De Belgische ontwikkelingssamenwerking neemt de uitdaging aan 8 projecten van de Belgische Technische Coöperatie om de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen te halen
MILLENNIUM-ONTWIKKELINGSDOELSTELLINGEN
INHOUDSTAFEL Woord vooraf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 8 thema’s: Millennium-Ontwikkelingsdoelstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 De grootste armoede en honger uitbannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Basisonderwijs waarborgen voor iedereen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 De gelijkheid tussen de geslachten en de autonomie van vrouwen bevorderen . . 10 De kindersterfte terugdringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 De gezondheid van moeders verbeteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Strijd leveren tegen HIV/aids, malaria en andere ziekten . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Actief werken aan een duurzaam milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Werken aan een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling . . . . . . . . . . . . . . 20 Aanbevelingen van het VN Millenniumproject . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
1
2
WOORD VOORAF
De catastrofale tsunami heeft meer dan 280.000 slachtoffers geëist en miljoenen mensen dakloos gemaakt. Maar gelukkig is in de dagen en weken nadien gebleken dat ook solidariteit een mondiaal verschijnsel is. Deze gigantische natuurramp, die nagenoeg live op alle TV-zenders in de hele wereld te volgen was, is een keerpunt in de geschiedenis van de internationale humanitaire hulp. 75 rijke en minder rijke landen hebben op verzoek van de Verenigde Naties in twee weken tijd maar liefst 800 miljoen dollar noodhulp verzameld. Miljoenen verantwoordelijke burgers toonden zich op zijn minst even gul door recordbedragen bijeen te brengen. Maar deze humanitaire crisis, die we via de televisie hebben ‘meegemaakt’, mag ons niet blind maken voor al de andere crisissen die ieder jaar ook miljoenen slachtoffers eisen, maar die niet door de media worden opgepikt omdat de pers er gewoonweg niet kan geraken. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de catastrofes in Afrika, aan de hongersnood veroorzaakt door de treksprinkhanen, aan de drama’s in Darfur of in de regio van de Grote Meren, waar de afgelopen jaren meer dan drie miljoen mensen het leven lieten. Ik denk aan de landen in het Zuiden, zowel in Afrika, Azië als Latijns-Amerika, die zonder de hulp van de internationale gemeenschap nooit een duurzame ontwikkeling op gang kunnen brengen. Daarom hebben de 189 staatshoofden en regeringsleiders in 2000 op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties beslist om tegen 2015 de armoede in de wereld met de helft te verminderen. Met dat doel werden acht zogenaamde Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen vastgelegd, die gericht zijn op algemeen basisonderwijs voor alle kinderen, de strijd tegen de honger, tegen aids en tropische ziekten, meer autonomie voor de vrouwen en de totstandbrenging van een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling. België draagt ook zijn steentje bij door 0,5% van zijn BNP te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Daarmee is ons land de elfde donor in de wereld. Bovendien heeft België zich geëngageerd om zijn ontwikkelingshulp nog op te voeren; tegen 2010 zal ons land 0,7% van zijn BNP besteden aan de realisatie van de ontwikkelingsdoelstellingen. Dat is de enige manier om rust en vrede in de wereld te brengen, waardoor ook de migratiespanningen zullen afnemen. Vorig jaar waren de militaire uitgaven in de wereld goed voor 1000 miljard dollar. Aan exportsubsidies werd 300 miljard besteed. Ontwikkelingshulp moest het stellen met slechts 60 miljard… Zonder in een naïef pacifisme te vervallen, denk ik dat de wereld een betere plek zal worden wanneer de verhouding tussen deze drie cijfers fors gecorrigeerd zal zijn. Want één ding is duidelijk: alles hangt samen. Het is een illusie te denken dat vrede zonder ontwikkeling mogelijk is, net zoals het onmogelijk is de ontwikkeling te doen slagen zonder vrede. Daarom is ontwikkelingssamenwerking een politieke materie die alleen op mondiaal vlak kan worden aangepakt. Vandaag, vijf jaar na de Millenniumverklaring, lijkt de weg nog eindeloos lang. Maar de wereld heeft bewezen dat solidariteit bestaat. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we de doelstellingen zullen halen.
ARMAND DE DECKER Minister van Ontwikkelingssamenwerking
3
8
4
MILLENNIUM-ONTWIKKELI
Thema’s Th
Aan het begin van het nieuwe millennium (2000) heeft de internationale gemeenschap de stellige beslissing genomen om de strijd aan te binden tegen de armoede. In de Millenniumverklaring hebben de 189 lidstaten van de Verenigde Naties zich ertoe verbonden tegen het jaar 2015 acht doelstellingen te realiseren: de Millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD). De doelstellingen zijn niet nieuw. Wat uniek is in de geschiedenis van de ontwikkelingssamenwerking, is de algemene consensus over de agenda en de concrete resultaten die moeten worden behaald. Alle landen moeten maatregelen nemen. De ontwikkelingslanden hebben de verantwoordelijkheid om een hervormingsbeleid uit te werken en het bestuur te versterken om de creatieve energie van hun bevolking vrij te maken en de zeven eerste MOD’s te halen. Ze kunnen daar echter niet in slagen zonder een nieuwe inbreng van de ontwikkelde landen op het vlak van hulp, eerlijke handelsregels en schuldverlichting (MOD 8). België levert een actieve bijdrage aan de realisatie van de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen. In 1999 heeft ons land zich ertoe verbonden de middelen voor ontwikkelingssamenwerking elk jaar te verhogen, om ze uiterlijk tegen 2010 op ten minste 0,7% van het BNP te brengen. De Belgische Technische Coöperatie, het uitvoeringsagentschap van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, wil met dit rapport haar werk op het terrein illustreren. Acht projecten, gekozen uit de ongeveer 260 projecten die in 2003 in uitvoering waren, geven een beeld van het dagelijks werk van mannen en vrouwen die de strijd aanbinden tegen de armoede in de wereld.
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
MILLENNIUMDOELEN
5
INGSDOELSTELLINGEN 1 - De grootste armoede en honger uitbannen 2 - Basisonderwijs waarborgen voor iedereen 3 - De gelijkheid tussen de geslachten en de autonomie van vrouwen bevorderen 4 - De kindersterfte terugdringen 5 - De gezondheid van moeders verbeteren 6 - Strijd leveren tegen HIV/aids, malaria en andere ziekten 7 - Actief werken aan een duurzaam milieu 8 - Werken aan een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling
6
Democratische Republiek Congo: lokaal voedselzekerheidsproject voor een structurele versterking van de regionale economie 1 - DE GROOTSTE ARMOEDE EN HONGER UITBANNEN
Tussen 1990 en 2015 het aantal mensen dat moet leven van minder dan één euro per dag met de helft terugdringen. Tussen 1990 en 2015 het percentage van mensen die honger lijden met de helft verminderen
Een nieuwe aanpak in Rwanda: de Belgische ontwikkelingssamenwerking neemt de zaaigoedsector onder handen Om de basisvoedselzekerheid in Rwanda te garanderen, werkt de BTC aan de formulering van een project voor onderzoek en productie van basiszaden. 85% van de Rwandese bevolking leeft van de landbouw. Het gaat hoofdzakelijk om overlevingslandbouw. Maar de percelen, die door erfenis worden verworven, worden steeds kleiner en kunnen niet langer voldoen aan de behoeften van de gezinnen. Er zijn dus twee mogelijkheden: ofwel de voedingsmiddelen waaraan er een tekort is invoeren, ofwel de landbouwproductiviteit opvoeren. Door het herstel van het plantaardig genetisch kapitaal van het land (dat werd vernietigd door de oorlogen) toe te vertrouwen aan België, kan Rwanda zijn geavanceerde ervaring in de tropische landbouwkunde veiligstellen. Het hoofddoel van dit nieuwe project, dat in 2005 van start gaat, is de voedselzekerheid van miljoenen Rwandese kleine producenten te verbeteren door hen zaaigoed van goede kwaliteit ter beschikking te stellen. Het zaaigoed is
aangepast aan de plaatselijke agronomische en klimatologische omstandigheden en wordt gedistribueerd via een productieen verkoopcircuit dat aan de privé-sector is toevertrouwd. In eerste instantie is het zaak om voldoende variëteiten te herstellen om aan de vraag te kunnen voldoen en om een zo breed mogelijke toegang tot het veredelde zaaigoed te garanderen (met het oog op een betere productiviteit). Maar ook andere elementen moeten in aanmerking worden genomen: het risico bestaat dat men zich uitsluitend gaat concentreren op de zaaigoedsector zonder dat men kijkt naar de meststoffen, de pesticiden en de beschikbaarheid ervan. Naderhand moet ook de omvang van de markt en de toegang ertoe worden geëvalueerd. Het project, met een budget van zes miljoen euro, omvat dus vele verschillende componenten. Na vier jaar moet het Rwanda in staat stellen een bijdrage te leveren tot de voedselzekerheid van zijn eigen bevolking.
In de haven van Kinshasa1 Een schuit baant zich een weg tussen de talloze scheepswrakken in de haven van Kinshasa. Het lossen kan beginnen. Zo’n 2000 ton maïs, geteeld in de stroomopwaarts gelegen provincie Bandundu, zal via humanitaire organisaties worden verdeeld onder de meest kwetsbare bevolkingsgroepen van de hoofdstad: thuisloze kinderen, aidswezen, oorlogsvluchtelingen… Kinshasa zou meer dan 30.000 straatkinderen tellen, van wie er velen de nacht doorbrengen op de begraafplaatsen. “Dit plaatselijke initiatief, dat de steun geniet van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, is er in de eerste plaats op gericht de lokale maïsproductie aan te moedigen. De oogst wordt volledig naar de hoofdstad verscheept, aangezien de dorpsbewoners van Bandundu vooral maniok eten”, verklaart projectleider Jean-Marie Ngaleko. “Deze arme boeren krijgen zo een hoger inkomen. Ze kunnen hun huis inrichten, een karretje of een fiets kopen en vooral hun kinderen naar school sturen, een van de dringendste uitdagingen in ons land.” 1
Uittreksel uit het artikel ‘Congo - Au fil du fleuve’, verschenen in Le Vif/L’Express van 1 oktober 2004 - Olivier Rogeau
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Voedselhulp aan kwetsbare bevolkingsgroepen Start: 2002/2003 – 2003/2004 Duur: telkens 1 jaar Budget van België: 1 000 000 € per operatie Doel: de gevolgen van de armoede verminderen door de kwetsbare bevolkingsgroepen voedselhulp te bieden en de productie van maïs tegen een eerlijke prijs te bevorderen.
