DO
28/01/16 20.15 Concertinleiding door Frederic Delmotte
21.00 Concert
Huelgas Ensemble Achim Schulz, tenor (Ruggiero) | Michaela Riener, mezzosopraan (Alcina) | Sabine Lutzenberg, mezzosopraan (Melissa) | Paul Van Nevel, artistieke leiding Katelijne Van Laethem, sopraan (Sirene & une damigella) | Axelle Bernage, sopraan (Nunzia & altra damigella) | Matthew Vine, tenor (Nettuno & Astolfo) | Bernd Oliver Fröhlich, tenor (Vistola Fiume & Pastore) Axelle Bernage, cantus | Katelijne Van Laethem, cantus | Christel Boiron, cantus | Witte Maria Weber, cantus | Helen Cassano, cantus | Rosemary Galton, cantus | Bernd Oliver Fröhlich, tenor | Tom Phillips, tenor | Adriaan De Koster, tenor | Matthew Vine, tenor | Guillaume Olry, bassus | Tim Scott Whiteley, bassus Bart Coen, blokfluiten | Peter De Clercq, blokfluiten | Koen Dieltiens, blokfluiten | Silke Jacobsen, blokfluiten, baskromhoorn & percussie | Wim Becu, baroktrombone | Adam Bregmann, baroktrombone | Fabien Moulaert, baroktrombone | Annelies Decock, viool | An Van Laethem, viool | Matthieu Lusson, viola da gamba | Sonia Arbouche, viola da gamba | Lies Wyers, lirone | Sanne Deprettere, violone | Dimos Debeun, virginaal
Francesca Caccini (1587 - na juni 1641)
La liberazione di Ruggiero dall’isola d’Alcina commedia in musica con prologo & 4 scenes libretto: Ferdinando Saracinelli (1583-1640) Première 3 februari 1625 in de Villa di Poggio in Firenze ter gelegenheid van het bezoek van kroonprins Wladyslaw Vasa van Polen. De voorstelling werd een tweede keer uitgevoerd in Warschau in 1628.
La liberazione di Ruggiero dall’isola d’Alcina – een opera van Francesca Caccini De grote Europese adellijke families van de 16de en 17de eeuw wisten verdraaid goed hoe ze hun gasten moesten entertainen. Met een petieterige champagnefontein of een vuurspuwer op rust namen de toenmalige ‘One Percent’ geen genoegen. Neen, het mocht allemaal wat spannender en spectaculairder – een feest mocht wel eens een artistieke en esthetische ‘life changing experience’ zijn. Neem nu de steenrijke Florentijnse bankiersfamilie de’ Medici. Hun huwelijksfeesten stonden onder andere bekend voor de sensationele intermedia waarop de gasten werden getrakteerd; grote spektakels met theater, muziek, dans en vernuftige toneelmachines. Wanneer Cosimo I in 1539 met Eleonora van Toledo huwde, werd daarvoor het intermedium Il Commodo op scène gebracht, waarvan helaas slechts een klein aantal muziekfragmenten werd bewaard. Groothertog Ferdinando de’ Medici zag het in 1589 nog grootser voor zijn huwelijk met de Franse prinses Christine de Lorraine. Tijdens de feestelijkheden werd het intermedium La Pellegrina opgevoerd, een theatrale demonstratie van de rijkdom van de familie waaraan tientallen acteurs, zangers en muzikanten deelnamen. Verschillende componisten schreven hiervoor de muziek, onder wie Emilio de’ Cavalieri, Giulio Caccini en Jacopo Peri. Een aantal decennia later mocht Giulio Caccini’s dochter Francesca (1587 - na juni 1641) muziek componeren voor een ander belangrijk Medici-gebeuren, namelijk het carnavalsfeest waarbij de Poolse kroonprins Władysław (1595-1648) de ‘invité d’honneur’ was. Groothertogin van Toscane en regentes Maria Magdalena van Oostenrijk (haar echtgenoot Cosimo II de’ Medici was in 1621 gestorven) had bij haar hofcomponiste Francesca Caccini een opera besteld die werd uitgevoerd in haar favoriete buitenverblijf, de Villa del Poggio Imperiale (villa op de keizerlijke heuvel). Op 3 februari 1625 ging La liberazione di Ruggiero dall’isola d’Alcina in première, wellicht de eerste opera door een vrouw gecomponeerd. Het libretto werd geschreven door Ferdinando Saracinelli, dichter en intendant voor voorstellingen aan het hof van de Medici. Francesca Caccini – in bronnen werd ze vaak vermeld met haar koosnaampje La Cecchina – sloot zich aan bij de componisten die een nieuw muziekgenre hadden ontwikkeld, de opera. Een opera is net als het intermedium spectaculair muziektheater, maar er zijn een aantal essentiële verschillen. Terwijl het intermedium bestaat uit losstaande fragmenten van verschillende componisten, is de opera één groot werk dat ontsproten is aan het brein van één enkele componist. Er is bovendien nog een belangrijker, muzikaal onderscheid: bevat het intermedium hoofdzakelijk meerstemmige madrigalen, dan ligt het dramatische accent in de opera op lang uitgesponnen aria’s en monodische passages. Dergelijke eenstemmige, door een bas begeleide gezangen, ontstonden in de jaren 1580 in de context
van de Florentijnse Camerata, een groep van bevriende humanisten en kunstenaars die in het palazzo van Giovanni de’ Bardi samenkwamen. Zij wilden onder andere het antieke Griekse theater in ere herstellen en experimenteerden met nieuwe muzikale stijlen, waarbij verstaanbaarheid en expressieve kwaliteit van het woord centraal stonden. Complexe polyfonie was volgens hen nefast voor de expressie; eenstemmige melodieën daarentegen konden de inhoud en het affect van de tekst veel beter tot uitdrukking brengen. De innovatie werd opgenomen in madrigalen (denk bijvoorbeeld aan die van Monteverdi) en in het nieuwe genre dat bijgevolg ontstond, de opera. De muziek van Jacopo Peri’s Dafne, de allereerste opera (1597), is helaas verloren gegaan, maar andere werken maakten snel furore. Claudio Monteverdi’s meesterwerk L’Orfeo (1607) was het grote