Het is nu nog nauwelijks voor te stellen, maar het is de eerste keer dat Jan een neger ziet, gezeten op een Harley Davidson. Hij krijgt van een soldaat een sinasappel en na vijf jaar van bezetting smaakt die zo lekker dat Jan zich voorneemt, zodra hij geld heeft en ze weer te krijgen zijn, koopt hij een hele kist van die lekkere dingen. De avonden zijn reuze gezellig, de Engelse soldaten zitten bij de mensen thuis. Ze halen hun vrachtwagen, laden koek en cake uit dat vervolgens gezamenlijk bij kaarslicht wordt verorberd en de mensen hebben weer vertrouwen in een betere toekomst.
DE BELEVENISSEN IN DE OORLOG
Tot zover de ervaringen van Jan Peels vanuit een periode in zijn nog jonge leven, die toch heel veel heeft achtergelaten.
Ook deze uitgave is weer mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van onze begunstigers: Boekhandel Priem Zwaan Borkel & Schaft Gemeente Valkenswaard Bouwbedrijf Baken Potters Notarissen Rijnders Optiek Wim Luijbregts
van Jan Peels
Bewerkt door: Joop van Appeldorn
sept. 2012 Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 36
Ik ben onlangs druk geweest met de samenstelling van een ‘Buukske vur ’t Huukske’ in verband met het 35-jarig bestaan van die buurtvereniging. Dat betekent dat je zo hier en daar een babbeltje gaat maken, dat je in oude foto’s gaat zitten wroeten en dat je het archief van de buurtvereniging door gaat ploegen op zoek naar verhalen en feiten die van belang zijn voor het vastleggen van de geschiedenis van die club. Op enig moment gaat de buurtvereniging maandelijks een ‘blaadje’ uitgeven waarmee de buurtgenoten geattendeerd worden op de activiteiten die voor de komende maand op de agenda staan. Een van de vaste rubrieken in dat blaadje is ‘nader kennismaken met’. Deze rubriek geeft leden de gelegenheid om zich aan de buurtgenoten voor te stellen. Diverse leden maken van deze gelegenheid gebruik. Dat betekent meestal een kort stukje van een half A-5je met de gebruikelijke weetjes. Er is echter één uitzondering, namelijk Jan Peels. Jan levert maandenlang steeds weer een stukske in over zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 2
De PAN (Partisanen Actie Nederland) doet haar werk en halen in hun blauwe overal NSB-ers en rondzwervende Duitsers op. Ze verdwijnen onder de kiosk en een aantal keren per dag haalt de PAN de mannen weer naar buiten om ze aan het publiek te tonen. Uitjouwen en uitfluiten is hun deel! Jan loopt de Luikerweg op. Zo ver hij kijken kan, staan tanks en vrachtwagens stil langs de weg, terwijl een lange colonne onafgebroken verder gaat. Kinderen bedelen: “Sigaret voor papa of tjoklat voor mama.”
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 35
Tegen half twaalf die avond is het eindelijk rustig. Als de familie dan nog eens op straat gaat kijken, horen ze tot hun grote vreugde dat de Engelse troepen onder hevig vuur om 22.30 uur Valkenswaard hebben bezet. Ze zijn vrij, vrij van de bezetters! Die nacht slaapt niemand van de familie en de andere dag zijn ze nieuwsgierig hoe de Engelse soldaten er uit zien. Op het pleintje bij het winkeltje van Sprengers zien ze de eersten. Het zijn vriendelijke mannen in bruin gekleurde soldatenpakken en een baret op. Heel anders dan de Duitsers en de Hollanders in hun groene uniformen. Ze delen sigaretten en chocolade uit. Heel het marktplein staat vol met tanks en voertuigen en onafgebroken trekken geallieerden richting Eindhoven. De burgers hebben allemaal oranje op hun jas, het is een zee van oranje.
Jan Peels woont in die tijd aan de Parallelweg Oost nr. 5 (aan het spoor) en is daar op 18 februari 1927 geboren. Het huisje staat er nog, er is wel inmiddels een gagrage aangebouwd en het is een beetje opgeknapt. Jan heeft die oorlog dan ook, zij het als jong manneke, heel nadrukkelijk meegemaakt. Jan is inmiddels in 2010 op 83jarige leeftijd overleden. Zijn beschrijving van die periode intrigeert mij, waarschijnlijk vooral omdat ik het zelf nooit zo nadrukkelijk heb meegemaakt. Ik heb met Mw. Peels gesproken en van haar toestemming gekregen om het verhaal van haar man om te zetten naar ’n Periodiekske in de veronderstelling dat ik daar menig lezer een plezier mee doe. DE BELEVENISSEN VAN JAN PEELS IN DE OORLOG Na een onbezorgde jeugd komen de donkere en angstige bezettingsjaren, Jan is dan 13 jaar jong. Er is weinig of geen werk. Nauwelijks van school gaat hij met een groepje leeftijdgenoten boompjes planten in de Leenderhei. Hij heeft dus daadwerkelijk meegewerkt aan het ontstaan van het Leenderbos.
