2013 CSG de Lage Waard Pieter Mol 1610367
[OMGANGSPROTOCOL] Beroepsproduct 3
Inhoudsopgave Samenvatting_______________________________________ Inleiding___________________________________________ Basisstuk Omgangsprotocol____________________________ Inleiding______________________________________ Theoretisch kader______________________________ Soorten interventie_______________________ Digitaal pesten___________________________ Internet gebruik__________________________ Aanpak_______________________________________ Interventiedoelen_______________________________ Nationaal mediacoach___________________________ SAQI-test______________________________________ IC-inrichting____________________________________ Planning_______________________________________ Bibliografie___________________________________________
3 4 5 5 5 5 7 8 9 10 11 11 11 12 13
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
14 15 18 18 18 18 18 19 22 22 22 23 27 30
Bijlage 4 Bijlage 5
Notitie pest- omgangsprotocol_______________ Antwoord op vragen n.a.v. notitie____________ Omgangsprotocol_________________________ Inleiding__________________________ Aanleiding_________________________ Risicofactoren______________________ Interventiedoelen___________________ Stappenplan_______________________ Implementatie_____________________ Evaluatiecyclus_____________________ MR & Directie _____________________ Bijlage 1: stappen voor mentoren/ docenten___ Startdocument___________________________ Verslag presentatie_______________________
2
Samenvatting Dit protocol beschrijft hoe er op De Lage Waard een positieve sfeer kan worden neergezet. Hierdoor kan pesten worden voorkomen. Als pesten toch voorkomt, beschrijft dit protocol de stappen die verschillende doelgroepen kunnen nemen om het tegen te gaan. Om tot dit protocol te komen heeft de werkgroep grondig onderzoek gedaan. Allereerst is er een theoretisch kader geschept door middel van een literatuuronderzoek. Vervolgens heeft de werkgroep zich gericht tot ouders, docenten en leerlingen. Zij hebben hun ervaringen, verwachtingen en wensen kunnen aangeven. In het basisstuk heeft de werkgroep vervolgens deze informatie verwerkt tot een realistisch en uitvoerbaar plan. Vanuit het basisstuk heeft de werkgroep het Omgangprotocol opgesteld. Het protocol begint met een beschrijving van de risicofactoren en de interventiedoelen die uit het onderzoek bij ouders en collega’s naar voren kwamen. De interventies kunnen gedaan worden op die niveaus: school-, groeps- en individueel niveau. In een stappenplan wordt beschreven welke interventies er gedaan worden als er wordt gepest. Hier wordt duidelijk beschreven wat er wordt verwacht van alle betrokkenen. Tevens bevat het protocol een stappenplan (bijlage 1) voor mentoren en docenten.
3
Inleiding Voor u ligt mijn beroepsproduct Omgangsprotocol. In het afgelopen jaar heb ik deel uit mogen maken van de werkgroep omgangsprotocol. Ik heb samen mogen werken met zeer begaafde en deskundige collega’s. In het document wordt gesproken vanuit ‘de werkgroep’. Mijn aandeel in dit protocol is het schrijven van het basisstuk en het Omgangsprotocol geweest. Hiervoor heb ik grondig literatuuronderzoek gedaan, bijgestaan door de werkgroep. Aan het onderzoek onder docenten, ouders en leerlingen heb ik een kleinere bijdrage geleverd. Ik heb het grootste deel van de informatie verwerkt. Ik hoop dat het omgangsprotocol een waardevol document voor de school is. Het theoretisch kader en het praktijkonderzoek geeft het protocol een gedegen basis. Doordat de ervaringen en verwachtingen van alle betrokkenen er in zijn verwerkt wordt het protocol breed gedragen. Het duidelijke stappenplan maakt het Omgangsprotocol tot een bruikbaar product. Ik ben dankbaar dat ik deel heb kunnen uitmaken van deze werkgroep. Door met hen samen te werken ben ik nog beter bekend geworden met de visie van de school. Ook heb ik heb een bijdrage kunnen leveren aan het klimaat binnen de school. Daarnaast heb ik mijn onderzoeksvaardigheden en mijn organisatorische vaardigheden sterk kunnen verbeteren. Ik ben zeer blij met deze ontwikkelingen en trots op het eindproduct. Pieter Mol
4
Basisstuk Omgangsprotocol Inleiding Dit document is samengesteld door en voor de werkgroep Omgangsprotocol. De werkgroep werkt binnen De Lage Waard en bestaat uit medewerkers van De Lage Waard. De werkgroep was in eerste instantie gestart als 'Werkgroep Pest- en Social Mediaprotocol'. Deze naam is later veranderd in Omgangsprotocol. Dit document is opgesteld naar aanleiding van de opdracht 1 die de directie gaf. Dit document vormt de basis voor de verdere beslissingen en ontwikkelingen die de werkgroep maakt. Dit basisstuk geeft een korte samenvatting van (onderzoeks)literatuur over on- en offline pesten op scholen. Er wordt beschreven welke zaken bruikbaar of van belang zijn voor De Lage Waard. Theoretisch kader Er is veel onderzoek verricht naar pesten op scholen. Pesten gebeurt vrijwel op alle scholen, in het basis-, middelbaar- of voortgezet onderwijs. De laatste jaren is digitaal pesten, of cyberpesten ontstaan: pestgedrag via de computer, mobiele telefoon of smartphone. Onderzoek naar pesten heeft zich vooral gericht op de oorzaak en aanleidingen voor pestgedrag. Er zijn definities gegeven en er is in mindere mate onderzocht waar en wanneer pestgedrag het meest voorkomt. (Smith, Cousins, & Stewart, 2005) Er is minder onderzoek gedaan naar methoden die helpen om pestgedrag te voorkomen. De onderzoeken die zijn verricht geven tegenstrijdige resultaten. (Van Rooijen, 2011) Het bekendste antipestprogramma is het programma van Olweus (1993). Het oorspronkelijke onderzoek van Olweus stamt al uit 1979 en heeft de basis gevormd voor de meeste 'schoolbrede' antipestprogramma's. Soorten interventie Er zijn een aantal soorten interventies te beschrijven. In het rapport 'Wat werkt tegen pesten?' beschrijft Van Rooijen (2011) welke soorten interventies te hanteren zijn. Hieronder volgt een beknopte beschrijving: -
-
-
Betrekken van leerlingen in de bestrijding tegen pesten; deze interventie heeft zowel positieve als negatieve resultaten. Positief omdat jongeren sneller iets zouden aannemen van leeftijdsgenoten. Negatief omdat er zelfs een tegenstrijdig effect op zou kunnen treden: meer pestgedrag; Verbetering van de omgeving: meer overzicht op school- of speelpleinen; Investeren in een veilig school- en klasklimaat en verbeteren van relaties op school. bijvoorbeeld door het verbeteren van onderlinge relaties tussen leerlingen onderling of tussen leerlingen en leraren. Of: investeren in groepsdynamica; Uitvoeren van een schoolbreed beleid: eenduidige regels en afspraken binnen de school; Klassikale interventies; groepsgesprekken, investeren in verandering van groepsnormen. Deze interventie valt ook onder investeren in groepsdynamica;
1
Zie bijlage 1: Notitie Pest- en socialmediaprotocol van 19-01-2012 en bijlage 2: Antwoorden op vragen n.a.v. notitie van Pest & Social Media Protocol van 04-06-2012
5
-
Individuele interventies zoals assertiviteitstraining voor jongeren, bijvoorbeeld de 'Kanjertraining'; Method of Shared concern: leerlingen samen het probleem laten oplossen; Community of Conferencing (of: gemeenschapsoverleg): leerlingen die een conflict hebben worden samengebracht en ondersteund door vrienden, familie of andere betrokkenen. Een pilot in Australië gaf goede resultaten (Smith, Ananiadou, & Cowie, 2003).