voorbeeld waaraan alle componisten zich spiegelden, en kent zelfs tot vandaag regelmatig nieuwe ensceneringen. Enkel een select clubje mensen kon die operavoorstellingen bijwonen, aangezien die door adellijke hoven werden georganiseerd. Pas in 1637 opende het eerste publieke operahuis in Venetië. De revolutionaire monodische stijl had Francesca van haar vader met de paplepel mee gekregen, want van jongs af stond ze op de scène met haar vader, haar stiefmoeder Margerita della Scala, haar zus Settimia en stiefbroer Pompeo. De drie vrouwen stonden trouwens bekend als de ‘Donne di Giulio Romano/Caccini’. Francesca had een prachtige stem, kon gitaar, harp en klavier spelen en bleek al vroeg ook een componeertalent te zijn. Na de opvoering van haar eigen torneo La Stavia in maart 1607, dat werd beschreven als “una musica stupenda”, kreeg ze in november een vast contract van de Medici. Tot 1627 was zij aan het hof zangeres, lerares en componiste, en in de jaren 1620 was ze daar zelfs de best betaalde muzikant. In 1618 publiceerde ze een bundel van 32 monodieën onder de titel Il primo libro delle musiche; voor het hof componeerde ze de muziek voor minstens dertien feesten, waaronder La mascherata delle ninfe di Senna (1611), La fiera (1619) en La liberazione di Ruggiero (1625). Helaas is enkel van die laatste opera de partituur bewaard gebleven en kunnen we enkel op basis van getuigenissen gissen naar de kwaliteiten van de andere composities. Na het overlijden van haar echtgenoot Giovanni Battista Signorini in 1626 huwde ze in 1627 de aristrocraat Tomaso Raffaelli en verliet ze Firenze voor Lucca. Wanneer ook Rafaelli stierf in 1630, keerde ze in 1633 terug naar de Medici in Firenze. We weten dat ze tot mei 1641 in dienst bleef en voor een tweede maal andere oorden opzocht, ditmaal met lofbrieven van de adellijke familie in haar bezit. Libretto & de partituur Voor het libretto baseerde Saracinelli zich op het zesde, zevende en achtste canto uit de epische roman Orlando furioso van Ludovico Ariosto, maar hij integreerde een aantal elementen uit Orlando innamorato van Matteo Maria Boiardo en uit Gerusalemme liberata van Torquato Tasso. De protagonisten zijn de ridder Ruggiero en de twee tovenaressen Alcina en Melissa. Daarnaast zijn er nog een aantal
bijkomende personages als Sirena, Nunzia en Neptunus afgewisseld met een koor. De opera bestaat uit en proloog en vier taferelen. Dit op het eerste gezicht naïeve verhaal refereert echter op verschillende manieren aan de lokale en internationale politieke context. De slechte Alcina verwijst bijvoorbeeld naar de Turken die door het christelijke Poolse leger werden verslagen in de eerste Pools-Ottomaanse oorlog van 1620-1621. De goede fee Melissa symboliseert dan weer de groothertogin Maria Magdalena die haar blazoen serieus moet oppoetsen. Ze heeft namelijk een slechte reputatie verworven als arrogante en spilzieke regentes – de vraag is dan of een dergelijke extravagante operaproductie niet contraproductief werkt … Het decadente carnavalsfeest is bovendien een nogal groot uitgevallen blind date: Maria Magdalena ziet in de kroonprins Władysław de ideale man voor haar lievelingsdochter Margherita. Tevergeefs, want de Poolse kroonprins kijkt liever nog even de kat uit de boom en trouwt pas in 1637 met Cecilia Renata, de dochter van keizer Ferdinand II van Oostenrijk. Margherita heeft minder geduld en belooft in 1628 haar eeuwige trouw aan Odoardo Farnese, hertog van Parma. Toch was Władysław erg gecharmeerd door Caccini’s muziek, want in 1626 bestelde hij bij haar twee nieuwe opera’s (één op het thema van SintSigismund, een tweede wellicht met de titel Rinaldo innamorato, maar beide werken gingen verloren) en La liberazione kreeg nog een tweede opvoering in Warschau in 1628. Uniek aan deze opera is dat er geen mannelijke held is – Ruggiero is meer de speelbal van twee vrouwen dan een koene ridder die zichzelf uit zijn hachelijke situatie weet te redden. Hierdoor werd de opera in de 20ste eeuw als feministisch manifest geïnterpreteerd. We zien geen stereotiep einde waarbij de protagoniste treurt omwille van een verlies (denk bijvoorbeeld aan Dido’s Lament uit Purcells Dido and Aeneas), maar net een vrouw die haar verdriet in woede ombuigt. Op muzikaal vlak volgt Caccini de grote voorbeelden van haar tijd. Wat de muzikale opbouw betreft, zoals de opeenvolging van soloen koorpassages, zijn er heel wat parallellen met Monteverdi’s L’Orfeo. La Cecchina’s partituur bevat aangrijpende en krachtige recitatieven met gevarieerde begeleiding, melodieuze aria’s en levendige koorpassages (madrigalen en canzonetta’s) voor steeds wijzigende formaties. Let ook op de kleurrijke instrumentatie bij de vele sinfonia’s, ritornelli en intermezzi. Het orkest bestaat uit blazers en strijkers (met bijvoorbeeld prachtige interventies voor de blokfluiten) en de originele productie-aantekeningen laten geen twijfel bestaan over de vele mogelijke manieren om de basso continuo te spelen. Uniek aan La liberazione, in vergelijking met hedendaagse opera’s, is dat de personages een eigen tonaliteit krijgen toegekend. Zo zingt de goede en androgyne tovenares Melissa voornamelijk in het neutrale C, terwijl de verleidelijke Alcina en haar handlangsters vooral in toonaarden met mollen aan de voortekening zingen. Ruggiero en zijn kompanen zingen in toonaarden met kruisen.
