Conferentie Voorbij het snelle geld Hedge funds, private equity, aandeelhouders die snel in en uitstappen, gigantische bonussen voor resultaten op de korte termijn, zo langzamerhand is vrijwel iedereen het erover eens dat een systeem waarin het snelle geld overheerst de hele wereld in een enorme crisis heeft gestort. Steeds vaker zijn er pleidooien voor oriëntatie op de lange termijn. Bedrijven moeten duurzaam ondernemen, dat is goed voor werkgevers, werknemers en de economie als geheel. Vraag is of financiële participatie van werknemers daar een bijdrage aan kan leveren. Op de conferentie Voorbij het snelle geld, georganiseerd door de Stichting Nederlands Participatie Instituut (SNPI), De Burcht en de stichting À Propos, zochten zo’n zestig deelnemers in de vergaderzaal van de Sociaal-Economische Raad naar het antwoord.
Compromis kapitaal, arbeid en natuur “Het doel van deze conferentie is om het onderwerp weer op de agenda van sociale partners en politiek Den Haag te krijgen”, zegt dagvoorzitter Ieke van den Burg. “Want financiële werknemersparticipatie kan een belangrijk middel zijn om een verandering bij bedrijven te realiseren, van het denken op korte termijn naar duurzaam ondernemen.” Voor Aloy Soppe, universitair docent financiële ethiek aan de Erasmus Universiteit, lijdt dat geen twijfel. Hij ziet financiële werknemersparticipatie als dé manier om van het shareholdersmodel naar het stakeholdersmodel te komen. En hij heeft recht van spreken, want tot een jaar of tien geleden behoorde Soppe zelf tot de jongens van het snelle geld. Dergelijke aandeelhouders beschouwen zichzelf als de eigenaar van het bedrijf, omdat zij ook het risico lopen. Het management is er om de aandeelhouder te dienen. Dat betekent dat er maximaal rendement moet worden behaald. Uitgaven aan zaken als het milieu zijn uit den boze. Dat is diefstal van de aandeelhouder. De overheid, die mag zich met sociale aangelegenheden bezig houden. De kapitaalverschaffers zijn volgens Soppe dominant geworden sinds 1970, toen in Bretton Woods besloten werd de koppeling tussen de dollar en het goud los te laten. “Sindsdien is het kapitaal de groeifactor in het economisch proces geworden. Maar als het kapitaal alleenheerser is, dan gaat het fout, zoals we nu zien.” Datzelfde geldt als de factor
arbeid het voor het zeggen heeft, zoals gebleken is door de val van het communisme. “We zien dus dat maatschappijen falen als één van de productiefactoren dominant is. We moeten daarom naar een maatschappij waarin de productiefactoren een compromis bereiken. Daarbij moeten we zeker de productiefactor natuur niet vergeten. Met andere woorden, duurzaam ondernemen vereist een evenwicht tussen arbeid, kapitaal en natuur.” Dat kan heel goed gerealiseerd worden door aandelenparticipatie, denkt Soppe. “Er is niets mis met aandelen. Het probleem is alleen dat ze in verkeerde handen zijn.” Hij bepleit daarom een meerderheidsaandeel voor participanten die belang hebben bij duurzaamheid, zoals werknemers en de milieubeweging.
Vermommen als aandeelhouder Die zijn daar echter wat minder voor te porren. “Werknemers lopen zo een dubbel risico. Ze kunnen niet alleen hun baan, maar ook hun vermogen verliezen”, aldus Chris Driessen van de FNV. CNV-voorzitter René Paas heeft nog een principiëler bezwaar. “Het is raar dat werknemers zich eerst als aandeelhouder moeten vermommen voordat ze zeggenschap krijgen. Dat is een fundamenteel verkeerd spoor. Werknemers moeten zeggenschap hebben, juist omdat ze werknemer zijn.” Ook directeur Liesbeth van Tongeren van Greenpeace Nederland heeft er weinig fiducie in dat de milieubeweging via aandelen meer invloed heeft. “Als we door intensief onderzoek bij een bedrijf schandalen naar boven halen en de merknaam in diskrediet brengen, zitten we binnen een week met de raden van commissarissen en bestuur aan tafel. Dat werkt veel effectiever dan een motie op een aandeelhoudersvergadering.”
Robert Rinnooy Kan, adviseur corporate governance, denkt dat een aanpassing in de vennootschapswetgeving werknemers en milieubeweging veel meer invloed kunnen geven. “Stemrecht op de aandeelhoudersvergadering wordt nu bepaald door het aantal aandelen. Hoe meer aandelen, hoe bepalender de stem. Je zou ook rekening moeten houden met het aantal aandeelhouders. In dat geval zouden vakbonden en milieubeweging met al hun leden een veel grotere invloed krijgen.” Dat past in het straatje van Tweede Kamerlid Paul Kalma van de PvdA. “Dan kan de ava een platform voor maatschappelijk verantwoord ondernemen worden. Want dat zou het moeten zijn.” Econome Annelies Hogenbirk van de Rabobank twijfelt of het
ooit zover zal komen. “Hebzucht zit in de mens. Iedereen wil altijd meer. Ik ben dan ook sceptisch of je excessen kunt uitbannen.” Hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer ziet daar een gevaar in. “Als hebzucht de wortel van het kwaad is, bestaat het risico dat je die hebzucht juist bij werknemers aanwakkert door ze aandeelhouder te maken.”