Toch is het een grote chaos. Overal liggen brokstukken puin op straat en hier en daar een Duitse helm of overblijfselen van munitie. Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 34
In de vroege morgen, als het soms nog donker is, rijdt Jan met zijn makkers op de fiets de Leenderhei op, ergens naar een perceel waar ook de ‘ouderen’ van de werkverschaffing bijeen komen. Elke jongen krijgt een zinken emmer die half gevuld is met water en kleine dennenboompjes. Ieder van de jongens werkt samen met een ‘oudere’ die een stuk van het voorwerk doet. Deze maakt met een spieker een sleuf in de grond, waarin de jongens dan een boompje plaatsen en de sleuf dicht trappen. Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 3
Maar op den duur komt de emmer vol modder en wordt die loodzwaar. Het ergste is dat je de emmer niet op de grond mag zetten van de ploegbaas, bang dat je anders de nog jonge boompjes beschadigt. Van hem heeft Jan dan ook voor het eerst de grootste en grofste vloeken gehoord die op dat moment bestaan. En dan te bedenken dat hij juist van de broederschool komt, die de jongens met alle vroomheid overladen hebben en ze elke dag de tien geboden hebben laten opdreunen. Gelukkig zijn er ook prettige kanten aan het werk. Als het hard regent gaat iedereen de schaftkeet in. Op aanraden van de ‘ouderen’ gaan de ‘jongeren’ dan een partijtje worstelen op de vloer van rooi zand. De winnaar krijgt dan een paar vers gerolde sigaretjes. Soms vinden ze een haas in een strik en die proberen ze dan zo snel mogelijk te verstoppen, anders pikken de ‘ouderen’ die prooi in. Op enig moment komen Duitse militairen oefenen op de hei. Geluidloos en ongemerkt komen ze aangeslopen. Ze zetten hier en daar een stuk geschut neer en ineens breekt dan de hel los. Ligt er dan eentje met zijn machinegeweer in je rij, dan staakt de leiding voor even de werkzaamheden. Dit is de eerste en tevens harde ervaring met de volwassen wereld. Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Later blijkt het om de tanks en de vrachtwagens van de oprukkende Engelse troepen te gaan.
De dag van 17 september heeft de werkelijkheid van de oorlog laten inzien. Het bombardement, de brandende fabrieken en de eindeloze stroom vliegtuigen die steeds weer opnieuw aanvallen. Pagina 4
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 33
Het boompjes planten gebeurt alleen tijdens de eerste drie maanden van het jaar, als het tenminste niet vriest. Zodra de lente haar intrede doet, is het echter gedaan met het boompjes planten. Als Nederland ruim een jaar door de Duitsers is bezet, begint de voorraad levensmiddelen duidelijk te slinken. Alles is op de bon. Je kunt in de winkels niets kopen, of je nu wel of geen geld hebt. Iedereen krijgt een bepaald rantsoen op een bonnetje. De zwarte handel begint in deze tijd welig te tieren.
Oorverdovende klappen doen het trommelvlies trillen. Fluitende granaten, duizenden kogels per minuut vuren de jagers af. Dit houdt zo een half uur zonder onderbreken aan. Rookwolken stijgen op en dan wordt het minder, maar toch cirkelen nog tientallen vliegtuigen in de lucht. Om half acht begint een nieuw salvo, nog heviger dan het eerste. De familie Peels staat buiten voor het huis, ze voelen zich daar veiliger dan binnen, waar je van alles hoort en niets ziet. Ze gaan achter de bomen staan. Jankend scheren de vliegtuigen over hun hoofd, terwijl de boordwapens dood en verderf uitbraken. Het kan niet anders of de sigarenfabrieken staan in brand. Troepen vogels vliegen angstig rond en tekenen zich als een donkere bewegende tak af tegen de vuurgloed. Ze horen het geknetter van brandende huizen en een soort ratelend en aanhoudend geluid dat ze niet thuis kunnen brengen. Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 32
Het boompjes planten is dan gedaan, de lente komt er aan. Voor Jan breekt een mooie tijd aan, geen werk en geen school! De dagtaak van Jan bestaat uit het aflopen van de boeren uit de omgeving voor een paar liter melk of enkele kilo’s rogge. Melk is geen probleem, dat kun je bij elke boer wel krijgen, maar met rogge is het veel moeilijker. Daar moet je wel eens een paar keer voor terug komen. Het is etenswaar en dat is schaars. Zo ontstaat de ruilhandel. Als je in die tijd nog een goede overjas hebt, die misschien te klein is, kun je die met enig geluk wel eens ruilen voor 25 kilo rogge. Ook overals en laarzen zijn bij de boeren gewilde artikelen. Als Jan op een dag zijn portie snel bij elkaar heeft, gaat hij in de tijd die overblijft, vissen bij ’t sluisje op de Zeelberg. Uren zit hij dan aan de waterkant te genieten van zijn vrijheid en hij denkt niet aan de tijd. Als de vis niet wil bijten, trekt hij kousen en schoenen uit om de vissen met de hand onder de kant uit te halen. De Tongelreep is niet diep en tegen de stroom in lukt dat aardig.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 5
Vooral de baarzen blijven altijd stil onder een stuk hout of onder de kant liggen. Als ze in een paar dagen zo’n 25 kilo rogge bijeen gescharreld hebben, moet dat gemalen worden. ’s Morgens heel vroeg brengt Jan dan het koren naar Van Poppel in de Bakkerstraat, eerst wegen en de andere dag kun je het gemalen spul weer ophalen. Dat gebeurt allemaal stiekem. Als het te gevaarlijk wordt, of de mulder bespeurt onraad, stopt hij voor een tijdje met clandestien malen. In dat geval malen ze zelf bij Jan thuis voor een paar broden het koren met een koffiemolen. Zijn vrije leven duurt niet lang, hij moet op werk uit. Via een ver familielid krijgt Jan werk bij het kleine sigarenfabriekske van Jeurissen. Hij verdient er zeven cent per uur. Het valt bitter tegen, na maanden vrij in de buitenlucht te hebben rondgelopen, zit hij nu opgesloten in de fabriek.