La liberazione is een prachtige, meeslepende opera die nog te veel in de schaduw staat van werken van Caccini’s mannelijke tijdgenoten. Daarom zullen Paul Van Nevel en Huelgas Ensemble dit meesterwerk ook opnemen zodat het nog meer de aandacht krijgt die het ongetwijfeld verdient. Frederic Delmotte
Synopsis In de proloog richt Neptunus zich tegen Vistola met het voorstel om gezamenlijk met een aantal watergoden de Toscaanse heerser te eren. Ook spreekt hij de hoop uit dat de vorst graag zal willen horen vertellen hoe Ruggiero zich weet los te maken uit de armen van de verraderlijke tovenares Alcina en terugkeert naar zijn eigen trouwe bruid. Ruggiero is, door het noodlot gedreven, op de rug van een vliegend ros terechtgekomen op het eiland waar Alcina, net als Circe doet in de Odyssee van Homerus, elke man die daar toevallig terechtkomt eerst verleidt en vervolgens, als ze genoeg van hem heeft gekregen, verandert in een boom of een dier. In het eerste toneel verschijnt de goede tovenares Melissa op het eiland. Ze heeft zich vermomd als de goede tovenaar Atlante, voogd en opvoeder van Ruggiero, en hoopt Ruggiero met behulp van een toverring te kunnen bevrijden uit de klauwen van Alcina. “Dacht jij, verraderlijke Alcina,” zingt ze, “dat je de onoverwinnelijke en dappere krijger Ruggiero met bedrog zou kunnen onderwerpen aan je snode verleidingskunsten?” In het tweede en langste toneel richt een koor van dienaressen zich vleiend tot Alcina. “Machtige Alcina, geliefde vorstin, geniet van de liefde op dit bosrijke eiland en bind je mooie minnaar op duizend manieren zo aan je dat hij nooit meer weggaat!” Vervolgens bezingen Alcina en Ruggiero langdurig en gedetailleerd, een enkele maal onderbroken door een dienares of een zeemeermin, hun idyllische liefde. En als Alcina zich even moet verwijderen om zich bezig te houden met de nodige bestuurlijke zaken, vertellen achtereenvolgens een herder en een zeemeermin over hun eigen ervaringen in de liefde. Plots verschijnt de goede, als Atlante vermomde Melissa op het toneel. “Dit is het uur, dit is het moment om de grote krijger uit de ketenen van de liefde te verlossen!” zingt ze. “De dag is gekomen! Sta op, Ruggiero!” “Welke hinderlijke stem verstoort mijn rust?” vraagt Ruggiero verbolgen. “Ik ben Atlante”, antwoordt Melissa. “Overal op aarde wordt gestreden. In Libië, in heel Europa is het oorlog. Elke dappere krijger trekt ten strijde en jij laat je beminnen door een liederlijke toverkol?” Ruggiero laat zich onmiddellijk overtuigen door, naar hij denkt, zijn geliefde voogd. “Vergeef me mijn onwaardige gedrag, mijn opvoeder, mijn vader! Ik gloei niet meer van liefde, maar van schaamte en ik verlang ernaar de vijandelijke troepen aan te vallen.” Maar voordat Ruggiero daadwerkelijk kan vertrekken, wordt hij toegezongen door een koor van zijn onfortuinlijke medeminnaars, die door Alcina in bomen en planten zijn veranderd. Ze wijzen hem er terecht op dat hij, voordat hij het eiland verlaat, een
goede daad kan verrichten door hen uit hun benarde positie te bevrijden. Maar dan keert Alcina terug naar de plaats waar ze haar minnaar denkt te vinden. Terwijl ze zoekend rondkijkt, verschijnt er een boodschapster op het toneel. Ze heeft Ruggiero gezien in het cipressenbosje waar hij zijn blinkende wapenrusting aan een boom had gehangen toen hij op het eiland was beland. Ruggiero was daar met een oude man die hem hielp om zijn harnas weer aan te trekken. Ook had ze gezien hoe die oude man plotseling in een vrouw was veranderd. “Ik ben Melissa”, had ze haar tegen Ruggiero horen zeggen. Alcina barst los in een lange klaagzang. “Alcina,” zegt Ruggiero streng, “stop met dat gejammer! Als je wilt treuren, treur dan om je eigen verraderlijke daden en om mijn goedgelovigheid.” En als Alcina blijft weeklagen, zegt hij kortaf: “Wat zeur je toch over liefde, mens? Ik vind je nog vervelender dan de dood.” Maar Alcina weet van geen ophouden. Ze dreigt dat ze de wraakgodinnen te hulp zal roepen en allerlei angstwekkende monsters vanuit de hel zal laten opdraven, maar haar dreigementen maken geen indruk op Ruggiero. Hij vraagt Melissa of ze de in bomen veranderde voormalige minnaars van Alcina uit hun toverban kan bevrijden, te beginnen met zijn vriend, de christenkrijger Astolfo. Hiermee eindigt het lange tweede toneel. In het derde deel verschijnt de groep monsters. Ook wordt Ruggiero’s kompaan Astolfo door Melissa uit zijn verstarring bevrijd. “Hoe kunnen wij uit dit gehate oord ontsnappen?”, vraagt hij zich vertwijfeld af. Maar Melissa stelt hem gerust. “Ziedaar, dappere krijger,” zegt ze in het vierde en laatste toneel tegen Ruggiero, “hoe de pracht en praal van een schitterend paleis, lieflijke bronnen, kristallijne meren, grazige weiden, geurige tuinen, koninklijke eretekenen, scepters en kronen uiteindelijk niets anders blijken te zijn dan spelonken, rotsen en ruïnes!” De opera eindigt met de blije koorzang van de uit hun toverban bevrijde minnaars van Alcina.
