ervaren, verspreidden zij alom Sint Jan de Dopers lof, dat hij het veld van misoogst zou bewaren. Maar ach, kapel en hof en vijver zijn vergaan. Wie kent de plek nog waar de linde heeft gestaan? Voor zover bekend zijn er geen afbeeldingen van de linde bewaard gebleven. Op beide tekeningen op de pagina´s 22 en 23 staat een boom afgebeeld op de plaats waar de linde gestaan moet hebben. De bomen lijken niet op elkaar maar één van beide moet de linde zijn. Het is aannemelijk dat de tekening uit 1831 een juiste weergave van de boom geeft (meest rechter boom).