hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
EGYPTE IN DE koude oorlog Het succes van Bijbelse en antieke spektakel films in het Hollywood van de jaren ’50 vormde niet alleen een grootscheeps antwoord op dat van het kleine televisiescherm. De Koude Oorlog zorgde ook voor ‘morele herbewapening’ en heroriëntatie op Goed en Kwaad. Volgens Cecil B. De Mille, producent en regisseur van The Ten Commandments (zowel de versie uit 1923 als die uit 1956), beloofde Mozes de mensen vrijheid en wilde de farao hen aan de staat onderwerpen, net als het communisme dus. Aan de andere kant van het IJzeren Gordijn lokte het oude Egypte ook politieke analogieën uit. Het Poolse Faraon (Jerzy Kawalerowicz, 1966) wordt alom beschouwd als een van de meest historisch realistische films over het oude Egypte, mede door aandacht voor economische aspecten. Het vermenselijkt ook de almachtige heerser, in strijd met meer spirituele waarden, ten tijde van politieke dooi in Polen en het hele Oostblok.
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
EEN LEIDSE AAN DE NIJL In The Ten Commandments (1956) speelt Leiden een piepkleine bijrol. Dat was namelijk de geboorteplaats van actrice Nina Foch (1924-2008), die de rol van de dochter van de farao, Bithiah, vertolkte. Ze speelde wel vaker prinsessen of adellijke dames, bijvoorbeeld in Spartacus (Stanley Kubrick, 1960) - geen wonder, gezien haar afkomst. Deze Nina Consuelo Maud Fock was de dochter van de enigszins vergeten Nederlandse dirigent en componist Dirk Fock (1896-1973) en de Amerikaanse actrice Consuelo Flowerton (1900-1965), die nog tegenover Rudolph Valentino in Camille (1921) te zien was geweest. Haar grootvader (1858-1941), die eveneens Dirk Fock heette, was een liberaal staatsman, die onder meer optrad als voorzitter van de Tweede Kamer, minister van Koloniën en als gouverneur-generaal van Suriname en Nederlands-Indië. Toch is het niet helemaal onbegrijpelijk dat Nina haar achternaam in Hollywood veranderde van Fock in Foch…
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
DE VERMINKING VAN CLEOPATRA Theda Bara, Claudette Colbert, Vivien Leigh, Sophia Loren en Monica Bellucci waren slechts enkele van de illustere sterren die in verschillende perioden van de filmgeschiedenis Cleopatra speelden. Maar de enige die voor eeuwig met de Egyptische koningin vereenzelvigd zal blijven is de Brits-Amerikaanse Elizabeth Taylor (1932-2011), die als eerste, voor deze rol, een honorarium van een miljoen dollar kreeg. Toen het spektakelstuk van regisseur Joseph L. Mankiewicz in 1963 eindelijk af was, na jaren van rumoerige publiciteit, viel het eindresultaat tegen, enkele zeer geslaagde massascènes daargelaten. Het budget was namelijk zo uitgedijd (onder veel meer door een verhuizing van de opnamen van Londen naar Rome, omdat het daar minder regende) dat cruciale passages niet meer gedraaid konden worden. Ook aan de langst beschikbare versies (192 en 248 minuten) is nog steeds geen touw vast te knopen. Maar ergens in die verminkte flop gaat een potentieel meesterwerk van vijf, zes uur schuil.
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
ONGEMAK MET HET VERLEDEN Omdat het Oude Testament voor alle drie de monotheïstische wereldgodsdiensten van belang is, zou je verwachten dat er ook in islamitische en joodse filmculturen aandacht zou zijn voor Egyptische episoden. De Iraanse televisieserie over Youssef of Jozef waarvan op de tentoonstelling een fragment te zien is, behoort echter tot de uitzonderingen. Zelfs in het huidige Egypte spreekt het antieke verleden niet bepaald tot de verbeelding van de bioscoopbezoeker. Ook de film Al-mohager of L’Émigré uit 1994 is exceptioneel. Regisseur en scenarioschrijver is niet toevallig de altijd internationaal georiënteerde Youssef Chahine (1926-2008) uit Alexandrië. Hij gebruikt de tijd van de farao’s als decor van een pleidooi voor tolerantie tussen verschillende culturen en kreeg het dan ook prompt met de moslimfundamentalisten aan de stok, zoals wel vaker gebeurde met de soms visionaire films van Egyptes grootste filmmaker.
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
BEWEGENDE HIËROGLIEFEN Historische films zijn altijd vele malen duurder dan eigentijdse, omdat het nu eenmaal iets kost om een andere era met behulp van kostuums, decors en rekwisieten op te roepen. Dat piramides en paleizen, om nog maar te zwijgen van koninklijke kleding en juwelen, helemaal bewerkelijk zijn, is een van de redenen van de populariteit van het onderwerp in tekenfilms. Overigens zou je kunnen stellen dat de laatste vijftien tot twintig jaar alle films met grootscheepse toepassing van zogeheten ‘Computer Generated Images’ (CGI), die de reconstructie buitengewoon veel eenvoudiger maken, als animatiefilms kunnen worden opgevat. Maar er is nog een reden waarom animatoren van Egypte houden. Het beeldschrift dat daar destijds werd gebruikt, spreekt tot de verbeelding van makers van storyboards en animatiescenario’s. Ze kunnen de verleiding moeilijk weerstaan om in hiërogliefen een beeldverhaal te zien, en de symbolen letterlijk tot leven te brengen. Een van de mooiste voorbeelden zit in The Prince of Egypt (1998), met een droomscène in hiërogliefen (of wat daarvoor door moet gaan).
