De doorgaande lijn in de leerstof van Zin in taal Nieuw 1. Inleiding Verschillende scholen hebben gevraagd naar een overzicht van de doelen van Zin in taal Nieuw en de doorgaande lijn in de methode. De scholen willen die informatie gebruiken voor hun taalbeleidsplan. In het hier volgende overzicht staan de doelen per leerlijn beschreven. De doorgaande lijn in de leerstof wordt zichtbaar doordat de doelen voor alle jaargroepen van de methode zijn weergegeven. In deze tekst beperken we ons tot de doelen van Zin in taal Nieuw en de doorgaande lijn in de leerstof. Andere informatie over de methode is te vinden in de algemene informatie in de handleiding en op de website www.zinintaal.nl. Informatie over de doorgaande lijn in de leerstof van Zin in spelling Nieuw vindt u in het tweede deel van dit document.
2. Uitgangspunten Bij de ontwikkeling van Zin in taal Nieuw heeft een aantal uitgangspunten een belangrijke rol gespeeld. Die uitgangspunten golden voor alle leerlijnen en alle delen en hebben dus mede de doorgaande lijn in de methode bepaald. De uitgangspunten zijn te vinden in hoofdstuk 5 van de algemene informatie in de handleiding: interactie, betekenisvol leren, procesgerichte benadering, het belang van reflectie, mogelijkheden voor zelfstandig werken, werken in combinatiegroepen, mogelijkheden voor differentiatie, het belang van evaluatie. Van speciaal belang is de doorgaande lijn in de thema’s van de methode. Het werken met thema’s is een belangrijk hulpmiddel bij het realiseren van betekenisvol leren. Elke eenheid in Zin in taal Nieuw is gewijd aan een inhoudelijk thema. Elk thema van een eenheid valt onder een hoofdthema, dat door alle jaargroepen heen terugkomt. Het hoofdthema wordt in elke jaargroep op een andere manier ingevuld. Zo wordt het hoofdthema van eenheid 1 ‘Omgeving’ in jaargroep 4 ingevuld als ‘wonen’, in jaargroep 5 als ‘spelen’, in jaargroep 6 als ‘familie’, in jaargroep 7 als ‘clubs’ en in jaargroep 8 als ‘school’. De hoofdonderwerpen en de invullingen ervan per jaargroep zijn in onderstaand schema weergegeven.
Uit: Zin in taal Nieuw, handleiding B, pagina 25
1 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
3. De leerlijn spreken/luisteren Het directe doel van de leerlijn spreken/luisteren is het systematisch stimuleren van de ontwikkeling van een tiental mondelinge taalfuncties bij de leerlingen. Het gaat daarbij om zaken als vragen en antwoorden, iets uitleggen, iets beschrijven, of ergens verslag van doen. In elk leerjaar komen dezelfde tien taalfuncties op een steeds hoger niveau in de parallelle eenheden aan bod. Concreet gezegd: in de eerste eenheid van elke jaargroep gaat het steeds om de taalfunctie omgaan met vragen en antwoorden. De leerlingen ervaren en ze leren begrijpen welke rol de verschillende taalfuncties spelen en hoe ze die kunnen gebruiken. Het verder gelegen doel van de leerlijn spreken/luisteren is dat de leerlingen door het verwerven van inzicht in de taalfuncties en het toepassen ervan een open, persoonlijke en veelzijdige gesprekshouding ontwikkelen. De tien taalfuncties van de leerlijn spreken/luisteren zijn: 1. omgaan met vragen en antwoorden; 2. uitleggen; 3. delen van ervaringen, meningen en emoties; 4. omgaan met elkaar (interesse en respect) 5. vertellen en spelen; 6. gesprekken voeren; 7. beschrijven; 8. mededelingen doen en berichten; 9. verslag doen; 10. voorlezen en voordragen. Het kernmodel en het woordenschatmodel bevatten twee lessen spreken/luisteren, waarin bovengenoemde taalfuncties aan de orde komen. Via het taalbeschouwingsmodel kan een extra les voor spreken/luisteren worden toegevoegd. Behalve de taalfunctie van de eenheid komt in deze lessen ook taalbeschouwing expliciet aan de orde met behulp van negen taalperspectieven. De leerlingen verwerven kennis en inzicht en denken na over de betekenis, het gebruik en de vorm van taal. In een les is er steeds aandacht voor drie van de negen taalperspectieven. De negen taalperspectieven: -
taal en fantasie: je kunt door taal je fantasie gebruiken; taal en macht: je kunt door taal het gedrag van anderen beïnvloeden; taal en informatie: je kunt door taal leren; taal en pluriformiteit: taal heeft allerlei vormen; taal en spel: je kunt met taal spelen; taal en filosofie: je kunt over taal nadenken; taal en beeld: taal en beeld kunnen elkaar aanvullen; taal en transformatie: je kunt door taal de werkelijkheid anders benaderen; taal en expressie: je kunt je door taal uiten.
2 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
4. De leerlijn woordenschat Het doel van de leerlijn woordenschat is het systematisch uitbreiden van de woordenschat van de leerlingen. Daartoe omvat de leerlijn twee deelgebieden: -
woorden leren (woordbetekenissen en relaties tussen woorden); woorden leren leren (strategieën en taalbeschouwing).