Bestaande onderzoeken geven opvallend vaak tegenstrijdige onderzoeksresultaten. Dat heeft een aantal oorzaken. Pestgedrag is moeilijk te meten. Immers: wat is pesten, wanneer is er sprake van en hoe meet je hoeveel last iemand er van heeft? De ene persoon is de ander niet en gaat op een andere manier met plagerijen of pestgedrag om. Een ander probleem in onderzoek naar pestgedrag is dat het grootschalig moet zijn om effectiviteit te kunnen garanderen. Daarnaast moet het onderzoek voor langere tijd plaatsvinden. Dat is lastig in scholen omdat de doorstroom van leerlingen vaak groot is. Bovendien vraagt het veel inzet van docenten. Zo werd er in een tweejarig onderzoek naar pestgedrag in het eerste jaar goede resultaten geboekt. In het tweede jaar van het onderzoek bleven de resultaten steken en leek er geen ontwikkeling meer. Het bleek moeilijk voor de school om twee jaar lang dezelfde interventies en manieren van handelen uit te voeren en vol te houden. Daarom is het voor de werkgroep belangrijk om duidelijk in kaart te brengen wat wel of niet werkt, en wat haalbaar is in de dagelijkse onderwijspraktijk. Volgens Vreeman en Carroll (2007) hebben losse interventies weinig invloed. Zij pleiten voor een bredere aanpak, waarin meerdere interventies worden gecombineerd. Ook Farrington en Ttofi (2011) beschrijven in hun onderzoek een aantal interventies die in de praktijk het best lijken te werken. Het best werkt een combinatie van deze interventies. Hieronder staan een aantal interventies beschreven. -
-
Voorlichting en training van ouders: informeren en laten weten welke stappen ouders kunnen nemen als hun kind pest of wordt gepest; Verbeterd toezicht op schoolpleinen; Disciplinerende methoden; Voorlichting en training van docenten; aandacht voor het herkennen van pestgedrag en handvatten geven om het tegen te gaan. Verbetering van groepsdynamica en klassenmanagement met duidelijke groepsregels zijn hier een onderdeel van; Schoolbreed beleid tegen pesten; Samenwerking tussen docenten en andere professionals: betrekken van bijvoorbeeld jeugdzorg, politie, etc.; Programmaduur: hoe langer een antipestprogramma wordt uitgevoerd, hoe hoger het rendement zal zijn; No-blame of strafmaatregelen; no-blame maatregelen gaan uit van een oplossing tussen de pester en de gepeste, zonder straf. De no-blamemethode lijkt effectiever bij kinderen tussen de 13 en 15 jaar dan bij jongere kinderen. (Rooijen, 2011)
Van Baar en zijn collega's (2007) onderzochten welke voorwaarden er aan een antipestprogramma gesteld moeten worden om effectiviteit te garanderen. Hun onderzoek richtte zich op programma's voor basisscholen. Toch lijken deze voorwaarden ons bruikbaar en geven we ze hieronder weer.
6
-
Voorwaarden voor effectiviteit van een antipestprogramma: Een grondige analyse van de pestproblematiek als basis voor het programma; Een analyse van risicofactoren: welke factoren houden pestgedrag in stand en in welke mate?Bepalen waarom pesters zich gedragen zoals ze doen; Duidelijk omschrijven van interventiedoelen en het verantwoorden van deze doelen; Een methode die op theorie en praktijkervaring is gebaseerd; Een helder implementatieprotocol; Een evaluatieplan.
De aanpak die het best lijkt te werken is een aanpak die aan de 7 doelen van Baar (2007) voldoen en die uitgaat van een zogenaamde schoolbrede aanpak. De schoolbrede aanpak is een aanpak die op de volgende drie niveaus in de school plaatsvindt. Op schoolniveau; o Een werkgroep coördineert de invoering; o Schoolpersoneel wordt getraind; o Algemene schoolregels; o Ontwikkelen van een gecoördineerd toezichtsysteem; o Een schoolbrede ouderbijeenkomst. Op groepsniveau; o Klassikale regels tegen pesten; o Klassikale gesprekken over pesten en onderlinge relaties; o Ouderbijeenkomsten per klas; o Organiseren van activiteiten die saamhorigheid in de klas bevorderen. Op individueel niveau; o Individuele bijeenkomsten met kinderen die pesten; o Individuele bijeenkomsten met kinderen die gepest worden; o Individuele bijeenkomsten met ouders van kinderen die bij pesten betrokken zijn.
Digitaal pesten Pesten vindt niet alleen in de klas of op het schoolplein plaats, maar ook steeds meer digitaal. Er is grootschalig onderzoek gedaan naar internetgedrag onder jongeren uit 25 Europese landen (Livingstone et al., 2011). In dit onderzoek bleek dat ongeveer 19% van de Europese kinderen tussen de 6 en 19 jaar oud wel eens on- of offline gepest was. Van die kinderen gaf 12% aan ooit zelf iemand te hebben gepest. Digitaal pesten gebeurt via dreigmail, Instant Messaging (IM'ing, bijvoorbeeld via MSN of andere chatprogramma's), SMS, Facebook en Twitter. Volgens Bolman en collega's (2006) is 24% van de basisschoolleerlingen en 19% van brugklassers wel eens slachtoffer geweest van digitaal pesten. Er zijn niet veel specifieke interventies om digitaal pesten tegen te gaan. Kiriadkidis en Kavoura (2010) stellen in hun onderzoek dat bij digitaal pesten dezelfde interventies kunnen worden gedaan als bij gewoon pesten. Ook voor digitaal pesten geldt volgens hen dat een schoolbrede aanpak de beste is. 7
Face-to-facepesten gebeurt vaker dan cyberpesten. De nadruk moet dus op het face-to-facepesten liggen. In vergelijking met andere landen wordt er in Nederland relatief veel digitaal gepest. In de aanpak van digitaal pesten is het wenselijk om per leeftijdsgroep een andere aanpak te hanteren. in de training van docenten hoort ook omgaan met digitaal pesten aanwezig te zijn. Internetgebruik In het eerder genoemde Europese onderzoek (Livingstone et al., 2011) gaf ook aandacht aan het gebruik van internet en computers onder kinderen. Zorgvuldig internetgebruik maakt de kans op digitaal pesten kleiner. Om die reden geven we in dit document ook kort aandacht aan internetgebruik. Wij gebruiken de term 'digitaal burgerschap'. Kinderen gaan steeds jonger online, gemiddeld rond hun 7e levensjaar. Kinderen zijn ook vaak zonder begeleiding online. Volgens het internationale onderzoek bleek dat 87% van het internetgebruik van kinderen thuis plaatsvindt. Van die kinderen gebruikt 49% internet op hun eigen kamer, 31% op een smartphone en 24% op een eigen laptop. Kinderen zijn daardoor moeilijk te controleren en pestgedrag wordt er onzichtbaar door. De nadruk op begeleiding van kinderen online (en het tegengaan van digitaal pesten) ligt volgens het onderzoek op het zelfstandig maken van kinderen. Het is belangrijk om kinderen te trainen in het waarborgen van hun eigen veiligheid. Dat heeft meer rendement dan het verbieden van computergebruik. Internet is immers overal aanwezig. Verbieden leert kinderen niet verantwoordelijk om te gaan met internet. Het onderzoek van Livingstone et al. geeft handvatten voor scholen en ouders over het begeleiden van kinderen online. Hieronder zijn de belangrijkste punten weergegeven. Handvatten voor scholen en digitaal pesten - Speciale programma's voor kinderen die thuis geen internet hebben. Die kinderen krijgen van huis uit geen internetopvoeding mee; - Kinderen weten vaak niet veel over privacy-instellingen. Daarom is het goed om kinderen te trainen, zodat ze een minimale standaard hebben voor internetgebruik; - Nadruk op het 'zelfmanagment' op het online gedrag van kidneren; - Slechts 7% van de kinderen die online gepest werden sprak daarover met een docent. Dat duidt op een gebrek aan kennis bij docenten en dat vraagt weer om scholing van docenten; - Ouders vinden dat scholen de belangrijkste bron van informatie zijn; scholen kunnen die functie (in overleg met ouders) op zich nemen. Handvatten voor ouders - Ouders kunnen kinderen niet altijd en overal online volgen. Daarom ook hier nadruk het het 'zelfmanagement van het online gedrag van kinderen; - Ouders moeten excessief internetgedrag met kinderen bespreekbaar maken en niet aarzelen om limieten aan internetgebruik te stellen; - Ouders moeten overleggen over privacyinstellingen van kinderen en kinderen daarin begeleiden; 8
-
Kinderen hebben regelmatig negatieve ervaringen op internet. Daarom wordt ouders aangeraden om kinderen positieve internetervaringen op te laten doen.
