Creatieve Therapie Onderwijs- en Examen Reglement| 20132014
[Advies afgegeven door Opleidingscommissie,
d.d. 13-06-2013]
[Instemming verleend door Centrale Medezeggenschap,
d.d. 03-07-2013]
[Vastgesteld door het College van Bestuur,
d.d. 09-07-2013]
Stenden Hogeschool Rengerslaan 8 Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden
Algemeen
T (058) 244 14 41
[email protected]
Opleiding
T (058) 244 14 59
1
Bacheloropleiding Creatieve Therapie voltijd, crohonummer 34644
NB: Uniformiteit Onderwijs- en Examenregeling (OER) 1. Dit OER bevat artikelen in de hoofdstukken 1 t/m 8 die voor een opleiding wel of niet van toepassen zijn. In geval een artikel(lid) niet van toepassing is wordt dit bij het betreffende artikel(lid) aangegeven. Wetsvoorstellen 2. In dit OER zijn in de hoofdstukken 1 t/m 8 artikelen opgenomen die voortvloeien uit de wetsvoorstellen: Wetsvoorstel Versterking Kwaliteitswaarborgen Hoger Onderwijs Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs. De betreffende artikelen zijn aangeduid met een voetnoot onder verwijzing naar het betreffende wetsvoorstel. Zodra deze wetsvoorstellen in werking treden maken de genoemde artikelen onderdeel uit van deze OER.
2
Inhoudsopgave 0 Algemeen Art. 1 Begripsbepalingen Art. 2 Reikwijdte van de regeling Art. 3 Vaststelling en looptijd van de regeling 1 Art. Art. Art. Art. Art.
1 2 3 4 5
Aanmelding, studiekeuzeactiviteiten en studiekeuze advies Aanmelding uiterlijk op 1 mei Rechten en verplichtingen bij aanmelding uiterlijk op 1 mei Aanmelding na 1 mei voor een andere bacheloropleiding Aanmelding na 1 mei voor de eerste keer Te verstrekken persoonsgebonden nummer bij aanmelding
2 Toelating tot de opleiding Art. 1 Vooropleidingseisen voor opleidingen Art. 2 Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen Art. 3 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 4 WHW Art. 4 Aanvullende eisen Art. 5 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma Art. 6 Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW Art. 7 Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder) Art. 8 Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen Art. 9 Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring Art. 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s ex. art. 7.28 WHW Art. 11 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4 Art. 12 Toelating tot de post-propedeutische fase Art. 13 Doorstroom Associate degree Art. 14 Rechtsbescherming 3 Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Onderwijsprogramma Beoordeling Onderwijs- en examenregeling Doelstelling van de opleiding Inrichting en studielast van de opleiding Voertaal in het onderwijs Voorzieningen voor student met functiebeperking Samenstelling van de propedeutische fase Samenstelling van de post-propedeutische fase Samenstelling Associate-degreeprogramma Minor
4 Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Examens en getuigschriften De examens van de opleiding Toekenning graden Getuigschriften Toekenning van getuigschriften Ondertekening getuigschriften Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften Cum Laude-regeling Verklaringen Rechtsbescherming
3
5 Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art. Art.
Tentamens, toetsen en beoordelen 1 Vorm van de tentamens en toetsen 2 Volgorde van tentamens en toetsen 3 Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen 4 Gestelde eisen tentamens en toetsen 5 Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen 6a Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen 6b Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen 7 Mondelinge tentamens en toetsen 8 Vaststelling van de beoordelingen 9 Normering van de beoordelingen 10 Het verlenen van vrijstellingen 11 Toekenning van studiepunten 12 Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen 13 Geldigheidsduur van studieresultaten 14 Inzage van tentamens en toetsen 15 Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen 16 Fraude en plagiaat 17 Intellectueel eigendom 18 Rechtsbescherming
6. Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies Art. 1 Studieloopbaanbegeleiding Art. 2 Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling Art. 3 Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling Art. 4 Voorwaarden Bindend Studieadvies met afwijzing (BSA) Art. 5 Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) Art. 6 Doorstroom van propedeutische fase naar postpropedeutische fase Art. 7 Verwijzing in de postpropedeutische fase Art. 8 Doorstroommaster Art. 9 Rechtsbescherming 7. Examencommissie Art. 1 Instelling en samenstelling Examencommissie 8. Art. Art. Art. Art.
1 2 3 4
Slot- en invoeringsbepalingen Hardheidsclausule Onvoorziene omstandigheden Bekendmaking van de regeling Citeertitel, inwerkingtreding
Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D Bijlage E Bijlage F Bijlage G Bijlage H
Competentiematrix van de opleiding Stroomschema van de opleiding Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de propedeutische fase Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de postpropedeutische fase Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de Verkorte Route Moduulbeschrijvingen Voltijd en Verkorte Route Instroom en vrijstellingen Verkorte Route Opleidingsschema Februari instroom
4
0
Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: afstudeerrichting: een specialisatie binnen de opleiding als bedoeld in artikel 7.13 WHW, niet zijnde een Associate-degreeprogramma of een minor; Associate-degreeprogramma: programma als bedoeld in artikel 7.8a WHW met een studielast van tenminste 120 studiepunten; bezwaar, beroep en klachtenloket: faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW; college van beroep voor de examens: college als bedoeld in artikel 7.60 WHW; college van bestuur: het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1 en 10.8 WHW; competentie: een integraal geheel van beroepskennis, -houding en -vaardigheden die een persoon nodig heeft om binnen relevante beroepscontexten adequaat te kunnen functioneren; examen: afsluitend onderdeel van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 WHW of de propedeutische fase als bedoeld in artikel 7.8 WHW; examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW; examinator: persoon als bedoeld in artikel 7.12c WHW, niet zijnde een student of extraneus; extraneus: degene die als extraneus als bedoeld in artikel 7.32 en 7.36 WHW is ingeschreven bij de opleiding die voltijds of deeltijds is ingericht; gedragscode internationale student: gedragscode internationale student hoger onderwijs, zoals deze geldt per 1 oktober 2009; instelling: Stenden Hogeschool; les-, toets- en tentamentijden: 8.00 uur tot 21.30 uur. centrale medezeggenschapsraad: raad als bedoeld in artikel 10.17 WHW; minorprogramma: een samenhangend keuzeprogramma van 30 studiepunten, dat gevolgd wordt in de postpropedeutische fase, niet zijnde een afstudeerrichting; onderwijseenheid: onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan één eindbeoordeling is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een praktische oefening; opleidingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10.3c WHW; opleidingsjaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar en, indien men zich inschrijft per 1 februari, het tijdvak dat aanvangt op 1 februari en eindigt op de laatste dag van februari van het daaropvolgende kalenderjaar; opleidingsvariant: een opleiding kan in de voltijd-, deeltijd- en/of duale variant aangeboden worden; post-propedeuse: de hoofdfase van de opleiding direct volgend op de propedeuse; 5
praktische oefening: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 lid 2 WHW waarin de nadruk ligt op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening en op de beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze activiteiten onder begeleiding van de instelling plaatsvinden. Een praktische oefening kan vormgegeven zijn in een project, werkstuk, of ontwerp, scriptie, mondelinge presentatie, doorlopen van een stage, deelname aan excursie, werken in (thema)groepen; programma: het samenhangend geheel van onderwijseenheden verzorgd door de opleiding; propedeuse: propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8 WHW; progRESS: studenten informatie systeem; schooldag:alle dagen die in de jaarplanning doorgaans niet als vakantiedagen, zaterdagen, zondagen of reguliere feestdagen zijn aangeduid, zijn schooldagen, waarbij de zaterdag uitsluitend bestemd mag worden voor afname van tentamens en of toetsen en of examens. School-, Dienstenmedezeggenschapsraad: raad bedoeld als in artikel 10.25 WHW. student: degene die als student als bedoeld in artikel 7.32 WHW is ingeschreven bij de instelling; studentenstatuut: statuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW; studiejaar: het wettelijk studiejaar dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar; studieloopbaanbegeleider/studiecoach/studiebegeleider: degene die namens de opleiding is aangewezen om de student te begeleiden in zijn studie, keuze- en planningsprocessen, gericht op een effectieve studievoortgang; studiepunt: eenheid voor berekening van de studielast als bedoeld in artikel 7.4 WHW, waarbij 1 studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie; tentamen: een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een onderwijseenheid; toets: een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is verbonden; WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
6
Artikel 2
Reikwijdte van de regeling
1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Creatieve Therapie voltijd, crohonummer 34644, verder te noemen: de opleiding. 2. Deze regeling is van toepassing op de studenten en extraneï die staan ingeschreven bij de opleiding en op aspirant-studenten en -extraneï die verzoeken om toegelaten te worden tot de opleiding. 3. Wordt de opleiding aangemerkt als een gezamenlijke opleiding, dan is deze regeling onverkort van toepassing, tenzij in de overeenkomst die aan de gezamenlijke opleiding ten grondslag ligt anders is bepaald. 4. Kent de opleiding een of meer afstudeerrichtingen, dan is deze regeling onverkort van toepassing, tenzij in de overeenkomst(en) die aan deze afstudeerrichting(en) ten grondslag lig(t)(en)anders is bepaald. 5. Indien van toepassing, een Associate-degreeprogramma is een onderdeel van de bachelor opleiding. Artikel 3
Vaststelling en looptijd van de regeling
1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College van Bestuur. 2. De opleidingscommissie wordt jaarlijks tijdig in de gelegenheid gesteld deze regeling te beoordelen en daarover advies uit brengen aan de Head of School. De opleidingscommissie zendt een afschrift van dit advies aan de School-, Dienstenmedezeggenschapsraad (SMR en DMR). 3. De regeling geldt voor de duur van een studiejaar. Gedurende het studiejaar kan de regeling niet worden gewijzigd, tenzij dit als gevolg van overmacht noodzakelijk is en studenten daar niet onevenredig door worden benadeeld. Een tussentijdse wijziging behoeft de voorafgaande instemming van de Head of School; de bepalingen in dit artikel zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
7
1
Aanmelding, studiekeuzeactiviteiten en studiekeuzeadvies1
WHW:
7.31a, 7.31b, 7.31c, 7.31d, 7.31e
Artikel 1
Aanmelding uiterlijk op 1 mei
1. Voor de reguliere (september) instroom geldt: Uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar meldt degene die zich als student wil inschrijven voor een bepaalde propedeutische fase van een bacheloropleiding aan een bepaalde instelling of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten, zich aan bij Onze minister, met inachtneming van artikel 4 en overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels van procedurele aard. Voor de februari instroom dient men zich uiterlijk op 1 januari van het jaar waarin de student wil starten met de opleiding zich aan te melden. Bij de aanmelding dient de aspirant-student expliciet te vermelden dat het gaat om een februari instroom. De februari instroom zal alleen van start gaan wanneer er minimaal 16 aspirantstudenten toegelaten zijn tot de opleiding Creatieve Therapie. Dat wil zeggen aangemeld en selectieprocedure positief doorlopen. 2. De aanmelding geschiedt onder vermelding van de instelling waarbij en de bacheloropleiding waarvoor de aspirant-student zich wil inschrijven. 3. Indien de aspirant-student zich voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar voor meer dan een bacheloropleiding wil aanmelden, geldt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor één bacheloropleiding. 4. Onze minister levert de aanmeldingsgegevens aan de instelling of instellingen waarvoor de aspirant-student zich heeft aangemeld. 5. Dit artikel is niet toepassing op een student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere bacheloropleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven maar kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een beëindiging van de inschrijving op grond van art. 7.8b lid 5 WHW, op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor hij zich wenst in te schrijven. Artikel 2 1.
1
Rechten en verplichtingen bij aanmelding uiterlijk op 1 mei
Indien de aspirant-student zich uiterlijk op 1 mei voor één of meer bacheloropleidingen heeft aangemeld op de wijze, bedoeld in artikel 1 eerste lid, heeft hij het recht deel te nemen aan door de instelling met betrekking tot de desbetreffende bacheloropleidingen te organiseren studiekeuzeactiviteiten. Het College van Bestuur kan besluiten dat de aspirant-student verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten.
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
8
2.
Het College van Bestuur brengt ten aanzien van elke student die zich heeft aangemeld en die heeft deelgenomen aan de studiekeuzeactiviteiten, een studiekeuzeadvies uit. Bij ministeriële regeling kan een maximum aantal studiekeuzeadviezen worden vastgesteld waarop de aspirant-student recht heeft.
3.
Indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het eerste lid en de aspirant-student zonder geldige reden niet deelneemt aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in dat lid, kan het College van Bestuur besluiten de inschrijving van de aspirant-student te weigeren.
4.
Het College van Bestuur stelt ter uitvoering van dit artikel nadere regels vast die in elk geval betrekking hebben op de aard en de inhoud van de studiekeuzeactiviteiten voor de instelling of per opleiding, de termijn waarbinnen de studiekeuzeactiviteiten plaatsvinden, de termijn waarbinnen en de wijze waarop het studiekeuzeadvies wordt uitgebracht, de gevolgen van het zonder geldige reden van verhindering niet deelnemen aan studiekeuzeactiviteiten en de geldige redenen van verhindering voor het deelnemen aan die activiteiten. Bij het vaststellen van de nadere regels treft het College van Bestuur voor aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten zodanige voorzieningen dat zij kunnen deelnemen aan de studiekeuzeactiviteiten zonder dat hun fysieke aanwezigheid op de instelling vereist is.
5.
Dit artikel is niet van toepassing op: a. de inschrijving voor een bacheloropleiding waarvoor een selectieprocedure is ingesteld en, b. degene die op grond van artikel 7.28 WHW vanwege het bezit van een buiten Nederland behaald diploma, is vrijgesteld van de diploma-eisen, bedoeld in de artikelen 7.24 WHW, eerste en tweede lid.
Artikel 3
Aanmelding na 1 mei voor een andere bacheloropleiding
1. Indien de aspirant-student heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en zich na 1 mei voor een andere bacheloropleiding dan de bacheloropleiding, bedoeld in genoemde bepaling, aanmeldt, kan het College van Bestuur besluiten dat de aspirant-student verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid behorend bij die andere bacheloropleiding. 2. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de student, bedoeld in artikel 1 vijfde lid. Artikel 4 Aanmelding na 1 mei voor de eerste keer 1. Indien de aspirant-studenten niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en zich na 1 mei voor een bacheloropleiding aanmeldt, kan het College van Bestuur besluiten dat: a. a. hij de aspirant-student de inschrijving voor de desbetreffende bacheloropleiding weigert, of b. b. de aspirant-student verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
9
2.
Met betrekking tot het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is artikel 2, tweede lid, van toepassing. Indien het College van Bestuur een negatief studiekeuzeadvies heeft uitgebracht, kan hij besluiten dat hij de aspirant-student de inschrijving voor de desbetreffende bacheloropleiding weigert. Met betrekking tot dit artikel is voorts artikel 2, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
3.
Dit artikel is niet van toepassing op de student, bedoeld in artikel 1 lid 5.
Artikel 5 Te verstrekken persoonsgebonden nummer bij aanmelding 1. Bij de aanmelding, bedoeld in deze paragraaf, legt de aspirant-student mede zijn persoonsgebonden nummer over. Indien de student aannemelijk maakt dat hij geen persoonsgebonden nummer kan overleggen, vindt de aanmelding plaats met inachtneming van het derde lid. 2. Het persoonsgebonden nummer wordt overgelegd door middel van een van overheidswege verstrekt document, waarop tevens de gegevens over de geslachtsnaam, de voorletters, de geboortedatum en het geslacht van de aspirant-student zijn vermeld. 3. Indien de aspirant-student aannemelijk maakt dat hij geen persoonsgebonden nummer kan overleggen, verstrekt Onze minister binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding aan hem zijn onderwijsnummer. Het onderwijsnummer is een door Onze minister uitgegeven en aan de aspirantstudent toegekend persoonsgebonden nummer. 4. Onze minister verstrekt binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding aan het College van Bestuur van de instelling waaraan de aspirant-student zich wil inschrijven, het persoonsgebonden nummer van de aspirant-student en de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid, voorzover die door de aspirant-student zijn verstrekt.
10
2
Toelating tot de opleiding
WHW:
7.8a, 7.24, 7.25, 7.26, 7.27, 7.28, 7.29.
Artikel 1
Vooropleidingseisen voor opleidingen
1. Voor de inschrijving voor een opleiding in het hoger onderwijs geldt als vooropleidingseis het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) of hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of een diploma van een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) (mboniveau 4). Met een diploma bedoeld in de eerste volzin wordt voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld het diploma van de bij ministeriële regeling aangewezen vakopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c, van de WEB. Artikel 2
Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen
1. De volgende diploma's van middelbaar beroepsonderwijs (mbo niveau 4), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) geven rechtstreeks toegang tot de opleidin g, waarbij op grond van een ministeriële regeling eisen aan het vakkenpakket kunnen worden gesteld: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
j. k. l. m. n. o. p. q.
mbo-diploma niveau 4, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel natuur en techniek, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel natuur en gezondheid, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel economie en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel natuur en techniek, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel natuur en gezondheid, geen eisen aan het in vakkenpakket; vwo-diploma, profiel economie en maatschappij geen eisen aan het in vakkenpakket; vwo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket. De diploma’s vermeld onder de letters b tot en met i hebben betrekking op profielen havo/vwo die gelden vanaf 1 augustus 2007. havo-diploma, profiel natuur en techniek, geen eisen aan het vakkenpakket; havo-diploma, profiel natuur en gezondheid, geen eisen aan het in vakkenpakket; havo-diploma, profiel economie en maatschappij, geen eisen aan het in vakkenpakket; havo-diploma, profiel cultuur en maatschappi, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel natuur en techniek, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel natuur en gezondheid, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel economie en maatschappi, geen eisen aan het vakkenpakket; vwo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, geen eisen aan het vakkenpakket.
11
De diploma’s vermeld onder de letters j tot en met q hebben betrekking op profielen havo/vwo die tot 1 augustus 2007 werden gehanteerd.
12
Artikel 3
Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 4 WHW
1. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma genoemd in artikel 1, die niet voldoet aan de in dit artikel 2 genoemde voorwaarden, toch wordt ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen. Aan deze eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. 2. In geval van een aanvullend onderzoek wordt de kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst. Artikel 4
Aanvullende eisen
1. Indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt, dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs, specifieke eisen stelt ten aanzien van kennis of vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn van het voortgezet onderwijs of van het beroepsonderwijs, bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs, onderscheidenlijk specifieke eisen stelt ten aanzien van de eigenschappen van de student, kunnen bij ministeriële regeling in verband daarmee eisen worden gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 1 en 2. Daarbij geldt dat het moet gaan om een combinatie van ten minste twee soorten toelatingseisen, waarbij een rechtstreeks verband moet bestaan tussen de selectiecriteria en het opleidings- of beroepsprofiel2 Het gewenste eindniveau van de student in het kunstzinnig medium van zijn keuze is dermate hoog dat al voor aanvang van de studie eisen aan het niveau van de aspirant-student worden gesteld. Verwacht wordt dat de aspirant-student zich op een breed gebied kunstzinnig kan uiten, daar aan vorm kan geven en op daarbij behorende ervaringen kan reflecteren. Dit wordt beoordeeld in een préselectieonderzoek, voorafgaand aan de inschrijving bij de opleiding. Een positief advies op het pré-selectieonderzoek leidt tot een besluit dat de aspirant-student toelaatbaar is voor de gekozen differentiatie binnen de opleiding. In geval van toelaatbaarheid kan de aspirant-student zich inschrijven voor de gekozen differentiatie binnen de opleiding. 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld ten aanzien van welke opleidingen het eerste lid toepassing kan vinden, alsmede op welke kostensoorten het betrekking heeft en welke bedragen ten hoogste kunnen worden gevorderd.3 Artikel 5
Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwodiploma4 (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Het College van Bestuur kan binnen de opleiding een versneld traject aanbieden dat toegankelijk is voor een aspirant-student in bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) dan wel op grond van art. 7.28 tweede lid WHW, bij ministeriële regeling als tenminste gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het College van Bestuur daaraan tenminste gelijkwaardig diploma.