Prologo Nettuno Non perche congiurati Affrico,e Coro contro’l famoso Enea s’armin di sdegno; non perche venga Giove al mio gran regno, per Europa gentil cangiato in Toro. Ma per mirare entro le Tosche sponde, tra i bei Soli di Flora il chiaro Figlio del gran Sarmato Rege aprire il ciglio, Io, Monarca del Mare esco dall’onde. Meco venite, e con sonore voci, numi dell’acque, reverite in pace, chi vinse in guerra il Moscovita, e’l Trace, e servirese i Tartari feroci. Del nobil Regno inrigator sovrano, tributario à me fido à te conviensi vistola di cantare i preg’immensi, onde lieto festeggia il Ré Toscano.
Neptunus Het is niet omwille van de samenzwering tussen Noordwestelijke en Afrikaanse winden die zich met haat tegen de beroemde Aeneis bewapenden, het is niet omdat Zeus in mijn groot rijk komt, hij die omwille van Europa in een stier veranderde, maar ik, koning van de zee, kom uit de golven om aan deze Toscaanse kusten te zien hoe te midden van de mooie ogen als zonnen, de prachtige zoon van de Sarmataanse koning zijn ogen opent. Watergeesten, kom met mij en met luider stemme en huldigt in vrede hij die de Moskovieten en de Thraciërs overwon en die de wilde Tartaren tot slaven maakte. Oppermachtige Vistola, mijn trouwe vazal en besproeier van het nobele koninkrijk, het past u om de onmetelijke verdiensten te bezingen van de feestende Toscaanse koning.
Vistola Fiume O, degl’humidi regni, reverito Signore, à dire i pregi de’ gloriosi regi, non han trombe quest’acque. Ben che d’alto desio n’avamp’ il core, si tace, e ne sospira sol di Febola lira, di questo invito Marte, che l’universi ammira può dir le glorie in parte, e di fama immortale empier le carte. Noi di quest’onde al suono a lui chiedremo intanto, ch’appaghi i desir tuoi col suo bel canto.
De rivier Wijssel (= grootste rivier van Polen) Geëerde heerser over het koninkrijk der zee, om de verdiensten van de roemrijke koningen te bezingen heeft deze rivier niet genoeg trompetgeschal. Alleen de lier van Febus kan de glans van Mars, die het universum bewondert, slechts gedeeltelijk roemen en de bladzijden vullen. Wij begeleiden met klanken deze golven, en wij vragen Febus nu om met bevallige liederen uw wensen te vervullen!
Coro di Numi dell’acque Biondo Dio del bel Permesso, movi spesso d’auree corde un suon dolcissimo, e concorde l’armonia. Sempre sia al valor del Rè Fortissimo. Tra gl’ardori, Tra i sudori di Bellona, tessi al crin bella corona, fa sentire ò Nume amabile, di sua gloria il suon mirabile. Fa non meno dal bel seno mentre trace fiera tromba in lieta pace. Fa sentire o Nume amabile, di sua gloria il suon mirabile.
Koor van watergeesten Blonde god, vanuit het schone Parnassus speelt u op uw gouden snaren mooie harmonieën. Mogen deze klanken altijd de dapperheid van de sterke koning begeleiden! Laten we een mooie krans vlechten voor de strijdende Bellona. Laat horen, o lieflijke god, de wondere klanken van zijn roem! En breng niets minder uit je mooie boezem, nu de luide trompet zwijgt in vreugdevolle vrede. Laat horen, o lieflijke god, de wondere klanken van zijn roem!
Nettuno Poscia che’l Cielo e ‘l Mare oggi destina all’alto tuo valore equale Impero piacciti d’ascoltar, come Ruggiero gl’amori abbandonò dell’empia Alcina. Per andar di sua sposa al fido amore sprezzò dell’empia Maga il vil sembiante. Magnanima virtù di Regio amente fia spettacol giocondo al Regio core.
Neptunus Nu de hemel en de zee u dapperheid en macht toekennen, mag het u verheugen te horen hoe Ruggiero zijn liefde voor de wrede Alcina opgaf. Dankzij de gloed van zijn verloofde voor haar trouwe minnaar verliet hij het bedrog van de duivelse tovenares. De grote deugd van de verliefde prins zorgde voor een lustig spektakel hier op deze koninklijke gebieden.
Coro di Numi dell’acque Biondo Dio del bel Permesso, movi spesso d’auree corde un suon dolcissimo, e concorde l’armonia. Sempre sia al valor del Rè Fortissimo.
Koor van watergeesten Blonde god, vanuit het schone Parnassus speelt u op uw gouden snaren mooie harmonieën. Moge deze klanken altijd de dapperheid van de sterke koning begeleiden!
Scena I Melissa Cosi perfida Alcina, con mentita beltade d’un’ ingannevol volto credi tener sepolto tra’ tuoi nefandi ardori, quel fior d’ogni guerriero, quell’invito Ruggiero eletto a riportar si chiari allori? Così terra, che vane sian le promesse mie, l’alta Donzella; d della stirpe gloriosa e bella non usciranno i destinari , eroi? Nò, nò s’io son Melissa, faro contenti à pieno, O fida Bradamante, i desir tuoi. Simulerò l’aspetto dell’Affricano Atlante. Della perfida amante, farò noto à Ruggiero il volto, e l’arte; così l’indegne spoglie di servitù lasciva à terra sparte, farò ch’egli s’involglie a seguir l’honorate opre di Marte. Preghi, e sospir intanto sparga fiumi di pianto l’ingannatrice Maga, et omicida. Che da’ raggi di gloria anima accesa indarno alletterà bellezza infida.
Scène I Melissa (nadert op een dolfijn het eiland van Alcina) Dus, jij trouweloze Alcina, met de mooie leugen van je bedrieglijke aangezicht geloof je je gemene hartstocht verborgen te kunnen houden voor deze bloem van alle ridders, deze onoverwinnelijke Ruggiero, uitverkoren om schitterende kransen te veroveren? Dus je houdt hem, de voorbestemde held van een glorieus geslacht? Neen, zowaar ik Melissa ben wil ik volledig de wens van de geliefde Bradamante in vervulling brengen. Ik zal me vermommen als de Afrikaan Atlante. Ik zal aan Ruggiero het bedrieglijke karakter van deze perfide minnares kenbaar maken. Ik zal hem tonen wat hijzelf wil, zodat hij de eervolle daden van Mars kan verderzetten. Smeekbeden en zuchten, rivieren van tranen zal deze gemene moordenares uitten. Ze zal tevergeefs en badend in gloriestralen haar verraderlijke schoonheid aanwenden.