Aanpak In dit onderdeel wordt de aanpak en planning van de werkgroep beschreven. De werkgroep wil een schoolbrede aanpak hanteren. Hierbij zijn alle lagen van de organisatie betrokken. Om een goede uitvoering van het plan te kunnen waarborgen is een breed draagvlak onder docenten, ouders en leerlingen nodig. Daarom betrekken we hen in een vroeg stadium van de ontwikkeling in het proces. We vragen hun input en gebruiken hun wensen, verwachtingen en ervaringen om het basisstuk aan te scherpen en realistisch en uitvoerbaar te maken. Dit helpt om goede afspraken te maken over de aanpak. Overige Input De werkgroep heeft 40 ouders van brugklasleerlingen bevraagd. Er zijn 87 docenten bevraagd. Zij hebben ook in groepen input geleverd. Die informatie heeft de werkgroep gebruikt bij het uitwerken van het plan van aanpak en het opstellen van interventiedoelen. De werkgroep houdt de voorwaarden van Van Baar (2007) voor ogen bij het opstellen van het plan van aanpak. We kunnen de volgende punten al wel aangeven:
-
-
-
Gebruik van de methode: Er wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde 'schoolbrede methode'. Deze methode lijkt het meest effectief omdat ze uit meerdere interventies bestaat. Zie het theoretisch kader in dit basisstuk. Implementatieprotocol: De implementatie van dit protocol wordt uitgevoerd volgens de planning die straks volgt. Deze planning is ontworpen voor de lange termijn. De planning kan tijdens de implementatie bijgesteld worden. Evaluatieplan De evaluatie van het project wordt later in het proces vastgesteld. Dat wordt onderdeel van het definitieve basisstuk. Daarin wordt ook de uiteindelijke methode beschreven.
Het gebruik van de voorwaarden van Van Baar geeft ons nog een paar vragen die inmiddels deels beantwoord zijn: -
Hoe staat het met de huidige pestproblematiek op De Lage Waard? Om antwoord te krijgen hebben we ouders en docenten bevraagd. Leerlingen worden nog bevraagd door middel van het onderzoek van Renske Brouws.
9
-
Welke factoren houden het pestgedrag nu in stand op De Lage Waard? Docenten weten niet hoe pesten in de school wordt aangepakt. Uit onze vragen blijkt dat er geen algemene afspraken over de aanpak van pesten zijn. Per docent verschilt of en hoe pesten wordt aangepakt. De docenten weten niet of er een pestprotocol is en wat daar dan in staat. Er ontbreken materialen om pesten aan te pakken en bespreekbaar te maken. Docenten weten niet goed wat er van hen verwacht wordt in de aanpak tegen pesten. Docenten hebben het gevoel dat ze niet altijd in staat zijn om pesten te signaleren. Ouders geven aan dat er wordt gepest, dat ze dat horen van hun kinderen over andere leerlingen. De helft van de ondervraagde ouders (40) zegt een goed beeld te hebben van pesten in de klas van hun kind. De mentor is voor hun het aanspreekpunt als ze pesten signaleren. De meeste ouders nemen contact op met school als er gepest wordt, maar niet alle ouders doen dat. Er is onvoldoende kennis over de aanpak van pesten. Er is geen duidelijkheid over een gezamenlijke aanpak. Het lijkt erop dat ouders niet altijd de weg naar school zoeken of vinden als ze horen dat er gepest wordt. Docenten weten niet altijd hoe ze pesten moeten aanpakken. Pestgedrag onder leerlingen wordt nog onderzocht.
Interventiedoelen Volgens de voorwaarden van Van Baar stelden we interventiedoelen op. De doelen zijn opgesteld naar aanleiding van de gesprekken en vragenlijsten die we hebben gehad met ouders en docenten.
-
Op schoolniveau: Er komt een schoolbreed plan van aanpak, zodat voor alle docenten, ouders en leerlingen duidelijk is welke stappen ze nemen als er gepest wordt; Docenten worden getraind op het signaleren van pesten; Er komt een centraal meldpunt om pesten beter te signaleren; Een docent (of meerdere) wordt getraind om advies te geven op het gebied van pesten door social media (en social media in het algemeen). Dit gebeurt bijvoorbeeld via de opleiding Nationale Media Coach (zie kopje hieronder); De werkgroep ontwikkelt een gecoördineerd toezichtsysteem; Docenten worden getraind om op groepsniveau pesten te signaleren en aan te pakken; Ouders worden voorgelicht over pesten en bekendgemaakt met het protocol; Algemene schoolregels op het gebied van pesten herzien of aanvullen;
-
Op groepsniveau: Docenten kunnen klassikale regels opstellen tegen pesten; Docenten kunnen klassikale gesprekken voeren over pesten en onderlinge relaties; Er worden afspraken gemaakt voer eventuele ouderbijeenkomsten over pesten per klas; Docenten kunnen activiteiten organiseren die saamhorigheid in de klas bevorderen.
-
10
-
Op individueel niveau: Individuele bijeenkomsten met kinderen die pesten; Individuele bijeenkomsten met kinderen die gepest worden; Individuele bijeenkomsten met ouders van kinderen die bij pesten betrokken zijn.
Nationaal MediaCoach De werkgroep onderzoekt mogelijkheden tot het opleiden van een Mediacoach. De Nationaal MediaCoach is verantwoordelijk voor het initiëren van mediaprojecten al dan niet in samenwerking met externe partijen. Projecten kunnen uiteenlopen van het coachen van leerlingen bij het ontwikkelen van mediavaardigheden die zij zich zelf in groepsverband of individueel (bijv. in de mediatheek) aanleren, jongeren betrekken bij het mediabeleid, het opstellen van een mediaprotocol (internet en mobiele telefonie), het organiseren van ouderavonden en themaweken, coördineren van binnenkomend lesmateriaal, het afhandelen van mediagerelateerde problemen volgens Nederlandse wetgeving, het inschakelen van hulpinstanties, het continue informeren van collega’s over mediaontwikkelingen. (Zie: www.nomc.nl) SAQI-test De werkgroep onderzoekt de mogelijkheid om pestgedrag in de school te monitoren met behulp van de School Attitude Questionnaire Internet (SAQI). Dat is een vragenlijst die informatie geeft over hoe een leerling de school ervaart. De SAQI meet • • •
de MOTIVATIE voor schoolvakken de TEVREDENHEID met school het ZELFVERTROUWEN
In overleg met de remedial teacher (rtv) bekijkt de werkgroep of een SAQI gewenste en bruikbare informatie kan opleveren. ICT-inrichting De werkgroep onderzoekt de huidige inzet van het systeembeheer om cyberpesten en internetmisbruik te voorkomen. Om dat te onderzoek wordt er een gesprek gepland met het hoofd ICT, Menno Bons.
11
Planning De planning die we nu hanteren is hieronder beschreven. De doorgehaalde onderdelen zijn inmiddels afgerond. Basisstuk - 25 september 2012 - De werkgroep stelt een basisstuk samen. Dit stuk beschrijft recente onderzoeken en bevindingen over aanpak van pesten en integratie van social media in de school. Het basisstuk vormt de basis voor de verdere uitwerking van het plan. Het geeft richting aan beslissingen en de aanpak van de verdere ontwikkelingen. Het basisstuk wordt telkens aangevuld met nieuwe informatie.