2 3 4
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
13
2. Een aspirant-student die aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden en overige voorwaarden voor inschrijving voldoet, wordt voor een versneld traject ingeschreven indien hij daarom verzoekt. 3. Het College van Bestuur kan besluiten ook een andere aspirant-student dan degene, bedoeld in het eerste lid, tot het versnelde traject toe te laten indien hij naar het oordeel van het College van Bestuur blijk heeft gegeven van geschiktheid voor dat traject. Artikel 6
Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW 5 (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Indien het College van Bestuur binnen een opleiding een speciaal traject aanbiedt dat gericht is op het behalen van een hoger kennisniveau van studenten, kan selectie worden toegepast. 2. Het College van Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de selectie, bedoeld in het eerste lid. Het betreft de volgende regels: Artikel 7
Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder)
1. Het College van Bestuur kan personen van eenentwintig jaar en ouder die niet voldoen aan de vooropleidingseisen genoemd in artikel 1, noch daarvan krachtens art. 7.28 WHW zijn vrijgesteld, van die vooropleidingseis vrijstellen, indien zij bij een onderzoek (Het Algemeen Toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder) door een door het College van Bestuur in te stellen commissie hebben blijk gegeven van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. 2. De bij het onderzoek te stellen eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding. Alvorens deel te kunnen nemen aan het Algemene Toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder vindt pré-selectie plaats conform het bepaalde in artikel 4. Een positief advies op het pré-selectieonderzoek, in combinatie met een positief afgerond Algemeen Toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder, leidt tot een besluit dat de aspirant-student toelaatbaar is voor de gekozen differentiatie binnen de opleiding. In geval van toelaatbaarheid kan de aspirant-student zich inschrijven voor de gekozen differentiatie binnen de opleiding. 3. Het College van Bestuur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in het eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor het hoger onderwijs, afwijken van de in lid 1 genoemde leeftijdsgrens. Van die leeftijdsgrens kan het College van Bestuur ook afwijken, indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overlegd.
5
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
14
Artikel 8
Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Het College van Bestuur kan met het oog op de inschrijving voor een deeltijdse opleiding eisen omtrent het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van de opleiding stellen. 2. In het geval het College van Bestuur werkzaamheden aanmerkt als onderwijseenheden, kunnen er eisen gesteld worden aan de werkzaamheden. Artikel 9
Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Extraneï worden niet toegelaten tot een duale opleiding. 2. De beroepsuitoefening van een duale opleiding vindt plaats op basis van een overeenkomst, namens de instelling gesloten door de opleiding, de student en het bedrijf of de organisatie waar het beroep in de praktijk wordt uitgeoefend. 3. De overeenkomst als bedoeld in het tweede lid omvat tenminste bepalingen over: de duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode of perioden van de beroepsuitoefening, de begeleiding van de student, het deel van de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven en die tijdens de beroepsuitoefening dienen te worden gerealiseerd, alsmede de beoordeling daarvan, en de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden. 4. Degene die tot een duale opleiding wenst te worden toegelaten dient op het moment van toelating, dan wel uiterlijk zes maanden nadien te beschikken over een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid. Wordt niet voldaan aan de eis als bedoeld in de vorige volzin, dan wordt betrokkene geacht niet te voldoen aan de voorwaarden om aan de duale opleiding deel te nemen. Dit betekent dat de Examencommissie alsdan kan besluiten de student de toegang tot de duale opleiding te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de vorige volzin wordt de student schriftelijk geïnformeerd. 5. Wordt een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid voortijdig beëindigd als gevolg van toerekenbaar verzuim van de student, dan wordt de student voor een periode van maximaal zes maanden in de gelegenheid gesteld een nieuwe overeenkomst te sluiten als bedoeld in het tweede lid. Lukt dit niet, dan wordt de student geacht niet meer te voldoen aan de voorwaarden om aan de duale opleiding deel te nemen. Dit betekent dat de Examencommissie alsdan kan besluiten de student de toegang tot dit onderwijs te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de vorige volzin wordt de student schriftelijk geïnformeerd.
15
Artikel 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s ex. art. 7.28 WHW 1. Degene aan wie een graad (bachelor of master) is verleend, en de bezitter van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs zijn vrijgesteld van de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseisen, onverminderd het vierde en vijfde lid van dit artikel. 2. Van de vooropleidingseisen is eveneens vrijgesteld degene die toegang heeft tot het wetenschappelijk onderwijs of het hoger beroepsonderwijs in het land van een verdragspartij die het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) heeft geratificeerd, onverminderd de bevoegdheid van het College van Bestuur om op grond van artikel IV.1 van het genoemde verdrag een aanzienlijk verschil aan te tonen tussen de algemene eisen betreffende de toegang op het grondgebied van het bedoelde land waar de kwalificatie werd behaald en de algemene eisen bij of krachtens deze wet. 3. Het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie, verleent vrijstelling van de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseis aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij ministeriële regeling is aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan het in het desbetreffende lid bedoelde diploma, onverminderd het derde en vierde lid. Het College van Bestuur kan vrijstelling verlenen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat niet in de in de eerste volzin genoemde ministeriële regeling is opgenomen, indien dat diploma naar het oordeel van het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het bepaalde in artikel 1. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, kan het College van Bestuur bepalen dat geen examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat ten genoegen van de desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Het College van Bestuur kan, na advies van de Examencommissie tevens bepalen dat betrokkene niet wordt ingeschreven zolang het in de voorgaande volzin bedoelde bewijs niet is geleverd. 4. Indien bij ministeriële regeling nadere vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 7.25 WHW en opgenomen in artikel 2, zijn vastgesteld kan de bezitter van een diploma geen examens afleggen voordat hij op een door het College van Bestuur te bepalen wijze op grond van een aanvullend onderzoek heeft aangetoond te beschikken over de kennis en vaardigheden waarop de eisen, bedoeld in artikel 2 betrekking hebben. 5. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma als bedoeld in art. 1 niet kan worden ingeschreven indien dat bestuur van oordeel is dat de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 2 van dien aard zijn dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat niet tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding op grond van een aanvullend onderzoek als bedoeld in het vierde lid aangetoond kan worden dat betrokkene beschikt over de kennis en vaardigheden waarop die eisen betrekking hebben. Het College van Bestuur bepaalt op welke wijze betrokkene op grond van een aanvullend onderzoek met het oog op de inschrijving vrijgesteld kan worden van die eisen. 6. De bij het onderzoek, bedoeld in de leden 4 en 5, te stellen eisen zijn opgenomen in art. 9.
16
Artikel 11
Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4 WHW
1. Indien de aspirant-student beschikt over een propedeutisch getuigschrift (hbo of wo), een hbo-getuigschrift of een wo-getuigschrift, maar niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst. 2. Indien een aspirant-student beschikt over een buitenlands diploma dat gelijkwaardig is aan een havo, vwo-diploma maar niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst en worden er ten aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal of Engelse taal eisen gesteld. 3. Indien een aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een Nederlandstalige opleiding moet het diploma NT2-tweede niveau aantoonbaar zijn behaald. In afwijking hierop kan voor een aspirant-student met een Duits gelijkwaardig diploma van deze eis worden afgeweken. De Duitse student volgt tijdens de eerste drie modulen van het eerste studiejaar een in het CT programma opgenomen Cursus Nederlands (twee dubbele uren p/wk), en dient deze met goed gevolg hebben afgelegd om de opleiding na deze periode te kunnen continueren. In de afsluitende toets wordt de mondelinge en schriftelijke kennis van het Nederlands NT2 niveau 2 getoetst. De toets moet met tenminste met het cijfer 5,5 zijn afgerond. De cursus leidt tot een Stenden certificaat. Aan de taalcursus is een buddysysteem gekoppeld. 4. Indien de aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een Engelstalige opleiding moet de aspirant-student aantoonbaar hebben voldaan aan een IELTS score zes. Onder een - met een IELTS-test score 6.0 te vergelijken - test wordt verstaan: a. TOEFL10 Paper: 550; b. TOEFL Computer: 213; c. TOEFL Internet: 80: d. TOEIC11: 670; e. Cambridge ESOL12: CAE – C. Artikel 12
Toelating tot de post-propedeutische fase
Een student kan op verschillende manieren rechtstreeks toegang krijgen tot de postpropedeutische fase van een opleiding: 1. Voor de inschrijving voor een opleiding na het propedeutisch examen geldt als eis het bezit van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde propedeutisch examen van die opleiding. 2. Het College van Bestuur kan vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde eis aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van het College van Bestuur ten minste gelijkwaardig is aan het in het eerste lid bedoelde getuigschrift. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, kan het College van Bestuur daarbij bepalen dat geen examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat ten genoegen van de desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs.
17
3. De Examencommissie kan, in afwijking van het eerste lid, aan degene die is ingeschreven, op zijn verzoek, reeds de toegang tot het afleggen van een of meer onderdelen van het afsluitend examen verlenen voordat hij het propedeutisch examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. Voor de toelating tot de Verkorte Route Creatieve Therapie gelden de volgende eisen: a. Relevante, persoonlijke en actuele aantoonbare ervaring met het gekozen medium (Drama, Beeldend Vormen of Muziek) van tenminste 150 uur; b. Een HBO-opleiding op het gebied van welzijn, kunst of onderwijs en minimaal 2 jaar relevante werkervaring; of Een MBO opleiding op het gebied van welzijn, kunst of onderwijs en relevante werkervaring in de hulpverlening van minimaal 5 jaar; c. Het assessment, in plaats van de pré-selectie als bedoeld in artikel 4, is positief afgerond. Voor verdere uitwerking omtrent toelating tot de Verkorte Route en vrijstellingen binnen de Verkorte Route, zie bijlage G Artikel 13
Doorstroom Associate degree6 (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Een student aan wie een graad als bedoeld in art. 7.10b lid 1 WHW is verleend, heeft het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen. Het College van Bestuur kan daarbij voorschrijven welke onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding nog moeten worden gevolgd. Artikel 14
Rechtsbescherming
1. Een (aspirant) student kan binnen zes weken na dagtekening tegen besluiten over de toelating via
[email protected] bezwaar maken bij het College van Bestuur. Alvorens te beslissen wint het College van Bestuur advies in bij de Geschillen- en Klachtenadviescommissie. 2. Tegen een beslissing op bezwaar staat beroep open bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.
6
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
18
3
Onderwijsprogramma
WHW:
6.13, 7.2, 7.4, 7.4b, 7.7, 7.8, 7.8a, 7.8b, 7.9, 7.9b, 7.11, 7,13, 7.14.
Artikel 1
Beoordeling Onderwijs- en examenregeling
1. Het College van Bestuur draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en weegt daarbij, ten behoeve van de bewaking en zo nodig bijstelling van de studielast, het tijdsbeslag dat daaruit voor de studenten voortvloeit. Artikel 2
Doelstelling van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd de student zodanige kennis, houding en vaardigheden bij te brengen op het terrein van Creatieve Therapie, zodat deze bij het voltooien van de opleiding in staat is tot de professionele uitvoering van taken op dat gebied en tevens in aanmerking komt voor een eventuele voortgezette opleiding. Na voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over de competenties op hbo-niveau zoals vermeld in bijlage A. Artikel 3
Inrichting en studielast van de opleiding
1. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten behoren tot de propedeutische fase en 180 studiepunten behoren tot de postpropedeutische fase. De student dient een minimum van 150 studiepunten (van de totale 240 studiepunten) te behalen in het land waar de opleiding gevolgd wordt. 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de studielast voor een studiejaar van een versneld traject, bedoeld in art. 7.9b WHW, gemiddeld 80 studiepunten. Het College van Bestuur bepaalt de jaarlijkse studielast van deeltijdopleidingen 7. DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING 3. De opleiding is voltijds ingericht en wordt verzorgd door de School of Social Work and Arts Therapies. 4. De voltijds opleiding kent geen afstudeerrichtingen, maar differentiaties. De voltijds opleiding kent geen Associate-degreeprogramma. 5. De differentiaties Dramatherapie, Beeldende Therapie en Muziektherapie zijn voltijds ingericht. Dramatherapie en Beeldende Therapie worden zowel voltijd als verkort aangeboden, Muziektherapie kent alleen een verkorte variant. De differentiaties kennen ieder een studielast van 240 studiepunten. 6. Het Associate-degreeprogramma kent een studielast van aantal studiepunten invullen studiepunten. DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING.
7
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
19
7. De student aan wie de graad Associate Degree is verleend en die de bacheloropleiding vervolgt, dient de door het College van Bestuur voorgeschreven onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding te volgen. De student dient hierover in overleg te treden met de desbetreffende Examencommissie 8. DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING 8. Voor studenten die de opleiding in duale vorm volgen, worden de perioden waarin werkzaamheden in de beroepspraktijk worden verricht, aangemerkt als een onderwijseenheid, voor zover deze werkzaamheden onder begeleiding van de opleiding plaatsvinden. Aan deze werkzaamheden worden de volgende eisen gesteld: a. de tijdsduur van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt omvang in maanden of weken invullen; b. de studielast van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt omvang in studiepunten invullen; c. een zodanige inrichting van elke periode dat de student in staat wordt gesteld de competenties te ontwikkelen tot het niveau dat voor die periode is genoemd in de overeenkomst tussen instelling, student en bedrijf; d. onderwijseenheden die in de beroepspraktijk worden uitgevoerd, worden afgesloten met een tentamen. DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING. Artikel 4
Voertaal in het onderwijs
1. Het onderwijs in de opleiding wordt gegeven in het Nederlands, tenzij: a. het onderwijs betreft dat betrekking heeft op een andere taal; b. het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege gegeven wordt door een anderstalige gastdocent; c. de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten noodzaakt een andere taal te gebruiken. Het College van Bestuur heeft hiertoe een Gedragscode voor het gebruik van andere talen dan het Nederlands in het onderwijs, vastgesteld. 2. In een opleiding die in het Nederlands wordt aangeboden wordt gebruik gemaakt van anderstalige literatuur naast verplichte Nederlandstalige literatuur. Artikel 5
Voorzieningen voor student met functiebeperking
1. De Head of School biedt aan studenten met een functiebeperking een onderwijsomgeving aan die zo veel als mogelijk gelijkwaardig is aan die van studenten zonder functiebeperking en die gelijkwaardige kansen op studiesucces biedt. De Regeling Studie & Handicap voorziet in de benodigde en afgesproken facilitering van betrokkene.
8
Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
20
Artikel 6
Samenstelling van de propedeutische fase
1. De propedeutische fase heeft drie doelstellingen: a. oriëntatie; b. verwijzing; c. selectie. 2. De propedeutische fase van de opleiding omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in bijlage B, met de daarbij vermelde studielast (totaal 60 studiepunten). Artikel 7
Samenstelling van de postpropedeutische fase
1. De postpropedeutische fase van de opleiding - alsmede de daarmee verbonden afstudeerrichting(en-) omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in bijlage C, met de daarbij vermelde studielast (totaal 180 studiepunten). Artikel 8
Samenstelling Associate-degreeprogramma (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Het Associate-degreeprogramma als bedoeld in artikel 2 lid 5 omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in bijlage D met de daarbij vermelde studielast. Artikel 9
Minor
1. Het minorprogramma heeft een omvang van 30 studiepunten en maakt deel uit van de postpropedeutische fase. 2. De minor die een student volgt, is gerelateerd aan de ambities van de student en heeft een duidelijke relatie met de eindcompetenties van de opleiding. De minor dient een aanvulling te zijn op overige onderdelen van de opleiding die de student volgt. 3. De Examencommissie van de School die de minor heeft ontwikkeld, is verantwoordelijk voor de inhoud van de minor en draagt er zorg voor dat de minor ten minste voldoet aan de eisen gesteld in het volgende lid. 4. De door de instelling aangeboden minoren worden voor het begin van het opleidingsjaar geplaatst op de voor alle studenten toegankelijke website. Op de website wordt tenminste vermeld: a. welke minoren binnen de instelling worden aangeboden; b. of het aanbieden van de minor wel of niet gebonden is aan een minimum aantal deelnemers; c. welke procedure wordt gehanteerd voor het inschrijven op een minor; d. welke toelatingseisen voor een minor van toepassing zijn; e. welke school verantwoordelijk is voor de inhoud van de minor en wie de verantwoordelijke is binnen het school; f. uit welke onderdelen de minor bestaat, met inbegrip van het aantal studiepunten en de wijze van toetsing en herkansing van elk onderdeel.
21
5. Gedurende het opleidingsjaar kan de inhoud van een minor niet worden gewijzigd. Het bepaalde in artikel 1.3, lid 5 is van overeenkomstige toepassing. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan een aangeboden minor niet worden verzorgd, ingeval van onvoldoende belangstelling, mits op de website als bedoeld in het vierde lid is aangegeven dat voor het verzorgen van een minor een minimaal aantal deelnemers is vereist. 6. Ongeacht het voorgaande behoeft de toelating van een student tot een minor de goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding die de student volgt. De Examencommissie kan ervoor kiezen een lijst te publiceren van minoren die studenten mogen volgen zonder persoonlijk toestemming te hoeven vragen. 7. Buiten de door de instelling aangeboden minoren kunnen studenten minoren volgen via www.kiesopmaat.nl. De toelating van een student tot een minor via deze route behoeft goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding waar de student ingeschreven is. Bijlage: Gedragscode voor het gebruik van andere talen dan het Nederlands in het onderwijs. Regeling Studie & Handicap.
22
4
Examens en getuigschriften
WHW:
7.10, 7.10a, 7.11, 7.12c, 7.19a, 7.33
Artikel 1
De examens van de opleiding
1. In de opleiding wordt de propedeutische fase afgesloten met een examen en de postpropedeutische fase afgerond met een afsluitend examen. Is aan de opleiding een Associate-degreeprogramma verbonden dan wordt ook dat programma afgesloten met een examen. 2. De examens als bedoeld in het eerste lid zijn behaald, indien alle onderwijseenheden van de betreffende fase dan wel programma met goed gevolg (examen en beoordeling tezamen) zijn afgelegd, dan wel daarvoor vrijstelling is verkregen. 3. Het afsluitend examen in de postpropedeutische fase kan niet eerder worden behaald dan nadat het propedeutisch examen is behaald, dan wel vrijstelling is verleend voor het afleggen daarvan. 4. De Examencommissie stelt de uitslag vast van de examens bedoeld in het eerste lid, nadat zij heeft onderzocht of de student aan alle voor het betreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan. 5. De Examencommissie reikt een getuigschrift uit aan de student die een examen heeft behaald en ook verder voldoet aan de wettelijke vereisten. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt. Geen propedeuse getuigschrift wordt uitgereikt aan degene die van de Examencommissie vrijstelling heeft verkregen om deze fase van de opleiding te volgen. 6. Het examen dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het College van Bestuur gedurende een periode van ten minste zeven jaar bewaard.9 Artikel 2
Toekenning graden
1. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur Bachelor of Arts Therapies, indien het afsluitend examen in de postpropedeutische fase met goed gevolg is behaald. 2. In geval van onderwijs in het buitenland is de notitie “Gedragslijn Nederlands Onderwijs in het buitenland” van de Minister van OCW van toepassing. 3. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur de graad Associate Degree afgesproken aanduiding van de graad invullen, aan degene die met goed gevolg het examen heeft afgelegd van een Associatedegreeprogramma. DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING.