De priester laat de mannen over het priesterkoor en de sacristie de tuin van de zusters in vluchten. Vrouwen en meisjes staan op de uitkijk, om zo nodig te waarschuwen. Jan gaat naar boven, waar hij door het raam van de slaapkamer uitzicht heeft over het spoor en de dichtbij gelegen overweg. Het is negen uur, vader en moeder staan op straat en geven berichten aan Jan door. Om tien uur komt de zwager van Jan naar boven, hij is voor de Duitsers gevlucht en waant zich aan de Parallelweg veiliger. Ze kijken door het zolderraam en zien een Duitse soldaat aankomen. Ze vluchten op het eigengemaakte triplex zoldertje boven het bed. Daar zijn ze voorlopig veilig. Het is daar aarde donker en hun zondagse kleren worden vuil van het stof. Ze moeten over dunnen latjes lopen en voorzichtig zijn om niet door het vloertje te zakken. Ze horen vliegtuigen ronken en een heftig trommelvuur barst los. Tegen de middag roept moeder dat alles weer veilig is en de jongens kruipen langs de balken naar beneden. Een kwartier later komt een Duitse officier op zijn motor aangereden. Jan vlucht weer naar de zolder. Hij hoort dat de Duitser aan zijn vader vraagt of er nog jonge mannen in huis zijn. Dan gaat de Duitser bij de buurman achterom en achter het huis door de tuin komt hij weer op straat. Veel mannen zijn de hoge maïsvelden in gevlucht. Dat hebben enkele moffen gezien en ze ratelen een paar keer met hun mitrailleur door de velden. Het middaguur is al voorbij als Jan voor de tweede keer naar beneden komt. De lucht is vol van Engelse vliegtuigen. Om half drie breekt de hel los, een stroom van granaten vliegt over de huizen heen. Vliegtuigen duiken gierend naar beneden en stralen van vuur schieten door de lucht. Valkenswaard ligt onder vuur!
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 6
Pagina 31
Nederlandse volk een hart onder de riem te steken met de woorden: “Hoe moeilijk de dag en hoe zwaar de scheiding,
wij zijn weer een dag dichter bij de bevrijding.” Dan komt zaterdag 16 september. Het is prachtig weer, bladstil en niets verraadt dat in de nabijheid oorlog is. De familie zit met z’n allen achter het huis op een bank in de zon en wacht tot het middageten klaar is. Plotseling een harde knal. De familie stormt naar voren naar de straat om te kijken wat er gebeurt. De Duitsers blazen de wissels van het station op. De familie Peels gaat op de overweg van de Parallelweg staan en kijkt over de spoorbaan richting station. Meer knallen volgen, een vuurflits en rookpluimen en stukken rails vliegen door de lucht en kletteren op de straat. Voorlopig rijden de treinen niet meer, dat is overduidelijk. Het is het teken dat de Duitsers zich klaar maken voor de terugtocht. De granaten hebben verschillende huizen in Valkenswaard beschadigd Het is zondag 17 september, de familie voelt zich opgewekter als ze ’s morgens wakker worden en een rustige nacht hebben gehad. Zoals gebruikelijk gaan ze ’s zondags naar de kerk en deze morgen naar de mis van zeven uur. Als ze daarna aan tafel zitten te eten, horen ze buiten verwarde uitroepen van vrouwen. Vader Peels gaat kijken, maar komt direct terug gerend. Alle mannen van 14 tot 45 jaar moeten zich binnen tien minuten voor de kerk voorzien van een schop melden, om voor de Duitsers loopgraven te maken. De Duitsers stellen voor de kerk een mitrailleur op. De kwart over acht mis, die juist is begonnen, maakt mijnheer pastoor niet af.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 30
Het stinkt er naar tabak en je moet de hele dag stil zitten op een ‘post’ zoals ze het bankje noemen achter de werktafel. Hij moet er ‘ombladtrekken’, dat is de steel uit het tabaksblad halen. Het is saai en vervelend werk en hij doet dan ook van alles om er weg te komen. Dat gaat in feite heel gemakkelijk, Jan zit de hele dag te kletsen en te spelen met als gevolg dat hij na korte tijd zijn ontslag krijg. Via leeftijdgenoten krijgt hij te horen dat ze op de blikfabriek in Aalst jongens vragen. Jan fietst naar Aalst en gaat om werk vragen. Voor aan de Aalsterweg is het kantoor en als hij naar binnen stapt, komt hij in een hal met een loket. Hij rammelt een keer op het loket dat zo hoog is dat hij er maar net in kan kijken. Het loket gaat open en een oudere heer met een sigaar in zijn mond kijkt Jan doordringend aan. Beleefd vraagt Jan of er soms werk voor hem is. De sigaar rolt vervolgens van de ene naar de andere mondhoek en de man meldt: “Vanmiddag om kwart voor een beginnen, en denk er om, hier moet potverdomme gewerkt worden.” Pats, het loket is weer dicht. Met gemengde gevoelens fietst Jan terug naar huis. Hij heeft net de tijd om zijn overal te pakken en weer terug te gaan richting Aalst. Het is 10 juni 1941 als Jan bij Brabantia aan de slag gaat en hij telt dan net veertien lentes. Als jongen komt hij bij een oudere te zitten die trechters aan het solderen is. Met een borsteltje moet Jan de naden van de trechters insmeren met soldeerwater en de ander soldeert dan de onderdelen aan elkaar. Het eerste wat hij aan Jan vraagt is, hoe hij heet en of hij thuis nog een knappe zuster heeft! Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 7
Ze werken dan 55 uur per week en zaterdags krijgen ze hun loon uitbetaald. Jan verdient acht cent per uur, één cent meer dan op de sigarenfabriek, maar daarvoor moet hij wel iedere dag veertien kilometer fietsen. Omdat ze ook langer werken, heeft Jan fl. 1,25 per week meer in zijn loonzakje. Thuis zijn ze daar hartstikke tevreden mee en dat is belangrijk. Zoals de meeste bedrijven, werkt Brabantia in die tijd ook voor de Wehrmacht, ze maken trechters en houders waar vier handgranaten in passen. Dat werken voor de Wehrmacht voelt dan misschien niet zo goed, het heeft ook voordelen, namelijk dat de werknemers van andere ‘verplichtingen’, zoals bijvoorbeeld werken in Duitsland, zijn