-
-
-
-
-
-
Input van docenten - rapportvergadering op 29 november 2012 Als het basisstuk klaar is, wordt docenten gevraagd mee te denken over de verdere ontwikkeling van een omgangsprotocol. Dit doen we om het draagvlak voor het protocol te verbreden. Docenten worden de uiteindelijke uitvoerders van een protocol, en daarom vinden we het belangrijk dat hun mening en ervaringen zijn verwerkt. Dat zorgt ervoor dat het plan dicht bij de praktijk van de docenten ligt. Een werkvorm om de input van docenten te genereren volgt later in een specifieke aanpak. Input van ouders en leerlingen - avond in Week 3 van 2013 Om tot een volledige aanpak te komen vragen we ouders en leerlingen om input te geven voor het ontwikkelen van het protocol. Zowel ouders als leerlingen zijn belangrijke stakeholders. Door (betrokken) ouders te betrekken in de ontwikkeling ontstaat ook in die groep draagvlak. Daarnaast kunnen ouders en leerlingen door hun ervaringen en inzichten de ontwikkeling van het protocol aanscherpen. Definitief basisstuk - 18 april 2013 De input van docenten, ouders en leerlingen wordt uitgewerkt in een definitief basisstuk. Het stuk dat dan geschreven is vormt de basis voor de definitieve aanpak en implementatie. Presentatie aan MR (18 juni 2013) en directie (27 mei 2013) Het definitieve basisstuk wordt ter inzage en goedkeuring aangeboden aan de directie. Het stuk kan dan nog worden aangepast. Als het stuk wordt goedgekeurd wordt het aan de Personeels Medezeggenschapsraad aangeboden. Als het daar wordt goedgekeurd start de implementatie van het omgangsprotocol. Studiemiddag personeel - 11 juni 2013 Als het basisstuk en de aanpak is goedgekeurd, wordt er een studiemiddag georganiseerd voor collega's. Deze middag wordt het plan van aanpak gepresenteerd en is een training voor docenten. Voor deze middag wordt medewerking verleend door externe partijen, zoals politie en jeugdzorg. Uitvoering en implementatie protocol - september 2013 Na de zomer wordt er begonnen met de officiële uitvoering en implementatie van het pestof omgangsprotocol. Een nadere beschrijving van deze implementatie staat in het definitieve basisstuk dat op 11 februari wordt gepresenteerd. 12
Bibliografie Baar, P., Wubbels, T., & Vermande, M. (2007). Algemeen methodische voorwaarden voor effectiviteit en de effectiviteitspotentie van Nederlandstalige antipestprogramma's voor het primair onderwijs. Pedagogiek, 27 , 71-90. Bolman, C., Dehue, F., & Völlink, T. (2006). Cyberpesten: Big Deal?! Persrapport. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Kiriadkidis, S., & Kavoura, A. (2010). Cyberbullying. A Review of the Literature on Harassment Through the Internet and Other Electronic Means. Family and Community health, 33 (2) , 82-93. Livingstone, S., Haddon, L., Görzig, A., & Olafsson, K. (2011). Risks and safety on the internet: The perspective of European children. Full Findings. London: EU Kids Online: LSE. Olweus, D. (1993). Bullying at school: what we know and what we can do. Cambridge, MA: Blackwell. Rooijen -Mutsaers, K. v. (2011, September). www.nji.nl. Opgeroepen op April 23, 2012, van Nederlands Jeugd Instituut: www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Watwerkt_Pesten.pdf Smith, J., Cousins, J., & Stewart, R. (2005). Antibullying Interventions in Schools: Ingredients of Effective programs. Canadian Journal of Education, 28 (4) , 739-762. Smith, P., Ananiadou, K., & Cowie, H. (2003). Interventions to reduce school bullying. Canadian Journal of Psychiatry, 48 (9) , 591-599. Ttofi, M., & Farrington, D. (2011). Effectiveness of school-based programs to reduce bullying: a systematic and meta-analytic review. Journal of Experimental Criminology, 7 , 27-56. Vreeman, R., & Carroll, A. (2007). A systematic review of school-based interventions to prevent bullying. Archives of pediatrics and Adolescent Medicine, 161 , 78-88.
13
Bijlage 1: Notitie Pest- en Social Media protocol Inleiding Dit document is opgesteld naar aanleiding van de bijeenkomst (11 januari 2012) van de werkgroep die zich bezighoudt met het Pestprotocol van De Lage Waard. In de stafvergadering van 14 november 2011 is er gesproken over het verouderde pestprotocol van De Lage Waard. Naar aanleiding van die vergadering is er een werkgroep opgesteld die bestaat uit ondergetekenden. Na de stafvergadering van 12 januari 2012 is besloten om het onderwerp 'social media' aan de agenda van de werkgroep toe te voegen. Dit onderwerp heeft veel overlap met het onderwerp 'pesten'. Verloop van de bijeenkomsten Er zijn twee bijeenkomsten van de werkgroep geweest. In de bijeenkomsten is er gesproken over de volgende onderwerpen: -
Veroudering van het huidige pestprotocol; Omgang met Social Media in de school; Veroudering regeling Elektronische Informatie- en Communicatiemiddelen (personeelsweb) De overlap van Pest-, Social Media- en ICT-beleid ; Oriëntatie op bestaande anti-pesttrajecten en pakketten.
Vervolg Het is nog niet bekend hoe het vervolg van de bijeenkomsten van de werkgroep er uit ziet. Voor de leden van de werkgroep bestaat er namelijk onduidelijkheid over het doel van de opdracht. Wel is de werkgroep er van overtuigd dat een brede aanpak wenselijk is, waarbij docent, leerling en ouder/verzorger is betrokken. Dit kan met behulp van een digitale 'Pesttest', een informatieve ouderavond of lespakket. Dit kan in dit cursusjaar worden voorbereid en in het volgende cursusjaar worden uitgevoerd. Voordat er een start wordt gemaakt met het uitwerken van trajecten, protocollen of beleidsplannen is het noodzakelijk om een duidelijke afbakening van het project op papier te hebben. Om de opdracht naar tevredenheid te kunnen uitwerken is er antwoord nodig op de vragen die hieronder beschreven zijn. -
Wat is de opdracht voor de werkgroep? o Toelichting: het is nu niet duidelijk wat het uiteindelijke doel is. Wordt er verwacht dat er alleen een nieuw pest- of cyberprotocol wordt geschreven of moet er een groter traject worden gestart? o Leidt het tot een schoolbreed project waar docenten, ouders en leerlingen bij betrokken zijn of is het vooral een 'papieren kwestie'?
14
o o
Moet er een protocol worden geschreven voor alleen de Keijzerweg, of voor beide vestigingen van De Lage Waard? Is het de bedoeling dat er een project met een permanent karakter wordt gerealiseerd?
-
Aan wie rapporteert de werkgroep de voortgang? o Toelichting: het idee voor het vormen van een werkgroep is in de stafvergadering ontstaan. Het is nog niet duidelijk bij wie de leden van de werkgroep moeten zijn voor evaluatie, monitoring of vragen over de opdracht.
-
Welke middelen heeft de werkgroep tot haar beschikking? o Toelichting: afhankelijk van het doel van de opdracht is het van belang om te weten of er middelen (zoals budget, faciliteren van werkgroepleden) beschikbaar zijn.
Dit document wordt aan de directeur onderwijs aangeboden. We vragen om een antwoord te formuleren op bovenstaande vragen. Door de reacties op de vragen hoopt de werkgroep een duidelijke opdracht te kunnen schetsen. Deze opdracht vormt dan de basis van de volgende bijeenkomsten van de werkgroep.
Papendrecht, 19 januari 2012
Pieter Mol Kees Platteel Eugenie van Schilt Ad Boshoven
15
Bijlage 2: Antwoorden op vragen n.a.v. notitie van Pest & Social Media Protocol van 19012012 Op 19 januari 2012 heeft de werkgroep een notitie verstuurd aan de directeur Onderwijs. In de notitie werden een aantal vragen gesteld. Hieronder staan de vragen uit de notitie nog eens. -
Wat is de opdracht voor de werkgroep? o Toelichting: het is nu niet duidelijk wat het uiteindelijke doel is. Wordt er verwacht dat er alleen een nieuw pest- of cyberprotocol wordt geschreven of moet er een groter traject worden gestart? o Leidt het tot een schoolbreed project waar docenten, ouders en leerlingen bij betrokken zijn of is het vooral een 'papieren kwestie'? o Moet er een protocol worden geschreven voor alleen de Keijzerweg, of voor beide vestigingen van De Lage Waard? o Is het de bedoeling dat er een project met een permanent karakter wordt gerealiseerd?