9
Wetsvoorstel Versterking Kwaliteitswaarborgen Hoger Onderwijs, art. 7.3 WHW.
23
Artikel 3
Getuigschriften
1. Het College van Bestuur hanteert het model van de getuigschriften en stelt de hierna genoemde bijlagen vast met inachtneming van artikel 7.11 WHW. In ieder geval wordt vermeld: a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, zoals die worden vermeld in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO); b. welke onderwijseenheden het examen omvatte; c. in voorkomende gevallen welke minor is behaald; d. in voorkomende gevallen welke bevoegdheid met betrekking tot de uitoefening van een beroep aan het getuigschrift is verbonden; e. welke graad door het College van Bestuur is verleend; f. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel de toets nieuwe opleiding met goed gevolg heeft ondergaan; 2. De onderwijseenheden van het examen en de behaalde minor worden benoemd in een gewaarmerkte bijlage, waarbij tevens per onderwijseenheid de omvang in studiepunten en de behaalde beoordeling worden vermeld. De beoordeling als bedoeld in de vorige volzin wordt uitgedrukt in gehele cijfers als bedoeld in artikel 9 van hoofdstuk 5. 3. De Examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een diplomasupplement toe dat voldoet aan het Europese overeengekomen standaardformat. Het diplomasupplement heeft tot doel inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het in het Nederlands of Engels gesteld diplomasupplement bevat in elk geval: a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, b. of het een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft, c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding, en d. de studielast van de opleiding, en e. een Grading Table van de opleiding Artikel 4 Toekenning getuigschriften 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. 2. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan overeenkomstig door het College van Bestuur vast te stellen regels de Examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. 3. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de student direct contact op te nemen met de afdeling ESR – Information & Registration Centre. Indien daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk binnen vier schoolweken na vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid, schriftelijk te reageren naar de Examencommissie.
24
4. Voor de datum op het getuigschrift wordt de datum aangehouden waarop de Examencommissie heeft vastgesteld dat de student aan de voorwaarden heeft voldaan. Als procedurele voorwaarde voor toekenning van het getuigschrift geldt dat de student ingeschreven moet staan bij de opleiding op het moment van toekenning. Artikel 5
Ondertekening getuigschriften
1. Het getuigschrift wordt namens het College van Bestuur ondertekend: a. Door de voorzitter en de secretaris van de Examencommissie of hun plaatsvervangers; b. Door de student. 2. Het diplomasupplement bij het getuigschrift genoemd in artikel 3 worden ondertekend en voorzien van naam door de voorzitter van de Examencommissie en secretaris of hun plaatsvervangers. 3. De namen van de tekenbevoegden worden geregistreerd in een handtekeningenregister. Dit register wordt beheerd door de afdeling ESRToetsbureau. Artikel 6
Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften
1. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Examencommissie de data vast waarop de uitslag als bedoeld in artikel 1 wordt vastgesteld, met inachtneming van het derde en vierde lid van artikel 1. 2. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Head of School de data vast waarop de getuigschriften als bedoeld in artikel 3 in een openbare bijeenkomst worden uitgereikt. 3. Het vaststellen van de uitslag van het propedeutisch examen vindt aan het einde van het opleidingsjaar, na verwerking van de resultaten van de laatste herkansingen (resp. in juli en augustus). Op verzoek van de student kan de uitslag ook tussentijds in de loop van het opleidingsjaar vastgesteld worden. Artikel 7
Cum laude-regeling
1. De student dient bij de Examencommissie een verzoek in tot toekenning van het predicaat Cum Laude bij het propedeuse- en bachelorgetuigschrift. Het verzoek wordt vergezeld van een door de student aangeleverd overzicht van alle door de student behaalde beoordelingen op basis waarvan de student meent aanspraak te kunnen maken op het predicaat Cum Laude. 2. Het beoordelen van de toekenning van het predicaat Cum Laude vindt plaats door de Examencommissie. 3. Het predicaat Cum Laude als bedoeld in lid 1 wordt toegekend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarde(n): a. de student heeft elke individueel beoordeelde onderwijseenheid, die beoordeeld wordt met een cijfer, behaald met minimaal het cijfer 8 (op een beoordelingsschaal van 1 tot en met 10);
25
b. en de student heeft elke individueel beoordeelde onderwijseenheid, die beoordeeld wordt met een letter, behaald met minimaal de beoordeling “goed”; c. de student heeft elke niet individueel beoordeelde onderwijseenheid die beoordeeld wordt met een cijfer, behaald met minimaal het cijfer 8 (op een beoordelingsschaal van 1 tot en met 10); d. en de student heeft elke niet individueel beoordeelde onderwijseenheid, die beoordeeld wordt met een letter, behaald met minimaal de beoordeling “goed”; e. de bedoelde beoordelingen in lid 3 zijn in beginsel behaald in de eerste (toets)kans, zonder dat er sprake is of is geweest van het behalen van een beoordeling na herkansing. f. Vrijstellingen worden in het kader van de cum laude beoordeling buiten beschouwing gelaten. Artikel 8
Verklaringen
1. Een student die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 4 kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd, mits binnen een jaar na uitschrijving van de student, een door de desbetreffende Examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 9
Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding. 2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag. Bijlage: “Gedragslijn Nederlands Onderwijs in het buitenland” van de Minister van OCW van toepassing.
26
5
Tentamens, toetsen en beoordelen
WHW:
7.3, 7.8b, 7.11, 7.12b, 7.12c, 7.13, 7.34, 7.61, 7.10.
Artikel 1
Vorm van de tentamens10 en toetsen11
1. De onderwijseenheden 12 van het onderwijsprogramma worden getoetst op de wijze zoals aangegeven in de bijlage met de samenstelling van de propedeutische en postpropedeutische fase. 2. Een tentamen en of toets die door een groep van studenten gezamenlijk dient te worden uitgevoerd, wordt zodanig ingericht dat deze voor elke betrokken student tot een individuele beoordeling leidt. Daarbij wordt in ieder geval gewaarborgd dat de kwalificatie ‘onvoldoende’ als beoordeling wordt toegekend aan de student die zich onvoldoende heeft ingezet bij de uitvoering van deze toets. In de formulering van de opdracht wordt aangegeven hoe hieraan concreet invulling is gegeven. 3. Van een tentamen en/of toets die bij herhaling in hetzelfde opleidingsjaar wordt aangeboden, moeten alle gelegenheden in dat opleidingsjaar dezelfde vorm hebben. 4. Van de bepaling in het vorige lid kan worden afgeweken in geval van overmacht of indien het om organisatorische en/of onderwijskundige redenen niet mogelijk is een herkansing aan te bieden met dezelfde vorm als de eerste gelegenheid in het betreffende opleidingsjaar. In dat geval mag de herkansing een andere vorm hebben, maar moet wel zijn voldaan aan de eisen van gelijkwaardigheid zoals bedoeld in artikel 4 van dit hoofdstuk. Behalve ingeval van overmacht dient een situatie zoals beschreven in de vorige volzin aan het begin van het opleidingsjaar te worden bekend gemaakt en betreft de volgende onderwijseenheden: a. [Onderwijseenheid invullen]; b. [Onderwijseenheid invullen]; c. .... DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING. 5. Een student met een functiebeperking kan aan de Examencommissie verzoeken gelegenheid te krijgen de toetsen op een zo veel mogelijk aan zijn individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De procedure is beschreven in de Regeling Studie & Handicap.
10
Tentamen = een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in art. 7.3 en 7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een onderwijseenheid. 11 Toets = een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is verbonden. 12 Onderwijseenheid = als bedoeld in art. 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan een tentamen is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een praktische oefening.
27
6. Een student die voldoet aan de criteria van de door het College van Bestuur vastgestelde Regeling Financiële ondersteuning student-topsporter kan de Examencommissie verzoeken om een aangepaste inroostering van de toetsen, waarbij - indien dit naar het oordeel van de Examencommissie mogelijk is en voor de opleiding niet bezwaarlijk - zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de individuele mogelijkheden van de student. In geval van een aan OSNN verbonden student-topsporter vindt er overleg plaats tussen de betrokkenen. Artikel 2
Volgorde van tentamens en toetsen
1. De tentamens en toetsen van de onderwijseenheden van het propedeutisch examen en van het afsluitend examen kunnen binnen de desbetreffende fase in een willekeurige volgorde worden afgelegd, met uitzondering van de bepalingen in de volgende leden van dit artikel. 2. Aan de tentamens of toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de toetsen van de daarbij aangegeven onderwijseenheden zijn behaald: a. Voor buitenlandstage in het tweede jaar geldt dat deze alleen gedaan kan worden op de sites van Stenden (m.n.Port Alfred) of bij instellingen in West Europa waar solide contacten mee zijn vanuit de opleiding. b. Om in aanmerking te komen voor buitenlandstage in het tweede jaar dienen studenten ten tijde van aanmelding voor de stage (eind periode 1.3) alle onderwijsonderdelen tot dat moment behaald te hebben. c. Voor de jaarstage in het binnenland geldt dat alle onderdelen van het tweede opleidingsjaar met een voldoende zijn beoordeeld, met uitzondering van maximaal 1 theoretische (meerkeuze) toets. d. Voor de jaarstage in het buitenland geldt dat alle onderdelen van het tweede opleidingsjaar met een voldoende zijn beoordeeld. e. Voor de stages in het binnenland (jaar 2 en 3) geldt dat deelname aan de terugkomdagen/lesdagen verplicht is. f. Voor studenten die naar het buitenland op jaarstage gaan worden 2 weken georganiseerd, na moduul 2.4, waarin extra medium- en methodieklessen aangeboden worden ter voorbereiding op de stage in het buitenland. Deze weken zijn voorwaardelijk om op stage te mogen en worden gepland in SW5 en SW6 direct na moduulperiode 4. g. Voor deelname aan het afsluitend examen voor medium in het 4e jaar geldt dat de jaarstage met een voldoende moet zijn beoordeeld, alsook de medium en methodiekvakken welke aangeboden worden tijdens de jaarstage. 3. Aan de tentamens of toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de student eerst heeft deelgenomen aan de bijbehorende praktische oefeningen: a. [Onderwijseenheid invullen]; b. [Onderwijseenheid invullen]; c. .... (DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING) 4. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden kan een minor pas worden gevolgd als is voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van hoofdstuk 3.
28
Artikel 3
Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen
1. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de propedeutische fase wordt elk opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, de eerste maal direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid. 2. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de postpropedeutische fase wordt elk opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, waarvan eenmaal direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid. 3. Bij het bepalen van de datum van de tweede tentamen- en of toetsgelegenheid in een opleidingsjaar, wordt rekening gehouden met de vereiste studeerbaarheid van het totale programma voor een student. 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt in een opleidingsjaar slechts eenmaal gelegenheid gegeven voor het afleggen van het tentamen of een toets van een onderwijseenheid waarvan het onderwijs in dat opleidingsjaar niet is gegeven. Tot het maken van het betreffende tentamen en of toets bestaat nog tweemaal de mogelijkheid, te rekenen vanaf het laatste opleidingsjaar waarin de bedoelde onderwijseenheid wordt aangeboden. 5. De tijdvakken waarin de toetsgelegenheden worden aangeboden, worden jaarlijks door de Examencommissie vastgesteld en uiterlijk bij aanvang van het opleidingsjaar bekend gemaakt. 6. Een student die verhinderd is van een toetsgelegenheid gebruik te maken, is aangewezen op de volgende toetsgelegenheid. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie besluiten in een voor de student gunstige zin af te wijken van deze regel. Artikel 4
Gestelde eisen tentamens en toetsen
1. De Examencommissie maakt voor elk tentamen en elke toets afzonderlijk tijdig bekend welke eisen worden gesteld bij het afleggen van dat tentamen of die toets, zodat de student zich zo goed mogelijk kan voorbereiden. De Examencommissie vermeldt daarbij ook welke hulpmiddelen zijn toegestaan en welke beoordelingsnormen zullen worden gehanteerd. In de moduulboeken en op Black Board staan de toegestane hulpmiddelen en bijbehorende bepalingen voor de betreffende onderwijseenheid vermeld. In de moduulboeken zijn de relevante beoordelingsnormen van de toetsen en tentamens opgenomen. 2. Van een tentamen of toets die bij herhaling binnen een opleidingsjaar wordt aangeboden, moet elke gelegenheid wat betreft inhoud, niveau en zwaarte gelijkwaardig zijn aan de voorafgaande gelegenheid. 3. Wanneer een student een onderwijseenheid niet heeft behaald in het opleidingsjaar waarin hij het onderwijs in die onderwijseenheid heeft gevolgd en in het volgende opleidingsjaar alsnog een tentamen of toets in die onderwijseenheid wil afleggen, gelden ten aanzien van de gestelde eisen de eisen van het lopende opleidingsjaar.
29
Artikel 5
Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen
1. Voor mondelinge tentamens en toetsen en voor tentamens of toetsen ter afsluiting van praktische oefeningen dient de student zich tijdig in te schrijven, op een nader door de Examencommissie aan te geven wijze. In de moduulboeken en op Black Board staan de toegestane hulpmiddelen en bijbehorende bepalingen voor de betreffende onderwijseenheid vermeld. In de moduulboeken zijn de relevante beoordelingsnormen van de toetsen en tentamens opgenomen. 2. Voor andere toets- en tentamenvormen dan genoemd in het eerste lid is de student verplicht zich te houden aan de volgende inschrijvingsprocedure voor deelname aan schriftelijke tentamens en toetsen: a. De student is verplicht zich digitaal voor een schriftelijke tentamen- en of toetskans in te schrijven, tenzij anders is bepaald. De student moet na inschrijving een bewijs van inschrijving uitprinten. b. Indien een student niet kan intekenen voor een toets en of tentamen dan neemt de student rechtstreeks contact op met het ESR-Toetsservicebureau. Voor de vestigingen Emmen, Meppel en Assen geldt dat de student contact opneemt met het secretariaat van de opleiding, die vervolgens contact opneemt met het ESRToetsservicebureau. c. Inschrijven betekent verplicht deelnemen aan de toets en of tentamen én een kans gebruiken, overmachtsituaties uitgezonderd. d. Iedere secretaris van de Examencommissie meldt aan het ESRToetsservicebureau voor 15 mei van elk opleidingsjaar het aantal tentamen- en toetsgelegenheden dat een student aan de desbetreffende opleiding aangeboden krijgt. Bij overschrijding van dit aantal gelegenheden wordt de intekening voor deelname aan de betreffende toets en/of tentamen geblokkeerd. e. Het ESR-Toetsservicebureau publiceert bij aanvang van het opleidingsjaar het jaartoetsrooster per opleiding. Het definitieve rooster worden uiterlijk twee schoolweken voor een tentamenperiode gepubliceerd. f.
Verzoek tot wijziging van intekening voor een toets en of tentamen moet altijd door de student ter beoordeling aan de secretaris van de Examencommissie worden voorgelegd, overmachtsituaties uitgezonderd. Na toestemming van de secretaris van de Examencommissie kan tot twee werkdagen voor aanvang van de toetsweek/-periode tot 12.00 uur de toegestane wijzigingen door ESRToetsservicebureau worden verwerkt.
g. Indien de student te laat is met digitaal intekenen én er is daarbij sprake van bijzondere omstandigheden dan neemt de student rechtstreeks contact op met de secretaris van de Examencommissie.
30
Artikel 6a
Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen
Bij het afnemen van tentamens en toetsen moet aan de eisen gesteld in de volgende leden worden voldaan: 1. De student dient zich te kunnen legitimeren door middel van zijn of haar Multifunctionele kaart (MFK). Daarnaast moet de student zich desgevraagd kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. 2. De student dient vijf minuten voor aanvang van het aanvangstijdstip in de tentamenzaal aanwezig te zijn en plaats te nemen op de door de organisatie aangewezen plaats. 3. Degene die als gevolg van overmacht meer dan 30 minuten te laat arriveert, kan de toegang worden geweigerd. 4. Het is niet toegestaan om gedurende de eerste 30 minuten het lokaal te verlaten. 5. De aanwijzingen van de examinator of surveillant moeten worden opgevolgd. 6. De aangegeven tijd voor een toets en/of tentamen is inclusief het uitreiken en verzamelen van tentamenopgaven en antwoordformulieren. 7. De student dient bij ontvangst van de toets- en/of tentamenopgaven te controleren of hij een juist en volledig exemplaar heeft ontvangen. 8. Het is niet toegestaan om het tentamen en toets te maken op ander dan door de surveillant uitgedeelde antwoordformulieren. 9. De student dient -indien van toepassing- op de toets- en of tentamenopgaven en het antwoordformulier te vermelden: a. b. c. d. e. f.
naam studentnummer / relatienummer toets en/of tentamen aantal antwoordformulier-bladen dat wordt ingeleverd datum waarop aan de toets en of tentamen is deelgenomen handtekening van de student
10. Het gebruik van andere hulpmiddelen dan schrijfgerei en het ter plekke uitgereikte materiaal is uitsluitend toegestaan als dit uitdrukkelijk is aangegeven. 11. Informatie- en communicatiemiddelen dienen vóór de aanvang te worden uitgezet en te worden weggeborgen. Het gebruik van dergelijke hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij toestemming voor gebruik is gegeven op de wijze zoals beschreven in het vorige lid. 12. Het is niet toegestaan zonder toestemming van de examinator of surveillant te communiceren met andere personen in of buiten het lokaal waar het tentamen of de toets wordt afgenomen. 13. De examinator en de surveillant zijn bevoegd passende maatregelen te nemen indien de orde en rust wordt verstoord. 14. De toets- en of tentamenopgaven moeten tegelijkertijd met de antwoordformulieren bij aftekening worden ingeleverd bij de surveillant.