4.1 Woorden leren Het aantal woorden In de woordenschatlessen leren de leerlingen de betekenis van een flink aantal woorden. Daardoor verbreden ze hun woordenschat. De doelen wat betreft het aantal woorden zijn in onderstaande tabel af te lezen. Voor het woordenschatmodel geldt het volgende: doel: ruim 4000 woorden, tussendoel per jaar: ruim 800 woorden, per eenheid 81 woorden. aantal woorden per eenheid per jaar vijf leerjaren
kernmodel 36 360 1800
taalbeschouwingsmodel 51 510 2550
woordenschatmodel 81 810 4050
De keuze van de woorden De keuze van de woorden komt in de eerste plaats voort uit de thema's en uit de teksten die daarin aangeboden worden. De hoofdthema’s komen elk leerjaar terug. Elk jaar wordt het woordenschatdomein rondom een thema dus uitgebreid met nieuwe woorden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de woordenlijst Woorden in het basisonderwijs (Schrooten en Vermeer, 1994). Op deze lijst zijn de woorden gerangschikt naar de frequentie waarin ze voorkomen in taal die bedoeld is voor kinderen. De meest frequente woorden staan het hoogst op de lijst. In Zin in taal Nieuw wordt het hoogste gedeelte van de lijst, dus met de meest frequente woorden, niet behandeld. De leerlingen hebben die woorden immers al geleerd voordat ze in groep 4 komen. Met het stijgen van de leerjaren zijn voor Zin in taal Nieuw woorden gekozen uit een steeds lager gedeelte van de woordenlijst, dat wil zeggen in elke hogere jaargroep woorden met een lagere frequentie. Er worden niet alleen losse woorden behandeld, maar ook combinaties van woorden (bijvoorbeeld rekening houden met iemand) en uitdrukkingen (bijvoorbeeld tranen met tuiten huilen). Bij elke eenheid is na de lesbeschrijvingen in de handleiding (achter les 14) een lijst opgenomen waarop vermeld wordt welke woorden er in die eenheid behandeld worden en in welke les. Een alfabetische lijst met alle woorden die in een jaargroep behandeld worden, staat achter het gedeelte met algemene informatie in de handleiding. Het leren van woordbetekenissen is een lesdoel in alle woordenschatlessen, alsmede in les 1 (spreken/luisteren) van elke eenheid.
3 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
Relaties tussen woorden Er wordt veel aandacht besteed aan het leggen van relaties tussen woorden. Door samen met de leerlingen te bedenken met welke woorden een nieuw geleerd woord verbonden kan worden, wordt het nieuwe woord opgenomen in het netwerk van woorden in de hoofden van de leerlingen. Daardoor verdiepen ze hun woordenschat. De volgende typen relaties komen aan de orde: -
associaties; verzameltermen; categorieën; tegenstellingen; synoniemen; homoniemen (woorden met twee of meer betekenissen); gradaties; collocaties (woorden die vaak samen voorkomen).
De relaties tussen woorden worden visueel gemaakt in schema's. Bijvoorbeeld een verzamelterm en woorden die daaronder thuishoren worden in beeld gebracht met het schema van de parasol. Een tegenstelling wordt visueel gemaakt in de vorm van een wegwijzer met bordjes die naar verschillende kanten wijzen. Synoniemen met bordjes die dezelfde kant op wijzen. Categorieën en groepen woorden worden opgeschreven in een woordenkast. Associaties worden weergegeven met de woordenspin, gradaties met trapjes, homoniemen met een vlaggenstok met verschillende vlaggen eraan. De genoemde typen relaties komen in alle jaargroepen aan de orde, op verschillend niveau. Relaties tussen woorden zijn een lesdoel in les 7 van elke eenheid. In de lessen 2 en 9 wordt het leggen van relaties systematisch toegepast. 4.2 Woorden leren leren Strategieën om woorden te leren In de woordenschatlessen wordt niet alleen aandacht besteed aan de betekenis van woorden en aan relaties tussen woorden, maar ook aan strategieën om taal te leren. Met deze strategieën vergroten de leerlingen hun vaardigheid om zelfstandig de betekenis van woorden te leren, ook buiten de woordenschatles. In het volgende overzicht is aangegeven welke strategieën aan de orde komen en in welk deel van de methode. De strategieën zijn ingedeeld in 3 categorieën: 1. strategieën om de betekenis van onbekende woorden te achterhalen; 2. strategieën om de betekenis van woorden aan anderen duidelijk te maken; 3. strategieën om woorden te onthouden.
4 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
De betekenis achterhalen Afleiden uit de context Woordenboek gebruiken Hulp vragen Woorden analyseren Voorspellen Combinatie van strategieën De betekenis duidelijk maken Omschrijven Verschillende manieren Woorden onthouden Woorden groeperen Associaties maken Woorden noteren
A
B
C
D
E
x x x x x
x x x x x
x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x x
x x x
Verschillende manieren om de betekenis van woorden duidelijk te maken komen aan de orde: iets aanwijzen, laten zien, tekenen, voordoen, uitbeelden, iets erover vertellen, een voorbeeld geven, het met andere woorden zeggen. Het leren gebruiken van een woordenboek krijgt speciale aandacht doordat er bij de delen A, B en C van de methode een woordenschatboekje is opgenomen. Met dit woordenschatboekje beginnen de leerlingen al vanaf jaargroep 4 zich de gewoonte en vaardigheid eigen te maken om onbekende woorden op te zoeken. In jaargroep 7 en 8 zijn ze in staat om bestaande woordenboeken te raadplegen. Taalbeschouwing in de leerlijn woordenschat De leerlijn woordenschat bevat ook lessen met een taalbeschouwelijk karakter. Doel van deze lessen is dat de leerlingen nadenken over taal en kennis opdoen over taal, in het bijzonder over woorden. Onderwerpen die aan de orde komen zijn:
Woorden hebben een betekenis Woorden in verschillende talen Hoe leer je woorden? Woorden leren buiten de taalles Taalvariatie in Nederland Woorden leren en onthouden Woorden ontstaan en verdwijnen Een taal ontleent woorden aan andere talen De herkomst van Nederlandse woorden Je eigen leerproces plannen
A x x x
B
C
D
E
x x x x x x x x
5 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
Strategieën en taalbeschouwing komen aan de orde in de lessen 5 en 11 van elke eenheid. Het lesdoel van les 11 wordt ook behandeld in les 5 van de volgende eenheid. In welke lessen en werkmodellen de verschillende deelgebieden van de leerlijn woordenschat voorkomen, is in onderstaande tabel weergegeven.