vrijgesteld. Als nieuweling wordt je van alle kanten uitgehoord en getest, maar dat heeft Jan al snel in de gaten. Na een paar
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 8
voorstellen, dat er helemaal geen auto’s en zelfs geen fietsen meer rijden. Iedereen is bang dat de Duitsers die inpikken. Dus iedereen gaat te voet. Net als iedere morgen moet Jan weer op melk uit, dat is het enige dat nog goed te krijgen is, want in de winkels is ook niet veel meer. Vandaag heeft Jan geluk, zes liter melk bij elkaar gescharreld. ’s Avonds eten ze bij de familie Peels de buik dik aan pap met haver en korsten roggebrood. ’s Nachts zijn er enkele granaten in de Dommelsedijk gevallen, die iedereen goed heeft horen fluiten, maar deze avond schieten ze onophoudelijk. Vooral de strook Luikerweg, Dommelseweg en Dijkstraat ligt onder vuur. De familie staat met z’n allen buiten tegen de muur van het huis gedrukt. Telkens als een projectiel over fluit, zakken ze automatisch door de knieën. Op gezette tijden luisteren ze naar de geheime zender van Radio Oranje, de stem van strijdend Nederland. Dat gebeurt heel stiekem op een radio die ze achter gehouden hebben, want alle radio’s moesten van de Duisters worden ingeleverd. Deze zender probeert op het einde van de berichten het Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 29
De toestand is opnieuw kritiek. De jongens maken rechtsomkeer en gaan weer naar huis. Tegen de middag gaat een nieuw gerucht, namelijk dat de Engelsen het Kempisch kanaal in Neerpelt zijn overgestoken. ’s Avonds horen ze dat twee Engelse pantservoertuigen in Borkel zijn gezien die op verkenning zijn en dat een paar mensen met de Engelsen hebben gesproken, waaronder pastoor Goyarts. De werkelijkheid van de bevrijding begint steeds dichterbij te komen. De nachten zijn angstig, want in de verte klinkt kanongebulder en de hemel is verlicht door aanhoudend spervuur. ‘s Morgens moet Jan weer te voet naar de Leenderbrug om melk of een beetje rogge te gaan halen, maar vandaag zijn ze Jan voor geweest. De melk is op en als hij wat wil hebben, moet hij ’s avonds aan de wei terugkomen. Op de terugweg staat Jan met zijn kannetje midden in het veld te kijken naar zes vliegtuigen die rondcirkelen. Dan duikt de eerste naar beneden, de tweede volgt en zo gaan ze alle zes achter elkaar. Mitrailleursalvo’s klinken en vuurstralen schieten door de lucht. Alle zes komen weer gierend omhoog en verdwijnen richting België. Later blijkt dat een Duits vrachtwagenkonvooi op de Luikerweg is aangevallen en onschadelijk gemaakt.
weken werken komt de baas naar Jan toe en moet hij een brief naar het station in Waalre brengen. Jan: “Waar is dat?”, waarop de baas antwoordt: “Je gaat richting Waalre en dan zie je vanzelf het station, waar de treinen staan”. Jan denkt bij zichzelf, de baas zegt je GAAT richting Waalre. Hij neemt het dan te letterlijk op en wandelt richting Waalre. Hij voelt zich weer vrij en loopt niet al te hard, zodat hij wandelend de middag vol kan maken. Tegen het einde van de werktijd is hij weer terug in de fabriek. De baas staat met de zoon van de directeur te praten als Jan binnen komt. Hij moet direct bij hem komen en hij vraagt waar Jan zo lang gebleven is. Hij zegt: “U zei, je GAAT richting Waalre, dus ik dacht dat ik te voet moest gaan”. De zoon van de directeur begint hard te lachen en de baas krijgt een standje dat hij die nieuwelingen alles beter moet uitleggen. De medewerkers van Jan moeten stiekem lachen en vinden dat Jan het er goed vanaf heeft gebracht.
Tot voor een paar weken gaan de jongens regelmatig naar de Luikerweg kijken wat er te beleven valt, maar nu is het gevaarlijk en de Duitsers hebben net voor Borkel veel geschut opgesteld.
Voor degenen die de bezettingstijd niet hebben meegemaakt, is het moeilijk voor te stellen onder welke omstandigheden de mensen dan moeten leven. Vooral nu in een tijd van weelde en overvloed. Stel je voor, er is geen koffie of thee te krijgen. De surrogaat (namaak) koffie in de winkels is gemaakt van gemalen eikels en de thee is een mix van gedroogde bladeren. Er is bijna geen verkeer, benzine is niet te krijgen. Alleen de dokters en de ambulance krijgen mondjesmaat wat benzine toegewezen. Vele particuliere auto’s zijn gevorderd.
Het is 14 september 1944. Al een dag of tien ligt het werk stil. Er is geen openbaar vervoer meer en je kunt je niet
Het meest gebruikte vervoermiddel is de fiets, maar ook daarmee ontstaan na een paar jaar de moeilijkheden.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 28
Pagina 9
De banden raken versleten en er zijn geen andere te krijgen, of tegen enorme bedragen op de zwarte markt. Maar een mens in nood is vindingrijk.
stil. Vanaf augustus trekken de Duitse troepen noordwaarts. Het merendeel met oude karren en gammele voertuigen. Het is niet meer dat eliteleger van 1940. Maar dan houdt de terugtrekkende beweging een paar dagen op. Spanning zit in de lucht en iets is gaande. Ineens rukt een Duits SSleger op naar België en de hoop op bevrijding is direct verdwenen. Het blijft echter verder stil. Na een paar dagen krijgt Jan bericht dat hij maandag weer moet beginnen.