31
15. De student wordt geacht aan een schriftelijke toets en of tentamen te hebben deelgenomen als de toets- en of tentamenopgaven en het totale aantal antwoordformulieren is ingeleverd en de prestatielijst is getekend. Dit artikellid is onverkort van toepassing op degene die het antwoordformulier niet dan wel onvolledig heeft ingevuld. 16. Aan studenten met een functiebeperking kan de Examencommissie een verlenging van de standaardduur van het tentamen en of toets en/of het gebruik van hulpmiddelen toestaan, naast de bevoegdheid bepaald in artikel 1 voor studenten met een functiebeperking de toetsvorm nog verder aan te passen aan de mogelijkheden van de betrokken student. 17. Indien de student een klacht wil indienen betreffende de afname van een toets en of tentamen dan laat de student zijn/ haar klacht direct op het protocolformulier noteren door een surveillant van de toets en of tentamen. Daarnaast schrijft de student een schriftelijke klacht aan de betreffende Examencommissie. 18. Indien een student een klacht heeft betreffende de inhoud van de toets en of tentamen dan moet deze klacht schriftelijk binnen twee werkdagen ingeleverd worden bij de secretaris van de betreffende Examencommissie. De benodigde toets- en of tentamensleutel wordt binnen 24 uur na afloop van de toets en of tentamen beschikbaar gesteld door ESR-Toetsservicebureau. Artikel 6b
Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Bij het afnemen van digitale tentamens en toetsen moet aan de eisen gesteld in de volgende leden worden voldaan: a. ….. b. ….. Artikel 7
Mondelinge tentamens en toetsen
1. Mondeling wordt niet meer dan één student tegelijk getoetst, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een toets en of tentamen is niet openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Bij het afnemen van een mondeling tentamen en of toets met een studiebelasting van minimaal 28 uur dient een tweede examinator aanwezig te zijn of dient het examen met behulp van audiovisuele middelen te worden vastgelegd. Artikel 8
Vaststelling van de beoordelingen
1. De examinator stelt de beoordeling vast. De termijn voor de vaststelling van de beoordeling is in de regel dertien werkdagen, nadat het schriftelijke werk is ingeleverd. Indien deze termijn wordt overschreden, wordt dit door de Examencommissie met redenen omkleed aan de student gemeld. 2. Niet iedere onderwijseenheid hoeft met goed gevolg afgelegd te zijn. 3. Ten aanzien van de uitslagen van de laatste onderwijsperiode van een opleidingsjaar kan door de opleidingen een versnelde procedure worden toegepast.
32
4. De beoordeling van een tentamen en of toets door een examinator geschiedt voor elke student afzonderlijk. 5. Indien de voorlopige uitslag van een tentamen en of toets door meer dan één examinator wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling in onderling overleg. Indien de examinatoren niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt, nadat de betrokken examinatoren zijn gehoord, de definitieve uitslag vastgesteld door de voorzitter van de Examencommissie. 6. De datum waarop een student een toets en/of tentamen heeft behaald is de datum waarop de toets en of tentamen is afgelegd en beoordeeld. Antedatering is niet toegestaan. 7. De examinator stelt de beoordeling van een mondelinge toets en of tentamen vast direct, dan wel dezelfde dag na het afnemen van die toets en of tentamen en verstrekt de student een schriftelijke verklaring met de uitslag. 8. De Examencommissie stelt vast of de student aan de gestelde eisen voor de toets en/of tentamen heeft voldaan. Artikel 9
Normering van de beoordelingen
1. De uitslag van een tentamen en of toets wordt uitgedrukt in een cijfer op een schaal van 1 tot en met 10 met ten hoogste één decimaal dan wel in een kwalificatie uitmuntend /goed/ voldoende/ onvoldoende. 2. Als laagste kwalificatie ‘voldoende’ geldt het cijfer 5,5. 3. Voor het afronden van decimale getallen gelden de volgende regels: a. Het gemiddelde van meerdere cijfers wordt naar beneden afgerond (=afgekapt) op één decimaal. b. Indien aan de orde wordt een cijfer met één decimaal op de normale, rekenkundige manier afgerond op een geheel getal (het cijfer 5,5 wordt dan afgerond tot een 6). 4. Indien de tentamen- en of toetsuitslag samengesteld wordt uit verschillende deelresultaten, wordt de wijze waarop de uitslag berekend wordt (bijvoorbeeld een rekenkundig of gewogen gemiddelde) nauwkeurig in het OER beschreven. Nader uitgewerkt in de puntenstructuren in bijlage C, D en E en in de moduulboeken. 5. Bij deelname aan een tentamen en of toets krijgt de student tenminste het cijfer één of de kwalificatie onvoldoende. Bij het niet inleveren van schriftelijke opdrachten of het niet deelnemen aan presentaties op de daarvoor gestelde datum danwel binnen de daarvoor gestelde termijn wordt een onvoldoende toegekend. De student heeft dan binnen het lopende studiejaar nog een herkansingsmogelijkheid voor het betreffende onderdeel.
33
6. Indien een tentamen en/of toets niet met goed gevolg is afgelegd kan een student een verzoek indienen bij de Examencommissie tot een second opinion van de betreffende toets en/of tentamen. De Examencommissie kan hiervoor een termijn stellen. 7. Indien de student een reeds eerder afgelegde toets en of tentamen nogmaals aflegt, is de hoogst behaalde beoordeling bepalend voor de vraag of de student aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Artikel 10
Het verlenen van vrijstellingen
1. Een vrijstelling wordt door een Examencommissie altijd individueel verleend op basis van haar vrijstellingenbeleid en met in achtneming van de navolgende bepalingen van dit artikel. 2. Studenten met het diploma [Soort diploma invullen en zo nodig toevoegen van welke toeleverende school] zijn vrijgesteld van het afleggen van de toetsen van de volgende onderwijseenheden genoemd in de bijlage met de samenstelling van propedeutische en postpropedeutische fase: a. [Onderwijseenheid invullen] (... studiepunten); b. [Onderwijseenheid invullen] (... studiepunten); c. ... DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING. 3. De student die in aanmerking wil komen voor de in dit artikel genoemde vrijstellingen, dient hiertoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie. Bij het verzoek moet het diploma worden overgelegd evenals verdere bewijsstukken om aan te tonen dat reeds is voldaan aan de vereisten voor de onderwijseenheden waarvoor vrijstelling wordt gevraagd. DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING. 4. Vrijstellingen kunnen mede gebaseerd zijn op de EVC-procedure. Degene die op basis van een EVC-procedure meent in aanmerking te komen voor een of meer vrijstellingen, dient hiertoe een gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, met bijsluiting van de EVC-rapportage. DIT ARTIKELLID IS NIET VAN TOEPASSING 5. Degene die op andere dan in de vorige leden bedoelde gronden meent in aanmerking te komen voor vrijstelling van het afleggen van een tentamen of toets, dient daartoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, waarbij tevens de bewijsstukken ter onderbouwing van het verzoek worden overgelegd. 6. De Examencommissie beoordeelt mede aan de hand van de overgelegde bewijsstukken of wordt voldaan aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende onderwijseenheid of onderdelen daarvan. 7. De Examencommissie kent een individueel verzoek om een vrijstelling toe, indien verzoeker aantoonbaar voldoet aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende onderwijseenheid, dan wel voor – in voldoende mate afgeronde - onderdelen daarvan. De Examencommissie informeert de student over haar beslissing binnen vier schoolweken gerekend vanaf de datum waarop het verzoek is ontvangen. 8. Vrijstellingen worden in het resultatenoverzicht van de student getoond met de omschrijving „vrijstelling‟. Een tentamen en of toets waarvoor de student vrijstelling heeft gekregen, telt niet mee in eventuele middelingen tot een 34
eindcijfer van de onderwijseenheid waarbij dit tentamen en toets is betrokken. Dit is tevens van toepassing op de toekenning van het predicaat Cum Laude. Artikel 11
Toekenning van studiepunten
1. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met een tentamen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien de student voor het tentamen en of toets een voldoende resultaat heeft behaald. 2. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met twee of meer (deel)toetsen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien de student als beoordeling voor de onderwijseenheid een voldoende resultaat heeft ontvangen en tevens de resultaten voor de (deel)toetsen en of (deel) tentamens voldoen aan de daaraan gestelde eisen. 3. Als de student voor een onderwijseenheid een vrijstelling heeft gekregen, is de onderwijseenheid behaald en dit is zichtbaar in het puntenregistratiesysteem door de afkorting VR. 4. Een minorprogramma is behaald en de bijbehorende studiepunten worden toegekend indien de student alle onderwijseenheden heeft behaald waaruit de minorprogramma is samengesteld. 5. Als datum waarop de studiepunten zijn behaald, wordt geregistreerd de datum waarop de toets en of tentamen, c.q. de laatste deeltoets is afgelegd inclusief de beoordeling die heeft geleid tot het behalen van de onderwijseenheid c.q. de minor. Antedatering is niet mogelijk. 6. Heeft een onderwijseenheid in het voltijd of deeltijd onderwijs betrekking op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, dan worden aan die onderwijseenheid alleen studiepunten toegekend als de activiteiten onder begeleiding van de opleiding plaatsvinden. Artikel 12
Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen
1. De beoordelingen die een student heeft behaald, worden uiterlijk vijftien werkdagen na het maken van het tentamen en/of de toets opgenomen in een geautomatiseerd systeem van studievoortgangregistratie (ProgRESS.www). Op het gebruik van dit systeem is de Regeling Bescherming Persoonsgegevens van de instelling van toepassing. 2. De registratie van studieresultaten vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de Examencommissie. 3. De student ontvangt van de behaalde beoordelingen geen schriftelijk bewijsstuk maar kan deze inzien in ProgRESS.www.
35
4. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de student direct contact op te nemen met de afdeling ESR-Toetsservicebureau. Indien daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk vier schoolweken, na vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid, schriftelijk te reageren naar de Examencommissie. 5. Indien er een toets en/of tentamenuitslag ontbreekt op de publicatielijst dan neemt de betreffende student direct contact op met de afdeling ESRToetsservicebureau. 6. Bij het ontbreken van een toets- en/of tentamenuitslag worden protocolformulier, presentielijst en toets- en/of tentamenopgaven door de afdeling ESRToetsservicebureau gecontroleerd. 7. Indien de student op protocolformulier en presentielijst als aanwezig staat geregistreerd en de toets- en/of tentamenopgave ontbreekt dan dient de student schriftelijk een klacht in bij de secretaris van de Examencommissie. Artikel 13
Geldigheidsduur van studieresultaten
1. De geldigheidsduur van examenonderdelen is in beginsel onbeperkt. In afwijking hiervan kan de Examencommissie aan de student een aanvullend dan wel een vervangend tentamen opleggen indien het examenonderdeel langer dan acht jaar geleden is behaald. 2. Als wettelijk bewijs gelden de resultaten zoals vastgesteld door de Examencommissie. Artikel 14
Inzage van tentamens en toetsen
1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de student het door hem gemaakte en beoordeelde schriftelijk tentamen en/of toetswerk kan inzien binnen twee maanden na de laatste dag van een tentamen en/of toetsperiode of tenminste tien schooldagen voor een eventuele herkansing, tenzij afgeweken moet worden van gestelde termijnen op grond van redelijkheid en billijkheid13. 2. Een student kan alleen inzage worden geboden in schriftelijk en beoordeeld tentamen- en/of toetswerk in het bijzijn van de betrokken examinator of diens plaatsvervanger. 3. De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op een vast tijdstip.
13
De landelijk verplichte toetsen van de opleiding Leraar Basisonderwijs zijn hier van uitgezonderd.
36
Artikel 15
Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen
1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de inspectie en organisaties in het kader van het accreditatieproces kennis kunnen nemen van de opdrachten, de opgaven en de bijbehorende beoordelingsnormen voor de schriftelijke en praktische examenonderdelen, alsmede inzage kunnen hebben in het schriftelijk tentamen- en of toetswerk. 2. In geval van beroep tegen de uitslag van een schriftelijk tentamen en/of toets wordt het werk bewaard gedurende de periode dat nog niet op het (hoger) beroep is beslist. 3. De Examencommissie draagt er zorg voor, dat van elke student de tijdens het (post-) propedeutisch examen behaalde cijfers dan wel kwalificaties en de uitslag van het examen en het bijbehorende toets- en of tentamenwerk bewaard blijven in het archief van de opleiding, conform de geldende regeling bewaartermijnen. 4. Wanneer een student na afloop van een schriftelijke toets en/of tentamen de toets- en/of tentamenopgaven en het totale aantal antwoordformulieren heeft ingeleverd wordt dit door de surveillant afgetekend op het protocolformulier. Op dat moment gaat de verantwoordelijkheid tot zorgvuldige bewaring van een schriftelijke tentamenwerk over op de hogeschool. 5. In het geval dat tentamen- en/of toetswerk als bedoeld in artikel 15.4 desalniettemin zoek raakt waardoor geen beoordeling kan plaatsvinden, wordt deze gang van zaken door de Examencommissie vastgesteld. Vervolgens wordt, na de betreffende student te hebben gehoord, door de betrokken docent, onderscheidenlijk coördinator, vastgesteld op welk tijdstip en in welke vorm de toets en/of tentamen opnieuw moet worden afgelegd. 6. De Examencommissie geeft de documenten bedoeld in de vorige leden op zodanige wijze in bewaring dat de authenticiteit van de documenten gedurende de bewaartermijn gewaarborgd is. 7. De student is gehouden een afschrift (schriftelijk en/of digitaal) van het ingeleverde toets- en/of tentamen(onderdeel) onder zich te houden gedurende één jaar na inlevering, voor zover de omstandigheden zich hiertegen niet verzetten. 8. Een kopie van het getuigschrift en diplomasupplement wordt gedurende dertig jaren in het archief bewaard. Artikel 16
Fraude en plagiaat
1. Indien een student of extraneus fraudeert en of plagiaat pleegt, kan de Examencommissie betrokkene het recht ontnemen één of meer door de Examencommissie aan te wijzen toetsen, tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de Examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. 2. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokken student of extraneus definitief beëindigen.
37
3. Wat in dit artikel wordt aangemerkt als fraude of ernstige fraude als bedoeld in artikel 7.12b WHW is nader uitgewerkt in de Reglement Fraude en Plagiaat Stenden Hogeschool. Artikel 17
Intellectueel eigendom
1. Het auteursrecht van een werk komt toe aan de student, mits deze als maker ervan kan worden aangemerkt. 2. Als maker wordt, behoudens tegenbewijs, beschouwd degene die als zodanig op of in het werk is aangeduid. 3. Indien het werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander dan de student en de student tevens heeft gewerkt onder diens leiding en toezicht, dan wordt deze ander als maker van dat werk aangemerkt. Artikel 18
Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding. 2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag. Bijlage Regeling Studie & Handicap Reglement Fraude en Plagiaat Stenden Hogeschool
38
6
Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies
WHW:
Artikel 1
art. 5.5, 7.8b, 7.13, 7.34, 7.51, 7.59, 11.15.
Studieloopbaanbegeleiding
1. De Head of School draagt zorg voor de studieloopbaanbegeleiding van elke student, mede ten behoeve van zijn oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. 2. De Head of School besteedt bij de studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten met een functiebeperking waarvan de deelname in het hoger onderwijs in belangrijke mate achterblijft bij de deelname van studenten die hier niet toe behoren. 3. De Head of School besteedt namens het College van Bestuur bij de studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan deelname aan het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid. 4. De student kan zich wenden tot zijn studieloopbaanbegeleider voor problemen die rechtstreeks samenhangen met de studie. 5. De student kan zich wenden tot de decaan voor problemen van persoonlijke aard, al dan niet rechtstreeks samenhangend met de studie. Artikel 2
Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
1. Namens het College van Bestuur brengt de Examencommissie aan iedere student aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling voor de propedeutische fase van de opleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen de opleiding. 2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde week van de maand juli. 3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februariinstroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de laatste week van februari. 4. Het studieadvies heeft een bindend afwijzend karakter indien de student minder dan 51 studiepunten uit de propedeutische fase heeft behaald, alsmede niet de door de opleiding aangewezen onderwijseenheden uit de propedeutische fase met een voldoende heeft afgesloten op het moment dat het advies wordt uitgebracht.
39
5. De door de opleiding aangewezen onderwijseenheden als bedoeld in de vorige volzin zijn: a. Alle medium en methodiek onderdelen moeten met een voldoende zijn beoordeeld. 6. Resultaten behaald door vrijstelling tellen wel mee bij de vaststelling of het minimum van 51 studiepunten is behaald. 7. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit te brengen. 8. Studenten die zich bij een opleiding hebben ingeschreven, de studie staken en zich vervolgens weer opnieuw inschrijven bij dezelfde opleiding bij dezelfde instelling worden wettelijk beschouwd als ‘studenten tweede jaar van inschrijving’. Dit betekent dat deze studenten aan het einde van hun tweede jaar van inschrijving aan al hun propedeuse verplichtingen moeten hebben voldaan. Artikel 3
Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
1. De Examencommissie brengt een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling het propedeutisch examen niet heeft behaald. 2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde week van de maand juli. 3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februariinstroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de laatste week van februari. 4. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit te brengen. 5. Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel kan geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) meer worden uitgebracht.
40
Artikel 4
Voorwaarden Bindend studieadvies met afwijzing (BSA)
1. Een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) wordt niet uitgebracht wanneer de student gedurende het opleidingsjaar niet tijdig ten minste eenmaal via de opleiding en op een redelijke termijn door de opleiding is gewaarschuwd dat hij bij ongewijzigde omstandigheden een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zal kunnen ontvangen, alsmede wat de gevolgen daarvan zijn. 2. Indien aan de orde meldt een student bijzondere omstandigheden tijdig bij de studentendecaan en eventueel de studiecoach en verzoekt de Examencommissie deze mee te wegen in haar besluit over het uitbrengen van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA). Slechts met toestemming van de student kan de Examencommissie de betrokken studentendecaan en studiecoach om nader advies vragen ten aanzien van mogelijke persoonlijke omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat wordt afgezien van het uitbrengen van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) aan de betrokken student. 3. Een melding van een bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt als tijdig wanneer de student de omstandigheden meldt zodra deze zich voordoen dan wel zeer spoedig daarna. 4. Als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt: a. b. c. d. e.
ziekte zwangerschap bijzondere familieomstandigheden lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis bestuursactiviteiten die een student in het kader van de medezeggenschap van Stenden verricht, waarbij sprake is van een substantiële tijdsbesteding, ter beoordeling aan het College van Bestuur, onder voorwaarde dat de student kan aantonen dat de geldende facilitering de studievertraging niet compenseert en derhalve als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt.
5. De situaties genoemd onder a t/m d dienen schriftelijk te worden vastgesteld door een onafhankelijke deskundige. 6. Als de Examencommissie besluit af te zien van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) in gevallen zoals bedoeld in het vorige lid, dan is de Examencommissie bevoegd om in plaats daarvan een niet-bindend advies uit te brengen aan de betrokken student. 7. Afhankelijk van de aard van de persoonlijke omstandigheden kan de student de Examencommissie verzoeken de informatie verstrekt in het kader van het advies als bedoeld in het tweede lid vertrouwelijk te behandelen. 8. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden stelt de Examencommissie - alvorens tot een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) over te gaan - de student in de gelegenheid om door of namens de Examencommissie te worden gehoord.