Woordbetekenissen Relaties tussen woorden Strategieën en taalbeschouwing
lessen kernmodel 5, 7 7 5
lessen taalbeschouwingsmodel 5, 7, 11 7 5, 11
lessen woordenschatmodel 5, 7, 2, 9, 11, 13 7, 2, 9 5, 11
In de leerlijn woordenschat worden onder meer de volgende termen en begrippen die te maken hebben met taalbeschouwing aangeleerd. (Deze lijst is niet uitputtend.)
de moedertaal de tweede taal namen voor talen het spreekwoord het verslag doorvragen de informatie het signaal de tekstballon de uitdrukking het dialect Standaardnederlands de klemtoon letterlijk/figuurlijk het synoniem de tegenstelling de verzamelnaam de zegswijze het accent het argument de context het genre het leenwoord de opvatting de uitspraak
A x x x x x
6 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
B
C
D
E
x
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
5. De leerlijn zinsbouw Het directe doel van de leerlijn zinsbouw is dat de leerlingen leren hoe zinnen in elkaar zitten. Een verder liggend doel is dat de taalvaardigheid van de leerlingen verbetert, meer in het bijzonder hun schriftelijke taalvaardigheid. Denk bijvoorbeeld aan minder interpunctiefouten, meer variatie in de bouw van zinnen, en ook eens een ander voegwoord dan en en maar. Hieronder volgt een overzicht van de lesstof voor zinsbouw in de verschillende jaargroepen. De cursief gedrukte onderwerpen worden alleen in het taalbeschouwingsmodel behandeld. De overige onderwerpen in alle modellen.
Taalbeschouwing Zin/vertelzin/vraagzin Taalconstructies vergelijken (zelfde/anders) Hetzelfde zeggen in verschillende taalconstructies Wat woorden/woordgroepen/zinnen vertellen Woorden voor mensen, dieren en dingen Woorden voor hoe mensen, dieren en dingen zijn Woorden voor wat mensen, dieren en dingen doen Woorden voor hoe iets gebeurt Regel voor de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord Grammaticale termen en begrippen • Zinsontleding Zin/vertelzin/vraagzin Zinnen ontleden in zinsdelen Werkwoordelijk gezegde Onderwerp Bepaling Hulpwerkwoord, koppelwerkwoord Naamwoordelijk gezegde Lijdend voorwerp Bedrijvende en lijdende vorm Hulpwerkwoord van de lijdende vorm Hulpwerkwoord van de voltooide tijd Extra in het taalbeschouwingsmodel: meewerkend voorwerp Grammaticale termen en begrippen • Woordsoorten Lidwoorden Telwoorden Voorzetsels Voegwoorden Bijvoeglijk naamwoorden Werkwoorden Zelfstandig naamwoorden Voornaamwoorden Extra in het taalbeschouwingsmodel: Tussenwerpels Bijwoorden van tijd Bijwoorden van plaats
A
B
C
D
E
x x x x x x x
x x x x x x x x
x x x x x x x x x
x x x x x x x x x
x x x x x x x x x
x
x
x
x x x x x x
x x x x x` x x x x x x x
x
x x x
x x x x x x x
x x x x x x x x
x x x x x x x x x x x
7 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
Interpunctie/leestekens Zin/vertelzin/vraagzin Leestekens Punt aan het einde van de zin Drie puntjes aan het einde van de zin Vraagteken Uitroepteken Komma Aanhalingstekens Extra in het taalbeschouwingsmodel: Overige leestekens
A
B
C
D
E
x x x x x x
x x x x x x x
x x x x x x x x
x x x x x x x x
x x x x x x x x x
6. De leerlijn woordbouw Het directe doel van de leerlijn woordbouw is de leerlingen laten ervaren hoe woorden in elkaar zitten. Net als bij zinsbouw is de verbetering van de taalvaardigheid van de leerlingen, in het bijzonder hun schriftelijke formuleervaardigheid, een verdergelegen doel. Denk bijvoorbeeld aan minder fouten in de vervoeging van de onregelmatige werkwoorden, in het gebruik van de voornaamwoorden, en in de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord. Hieronder volgt een overzicht van de lesstof voor woordbouw in de verschillende jaargroepen. Alle lesstof voor woordbouw wordt behandeld in het kernmodel. Er zijn geen extra lessen voor het woordenschat- of taalbeschouwingsmodel.