Scena II Coro di damigelle Qui si può dire, che del gioire
Hofdames van Alcina Er kan gezegd worden dat de vreugde
ponesse Amor la Sede. Il Dio del giorno girando intorno coppia simil non vede. Potente Alcina di noi Regina d’Amor trionfa, e godi. Tra questa piante tuo vago amante stringi tra mille nodi. Gentil Ruggiero d’Amor guerriero ben ti puoi dir beato! Servo d’Amore trapassa l’ore al tuo bel sole al lato.
hier de verblijfplaats van de liefde maakte. De ronddraaiende god van de dag ziet geen gelukkiger koppel. De machtige Alcina, onze koningin, triomfeert en geniet van de liefde. Tussen deze planten bindt je uw charmante minnaar met duizend knopen vast. Charmante liefdeskrijger Ruggiero, je kan wel gelukkig geprezen worden! Als slaaf van de liefde brengt hij uren door aan de zijde van de mooie zon.
Ruggiero Quanto per dolce, e mia beata sorte t’adoro anima mia, tanto ti devo, ben ch’io viva per te ferito à morte. Mà tu cor mio non senti, quai pene, e quai tormenti da gl’occhi tuoi saeti’l vago Arciero. Ogni sguardo è ferita, misera la mia vita Se le dilette, e belle luci divine Stelle cagion del mio languire non sapesser sanar come ferire.
Ruggiero Door mijn zacht en gelukkig lot houd ik van u, mijn ziel, ook al leef ik verwond door u tot de dood. Maar jij, mijn hart, merkt niet hoeveel leed en pijn er uit je ogen door de lichtzinnige boogschutter wordt afgevuurd. Elke blik is een wonde, mijn leven is ellendig zolang deze mooie ogen, de goddelijke sterren, oorzaak van mijn leed, niet evenzeer kunnen genezen zoals zij mij verwonden.
Alcina Ah non ti prender gioco gentilissimo Amante di chi per te si strugge in vivo foco.
Alcina Ach! Heb toch geen klagen over haar die omwille van jou wordt verteerd door hevig vuur!
Non ha questo sembiante parte, che pure a sospirar t’alletti. Parli lo specchio mio, là dove impressa d’ogni bellezza priva hò per costume di mirar me stessa.
Mijn aanblik heeft niets dat je tot zuchten kan aanzetten. Mijn spiegel waarin ik, ontdaan van alle schoonheid, de gewoonte heb naar mezelf te kijken, is getuige.
Ruggiero Taci, che sol nel Cielo, nel Sole, e nelle Stelle puoi vagheggiar le tue sembianze belle. Mà se prendi diletto di rimirar quaggiù quel che tu (sei,) lascia il vetro mendace. Aprimi‘l petto, diran gl’incendi miei; dirà quivi’l tuo volto, ch’io porto in seno un Paradiso accolto.
Ruggiero Zwijg toch! Alleen in de hemel, in de zon en in de sterren kun je je mooie voorkomen zien. Maar als het je behaagt hier beneden te zien wie je bent, vergeet dan die liegende spiegel. Open mijn gemoed; mijn gloed en uw gemerkte gelaat zullen u zeggen dat ik in mijn ziel een paradijs omsluit.
Alcina Vinca Signor tua cortesia nativa, Com’io son grata à te, son bell’ancora. Pur che d’Amor la face accesa regni nel tuo petto ogn’ora, pur che la fe, la pace eternamente nel tuo cor si viva, warò qual più ti piace, ò Stella, ò Sole, ò l’amorosa Diva.
Alcina Man toch, overwin uw aangeboren hoofsheid. Daar ik u behaag, ben ik dus bevallig. Zolang de liefdesfakkel in je borst regeert, zolang trouw en vrede eeuwig in je hart leven wil ik degene zijn die je behaagt als ster, zon of liefhebbende godin.
Ruggiero Cor mio, per tua bellezza, arderò mentre vivo. Nudo spirto arderò di vita privo, Cor mio, per tua bellezza, Di fede esempio, e di costante ardore, Ecco la destra, e nella destra il Core.
Ruggiero Mijn lief, voor uw schoonheid zal ik branden zolang ik leef. En zelfs van het leven beroofd zal ik branden als een naakte geest. Liefste, omwille van uw schoonheid, als teken van trouw en duurzame hartstocht, ziehier mijn rechterhand, en daarin mijn hart.
Alcina Dunque di pari foco eternamente, arda il nostro desio! Ch’esser non puo dolente, chi ferme amando il faretrato Dio.
Alcina Dat dus met dezelfde gloed ons verlangen eeuwig moge branden! Want hij die Amor, bewapend met zijn pijlkoker, dient, kan niet ongelukkig zijn!
Una damigella del coro Quando Amor l’arco vuol tendere, nulla vale. cor di pietrà in sen durissimo! Chi da lui si vuol difendere, sente strale, per cui versa un pianto asprissimo. Furon saggi, à tosto cedere, vostri Cori agli sguardi, che saettano. Godete or tra i Mirti, e l’Edere vostri Amori, mentre l’Aura, e’l Rio, v’allettano.
Een hofdame van Alcina Wanneer Amor zijn boog wil spannen is niemand nog veilig, zelfs een hart van steen in de hardste boezem niet! Zelfs hij die zich wil verdedigen, voelt de pijlen waardoor hij bittere tranen weent. Het zou wijs zijn als jullie harten zouden toegeven aan de blikken die pijlen verzenden. Verheug u om de liefde tussen klimop en mirte, terwijl de wind en de rivier jullie bekoren.
Alcina Rimanti, ò mio Signore, tra queste piaggie amene, mentr’io n’andrò, – se tù no’l prendi a sdegno – alle cure del Regno. Havrai mille diletti: qui di vaghe augelletti son le campagne piene, qui di Ninfe, e Pastori s’odono i lieti Amori, e di Cigni, e Sirene dolci canti, che ponno Argo sforzar al Sonno.