-
Aan wie rapporteert de werkgroep de voortgang? o Toelichting: het idee voor het vormen van een werkgroep is in de stafvergadering ontstaan. Het is nog niet duidelijk bij wie de leden van de werkgroep moeten zijn voor evaluatie, monitoring of vragen over de opdracht.
-
Welke middelen heeft de werkgroep tot haar beschikking? o Toelichting: afhankelijk van het doel van de opdracht is het van belang om te weten of er middelen (zoals budget, faciliteren van werkgroepleden) beschikbaar zijn.
In overleg met Trude Schmidt is op 6 maart 2012 een antwoord op de vragen geformuleerd. Hieronder staat een uitwerking van de antwoorden. De uitwerking is ter bevestiging aan Trude Schmidt overhandigd en in overleg met haar bijgesteld op 16 mei 2012. De werkgroep kan nu verder met de uitwerking van het protocol. Uitwerking antwoorden op vragen De werkgroep heeft als opdracht om op papier een pestprotocol te ontwikkelen. Het doel van dit protocol is om een algemene consequente aanpak te formuleren met eenduidige regels voor de hele school. Het protocol gaat over de aanpak van zowel ‘gewoon’ pesten als cyberpesten. Het protocol gaat niet over het gebruik van social media (door docenten) in de school, daar is onlangs een protocol over verschenen vanuit de besturenraad. Het pestprotocol dat de werkgroep uitwerkt heeft wel betrekking op het gebruik van Social Media door leerlingen. Het geeft algemene regels daarover aan en beschrijft gewenst gedrag van leerlingen. Het protocol wordt na uitwerking en goedkeuring uitgevoerd op De Lage Waard afdeling Burg. Keijzerweg. In de toekomst kan eventueel besloten worden om het protocol ook op afdeling Vijzellaan te implementeren, maar dat is geen hoofddoel. 16
De werkgroep rapporteert de voorgang van het project aan de directeur Onderwijs, Trude Schmidt. De werkgroep werkt aan een plan van aanpak van de werkgroep, met daarin een begroting. De begroting bevat eventuele kosten voor het aanschaffen van externe hulpbronnen en de facilitering van werkgroepleden. P.A. Mol, 4 juni 2013
17
Bijlage 3 – Eindproduct
Omgangsprotocol
Inleiding Dit document is opgesteld door de werkgroep Omgangsprotocol. De werkgroep heeft vanuit de directie de opdracht gekregen om een nieuw pest- of omgangsprotocol op te stellen voor De Lage Waard. Het protocol is in eerste instantie bedoeld voor de vestiging Burg. Keijzerweg. Het protocol wordt in cursusjaar 2013-2014 ingevoerd. Dit protocol beschrijft hoe er op De Lage Waard een positieve sfeer kan worden neergezet. Hierdoor kan pesten worden voorkomen. Als pesten toch voorkomt, beschrijft dit protocol de stappen die verschillende doelgroepen kunnen nemen om het tegen te gaan. Aanleiding Voorafgaand aan dit protocol heeft de werkgroep grondig geanalyseerd welke pestproblematiek op De Lage Waard voorkomt. We hebben ouders, medewerkers en leerlingen bevraagd. De werkgroep heeft literatuuronderzoek gedaan om een basisstuk op te stellen. Dat stuk vormt de achtergrond voor de aanpak die in dit protocol wordt beschreven. Risicofactoren De werkgroep heeft op basis van onderzoek risicofactoren opgesteld. Risicofactoren zijn de zaken die pesten in stand houden. De volgende factoren werden op De Lage Waard gevonden: -
Docenten zijn in de klas niet altijd in staat om pesten te signaleren; Ouders weten soms dat er gepest wordt, maar maken geen melding bij school; Docenten en mentoren hebben niet altijd voldoende praktische kennis om pesten aan te pakken; Er zijn geen centrale afspraken over de aanpak van pesten; Leerlingen zien pesten, maar durven niet altijd in te grijpen of melding te maken; Er wordt geen structurele aandacht besteed aan groepsvorming en -dynamica; Er is onvoldoende kennis in huis over digitaal- of cyberpesten.
Interventiedoelen De werkgroep heeft interventiedoelen opgesteld naar aanleiding van de gesprekken en vragenlijsten die zijn afgenomen bij ouders, leerlingen en medewerkers. De interventiedoelen zijn op drie niveaus opgesteld: op school-, groeps- en individueel niveau. -
-
Op schoolniveau: Docenten worden getraind op het signaleren van pesten; Er komt een centraal meldpunt om pestgevallen te melden; Een docent (of meerdere) wordt getraind om advies te geven op het gebied van pesten door social media (en social media in het algemeen). Dit gebeurt bijvoorbeeld via de opleiding Nationale Media Coach (zie kopje hieronder); De werkgroep ontwikkelt een gecoördineerd toezichtsysteem om de implementatie en uitvoering van het protocol te monitoren; Docenten worden getraind om op groepsniveau pesten te signaleren en aan te pakken; Ouders worden voorgelicht over pesten en bekendgemaakt met het protocol;
18
-
-
-
Algemene schoolregels op het gebied van pesten worden herzien of aangevuld op basis van de monitorresultaten. Op groepsniveau: Docenten zijn instaat om klassikale regels op te stellen tegen pesten; Mentoren zijn in staat om klassikale gesprekken te voeren over pesten en onderlinge relaties; Er worden afspraken gemaakt over eventuele ouderbijeenkomsten over pesten per klas; Docenten zijn in staat om activiteiten te organiseren die saamhorigheid in de klas bevorderen. Op individueel niveau Individuele gesprekken met kinderen die pesten; Individuele gesprekken met kinderen die gepest worden; Individuele gesprekken met ouders van kinderen die bij pesten betrokken zijn.
Stappenplan Schoolbrede aanpak
De Lage Waard waarborgt de positieve sfeer in de school door een schoolbrede aanpak tegen pesten te hanteren. Schoolbreed wil zeggen: op verschillende niveaus in de organisatie, zoals al werd beschreven bij 'interventiedoelen'. Meldpunt De Lage Waard werkt met een centraal anoniem meldpunt om pesten vroegtijdig te signaleren. Uit het onderzoek van de werkgroep blijkt dat leerlingen wel zien dat er gepest wordt, maar niet ingrijpen of geen melding maken. Ook ouders die horen dat er in de klas van hun kind gepest wordt maken hier niet altijd melding van. Het centrale meldpunt is een digitaal punt op de website van de school waar betrokkenen melding kunnen maken van pesten. Via het meldpunt komt een melding bij de mentor van de gepeste leerling terecht. Mentor De mentor is het centrale aanspreekpunt als er gepest wordt. De mentor is getraind op het aanpakken van pesten. Hij werkt ook preventief met zijn mentorklas om een positieve groepsdynamica te creëren en pesten te voorkomen. De training is onderdeel van de mentorcursus die op De Lage Waard jaarlijks wordt aangeboden aan beginnende mentoren. Bij invoering van dit protocol volgen alle bestaande mentoren de training. Een tweede training traint mentoren om in de klas te werken aan een positieve groepsdynamica. Deze training moet nog ontwikkeld worden en volgt in een later stadium van de implementatie van dit protocol.