Haut-Congo Evenaarsprovincie Noord-Kivu
Oost-Kasaï Kinshasa Bas-Congo
Zuid-Kivu Maniema
Bandundu West-Kasaï
Katanga
Vraag en aanbod op elkaar afstemmen 70% van de Congolese bevolking heeft te weinig te eten. Paradoxaal genoeg bezit het land voldoende hulpbronnen om de hele bevolking te voeden. In Bandundu, een regio waar maïs wordt verbouwd, op 300 km van Kinshasa, stuiten de kleine boeren op twee grote hinderpalen om hun oogst aan de man te brengen. Enerzijds zijn de prijzen die ze krijgen veel te laag om er comfortabel van te kunnen leven of om nog te kunnen investeren in gereedschap. Anderzijds wordt de toegang tot de hoofdstad sterk bemoeilijkt door transportproblemen en beschadigde of slecht onderhouden wegen. Aan de andere kant van de productieketen, in Kinshasa, zijn duizenden straatkinderen, aidswezen, oorlogsvluchtelingen en “kwetsbare volwassenen” aangewezen op eventuele hulp om te overleven. Het project van de Belgische ontwikkelingssamenwerking steunt op het initiatief van een plaatselijke organisatie voor plattelandsontwikkeling (de NGO BUACO) om de voedselzekerheid van de armste inwoners van Kinshasa te verbeteren, en tegelijkertijd de kleine producenten uit Bandundu een afzetmarkt te garanderen. Concreet krijgen 10.000 kleine producenten een aanmoedigingsprijs voor hun oogst. Deze prijs stelt hen in staat in hun levensbe-
hoeften te voorzien en hun teelt in de beste omstandigheden te organiseren. Gegroepeerd in coöperatieven krijgen ze hulp van BUACO om de oogst te plannen en te vervoeren naar 85 tussenliggende gemeenten met de vrachtwagen of tot in Kinshasa via de stroom. In de hoofdstad krijgen 47.000 mensen voedselhulp in de vorm van lokaal geteelde maïs.
Structureel werken voor een zekere impact op lange termijn Met dit kleine project wil de BTC structureel werken aan de plattelandsontwikkeling van de hele regio. De aanpak gaat veel verder dan voedselhulp. De plaatselijke gemeenschap krijgt de kans om zich de mechanismen echt toe te eigenen. Met de rechtstreekse medewerking van alle betrokken partijen (lagere overheden, NGO’s, privé-sector) beoogt de Belgische overheidssteun een langetermijneffect, omdat dit in ieders belang is. Zo worden de wegen opnieuw onderhouden, zodat de maïs naar de rivier kan worden getransporteerd. Dankzij de eerlijke prijs die hun wordt geboden, kunnen de plattelandsbewoners een toekomst tegemoet zien, hun oogst plannen (de maïsproductie is in de regio met 178 % gestegen) en zelfs een zeker bedrag besteden aan gezondheidszorg of onderwijs. Tot slot worden de begunstigden in de straten van Kinshasa niet langer elke dag geconfronteerd met ondervoeding.
GETUIGENIS In welke mate kampt de Congolese bevolking met honger? Decennia van slecht beheer en opeenvolgende gewapende conflicten hebben de Democratische Republiek Congo (DRC) in een complexe humanitaire crisis ondergedompeld. Tal van velden en landbouwbedrijven in het oosten van het land werden Patrick Kakwata, achtergelaten, en de landbouwopbrengst is technisch aanzienlijk gedaald. In maart 2003 behoorde assistent de DRC volgens de ranglijst van de FAO tot de 25 Afrikaanse landen die kampen met een ernstig voedseltekort. In 10 jaar tijd (tussen 1990 en 2000) is het aantal ondervoede mensen meer dan verdubbeld, van 15 naar 32 miljoen. 27 % van de Congolese gezinnen moet het stellen met één maaltijd per dag. Hoe is het idee voor dit project ontstaan? Wij hebben in de eerste plaats een informele groep opgericht die werd gevormd door vertegenwoordigers van DGOS1, de Belgische NGO Solidarité Socialiste, haar Congolese tegenhanger BUACO en de BTC. De groep had er al meer dan een jaar werk op zitten voor ze haar voorstel deed aan de Belgische regering, die het aanvaardde: de voedselhulp zou gebaseerd zijn op plaatselijke aankopen van levensmiddelen, en niet op de import van voeding zoals het tot dan toe gebeurde via het Voedselprogramma van de Verenigde Naties (WFP) met Belgische fondsen. Voor mij vormt de Belgische voedselhulp hier een van de meest geschikte strategieën voor indirecte ondersteuning van de landbouwsector. Wat is de balans van het project vandaag? De lijst van geboekte resultaten is vrij lang. Ik vermeld hier slechts enkele belangrijke punten. In de eerste plaats hebben wij 10.000 boeren in staat gesteld hun maïsoogst op de markt te brengen onder gunstige voorwaarden (tegen het dubbele van de normale prijs). De maïsteelt werd hervat en is zich nu stevig in de regio aan het verankeren. De inkomsten van de producenten zijn aanzienlijk verhoogd zodat zij economische keuzes hebben kunnen maken, zoals enerzijds voor de aankoop van fietsen, cement, zonnepanelen, huizen in plaatstaal, en anderzijds voor sociale uitgaven (bouw van een school en een gezondheidscentrum). De dorpelingen zijn de lokale wegen weer gaan onderhouden. Bovendien bereikte de voedselhulp 47.000 kwetsbare inwoners van Kinshasa. Was het gemakkelijk de boeren van Bandundu te overtuigen om maïs te gaan verbouwen, terwijl ze zelf vooral maniok eten? De boeren teelden al maïs, maar op kleine schaal, als groente. De bewustmakingscampagne heeft hen al snel overtuigd van het nut om te investeren in maïs als opbrengstgewas. Hun voedingsgewoonten zijn echter niet fundamenteel veranderd: ze eten vooral chikwanga, bereid op basis van maniok. Maar in sommige gezinnen komt ook al fufu op tafel, bereid op basis 1
Directoraat-generaal voor Ontwikkelingssamenwerking
7
8
Mali: een nieuw instrument voor een grootschalige aanpak van het onderwijs
2 - BASISONDERWIJS WAARBORGEN VOOR IEDEREEN
Ervoor zorgen dat alle jongens en meisjes tegen 2015 de lagere school volledig kunnen doorlopen
Het onderwijsbeleid van Mali Sinds 2001 steunt België het Tienjarenprogramma voor de ontwikkeling van het onderwijs (PRODEC) in Mali. Dit ambitieuze programma heeft betrekking op alle onderwijsgraden en -types. PRODEC bepaalt de onderwijsprioriteiten van Mali; het programma illustreert de wil van de regering om snel antwoorden te vinden voor de bestaande problemen. Het eerste doel is de kwaliteit van het lager, secundair, hoger en beroepsonderwijs te verbeteren. Op dit moment kampt Mali met verschillende moeilijkheden: er zijn niet genoeg scholen, de economische en sociale omstandigheden hebben tot gevolg dat kinderen moeten werken of dat meisjes minder vaak worden ingeschreven dan jongens. Andere onderdelen van het programma hebben betrekking op het gebruik van de moedertalen gecombineerd met het Frans, of op de opleiding van leerkrachten.
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
In het algemeen beoogt het programma de herstructurering van het onderwijssysteem door het op te nemen in de decentralisatie, de dialoog en het overleg tussen de regeringen van de donorlanden.
Begrotingshulp, een nieuw instrument voor een totaalaanpak Sinds enkele jaren ontwikkelt de BTC specifieke expertise op het gebied van begrotingssteun. Deze vorm van hulp omvat niet alleen een financieel onderdeel (de financiering van ontwikkelingsprogramma’s in het partnerland), maar behelst ook permanent politiek en technisch overleg met de betrokken regering over de geboekte vooruitgang. In het geval van PRODEC en het partnerschap ondertekend tussen de Malinese minister voor onderwijs en de 15 technische en financiële partners
(PTF), is België een van de leden (naast de Wereldbank en de andere agentschappen voor bilaterale samenwerking) die het programma financieren aan de hand van een doelgerichte begrotingssteun. Het partnerschap staat borg voor de samenwerkingsmethode en de manier van overleggen. Het is dus de Malinese overheid die de touwtjes in handen heeft. Zij moedigt de totaalaanpak aan door de technische en financiële partners te verplichten tot complementariteit en coherentie en door een harmonisering van de procedures te beogen. Om de activiteiten ten uitvoer te leggen, wordt een permanente politieke en technische dialoog met de Malinese regering georganiseerd: maandelijkse vergaderingen, gecombineerd met thematische vergaderingen (toegang, kwaliteit, beheer/ decentralisatie, niet-formeel onderwijs en beroepsonderwijs) maken de follow-up van het project en een nauwgezet beheer van het werk mogelijk. Deze ontmoetingen dragen bij tot een versterking van de
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Tienjarenprogramma voor de ontwikkeling van het onderwijs
GETUIGENIS
Start: 2001
Denkt u dat alle kinderen in Mali in 2015 toegang zullen hebben tot het lager onderwijs? In Mali is de bruto-scholingsgraad in de eerste cyclus gestegen van 58,1 % in 2000 tot 67 % in 2003 en 70 % in 2004. De netto-scholingsgraad bedroeg 53,4 % in 2004. Volgens de voorspelling Alexis Hoyaux, zal dit cijfer oplopen tot 83 % in 2015. technisch assistent Ondanks deze stijgingen en een merkbare vooruitgang zal het doel slechts worden bereikt als de economische groei alle gezinnen financieel in staat stelt hun kinderen naar school te sturen. Dat impliceert ook dat meer middelen voor het onderwijs worden vrijgemaakt en dat de ouders worden bewustgemaakt van het belang van onderwijs voor hun kinderen.