Van een oude autoband snijdt men de zijkant in repen en dat rijgen ze met ijzerdraad om de velg van het wiel. Het is niet echt comfortabel, want er zit weinig of geen vering meer in. Maar je kunt toch fietsen, al hebben de spaken veel te lijden. Degene die de kost moeten verdienen met een vrachtwagen, bouwen achter de cabine een gasgenerator. Dat is een soort ingewikkelde oven die met hout gestookt wordt. ’s Avonds moet alles verduisterd zijn, er mag geen spleetje licht door de gordijnen komen. De koplampen van de fietsen zijn met een zwart plaatje, waar een smalle spleet in zit, afgeschermd. Ook is er dan sprake van een zogenaamde spertijd. Dat wil zeggen dat tussen tien uur ’s avonds en zes uur ’s morgens niemand op straat mag komen. Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 10
Met een paar jongens die bij Jan werken, gaat hij te voet naar Aalst, bang dat de Duitsers de fietsen afpakken. Als ze bij de fabriek aankomen, staat het op straat vol met mensen die richting Eindhoven kijken. Het gerucht gaat dat de Duitser de Aalsterbrug hebben ondermijnd en deze kan elk moment in de lucht vliegen. Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 27
portie melk bij de boeren heeft gehaald, oefent de Luikerweg een geweldige aantrekkingskracht op hem uit. Jan en consorten zijn in die tijd steeds met drie á vier man bij elkaar en zijn op zoek naar spanning. Het gebeurt op een dag, een beetje verder als nu de rotonde is, dat een groep terugtrekkende soldaten in aantocht is. Een Duitse soldaat zit op een mager paard, waarschijnlijk gestolen in Frankrijk of België. Het dier is zo moe, dat het op een gegeven moment vertikt nog een stap te verzetten. De Duitser springt van zijn paard en probeert het door aan de teugels te trekken, weer op gang te krijgen. Het beest wil niet meer verder en blijft rond de wildtrekkende soldaat draaien. Met gevolg dat het met de achterpoten in zo’n eenmansgat valt. De soldaat begrijpt dat verder gaan met dit paard onmogelijk is. Als jongens, belust op sensatie, zijn ze blijven staan, net zoals een nieuwsgierige man die juist voorbij komt gefietst. Dan gebeurt het onvermijdelijke. De soldaat trekt zijn revolver en verlost het paard uit zijn lijden. Met zijn bajonet snijdt de soldaat de keel van het paard door, zodat het beest leeg bloedt. Hij kijkt om zich heen en ziet de man met zijn fiets. Hij duwt de man opzij, grijpt zijn fiets en smeert ‘m. Verbouwereerd nagestaard door de man, die sprakeloos achter blijft. Als een lopend vuurtje gaat het nieuws de buurt rond en binnen een half uur is het dier met broodmessen in stukken gesneden en verdwenen. Wat aan afval overblijft, gaat het eenmansgat in dat vervolgens zo snel mogelijk dicht gaat.
Tot overmaat van ramp komt ook nog de ‘arbeitseinsatz’ voor mannen tussen 18 en 45 jaar. Als die niet in de oorlogsindustrie werken, volgt er een keuring en gaan ze zonder pardon richting Duitsland. Dat zijn er in die tijd in Valkenswaard heel veel, de meesten werken namelijk op de sigarenfabriek. Vooral joden hebben het zwaar te verduren. Zij krijgen een Davidster op hun kleren genaaid en bij openbare gelegenheden, zoals bioscoop en café, hangt er een plaat aan de deur met de tekst: “Voor joden verboden”. Wie daar geen gevolg aan geeft, loopt het risico meedogenloos te worden opgepakt en terecht te komen in een strafkamp. Iedere avond en nacht is de lucht gevuld met ronkende Engelse vliegtuigen op weg naar Duitsland om daar hun bommen los te laten.
Frankrijk en België zijn al voor een groot deel bevrijd. Hopelijk zal Nederland snel volgen. Overal ligt het werk
Gewoonlijk gaat dan het luchtalarm, zoeklichten struinen de hemel af en de Duitsers proberen ze neer te schieten. Soms lukt dat wel eens. Uit de brokstukken maakt men dan ringen en andere gebruiksvoorwerpen.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 26
Pagina 11
Na een paar jaar bezetting worden de rantsoenen, die op de bon zijn te verkrijgen, steeds kleiner. Krijg je eerst een pond boter op een bon, even later moet je het met een half pond stellen. De bedrijven die voor de Wehrmacht werken, krijgen in de middagpauze gratis extra voedsel uitgereikt.
komt hij met een dikke ijsco de werkplaats binnen en vraagt of Jan misschien ook zin heeft. In groepjes van drie á vier man sluipen de mannen in het donker op de tast naar de ijscokar. De deksel wordt gelicht en ze beginnen met de blote hand in het ijs te graaien. Ook de koekjes smaken voortreffelijk en ook daar blijft niets van over. Zoveel lekkers hebben de jongens in jaren niet meer gehad. Als de jongens de volgende avond weer op het werk komen, is de kar verdwenen en de verwachte uitbrander blijft uit. Ach ja, anders zou het ijs toch maar gesmolten zijn geweest.