Taalbeschouwing De vorm van een woord Woordvormen vergelijken (zelfde/anders) Woorddelen vergelijken (zelfde/anders) Hoe woorden veranderen als je ze in een zin gebruikt Iets vertellen alsof het nu gebeurt Iets vertellen alsof het al gebeurd is Grammaticale termen voor woordvormen Samenstellingen Afleidingen - Achtervoegsel - Voorvoegsel Verkleinwoorden De trappen van vergelijking - Stellende trap - Vergrotende trap - Overtreffende trap Scheidbare werkwoorden Persoonsvorm van het werkwoord Woordenboekvorm van het werkwoord Deelwoordvormen van het werkwoord Enkelvoud/meervoud Tegenwoordige tijd/verleden tijd Bijvoeglijk gebruikte deelwoordvorm Voltooide tijd
8 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
A
B
C
D
E
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x
x x
x x
x x
x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x
x x
7. De leerlijn schrijven Het doel van de leerlijn schrijven (stellen) is dat leerlingen leren om hun gedachten en gevoelens op papier te zetten en daarin ook plezier krijgen. In de bovenbouw leren ze ook om informatie en meningen te ordenen. De cursieve onderwerpen worden alleen in het taalbeschouwingsmodel behandeld. De overige onderwerpen in alle modellen. A • De leerlingen leren hun gedachten en gevoelens op papier te zetten en krijgen daar ook plezier in. Tekstsoorten Gedicht Sprookje Versje of toneelstukje Beschrijving Extra in het taalbeschouwingsmodel: Brief Folder Uiteenzetting Reclametekst Uitleg Vrije teksten B • De leerlingen leren hun kennis en gedachten op papier te ordenen en krijgen daar ook plezier in. Tekstsoorten Gedicht Sprookje Beschrijving Vrije teksten Extra in het taalbeschouwingsmodel: Vergelijking Uitleg Recept Gedicht Uiteenzetting Verslag Informatieve tekst Vrije teksten C • De leerlingen leren dat ze hun kennis en gedachten op papier kunnen ordenen en herordenen, en krijgen daar ook plezier in. De leerlingen leren wat een alinea is. Tekstsoorten Gedicht Fantasieverhaal Informatieve tekst Beschouwing Verslag Vrije teksten Extra in het taalbeschouwingsmodel: Gedicht Informatieve tekst Verslag 9 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
Brief Uiteenzetting Vrije teksten D • De leerlingen leren dat ze hun kennis en gedachten op papier kunnen ordenen en herordenen, en krijgen daar ook plezier in. De leerlingen leren de vijf W’s en de H herkennen en gebruiken. Tekstsoorten Gedicht Uiteenzetting Beschrijving Beschouwing Fantasieverhaal Vrije teksten Extra in het taalbeschouwingsmodel: Informatief bedoelde tekst Gedicht Uiteenzetting Verslag Vrije teksten E • De leerlingen leren dat en waarom het plezierig en belangrijk is om je kennis en gedachten op papier te ordenen en te herordenen. De leerlingen leren zes vaste inhoudselementen in teksten herkennen en gebruiken: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe (De vijf W’s en de H). Tekstsoorten Verslag Uiteenzetting Beschouwing Fantasieverhaal Stapelvers Vrije teksten Optioneel In alle schrijflessen uit het taalbeschouwingsmodel voor groep 8 vormt een gedicht het uitgangspunt. Eén kenmerk van dat gedicht wordt eruit gelicht, en in de verwerking proberen de leerlingen dat kenmerk in hun eigen schrijfwerk toe te passen.
10 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
De doorgaande lijn in de leerstof van Zin in spelling Nieuw Zin in spelling Nieuw richt zich niet alleen op de juiste spellingwijze van woorden, maar ook op het inzicht in het Nederlandse spellingsysteem. Om dit op een gestructureerde wijze te doen, is de leerstof ingedeeld in spellingcategorieën (typen spellingproblemen). Bij Zin in spelling Nieuw wordt de Nederlandse spelling ingedeeld in 14 hoofdcategorieën, die vervolgens weer worden onderverdeeld in 75 spellingcategorieën. Als aan deze 75 spellingcategorieën aandacht besteed is, wordt daarmee de hele Nederlandse spelling gedekt. De 14 hoofdcategorieën zijn: 1. Klank-letterkoppeling 2. Klinkers en medeklinkers 3. Klinkers en medeklinkers (uitgebreid met leenwoorden) 4. Open en gesloten lettergreep 5. Herkomst 6. Constante woorddelen 7. Samenstellingen 8. Werkwoorden 9. Meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm 10. Botsende klinkers 11. Bijzondere samenstellingen 12. Afkortingen, letterwoorden, cijfers, symbolen en weglatingen 13. Hoofdletters 14. Afbreking De leerstof is (globaal) als volgt verdeeld over de verschillende jaargroepen: Jaargroep A • In dit leerjaar wordt de verbinding van klanken en letters behandeld. Het gaat niet alleen om de eenvoudige klank-letteromzettingen; alle gangbare clusters van medeklinkers, zowel aan het begin als aan het einde van een lettergreep, komen systematisch aan bod. Bijvoorbeeld: slak, spin, staan, traag, schaap; poort, bord, gang, plank. Bij de klinkers worden lange clusters behandeld, zoals haai, mooi, bloei, meeuw, nieuw. • Er wordt een begin gemaakt met de regel van gelijkvormigheid (zonder deze regel te noemen): hond vanwege honden, krab vanwege krabben, ook al hoor je een /t/-klank, respectievelijk een /p/-klank in hond en krab. • De etymologisch (op basis van afkomst) bepaalde schrijfwijze van de /ei/-klank en de /au/klank wordt behandeld: trein - fijn; nauw - mouw. • Het verschil in schrijfwijze van de ch en g, horend bij (bijna) dezelfde klank, komt aan de orde. • De niet-geschreven stomme e, in woorden als help, half, scherm, werk, komt uitgebreid aan de orde. • Bij het schrijven van samenstellingen leren de leerlingen rekening te houden met de structuur van het woord. Muisstil wordt geschreven met twee s’en ook al hoor je er maar één, want het is muis en stil. • Dezelfde structuuranalyse maken de leerlingen bij verkleinwoorden: feestje, met een t voor het achtervoegsel ~je, want het is feest. • De leerlingen leren woorden waarbij ze twijfelen over de spelling, op te zoeken in Lijsterbij 1.