41
Artikel 5
Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA)
1. Degene die een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) heeft ontvangen, kan zich gedurende minimaal één jaar niet meer aan de instelling voor dezelfde opleiding als student of extraneus worden ingeschreven. Na deze periode moet bij een hernieuwde inschrijving ten genoege van de Examencommissie van de opleiding aannemelijk gemaakt worden dat de opleiding met vrucht zal kunnen volgen. 2. Indien de student een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) ontvangt, wordt de inschrijving beëindigd door het College van Bestuur conform de geldende uitschrijfprocedure in hoofdstuk 3 van het Studentenstatuut. 3. De Examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van het verstrekken van een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) mochten voordoen. Artikel 6
Doorstroom van propedeutische naar postpropedeutische fase
1. Aan het einde van het eerste opleidingsjaar stelt de Examencommissie vast welke studenten kunnen doorstromen van de propedeutische fase naar de postpropedeutische fase. De volgende categorieën studenten zijn toelaatbaar: a. studenten die het propedeutisch examen hebben behaald; b. studenten die ten minste 51 studiepunten hebben behaald in de propedeutische fase, alle medium- en methodiekvakken hebben behaald in de propedeutische fase en niet om andere redenen een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) hebben gekregen. 2. De student die 51 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische fase heeft behaald, dient in overleg met de studieloopbaanbegeleider een studieplan op te stellen primair gericht op het inlopen van de achterstand in de propedeuse, maar heeft daarna rechtstreeks toegang tot alle onderwijseenheden van de postpropedeutische fase. 3. Bij de uitwerking van de beide vorige leden wordt er rekening mee gehouden dat het de student niet is toegestaan deel te nemen aan een onderwijseenheid uit de postpropedeutische fase die een rechtstreekse voortzetting vormt van een onderwijseenheid uit de propedeuse die hij nog niet heeft behaald. Ook wordt rekening gehouden met de bepalingen van hoofdstuk 5, artikel 2 over de volgorde waarin toetsen en of tentamens kunnen worden afgelegd. 4. Aan het volgen van onderwijs uit zowel de propedeutische fase als de postpropedeutische fase kan de student geen rechten ontlenen ten aanzien van de wijze van inroostering. Het is dus mogelijk dat dergelijke onderwijsactiviteiten gelijktijdig gegeven worden.
42
Artikel 7
Verwijzing in de postpropedeutische fase (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Alternatief 1. Indien dit alternatief van toepassing is, de tekst van lid 2 en 3 vervangen door Niet van toepassing. Studenten van de opleiding hebben toegang tot alle afstudeerrichtingen beschreven in hoofdstuk 3, artikel 2. 2. Alternatief 2. De Examencommissie kan beslissen dat een student in de postpropedeutische fase slechts toegang heeft tot één of enkele van de afstudeerrichtingen beschreven in hoofdstuk 3, artikel 2. 3. De Examencommissie baseert haar beslissing op: a. b.
de studieresultaten van de student: Nadere eisen invullen en/of in hoeverre het door de student gevolgde studieprogramma voldoende aansluit op de door de student gewenste afstudeerrichting: Nadere eisen invullen.
4. De Examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord alvorens tot een beslissing over te gaan. Bij de beslissing houdt de Examencommissie rekening met de persoonlijke omstandigheden van de student. Artikel 8
Doorstroommaster (DIT ARTIKEL IS NIET VAN TOEPASSING)
1. Studenten met een getuigschrift van de bacheloropleiding hebben toegang tot de doorstroommaster [naam master invullen] indien wordt voldaan aan de volgende eisen [eisen invullen].
Artikel 9
Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met het verstrekte studieadvies kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding. 2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). 3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag. 4. De consequentie van een bezwaar- en beroepsprocedure betreffende een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) is dat zolang de student nog geen onherroepelijk uitspraak heeft ontvangen vóór de start van het onderwijs op 1 september, zich niet kan herinschrijven. Bijlage Gedragscode Internationale student in het hoger onderwijs
43
7
Examencommissie
WHW:
7.10,7.11,7.12,7.12b, 7.12c, 7.13, 7.28, 7.30, 7.42a, 7.61
Artikel 1
Instelling en samenstelling Examencommissie
1. Elke opleiding of groep van opleidingen heeft een Examencommissie. De Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die deze regeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad als bedoeld in artikel 2 van Hoofdstuk 4 van deze OER. De samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van de Examencommissie zijn uitgewerkt in het Reglement Examencommissies van de Stenden Hogeschool. Bijlage: Reglement Examencommissies Opleiding of groep van Opleidingen.
44
8
Slot- en invoeringsbepalingen
WHW:
10.20
Artikel 1
Hardheidsclausule
1. De examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van dit hoofdstuk mochten voordoen. Artikel 2
Onvoorziene omstandigheden
1. In gevallen waarin dit hoofdstuk niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de examencommissie op basis van redelijkheid en billijkheid. Artikel 3
Bekendmaking van de regeling
1. De Head of School draagt zorg voor een passende en tijdige bekendmaking van deze onderwijs- en examenregeling. Artikel 4
Citeertitel, inwerkingtreding
1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale
medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College van Bestuur, vervangt de eerder voor de opleiding geldende Onderwijs- en examenregeling en kan worden aangehaald als Onderwijs- en examenregeling opleiding Creatieve Therapie voltijd, crohonummer 34644 en treedt in werking op 1 september 2013.
45
Bijlagen Onderwijs- en examenregeling 2013 – 2014 Bacheloropleiding Creatieve Therapie voltijd, crohonummer 34644.
Bijlage A Bijlage B Bijlage C
Bijlage F Bijlage G
Competentiematrix van de opleiding Stroomschema van de opleiding Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de propedeutische fase Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de postpropedeutische fase Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de Verkorte Route Moduulbeschrijvingen Voltijd en Verkorte Route Instroom en vrijstellingen Verkorte Route
Bijlage H
Opleidingsschema Februari instroom
Bijlage D Bijlage E
46
Bijlage A Competentiematrix van de opleiding Na voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over de volgende competenties op hbo-niveau: (Bijlage bij hoofdstuk 2 studiegids Creatieve Therapie)
Toelichting op de competentiematrix: De kerncompetenties zijn geconcretiseerd in handelingsdimensies. handelingsdimensies zijn in vier niveaus of stadia beschreven. ABC
D
Deze
Staan voor de verschillende stadia waarin de competentie zich ontwikkeld gedurende de studie. Dit kan per student verschillen, daar zij ook bij binnenkomst een andere basis qua opleiding dan wel levenservaring hebben. De normen ABC zijn gehanteerd als maatstaf waaraan de student minimaal moet voldoen bij toelating van het volgende studiejaar. Staat voor eindterm. Dat wat als competentie volledig dient te zijn behaald aan het einde van de opleiding.
A: Het aanvangsniveau van leren: Kennis ontvangen; leren op basis van instructie; handelen volgens regels. Kennis ontvangen en deze kunnen reproduceren op theoretisch vlak. Kan zelf oplossingen overwegen vanuit het theoretisch kader. Kan de kennis en handelswijzen verwoorden en helder overbrengen aan derden Kan handelen volgens regels en benadert problemen via de opdrachten en volgens bijbehorende aanwijzingen Kan bij enkelvoudige problemen gegevens verzamelen en kan deze zodanig interpreteren binnen een theoretisch kader Leert op basis van instructie, uitvoering en feedback van anderen en kan op basis daarvan persoonlijke leerdoelen opstellen B: Het onder begeleiding uitvoeren hetgeen is geleerd: Het eigen leerproces vorm geven op eigen initiatief; kan dit toelichten en delen. Maakt een begin met het zelfstandig verwerven van kennis. Kan de betekenis hiervan voor het beroepsmatig handelen vanuit eigen gezichtspunt onderbouwen. Kan de gekozen kennis en handelwijzen toelichten en delen met vakgenoten en betrokkenen. Verricht handelingen volgens eigen keuze binnen een begrepen en gekende methodiek, onder begeleiding/supervisie Onderzoekt en interpreteert meer complexe problematiek en kan aangeven in welke richting de behandeling dient te gaan. Is zelf in toenemende mate initiatiefnemer van het eigen leerproces, middels eigen competentieontwikkeling
47
C: Het zelfstandig uitvoeren: Kennis onafhankelijk t.b.v. het leerproces opzoeken; meervoudige problemen analyseren en hanteren. Hierover verantwoording afleggen en kritisch communiceren. Verwerft onafhankelijk relevante kennis om zowel het probleem te stellen als op te lossen. Kiest een methode uit een breed scala van werkwijzen en beargumenteert de inzet van de specifieke werkwijze. Communiceert hier kritisch over met diverse betrokkenen met inachtneming van tegenstrijdige belangen. Diagnosticeert en oordeelt zelfstandig ten aanzien van een meervoudig complex probleem. Opereert daarbij op basis van zelfstandige besluitvorming en verbindt daaraan navenante initiatieven. Legt hierover verantwoording af. Leert zelfstandig aan de hand van zelf geformuleerde doelen en weet daarbij kritisch gebruik te maken van diverse bronnen. D: Het eindniveau: Bezit een brede, multidisciplinaire basis. Is toegerust met actuele en multidisciplinaire kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden teneinde taken zelfstandig te kunnen uitvoeren. Is in staat relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren. Kan de gestelde kennis uitbouwen richting nieuwe professionele inzichten. Kan probleemgericht werken. Kan de relevante (wetenschappelijke) kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden toepassen bij het definiëren, analyseren en oplossen van complexe problemen. Kan creatief, methodisch en reflectief denken en handelen in uiteenlopende situaties, gebaseerd op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke wetenschappelijke en ethische aspecten. Ook en juist daar waar standaard oplossingen ontbreken. Is in staat tot vakoverstijgend (innovatief) denken. Is sociaalcommunicatief bekwaam. Kan intern en extern expertise overbrengen; teamgericht samenwerken; leiding geven aan projecten in een multidisciplinaire, multiculturele en internationale arbeidsomgeving. Leert autonoom op basis van een hoge mate van zelfsturing. Heeft de cognitieve vermogens ontwikkeld tot voortdurend professionaliseren van de eigen beroepsuitoefening en tot functioneren in uiteenlopende beroepssituaties. De niveaus A t/m C kennen een opbouw in laag (L) en hoog (H). Hiermee wordt een differentiatiemogelijkheid geboden om het beoogde niveau zo concreet mogelijk aan te duiden. Daarnaast is gebleken dat het niet vanzelfsprekend is dat een student aan het eind van elk studiejaar alle handelingsdimensies op hetzelfde niveau beheerst. Ook hierin voorziet de opbouw in laag (L) en hoog (H).
48
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
1. Methodisch therapeutisch handelen en reflecteren
A L
B H
L
C H
L
De CT’er is in staat om in het kader van behandelen, in voortdurende dialoog met de cliënt (de doelgroep), op cyclische wijze en op basis van systematische reflectie: • via de inzet van een medium en op andere wijze systematisch relevante informatie te verzamelen; •deze informatie te analyseren en een diagnose te stellen; •op basis hiervan behandeldoelen te formuleren en activiteiten te plannen; •binnen het kader van de geformuleerde doelen een plan op te stellen; •en dit behandelen te evalueren op zijn effecten in relatie tot de gestelde doelen en eventueel bij te stellen en te waarderen Handelingsdimensie 1. Heeft kennis van- en inzicht in de grondslagen van het methodisch handelen. Deze kennis en inzicht betreffen methodisch handelen in het algemeen en het brede scala aan binnen de eigen medium specifieke én overige vaktherapie werkzame en gangbare methodische concepten en modellen; Handelingsdimensie 2. Is in staat om de dialoog met de cliënt aan te gaan en te onderhouden tijdens alle fasen van het methodisch handelen zowel op non-verbale wijze via een medium als via verbale communicatie. Is in staat om het zelf regulerend en zelf ontwikkelend vermogen van de cliënt te herkennen en te onderkennen en dit vermogen tot uitgangspunt te nemen van het therapeutisch (be)handelen Handelingsdimensie 3. Is in staat tot het systematisch verzamelen van relevante informatie, met gebruikmaking/afweging van een breed scala aan relevante concepten en modellen, om een volledig beeld te krijgen van de cliënt in zijn/haar probleemsituatie – cliëntgericht/doelgroepgericht onderzoek a. Is in staat tot het observeren van de cliënt/doelgroep in het medium (ook in de relatie tot de therapeut en in relatie tot eventuele groepsgenoten); b. Heeft daarbij oog voor de waarden en culturele identiteit van cliënt en is in staat deze waarden en identiteit recht te doen. Heeft oog voor etnisch culturele diversiteit en is in staat intercultureel te werken; c. Is in staat tot het werken met voor vastleggen van informatie gangbare (cliënt)registratiesystemen binnen de creatieve therapie. Handelingsdimensie 4. Is in staat tot het opstellen van een diagnose op basis van onderzoek van de verworven informatie tegen de achtergrond van relevante vaktherapeutische concepten en modellen en is in staat bij te dragen aan het opstellen van een algemene diagnose binnen het behandelteam vanuit de eigen professie. Handelingsdimensie 5. Doelstelling therapie. Is in staat tot het beschrijven van de beoogde (behandel)doelstellingen op basis van diagnose, in concrete resultaatgerichte termen c.q. waarneembaar gedrag; Handelingsdimensie 6. Behandelplan. Is in staat om op basis van relevante creatief- of vaktherapeutische modellen en technieken de gewenste methoden en activiteiten en het gewenste handelen vast te stellen, om stapsgewijs en bewust van de (probleem)situatie naar de gewenste situatie te geraken. Is in staat tot het beschrijven van de stappen in het medium die noodzakelijk zijn om de geformuleerde doelen te bereiken, in de gewenste volgorde en het gewenste tijdsbestek. a. Is in staat om in het behandelplan de inzet, werking en beperking van het medium (drama of beeldend) voor en naar deze specifieke cliënt/doelgroep te verantwoorden. Handelingsdimensie 7. Interveniëren. Is in staat tot het daadwerkelijk bewust (be)handelen, het uitvoeren van de geformuleerde activiteiten, om de beoogde doelen te realiseren; Handelingsdimensie 8. Evalueren, bijstellen en afronden. Is in staat tot het in kaart brengen van de effecten van het interveniëren in relatie tot de geformuleerde doelen en het bijstellen van zowel activiteiten als doelen indien gewenst, dan wel een nieuwe cyclus in gang zetten c.q. een behandeling af te ronden. Is in staat om te evalueren en bij te stellen, gezien het cyclische karakter van het methodisch handelen, niet alleen op de formele momenten, maar bij elke relevante aanleiding. a. Is in staat om de grenzen van cliënt te bewaken ten aanzien van de mogelijkheden en beperkingen van creatieve therapie en de cliënt; b. Kan evalueren vanuit binnen CT en de instelling gangbare kwaliteitszorgsystemen en registratiemodellen c. Kan aantonen welke resultaten bereikt zijn
49
D H
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
1. Methodisch therapeutisch handelen en reflecteren
A L
B H
L
C H
D
L
H
Handelingsdimensie 9. Reflecteren en waarderen. Is in staat tot het voortdurend en systematisch reflecteren op gemaakte keuzes, tijdens elke fase van het methodisch handelen, op basis van de dialoog met de cliënt, vanuit observaties in het medium en met inachtneming van normatieve kaders en relevante creatief- of vaktherapeutische concepten en modellen. Is in staat om op basis van deze reflectie te komen tot een realistische waardering van het eigen methodisch handelen. a. Is in staat om op basis van reflectie en onderzoek naar eigen methodisch handelen en dat van anderen een bijdrage te leveren aan methodiekontwikkeling (vorm van publicatie, presentatie) t.a.v. de inzet van het eigen medium; b. Verantwoorden. In staat tot het afwijken van het geplande handelen in de ontstane situatie, achteraf te verantwoorden, in relatie tot het vastgestelde doel en plan. In staat tot verantwoording afleggen van de effectiviteit en efficiency van het eigen professioneel handelen.
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
2. Handelen in het medium
A L
B H
L
C H
L
D H
De CT’er is in staat tot experimenteren in het medium, kan de therapeutische werking van het medium vertalen en daar anderen daarover voorlichten. Kan integreren en kan de eigen grenzen aangeven in het medium en hanteren. Handelingsdimensie 1. Experimenteren: Is in staat om het gekozen medium vanuit verschillende invalshoeken in te zetten en te ontwikkelen a. Is bekend met de artistieke, persoonlijke en methodische betekenis van het medium; b. Is in staat tot werken met het medium qua technieken en vormen tot een aanvaardbaar niveau; c. Is bekend met de mogelijkheden en onmogelijkheden van het medium, gerelateerd aan de professionele doelstellingen waarvoor het medium wordt ingezet mede op basis van persoonlijke ervaring en reflectie op die persoonlijke ervaring; d. Is in staat om de mogelijkheden en onmogelijkheden van het gekozen medium te onderzoeken en te exploiteren (toe te passen) in het licht van de inzet voor de methodisch professionele doelen; e. Is in staat onderzoek te verrichten naar mogelijke settings en doelgroepen waarmee gewerkt wordt in het medium. Handelingsdimensie 2. Vertalen en voorlichten: Is in staat de therapeutische werking van het medium in volle breedte te exploiteren en over het voetlicht te brengen van de cliënt, andere hulpverleners cq contexten/doelgroepen waarmee in het medium gewerkt wordt a. Is in staat de cliënt cq, systeem te instrueren omtrent het gebruik van het medium; b. Is in staat de relatie tussen het medium en bewustwordingsprocessen inzichtelijk maken, zodanig dat het werken in het medium daadwerkelijk de beoogde (therapeutische) werking heeft; c. Is in staat het medium in andere context dan de psychotherapeutische relatie in te zetten ten behoeve van ontwikkeling van de cliënt en/of doelgroep. Handelingsdimensie 3. Integreren. Is in staat via ontwikkeling in het medium de beoogde c.q. geobserveerde ontwikkeling, voortgang op doelen te herkennen, te benoemen en ze te koppelen aan de klachten c.q. de beoogde plannen. Handelingsdimensie 4. Grenzen aangeven en hanteren. Is in staat tot het herkennen en benoemen van de werking van het eigen medium en is in staat te adviseren over de inzet van andere dan het eigen medium t.b.v. de cliënt.
50
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
3. Conceptueel en normatief handelen
A L
B H
L
H
L
C H
L
H
L
D H
De CT’er is in staat tot het analyseren en integreren van actuele inzichten en (wetenschappelijke) theorieën, die relevant zijn voor zowel het eigen beroepsmatig handelen als het therapeutisch aanbod als het verantwoorden van het eigen beroepsmatig handelen en het therapeutisch aanbod. Handelingsdimensie 1. Analyseren. Is in staat tot het onderzoeken van relevante theoretische, normatieve en ethische kaders op hun betekenis voor het eigen beroepsmatig handelen en het therapeutische aanbod. a. Heeft voor wat de theoretische kaders betreft, kennis van en inzicht in de volgende wetenschapsgebieden: psychologie, ontwikkelingspsychologie, sociologie, culturele antropologie, biomedische kennis, organisatiekunde, filosofie, communicatietheorie. Is bekend met wat volgens de theorie normaal gedrag is en wat afwijkend is en betrekt dit bij de analyse; b. Heeft kennis van en inzicht in actuele resultaten van onderzoek naar de medium specifieke werking, methoden en ontwikkelingen; c. Is in staat tot het verrichten van divers praktijkonderzoek naar de medium specifieke werking, methoden en ontwikkeling; d. Is in staat op een gestructureerde manier gegevens te verzamelen uit literatuur en praktijk in het kader van de hulpverlening aan cliënten. Kan deze gegevens analyseren en interpreteren en daaruit heldere conclusies trekken die bruikbaar zijn voor de praktijk/zorg. e. Voor wat betreft het ethisch kader: de professional is in staat het handelen te relateren aan de voor hem of haar geldende waarden. Handelingsdimensie 2. Integreren. Is in staat tot het innemen van een eigen standpunt gerelateerd aan relevante theoretische, normatieve en ethische kaders en is in staat het eigen professioneel handelen daarmee in overeenstemming brengen. a. Is in staat om het methodisch handelen expliciet te relateren aan het voor de creatief therapeut geldende waardesysteem; is in staat tot kritisch en waarde gericht professioneel handelen. Handelingsdimensie 3. Verantwoorden. Is in staat tot het onderbouwd verantwoording afleggen van het eigen methodisch handelen en van het therapeutisch aanbod aan betrokkenen (cliënt, andere behandelaars, instelling), gerelateerd aan geldende theoretische, normatieve en ethische kaders. Handelingsdimensie 4. Signaleert voor beroepsbeoefening relevante maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen en is in staat de betekenis van deze ontwikkelingen vorm te geven via zijn of haar methodisch handelen. a. Bezit brede bekendheid met de vijf vaktherapeutische invalshoeken; b. Is in staat tot rekenschap afleggen i.v.m. vermaatschappelijking van de zorg; c. Is in staat om intercultureel te kunnen denken en daarnaar te handelen d. Is in staat tot resultaatgericht en bewijsgericht te werken met het oog op de verzakelijking van de zorg; e. Is gericht op mogelijkheden m.b.t. BIG-registratie.