19
Dit doet De Lage Waard als er gepest wordt: Een melding van pesten komt bij de mentor binnen via een leerling, collega of ouder. Dit kan digitaal via het meldpunt of in persoon gebeuren. Hieronder wordt beschreven welke stappen de betreffende partijen nemen als er gepest wordt. Mentoren& docenten Een mentor of docent onderneemt een aantal stappen. Samengevat zijn dit onderstaan de stappen. Eenvoudige stappen voor docenten om te zorgen dat leerlingen zich veilig kunnen voelen;
• • • • • •
• • • • • •
• • • • •
Wat te doen: Grijp direct in. Het is prima om er eventueel een andere docent of OOP'er bij te halen; Haal de betreffende leerlingen uit elkaar; Zorg ervoor dat iedereen veilig en in orde is; Schat de situatie in, is er medische of psychische hulp gewenst? Blijf kalm. Stel de leerlingen gerust, ook de omstanders; Laat zelf respectvol gedrag zien tijdens je interventie. Let op: Negeer het pesten niet. Denk niet dat leerlingen het zelf kunnen oplossen zonder hulp van volwassenen; Probeer niet direct de feiten boven tafel te krijgen; Dwing andere leerlingen niet in het bijzijn van anderen te vertellen wat zij zagen; Ondervraag betrokken leerlingen niet in het bijzijn van andere leerlingen; Praat niet met de betrokken leerlingen tegelijkertijd. Praat met hen afzonderlijk; Laat de betrokken leerlingen geen excuses maken of de ruzie bijleggen op de plek waar één en ander plaatsvond.
Zoek (op een later moment) uit wat er gebeurd is Krijg de feiten boven tafel; Stel vast dat het om pesten gaat; Ondersteun betrokken leerlingen Ondersteun leerlingen die gepest worden; Maak pesten bespreekbaar; Ondersteun degenen die getuigen waren van het pesten; Ga in gesprek met de pester Houd de gesprekken die je voert met betrokkenen vertrouwelijk. Je kunt ze uiteraard wel met collega's bespreken.
Docenten 1. Een docent herkent pesten in de klas of hoort van een leerling dat er gepest wordt; 2. De docent maakt een melding bij de mentor; 3. Een docent kent de basis om pesten aan te pakken (zoals beschreven bij mentordeel). OOP 1.
OOP ziet veel in en rond de gangen, aula en schoolplein. Indien mogelijk maakt een OOP'er via het meldpunt melding van pestgedrag.
20
Leerlingen 2. Een leerling die gepest wordt, of ziet dat er gepest wordt, geeft dit aan bij de mentor of docent. Als een leerling dat niet durft kan het via het digitale meldpunt worden aangegeven. Ouders 1. Ouders kunnen direct contact opnemen met de mentor. 2. Ouders kunnen via het digitale meldpunt contact opnemen met de mentor van een leerling die gepest wordt. Ouders kunnen dus ook melding maken als ze horen dat er een leerling gepest wordt.
Implementatie Met de afronding van dit protocol is de opdracht van de werkgroep voltooid. Voor het komende cursusjaar beveelt de werkgroep de directie aan om een nieuwe opdracht te formuleren voor de implementatie van het protocol. De werkgroep heeft dan een coördinerende functie in het uitvoeren en implementeren van het protocol. De werkgroep ziet toe op de uitvoering, trainingen, monitoren en evaluaties. Hieronder volgt een kader voor de implementatie van het omgangsprotocol. Tijdspad Dit protocol wordt in het jaar 2013-2014 ingevoerd op de vestiging Burg. Keijzerweg. Op de afdeling Vijzellaan kan het protocol ook worden uitgevoerd, maar het is aan te bevelen dat een werkgroep met medewerkers van de Vijzellaan zelf de implementatie op zicht neemt. Tijdsbestek
Actie BKW
Juni 2013
• • •
MR + Directie Korte informatiebijeenkomst medewerkers BKW. Meldpunt inrichten
September 2013
• • • • •
Start protocol Bijeenkomst personeel Training mentoren 1e monitor sociaalnetwerkadvies.nl (misschien alleen brugklassen) Informeren van leerlingen
•
1e evaluatie vanonder andere het meldpunt
•
2e training mentoren groepsdynamica
Mei 2014
•
2e monitor sociaalnetwerkadvies.nl
Juni 2014
•
2e evaluatie van onder andere het meldpunt + bijwerken protocol 20142015
Oktober 2013 November 2013 December 2013 Januari 2014 Februari 2014 Maart 2014 April 2014
Juli 2014
21
September 2014
•
(opfris)training nieuwe docenten/mentoren
Beschikbaarheid Het protocol wordt opgenomen als download op de website van de school. In de schoolgids komt een korte samenvatting en/of verwijzing naar het gedeelte op de website. Voorlichting Ouders worden bij reguliere informatiebijeenkomsten ingelicht over het protocol. Leerlingen worden door mentoren ingelicht over het meldpunt en de wijze waarop ze daarvan gebruik kunnen maken. Dit gebeurt nadat de mentoren de eerste training hebben gevolgd. Monitoren Het is aan te bevelen om te monitoren hoe pestgedrag zich ontwikkelt in de school. Hiervoor kan bijvoorbeeld sociaalnetwerkadvies.nl gebruikt worden. De SAQI is hier minder geschikt voor omdat het lastig meetbaar is. Er kan schoolbreed worden gemeten, maar ook binnen de klassen en hun loopbaan. Mentoren nemen 2 keer per jaar een meting af om ontwikkelingen te monitoren. Evaluatiecyclus De implementatie van het omgangsprotocol wordt in cursusjaar 2013-2014 twee maal geëvalueerd. De eerste evaluatie is in december, de tweede in juni. Bij de eerste evaluatie wordt onderzocht hoe en hoe vaak het meldpunt gebruikt wordt. Daarnaast worden opmerkingen en feedback van leerlingen, medewerkers en ouders meegenomen om eventuele verbeteringen door te voeren. De tweede evaluatie is aan het eind van het schooljaar en lijkt op de eerste. Verbeteringen die aan het eind van het schooljaar naar voren komen worden opgenomen in het omgangsprotocol voor het cursusjaar 2014-2015. Medewerkers DLW Begin juni 2013 wordt het protocol aan de medewerkers van de Lage Waard gepresenteerd. Zij krijgen tijdens deze bijeenkomst de gelegenheid om feedback te geven op het protocol. MR & Directie Dit protocol wordt aangeboden aan de Medezeggenschapsraad. Bij goedkeuring wordt het eindproduct aangeboden aan de directie. Bij goedkeuring door de directie treedt het definitieve omgangsprotocol in werking voor cursusjaar 2013-2014.
------------------------------------------------Opgesteld door de werkgroep Omgangsprotocol op 7 juni 2013. Pieter Mol Eugenie van Schilt Ad Boshoven
22
Bijlage 1: stappen voor mentor/docenten Wat NIET werkt Vier veel gebruikte strategieën om pesten te verminderen of te voorkomen, waarvan bewezen is dat deze niet effectief zijn; 1. Groepstherapie voor leerlingen die pesten, werkt niet omdat: • •
Pesters zien de overige groepsleden mogelijk als publiek, waarvoor zij kunnen opscheppen over hun gedrag. Groepsleden kunnen een negatieve invloed op elkaar hebben. Zij geven elkaar het verkeerde voorbeeld en leren van elkaar hoe en wie te moeten pesten.
2. Simpele korte termijn oplossingen zijn niet effectief gebleken, omdat: • •
•
Pesten een probleem is dat langdurig aangepakt dient te worden. Het is niet op te lossen in een aantal sessies. Een workshop of studiemiddag kan helpen pesten te herkennen en hoe te reageren, maar docenten en leerlingen hebben ook tijd en ondersteuning nodig om deze vaardigheden te oefenen en eigen te maken. Pesten is in principe een probleem m.b.t. relaties. Langere termijn strategieën zijn nodig om docenten en leerlingen ondersteunende en bevestigende relaties te laten ervaren binnen het zorgklimaat van de school.
3. Conflicthantering en peer-mediation zenden onjuiste signalen uit: • Pesten is een vorm van peer-geweld. Het is geen conflict tussen peers van gelijke soort qua kracht en macht. • De strategie kan het slachtoffer verder beschadigen. • Soortgelijke strategieën verwachten onterecht dat dat de gepeste leerling zijn eigen conflict oplost. • Sessies en bijeenkomsten worden mogelijk aangegrepen om het pesten voort te zetten. (geven aanleiding tot) 4. Zero Tolarance helpt pesten niet op te lossen, omdat: • • • •
Ook al is pestgedrag nooit te tolereren, deze strategie gaat aan de pester als kind, als persoon voorbij. Het pestgedrag is niet wie of hoe hij of zij is. Pestgedrag is gedrag dat beïnvloed wordt door positief sociaal gedrag te laten zien. Ongeveer 20% van onze leerlingen is betrokken bij het pesten van andere leerlingen. Het is dus niet realistisch 20% van onze leerlingen te straffen of te schorsen. Leerlingen die betrokken zijn bij pesten worden vaak gestraft of geschorst, terwijl zij juist het meest baat hebben bij positieve, sociale rolmodellen en een zorgzaam schoolklimaat.