Duur: 3 jaar (1ste fase), verlengd met een jaar Budget van België: 6,9 miljoen € Totaal budget: 130 miljoen € Doel: Algemene ondersteuning van het Malinees nationaal programma voor de ontwikkeling van het onderwijs
Bamako
institutionele bekwaamheden van het ministerie van Onderwijs, doordat het meer verantwoordelijkheden krijgt.
Een geleidelijke benadering PRODEC omvat drie fasen: het Sectoraal Investeringsprogramma voor het Onderwijs (PISE - Programme d’Investissement Sectoriel en Éducation) PISE 1 (2001-2005), PISE 2 (20062008), PISE 3 (2009-2010). Na de eerste fase volgt de overgang naar een nieuw onderwijssysteem, nieuwe beheerswijzen en een efficiënter basisonderwijs.
Om dat proces te begeleiden, heeft de BTC ter plaatse een technisch adviseur afgevaardigd, die als toezichthouder een zeer belangrijke rol speelt. Hij woont alle technische vergaderingen bij, en als spilfiguur ter plaatse ziet hij erop toe dat de belangen van elkeen in aanmerking worden genomen (vakbonden, koranscholen, beroeps- en technische opleidingen…) en dat het programma open staat voor het ministerie van Werkgelegenheid en Beroepsopleiding en de gedecentraliseerde structuren (lokale overheden).
In welke zin is PRODEC een belangrijk programma? Het feit dat aanzienlijke budgetten worden vrijgemaakt, stelt het ministerie van Nationaal Onderwijs in staat de eerste fase van het programma tot op het einde te plannen en uit te voeren. De continuïteit van de acties is dus gegarandeerd en controle-instanties werden opgericht. Een geleidelijke harmonisatie van de procedures tussen de partners stelt het ministerie in staat tijd te winnen en haar begroting te controleren. Het partnerschap is zeer dynamisch. Tijdens de thematische commissies en de maandelijkse vergadering wordt de kwaliteit van de interventies besproken en in voorkomend geval verbeterd. Het enige probleempje is dat er vaak heel wat tijd verstrijkt voor de instemming van alle partners wordt verkregen. De gezamenlijke opdrachten vervangen de individuele opdrachten per agentschap en leiden tot de opstelling van een korte samenvatting die door iedereen wordt bevestigd, met daarin de officiële verklaring en de aanbevelingen voor de volgende zes maanden. Waaruit bestaat uw taak? Ik moet in de eerste plaats het programma en de Belgische staatssteun opvolgen. Mijn doorlopende aanwezigheid bij de partners om over duurzame akkoorden te onderhandelen en de technische vergaderingen te vergemakkelijken, neemt een groot deel van mijn tijd in beslag. Om een evenwicht tussen de partners en het ministerie te garanderen, heeft België het voorzitterschap van de technische en financiële partners op zich genomen voor een periode van zes maanden. Als adviseur terzake heb ik geholpen bij de samenstelling van de multisectorale en interministeriële thematische commissie van de beroepsopleidingen, die daarna geformaliseerd werd. In welk opzicht verschilt uw taak van die van een “traditionele” technisch assistent? In de follow-up van het programma ligt het grote verschil tussen het werk van een technisch assistent en mijn taak in de dimensie van de interventie en van het partnerschap: ik verdedig in de eerste plaats de belangen van het ministerie van Nationaal Onderwijs en van het partnerschap, en niet alleen die van België. Aangezien er heel wat partnerschappen zijn, is er een reëel gevaar dat de technische kant van de debatten ingewikkeld wordt. In het algemeen zijn de debatten van zeer hoge kwaliteit en vereisen ze deelnemers die de materie perfect beheersen. Het is overigens van het grootste belang dat men in verstaanbare termen kan communiceren met de gedecentraliseerde structuren en de scholen.
9
Cambodja: prioriteit aan de integratie van meisjes 10
3 - DE GELIJKHEID TUSSEN DE GESLACHTEN EN DE AUTONOMIE VAN VROUWEN BEVORDEREN
De ongelijkheid tussen jongens en meisjes in het lager en het secundair onderwijs tegen 2005 wegwerken, en in alle onderwijsniveaus uiterlijk tegen 2015
Het verhaal van Sopheak
1
De 14-jarige Sopheak, die wees werd toen haar militaire vader door een mijn werd gedood toen ze nog een baby was, is de tweede van vier dochters die worden opgevoed door Sophat. Haar oudere zus heeft de schamele strohut al geruild voor een leven in Siem Reap, waar ze danst in een van de grote hotels. De drie jongere meisjes zijn nog thuis, onder wie Cham, de jongste (10 jaar), en Mao (13 jaar). ”Ik wil dat mijn meisjes naar school gaan zodat ze een goede baan kunnen vinden en een ander leven leiden dan het mijne”, verzucht hun moeder. Sopheak koestert een kinderdroom: als gids toeristen rondleiden op de site van Angkor, vlakbij de plek waar ze is opgegroeid. Elke ochtend staat ze voor dag en dauw op om haar moeder een handje toe te steken, waarna ze een wankel kraampje opzet tegenover de oostelijke Mebon. Mao en Cham komen haar al snel gezelschap houden, hun armen vol koeken die Sophat heeft gebakken, met daarbij nog 1 2
een hoop kleurrijke vruchten. De 3000 riels2 die ze elke dag verdienen met deze geïmproviseerde handel volstaan niet om het hele gezin twee maaltijden per dag voor te schotelen, en nog minder om het meisje naar een secundaire school te kunnen sturen. Met de beurs die ze dit jaar (net als haar zussen) krijgt van de Belgische Technische Coöperatie (BTC), kan ze naar het eerste jaar van de secundaire school in het dorpje Ta Koh in het district Banteay Srei, ten westen van Siem Reap. Het bedrag van 90 dollar dat ze elk jaar krijgt van het sociaal fonds dat werd aangelegd door de BTC om de armsten onder de armen te hulp te komen, volstaat voor de aankoop van de schoolbenodigdheden, de uniformen en de kostbare fiets zonder dewelke de schoolpoort gesloten zou blijven voor de kinderen van Sophat. “Het was de directeur van de lagere school in ons dorp die me heeft aangesproken over dit programma. Het is een kans voor mijn dochters”, bedankt de moeder met een buiging. 43 van de 639 studenten van Ta Koh krijgen een beurs van de BTC.
Uittreksel uit het artikel van Frédéric Loore uit La Libre Match 4000 riels zijn 1 $ waard
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
Een project “op maat” voor de meisjes De Cambodjaanse regering geeft blijk van een zeer duidelijke politieke wil inzake de gelijke behandeling van vrouwen en mannen. Deze visie wordt direct weerspiegeld in het onderwijsbeleid, dat deze gelijkheid hanteert als een prioriteit. Om de toegang van meisjes tot de scholen te bevorderen, voorziet het strategisch plan in de aanwerving van vrouwelijke leerkrachten en vrouwelijk educatief personeel, de integratie van het thema “gender” in de planning, de invoering en de evaluatie van de projecten, evenals de bewustmaking van de gezinnen en de gemeenschap. Het Basic Education and Teacher Training Project (BETT), dat werd opgezet door de BTC in de provincies Siem Reap, Otdar Meanchey en Kampong Cham, sluit perfect aan bij de nationale strategie van Cambodja. Het project is erop gericht de kwaliteit van het basisonderwijs te verbeteren en de toegang tot het basisonderwijs te vergemakkelijken; daartoe zijn een hele
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Basisonderwijs en opleiding van leerkrachten in de provincies Siem Reap, Otdar Meanchey en Kampong Cham (BETT) Start : 2003 Duur : 3 jaar Budget : 8 750 000 € Doel : De kwaliteit van het basisonderwijs verbeteren en de toegang van meisjes en jongens tot het onderwijs op een eerlijke manier bevorderen
PHNOM PENH
reeks van maatregelen gepland die specifiek op meisjes zijn toegesneden. Om de toegang tot het basisonderwijs voor alle kinderen te bevorderen, voorziet het zeer ambitieuze project in de bouw en de renovatie van scholen (500 klaslokalen). Een eerste proefschool werd opgericht. Ze zal dienen als model voor de bouw van andere scholen (waaronder een schoolboot op het meer Tonle-Sap). In deze nieuwe scholen wordt bijzondere aandacht besteed aan de hygiëne: er zijn afzonderlijke toiletruimten voor de meisjes. Een tweede maatregel om de toegang te bevorderen is het toekennen van beurzen aan de armste kinderen. Het project moedigt de minst bemiddelde kinderen aan om hun schooljaar af te maken en de ouders om hun dochters niet te discrimineren. Gevolg: 60 % van de 1200 beurzen die dit jaar werden uitgereikt, ging vrijwillig naar meisjes. Het tweede doel van het project is de kwaliteit van het onderwijs te verhogen door de leerkrachten en het educatief personeel op te leiden. Concreet
voor de meisjes bevordert het project de aanwerving van vrouwelijke leerkrachten, als rolmodel voor de leerlingen en om de ouders gerust te stellen. Het onderwijzend personeel, bewustgemaakt voor de schoolintegratie van meisjes, wil hen zelfvertrouwen bijbrengen en voorkomen dat de stereotypen die verband houden met de mannelijke en vrouwelijke rolpatronen worden doorgegeven. In de pedagogische instituten wordt de inschrijving van meisjes bevorderd door de herinvoering van slaapzalen. Het BETT is een voorbeeld van de integratie van het aspect “gender” op alle niveaus, tot in de samenstelling van het projectteam toe.