Dat bestaat uit een bord soep en wat stamp. Zo ook bij Philips, het personeel spreekt daar over ‘Philiprak’. Hoe het allemaal gelopen is weet Jan niet meer, maar op een gegeven moment krijgen zij het ook. Ook de leden van de plaatselijke NSB komen daarvoor in aanmerking. Met potjes en pannetjes komen dan, meestal de vrouwen, vóór 12 uur ’s middags het eten ophalen. Dat eten komt van een gaarkeuken in Eindhoven. Van daaruit moet het naar de verschillende afhaalpunten, maar er is geen vervoer. De grote baas heeft daar iets op gevonden. In een vergeten rommelhoek van de fabriek staat een oude handkar met van die grote houten wielen waar een ijzeren band omheen ligt. De jongste werknemers moeten op toerbeurt met de kar het eten in Eindhoven gaan halen. Zo komt Jan op enig moment ook aan de beurt.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 12
Op 6 juni 1944 komt eindelijk de lang verwachte invasie van de geallieerde troepen in Normandië. Het begin van de bevrijding komt in zicht maar nog enkele zware maanden volgen. De Duitsers bieden hevige tegenstand en als ze uiteindelijk terug moeten trekken, plunderen ze de huizen en de winkels. De familie Peels hoort het steeds dichterbij komend kanongebulder, geen enkele nacht is het rustig. Vanaf 5 september werkt er niemand meer en over de Luikerweg trekken horden Duitse soldaten noordwaarts. De meesten met paard en wagen, maar ook op gestolen fietsen. Vrachtwagens laten ze onbeheerd achter zodra de brandstof op is. Als je dan een jaar of 16, bent is dat een sensatie om zo’n vrachtwagen te doorzoeken. Aan het gevaar denken de jongens niet want dikwijls ligt er nog onbekend oorlogstuig in. Langs de Luikerweg zijn schuttersputjes gegraven. Dat zijn ronde gaten van ongeveer 1.30 meter diep. Het is de doorgaande weg naar Eindhoven, die op deze manier misschien nog verdedigd zal worden. Als Jan zijn dagelijks Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 25
gaat Jan als onderhoudsmonteur in de nachtploeg werken. Hij doet dan kleine reparatiewerkzaamheden en moet de riemen, als er een kapot springt, zo vlug mogelijk maken. Ze maken dan bussen, kolenkitten en kolenschoppen. Producten die nu al lang uit de mode zijn en de jongere generatie niet meer kent. Het is inmiddels volop zomer en tegenover de fabriek staat elke dag een ijscoman uit Eindhoven. Hij heeft een mooie witte ijscokar met twee ketels met van die blinkende koperen deksels, waar het smeerijs in zit. In een paar vierkante blikken trommels zitten de ronde koekjes. Jan werkt weer in de nachtploeg en dat is in het voorste deel van de fabriek. Het achterste deel is in gebruik als rommelhok en staat voor een groot deel leeg. Daar brandt ook geen licht. Op een warme zomeravond kleurt de lucht aardedonker en een groot onweer dreigt los te barsten. De ijscoman wil zo snel mogelijk met de bus naar huis en vraagt aan de ploegbaas of hij zijn kar in de lege ruimte van de fabriek mag zetten. Deze heeft geen bezwaar, maar Corrie, het jongste ventje dat in de ploeg werkt, heeft het allemaal gezien. Zo rond een uur of een, midden in de nacht,
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 24
Met nog een jongen uit Valkenswaard duwen ze de krakende kar naar Stratum, waar ergens achter de Paterskerk de gaarkeuken ligt. Daar hijsen ze met vereende krachten twee van die roestvrij stalen gamellen (van die hoge ketels), een met soep en een met stamp, op de kreunende kar. Vervolgens valt het niet mee die zwaar geladen kar in evenwicht te houden. Maar als het spul eenmaal rijdt, gaat het wel, al moeten de jongemannen flink duwen. Maar voor de brug in Aalst slaat het noodlot toe. Van de grote splitpennen die de wielen op de as moeten houden, is er een door het jarenlange gebruik doorgesleten. Het gevolg is dat het wiel steeds verder naar het einde van de as gaat lopen en er uiteindelijk af valt. De kar kantelt en de ketels rollen over de Aalsterweg. Even staan ze perplex! Zo vlug als ze kunnen zetten ze de ketels weer recht. Met de stamp valt het wel mee, daar is bijna niets uit. Maar de soepketel is half leeg. Om te redden wat er nog te redden valt, scharrelen ze met hun handen de plas soep wat bij elkaar en deponeren dit zo goed als het kan weer in de ketel terug. Wat nu? Naast elkaar staand kijken ze naar de verminkte kar. Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 13
Met behulp van een paar voorbijgangers weten ze het wiel weer op de as te krijgen geschoven en de ketels weer op de kar gezet. Om te voorkomen dat het wiel er voor de tweede keer afloopt, moet er een duwen en de ander moet tegen het wiel stampen, zodat dit op z’n plaats blijft. Als ze bij de fabriek aankomen, staan de NSB vrouwen al met hun pannetje te wachten. De portie soep is voor hen die dag belangrijk kleiner. Voor het personeel is er alleen maar stamp over! Eerst mopperen ze en verwijten de beide jongens dat ze niet genoeg hebben meegebracht, maar als ze het hele verhaal horen, zijn ze blij dat ze die dag geen soep hebben gehad.
tot het licht weer aan gaat.
Op een nacht is de lucht vol van Engelse vliegtuigen die de steden in Duitsland gaan bombarderen. Deze viermotorige bommenwerpers noemen ze ‘vliegende forten’. Ze worden op hun vlucht naar Duitsland begeleid en beschermd door Engelse jagers. Om de Duitse radar en zoeklichten te misleiden, gooien ze massa´s snippers zilverpapier naar beneden. Soms ontstaan er hevige luchtgevechten. Dan gaat het alarm en vlucht iedereen in de schuilkelders. Het duurt soms uren voor het langgerekte signaal ´veilig´ wordt gegeven. Als ooit zo’n bommenwerper geraakt is, ontdoet hij zich van zijn bommenlast zodat hij lichter en dus ook wendbaarder is.
Er volgen dan de meest fantastische verhalen of ze luisteren gespannen naar het geronk van de Engelse vliegtuigen en het gedreun van het Duitse afweergeschut. Iedereen draagt bij het werk een overall, behalve een Amsterdammer, hij werkt altijd in een overhemd met opgestroopte mouwen. Ook in deze strenge winter. Als de mannen dan rond de kachel zitten, vraagt een van de anderen aan hem of hij het zo niet verschrikkelijk koud heeft? “Nee, antwoordt de Amsterdammer, ik heb immers een paar warme bretels!” Nederland is al weer vier jaar door de Duitsers bezet en Jan is al lang niet meer de jongste op het bedrijf. Een jaar geleden is Jan overgeplaatst naar de bankwerkerei, daar heeft hij geleerd hoe hij met de metaalbewerkingmachines moet omgaan. Het zijn allemaal ouderwetse machines die nog met een platte riem op een drijfas werken en die door een grote elektromotor worden aangedreven. In de winter als alles koud en stug is, is het moeilijk het drijfwerk op gang te krijgen omdat de riem er steeds afloopt en dan staat alles stil. Met een bezemsteel houden ze dan de riem op z’n plaats tot de motor op toeren is. Op een gegeven moment
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Zoals in elk bedrijf is er altijd wel eentje die steeds de klos is, eentje die er door de anderen wordt doorgehaald. Zo werkt er bij Brabantia een zekere Frits. Frits is getrouwd, is slechthorend en heeft daarbij ook nog een spraakgebrek. In plaats van de ‘b’ zegt hij de ‘p’, in plaats van de ‘d’ de ‘t’. Dat levert soms komische zinnen op.