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
4. Communiceren
A L
B
C
De CT’er is in staat om mondeling te communiceren, therapeutische (c.q. doel gerelateerde) gesprekken te voeren, schriftelijk te communiceren, situationeel te reageren en is in staat tot non-verbale communicatie Handelingsdimensie 1. Is in staat verstaanbaar, correct en begrijpelijk Nederlandstalig en Engelstalig mondeling te gebruiken, ruis in de communicatie te onderkennen en de eigen communicatievorm aan te passen aan reacties, niveau en context. a. Is in staat tot communicatie met anderstaligen; b. Is in staat tot het presenteren van bevindingen met behulp van diverse middelen. c. Kan onderzoeksresultaten op een heldere manier presenteren afgestemd op diverse doelgroepen.
51
D H
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
4. Communiceren
A L
B H
L
C H
D
L
H
Handelingsdimensie 2. a. Is in staat tot het voeren van de verschillende soorten voor creatief therapeutische beroepsbeoefening relevante gesprekken. b. kan ruis in de communicatie onderkennen en de eigen communicatievorm aanpassen aan reacties, niveau en context c. Is in staat in de communicatie met de cliënt non-verbale uitingen te verstaan en in te zetten Handelingsdimensie 3. Is in staat tot het schrijven van gespreksverslagen, behandelplan, diverse onderzoeksverslagen (ook literatuuronderzoek) en beleidsnotitie; Enerzijds met een duidelijke, correcte spelling, logische zinsbouw en opbouw, afgestemd op de doelgroep. Anderzijds met een heldere, logische en samenhangende inhoud. Handelingsdimensie 4. Is in staat tot situationeel reageren, d.i. zich te verplaatsen in anderen en de situatie en zichtbaar rekening houden met behoefte, niveau en belangen van anderen; Handelingsdimensie 5. Is bekend met voor CT inzetbare moderne digitale communicatiemiddelen en kan werken met voor CT relevante moderne digitale middelen en toepassingen; Handelingsdimensie 6. Kan voorlichting geven aan derden over creatieve therapie.
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
5. Zelfhantering
A L
B H
L
C H
D
L
H
De CT’er is in staat om op een adequate wijze zichzelf te hanteren binnen de gegeven context, door middel van betrekken en distantie door grenzen aan te geven en te hanteren, keuzes te maken op basis van inzicht in de eigen (on)mogelijkheden, zichzelf in stressvolle situaties te hanteren en te reflecteren op deze zelfhantering. Handelingsdimensie 1.Is zich bewust van de permanente emotionele betrokkenheid en bezit zodanige professionele distantie dat deze betrokkenheid mede als een therapeutisch middel kan werken Handelingsdimensie 2.Grenzen aangeven en hanteren. Is in staat tot het herkennen en erkennen van eigen grenzen (en waarden) en die van de ander en is in staat deze grenzen (en waarden) aan te geven en te bewaken; Handelingsdimensie 3.Keuzes maken. Is in staat tot het maken van persoonlijke keuzes op basis van inzicht in de eigen (on)mogelijkheden en is in staat om richting te geven aan gedrag, passend bij de gemaakte keuzen, het gedrag vanuit die keuzes aan te passen aan de omstandigheden; Handelingsdimensie 4.Zelfhantering in stressvolle situaties. Is in staat om spanning bij zichzelf en anderen te herkennen en deze om te zetten in adequaat handelen; Handelingsdimensie 5.Reflectie op de zelfhantering. Is in staat om afstand te nemen van de zelfhantering, deze te doordenken en op basis van deze reflectie hieraan waardering te geven. Is tevens in staat om conclusies te trekken voor de zelfhantering in toekomstige situaties. Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
6. Anticiperen
A L
B H
L
C H
L
D H
De CT’er is in staat tot het voorzien en doorzien van veranderende omstandigheden en/of onverwachte gebeurtenissen, hierop in te spelen, het doelgericht vorm te geven aan het eigen handelen op basis van de nieuwe situatie en het achteraf te verantwoorden. Handelingsdimensie 1.Voorzien en doorzien. In staat tot het waarnemen van niet verwachte veranderingen in het gedrag van de cliënt/doelgroep in omstandigheden en/of gebeurtenissen en is in staat kansen en bedreigingen te voorzien op hun mogelijke consequenties Handelingsdimensie 2.Inspelen op. Is in staat tot proactief de mogelijke effecten flexibel te beïnvloeden zodat zij in een gewenste richting worden omgebogen; Handelingsdimensie 3.Vormgeven. Is in staat om, afhankelijk van de ontstane nieuwe situatie, in de context van het moment, doelgericht handelen; Handelingsdimensie 4.Verantwoorden. Is in staat om afwijken van het geplande handelen in de ontstane situatie achteraf te verantwoorden, in relatie tot het vastgestelde doel en plan.
52
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
7. Samenwerken
A L
B H
L
C H
L
D H
De CT’er is in staat om functioneel met anderen samen te werken in multidisciplinaire behandelteams en met collega’s uit de eigen organisatie en kan daarmee een bijdrage leveren aan een gemeenschappelijk doel. Handelingsdimensie 1. Functioneel samenwerken. Is in staat om met samenwerkingspartners van eigen en andere disciplines werkbare afspraken te maken die een bijdrage leveren aan het te bereiken behandelresultaat, waarbij het tezamen beoogde resultaat boven het eigen belang staat. Is in staat tot functioneel informeren en communiceren van creatief therapeutische invalshoeken, standpunten, argumenten en mogelijkheden en de voortgang van het proces; Handelingsdimensie 2. Is in staat een bijdrage te leveren aan het vaststellen van en het werken aan een gemeenschappelijk (behandel)doel, de eigen inbreng af te stemmen op het gemeenschappelijk doel en bereid te zijn daarvoor concessies te doen c.q. de waarde van de eigen medium specifieke discipline over het voetlicht te brengen in interdisciplinair samenwerkingsverband. a. Kan vanuit de eigen medium specifieke discipline bijdragen aan een integrale aanpak; b. Is in staat om binnen de instelling een zakelijke, bedrijfsmatige, resultaatgerichte aanpak te bevorderen ook in het licht van de ontwikkeling naar vraaggericht werken; Handelingsdimensie 3. Denken en doen vanuit gemeenschappelijk belang. Is in staat tot het aansturen op oplossingen die voor alle partijen acceptabel zijn (pragmatisch), uitgaande van het resultaat en rekening houdend met verschillende belangen en behoeften, en in staat tot onderhandelen en conflicten aanpakken zodanig dat recht wordt gedaan aan alle partijen. a. Kan in het kader van denken en doen vanuit gemeenschappelijk belang, als onderzoekende professional in de praktijk onderzoek verrichten of hier aan een bijdrage leveren in nauwe samenwerking met diverse betrokkenen. b. Is in staat de eigen waarden over het voetlicht te brengen en geldend te maken; Handelingsdimensie 4. Is in staat gebruik te maken van de meerwaarde van de groep/ de ander. Is in staat om vanuit de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de groep synergie bereiken door gebruik te maken van kennis, inzichten en ideeën van de afzonderlijke groepsleden en een resultaat te bereiken dat recht doet aan alle partijen (win-win, teamvorming). a. Draagt bij aan intercollegiale kwaliteitszorg.
53
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
8. Innoveren
A L
B H
L
C H
L
D H
De CT’er is in staat tot introduceren, inspireren en initiëren, vanuit een breed maatschappelijk, politiek en economisch bewustzijn, van nieuwe ideeën, beleid, werkwijzen en toepassingen in het behandelaanbod en het medium specifieke handelen. In de context van de beroepsuitoefening, deze vorm te geven in het behandelaanbod, eigen professioneel handelen en de organisatie, en tevens te implementeren en te evalueren. Handelingsdimensie 1.Introduceren. Is in staat te komen met niet-alledaagse ideeën, vanuit de betrokkenheid op de hulpvrager, de hulpverlener en de organisatie, door actief op zoek te gaan naar nieuwe inzichten, kennis en ontwikkelingen, binnen en buiten het vakgebied van de vaktherapeut, multidisciplinair en internationaal; Handelingsdimensie 2.Inspireren en initiëren. Is in staat om op alle niveaus te communiceren, mensen te stimuleren tot meedenken, draagvlak te creëren en mensen te mobiliseren om samen vernieuwingen in het aanbod te realiseren; Handelingsdimensie 3.Vormgeven, implementeren en evalueren. Is ondernemend; is in staat om nieuwe ontwikkelingen te zien en daarop in te spelen. a. Is in staat om vernieuwingen in het aanbod op een gestructureerde manier te evalueren of daaraan mee te werken.
54
Eerste jaar
Tweede jaar
Derde jaar
Vierde jaar
9. Leiding geven
A L
B H
L
C H
L
D H
De CT’er is in staat om vanuit algemene (beleids)kaders binnen het vaktherapeutisch aanbod collega’s aan te sturen, besluiten te nemen die gevolgen hebben voor zowel cliënten, collega’s als de organisatie, collega’s te coachen en de beleidsuitvoering ten overstaan van anderen te verantwoorden. Handelingsdimensie 1. Aansturen en beheren. Is in staat om de ander op doelgerichte, transparante en motiverende wijze aan te zetten tot denken en doen vanuit de taak/functie, passend binnen de situatie en het beleid van de organisatie. a. Heeft kennis van en inzicht in het organisatiebeginsel van de instelling; b. Is in staat tot beheer van voor creatief therapeutische uitvoering benodigde materiële benodigdheden en accommodaties; Handelingsdimensie 2. Nemen van besluiten. Is in staat om in complexe situaties te kiezen uit een aantal alternatieven die consequenties hebben voor het werk van anderen in de organisatie; Handelingsdimensie 3. Coachen. Is in staat tot het begeleiden van een (andere) collega of medewerker met aandacht voor de specifieke mogelijkheden en belemmeringen van die ander, waarbij de nadruk ligt op het stimuleren en motiveren van zelfsturing en empowerment in dialoog met de ander. Handelingsdimensie 4. Verantwoorden. Is in staat om ten overstaan van cliënten, collegae en instanties, standpunten te onderbouwen met argumenten, en verantwoording te nemen voor de beleidsuitvoering. a. Is in staat een bijdrage te leveren aan het beleid en beheer van de eigen instelling en is in staat te handelen binnen het vigerend beleid en beheer; b. Is in staat bij te dragen aan het kwaliteitssysteem van de instelling.
55
Bijlage B Stroomschema van de opleiding Afstudeervarianten Voltijd
1.1
1.2
1.3
1.4
Oriëntatie op opleiding en beroep
Gezonde ontwikkeling van de mens in relatie tot de omgeving
Stoornissen in de ontwikkeling en het gedrag van de mens
Oriëntatie op (be)handelen binnen Vaktherapie
2.1
2.2
2.3
2.4
Ortho-agogisch en supportief werken
Leren in de praktijk (stage)
De re-educatieve en reconstructieve werkwijze
Professionalisering en actualiteit in hulpverlening
3.1
3.2
3.3
3.4
Stage
Stage
Stage
Stage
CWS
CWS
4.1 & 4.2
4.3
4.4
Professionalisering en Integratie
Minor I
Minor II
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
CWS
56
Afstudeervarianten Verkorte Route
Semester 1
Semester 2
Voorbereiding
Stage
Semester 3
Semester 4
Stage
Methodiekproject
Jaar 1
Jaar 2
CWS
Semester 5 Afstuderen Medium Jaar 3
CWS
57
Bijlage C Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum van de opleiding voor de propedeutische fase:
Code
Titel/Vaknaam
Soort Hoofdvak/Deelvak
EC
Score
Min/Passing grade
CT11 MODUUL 1.1 CT1VG1
H
CT1VG1-A
Medium I
D
CT1VG1-B
Methodiek I
D
CT1VG1-C
MOCO I
D
CT1TH1
H
CT1TH1-A
Theorietoets
D
CT1TH1-B
TO deel III - Paper
D
CT1CT1
H
CT1CT1-A
TO deel I - Workshop
D
CT1CT1-B
TO deel II - Presentatie
D
CT1CT1-C
PGO
D
CT1ZM1
H
CT1ZM1-A
SLB I
CT1ZM1-B
Onderzoek I
D D
ASP / Onderzoekslab
D
CT1ZM1-C
Code
Titel/Vaknaam
Soort Hoofdvak/Deelvak
6
1t/m10
5,5
3
1t/m10
5,5
3
1t/m10
5,5
3
1t/m10
5,5
EC
Score
Min/Passing grade
CT12 MODUUL 1.2 CT1VG2
H
6
1t/m10
5,5
CT1VG2-A
Medium II
D
CT1VG2-B
Methodiek II
D
CT1VG2-C
Practicum Levensboek
D
Theorietoets
H
3
1t/m10
5,5
H
3
1 t/m 10
5,5
3
1t/m10
5,5
CT1TH2 CT1CT2 CT1CT2-A CT1CT2-B
TO - Levensboek
D
PGO
D
CT1ZM2
H
CT1ZM2-A
SLB II
CT1ZM2-B
Onderzoek II
D D
CT1ZM2-C
Onderzoekslab / ASP
D
58
Code
Titel/Vaknaam
Soort Hoofdvak/Deelvak
EC
Score
Min/Passing grade
CT13 MODUUL 1.3 CT1VG3 CT1VG3-A CT1VG3-B CT1VG3-C
H D D D
6
1t/m10
5,5
Medium III Methodiek III Ethiek
CT1TH3
Theorietoets
H
3
1t/m10
5,5
CT1CT3 CT1CT3-A CT1CT3-B
H D D
3
1t/m10
5,5
TO - Paper PGO
CT1ZM3 CT1ZM3-A CT1ZM3-B CT1ZM3-C
H D D D
3
1t/m10
5,5
SLB III Onderzoek III Culturele sensitiviteit
Code
Titel/Vaknaam
Soort Hoofdvak/Deelvak
EC
Score
Min/Passing grade
CT14 MODUUL 1.4 CT1VG4 CT1CT4-A CT1CT4-B CT1CT4-C
H Medium IV D Methodiek IV D Mondelinge communicatie II D
6
1t/m10
5,5
CT1TH4 H CT1TH4-A TO deel II - Verantwoording D CT1TH4-B Theorietoets D
3
1t/m10
5,5
CT1CT4 CT1CT4-A TO Deel I - Sessie CT1VG4-B PGO
H D D
3
1t/m10
5,5
CT1ZM4 CT1ZM4-A CT1ZM4-B CT1ZM4-C
H D D D
3
1t/m10
5,5
SLB IV Onderzoek IV ASP
59
Bijlage D Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de postpropedeutische fase: Code
Titel/Vaknaam
Soort Hoofdvak/Deelvak
Score
Min/Pas sing grade
6
1t/m10
5,5
3
1t/m10
5,5
6
1t/m10
5,5
Score
Min/Pas sing grade
EC
CT21 MODUUL 2.1 CT2CT1
H
CT2CT1-A
Medium
D
CT2CT1-B
Methodiek
D
CT2SC1
H
CT2SC1-A
SLB
D
CT2SC1-B
Mondelinge communicatie
D
CT2SW1
H
CT2SW1-A
PGO act. part.
D
CT2SW1-B
Themaopdracht
D
CT2SW1-C
Toets
D
Code
Titel/Vaknaam
Soort Hoofdvak/Deelvak
EC
CT22 MODUUL 2.2 CT2CT2
Medium/Methodiek
H
6
1t/m10
5,5
CT2ST2
Stage - Eindverslag
H
6
1t/m10
5,5
H
3
1t/m10
5,5
Score
Min/Pas sing grade
6
1t/m10
5,5
3
1t/m10
5,5
CT2SC2 CT2SC2-A
SLB - Werkplan
CT2SC2-B
SLB - Supervisie/Intervisie
Code
Titel/Vaknaam
D D
Soort Hoofdvak/Deelvak
EC
CT23 MODUUL 2.3 CT2CT3
H
CT2CT3-A
Medium
D
CT2CT3-B
Methodiek
D
CT2SC3
H
CT2SC3-A
SLB
CT2SC3-B
ASP 1
D D
CT2SC3-C
ASP 2
D
60
CT2SW3
H
CT2SW3-A
Themaopdracht
D
CT2SW3-B
PGO act. part.
D
CT2SW3-C
Theorietoets
D
CT2MC3
H
CT2MC3-A
Mondelinge communicatie
D
CT2MC3-B
Onderzoek
D
Code
Soort Hoofdvak/Deelvak
Titel/Vaknaam
3
1t/m10
5,5
3
1t/m10
5,5
EC
Score
Min/Pa ssing grade
CT24 MODUUL 2.4 CT2CT4
H
CT2CT4-A
SLB
CT2CT4-B
Medium + werkweek
D D
CT2CT4-C
Methodiek
D
CT2SW4
H
CT2SW4-A
Themaopdracht
D
CT2SW4-B
PRIDS
D
CT2SW4-C
Theorietoets
D
CT2SW4-D
PGO act. part.