GETUIGENIS Hoe is de situatie van de meisjes in Cambodja? De gelijke behandeling van meisjes en jongens in het onderwijs is een van de prioriteiten van de regering. Maar ondanks de reële politieke wil en de reeds aangevatte actieprogramma’s is er nog een Iris Uyttersprot, technisch lange weg te gaan voordat er in Cambodja assistente gelijkheid is tussen meisjes en jongens in het lager en secundair onderwijs. Het land kampt op dit moment nog met verschillen op alle niveaus. Van de 10 mannen ouder dan 15 jaar kunnen er 8 lezen en schrijven, tegen slechts 6 vrouwen. Er zijn tussen 10% en 20% meer jongens dan meisjes in de lagere scholen. In het algemeen gaan de meisjes later naar school en zetten ze hun schoolloopbaan gemakkelijker stop, vaak nog voor ze naar het secundair onderwijs gaan. Slechts heel weinigen onder hen belanden uiteindelijk in het hoger onderwijs. Welke resultaten werden al geboekt door dit project? Op een jaar tijd kunnen wij spreken over resultaten op verschillende niveaus. In de eerste plaats hebben wij de plaatselijke en provinciale verantwoordelijken voor onderwijs bewustgemaakt van de problemen die verband houden met de gelijke toegang van meisjes en jongens tot het onderwijs. Wij hebben een database aangelegd en werkmiddelen ontwikkeld om de locatie van de toekomstige scholen te bepalen en de begunstigden van onze beurzen te selecteren. Een specifiek programma, de “double poverty targeting strategy”, stelt ons in staat te kiezen. Wij hebben plaatselijke comités opgericht om de beurzen te beheren en hebben dit jaar 1200 begunstigden geselecteerd. Wat de bouw van scholen betreft, werd een eerste proefproject opgezet en hebben wij plaatsen gekozen voor de bouw van nieuwe klaslokalen. Wat zijn de sterke punten van het project? Voor mij gaat het in de eerste plaats om de betrokkenheid van de gemeenschap: de medewerking van alle betrokken partijen, de decentralisatie van de besluitvorming, het partnerschap en de coördinatie met het ministerie van Onderwijs, Jeugd en Sport en de andere internationale partners. Maar ik denk ook dat het te vroeg is om conclusies te trekken op het vlak van de impact. De scholen moeten nog worden gebouwd en de beursstudenten moeten worden begeleid. Wij leren van het terrein dat het beursprogramma een ingrijpende impact heeft voor zowel arme meisjes als arme jongens, maar het is nog te vroeg voor veralgemeningen.
11
12
Niger: Een meerdimensionale benadering om de gezondheid van de kinderen te verbeteren
4 - DE KINDERSTERFTE TERUGDRINGEN
Tussen 1990 en 2015 het sterftecijfer van kinderen tot vijf jaar met twee derde reduceren
De trend omkeren De sterfte van kinderen tussen 0 en 5 jaar is een goede indicator van het ontwikkelingsniveau van een land. Hoe armer het land, hoe hoger de kindersterfte. Een dertigtal jaar geleden stierf wereldwijd 1 kind op 5 vóór zijn vijfde verjaardag. Sindsdien is de kindersterfte snel gedaald in tal van landen. Maar sinds de jaren ’90 is deze vermindering in Niger vertraagd, net als in andere landen die tot de armste ter wereld behoren.
Ontwikkeling van geïntegreerde gezondheidsdiensten De eerste levensjaren van een kind zijn uiterst moeilijk. Luchtweginfecties, diarree, mazelen, malaria, hiv/aids en ondervoeding zijn verantwoordelijk voor de meeste sterfgevallen. Daarbij komen nog de talloze baby’s die in hun eerste levensmaand sterven door complicaties tijdens de zwangerschap of de bevalling. Toch kan bijna twee derde van deze
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
sterfgevallen worden vermeden indien de kinderen gevaccineerd worden en indien er een betere hygiëne zou zijn. Dat onderstreept meteen de belangrijkheid van gezondheidsdiensten in de buurt die ten minste aan deze behoefte kunnen voldoen. Met andere woorden: elk project dat de ontwikkeling van gezondheidsdiensten ondersteunt, heeft een directe impact op de kindersterfte. Het project ter ondersteuning van de ontwikkeling van de gezondheidsdistricten in het departement Dosso in Niger, dat toegespitst is op de verbetering van de gezondheidsdiensten in hun geheel, omvat verschillende aspecten die verband houden met de kindersterfte. Het beoogt onder andere de verhoging van de vaccinatiegraad, de bouw van nieuwe gezondheidscentra voor bevolkingsgroepen die zeer afgelegen wonen, de invoering van een evacuatiedienst voor ernstig zieke kinderen en een betere verzorging van de zieke kinderen in de ziekenhuizen. Meer specifiek werden initiatieven genomen om het aantal geneesheren in het gebied te verhogen. Het verzorgend personeel werd opgeleid om beter diagnoses te kunnen stel-
len en om bijvoorbeeld luchtweginfecties en malaria beter te kunnen behandelen. Er werd een specifieke inspanning gedaan om zoveel mogelijk structuren te voorzien van de uitrusting die nodig is om de curatieve en preventieve activiteiten te garanderen. Het verbeteren van de toegang tot de gezondheidszorg is een eerste stap in de richting van een vermindering van de kindersterfte, maar over een langere termijn beschouwd moeten ook andere sectoren in aanmerking worden genomen.
Gelijktijdig handelen op alle fronten In Dosso moedigt de Belgische samenwerking een synergie aan tussen het gezondheidsproject en andere initiatieven van Belgische staatssteun in de regio. Tegelijk met de ondersteuning van de ontwikkeling van de gezondheidsdistricten heeft de BTC twee complementaire projecten uitgevoerd: een project voor drinkwatervoorziening en een project om de inkomens van de vrouwen te verhogen. Deze interventies hebben het gemeenschappelijke doel dat ze de
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Steun aan de gezondheidsdistricten van het departement Dosso Start : 2001 Duur : 4 jaar Budget : 6 801 000 €
GETUIGENIS
Doel : de gezondheidsdiensten van Dosso ontwikkelen en verbeteren
Niamey
levensomstandigheden van de bevolking verbeteren en tegelijk bijdragen tot de strijd tegen de kindersterfte. In het geval van het drinkwatervoorzieningsproject mikt men rechtstreeks op een daling van de sterfte door het terugdringen van ziekten die verspreid worden via water, zoals diarree en cholera, in het bijzonder bij kinderen tussen 0 en 5 jaar. Dankzij het tweede project, de verhoging van de financiële middelen van de vrouwen, krijgen de kinderen een betere voeding en wordt de toegang tot verzorging op financieel vlak vergemakkelijkt. De synergie tussen de drie projecten is slechts de eerste stap in de richting van een meer geïntegreerde benadering.
Een strategischer benadering met het Gezondheidsontwikkelingsplan (Plan de Développement Sanitaire - PDS) Vanaf 2005 zullen de verschillende gezondheidsprojecten van de BTC in
Niger wijken voor één geïntegreerd programma dat resoluut aansluit bij het Gezondheidsontwikkelingsplan, dat zelf in de lijn ligt van de strategische oriëntaties van het ministerie van Volksgezondheid. Het PDS, dat gepland is voor een periode van vijf jaar, geeft een totaalvisie op het gezondheidssysteem waarbij alle onderdelen van het programma moeten samenwerken. Het is de bedoeling dat institutionele ondersteuning wordt geboden aan het ministerie van Volksgezondheid, aan onderzoek en de opleiding van gezondheidsambtenaren, aan het nationaal ziekenhuis van Niamey (orthopedie/traumatologie) en de stedelijke gezondheid in Niamey. Intussen draagt het programma ook bij tot de ontwikkeling van het gezondheidsdistrict van de regio Dosso. De Belgische steun, gestructureerd in de vorm van een “programma”, levert een aanzienlijke verbetering op voor de kwaliteit van en de toegang tot de gezondheidszorg voor de bevolking van Niger, en garandeert tegelijk de coherentie van de nationale strategie.
Wat zijn de precieze doelstellingen van het PDS op het vlak van de kindersterfte? De kindersterfte in Niger wordt vandaag geraamd op 274 ‰ en het nieuwe Gezondheidsontwikkelingsplan hoopt dat cijfer met 25 % te verminderen tegen 2009. Deze “bescheidenheid” is onder andere toe te schrijven aan het feit dat de kinPaul De Munck, dersterfte in Niger tussen 1992 en 1998 technisch slechts gedaald is van 323 tot 280‰. Het assistent verleden maant dus tot voorzichtigheid; de vermindering van de kindersterfte is niet alleen afhankelijk van de efficiëntie van het gezondheidssysteem, maar ook van andere factoren zoals de sociaal-economische omstandigheden, het onderwijs, de voedselvoorzieningen die rechtstreeks verband houden met de klimaatomstandigheden enz. De vermindering van de kindersterfte houdt dus ook in grote mate verband met de prestaties van de PSRP in het algemeen. Wat is er zo bijzonder aan het nieuwe Gezondheidsontwikkelingsplan? Het PDS is een zeer ambitieus programma dat zal worden gespreid over vier jaar, met een budget van 11 miljoen euro. Het is de vrucht van een collectief werk van alle technische en financiële partners die zich, vanaf het begin, gezamenlijk hebben ingezet. In een programmabenadering van echt medezeggenschap is het de Nigerese regering die vandaag de taak heeft de verschillende partners te coördineren. Het PDS omvat vernieuwende aspecten: voor het eerst wordt het probleem van de ondervoeding aangekaart in een gezondheidsprogramma. Een specifiek accent wordt gelegd op de gezondheid van de moeder en de gezondheid van het kind. Niger blijft een van de armste landen ter wereld. Hoe past de samenwerking in deze context? Niger is een land met een schrijnend gebrek aan hulpbronnen, zowel financieel (van de staat) als wat mensen betreft: er zijn bijvoorbeeld slechts 250 artsen voor 12 miljoen inwoners! De ontwikkeling van Niger verloopt langzaam, wat niet betekent dat onze inspanningen ijdel zijn, integendeel. De inspanningen die wij al dertig jaar leveren in het district Dosso worden erkend en België neemt het voortouw in de gezondheidssector in Niger. De ontwikkeling blijft echter een werk van lange adem dat moet worden voortgezet in de komende decennia. Het is meer dan ooit noodzakelijk te investeren in hulp aan Niger, dat een prioritair land moet blijven.