Pagina 14
Pagina 23
zijn, je te voet naar huis kunt. Maar het ergste is de bijtende kou, vooral ’s morgens is het verschrikkelijk. In de fabriek blijft het ijzeren gereedschap aan je handen plakken, de verwarming is amper te voelen. Om het enigszins dragelijk te maken, maken de mannen zelf een extra kachel. Aan een oud leeg olievat worden als poten drie hoekijzers gelast, van betonijzer wordt er een russel in gemonteerd en onder de russel worden een paar gaten geslagen, zodat er wat trek in komt. Boven is het vat open en daar gaan de kolen in. De hoeveelheid kolen krijgen ze slechts mondjesmaat verstrekt en dus gaat het stoken heel, heel zuinigjes aan. De mannen moeten steeds meer werk voor de Duitsers verzetten en daarom gaan ze in ploegen werken, een dag- en een nachtploeg. De nachtploeg begint ’s avonds om 8 uur, juist voor de spertijd in gaat. ’s Morgens om 6 uur mogen de mensen weer de straat op en dus is het dan einde werktijd. Meermalen valt ’s nachts de stroom uit en dan kruipen de mannen in het donker rond de kachel en dan maar wachten
Zo gebeurt dat ook die nacht. ’s Morgens voor werktijd is dat dan ook het onderwerp van gesprek, vooral als de bommen dicht in de buurt zijn gevallen. Hevige discussies volgen dan, onder andere over hoeveel vliegtuigen er in de lucht waren. Een arbeider die uit Budel komt, beweert dat er wel meer dan ‘duuzend’ waren! Ook Frits mengt zich in het gesprek en hij zegt: “Er fiel een pom en mijn pet pipperde” (er viel een bom en mijn bed bibberde). Veel hoongelach volgt. Uit leedvermaak proberen ze hem dat in de loop van de dag meermalen te laten zeggen en soms trapt hij daar nog in ook. Diezelfde Frits zit de ganse dag op zijn stoeltje achter een tafeltje trechters te solderen. Voor hem heeft hij een blikken doosje met eigen teelt tabak staan waar hij op gezette tijden een shagje uit draait. Als hij dan even naar de WC gaat, heeft de een of ander de deksel van zijn blikken doosje dicht gesoldeerd. Eenmaal terug van de WC wil Frits een sigaretje draaien, maar krijgt met geen mogelijkheid de deksel open. Stiekem loert hij naar de anderen of er iemand reageert, maar iedereen is ijverig aan het werk. Totdat hij merkt dat iemand zit te grinniken. Hij staat op, loopt naar de betrokken persoon en slaat hem zonder pardon tweekeer recht op z’n ogen. Het slachtoffer is echter niet voor een kleintje vervaard, hij vliegt op en pakt Frits bij zijn keel en gooit hem in een oogwenk op de grond. Met z’n ene knie op zijn borst en een hand op zijn keel heft hij de andere vuist omhoog om Frits de genadeklap te geven. Frits ziet het gevaar aankomen en met angstige stem roept hij: “Tenk er aan, ik pen getrouwd”.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 22
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 15
De aanvaller, met zijn vuist omhoog, blijft als versteend zitten. Kunstschilder Rubens had geen beter model kunnen hebben en de aanvaller laat Frits los, gaat recht staan en vergeet zijn slachtoffer af te straffen terwijl twee grote blauwe kringen om zijn ogen te voorschijn komen. Einde incident! Er is na een tijd weer eens een grote order trechters binnen gekomen. De arbeiders begrijpen niet wat die Duitsers daar allemaal mee doen, maar maken er zich niet druk om. Het is echter een tijdje geleden dat er trechters zijn gemaakt en dus is het soldeerwater oftewel het zoutzuur op. Jan krijgt de opdracht om met de fiets naar Eindhoven te gaan, om daar zo’n grote groene fles met zoutzuur, die half in een mand verpakt zit, te gaan halen.
weer verder rijdt, begint het oprapen van de kolen. Dit kan niet lang goed gaan, de mensen worden namelijk steeds brutaler. Op een keer, dat er weer eens een trein stil staat, trekken de mensen een zijschot van een wagon los, zodat een groot deel van de lading naast de spoorlijn komt te liggen. Dat is de druppel die de emmer doet overlopen, vanaf dat moment zitten op de achterste wagon gewapende Duitse militairen. Zodra iemand het waagt om langs die stilstaande trein te lopen, breekt het geweervuur los. Maar bij Jan thuis hebben ze geluk, ze kennen een machinist uit Eindhoven en als die dienst heeft geeft die een paar korte fluitsignalen en duwt hij tegelijkertijd een paar flinke brokken van de locomotief. Een tijdje daarna zoeken ze zo´n honderd meter langs de spoorlijn af en vinden dan gewoonlijk een paar zware bonken kolen. De familie Peels heeft dan weer twee dagen te stoken. Dan nogmaals die strenge winter van 1942. Het is een en al ellende, soms ligt er een dik pak sneeuw en om met de fiets in Aalst naar het werk te gaan, is een marteling. De eigengemaakte banden van een autoband, die met ijzerdraad om de vellingen zijn bevestigd, zijn bij sneeuw een doffe ellende. De sneeuw hecht zich aan de banden en aan de ijzerdraad en na een paar honderd meter fietsen, zitten de wielen zo vol met sneeuw geplakt dat ze niet meer rond gaan. Dan stamp je net zo lang tegen de wielen totdat ze weer ronddraaien, maar even later is het weer precies hetzelfde. Ook zijn de wegen ’s morgens ooit spiegelglad zodat fietsen onbegonnen werk is. Als jongen bindt je dan de schaatsen onder en zo glijdt je richting Aalst. Dat heeft weer tot gevolg dat, als ’s avonds de wegen weer schoon
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 16
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 21
Voor velen zijn de winters erger dan de bezetting. Er zijn bijna geen kolen te krijgen en alles wat van hout was, is allang in de kachel opgestookt. Hele dennenbossen worden omgekapt, oude schuurtjes moeten het ook ontgelden en gaan in rook op. ’s Avonds gaan de mensen vroeg naar bed om toch maar enigszins warm te liggen. Het is een ondragelijke toestand. De familie Peels heeft het geluk dat ze aan de Parallelweg wonen, naast de spoorlijn.