11 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
Jaargroep B • Het belangrijkste thema van dit leerjaar is de kwestie van de open en gesloten lettergrepen: boom - bomen; bom - bommen. Het principe van enkele of dubbele klinkers, gevolgd door enkele of dubbele medeklinkers, wordt gevisualiseerd met een schema: het klaverblad. De leerlingen leren woorden juist te plaatsen in het klaverblad, hetgeen door het nemen van de aangegeven stappen eenduidig leidt tot de juiste spelling. • De stomme e komt terug, in woorden als regenen, jarig, vrolijk. • De etymologisch bepaalde schrijfwijze van de /ei/- en de /au/- klank wordt uitgebreid, ook met homoniemen: kauw - kou; wei - wij. • Andere moeilijkheden van de vorige jaargroep worden herhaald, zoals de kwestie ch - g, de t in feestje en samenstellingen waarbij de leerlingen letten op de structuur. • De leerlingen leren woorden waarbij ze twijfelen over de spelling, op te zoeken in Lijsterbij 2. Jaargroep C • Alle basisprincipes van de spelling worden herhaald en uitgebreider geoefend. • De schrijfwijze van de tussen-e(n) in samenstellingen als blokkendoos, kippenhok, ziekenhuis, lenteweer wordt geleerd met behulp van een algoritme (stappenschema). • De eind-n in bijzondere situaties wordt behandeld: houten (lepel), leefde - leefden, werkte werkten. • Er wordt ingegaan op de afwijkende spelling van (frequente) bastaardwoorden en vreemde woorden: insect, computer, circus, taxi, baby. • De leerlingen zoeken woorden waarbij ze twijfelen over de spelling op in Lijsterbij 2. Ze kunnen hierbij gebruik maken van het zoeken-op-klank. • Er worden in deze jaargroep ook begrippen opgebouwd die de basis vormen voor de werkwoordspelling. In Lijsterbij 2 worden gangbare werkwoordsvormen vervoegd, opdat de leerlingen bij twijfel ook vormen kunnen opzoeken. Het systeem achter de werkwoordspelling komt echter pas in het volgende jaar aan de orde. Jaargroep D • Hoofdonderwerp van dit leerjaar is de werkwoordspelling. Deze wordt aangeleerd aan de hand van een algoritme (stappenschema), waarin de grammaticaal bepaalde beslissingsstappen systematisch worden doorlopen. • Een serie achtervoegsels wordt behandeld: woorden op ~heid, ~isch, ~teit en andere. • Er wordt geoefend met een eenvoudig algoritme (stappenschema) voor het schrijven van het deelteken (trema) en het koppelteken bij klinkerbotsingen. Bijvoorbeeld bij: ruïne, geërfd, zeeën; zee-eend, na-apen. • Het spellingverschijnsel van het meervoud versus de verkleinvorm bij woorden die eindigen op een open lettergreep komt aan de orde: opa’s - opaatje; piano’s - pianootje. • Er wordt verdergegaan met de onregelmatige spelling van bastaardwoorden en vreemde woorden. Daarbij gebruiken de leerlingen de Basisspellinggids, waarbij ze woorden ook op klank kunnen opzoeken.
12 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
Jaargroep E • Het algoritme van de werkwoordspelling wordt ‘ingekort’ tot een checklist voor het snel opsporen van moeilijke gevallen. • De analogieregel die geldt voor het schrijven van de tussen-s, stationschef, kapperszaak, wordt geleerd. • Alle onderwerpen komen nog eenmaal aan bod, waarbij hier en daar een nieuw detail wordt behandeld. • De leerlingen raken ervan doordrongen dat spelling in principe een eindig, leerbaar systeem is, met als beperking dat je sommige woorden gewoon moet opzoeken in een spellinggids. Voor een meer gedetailleerde leerstofverdeling van de hoofdcategorieën en de 75 subcategorieën over de jaargroepen verwijzen we u naar het schema dat in bijlage 1 is opgenomen. Hierin zijn de 14 hoofdcategorieën en de 75 subcategorieën overzichtelijk met voorbeelden uitgewerkt. Voor een inhoudelijke toelichting verwijzen we naar de uitgebreide bespreking van de Nederlandse spellingregels voor in de Basisspellinggids.
13 / 13 Document Versie - datum Door Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw 0.1 - 15 april 2010 Jeske Heezemans 1.0
Bijlage 1 Leerstofopbouw Zin in spelling
H: hoorstrategie R: regelstrategie I: inprenten
1
A: C: O: M:
rubriceren naar analogie aanbieden in contrast (oppositie) opzoekstrategie meervoudige strategie
Klank-letterkoppeling m = medeklinker; k = klinker be~: woord begint met be, zoals begin ~elen: woord eindigt op elen zoals spartelen in, eet, ook, op, as, om, uit, oor, aan, ik, en, uil, of, al, is, aap, af, uur boot, haan, been, muur, wiel rok, jas, wel, bus, lip duif, neus, boek
Jaargroep A
B
C
D
1.1
km mkm
• • • •
1.2
~kmm mmk~ mmkmm
• kast, rits, kaars, pols, lamp, heks, soms, iets, leuks, mens • slaap, traag, bril, gras, knap, snor, fles, plas, droef, vlug, stuk, wrat, vrek, trui • staart, kruipt, blaft, plaats, klimt, dwars, trots, sliert, droomt, proeft, broers