13
14
Kenia: De gezondheid van moeders verbeteren door zich te richten tot de jonge vrouwen
5 - DE GEZONDHEID VAN MOEDERS VERBETEREN
Tussen 1990 en 2015 het sterftecijfer van vrouwen op het kraambed met drie kwart terugdringen Een nieuwe efficiënte methode: de onvervulde verloskundige behoeften (Unmet Obstetrical Needs (UON) In verschillende partnerlanden van België blijkt de UON-methode (gecoördineerd door het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen) een zeer interessante benadering. Uitgaande van het principe dat de gezondheidsdiensten meer kunnen doen om de risico’s van zwangerschap en bevalling te verminderen, baseert de methode zich op de statistieken van de ziekenhuisregisters. District per district en regio per regio worden de verschillen in kaart gebracht tussen het aantal vrouwen dat een grote verloskundige ingreep had moeten krijgen, en het aantal vrouwen dat er ook echt toegang toe heeft gehad. Vervolgens wordt de lokale gemeenschap gesensibiliseerd. In de dorpen waar de verhalen van vrouwen die in het voorbije jaar zijn gestorven nog vers in het geheugen liggen, wordt nagedacht over wat men kan doen om dergelijke sterfgevallen te voorkomen. De oplossing komt van de gemeenschap zelf. In sommige gevallen wordt beslist een tontine samen te stellen zodat er geld beschikbaar is voor noodgevallen; in andere gevallen wordt een chauffeur aangesteld die een wagen ter beschikking krijgt om de vrouwen snel naar het ziekenhuis te brengen wanneer dat nodig is. Elk geval is anders en vergt een aangepaste oplossing. In landen waar de moedersterfte hoog is, heeft deze eenvoudige en goedkope methode de verdienste dat veranderingen snel ingang vinden, zowel op nationaal als op lokaal vlak, met het engagement van de hele gemeenschap.
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
Het leven geven en sterven
Waarom sterven de moeders?
Ieder jaar sterven 500.000 vrouwen aan de directe gevolgen van een zwangerschap of een bevalling; 99% van hen woont in een ontwikkelingsland. Hoewel de meeste gezondheidsindicatoren in deze landen de afgelopen twee decennia zijn verbeterd, is er op het vlak van de moedersterfte nog niet zo veel veranderd.
Bloedingen, infecties, complicaties tijdens de zwangerschap en moeilijke bevallingen liggen aan de oorsprong van meer dan 60% van de moedersterfgevallen. Indirecte oorzaken zoals bloedarmoede, malaria of hartziekten zijn verantwoordelijk voor een vijfde van deze overlijdens. In de ontwikkelingslanden lijdt ongeveer 60% van de zwangere vrouwen aan bloedarmoede, wat hun eigen overlevingskansen en die van hun baby’s vermindert. 13% van de overlijdens is bovendien het gevolg van risicoabortussen, of ze nu worden uitgevoerd door de vrouwen zelf of door mensen die hiervoor niet zijn opgeleid en die gevaarlijke technieken gebruiken, zonder enige hygiëne.
Volgens het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (2003) liggen de landen met het hoogste moedersterftecijfer in Afrika. Zo waren er – in 2000 – 1564 moedersterfgevallen voor 100.000 geboortes in Kenia, 1408 in Tanzania, 1258 in Rwanda, 1135 in Mali en zo’n 900 in Burundi, Mozambique en Oeganda, en dan vermelden we slechts enkele interventielanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Ter vergelijking: in België waren er 10 overlijdens per 100.000 levend geboren kinderen.
Maar de hoofdoorzaak van de hoge moedersterfte is het gebrek aan toegang tot de nodige verzorging, om zowel geografische als financiële redenen. Over de hele wereld beschouwd, is bij slechts 56% van de bevallingen geschoold gezondheidspersoneel aanwezig; in sub-Saharaans Afrika geldt dit zelfs voor slechts 38% van de bevallingen.
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Reproductieve gezondheid in het district Makueni Start : 2001 Duur : 4 jaar Budget : 2 608 000 € Doel : de reproductieve gezondheid van de bevolking verbeteren, en met name die van jongeren, zwangere vrouwen, kleine kinderen en seksueel actieve personen
Nairobi
In de ontwikkelingslanden blijft de toegang tot de ziekenhuizen zeer moeilijk voor de meerderheid van de plattelandsbevolking en tal van ziekenhuizen zijn niet in staat de essentiële zorg te verstrekken, met name chirurgie en bloedtransfusies. Tot slot heeft de ongelijkheid tussen de geslachten het gevolg dat vrouwen vaak te weinig controle hebben over de economische middelen van het gezin, maar ook geen recht om beslissingen te nemen, zelfs wanneer het om hun eigen gezondheid gaat.
Een totaalaanpak Om de moedersterfte tegen te gaan, is het gezondheidsbeleid van België erop gericht de gezondheidssystemen in hun geheel te versterken. De hoofdoorzaak van de moedersterfte is de geografische en financiële ontoegankelijkheid van geneeskundige verzorging. Daarom concentreert de BTC haar werk op het verstrekken van goede, betaalbare geneeskundige verzorging in de buurt. Op lange termijn zal de werkelijke vooruitgang kunnen worden gemeten aan de verbetering op het vlak van de gezond-
heidszorg, maar ook aan de betere positie van de vrouw in de maatschappij, een betere voeding en kwaliteitsonderwijs.
Prioriteit aan de jongeren Het Belgisch-Keniaanse project voor reproductieve gezondheid in het district Makueni hecht bijzonder belang aan de gezondheid van de adolescenten, die het meest kwetsbaar zijn tijdens een bevalling. Zo hebben jonge meisjes tussen 15 en 19 jaar oud twee keer meer kans om te sterven op het kraambed dan vrouwen ouder dan 20 jaar. In Kenia is de helft van de vrouwen bij de geboorte van hun eerste kind jonger dan 20. Het project voorziet in de voortgezette opleiding van het gezondheidspersoneel van het district in het gebruik van nieuwe methoden en technieken. Een specifiek onderdeel heeft betrekking op de bewustmaking van seksueel actieve vrouwen en jongeren om de overdracht van hiv/aids tegen te gaan. Ze worden aangemoedigd om een beroep te doen op de reproductieve gezondheidsdiensten, waarvoor speciaal een jongerencentrum werd opgericht. Het project brengt de methoden voor gezinsplanning onder de aandacht in de gemeenschap en bij het verzorgend personeel.
GETUIGENIS Kunt u vandaag al een tussentijdse balans opmaken van het project? In de voorbije vijf jaar is het moedersterftecijfer gedaald van 590 naar 414 overlijdens op 100.000 levend geboren kinderen. Dankzij de opleidingen is de kwaliteit van de gezondheidsdiensten verbeterd, het aantal consultaties is toegenomen en het aantal geregistreerde verloskundige Béatrice Ndarugirire, gevallen in het districtsziekenhuis gaat in technisch stijgende lijn. assistente Afgezien van deze positieve cijfers ligt de kracht van het project in het reële partnerschap tussen het plaatselijke technische team, het ministerie van Gezondheid en de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Het plaatselijke team is nu in staat zijn gezondheidswerkers op te leiden, uit te rusten en te superviseren. De bewustmaking van verschillende groepen van de gemeenschap, uitgaande van de moeders, maar waarbij men zich ook richt tot de jongeren, heeft vruchten afgeworpen en heeft bijvoorbeeld aids bespreekbaar gemaakt, of heeft het mogelijk gemaakt mannen aan te werven om te helpen bij de reproductieve gezondheidsdiensten. Hoe werd deze nieuwe dienst voor gezinsplanning aanvaard door de gemeenschap? Hoewel de gezinsplanning ruimschoots toegankelijk is, zijn er nog veel culturele barrières voor consultaties. De evaluatie toonde ons dat de dienst bijna uitsluitend door vrouwen werd bezocht, vandaar onze keuze om meer mannen te gaan sensibiliseren. Wat is de grootste moeilijkheid waarmee Kenia kampt, op het vlak van de gezondheid? De basisgezondheidsdiensten moeten in de eerste plaats worden verbeterd in termen van personeel. Daar is nog een groot tekort. De opleiding van de gezondheidswerkers, de uitrusting met werkmiddelen voor reproductieve gezondheid en de bewustmaking van de gemeenschap voor de dringendheid van de verloskundige zorg, zijn allemaal werklijnen die we moeten volgen om tot een betere werking van het nationale beleid inzake reproductieve gezondheidszorg te komen.
15
16
Rwanda: institutionele steun om de strijd aan te binden tegen malaria
6 - STRIJD LEVEREN TEGEN HIV/AIDS, MALARIA EN ANDERE ZIEKTEN
Tegen 2015 de verdere verspreiding van HIV/aids stoppen en het aantal besmettingen doen afnemen. Tegen 2015 de verdere verspreiding van malaria en andere ernstige ziekten stoppen en de bestaande trend doen keren
Ondersteuning van het nationale beleid Malaria is een ernstig gezondheidsprobleem in Rwanda. Jonge kinderen, zwangere vrouwen en de plattelandsbevolking zijn de eerste slachtoffers. De ziekte bestrijden blijft een prioriteit voor het land, vooral doordat het probleem de laatste jaren in stijgende lijn lijkt te gaan. De ziekte is agressiever geworden door de toegenomen resistentie tegen de goedkope malariamiddelen die het vaakst worden gebruikt, zoals chloroquine. Overbevolking dwingt de mensen te verhuizen van de heuvels naar de warmere vlakten, die overspoeld worden door muggen. Wat de zaak nog verergert, is dat de muggen door het broeikaseffect nu al overleven op een hoogte van 2000 meter, terwijl ze vroeger niet boven 1500 meter kwamen. Een ander element dat een rol speelt: de extreme armoede van de bevolking, die geen geneeskundige zorg of muskietennetten kan betalen.
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
Het Rwandese ministerie van Volksgezondheid heeft een “Nationaal geïntegreerd programma ter bestrijding van malaria” (PNILP-Programme National Intégré de Lutte contre le Paludisme) opgenomen in haar nationale beleid. Via het project ter ondersteuning van dat programma biedt België financiële en technische steun aan het Rwandese ministerie van Volksgezondheid met het oog op een grotere duurzaamheid van haar acties. Andere geldschieters van het fonds, naast België, zijn de Wereldgezondheidsorganisatie, Unicef en het Global Fund.
Handelen op alle niveaus Als belangrijk gezondheidsprobleem rechtvaardigt malaria de uitwerking van een verticaal programma dat geïntegreerd is in de basisgezondheidszorg. Het PNILP is aanwezig op alle niveaus van de organisatie van het gezondheidssysteem om een synergie tot stand te
brengen tussen de verschillende acties. Van het centrale niveau (ministerie van Volksgezondheid, Universitair Ziekenhuis) tot het perifere niveau (de medisch-sociale centra en de kleine ziekenhuizen) omvat het project acties om het aantal sterfte- en ziektegevallen door malaria te verminderen.