Scheiden beloning en invloed Niels Lemmers van de vereniging van effectenbezitters (VEB) verzet zich echter tegen het idee dat aandeelhouders passanten zijn, die gedreven worden door hebzucht en winstbejag op korte termijn. “Wij hebben 45.000 leden en bezoeken namens hen alle aandeelhoudersvergaderingen van beursgenoteerde ondernemingen. Bij enkele grote multinationals is er wellicht sprake van beleggers die voor het snelle geld gaan, zoals hedge funds. Maar bij de meer dan 150 overige bedrijven met een beursnotering spelen die geen enkele rol. Bovendien, aandeelhouders beginnen pas te morren als het management niet goed presteert. Bij een onderneming die voldoende waarde toevoegt lopen de belangen van aandeelhouders en werknemers parallel. Immers, de aandeelhouders zien de beurskoers stijgen en de werknemers kunnen een hoger loon bedingen.” Kalma ziet dat toch wat anders. “We hebben de laatste jaren ervaren dat passanten het beleid van de onderneming bepalen. Kijk maar naar hedge fund TCI, dat de verkoop van ABN Amro in gang heeft gezet. Ik voel daarom veel voor een loyaliteitsdividend. Beleggers die lang blijven zitten, krijgen dan een hoger dividend uitgekeerd.” Onder verwijzing naar het dubbele risicoargument van FNV’er Driessen, twijfelt hij echter over aandeelhouderschap voor werknemers. “Ik ben terughoudend over financiële participatie. Als het echter zou lukken het risico op vermogensverlies te verzekeren en de nadruk meer op invloed te leggen, dan wordt het een ander verhaal.” Dat kan bijvoorbeeld met de uitgifte van preferente aandelen. Maar bij ingenieursbureau Arcadis, waar met aandelenparticipatie gewerkt wordt, voelen ze weinig voor het uit elkaar trekken van beloning en zeggenschap. “Juist die combinatie maakt het systeem aantrekkelijk voor de medewerkers om mee te doen. Ze zijn gemotiveerder en meer betrokken bij het bedrijf”, zegt Hannie Paleari van de Stichting Lovinklaan, waar het aandelenplan van Arcadis is ondergebracht.
Extra dimensie zeggenschap Volgens Jan-Bart Jaspaert van de Franse multinational Thales is betrokkenheid ook precies de reden waardoor financiële werknemersparticipatie bijdraagt aan duurzaam ondernemen. Bij het concern doen wereldwijd 30.000 van de 70.000 medewerkers mee aan het aandeelhoudersplan, en bij de Nederlandse dochter - het voormalige Hollands Signaal participeert meer dan de helft. “Medewerkers die meedoen, denken meer in het belang van het bedrijf. Zij zijn bezig met de strategie op de langere termijn. Dat is wel een verschil met bijvoorbeeld de ondernemingsraad, die toch meer de belangen van werknemers behartigt.” Hoewel er bedrijven zijn waar dat tot conflicten heeft geleid, is daar bij Thales weinig van bekend. “We opereren onafhankelijk van elkaar. Met de ondernemingsraad hebben we niets te maken. Ik zie aandelenparticipatie meer als een extra dimensie van werknemersinvloed.” Juist Franse bedrijven kennen een sterk hiërarchische structuur, waardoor ideeën die onder werknemers leven het management niet bereiken. Via FAST, zoals de koepel van aandeelhouders heet, is dat veranderd. “We bezitten nu ongeveer 3% van het aantal aandelen. Daarmee zijn we voor de top een serieuze gesprekspartner. Ze willen weten hoe wij over het bedrijf denken. Toen er hier een nieuwe CEO kwam, werden we binnen no time uitgenodigd voor een gesprek. Zonder FAST hadden werknemers een dergelijk gesprek echt niet gehad. Bovendien zijn alle aandelen ondergebracht in een apart fonds. Een vertegenwoordiger van dat fonds zit in de raad van bestuur.” Jaspaert vindt het ook onzin dat werknemers geen aandeelhouder zouden moeten worden, omdat zij dan financieel risico lopen. “Waarom zou een medewerker geen aandeel in zijn eigen bedrijf willen? Als zij dat risico niet durven lopen, dan is er waarschijnlijk iets niet goed in de bedrijfsvoering.” Daarbij moet in ogenschouw worden genomen, dat werknemers die participeren in het aandelenplan minder financieel risico lopen dan gewone aandeelhouders, omdat ze een korting krijgen. Dat is een gangbare praktijk bij financiële werknemersparticipatie.