H A I
H
1.3
~mmm mmm~
• worst, kunst, tekst, eerst, arts, fietst, klotst, kermt, vracht • strik, straat, spreekt, school, streep, schaats, spleet
1.4
~mmmm mmmm~
• herfst, scherpst, ernst, ergst • schroef, schrik, schreef
H A I H A
H A I H
1.5
tweelettergrepig geen samenstelling
• marmot, venster, stumper, bende, lijster, elkaar, tante
1.6
z~ of s~ v~ of f~
• zoet, zuur, zwaar, zin, zon – sap, sok, slak • voet, vaag, vlam, vlieg – fruit, fiets
2
Klinkers en medeklinkers
2.1
be~, ge~, ver~, te~
• bewaar, bezoek, gebak, getal, gezin, verkeer, vertrekt, terug, tevreden
2.2*
~el, ~elen ~em, ~emen ~en, ~enen ~er, ~eren * zie ook 5.5 ~e(n)
• spiegel, wortel, wandelen, babbelen, bliksem, bloesem, bliksemen, ademen, betekenen, oefenen, poeder, winter, bibberen, kinderen
2.3*
~ig, ~ige * zie ook 4.1 en 4.2 open, gesloten lettergreep
• deftig, aardig, ernstig, geduldig, deftige, keurige, moedige, gulzige
H H H A A A
2.4*
~lijk, ~lijke * zie ook 4.1 en 4.2 open, gesloten lettergreep
• sierlijk, eerlijk, gevaarlijk, duidelijk, zuidelijke, feestelijke, gezamenlijke
H H H A A A
E
H
H
H
H
A B C D E H A H A
H A H A
H R
33
Algemene informatie z i n
34
i n
s p e l l i n g
2.5
geen stomme e
• dolk, golf, wilg, schelp, verf, park, storm, dwerg, zalm, doorn, slurp
A
2.6
aai, ooi, oei
• saai, zwaait, lawaai, haaien, kooi, prooi, gooit, mooie, foei, groeien, moeilijk
A A
2.7
eeuw, ieuw, uw
• sneeuw, leeuw, schreeuwt, kieuw, nieuwe, nieuws, schuw, duwtje, schaduw
A A
2.8
/ch/ = ch of /ch/ = g
• pech, vechten, bocht, rechts, gedicht, lichtgroen, licht, aandachtig, goochelaar, mochten, bracht • zorgt, ligt, terug, merg
I R
2.9
/n/ = n /ng/ = ng /ngk/ = nk
• ton, zin, van • tong, zing, vang, bang, langs, springt, angel, slingert, verlang, werking, koning • bank, plank, donker, drankje, winkel, koninklijk, toegankelijk, puddinkje
H A A H H H
3
Klinkers en medeklinkers (uitgebreid met leenwoorden)
3.1
/a/-, /aa/-achtige klank
3.2*
A
I I R R C
B
D
E
• sinaasappel, restaurants, croissant, toilet, trottoir, enveloppe
I A
I A
/e/-, /ee/-achtige klank * zie ook 4.5 ~ee
• trainer, saté, populair, patiënt, crèche, jam, spray, cake, diner, ceintuur
I A
I A
3.3*
/i/-, /ie/-achtige klank * zie ook 4.4 ~ie, ~i
• fabriek, liter, iglo, gitaar, ruzie, viool, juni, hobby, amfibie, modieus, financieel, pyjama, team, weekend, hockey, ideaal, e-mail, pinguïn, symbool, bodybuilding
I A
I A
3.4
/o/-, /oo/-achtige klank
• chauffeur, restaurant, cadeaus, shampoo, goal, poster, show
I
I A
3.5*
stomme-e-achtige klank * zie ook 2.1 – 2.5 en 5.5 voor inheemse stomme-e-achtige klanken
• kermis, motor, kangoeroe, avond, museum, laboratorium, cursus, peloton
I O
I
I A
3.6
/eu/-achtige klank
• chauffeur, directeur, föhn, foetus, manoeuvreren*, smørrebrød * zie ook 3.7 /oe/-achtige klank
I O
I A
I A
3.7
/oe/-achtige klank
I O
I A
I A
3.8
~teit, ~heid
• toerist, toernooi, computer, journalist, manoeuvreren*, musical, carpoolen, remover, interview, barbecue, route * zie ook 3.6 /eu/-achtige klank • kwaliteit, universiteit, snelheid, vrijheid, elektriciteit, lenigheid
A
A A M M
3.9
b of p, gevolgd door andere medeklinker
• applaus, abdij, korps, obstakel, subtiel
I
I
3.10
• steeds, advertenties, advies, gids, ritme, trema, tsaar
I
I
3.11
d of t, gevolgd door andere medeklinker /d(z)j/, /t(s)j/
/k/-klank
H I R I
I A
3.12
• jazz, gletsjer, modieuze, coach, match, ketchup, station, traditioneel* * indeling in 3.13 /z/-, /s/-klank is ook mogelijk; de uitspraak varieert: /traadiet(s)jooneel/, /traadiesjooneel/. • boeket, dictee, insect, kwaliteit, elektriciteit, cactus, praktisch, accu’s, snacks, oktober, cirkel, cadeau, clown, speculaas, extra, skelet, accordeon, picknick, succes, cake, aquarium, helikopter, microscoop, chrysant, goal, pinguïn
I
C
I R
I O
I O
I A
3.13
/z/-, /s/-klank
• politie*, cent, spinazie, misschien, organisatie*, oceaan, visite, examen, crisis, passagier, explosie, quiz, quizzen, crossfiets, succes, bisschop, tsaar, cement * indeling in 3.11 /d(z)j/, /t(s)j/ is ook mogelijk; de uitspraak varieert: /pooliesie/, /poolietsie/; /orgaaniezaasie/, /orgaaniezaatsie/
H I R
H I R
I A R
3.14
/zj/-, /sj/-klank
• garage, bagage, chocolademelk, logeren, asperges, journaal, shoppen
I O
I
I A
3.15
w, v, f
• fotografen, filosofen, professor, sfeer, graffiti, affiche, sheriff, effect, proficiat, murw, volume, advies
I A
3.16
/g/-, /ch/-klank
H I R
• yoghurt, agressief, echo, chaos
3.17
/n/-, /ng/-klank
• franje, kastanje, oranje, signaal, vignet
3.18