Van het centrale niveau… De steun van de Belgische hulp op het centrale niveau vertaalt zich essentieel in opleidingen die worden gegeven aan het personeel van het PNILP en de ondersteuning van hun activiteiten. De invoering van een zesmaandelijks technisch comité maakt het mogelijk de activiteiten van het PNILP te coördineren, te plannen, te beheren en te superviseren en de organisatie te versterken. De BTC steunt de overgang naar een nieuwe behandeling voor de eenvoudige malariagevallen en organiseert praktijkstages voor de artsen en het personeel van de gezondheidscentra, zodat ze ook de zware malariagevallen kunnen behandelen.
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Ondersteuning van het Nationaal Geïntegreerd Programma voor de strijd tegen malaria Start : 2003 Duur : 3 jaar Budget : 2 609 000 € Doel : sterfte- en ziektegevallen door malaria verminderen met 20 % in drie jaar
Kigali
GETUIGENIS Het PNILP is een budgethulpprogramma. Hoe verloopt de samenwerking tussen de BTC en de andere geldschieters? België geeft technische en financiële steun aan de divisie van het ministerie van Volksgezondheid die zich bezighoudt met het PNILP. De bijdrage van de Rwandese Walli Van Doren, staat bedraagt 1 208 000 euro, die van de Belgische staat 2 830 000 euro voor de technisch assistente periode 2003-2006. Door zich aan te sluiten bij het nationale gezondheidsbeleid dat in november 2000 door het ministerie werd gedefinieerd, is de Belgische steun volledig geïntegreerd in de bestaande structuren. Een van de doelstellingen van het PNILP is de decentralisatie van de strijd tegen malaria. Welke praktische maatregelen zet u in om hierin te slagen? Wij werken via lokale organisaties, zoals vrouwenverenigingen, vrijwilligers van het Rwandese Rode Kruis of lokale gezondheidswerkers, die met insecticide geïmpregneerde muskietennetten verspreiden over de meest afgelegen bevolkingsgroepen. Wij wijzen de gemeenschappen op de risico’s van malaria en op de bestrijdingsmiddelen die voorhanden zijn.
…tot het perifere niveau In de regio’s en de districten beoogt het programma in de eerste plaats een betere kwaliteit van de verstrekte zorg. De patiënten worden behandeld met nieuwe efficiënte en goedkopere geneesmiddelen. De preventiemaatregelen hebben betrekking op de plattelandsbevolking, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbaren: zwangere vrouwen en kinderen jonger dan 5 jaar. Vrouwenverenigingen en vrijwilligers van organisaties zoals het Rwandese Rode Kruis verdelen tegen de spotprijs van 0.30 $ met insecticide geïmpregneerde muskietennetten over de hele bevolking, zelfs in de meest afgelegen gebieden. Zwangere vrouwen krijgen een behandeling tussen de tweede en de derde maand van hun zwangerschap. Deze periodieke preventieve behandeling (Intermittent Preventive Treatment - IPT) helpt hen bloedarmoede tegen te gaan en zwaardere baby’s te baren.
Het epidemiologisch toezicht gebeurt via zogenaamde peilstations in het hele land. Ze helpen om epidemieën onmiddellijk op te sporen en door snelle acties zelfs te voorkomen. Ze worden ook gebruikt om demografische gegevens in te zamelen. Tot slot heeft een belangrijk onderdeel van het project betrekking op de informatie en de bewustmaking van de bevolking voor de risico’s van malaria en voor de beschermingsmiddelen.
Welke resultaten heeft het project al geboekt sinds de start van het programma? Onze steun heeft zich hoofdzakelijk toegespitst op beleidsadvies, dat momenteel heel concreet is. In termen van uitvoering hebben wij gezondheidswerkers opgeleid en de bevolking bevoorraad met geneesmiddelen tegen malaria. Wat de preventie betreft, hebben wij 300.000 muskietennetten rondgedeeld. Daarnaast hebben wij ook 11 peilstations opgericht, die ons in staat stellen de sterfte- en ziektegevallen door malaria in de verschillende gebieden te volgen. Welke resultaten worden nog verwacht? Wij hebben heel specifieke doelstellingen voor 2005 : • 60% van de zwangere vrouwen en van de kinderen jonger dan 5 jaar moet tegen dan onder een muskietennet slapen, wat betekent dat wij er nog 1 miljoen zullen verspreiden; • 60% van de zwangere vrouwen moet een periodieke preventieve behandeling krijgen; • alle epidemieën moeten worden opgespoord via de peilstations.
17
Senegal: meer drinkwater 18
7 - ACTIEF WERKEN AAN EEN DUURZAAM MILIEU
De principes die gelden voor duurzame ontwikkeling opnemen in nationale milieubeleidsprogramma’s om de teloorgang van het milieu te stoppen. Het aantal mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater met de helft terugdringen. Tegen 2020 de leefomstandigheden van ten minste 100 miljoen krottenwijkbewoners aanzienlijk verbeteren
Fonteindames en watertapsters1 In het dorp Sate Wally, op drie uur rijden van Dakar, wordt twee keer per dag water verkocht aan de fontein: ’s morgens om 8 uur en ’s avonds om 18 uur. Voor Abingail, 19 jaar oud, heeft het leven een andere wending genomen sinds de boringen door de BTC. Watertorens hebben het landschap in de brousse veranderd, drinkwaterfonteintjes hebben hun intrede gedaan in de dorpen. “Klingeling!” Abingail laat het kleingeld in haar potje vallen… Een teil water kost 5 CFAfrank, of minder dan een eurocent2. De fonteindame of watertapster neemt het geld in ontvangst. Zij is aangesteld door
1 2
de vereniging van waterputgebruikers (Association des Usagers des Forages – ASUFOR), met andere woorden door alle dorpsbewoners. Abingail opent de kranen twee keer per dag en verkoopt het water aan de gebruikers. Ze vat haar werk als volgt samen: “een goede fonteindame moet waardig zijn, weten wie wie is en een goed geheugen hebben”.
Duurzame toegang tot drinkwater De regio’s Kaolack, Fatick en Djourbel liggen in het aardnotenbekken, een streek die erop achteruit gaat en almaar armer wordt. Een van de redenen daarvoor is de afnemende regenval. De duurzame toegang tot drinkwater is er
Uittreksel uit het artikel van Marielle Van Camp, Vers l’Avenir, 4 /12/2004 Een gemiddeld maandloon bedraagt ongeveer 60 euro
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
ontoereikend: er zijn niet genoeg waterputten, en de waterputten die er zijn, verkeren vaak in slechte staat of werken niet. In de beste gevallen kunnen boringen en pompen toegang geven tot diepere zones. In dit landelijk gebied met verspreide woningen is water essentieel voor de ontwikkeling (huishoudelijk gebruik, voor de kuddes, voor de lokale economie) en helpt het met name een uittocht van het platteland naar de hoofdstad tegengaan. De installatie van een watertappunt in een dorp verbetert niet alleen de levensomstandigheden en de gezondheid van de bewoners, maar creëert bovendien een echte dynamiek en nieuwe economische kansen. In tal van gevallen gaat het echter om investeringen die buiten het financiële bereik van de gemeenschappen liggen. Het grootste deel van de hoge kostprijs moet dus worden gedragen door de regering of
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Verbetering en versteviging van de waterpunten in het aardnotenbekken Start : 1ste fase: 1998 2de fase: 2003 Duur : 5 jaar (voor elke fase) Budget : 15 miljoen € (voor fase 2) Doel : 260 000 inwoners van de regio’s Kaolack, Fatick en Djourbel een duurzame toegang geven tot drinkwater
GETUIGENIS
Dakar
19
Het projectteam
buitenlandse geldschieters. In de twee gevallen wordt de hulp aangevuld door een bijdrage van de dorpen. In Senegal heeft het ministerie van Landbouw en Waterbouw in 1997 een uitgebreid programma gestart om het beheerssysteem van de stedelijke boringen te hervormen. België heeft zich ertoe verbonden dit programma te steunen en een bijdrage te leveren aan de uitvoering van een eerste project dat erop gericht is 22 systemen voor drinkwatervoorziening operationeel te maken in de regio’s Kaolack en Fatick. Het PARPEBA-project gaat door met de uitvoering van waterwerken in landelijk gebied en versterkt zo de nationale strategie.
botfluorose gekenmerkt door een extreme botverkalking. Om dit probleem aan te pakken, werd in het kader van het project een samenwerkingscontract ondertekend met de École Supérieure Polytechnique van de universiteit van Dakar met het oog op de invoering van een eenvoudige, goedkope en betrouwbare technologie voor defluorisatie van het drinkwater bij de gezinnen.
Begeleiding van het project op lokaal niveau
De waterkwaliteit verbeteren
Een belangrijk onderdeel van het project is de oprichting van verenigingen van waterputgebruikers. In deze comités zetelen vertegenwoordigers van alle sociale groepen van het dorp die voor elk watertappunt de verkoopprijs van het water vastleggen. Met het ingezamelde geld kunnen de pompen worden onderhouden en hersteld.
Het belangrijkste probleem waarmee de regio kampt wat de waterkwaliteit betreft, is het hoge gehalte aan mineralen, en vooral fluor. Op sommige plaatsen ligt dat gehalte boven de aanvaardbare drempel en bestaat het risico dat het water giftig is en dus de gezondheid schade toebrengt: tandfluorose (aantasting van het tandglazuur waarbij gele of bruine vlekken ontstaan of, bij de hoogste concentraties, tanduitval) of
Met de hulp van de plaatselijke NGO’s worden ook sociale bijeenkomsten gehouden om het waterbeheersysteem uit te leggen en alle dorpelingen ertoe aan te zetten zich erbij aan te sluiten. Tijdens deze bijeenkomsten wordt aan sensibilisering gedaan (hygiëne, hoe het water vervoeren zonder besmettingsgevaar, hoe het water bewaren…), aan alfabetisering (rekeningen bijhouden) of aan planning (onderhoud van de installaties).