Alcina Blijf hier, mijn minnaar, tussen dit aangename lover, terwijl ik mij klaarmaak – als je het mij niet kwalijk neemt – om mij over mijn koninkrijk te bekommeren. Je zal hier wel duizend genoegens beleven: de velden zijn vol van vrolijke vogels, hier wordt men door nymfen en herders onderhouden met mooie liefdesliederen en de zachte gezangen van zwanen en sirenen doen zelfs Argus inslapen!
Ruggiero Vane, vane, felice Regina de gl’Amori, tra gl’odorati fiori di questo ameno Prato, Fia da me disiato il tuo ritorno, qual fredda piaggia suole i caldi rai del Sole.
Ruggiero Ga dan, gelukkige koningin der liefde, door de geurige bloemen van deze bekoorlijke weide heen. Ik kijk al uit naar uw terugkeer zoals de koude bodem van de oever verlangt naar de warme zonnestralen!
Coro di damigelle Aure volanti, augei canori, fonti stillanti, gratie, ed Amori, quinci d’intorno, fate più chiar’il Sol, più lieto il giorno! Antri gelati, fulgido Sole, erbosi Prati, gigli, e Viole, quinci d’intorno fate più chiar’il Sol, più lieto il giorno!
Hofdames van Alcina Wervelende briesjes, zingende vogels, klaterende fonteinen, gratiën en liefdesengeltjes, maak op deze plek de zonneschijn lichter en de dag vrolijker! Kille grotten, stralende zon, grasrijke velden, lelies en viooltjes, maak op deze plek de zonneschijn lichter en de dag vrolijker!
Ruggiero O quanto è dolce amar beltà pietosa. Amor a suo talento; altrui mova pur guerra non darà mai tormento, se nell’amanto ben pietà (si) serra. Io ch’in rara beltade trovai bella pietade, senza spine d’Amor godo la rosa. O quanto è dolce amar beltà pietosa!
Ruggiero O! Hoe zoet is het een schoonheid lief te hebben die barmhartig is. Amor heeft zijn eigen talent: daar waar anderen oorlog voeren, zal hij geen kwellingen brengen bij geliefden die erbarmen tonen. Ik die bij een uitzonderlijke schoonheid goedheid heb gevonden, geniet van de liefdesroos zonder doornen. O! Hoe zoet is het een schoonheid lief te hebben die barmhartig is!
Pastore, che racconta i suoi Amori Per la più vaga, e belle Terrena Stella,
Herder, die over zijn geliefden vertelt Mijn hart brandde voor de meest charmante en
ch’oggi oscuri di Febo i raggi d’oro, mio core ardedeva. Amori deva, vago di rimirare il mio martoro. Ma d’havermi schernito tosto pentito con la pietà di lei mi sana il petto. Ond’io sò fede, a chi nol crede, ch’Amore è solo il Dio, d’ogni diletto.
prachtige aardse ster die vandaag zelfs Febus’ gouden stralen zou verduisteren. Mijn hart brandde en amor lachte mij toe, begerig mijn lijden aanschouwend. Maar de spot die hij mij had aangedaan berouwde hem, en nu geneest hij met erbarmen mijn ziel. Vanaf nu verklaar ik aan iedereen die het niet gelooft dat de liefde alleen de god is van alle vreugde!
Ruggiero O felice Pastore, chi non sente al tuo canto rinnovellare al sen fiamma d’Amore ben ha di ghiaccio, e di Macigno il Core.
Ruggiero O gelukkige herder, wie door uw gezang niet voelt hoe in zijn hart de liefdesvlam verhevigt, die heeft een hart van ijs en steen.
Sirena Chi nel fior di giovinezza vuol gioir d’alma dolcezza, Amor segua, che di legua ogni noia, ogni dolore. Segu’Amore, segu’Amore, chi nel fior di giovinezza, vuol gioir d’alma dolcezza.
Sirene Wie in de bloei van zijn jeugd wil genieten van een zachte ziel, die moet Amor volgen die alle verveling en alle pijn verbant. Volg Amor, volg Amor, al wie in de bloei van zijn leven wil genieten van een zachte ziel.
Ruggiero Deh qual nelle belle onde dolcissima Sirena con armonia celeste i sensi affrena? O Monti, ò piaggie, ò selve augei volanti, e belve udite i dolci accenti. Tacete fonti, e voi tacete, ò venti.
Ruggiero Oh! Welke zoete Sirene raakt mijn zinnen vanuit de golven met hemelse harmonie? O bergen, oevers, wouden, zwevende vogels en wilde dieren, hoor toch die zachte woorden. Zwijg nu bronnen, en gij, winden, wees stil.
Sirena Chi desia di vago riso far giocondo, e lieto il viso, prenda gioco di quel foco, che soave accende un Core. Segu’Amore, segu’Amore, chi desia di vago riso far giocondo, e lieto il viso. chi nel corso di sua vita, pace vuol sempre gradita goda, e taccia. Negli spiaccia trarre amando i giorni e l’ore. Segu’Amore, segu’Amore, chi nel corso di sua vita, pace vuol sempre gradita.
Sirene Wie met een mooie glimlach zijn aangezicht minzaam en vrolijk wil maken, speel dan met elk vuur dat zacht een hart ontvlamt. Volg Amor, volg de liefde, hij die met een zachte glimlach verlangt zijn gelaat gelukkig te maken. Wie in de loop van zijn leven steeds vrede wil ontvangen, hij geniet en zwijgt. Het behaagt hem uren en dagen in liefde door te brengen. Volg Amor, volg de liefde, hij die in de loop van zijn leven altijd vrede wil ontvangen!
Melissa Ecco l’ora, ecco il punto da trar di servitù l’alto guerriero. Ecco il giorno fatale omai ch’è giunto: sorgi, sorgi Ruggiero!