D
Code
Soort Hoofdvak/Deelvak
Titel/Vaknaam
3
1t/m10
5,5
12
1t/m10
5,5
EC
Score
Min/Pa ssing grade
CT32 SEMESTER 1 (3.1 EN 3.2) CT3ST2
Stage Semester 1
CT3CT2
H
12
1t/m10
5,5
H
9
1t/m10
5,5
9
1t/m10
5,5 Min/Pa ssing grade
CT3CT2-A
Medium
D
CT3CT2-B
Methodiek
D
CT3CT2-C
MOCO
D
Semester 1 Supervisie
H
CT3SC2 Code
Soort Hoofdvak/Deelvak
Titel/Vaknaam
EC
Score
CT34 SEMESTER 2 (3.3 EN 3.4) CT3ST4
Stage Semester 1
CT3CT4
H
12
1t/m10
5,5
H
9
1t/m10
5,5
9
1t/m10
5,5
CT3CT4-A
Medium
D
CT3CT4-B
Methodiek
D
CT3CT4-C
Onderzoeksvoorbereiding
D
Semester 2 Supervisie
H
CT3SC4
61
Code
Soort Hoofdvak/Deelvak
Titel/Vaknaam
EC
Score
Min/Passi ng grade
CT42 SEMESTER 1 (4.1 EN 4.2) CT4CT21
Medium eindexamen
H
12
1t/m10 5,5
CT4CT22
Prof & Integratie Methodiek
H
3
1t/m10 5,5
CT4SC2
SLB
H
3
1t/m10 5,5
H
12
1t/m10
CT4OND2 CT4OND2-A
Afstudeeronderzoek - rapport
D
5,5
CT4OND2-B
Afstudeeronderzoek - eindgesprek
D
5,5
Code
Soort Hoofdvak/Deelvak
Titel/Vaknaam
EC
Score
Min/Passi ng grade
Minor Trainer/Trainingsacteur I (verdiepend) KTRACT1
H
KTRACT1-A
Moduulopdracht 1
D
KTRACT1-B
Moduulopdracht 2
D
KTRACT1-C
Logboek 1
D
KTRACT1-D
Logboek 2
D
KTRLIT1 KTRLIT1-A KTRLIT1-B KTRPAR1
18 1t/m10 5,5
H
6 1t/m10
Literatuuropdracht 1
D
5,5
Literatuuropdracht 2
D
5,5
Participatie practica
H
6 1t/m10 5,5
Code
Soort Hoofdvak/Deelvak
Titel/Vaknaam
EC
Score
Min/Passi ng grade
Minor Trainer/Trainingsacteur II (verbredend) KTRACT2
H
9
1t/m10 5,5
H
3
1t/m10 5,5
H
3
1t/m10 5,5
KTRACT2-A
Moduulopdracht
D
KTRACT2-B
Logboek
D
KTRLIT2
Literatuuropdracht
KTRPAR2
Participatie practica
Code
Soort Hoofdvak/Deelvak
Titel/Vaknaam
EC
Score
Min/Passi ng grade
Minor Beeldende praktijken KBPPO
Beeldende praktijken - Praktijkopdracht
H
3
1t/m10 5,5
KBPKB
Beeldende praktijken - Kunstbeschouwing
H
3
1t/m10 5,5
KBPVG
Beeldende praktijken - Beeldend werk
H
9
1t/m10 5,5
62
Bijlage E
Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de Verkorte Route:
1e jaar CT VR MUZIEK H-vak
CODE
Semester 1
CTVM12
D-vak (onderdeel)
Integratief
6 CTVM1IN2 CTVM1TH2
PGO actieve participatie en presentatie
CTVM1VG2
Medium reflectie, attitude en expressie
Vaardigheden
168 168 84 84
SLB: POP en Portfolio
Periode
1
Ton Turkenburg
1,2
1
Ton Turkenburg
1,2
1
Ton Turkenburg
1,2
1
Ton Turkenburg
1,2
1
Ton Turkenburg
1,2
S 12
CTVM1VR2
Eigenaar
S 3
Vrijstelling tbv CT-verkort
Studie fase
S 3
Zelfmanagement
Result Invoer
S 6
CTVM1ZM2
Studie last
Methodiek opdracht
Theorie
Semester 2
EC
Vrijstelling 1
336
L
max score
min score
norm score
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
O/V
CTVM14
Integratief
6 CTVM1IN4
Stage tussen evaluatieverslag
CTVM1TH4
Methodiek actieve participatie
Theorie
Medium, expressie, reflectie en attitude
CTVM1ZM4
Supervisie tussen evaluatieverslag
Zelfmanagement
84 84 168
Vrijstelling 2
1
Ton Turkenburg
3,4
1
Ton Turkenburg
3,4
1
Ton Turkenburg
3,4
1
Ton Turkenburg
3,4
S 12
CTVM1VR4
3,4
S 6
Vrijstelling tbv CT-verkort
Ton Turkenburg
S 3
CTVM1VG4
1 S
3
Vaardigheden
168
336
L
O/V
63
2e jaar CT VR MUZIEK H-vak Semester 3
CODE
D-vak (onderdeel)
Studie last
Result Invoer
Studie fase
Eigenaar
Periode
max score
min score
norm score
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
CTVM22
Integratie
6 CTVM2IN2
Stage evaluatieverslag
CTVM2TH2
Methodiek actieve participatie
Theorie
168
84
Medium, expressie, reflectie, attitude
CTVM2ZM2
Supervisie eindevaluatieverslag
Zelfmanagement
84 168
2
Ton Turkenburg
1,2
2
Ton Turkenburg
1,2
2
Ton Turkenburg
1,2
2
Ton Turkenburg
1,2
S 12
CTVM2VR2
1,2
S 6
Vrijstelling tbv CT-verkort
Ton Turkenburg
S 3
CTVM2VG2
2 S
3
Vaardigheden
Semester 4
EC
Vrijstelling 3
336
L
O/V
CTVM24
Integratief
6
168
2
Ton Turkenburg
3,4
CTVM2IN4-A
Methodiek verslag
S
10
5,5
5,5
CTVM2IN4-B
Methodiek presentatie
S
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
Theorie
6 CTVM2TH4
CWS Werkplan
Vaardigheden
168
Medium, expressie, reflectie, attitude
Vrijstelling tbv CT-verkort
2
Vrijstelling 4
3,4
2
Ton Turkenburg
3,4
S 12
CTVRM2VR4
Ton Turkenburg
S 6
CTVM2VG4
168
2 336
L
Ton Turkenburg
3,4 O/V
64
1e jaar CT VR DRAMA H-vak
CODE
Semester 1
CTVD12
D-vak (onderdeel)
Integratief
6 CTVD1IN2 CTVD1TH2
CTVD1ZM2
SLB: POP en Portfolio
CTVD1VR2
Vrijstelling 1
Vrijstelling tbv CT-verkort
Studie fase 1
Eigenaar
Joke Falter
Periode
6
168
3
84
3
84
1
Joke Falter
1,2
1
Joke Falter
1,2
1
Joke Falter
1,2
S S S 12
336
1
Joke Falter
max score
min score
norm score
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
1,2
S
Medium reflectie, attitude en expressie
Zelfmanagement
Result Invoer
168
PGO actieve participatie en presentatie
Vaardigheden CTVD1VG2
Studie last
Methodiek opdracht
Theorie
Semester 2
EC
1,2
S
O/V
CTVD14
Integratief
6 CTVD1IN4
Theorie CTVD1TH4
CTVD1ZM4
84
3
84
Vrijstelling 2
Joke Falter
3,4
1
Joke Falter
3,4
1
Joke Falter
3,4
6
168
1
Joke Falter
3,4
12
336
Joke Falter
3,4
S S
Supervisie: tussenevaluatieverslag
Vrijstelling tbv CT-Verkort CTVD1VR4
3
Medium: expressie, reflectie, attitude
Zelfmanagement
1 S
Methodiek: actieve participatie
Vaardigheden CTVD1VG4
168
Stage tussen evaluatieverslag
S
1 1
S
5,5
O/V
65
1e jaar CT VR BEELDEND H-vak
CODE
Semester 1
CTVB12
D-vak
EC
(onderdeel) Integratief CTVB1IN2
Invoer
fase
6
168
6
168
3
84
3
84
Periode
1
Sjaak Sophie
1,2
1
Sjaak Sophie
1,2
1
Sjaak Sophie
1,2
1
Sjaak Sophie
1,2
max
min
norm
score
score
score
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
S S S 12
CTVB1VR2
Eigenaar
S
SLB: POP en Portfolio
Vrijstelling tbv CTverkort Semester 2
last
Medium reflectie, attitude, expressie
Zelfmanagement CTVB1ZM2
Studie
PGO actieve participatie en presentatie
Vaardigheden CTVB1VG2
Result
Methodiek opdracht
Theorie CTVB1TH2
Studie
Vrijstelling 1
1 336
Sjaak Sophie
1,2
L
O/V
CTVB14
Integratief CTVB1IN4
6
168
3
84
Stage tussen evaluatieverslag
Theorie CTVB1TH4
Methodiek actieve participatie
CTVB1VG4
Medium, expressie, reflectie, attitude
Vaardigheden
CTVB1ZM4
84 168
Supervisie tussen evaluatieverslag Vrijstelling 2
1
Sjaak Sophie
3,4
1
Sjaak Sophie
3,4
1
Sjaak Sophie
3,4
1
Sjaak Sophie
3,4
S S 12
CTVB1VR4
3,4
S
6
Vrijstelling tbv CT-verkort
Sjaak Sophie
S
3
Zelfmanagement
1
336
L
O/V
66
2e jaar CT VR BEELDEND H-vak
CODE
Semester 3
CTVB22
D-vak (onderdeel)
Integratie CTVB2IN2
Studie last
6
168
3
84
Stage evaluatieverslag
Theorie CTVB2TH2
Methodiek actieve participatie
CTVB2VG2
Medium, expressie, reflectie, attitude
Vaardigheden
CTVB2ZM2
Supervisie eindevaluatieverslag
CTVB2VR2
Vrijstelling 3
Studie fase
Eigenaar
Periode
2
Sjaak Sophie
1,2
2
Sjaak Sophie
1,2
S 84
2
Sjaak Sophie
1,2
2
Sjaak Sophie
1,2
S 6
Vrijstelling tbv CT-verkort
Result Invoer
S
3
Zelfmanagement
Semester 4
EC
168 S
12
2 336
Sjaak Sophie
max score
min score
norm score
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
1,2
L
O/V
CTVB24
Integratief
6
168
2
Sjaak Sophie
3,4
CTVB2IN4-A
Methodiek verslag
S
10
5,5
5,5
CTVB2IN4-B
Methodiek presentatie
S
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
Theorie
6 CTVB2TH4
168
Onderzoeksvoorbereiding
Vaardigheden
6 CTVB2VG4
Medium, expressie, reflectie, attitude
CTVB2VR4
Vrijstelling 4
Vrijstelling tbv CT-verkort
2
Sjaak Sophie
3,4
2
Sjaak Sophie
3,4
S 168 S 12
2 336
L
Sjaak Sophie
3,4 O/V
67
3e jaar CT VR BEELDEND H-vak
CODE
Semester 5
CTVB32
D-vak
EC
(onderdeel) Theorie
12
Studie
Result
Studie
last
Invoer
fase
168
CTVB3TH2
Sjaak Sophie
Periode
Afstudeeronderzoek - rapport
CTVB3TH2-B
Afstudeeronderzoek - eindverslag
CTVB3VG2
Medium
CTVB3IN2
Capita Selecta
Vaardigheden
6
Integratie
3
168
9 Vrijstelling 5
Sjaak Sophie
336
L
min
norm
score
score
score
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
10
5,5
5,5
1,2
S 3
Vrijstelling tbv CT-Verkort
168
max
1,2
S
CTVB3TH2-A
CTVB3VR2
3
Eigenaar
3
Sjaak Sophie
1,2
3
Sjaak Sophie
1,2 O/V
68
Bijlage F
Moduulbeschrijvingen Voltijd en Verkorte Route
Onderstaand wordt kort de inhoud per module weergegeven. Het moduulboek is richtinggevend voor de inrichting van de module. Module 1.1
‘Oriëntatie op opleiding & beroep’
Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten
Mevrouw H. Beers en mevrouw J. Kingma 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek)
Instapvoorwaarde Aangeboden in
Geen Periode 1
Moduulinhoud
In deze module maken de studenten een (door)start met de oriëntatie op de opleiding CT en het beroep van de vaktherapeut. Door middel van hoorcolleges, PGO taken en practica krijgen en zoeken de studenten meer informatie over en inzicht in het door hen gekozen beroep. In deze module wordt de basis gelegd voor onderdelen en werkvormen die de student gedurende de opleiding aangeboden krijgt. PGO, hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, begeleidingsvormen
Werkvormen Literatuur
Moduulboek 1.1: ‘Welkom in de wondere wereld van CT’ (repro) Digitale artikelen via Blackboard/ELO Boeken van boekenlijst en uit SLS
Toetsvormen
Theorietoets, geïntegreerde themaopdracht en reflectieverslagen voor de verschillende programma onderdelen.
Toetsmomenten
Wordt bekend gemaakt in het lesrooster
Bijzonderheden
* De SSW is qua beoordeling en inhoud gekoppeld aan de eerste module. Aanwezigheid is daarmee verplicht.
Module 1.2 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur
Toetsvormen
Toetsmomenten
‘De gezonde ontwikkeling van de mens en de relatie tot zijn omgeving.’ Mevrouw H. Beers en mevrouw J. Kingma 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduulboek) Moduul 1 CT (eventueel via examencommissie instap SPH) Periode 2 Het centrale thema in deze module is inzicht verkrijgen in de gezonde ontwikkeling van de mens. Als basis wordt onderzocht welke de ‘normale’ ontwikkeling is van de mens en krijgt de student inzicht in zijn/haar eigen ontwikkeling en welke rol de omgeving daarin speelt. PGO, hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, begeleidingsvormen. Moduulboek ‘Levensloop’ (repro) Digitale artikelen via Blackboard/ELO Boeken van boekenlijst en uit SLS Theorietoets, geïntegreerde themaopdracht en reflectieverslagen voor de verschillende programma onderdelen. Wordt bekend gemaakt in het toetsrooster
69
Module 1.3 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur
Toetsvormen
Toetsmomenten Module 1.4 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen
Literatuur
Toetsvormen
Toetsmomenten
‘Stoornissen in de ontwikkeling en het gedrag van de mens’ Mevrouw H. Beers en mevrouw J. Kingma 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek) Moduul 1 en 2 CT (eventueel via examencommissie instap SPH) Periode 3 In 1.2 stond de ‘gezonde’ ontwikkeling van de mens centraal. In deze periode wordt gekeken naar stoornissen in de ontwikkeling van de mens en bijbehorende psychologische theorieën. Verschillende visies op hoe een mens zich ontwikkelt, op ziek en gezond gedrag, welke stagnaties kunnen optreden het ontwikkelen van de eigen visie op het ontstaan van gedrag komen aan de orde. PGO, hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, begeleidingsvormen, W.O, SPB. Moduulboek 1.3: ’Gestoord?’ (repro) Digitale artikelen via Blackboard/ELO Boeken van boekenlijst en uit SLS Theorietoets, geïntegreerde themaopdracht en reflectieverslagen voor de verschillende programma onderdelen. Wordt bekend gemaakt in het toetsrooster ‘Een oriëntatie op (be)handelen binnen CT’ Mevrouw J. Kingma en mevrouw H. Beers 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek) 1.1,1.2,1.3 CT Periode 4 In deze module wordt er gewerkt vanuit de kennis van vorige modules m.b.t. de ontwikkeling van de mens en verschillende visies op ontwikkeling. Daarnaast maakt de student kennis met diagnosticeren, psychopathologie, ethiek en verschillende doelgroepen. De module heeft een onderzoeksmatig karakter, studenten gaan veel zelf op onderzoek naar literatuur en leren verbanden leggen tussen alle verschillende onderdelen van het werk van de vaktherapeut. PGO, hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, begeleidingsvormen, Sollicitatietraining, SLB. Moduulboek 1.4: ‘Doelgericht’ (repro) Digitale artikelen via Blackboard/ELO Boeken van boekenlijst en uit SLS Theorietoets, geïntegreerde themaopdracht/assessment en reflectieverslagen voor de verschillende programma onderdelen. Wordt bekend gemaakt in het toetsrooster
70
Module 2.1 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur Toetsvormen
Toetsmomenten
Van diagnostiek naar supportief/othagogisch behandelen Mevrouw E. Bouma en Dhr. M. den Otter 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek) Geen; behaalde propedeuse is aanbevolen Periode 1 In deze module staat het stellen van een creatief therapeutische diagnose voorafgaande aan de behandeling nogmaals centraal. Daarnaast wordt aandacht besteed aan indicatiestellig, opstellen van behandeldoelen en het starten van een behandeling binnen de supportieve/orthoagogische werkwijze. Binnen de stage van moduul 2.2 zullen studenten veel te maken krijgen met deze behandelwijze. Daar waar in het eerste jaar (module 1.3 en 1.4) algemene principes van observatie behandeld en getraind werden, wordt dit onderwerp in deze module specifiek in relatie tot creatief therapeutische observatieprogramma’s aangeboden. Er worden hoorcolleges gegeven over diagnosticeren en indiceren en de start van een behandeling zowel algemeen als specifiek met doelgroepen in een bepaalde setting. Binnen methodiekpractica leert de student een observatieprogramma op te zetten en uit te voeren in gesimuleerde therapeut-cliënt situaties en de cliënt te diagnosticeren en behandeldoelen op te stellen voor een supportieve/orthoagogiche behandeling. Tevens wordt geoefend met het uitvoeren van deze behandeling. De practica drama en beeldend vormen zijn zowel op de ontwikkeling van de mogelijkheden van de student gericht als op de toepassing in creatieve therapie. Door middel van SLB bereidt de student zich voor op de oriëntatiestage in de volgende module. Voor de themaopdracht dienen de studenten zich te richten op het maken van een sociale kaart rondom een zelf gekozen problematiek. PGO, hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen. Staat in het moduleboek aangegeven De module wordt binnen methodiek afgesloten door een assessment, waarin de student vanuit de observatie een behandelprogramma ontwikkelt en uitvoert met de supportieve of ortho-agogische werkwijze. Binnen PGO wordt de sociale kaart aan de andere studenten en 2 andere docenten gepresenteerd. Daarnaast zal de actieve participatie binnen PGO worden beoordeeld. Voor SLB wordt er afgesloten met een POP waar vanuit een werkplan wordt gedestilleerd voor de aankomende oriëntatiestage. Aan het einde van de module wordt een theorietoets afgenomen waarin opgegeven literatuur wordt getoetst. Wordt bekend gemaakt in het toetsrooster
71
Module 2.2 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur Toetsvormen Toetsmomenten
Bijzonderheden
Module 2.3 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur
Praktijkstage BEC 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek) Moduul 2.1 gevolgd; behaalde propedeuse is aanbevolen Periode 2 Tijdens module 2.2 loopt de student 9 weken, 3 dagen per week, stage in een hulpverleningsinstelling of het speciaal onderwijs. De praktijkstage maakt integraal deel uit van het onderwijsprogramma, wat enerzijds gericht is op ondersteuning van de stage en anderzijds op beroepsverdieping. De student komt 1 dag per week terug op de opleiding. In de stage is de student m.n. gericht op een supportieve houding in de begeleiding. Practica, trainingen, begeleidingsvormen intervisie en supervisie Staat in het moduulboek aangegeven Stageproducten en evaluatieverslagen/gesprekken Reflectieverslag practicum medium/methodiek. Stageproducten en evaluatieverslagen worden in de moduul gepland met betrokkenen. Reflectie verslag practicum medium week 10. Voor studenten die stagelopen in het buitenland worden afspraken gemaakt met de betreffende docent over (de begeleiding van) alternatieve opdrachten. De creatief therapeutische behandeling Mevrouw E. Bouma en Dhr. M. den Otter 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek) Moduul 2.1 en 2.2 gevolgd; behaalde propedeuse is aanbevolen Periode 3 In deze module leert de student werken met de re-educatieve / reconstructieve behandeling. Ook het leren omgaan met therapiegroepen is een belangrijk leeronderdeel van dit moduul. Daarnaast staat binnen de themaopdracht de eigen socialisatie van de student centraal. Door middel van weekthema’s worden per week parallellen gelegd tussen de eigen socialisatie en de therapeutische attitude van de student. Ook binnen het medium komen deze thema’s aan de orde. Ter ondersteuning van het persoonlijk proces zullen binnen PGO casussen en informatie worden aangedragen waarbij de re-educatieve / reconstructieve behandeling aan de orde zal komen. SLB zal deze module gericht zijn op het kiezen van een 3de jaars stageplaats. Ter afsluiting van de module zal er een theorietoets worden aangeboden waarbij de literatuur van deze module getoetst zal gaan worden. PGO, hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, SLB. Staat in het moduulboek aangegeven
72
Toetsvormen
Toetsmomenten Bijzonderheden
Module 2.4 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur Toetsvormen
Binnen methodiek zal deze module worden afgesloten door een assessment binnen de simulatie therapiegroep. Voor PGO maakt de student en fotoboek waarin hij blijk geeft zicht te hebben op zijn eigen socialisatie met betrekking tot zijn of haar toekomstige therapeutschap. Daarnaast zal de actieve participatie binnen PGO worden beoordeeld. SLB wordt afgesloten doormiddel van een POP waarbij de student kenbaar maakt wat hij nog wil leren tbv het toekomstige stagejaar. Aan het einde van het moduul zal er een theorietoets worden afgenomen waarbij de literatuur van het gehele moduul wordt getoets. Wordt bekend gemaakt in het toetsrooster Tijdens de methodieklessen wordt in een therapiegroep gesimuleerd. Hierin kunnen studenten experimenteren met (medium) interventies in een groep. Professionalisering en actualiteit Mevrouw E. Bouma en Dhr. D. Reedijk (SPH) 420 sbu 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek) Behaalde propedeuse is aanbevolen Periode 4 De inhoud van deze module is voornamelijk gerelateerd aan de toekomst van de hulpverlening en de toekomst (tweede fase van de opleiding) van de student die hulpverlener wordt. De student krijgt inzicht in strategisch beleidsontwikkeling in organisaties en het starten van een eigen onderneming. Qua werkvormen wordt tijdens de module de overstap gemaakt naar projectmatig werken, een vorm die in het derde jaar en vierde jaar wordt gecontinueerd en aangescherpt, aangezien er dan met praktijkrelevante opdrachten gewerkt zal worden die door de werkvelden worden ingebracht. Methodiek en medium zullen voornamelijk gericht zijn op de toekomstige jaarstage. De student maakt in deze moduul een eigen werkplan die gericht is op het geen er nodig is ter voorbereiding op het 3de jaar. SLB zal ook in het teken staan van het vormgeven van de jaarstage in het 3de jaar. Binnen deze module zal er ook een werkcollege worden aangeboden in een serie van 4. Dit werkcollege, Practicum Interdisciplinaire Samenwerking (PRIDS), zal per twee groepen worden gegeven. Binnen deze colleges staat het samenwerken tussen de verschillende disciplines centraal en worden er simulatie oefeningen gedaan. Projectonderwijs, hoorcolleges, werkcolleges, practica, gastcolleges Staat in het moduulboek aangegeven Binnen PGO zal er worden gewerkt aan een themaopdracht die bestaat uit 2 onderdelen. Deel A: een artikel gericht op een zelf gekozen actueel onderwerp.