Daar komt regelmatig een trein voorbij, vol met kolen geladen, die van de Belgische mijnen komt. Als het signaal op onveilig staat, stopt de trein voor hun huis. Ze kruipen dan door een gat in het spoortuintje en proberen wat kolen van de stilstaande trein te jatten. Dat gaat dagen goed, maar al vlug is bekend dat zo mee en dan een trein vol met kolen voor het station stil staat. Als vliegen komen de mensen daar op af. Sommigen hebben al een zak bij zich, want het blijft niet bij een hand vol kolen. Zodra de trein stil staat, komen ze op de volgeladen wagon af en beginnen de kolen van de wagon te gooien. Als de trein dan vervolgens Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 20
Als jongen die amper een jaar van de lagere school af is, is Jan nog nooit alleen in Eindhoven geweest. Een keer is hij er met moeder met de bus naar toe geweest om een pak te kopen voor zijn plechtige communie. Tot overmaat van ramp zegt de baas van de bankwerkerei: “Als je toch naar Eindhoven gaat, breng dan ook dat elektromotortje mee dat ze bij Badenburg gewikkeld hebben.” Zo goed en zo kwaad als het gaat, leggen ze Jan de weg uit en krijgt hij een papiertje mee waar de adressen op staan. Onderweg dringt het pas tot Jan door hoe moeilijk het zal zijn, een fles zoutzuur plus een elektromotortje op een fiets, met eigen gemaakte harde banden te vervoeren. Na een paar maal gevraagd te hebben, vindt Jan het adres waar het zoutzuur te krijgen is. Hij zet de fles achter op de pakkendrager en houdt de fles met een hand vast, terwijl hij met de andere hand het stuur omknelt houdt. Het gaat allemaal redelijk goed want in die tijd is er nog weinig verkeer. Maar bij Badenberg wordt het moeilijker. Hoewel het motortje niet al te groot is, is het kreng toch nogal zwaar. De man die helpt fronst zijn wenkbrauwen en zegt: “Hoe doe je dat nou?” Ja, dat weet Jan zelf ook niet. “Wacht even”, zegt de man, “dan zal ik je helpen”. Onder uit een oude kast haalt hij een jute zak te voorschijn, doet het motortje daarin en knoopt de zak stevig dicht. “Zo, zegt hij, dan kun je dat ding aan je stuur hangen.” Jan bedankt de beste man voor zijn goede idee, want hij weet zichzelf eigenlijk geen raad.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 17
Stilstaand gaat hij tegen de muur op zijn fiets zitten, houd met een hand de fles met zoutzuur vast en met de andere het stuur. De man geeft hem nog een forse duw en zegt; “nou, het beste ermee.” Voorzichtig trapt Jan richting Aalst. De zak met het motortje slingert wat op en neer en geeft steeds kleine rukjes aan het stuur. Toch gaat het redelijk goed en in gedachte voelt hij zich al een flinke vent in de veronderstelling dat hij dit tot een goed einde gaat brengen. Als Jan de Paterskerk net voorbij is, moet hij uitwijken voor een oud vrouwtje dat te voet de weg oversteekt. Het motortje aan het stuur begint vervaarlijk te slingeren en botst tegen het voorwiel. Om niet te vallen grijpt Jan met twee handen zijn stuur vast. Het gevolg is, dat de fles met zoutzuur bruisend op de straat uiteen spat. Jan’s eerste gedachte is: “Hier moet ik zo snel mogelijk weg zien te komen.“ Zonder van zijn fiets af te zijn geweest, zet hij er de sokken in. Gelukkig is hij niet door het gemene spul geraakt, maar als hij eenmaal over de Aalsterweg is, begint hij steeds langzamer te fietsen. De angst kruipt in zijn benen, wat staat hem dadelijk te wachten? Krijgt Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 18
hij op z’n minst een uitbrander, of een pak slaag, of misschien wel zijn ontslag? Het is al einde werktijd als Jan bij de fabriek arriveert, er is niemand meer. Alleen de zoon van de grote baas staat in de deuropening tegen de deurstijl geleund. Jan denkt: nu gaat het gebeuren, maar opvallend rustig zegt hij: “Je hebt zeker de fles met zoutzuur kapot laten vallen?” Zonder een woord uit te brengen knikt Jan van “Ja”. Dan zegt hij: “Geef het motortje maar hier en ga maar vlug naar huis voor de spertijd begint.” De zoon van de baas is dan kennelijk doordrongen van het feit dat het onverantwoord was geweest om zo’n jong manneke hiermee op pad te sturen. Jan heeft op dat moment niet het lef, maar eigenlijk had hij hem zo om z’n nek willen vliegen. Naast alle ellende die de Duitse bezetting met zich meebrengt, komen daar ook twee strenge winters van 1941 en 1942 overheen. Maanden vriest het dat het kraakt en voor de derde achtereenvolgende maal gaat in 1942 de Elfstedentocht van start. Door de ontberingen en de extreme kou merken velen niet dat ze bevriezingsverschijnselen oplopen. Voor drie deelnemers is deze situatie fataal. Zij overlijden als gevolg van hun ontberingen.
Heemkundekring Weerderheem Valkenswaard
Pagina 19