In welke zin is de voor het project gekozen benadering van betekenis? Ik denk dat het project erin slaagt de bevolking te responsabiliseren via de verenigingen van waterputgebruikers, die zich bezighouden met het beheer van de gebouwde infrastructuur. Beetje bij beetje nemen zij de beheersinstrumenten over en gaan zij de verworven kennis toepassen. De verkoop van water creëert banen en vergt de betrokkenheid van vrouwen op alle niveaus. Wie zijn de belangrijkste begunstigden van het project? De plattelandsbevolking plukt het meest de vruchten van het project. De vrouwen, die het meeste water gebruiken, hebben nu voldoende tijd om zich op andere activiteiten toe te leggen. Ook de veehouders profiteren ervan om hun kuddes te laten drinken. Volstaat de financiële bijdrage van de bevolking om een goed beheer van de watertappunten op lange termijn te garanderen? Het financiële beheer van de verenigingen van waterputgebruikers volstaat om de uitrusting te onderhouden en af te schrijven. Het project biedt overigens hulp aan de verenigingen bij het boekhoudkundig en financieel beheer.
België: maatregelen ter bevordering van de eerlijke handel
20
8 - WERKEN AAN EEN MONDIAAL PARTNERSCHAP VOOR ONTWIKKELING
Blijven werken aan een open stelsel van handel en financiën, dat gebonden is aan regels, voorspelbaar is en niet discrimineert
Een commercieel partnerschap voor meer eerlijkheid De laatste doelstelling van de Millenniumverklaring richt zich tot de rijke landen en moedigt ze aan om efficiënte maatregelen te nemen om een echt partnerschap tot stand te brengen met de ontwikkelingslanden en hen te helpen de eerste zeven doelstellingen te verwezenlijken. Een van de oriëntaties die België heeft gekozen, is de bevordering van de eerlijke handel, “een commercieel partnerschap dat gebaseerd is op dialoog, transparantie en respect, en dat ijvert voor een rechtvaardigere wereldhandel” .1 Eerlijke handel is het instrument bij uitstek om een mondiaal partnerschap tot stand te brengen en de armoede te bestrijden. In het zuiden wordt samengewerkt met de gemarginaliseerde producenten en arbeidskrachten en worden hun organisaties versterkt, terwijl in het noorden de publieke opinie wordt gesensibiliseerd voor eerlijke handel en de markt wordt ontwikkeld.
1
Vier specifieke instrumenten… Om de eerlijke handel te bevorderen, heeft België de BTC belast met de uitvoering van het nieuwe programma van het Fair Trade Centrum voor de bevordering van de eerlijke handel in België. Het programma behelst vier componenten: > Week van de eerlijke handel Sinds 2002 wordt elk jaar in de maand oktober een grote bewustmakingscampagne gevoerd. Alle actoren van de sector (waaronder Maya Fair Trading, Magasins du Monde Oxfam, OxfamWereldwinkels, Fair Trade Organisatie en Max Havelaar) bundelen hun krachten om zoveel mogelijk consumenten aan te moedigen om eerlijke producten te kiezen. Promoties en blikvangers in de verschillende winkels, een mediacampagne, evenementen gesponsord door bekende figuren, de medewerking van bedrijven en instellingen… Tal van evenementen maken van deze bijzondere week hét eerlijke moment van het jaar, de kans voor ontwikkeling van de Belgische markt.
Uittreksel uit de officiële definitie van de internationale beweging voor eerlijke handel FINE – 2001
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
> Waarborgmechanisme voor de transacties van eerlijke handel De transacties van de eerlijke handel worden vaak gekenmerkt door de toekenning van een prefinanciering van 50 tot 60% bij het plaatsen van de bestellingen, waarbij het saldo wordt betaald bij aankomst van de goederen na een kwaliteitscontrole. Maar deze praktijk kan grote risico’s meebrengen (niet-levering van producten door omstandigheden zoals natuurrampen, oorlogen, stakingen in de transportsector, diefstal enz.). Om deze risico’s te dekken, heeft de BTC een garantiesysteem ontwikkeld dat de prefinancieringsactiviteiten dekt. In de praktijk is dat mechanisme een verzekering die de BTC bij Delcredere afsluit. Voor de kleine producenten is de impact direct: minder risico’s voor de invoerders staat gelijk aan meer bestellingen voor hen. > Promotiefondsen voor producten van de eerlijke handel Om van de eerlijke handel een efficiënt middel voor armoedebestrijding te maken, moeten de gemarginaliseerde producenten de kans krijgen om hun economische activiteit duurzaam te maken, met name door de ontwikkeling van nieuwe producten of de verbetering van bestaande producten. Vanuit deze optiek komen verschillende
MILLENNIUMDOELEN KERNGEGEVENS VAN HET PROJECT
Steun aan kleine koffieproducenten in Manabi (Ecuador) Start : 2004 Duur : 4 jaar Budget : 4.500.000 € Doel : De rendabiliteit van de koffieproductie verbeteren en de organisaties van koffieproducenten versterken
QUITO
activiteiten in aanmerking voor steun van de BTC: marktonderzoeken, ontwikkeling van nieuwe producten, verbetering van de kwaliteit van de bestaande producten, invoering van kwaliteitscontrolesystemen, opleiding van producenten (in beheer, marketing…), deelname aan handelsbeurzen en, tot slot, “company matching”, waardoor de producenten en invoerders rechtstreeks met elkaar in contact worden gebracht. Deze activiteiten, die voor maximum 75% worden gefinancierd, zijn ruggensteuntjes die de doorslag kunnen geven voor de producenten. > Observatiecentrum voor de eerlijke handel Dit instrument omvat het beheer van de studies over de sector en de omgeving. Het observatiecentrum verzamelt en verspreidt alle nuttige informatie (website, nieuwsbrief) onder ondernemingen, institutionele kopers en openbare instanties.
In Manabi, Ecuador, steunt de BTC de kleine koffieproducenten De koffiemarkt is, na de oliemarkt, de grootste grondstoffenmarkt ter wereld. Elk jaar wordt 6 tot 7 miljoen ton koffie geoogst. 70% van de koffie wordt geproduceerd door 25 miljoen kleine producenten, waarvan de meesten arm zijn. De koffieprijs op de wereldmarkt staat
al vijf jaar op een dramatisch laag peil. Vaak zijn de boeren verplicht hun oogst te verkopen tegen een prijs die zelfs niet hun productiekosten dekt. Heel wat onder hen trekken zich dan ook terug. Om dit fenomeen tegen te gaan, voert de BTC een project uit ter ondersteuning van de kleine koffieproducenten in Manabi. Het project heeft betrekking op 3.500 gezinnen die zich hebben verenigd om beter te kunnen inspelen op de behoeften van de markt. Samen hebben de producenten ervoor gekozen de productie en de verwerking van hun koffie te moderniseren. Het project biedt technische steun om de kwaliteit van de koffie te verbeteren en helpt de koffieboeren geleidelijk over te schakelen van klassieke naar biologische productiewijzen. Doordat de organisatie voldoet aan de internationale criteria voor eerlijke handel (FLO-normen), slaagt ze erin haar koffie te verkopen tegen een betere prijs, zodat de koffieboeren kunnen investeren in hun gemeenschap. Een kredietfonds werd in het leven geroepen om de productieve investeringen te financieren. Tegelijk behelst het project de ontwikkeling van rendabele activiteiten die een alternatief kunnen vormen voor de koffieteelt.
2
Fairtrade Labelling International Organization
GETUIGENIS In welke mate kan uw project de toegang tot de markt helpen verbeteren voor de kleine koffieproducenten? Een van onze belangrijkste doelstellingen is de ondernemingsgeest van de organisatie van kleine koffieboeren te versterken. Onze steun is Guy Castadot, Plaatselijk vertegenwoordiger van de BTC in niet alleen administratief, Ecuador maar ook strategisch, voor de positionering van de producten op de regionale, nationale en internationale markt. Samen trachten wij de concurrentiekracht van de producten te verbeteren, de binnenlandse markt te vergroten en de verschillende distributiekanalen te diversifiëren. Welke oplossingen overweegt het project om de kleine producenten uit de crisis te helpen? Wij moedigen de producenten aan om de kwaliteit van hun koffie te verbeteren, zodat zij hun product kunnen aanbieden in nichemarkten, zoals die van de eerlijke producten. Tegelijk overwegen wij de vermindering van het aantal gebieden dat voorbehouden is voor koffie, waarbij we streven naar een betere rendabiliteit door gebruik te maken van nieuwe technieken. Hoe werd het project door de kleine producenten onthaald? De organisaties van producenten en een aantal lokale nietgouvernementele organisaties waren vanaf het begin betrokken bij het definiëren en opzetten van het project. Het welslagen van het project hangt voor een groot stuk af van deze verantwoordelijke en efficiënte betrokkenheid. Welke plaats bekleedt het project in de context van de Ecuadoraanse markt? De handelsketen van de koffie in Ecuador is sterk gefragmenteerd en wordt geleid door een kleine groep van exporteurs en industriëlen die eerder uit zijn op kwantiteit dan op kwaliteit, wat een verklaring vormt voor de slechte reputatie van de Ecuadoraanse koffie op de wereldmarkt. In deze context gaan wij rechtstreeks in tegen de traditionele trend in Ecuador door het concept van de eerlijke handel voor te stellen.
21
22
Verenigde Naties roepen op tot snelle actie voor de MOD’s
AANBEVELINGEN VAN HET VN-MILLENNIUMPROJECT
In zijn rapport “Investeren in ontwikkeling”, dat op 18 januari 2005 werd overhandigd aan Secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties, benadrukt de Amerikaanse econoom Jeffrey Sachs het belang van 2005 als scharnierjaar voor het halen van de Millenniumontwikkelingsdoelstellingen. De doelstellingen liggen nog altijd binnen ons bereik. Nu moeten we handelen. Het rapport-Sachs geeft aan welke investeringen nodig zijn en stelt 10 essentiële aanbevelingen voor die zo snel mogelijk moeten worden toegepast.