73
Toetsmomenten Bijzonderheden
Module 3.1 t/m 3.4
Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Deel B: het straten van een eigen onderneming of het bekritiseren van een bestaand beleidsplan. Daarnaast zal de actieve participatie binnen PGO worden beoordeeld. Voor methodiek en medium zal een verslag dienen worden geschreven. SLB wordt afgesloten doormiddel van een portfolio. PRIDS wordt beoordeeld doormiddel van actieve participatie. Aan het einde van het moduul zal er een theorietoets worden afgnomen waarin de theorie zal worden getoetst van deze module. Wordt bekend gemaakt in het toetsrooster De module wordt samen met SPH gevolgd. PGOgroepen krijgen een gemixte samenstelling Observatie & oriëntatie Diagnostiek & start behandeling Behandeling Evaluatie & onderzoek (incl. start CWS) BEC 420 sbu per periode 15 EC per periode = 60 EC totaal (nadere onderverdeling staat in het moduulboek); Behaalde propedeuse en tweede studiejaar Periode 1 t/m 4 Het derde studiejaar is een praktijkleerperiode (therapiestage), die drie dagen per week gedurende 10 maanden in een van de instellingen wordt doorgebracht, waar creatief therapeuten werkzaam kunnen zijn. De student leert zelfstandig te werken als beeldend therapeut of dramatherapeut. Vanuit de opleiding wordt de student begeleid door een supervisor en vanuit de instelling door een praktijkbegeleider. Wekelijks is er op de opleiding een terugkomdag met supervisie en ondersteunend medium/methodiek- en/of een therapeutische gespreksvaardigheden lesprogramma. Eén dag werkt de student aan stageopdrachten en in de tweede helft van de stage aan het Contractwerkstuk, wat afgerond wordt in het vierde jaar. In het stagejaar, dat uit 10 maanden bestaat, zijn vier perioden te onderscheiden, waarin een bepaald thema van de behandeling met bijbehorende periodedoelen centraal staan. De student formuleert leerdoelen voor elke periode gericht op stage en supervisie. In de stageinstelling, de praktijkbegeleiding, supervisie, de terugkomdag en met stageopdrachten ontwikkelt de student zijn/haar competenties. Stageopdrachten zijn bijvoorbeeld het maken van een therapie procesverslag en het uitvoeren van een workshop binnen de instelling. Aan het eind van elke periode worden de behaalde competenties en leerdoelen geëvalueerd en beoordeeld. De volgende perioden zijn te onderscheiden: Periode 1: Oriëntatie en observatie Periode 2: Diagnostiek en start behandeling Periode 3: Behandeling Periode 4: Evaluatie en onderzoek
74
Werkvormen
Literatuur Toetsvormen
Toetsmomenten Bijzonderheden
Module 4.1 & 4.2 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur Toetsvormen
Toetsmomenten
Praktijkbegeleiding en supervisie/intervisie Practicum medium, methodiek en therapeutische gespreksvoering CWS begeleiding en HC Staat in het moduulboek aangegeven Stage evaluatieverslag en supervisie evaluatieverslag. Na periode 1 en 3 vindt een kleine evaluatie plaats. Halverwege het jaar en aan het einde van de stage bezoekt de supervisor de instelling voor de tussentijdse en eindevaluatie/beoordeling. Reflectieverslag practicum medium Actieve participatie methodiek Verslag therapeutische gespreksvoering CWS werkplan Bij een voldoende tussentijdse beoordeling van de stage, de supervisie en de practica behaalt de student 30 EC, bij een voldoende eindbeoordeling 30 EC: in totaal 60 EC. Indien alleen de stage of supervisie met voldoende beoordeeld wordt, zal de helft van de studiepunten behaald worden. Januari en juni Zie stagegids o.a. voor beoordeling- en voorgangscriteria. Studenten die stage lopen in het buitenland krijgen vooraf een aangepast lesprogramma. ‘Professionalisering en Integratie’ Dhr. J. v.d. Zwaag 420 sbu 30 EC voor 4.1 + 4.2 samen (nadere onderverdeling staat in het moduleboek 4.1/4.2) Behaalde stage Periode 1 en 2 als semester Het semester 4.1/4.2 van de opleiding Creatieve Therapie staat in het teken van het afstuderen. De student doet hiervoor examen in de volgende drie onderdelen: Methodiek door het samenstellen van een behandelmodule Onderzoek door het maken van een Contractwerkstuk Medium door het verzorgen van eindpresentatie met schriftelijke verantwoording In het verlengde van het leren van en door de praktijk zal de student zich verder theoretisch en praktisch verdiepen en verbreden in de uitvoering van de drie examenonderdelen van het semester. De opgedane kennis en ervaring van de voorgaande jaren van de opleiding worden bij elkaar gebracht geïntegreerd tot een professionele benadering van het beroep van creatief therapeut. Hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, begeleidingsvormen, leerprocesbegeleiding Staat in het moduulboek aangegeven Mediumpresentatie en verslag Methodiekverslag CWS rapport en presentatie SLB portfolio Wordt bekend gemaakt in de moduulgids
75
Module 4.3 en 4.4 Moduulcoördinator Studiebelasting Studiepunten Instapvoorwaarde Aangeboden in Moduulinhoud
Werkvormen Literatuur Toetsvormen Toetsmomenten Bijzonderheden
Minor Afhankelijk van de gekozen module 420 sbu 2 x 15 EC (nadere onderverdeling staat in het moduleboek) 2e jaar gevolgd Periode 3 en/of 4 Deze periode is een keuzemodule. De student kan op basis van zijn/haar competentieprofiel, leerbehoefte en mogelijkheden een keuze maken uit een hogeschoolbrede lijst met modules. hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, begeleidingsvormen Staat in minormoduulboek aangegeven Afhankelijk van de gekozen module Wordt bekend gemaakt in minorprogrammagids Informatie over minors is te vinden op intranet o.a. over inhoud en intekenprocedure
De opleiding Creatieve Therapie biedt twee specifieke minoren aan: Trainer/Trainingsacteur en Beeldende Praktijken. Reguliere modulen en flexibele studieonderdelen De opleiding Creatieve Therapie is een ongedeelde opleiding, dwz dat er in het curriculum geen differentiaties worden aangeboden. De student kan zich zelf via verschillende onderdelen, in het aanbod specialiseren in de richting van zijn keuze. Dit kan de student doen middels het volgen van een keuzemoduul (minor), het maken van eigen mediumpresentaties, in het schrijven van werkstukken en vrije studiepunten (zie 2B2). Creatieve Therapie, De verkorte studieroute (VR) Schematisch overzicht van de opleidingstructuur. Semesters Onderdeel 1ste semester Theorie
Inhoud PGO Medium Methodiek Studieloopbaanbegeleiding Hoorcollege
2e semester
Stage Periode 1 en 2 16 uur per week
Supervisie Medium Methodiek Hoorcolleges Onderzoek
3e semester
Stage Periode 3 en 4 16 uur per week
Supervisie Medium Methodiek Hoorcolleges Onderzoek
4e semester
Professionalisering
Medium Afstuderen: Werkplan CWS Methodiek: Producttypering Studieloopbaanbegeleiding
5e semester
Afstuderen
Examens afronden t.a.v. CWS Medium Methodiek
Gemiddelde studiebelasting bedraagt 28 uur per week gedurende de gehele opleiding. De lessen zijn geconcentreerd op een vaste dag per week, de maandag.
Bijlage G
Instroom en vrijstellingen Verkorte Route
76
De Verkorte Route Creatieve Therapie is een verkorte versie van het Voltijd programma. De studenten in dit programma hebben allen op een divers en breed terrein ervaringen opgedaan waardoor vrijstellingen gegeven kunnen worden t.a.v. het Voltijd programma. Om toegelaten te kunnen worden voor de Verkorte Opleiding zal de aankomende student moeten aantonen te beschikken over deze eerder verworven competenties. Dit zullen zij met een uitgebreide portfolio en een praktische assessment toets moeten aantonen. De vrijstellingen ten opzichte van de Voltijd opleiding worden verwerkt gedurende het programma. Toelatingseisen: Algemene basis: Relevante en actuele aantoonbare persoonlijke ervaring met het gekozen medium (beeldend vormen, drama of muziek) van minimaal 150 uur Met daarbij een afgeronde HBO-opleiding (sociaal-agogisch, kunst, onderwijs of andere relevantie) met minimaal 2 jaar relevante werkervaring in de hulpverlening. Of een MBO opleiding (sociaal-agogisch, kunst, onderwijs of andere relevantie) met minimaal 5 jaar relevante werkervaring in de hulpverlening. Bij aanmelding ontvangt de student een uitgebreide vragenlijst. Hiermee maken zij een portfolio waarin zij op papier aantonen over de benodigde competenties te beschikken om toegelaten te kunnen worden tot de Verkorte Opleiding CT. De vragenlijst is opgebouwd uit een CV waarin bovenstaande primaire toelatingseisen worden aangetoond een competentieprofiel met daarin de 9 kerncompetenties van de opleiding CT Stenden. In dit profiel toont de student zijn/haar ervaring met die competenties en kan daarin zijn/haar eigen leerproces aangeven. Het portfolio wordt beoordeeld door docenten Verkorte route, die ook geschoold zijn in het afnemen van een EVC procedure. Criteria waaraan de student moet voldoen komen globaal overeen met de eisen die gesteld worden aan de student eind 2 e jaars Voltijd. Zie leerniveau ontwikkeling schema CuCo zomer 2010 en de daarbij horende toetsmatrijs. Welke gebaseerd zijn op de Bachelor Dublin Descriptoren: Kennis en Inzicht, Toepassing, Oordelen, Communicatie en Leerzelfstandigheid. Indien de aankomende student in het portfolio heeft aangetoond dat zij beschikt over de primaire toelatingseisen in de CV en over het geldende startniveau van de competenties, dan volgt daarop een assessment. Daarin toont de student aan ook praktisch deze competenties toe te kunnen passen. Het assessment wordt afgenomen door 2 ervaren docenten Verkorte Route. Het assessment programma is zo samengesteld dat zoveel mogelijk facetten van de studie daarin zijn verwerkt. Daarmee kan ook de student ervaren of de studie een passende is. Onderdelen zijn de ook in het eerste semester gegeven vakken PGO, Methodiek, Medium en Studieloopbaan begeleiding. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de in de opleiding geldende leerlijnen Zelfmanagement, Theorie/ Integratie, Vaardigheden/ Medium. Alleen dan als aan alle gestelde eisen zijn voldaan wordt de student toegelaten tot het curriculum van de Verkorte Route. Het gehele toelatingspakket wordt dan meegenomen naar de start van de opleiding en dient als basis voor het dan op te stellen Persoonlijk Ontwikkelings Plan en is daarmee het fundament voor de rest van de studie. De verdiende vrijstellingen worden over de studie verdeeld en per semester aan de student uitgereikt indien deze dit heeft afgesloten met minimaal een voldoende.
77
Stenden Hogeschool Leeuwarden
aanmeldingsroute 2013
Interesse/belangstelling/informa tie vragend
Folder
Verkorte Route CT
Door iedereen: docent/PR etc
Telefoon Open dagen Internet
Stap 1: start toelating - opsturen van de vragenlijst Blad 1 tm 4: CV – vragenlijst - competenties
Stap 2: vragenlijst retour wordt beoordeeld
Door CT adm: Henriette
Door Sjaak/Hannie/Mimy/ Ton/Joke
Er is (nog) niet voldaan aan alle toelatingseisen
Andere (externe) koers
Stap 2a: individueel gesprek Coördinatie Verkorte Route
Stap 2b: deelnemer stelt uitgebreid Portfolio op met bewijslast; beoordeeld door Coördinatie VR Volledig compleet en aan alle toelatingseisen voldaan Bv.: Ervaring opdoen; 21+ toets
Advies: bijwerken niveau/competenties
Stap 3: assessment
Stap 4: na beoordeling door assessoren : advies toelating aan examencommissie voorleggen
78
Kader Totale Studie Creatieve Therapie Verkorte Route:
Totaal EC per moduul Totaal studie uren / semester Vrijstelling behaald door toelatingsassessment (EVC) Toegekend nadat de studie volledig is behaald Moduul 1.1 en 1.2 e 1 semester 18 504 uur Moduul 1.3 en 1.4 e 2 semester 18 504 uur Moduul 2.1 en 2.2 e 3 semester 18 504 uur Moduul 2.3 en 2.4 e 4 semester 18 504 uur Moduul 3.1 en 3.2 e 18 504 uur 5 semester totaal
90 EC
Totaal aantal EC: 90 Totaal aantal sbu:
Vrijstelling 90 EC
12 EC
12 EC
12 EC
12 EC
12 EC
2520 sbu
60 + 90EC= 150 EC
+ 150 vrijstelling = 240 EC 2520 studiebelastinguren gerealiseerd 4200 studiebelastinguren vrijgesteld.
en
Ec opbouw
Sem 1
Sem 2
Sem 3
Sem 4
Sem 5
totaal
Integratief
6
6
6
6
3
27
Theorie
6
3
3
6
9
27
Vaardigheden
3
3
3
6
6
21
Zelfmanagement
3
6
6
-
-
15 90
79
Bijlage H
Opleidingsschema Februari instroom Credits
EERSTE JAAR September Voltijd
Credits EERSTE JAAR Febr Voltijd
1.1 Oriëntatie op opleiding & beroep Vaardigheden
6
Theorie
3
Integratie
3
Zelfmanagement
3
1.2 Levensloop Vaardigheden
6
Theorie
3
Integratie
3
Zelfmanagement
3
1.3 Gestoord? Vaardigheden
6
Theorie
3
Vaardigheden
6
Integratie
3
Theorie
3
Zelfmanagement
3
Integratie
3
Zelfmanagement
3
1.4 Doelgericht
1.1 Oriëntatie op opleiding & beroep
Vaardigheden
6
1.2 Levensloop
Theorie
3
Vaardigheden
6
Integratie
3
Theorie
3
Zelfmanagement
3
Integratie
3
Zelfmanagement
3
Totaal eerste jaar
60
TWEEDE JAAR
1.3 Gestoord?
2.1 Medium en diagnostiek
Vaardigheden
6
Vakspecifiek
6
Theorie
3
Generiek
3
Integratie
3
Domeinspecifiek
6
Zelfmanagement
3
2.2 CT Behandeling I
1.4 Doelgericht
Vakspecifiek
6
Vaardigheden
6
Domeinspecifiek
6
Theorie
3
Generiek
3
Integratie
3
Zelfmanagement
3
2.3 CT behandeling II Vakspecifiek
6
Domeinspecifiek
3
Generiek
3
Vakspecifiek
3
2.4 Professionalisering & Actualiteit Vakspecifiek
3
Domeinspecifiek
12
Totaal eerste jaar
60
TWEEDE JAAR 2.1 Medium en diagnostiek Vakspecifiek
6
Generiek
3
Domeinspecifiek
6
2.4 Professionalisering & Actualiteit Vakspecifiek
Totaal tweede jaar
60
Domeinspecifiek
3 12
80
DERDE JAAR
2.2 CT Behandeling I
3.1 en 3.2 STAGE Semester 1 Stage
12
Vakspecifiek
9
Generiek
9
3.3 en 3.4 STAGE Semester 2 Stage
12
Vakspecifiek
6
Domeinspecifiek
6
Generiek
3
2.3 CT behandeling II Vakspecifiek
6
Domeinspecifiek
3
Vakspecifiek
6
Generiek
3
Generiek
9
Vakspecifiek
3
CWS
3 Totaal derde jaar
60
Totaal tweede jaar
60
DERDE JAAR 4.3 Minor I
VIERDE JAAR
Minor
4.1 en 4.2 Professionalisering
4.4 Minor II
Vakspecifiek
12
Vakspecifiek
3
Generiek
3
CWS
12
4.3 Minor
15
15
4.4
Minor
15
3.1 en 3.2 STAGE Semester 1 Stage
12
Vakspecifiek
9
Generiek
9
3.3 en 3.4 STAGE Semester 2
Minor Totaal vierde jaar
15
Stage
12
60
Vakspecifiek
6
Generiek
9
CWS
3 Totaal derde jaar
60
VIERDE JAAR 4.1 en 4.2 Professionalisering Vakspecifiek
12
Vakspecifiek
3
Generiek
3
CWS
12 Totaal vierde jaar
60
zomervakantie
leerjaar
81