Wat werkt WEL Eenvoudige stappen voor docenten om te zorgen dat leerlingen zich veilig kunnen voelen; Wat te doen: •
Stop het pesten onmiddellijk:
23
• • • • •
Grijp onmiddellijk in. Het is prima er eventueel een andere docent of OOP'er bij te halen. Hal de betreffende leerlingen uit elkaar. Zorg ervoor dat iedereen veilig en in orde is. Schat de situatie in, is er medische of psychische hulp gewenst? Blijf kalm. Stel de leerlingen gerust, ook de omstanders. Laat zelf respectvol gedrag zien tijdens je interventie.
Let op: • • • • • •
Negeer het pesten niet. Denk niet dat leerlingen het zelf kunnen oplossen zonder hulp van volwassenen. Probeer niet direct de feiten boven tafel te krijgen. Dwing ander leerlingen niet in het bijzijn van anderen te vertellen wat zij zagen. Ondervraag betrokken leerlingen niet in het bijzijn van andere leerlingen. Praat niet met de betrokken leerlingen tegelijkertijd. Praat met hen afzonderlijk. Laat de betrokken leerlingen geen excuses maken of de ruzie bijleggen op de plek waar één en ander plaatsvond.
Schakel politie of medische hulp onmiddellijk in wanneer: • • • • • •
Er een wapen in het spel is. Er ernstige lichamelijke schade dreigt. Er sprake is van haat gerelateerde bedreigingen, in de vorm van bijvoorbeeld racisme of homofobie. Er sprake is van ernstige lichamelijke verwondingen. Er sprake is van seksueel misbruik. Iemand beschuldigd is van illegale activiteiten, zoals diefstal, ontvreemding, gebruik van geweld om geld of eigendommen te bemachtigen, of diensten af te dwingen.
Zoek uit wat er gebeurd is Krijg de feiten boven tafel: • • • •
Haal de betrokken leerlingen uit elkaar. Zorg ervoor dat alle kanten van het verhaal worden belicht. Gebruik hiervoor diverse bronnen, zowel docenten (volwassenen) als leerlingen. Luister zonder te oordelen. Noem het incident geen "pesten" zolang je nog bezig bent duidelijk te krijgen wat er is gebeurd.
Stel vast dat het om pesten gaat: • •
• •
Wat is de achterliggende geschiedenis van de betrokken leerlingen? Zijn er in het verleden eerder conflicten geweest? Is er sprake van een ongelijke machtsverhouding? Onthoud dat ongelijke machtsverhoudingen niet alleen betrekking hebben op lichamelijke macht en kracht. Het is niet altijd duidelijk als zodanig te herkennen. Wanneer de gepeste leerling het gevoel heeft dat er een ongelijke machtsverhouding is, dan is dat waarschijnlijk daadwerkelijk zo. Is dit eerder gebeurd? is de leerling bang dat het weer zal gebeuren? Hebben de leerlingen een relatie gehad? Er zijn speciale aandachtspunten voor geweld rondom tienerrelaties.
24
•
Zijn er leerlingen lid van een bende? Geweld binnen en tussen bendes vergt andere interventies.
Ondersteun betrokken leerlingen Ondersteun leerlingen die gepest worden: • • • • • • •
Luister en focus je op de leerling. Stel de leerling gerust, maak duidelijk dat het pesten niet zijn of haar (eigen) schuld is. Weet dat leerlingen die gepest worden mogelijk moeite hebben hierover te praten. Geef advies wat zij eventueel zelf kunnen doen. Werk samen om de situatie op te lossen en bescherm de leerling die gepest wordt. Wees standvastig. Evalueer.
Let op: • • • •
Zeg nooit tegen de leerling dat hij of zij het pesten moet negeren. Geef de leerling nooit de schuld van het feit dat hij of zij gepest wordt. Ook al heeft hij of zij het uitgelokt, niemand verdient het om gepest te worden! Zeg nooit tegen de leerling dat hij fysiek moet terug vechten. Het kan de leerling verder in moeilijkheden brengen, hij kan gewond raken, geschorst of buitengesloten worden. Ouders moeten de drang/wens contact op te nemen met de andere betrokken ouders weerstaan. Contact kan de situatie verergeren.
Maak pesten bespreekbaar: • • • • • • •
Zorg ervoor dat leerlingen weten wat pest/probleemgedrag is. Laat leerlingen zien dat pesten serieus wordt genomen. Praat en werk samen met leerlingen, om enigszins te kunnen begrijpen waarom hij of zij is gepest. Maak duidelijk wat de consequenties van pesten kunnen zijn. Betrek de leerling die pest bij het maken van voorstellen om de situatie te verbeteren. Vermijd strategieën die niet werken of negatieve consequenties hebben. Evalueer.
Ondersteun degenen die getuigen waren van het pesten: • • • • • • • • • •
Breng tijd door met leerlingen die gepest zijn op school. Prat met hen, ga bij hen zitten tijdens de lunch of pauze. Luister naar hen. Bel de gepeste leerling op om hem te ondersteunen en te adviseren. Praat met een volwassene die je vertrouwt, bijvoorbeeld een docent of je mentor. Je kunt dit persoonlijk doen of door een briefje achter te laten. Geef het goede voorbeeld. Pest een ander niet. Stuur een sms'je of ga eens naar de gepeste leerling toe en zeg: "Dat was niet leuk", of "Ik ben er voor je". Haal de leerling die gepest wordt uit de situatie. Help de leerling die gepest wordt het te vertellen tegen een volwassene. Haal de aandacht van de situatie af door ervoor te kiezen niet te gaan kijken, door weg te lopen. Wees op een ander moment aardig voor de gepeste leerling.
25
•
Laat de leerling die gepest wordt weten dat je tegen pesten bent en vraag of je iets voor hem kan doen.
Omgaan met de pester: • •
•
•
•
•
Laat de pester weten dat je tegen pesten bent en dat hij of zij er mee moet stoppen. (doe dit alleen wanneer je jezelf veilig voelt binnen de situatie) Leidt de pester af, of biedt de leerling die gepest wordt een mogelijkheid te ontsnappen aan de situatie, door bijvoorbeeld te zeggen "Meneer X wil je nu spreken", of "kom je met ons mee?" (doe dit alleen wanneer je jezelf veilig voelt binnen de situatie) Bestrijd geweld niet met geweld. Het vergt veel moed om het op te nemen voor een leerling die gepest wordt. Gebruik nooit verbaal of fysiek geweld om de gepeste leerling te verdedigen. Dit is niet het moment om jezelf uit te sloven! Je maakt het waarschijnlijk alleen maar moeilijker voor de betreffende leerling. Raak niet ontmoedigd wanneer je met docenten hebt gesproken en er nog niets is gebeurd. Blijf proberen. Docenten en de school zullen actie ondernemen zodra zij ontdekken dat pesten een aanhoudend/terugkerend probleem is. Probeer met meerdere docenten (en eventueel vertrouwenspersonen) te praten, zodat meer personen betrokken raken bij het verbeteren van de situatie. Wanneer je denkt dat het jou niet aangaat, verplaats jezelf eens in de schoenen van de leerling die gepest wordt. Pesten kan ernstige spanning, depressie, boosheid en frustratie veroorzaken en kan het leven van de gepeste in een nachtmerrie veranderen Zo wil jij jezelf niet voelen! Zoek naar mogelijkheden om bij te dragen aan de anti-pest-cultuur van jouw school door posters, verhalen of films te maken.