Melissa Het uur is gekomen, het tijdstip om de edele krijger uit gevangenschap te bevrijden. De noodlottige dag is aangebroken: sta op, sta op Ruggiero!
Ruggiero Qual’importuna voce disturba i miei riposi?
Ruggiero Welke ongepaste stem stoort hier mijn rust?
Melissa Atlante a te s’en viene per saper qual follia ti sforza ad infamarti in queste arene. De’ miei lunghi sudori questi frutti raccoglio? Tra militari ardori
Melissa Atlante komt tot jou om te zien welke dwaasheid je ertoe aanzet om aan deze oever je eer te ontnemen. Wil je ondanks al mijn inspanningen deze vruchten oogsten? De hele wereld ontbrandt
tutta avvampa la terra, và tutta Libia, e tutta Europa in guerra! Ogn’animo più forte sprezza i rischi di morte! E tu mal consigliato, ami da sozza Maga esser amato? Impudico Ruggiero, ov’è l’invitta spada? Ove il lucido acciaro, che ti rendeo si chiaro? Rimira, di quai fregi, di quai profani Carmi hai macchiate quell’armi? “Ruggiero il vincitore sagra ad Alcina il cor, l’armi ad amore!” Togli, folle che sei, alle braccia guerriere, et al collo viril monili, e vezzi! Lascia l’iniqua Maga, e muovi ad affrontar nemiche schiere, se la bell’alma ancor di gloria è vaga!
door oorlogsvlammen; heel Libië en Europa trekt ten strijde! Elke moedige ziel veracht het doodsgevaar! Maar jij, slecht beïnvloed, houdt eraan het lief te zijn van een schandelijke tovenares? Schaamteloze Ruggiero, waar is je onoverwinnelijk zwaard? Waar is het blinkende lemmet dat je zo beroemd heeft gemaakt? Zie toch aan met welke lichtzinnigheden, met welke vulgaire toverijen je dit wapen hebt besmeurd! “Ruggiero, de overwinnaar, schenkt Alcina zijn hart en zijn geliefkoosd wapen!” Ga toch weg, nar die je bent, van deze armen vol oorlogszucht en van deze viriele nek, dat arrogante sieraad! Verlaat deze onbetrouwbare feeks en vecht tegen vijandige legers, tenminste als je mooie ziel nog naar roem hunkert!
Ruggiero Lasso me che pur troppo conosco il mio fallire, ma no’l vorrei mirar senza morire. Fierissimo dolore, asprissimo tormento, che quinci intorno al core la vergogna accrescete, e’l pentimento. Fatemi guerra ogn’ora. agitatemi voi tanto, ch’io mora. Itene a terra sparte vane pompe d’amore, al braccio torni di nuovo il chiaro scudo,
Ruggiero Wee mij, ik beken mijn fout die ik niet in de ogen durf te kijken zonder te sterven. Vreselijk leed en bittere pijn, jullie wakkeren in mijn hart schaamte en berouw aan. Jullie voeren oorlog tegen mij en hitsen mij op tot ik sterf. Ga weg en verspreidt u over de aarde, ijdel liefdesverlangen. In mijn armen zal het glanzende schild terugkeren
e’l fortissimo usbergo il petto adorni. Perdona, perdona al fallo indegno o mio Custode, e Padre. Più non ardo d’Amore; ardo di sdegno! E bramo d’assalir guerriere squadre!
en het sterke harnas zal mijn borst versieren. Atlante, mijn beschermer en vader, vergeef me mijn onwaardige fout. Ik brand niet meer van liefde, ik brand van haat! En nu wil ik terug legers aanvallen!
Melissa Andiam veloci all’armi, ove à gloria si corre, un breve indugio un grande onor può torre.
Melissa Laat ons snel naar de wapens gaan, daar waar roem wacht. Kort aarzelen kan het verlies van grote eer betekenen.
Una delle piante incantate Ruggier de danni asprissimi di queste piante flebili, deh senti al cor pietà. Noi resterem mestissimi, e d’ogni speme debili, se tua virtù sen va.
Een van de betoverde planten Ruggiero, heb medelijden in je hart voor het grote ongeluk van deze wenende planten. Als jouw deugdzaamheid weggaat dan blijven wij treurig achter en van alle hoop verstoken.
Coro delle piante incantate O quanto merto, o quanto di lode havrai, s’acqueti il nostro pianto!
Koor van betoverde planten Oh! Hoezeer zal je lof verdienen als je onze klachten aanhoort!
Ruggiero O miserabil vita! Se’l soffrire è virtute, Ben meritate voi lod’infinita.
Ruggiero O droevig leven! Als lijden een deugd is dan verdienen jullie wel eeuwige lof.
Un’ altra delle piante incantate Qual scempio miserabile farà la fera orribile in questo infausto dì. Suo sdegno inesorabile tutto cadrà terribile
Een andere betoverde plant Welke verschrikkelijke kwelling zal deze afschuwelijke helleveeg op deze noodlottige dag aanrichten! Haar onmeetbare haat zal ons, wij armen hier,
in noi miseri qui. Fanne quinci rirmovere, e’l piè lasso disciogliere da chi ti lirerò. La scorza egli può movere, e gl’aspri nodi sciogliere, ond’altri le ne legò.
met afschuw overvallen. Breng ons hier weg, laten we onze voeten hier losmaken door hem, die u bevrijdde. Hij kan bomen bewegen en de vaste knopen losmaken die een ander ons bond.
Coro delle piante incantate O quanto merto, o quanto di lode havrai, s’acqueti il nostro pianto!
Koor van betoverde planten Oh! Hoezeer zal je lof verdienen als je onze klachten aanhoort!
Melissa Consolatevi, ò piante. Chi più languisce, ò teme ravvivi oggi del cor la morta speme. Per la salute vostra contro l’iniqua Alcina, oggi combatterà la virtù nostra.
Melissa Wees getroost, o planten. Wie nog lijdt of angst heeft, zal vandaag merken dat de dode hoop in zijn hart weer tot leven komt. Voor uw welzijn zal vandaag onze macht tegen de meedogenloze Alcina strijden.