/l/-, /j/- of /lj/-klank /r/-, /rj/-klank niet uitgesproken letters * niet alleen leenwoorden
• gorilla, briljant, milieu, miljard, illustratie, parallellogram, yoghurt, mayonaise, medaille, portefeuille, failliet, diarree, garantie, barrière, carrière • erwt, markt**, stampt, lichtje, jongens, thuis, thee, diner, ambtenaar ** algemene uitspraak in het zuiden van het taalgebied: /mart/
3.19* 4
Open en gesloten lettergreep
4.1
open lettergreep, gevolgd door lettergreep met stomme e
4.2
I O I O R I
I O R I
I A I A I A I
A
B
C
D
E
a open: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e • haken, delen, boten, muren, gele, rode, trage, piraten, tekenen, bladeren, tomaten, kometen b open: meervoud met klankverandering • steden, gaten, holen c open: geen meervoud • bodem, hoger, peper, negen, hamer d open: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk • woning, nodig, vrolijk, lelijke e open: de klinker is een stomme e • dommeriken, zaniken, luiwammesen
A
A R
R
R
R A
gesloten lettergreep, gevolgd door lettergreep met stomme e
a gesloten: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e, verkleinwoord op ~etje • schrappen, tellen, klimmen, poppen, plukken, verpakken, bestellen, godinnen, felle, tamme, kannetje, bommetje, hindernissen b gesloten: geen meervoud • binnen, nummer, effen, korrel, gemiddelde, verbitterd, dwarrelen, babbelen, bibberen c gesloten: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk • sappige, pittig, verschrikkelijk, vergissing
A
A R
R
R
R
4.3
~a, ~o of ~u
• sla, stro, nu, vlo, ga, prima, auto, judo, radio, video, zebra, villa, foto, paraplu
A R
R
4.4*
~ie, ~i * zie ook 3.3 /i/-, /ie/achtige klanken
• knie, drie, koffie, jullie, herrie, olie, ruzie, tralie, familie, kanarie, juli, januari, taxi, ski
A R H A I
4.5*
~ee * zie ook 3.2 /e/-, /ee/achtige klanken
• zee, twee, slee, toffee, heimwee, idee, puree, dictee, diarree, portemonnee
A R
R
4.6
~ooch~
• goochelaar, goochelt, goochelen, loochenen
A R
I
I
R I
I A R
I
I A
35
Algemene informatie z i n
36
i n
s p e l l i n g
4.7
open of gesloten lettergreep, in leenwoorden
5
Herkomst
5.1
niet verlengbaar ~d, ~ds ~t, ~ts ~b, ~bs ~p, ~ps ~g, ~ch
• niemand, steeds, sinds, want, sedert, balts, drab, club, gips, terug, pech
5.2
~ei~ of ~ij~ ~ei of ~ij
• trein, klein, paleis, bereiken – vijf, blijf, kijken, twijfelen • kei, allerlei – boerderij, partij
5.3
~au(w)~ of ~ou(w)~ ~auw of ~ou(w)
• saus, nauwelijks – zout, vrouwen • gauw, blauw, flauw – zou, bouw, juffrouw
5.4
~isch, ~ische
• logisch, tragisch, tropisch, humoristische, technische, Belgische
5.5*
~e(n) * zie ook 2.2 ~e(n)
• keuken, bloemen, mensen, houten, gezongen, sterke, nauwe, zieke – zieken
5.6
homofonen
• hart – hard, moed – moet*, schild – schilt*, krab – krap, slab – slap, peil – pijl, eis – ijs, leiden – lijden, rauw – rouw, uittrekken – uitrekken • brand – brandt*, belooft – beloofd*, verwachte – verwachtte*, went – wend – wendt*, boot – bood*, houd – hout – houdt* * zie ook 8.1 – 8.8
6
Constante woorddelen
6.1
/t/ met d /p/ met b /ch/ met g
• hond (want: honden), ochtend (want: ochtenden), gemiddeld (gemiddelde), stad (steden), web (webben), schub (schubben), hoog (hoge), vlug (vlugge), zielig (zielige), verjaardag (verjaardagen)
6.2
constante woorddelen met voorvoegsel; met achtervoegsel
• verrassing, verroeren, ontdekken, ontdooien, onnodig, onttrekken, uittrekken (naast uitrekken) • jongens, raadsel, breedst, slechtst, grootte, fietsster, buiig, vergroeiing, eindeloos, openlijk, doelloos, onmiddellijk, roodachtig, waakzaam, plaatje*, flesje*, kastje*, broodjes* * zie ook 9.2
a • b • c • d • e •
I
I
I
I
B
C
D
E
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
R
R I R
R I R
kort en klemtoon koffie, massa, kassa, mammoet, tennis, programma, accu, hobby lang en klemtoon tralie, olie, basis, poriën, super kort en geen klemtoon terras, perron, hallo, ballet, rapport, akkoord, klassiek, apparaat, effect kort of lang, geen klemtoon banaan, kabaal, galop, agent, kapot, paleis lang en geen klemtoon lokaal, hotel, helaas, metaal, brutaal A
H R
R H I O I
R
I O
I
I
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
H H A A M M
6.3
v verandert in f z verandert in s
• raven – raaf, graven – graaf, beven – beeft, olijven – olijf, scherven – scherf • grazen – graast, dozen – doos, dwaze – dwaas, glazen – glas, lezen – lees
H R
6.4
~eer, ~oor, ~eur
• beer, smeer, hoor, spoor, deur, kleur
7
Samenstellingen
7.1
samenstellingen zonder tussenklank
• koelkast, hoofdpijn, bedtijd, zeepbel, fietstocht, schoollokaal, lichtshow
7.2
tussen-er
• allereerst, allerlaatst, middernacht, zuiderburen, kinderfiets, kinderrijmpje