Misverstand Dat werknemers door financiële participatie meer invloed op de aandeelhoudersvergadering kunnen krijgen, is volgens directeur Rients Abma van Eumedion, het corporate governance platform van institutionele beleggers, een groot misverstand. “De rol van de ava wordt overschat. Er vindt vrijwel geen discussie plaats over de toekomst van het bedrijf. En beïnvloeding op de ava zelf is onbegonnen werk. Dat zou betekenen dat je stemgedrag kunt veranderen. Maar zeker buitenlandse institutionele beleggers bepalen hun stem al lang voor de ava. De raden van bestuur en commissarissen bepalen het beleid en de strategie van de onderneming. Dáár moet je lobbyen. Ondernemingsraden hebben nota bene het recht op een derde van de commissarissen voor te dragen. Daar maken ze nauwelijks gebruik van. Als ze hun rechten goed uitoefenen, kunnen ze meer bereiken dan via aandeelhoudersparticipatie.” Hij vindt een participatiesysteem dan ook overbodig. “Als een ondernemingsraad één aandeel koopt, heeft die ook spreekrecht.” Daarmee slaat Abma de plank mis, vindt Henk Wilbers van Arcadis. “Met ruim 21% is de Stichting Lovinklaan de grootste aandeelhouder. Op de laatste ava hadden we zelfs de meerderheid. Juist daardoor bespreekt de raad van bestuur de gang van zaken met ons voorafgaand aan de ava. Dan hebben we interessante discussies over bijvoorbeeld het beloningsbeleid. Waarom de top 8% erbij en de werknemers maar 2% loonsverhoging? Of we praten over diversiteit in de raad van commissarissen. Wij hebben erop aangedrongen dat er een vrouw moet worden benoemd, en dat gaat dit jaar ook gebeuren.”
Participatiedriehoek Meer invloed voor werknemers is over het algemeen niet iets waar bedrijven op zitten te wachten. Paas: “Zodra wij in de SER iets aan de orde stellen wat riekt naar meer zeggenschap, beginnen werkgevers te steigeren.” Waarom er dan toch bedrijven zijn, die aan financiële participatie doen? Omdat het, naast meer betrokkenheid en motivatie, betere medewerkers oplevert, zegt Jaspaert. “Er werken bij ons veel techneuten. Door financiële participatie gaan ze breder denken. Daardoor ontwikkelen ze zich. Dat is ook weer goed voor de onderneming.” Maar bedrijven die ermee aan de slag willen, zullen hun hele bedrijfscultuur op participatie moeten afstemmen, weet Frans-Jozef Snoeks van Atrivé. “Het werkt alleen als het een integraal onderdeel is van het bedrijfsbeleid. Dat wil zeggen dat het bedrijf participatie in alle geledingen bevordert.” Daarbij wordt verwezen naar de zogenaamde participatiedriehoek. Naast financiële participatie bestaat die uit directe werknemersparticipatie - bijvoorbeeld via werkoverleg of in zelfsturende teams -, en indirecte werknemersparticipatie door middel van een werknemersvertegenwoordiging zoals de ondernemingsraad.
Fiscaal regime Een van de problemen bij het invoeren van financiële werknemersparticipatie vormt het fiscaal regime. Aandelenplannen worden als inkomen beschouwd, waar belasting over moet worden geheven. “Het zou goed zijn als er fiscale voordelen worden verbonden aan financiële participatie, net zoals bij de spaarloonregeling”, stelt Caroline Zegers van Deloitte. In de praktijk is het echter lastig een standaard regime te maken, omdat aandelenplannen allemaal van elkaar verschillen. Dan gaat het bijvoorbeeld om kortingspercentages, hoe lang aandelen moeten worden vastgehouden, en de voorwaarden om uit te treden. Het SNPI pleit daarom voor een standaard aandelenplan, vergelijkbaar met het voorbeeldreglement voor ondernemingsraden, waar de Belastingdienst een standaard regime op toepast. Bedrijven die willen afwijken, zullen dan met de Belastingdienst moeten overleggen.
Voor multinationals met aandelenplannen in verschillende landen, is het nog lastiger. Een werknemer in het ene land kan met een aandelenplan veel voordeliger uit zijn dan een werknemers in het andere land. Volgens Arcadis kun je financieel gezien het beste in het Verenigd Koninkrijk wonen, hoewel Britse aandelenplannen minder zeggenschap aan werknemers geven. Niet voor niets doet daar bij drie kwart van het personeel aan hun aandelenplan mee, tegen 60 procent in Nederland, 45 procent in de VS en slechts 12 procent in Duitsland. Dat kost volgens het bedrijf veel geld en tijd. Idealiter zou er één Europees fiscaal regime moeten komen. Van den Burg wil nog een stap verder gaan. Zij pleit voor een ‘pan-Europees werknemersaandelenplan’. Daarvoor moeten de 27 lidstaten afspreken een standaard 28e regime te accepteren dat overal dezelfde insteek heeft. “Dat zou een stimulans kunnen geven aan de financiële participatie van werknemers in Europa. Dan kunnen zij ook profiteren als de economie weer aantrekt. Want waarom zou alleen de top van bedrijven nu op het dieptepunt van de recessie laaggeprijsde aandelen en opties verwerven die straks als hun bedrijf goed uit het dal komt weer heel veel waard zijn, terwijl werknemers op een houtje moeten bijten en alleen maar loon en uren inleveren?”