26
Bijlage 4 – Startdocument.
Bijlage 21 Startdocument Schoolproject Schoolproject en cursuscode
Dit plan van aanpak betreft beroepsproduct 3
Context
Omschrijf kort welke feiten en omstandigheden de aanleiding vormen voor dit project. De directie heeft de opdracht gegeven een pest- of omgangsprotocol te schrijven. De school is verplicht om een pestprotocol te bezitten. Dat protocol moet bekend zijn bij ouders en leerlingen. Het is dan vooral van juridische aard om de school in te dekken bij schadelijke gevolgen van pesten. Wat zijn de verdere achtergronden van je opdracht, wat is de doelgroep, wat is het team waarbinnen je de opdracht gaat uitvoeren? Ik maak deel uit van de werkgroep Omgangsprotocol. De werkgroep werkt binnen De Lage Waard en bestaat uit medewerkers van De Lage Waard. De werkgroep was in eerste instantie gestart als 'Werkgroep Pest- en Social Mediaprotocol'. Deze naam is later veranderd in Omgangsprotocol. Dit document is opgesteld naar aanleiding van de opdracht 2 die de directie gaf. Wie maken deel uit van de groep collega’s die belang hebben bij dit project? Het protocol is van belang voor collega’s, ouders en leerlingen. Om het protocol tot een breed gedragen document te maken hebben we voor een schoolbrede aanpakt gekozen tijdens het onderzoek.
Knelpunten
Waarvoor moet het product een antwoord/oplossing gaan bieden? Het product op zich vervult puur de eis van de directie; zij móeten een pestprotocol hebben. Het protocol gaat echter verder dan dat. Het moet een waardevol handvat zijn voor alle betrokkenen om pesten te voorkomen. In eerste instantie onderzoeken we daarom hoe het staat met pestproblematiek op onze school en welke factoren deze in stand houden. Vervolgens kunnen we doelen formuleren om deze factoren aan te pakken. Wat zijn de problemen en vragen precies? Hoe staat het met de huidige pestproblematiek op De Lage Waard?
27
Welke factoren houden het pestgedrag nu in stand op De Lage Waard? Welke behoeften spelen een rol? Het document moet breed gedragen zijn. Zowel de mening van ouders als collega’s moeten er in verwerkt worden. Daarnaast moet het document theoretisch goed onderbouwd zijn. Verkenning praktijk
Verkenning Literatuur
vanuit
vanuit
de Welke informatie uit de (eigen) schoolpraktijk heb je nodig; Hoe ga je die verzamelen? De werkgroep wil een schoolbrede aanpak hanteren. Hierbij zijn alle lagen van de organisatie betrokken. Om een goede uitvoering van het plan te kunnen waarborgen is een breed draagvlak onder docenten, ouders en leerlingen nodig. Daarom betrekken we hen in een vroeg stadium van de ontwikkeling in het proces. We vragen hun input en gebruiken hun wensen, verwachtingen en ervaringen om het basisstuk aan te scherpen en realistisch en uitvoerbaar te maken. Dit helpt om goede afspraken te maken over de aanpak. de Welke literatuur, deskundigheid en andere informatiebronnen over het onderwerp ga je raadplegen? Ik maak deel uit van een werkgroep. Deze leden komen uit verschillende lagen van het personeel. Onder hen bevindt zich een deskundige op het gebied van pesten. Zij beschikt over veel bruikbare literatuur. Daar zal ik mijn theorieonderzoek op baseren. Bronnen zijn te vinden in de bibliografie.
Leerdoelen
Omschrijf jouw eigen leerdoelen bij de uitvoering van dit schoolproject. Competent in samenwerken met collega’s. Ik kan samenwerken in een team van deskundigen en lever een evenredige bijdrage aan het product. Organisatorisch competent. Ik kan verkregen informatie te structureren tot een goed onderbouwd document. Ik houdt mij aan de planning en lever mijn producten op tijd aan.
Opdrachtspecificaties
Hoe gaat het product eruit zien? Het uiteindelijke product zal een document zijn waarin het protocol goed leesbaar en overzichtelijk wordt beschreven. Uit welke onderdelen bestaat het?
28
Het product zal bestaan uit twee delen. Een basisstuk waarin de werkwijze en de theoretische basis wordt beschreven. En het daadwerkelijke protocol. Wat zijn de eisen per onderdeel? In het basisstuk moeten de werkwijze en het theoretisch kader duidelijk beschreven zijn. Het vormt de verantwoording voor het protocol. In het protocol moeten duidelijke stappen worden beschreven voor alle betrokkenen. Hoe ga je het product in school overdragen? Het product wordt gepresenteerd tijdens een studiemiddag. Het uiteindelijke protocol wordt in het schooljaar 2013/2014 ingevoerd. Planning
Wanneer gebeurt er wat, door wie en waar? Van September 2012 t/m juni 2013 zal de werkgroep maandelijks samenkomen. In juni 2013 zal het protocol gepresenteerd worden.
Opdrachtgever(s) in school Naam: akkoord?
H. Beärda
Handtekening
Is de opdrachtgever van het schoolproject akkoord met dit startdocument? Ja. IO akkoord?
Is de IO akkoord? Handtekening
Bij het plaatsen van Nummer van mijn Schoolproject: schoolproject op de kennisbank Archimedes 4006. heeft je schoolproject een nummer gekregen. Vermeld dit hiernaast.
nummer
29
Bijlage 5. Verslag presentatie. Tijdens een studiemiddag heb ik samen met mijn werkgroep het protocol gepresenteerd. Aan de hand van een PowerPoint presentatie heb ik mijn collega’s verteld over ons onderzoek en de resultaten. Vervolgens heb ik het protocol gepresenteerd. Daarna zijn de collega’s in groepen uiteen gegaan om het protocol te bespreken en ter afsluiting was er gelegenheid om te reageren. De reacties waren over het algemeen positief. De collega’s waren vooral te spreken over de helderheid van het protocol. Het stappenplan werd door hen als erg bruikbaar beoordeeld. Zij waren erg lovend over de opzet van het protocol. Het theoretisch kader werd als benoemd als erg degelijk. Het feit dat wij hen gevraagd hebben naar hun ervaringen en verwachtingen maakte dat zij zochten naar de invloed van hun inbreng. Dit zorgde ervoor dat veel collega’s zich herkenden in het protocol; zij konden zich vinden in de aanpak. Veel van hen gaven aan dat zij al op deze manier handelen en dat zij het prettig vinden om te zien dat ze dus op de goede weg zijn. Een collega gaf aan dat hij enigszins bang was dat het een wetboek zou worden voor de manier waarop met pesten omgegaan moet worden. Het viel hem alles mee toen hij zag dat de manier waarop hij handelt in de klas voor een groot deel overeenkomt met de aanpak die beschreven wordt in het protocol. Als feedback werd gegeven dat een protocol nu bekeken wordt, maar daarna niet meer gebruikt wordt. We moeten er voor zorgen dat iedereen weet dat een dergelijk document aanwezig is en dat het goed vindbaar is voor zowel personeel als ouders. Een pessimistische collega vroeg of we nu verwachtten dat er niet meer gepest werd. Hierdoor ontstond een kleine discussie; het is namelijk een illusie dat er niet gepest zal worden. Het protocol helpt ons echter er juist en eenduidig op te reageren. En daarbij helpt het pesten voorkomen doordat iedereen weet wat hij kan doen. Ik kon rekenen op instemming van collega’s en daarmee was de kous af. Over de training van docenten werden enkele vragen gesteld waar ik nog niet volledig antwoord op kon geven. Dat vond ik vervelend omdat dit het protocol ietwat ontkracht. Ik kon slechts uitleggen dat het geven van trainingen een geldkwestie is en dat dit besproken moet worden door de directie. Het idee van trainingen geven vonden de docenten weer wel een goed idee. Zij gaven suggesties om dit in de vorm van een studiemiddag te doen of tijdens een mentorentraining. De studiemiddag duurde al met al een uur waarna ik met een goed gevoel naar huis ging. De collega’s reageerden erg positief en daar was ik erg tevreden over.
30