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
LUMIÈRE VS. MÉLIÈS Direct in de eerste jaren na de introductie van de film in 1895 tekende zich een tweedeling af tussen documentaire en speelfilm. De gebroeders Louis en Auguste Lumière epateerden de eerste bioscoopbezoekers, veelal op de kermis, met een aanstormende trein of andere direct aan de werkelijkheid ontleende taferelen. Daartoe behoorden ook zogeheten ‘travelogues’ die de wondere wereld vastlegden, waaronder uiteraard de piramides. Tegelijkertijd speelde illusionist Georges Méliès met de behoefte van de kijker aan een beetje magie en griezelen. In het nieuwe medium bleek montage het middel bij uitstek om mensen en objecten te laten verdwijnen, metamorfoseren, vliegen of uit de dood te doen herrijzen. In die traditie vormde het in de 19de eeuw gemeengoed geworden Oriëntalisme een ideaal idioom en, al snel, een filmcliché. Films met Egyptische thema’s staan van het begin af aan overwegend in de Mélièstraditie van mystificaties, spookhuizen en het geloof in bovennatuurlijke fenomenen.
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
AGRESSIEVE MUMMIES Er zijn geleerden die menen dat de cinema (net als de literatuur en de andere kunsten) maar twee basisthema’s kent, namelijk liefde en dood. Zeker is dat film de dood kan overwinnen, doordat je schimmen van allang overleden mensen levensgroot en voor eeuwig kunt projecteren. Ook dat kan een reden zijn waarom filmmakers zich zo thuis voelen in het oude Egypte, met de cultus van levende doden. Die gingen pas echt de filmwereld veroveren na de omvangrijke publiciteit rond de ontdekking van de tombe van Toetanchamon in 1922. Al in 1903 publiceerde Bram Stoker zijn meerdere keren verfilmde roman The Jewel of Seven Stars over de confrontatie tussen een archeoloog en een tot leven komende mummie. Officieel was The Mummy (Karl Freund, 1932) niet op het boek van Stoker gebaseerd, maar het zat aardig in de buurt. Mummies werden de agressieve hoofdpersonen van een lange reeks griezelfilms (vooral in de jaren ’30, ’50, ’70 en ’90) en worden gevoelsmatig door horroradepten ervaren als pendanten van zombies, het monster van Frankenstein, vampiers en andere levende doden.
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
WAREN DE GODEN KOSMONAUTEN? Wie bij het woord archeoloog het eerst denkt aan Indiana Jones, is een romanticus, maar je zal ze de kost moeten geven. De met Raiders of the Lost Ark (1981) begonnen serie films en televisieseries van Steven Spielberg over de archeoloog als superheld heeft het beroep wel meer aanzien, en vooral bekendheid verschaft. Feitelijk grijpt Harrison Fords personage terug op Hollywood-B-films uit de jaren ’30 en ’40, die vooral in matinees van buurtbioscopen te zien waren en die het wereldbeeld van de jonge Spielberg hielpen bepalen. Maar ook mystiek kleurt de ideologie van veel films over de antieke Egyptische cultuur. Zo lopen verleden, heden en toekomst soms door elkaar in sciencefictionfilms, alle doordesemd van het gedachtegoed van de Zwitserse auteur Erich von Däniken (1935). In zijn bestseller Waren de goden kosmonauten? en de erop gebaseerde bioscoopdocumentaire Erinnerungen an die Zukunft (1970) wordt de stelling verdedigd dat alleen buitenaardse bezoekers de piramides hadden kunnen bouwen.
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
ABBOTT & COSTELLO & BORIS KARLOFF De eerste tot leven komende mummie werd in 1932 gespeeld door de Engelse acteur Boris Karloff (1887-1969), die eigenlijk William Henry Pratt heette. De onheilspellende Karloff was een van de sterren van de Universal-studio, die in het Hollywood van de jaren ’30 en ’40 bijna het monopolie op horror bezat. Het was ook de thuisbasis voor het komische duo Bud Abbott (1895-1974) en Lou Costello (1906-1959), dat met hun 36 goedkoop gemaakte kluchten (1940-56) in die periode beroemder was dan Laurel & Hardy. Veel van die revueachtige films persifleerden bioscoophits, vooral van Universal zelf, waarin dan Karloff weer vaak als schurk optrad. Hij ontbreekt echter in Abbott & Costello Meet the Mummy (1955), de zwanenzang van het duo voor Universal. Een makkelijk te parodiëren onderdeel van alle mummiefilms, ook de Indiana Jonesachtige remakes uit de jaren ’90, vormt het tot leven wekken van de mummie door het uitspreken van heilige teksten, bij voorkeur uit het Dodenboek.
hans beerekamp Film- en televisierecensent NRC Handelsblad
HET SPOOK VAN HET LOUVRE Oudere Nederlanders kennen misschien nog het in de volksmond populaire scheldwoord ‘spook van het Louvre’, vooral gebezigd voor iets te zwaar opgemaakte oudere dames. De oorsprong is een ondertitel van een destijds immens populaire Franse televisieserie, Belphegor (1965), met de overigens perfect opgemaakte Juliette Gréco in de hoofdrol. Er bestaat een gelijknamige, veel duurdere maar inferieure bioscoopversie uit 2001. De tot leven gewekte Moabitische godheid in het Louvre blijkt overigens een dekmantel voor juwelendieven, net als in het grote voorbeeld, het filmfeuilleton over de gemaskerde meesterinbreker Fantômas (Louis Feuillade, 1913). Er is dus eigenlijk niets bovennatuurlijks aan de hand in deze Franse afdeling van het subgenre van de museumhorror. Dat zit anders in het Amerikaanse tweeluik Night at the Museum (2006 en 2009): daar komen de tentoongestelde mensen en dieren in de nacht echt tot leven. Als kijker mogen we onze angst voor het onbekende veilig weg lachen.