H
7.3
tussen-e(n)
a • b • c • d • e •
kan alleen met en molensteen, wagenziek, rekensommetje linkerdeel is persoon ziekenauto, mannenstem, blindenstok, piratenschip linkerdeel eindigt op e (of kan alleen met e) snottebel, hittegolf, kuddedier, geboortedatum, ladekast anders en paardenbloem, vlooienband, zwijnenstal, vliegenmepper uitzondering likkebaarden, zonnebril, elleboog, beresterk, reuzehonger, goedenavond
R
R
R O
7.4
tussen-s
• stadspark, varkenshok, varkensstal, stationshal, stationschef, knoopsgat, enigszins • reisleider, kokosnoot, handstand, sneeuwstorm, fietssport, huiszoeking
H
R
R
8
Werkwoorden
H R
C
D
E
8.1
v-tijd, regelmatig
a • b •
~de(n) speelde, renden, babbelde ~te(n) werkte, stopten, ontdekte
O R
R A
R A
8.2*
v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord * 8.2 concurreert met 8.1, 8.7 en met bijvoeglijk naamwoorden
a • b •
~dde(n) strandde, strandden, bereidde, bereidden ~tte(n) roestte, roestten, verwachtte, verwachtten
R A
R A
8.3*
v-tijd, onregelmatig * vormen ook in andere categorieën
• vroeg, zweeg, klommen, gleden, floten
R A
R A
8.4
v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord, enkelvoud
R A
R A
8.5
t-tijd, regelmatig: ~t
a • b • •
R A
R A
H
H R H I
A
B
R
R R R R M M M M
A
~d stond, leed, verslond ~t wist, besloot loopt, klimt, sterft, drinkt, helpt, wandelt, bedankt, klautert, probeert, reageert
H R
B
C
O R
D
E
37
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
8.6*
t-tijd, regelmatig d-werkwoord * binnen 8.6 treedt concurrentie op; 8.6 concurreert met 8.8
a • b •
~d antwoord, verhard ~dt rijdt, vindt, houdt
8.7 *
woordenboekvorm * vormen ook in andere categorieën
• lachen, groeien, verdwijnen, worden, verraden
8.8 * deelwoord a geen eind-d of eind-t * 8.8 concurreert met 8.5 en 8.6 • gezien, gebeten b eind-d • gebeurd, geleend, brandend • ik-vorm niet op letter van ’t kofschip c eind-t • gesnapt, verwacht, veroorzaakt • ik-vorm eindigt op letter van ’t kofschip
38
9
Meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm
A
9.1
meervoud ~s meervoud ’s
• sleutels, meisjes, stumperds, kangoeroes, tralies, tantes, dictees, bureaus, coupés • agenda’s, auto’s, taxi’s, menu’s, baby’s, b’s, j’s
H
9.2
verkleinwoord ~je, ~tje, ~’tje, ~pje, ~etje, ~nkje
• boekje, zakje, plaatje, kaarsjes, feestje, jongetjes, hoedje, blaadje, ideetje, menuutje, fotootje, villaatje, skietje, cadeautje, cafeetje, aspirientje, baby’tje, kraampje, bodempje, velletje, vlaggetje, leuninkje, kettinkje
H R
9.3
~’s bezitsvorm ~s bezitsvorm ~’ bezitsvorm
• Anna’s fiets, Heidi’s jas, Harry’s voetbalschoenen, Martines boek, Jaaks horloge, Renés triomf, Rubens’ schilderijen, Felix’ kattenvoer
10
Botsende klinkers
10.1
trema
10.2
B
H R
R A
R A
O R
R A
R A
O
R A
R A
C
D
E
R
R
R
R
R I
R I
R
A
D
E
• reünie, reliëf, kopiëren, geïllustreerd, zeeën, knieën, reëel, ruïne, hygiëne, coördinator, bacteriën, officiële, beëindigen, naïef, epidemieën, onderzeeër
R A
streepje (koppelteken)
• na-apen, zo-even, radio-uitzending, zonne-energie, auto-ongeval, zee-egel, vanille-ijs
R
R A O R
10.3
geen trema
• museum, laboratorium, buiig, begroeiing, materiaal, industrieel, actueel, modieuze
A R
A R
11
Bijzondere samenstellingen
D
E
11.1
met een streepje
A • Frans-Duits, Baarle-Nassau, Baarle-Hertog, doe-het-zelfzaak, Nieuwpoort-Bad, Noord-Spanje, niet-rokers, ex-trainer, Sint-Truiden, oer-Hollands, kopje-onder, haasje-over
B
B
C
C
I O
11.2
getallen: aaneen trema los
12
Afkortingen, letterwoorden, cijfers, symbolen en weglatingen
12.1
afkortingen, letterwoorden en symbolen
• a.u.b. (alstublieft), d.w.z. (dat wil zeggen), N.O. (noordoost), PSV’er • radar, modem • km (kilometer), l (liter)
12.2
apostrof (’) streepje ( – )
• ’s woensdags, ’s morgens, ’t regent, m’n, zo’n, binnen- en buitenland
13
Hoofdletters
13.1
hoofdletters
14
Afbreking
14.1* afbreking * de oranje streepjes staan op samen-stel-lings-gren-zen; breek bij voorkeur hier af
• eenendertig, vijfhonderd, tweeduizend, zesennegentig, honderdachtendertig • tweeëndertig, drieënveertig • zesduizend honderd, een miljoen driehonderd duizend vijfhonderdzevenentwintig, vijf twaalfde, drie achtste
• Hij spit de tuin. ’s Morgens …, Nora, Dirk, Peters, Bijlstraat, Tilburg, Kerstmis, Pasen, Hare Majesteit, God, Nederland, de Volkskrant, Italiaans, Limburgs, Vlaming, Allerheiligen, Bijbel, Koran
• feest-tent, hand-doek, len-te-weer, avon-tu-ren-boek, plat-te-grond, ach-ter-blijven, ont-dek-kings-rei-zi-ger, cir-cus-num-mer, sport-wed-strijd, po-li-tie-bu-reau
A
B
I
R
D
E
I O
I O
R
R
R
C
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
A
B
C
D
E R
39