Aanbeveling 1 De regeringen van de ontwikkelingslanden moeten ontwikkelingsstrategieën aannemen die ambitieus genoeg zijn om tegen 2015 de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen te halen. Wij noemen ze armoedeverminderingsstrategieën die gebaseerd zijn op de MOD’s. Om de deadline van 2015 te halen, is het aanbevolen dat alle landen deze strategieën ingevoerd hebben tegen 2006. In landen waar de Strategieprogramma’s voor Armoedevermindering (Poverty Reduction Strategy Papers – PRSPs) al bestaan, moeten deze in overeenstemming worden gebracht met de MOD’s.
Aanbeveling 2 De armoedeverminderingsstrategieën die gebaseerd zijn op de MOD’s moeten uitgaan van een toename van de
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
overheidsinvesteringen, de opbouw van capaciteit, het benutten van binnenlandse hulpbronnen en officiële ontwikkelingshulp. Bovendien moeten ze een structuur bieden om het bestuur te versterken, de mensenrechten te bevorderen, de burgermaatschappij bij de zaak te betrekken en de privé-sector aan te zwengelen. De armoedeverminderingsstrategieën op basis van de MOD’s moeten: > berusten op een evaluatie van de investeringen en de beleidslijnen die nodig zijn om de doelstellingen tegen 2015 te halen. > de nationale investeringen, beleidslijnen en budgetten voor de komende drie tot vijf jaar nauwkeurig omschrijven. > zich toespitsen op productiviteit op het platteland en in de stad, gezondheid, onderwijs, gendergelijkheid,
water en waterzuivering, een duurzaam milieu, wetenschap, technologie en vernieuwing. > zich toespitsen op de gezondheid van (inclusief reproductieve gezondheid) en het onderwijs voor vrouwen en meisjes, hun toegang tot economische en politieke kansen, hun recht op bezit en bescherming tegen geweld. > mechanismen voor een transparant en gedecentraliseerd bestuur bevorderen. > operationele strategieën voor schaalvergroting inhouden, zoals het opleiden en het in dienst nemen van geschoolde werknemers. > maatschappelijke organisaties betrekken bij de besluitvorming en de dienstverlening, en hulpmiddelen leveren voor monitoring en evaluatie.
AANBEVELINGEN
23
> een promotiestrategie voor de privésector uitwerken, evenals een strategie voor arme mensen om een inkomen te verwerven. > afgestemd zijn, indien nodig, op de speciale behoeften van ingesloten landen, kleine insulaire ontwikkelingsstaten, de minst ontwikkelde landen en kwetsbare landen. > meer binnenlandse hulpbronnen benutten (verhoging van vier procentpunten van het BNP tegen 2015). > de behoefte aan officiële ontwikkelingshulp berekenen. > een “uitgangsstrategie” beschrijven om een einde te maken aan de afhankelijkheid van de hulp, afgestemd op de situatie van het land.
Aanbeveling 3 De regeringen van de ontwikkelingslanden moeten de op de MOD’s gebaseerde armoedeverminderingsstrategieën uitwerken en implementeren in transparante en omvattende processen, in nauwe samenwerking met maatschappelijke organisaties, de binnenlandse privé-sector en internationale partners. > Maatschappelijke organisaties moeten actief bijdragen aan het ontwerpen van de beleidslijnen, het verstrekken van diensten en het controleren van de vooruitgang. > Firma’s en organisaties uit de privésector moeten actief bijdragen aan het ontwerpen van beleidslijnen, initiatieven voor transparantie en, waar van toepassing, partnerschappen tussen de publieke en de privé-sector.
Aanbeveling 4 Internationale donoren moeten ten minste een dozijn landen “met maximaal
groeipotentieel” identificeren voor een snelle verhoging van de officiële ontwikkelingshulp in 2005, vanuit het inzicht dat veel landen klaar zijn voor een aanzienlijke toename op basis van hun goed bestuur en absorptievermogen.
Aanbeveling 5 Ontwikkelde en ontwikkelingslanden moeten in 2005 samen een aantal Quick Wins starten om miljoenen levens te redden en om de economische groei te bevorderen. Ze moeten ook een grootschalige inspanning leveren om in de gemeenschappen expertise op te bouwen. De Quick Wins omvatten, maar zijn niet beperkt tot: > Gratis verspreiding op grote schaal van muskietennetten en effectieve geneesmiddelen tegen malaria voor alle kinderen in malariagebieden tegen eind 2007. > Het schrappen van bijdragen voor lager onderwijs en essentiële gezondheidsdiensten, gecompenseerd door toegenomen donorhulp indien nodig, ten laatste tegen eind 2006. > De succesvolle afronding van de ‘3 by 5’-campagne die erop gericht is 3 miljoen Aids-patiënten in de ontwikkelingslanden een antiretrovirale behandeling te geven tegen eind 2005. > De uitbreiding van de schoolmaaltijdprogramma’s tot alle kinderen in belangrijke hongersnoodgebieden met behulp van plaatselijk geproduceerde voeding tegen eind 2006 ten laatste. > Een massale aanvulling van de bodemvoedingsstoffen van uitgeputte velden van kleine boeren, door gratis of gesubsidieerde verstrekking van
chemische meststoffen en door agrobosbouw, tegen ten laatste eind 2006. Het grootschalige opleidingsprogramma voor gemeenschapswerkers zou tegen 2015 moeten garanderen dat elke lokale gemeenschap beschikt over: > expertise in gezondheid, onderwijs, landbouw, voeding, infrastructuur, watervoorziening en –zuivering en milieubeheer. > expertise in overheidsbeheer. > aangepaste opleidingen om gendergelijkheid en participatie te promoten.
Aanbeveling 6 De regeringen van de ontwikkelingslanden moeten hun nationale strategieën afstemmen op regionale initiatieven zoals het nieuwe partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika en de Caribische Gemeenschap (en gemeenschappelijke markt) (New Partnership for Africa’s Development and the Caribbean Community (and Common Market)), en regionale groepen moeten meer directe donorsteun krijgen voor regionale projecten. Regionale ontwikkelingsgroepen moeten: > worden ondersteund om grensoverschrijdende infrastructuurprojecten met hoge prioriteit te implementeren (wegen, spoorwegen, stroomgebiedbeheer). > directe donorsteun krijgen om grensoverschrijdende projecten te implementeren. > aangemoedigd worden om “peer review”-mechanismen in te voeren om beste praktijken en behoorlijk bestuur te promoten.
24
Aanbeveling 7 Rijke landen moeten de officiële ontwikkelingshulp verhogen van 0,25 procent van het BNP in 2003 tot ongeveer 0,44% in 2006 en 0,54 % in 2015 om de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen te ondersteunen, met name in de arme landen, waarbij ook de kwaliteit van de ontwikkelingshulp moet verbeteren (met onder andere geharmoniseerde, voorspelbare hulp, grotendeels in de vorm van begrotingssteun op basis van subsidies). Elke donor moet 0,7 % halen tegen uiterlijk 2015 om de doelstellingen en andere prioriteiten voor ontwikkelingshulp te steunen. Schuldverlichting moet uitgebreider en guller zijn. > Officiële ontwikkelingshulp moet gebaseerd zijn op de werkelijke behoeften om te voldoen aan de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen en op de bereidheid van de landen om de ontwikkelingshulp efficiënt te gebruiken. > Criteria om na te gaan of de schuldenlast van een land draaglijk is, moeten consistent zijn met de doelstellingen. > De hulp moet gericht zijn op de ondersteuning van de armoedeverminderingsstrategieën die gebaseerd zijn op de MOD’s, in de plaats van op projecten gekozen door donorlanden.
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE
> De donorlanden moeten meten en rapporteren welk aandeel van hun officiële ontwikkelingshulp dient ter ondersteuning van grotere investeringen in verband met de MOD’s. > Landen met een gemiddeld inkomen moeten ook nagaan hoe ze aanbieders van ontwikkelingshulp kunnen worden en moeten arme landen technische steun geven.
Aanbeveling 8 Rijke landen moeten hun markten openstellen voor export uit de ontwikkelingslanden overeenkomstig de Doha-onderhandelingen. Ze moeten ook de minst ontwikkelde landen helpen om hun concurrentiekracht met betrekking tot de export te verhogen door te investeren in essentiële handelsinfrastructuur, zoals elektriciteit, wegen en havens. De ontwikkelingsagenda van Doha en de Doha-ronde moeten uiterlijk in 2006 afgewerkt zijn.
Aanbeveling 9 Internationale donoren moeten steun voor algemeen wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling vrijmaken zodat de bijzondere behoeften van de armen kunnen worden aangepakt in de domeinen gezondheid, landbouw, natuurlijke
rijkdommen en milieubeheer, energie en klimaat. We gaan ervan uit dat de totale behoeften zullen stijgen met ongeveer $7 miljard per jaar tegen 2015.
Aanbeveling 10 De Secretaris-generaal van de VN en de VN-Ontwikkelingsgroep moeten de coördinatie van de VN-agentschappen, fondsen en programma’s voor ondersteuning van de MOD’s versterken, zowel in de hoofdzetel als in de verschillende landen. De VN-landenteams moeten worden versterkt en moeten nauw samenwerken met de internationale financiële instellingen om de doelstellingen te ondersteunen. > De VN-landenteams moeten voldoende opgeleid, bemand en gefinancierd zijn om de landen van het programma te helpen de doelstellingen te halen. > De VN-landenteams en de internationale instellingen (Wereldbank, Internationaal Monetair Fonds, regionale ontwikkelingsbanken) moeten nauw samenwerken in de landen om de kwaliteit van het technisch advies te verbeteren.
Dank aan de sectorale en thematische experts van de BTC en aan het personeel van de acht betrokken projecten. Verantwoordelijk uitgever: Carl Michiels - Coördinatie en eindredactie: Marie-Christine Boeve, Guido Couck Vertaling: Thierry Pirard, IGTV, Alicia Pabón Foto’s: Layla Aerts, Jacky Delorme, BTC, cover : Wereldmediahuis, Gie Goris Vormgeving en realisatie: www.concerto.be
Dit rapport is gedrukt op niet chloorgebleekt 100% kringlooppapier.
BELGISCHE TECHNISCHE COÖPERATIE Naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk Hoogstraat 147 - 1000 Brussel T +32 (0)2 505 37 00 • F +32 (0)2 502 98 62 • E
[email protected] • www.btcctb.org