Coro delle piante incantate Itene lieti, mentre noi qui, solinghi, e cheti, trarremo il dì. Pregand’ogn’ora, ch’arrivi l’ora di libertà, su’l vil terreno. Movremo il piè, ponendo il freno a chi nel diè, Lieti cantando, e disprezzando, Chi ne tradì!
Koor van betoverde planten Ga vrolijk heen terwijl wij hier eenzaam en stil de dag doorbrengen. Wij zullen steeds bidden dat het uur van de vrijheid zal aanbreken. Op deze gehate plek zullen wij onze voeten bewegen en degene vastbinden die ons hetzelfde aandeed. Vrolijk zullen wij zingen, veracht is zij die ons bedroog!
Una delle piante incantate Lasso, qual vista atroce si mostra a gl’occhi miei. Ecco la crud’e fera dispietata Megera. Ecco colei che ne rende infelici. Meco tacete omai fedili Amici.
Een betoverde plant (ziet dat Alcina weerkeert) Ach! Welk verschrikkelijk beeld toont zich voor mijn ogen! Hier is de wrede, meedogenloze heks. Daar is zij die ons ongelukkig maakte. Wees stil nu met mij, trouwe vrienden.
Coro di damigelle O bei pensieri volate, alla beltate, che il Ciel innamora. Là vè s’infiora più vaga l’erbetta ivi n’aspetta. Pronti desiri, correte, dite, che liete venghiamo cantando. là vè vagando trà dolci concenti, scherzano i venti.
Koor van hofdames O nobele gedachten, vlieg heen naar de schoonheid die de hemel verliefd maakte. Daar waar de mooiste bloemen het gras versieren, daar verwacht hij ons. Snakkend verlangen, ren nu, ren en zeg dat wij vrolijk zingend komen daar waar met zachte gezangen de winden dartelend spelen.
Alcina Qui lasciai la mia vita, mà dov’ora s’asconda? Chi di voi, ramo ò fonda, chi di voi vaghi fonti à me l’addita? Deh perche veggio in terra giacersi in abbandono si caro a mio bel Sole ogni mio dono? Lassa, ch’in queste spoglie scorgo l’altrui fallire. Antivedo il mio pianto, e’l mio morire.
Alcina Hier verliet ik mijn amoureuze leven, maar waar verbergt hij zich nu? Wie van jullie, twijg of blad, wie van jullie, mooie bronnen, wijst hem aan? – Ach, waarom zie ik hier op de grond al mijn verlaten geschenken, zo waardevol voor mijn mooie zon? Ik, arme, zie in deze oorlogsbuit een bedrog. Ik voel vooraf al mijn treuren en mijn dood.
Una damigella Non ti languir Regina. Forse con si bell’arte quinci trà folti rami vorrà, far prova il tuo Ruggier, se l’ami.
Een hofdame Treur niet koningin. Misschien wil jouw Ruggiero met deze geslaagde list door het takkenbos heen zich ervan verzekeren dat je van hem houdt?
Mà quale, ohime vegg’io (segno d’augurio rio) venir à te la tua fedele Oreste con l’alme guancie scolorite, e meste?
– Maar oh! Wat zie ik als een slecht voorteken naar je toekomen: je trouwe Orestes, treurig en met bleke wangen?
Nunzia Non sò qual sia maggiore, lo spavento, o’l dolore che per te mia Regina m’ingombra’l petto, e mi tafigge il core. Odi strano successo. io me ne gia, là dove al fonte del Cipresso Ppndean del tuo bel Sol l’armi famose. Trà quelle piante ombrose vidi Ruggiero, e seco huom di canuto aspetto, ch’armone il giovinetto; indi poscia il consiglia ad imprese magnanime, e guerriere. Ma senti (oh meraviglia)! Io vid’in un instante, quel severo sembiante trasfigurarsi in maestevol donna, che disse, “Io son Melissa, ancor ch’a gl’occhi tuoi sembrasse Atlante. Qui volle Bradamante, ch’à te venissi à volo per ricordarti solo l’amor suo, la sua fede, e che non devi in vil piacer sommerso quella sprezzar, che’l proprio Cor ti diede.”
Nunzia (= Orestes) Ik weet niet wat groter is: mijn verbazing of mijn lijden dat omwille van jou, koningin, mijn borst bedrukt en mijn hart doorboort. Luister naar dit vreemde vervolg: ik ging daarheen waar aan de bron bij de cypres de beroemde wapens van je mooie zon hingen. Door de beschaduwde planten heen zag ik Ruggiero en met hem een witharige man die de jongeling met die wapens tot dappere krijgsdaden aanspoorde. Maar luister! (O wonder!) Ik zag plots het strenge aangezicht veranderen in een plechtstatige vrouw die zei: “Ik ben Melissa ofschoon ik in uw ogen Atlante schijn te zijn. Bradamante wilde dat ik mij naar hier spoedde om je haar liefde en trouw in herinnering te brengen en dat je niet mag wegzinken in goedkoop plezier wat haar zou kwetsen, zij die jou haar hart geeft.”
Alcina Che disse allor Ruggiero?
Alcina Wat zei Ruggiero toen?
Ahi, che per mille prove sò, quanto vario sia l’human pensiero!
Ach, door duizend ervaringen weet ik hoe wispelturig menselijke gedachten zijn!
Nunzia Tutto lieto, è ridente Come a madre si deve, A lei pronto inchinossi, è reverente, Poi con si vivo affetto Di Bradamante sua chiese novella, Che si vidde in quel petto Per quella vagha , e bella Chiuders’in quell’instante un Mar di foco, Ma di tè che pur ora Eri’l suo proprio core, e la sua vita, Altro qell’infedel non disse all’ora, Se non che volea far da te partita. Io, che tra rami ascosa Non veduta da loro, il tutto udita. Quando lo vidd’intento, A volersi fuggire, Qua venni in un momento, Acciò che tù vietassi il suo partire.
Nunzia (= Orestes) Vrolijk lachend boog hij zich respectvol voor haar zoals men voor een moeder doet. Dan, met levendige belangstelling vroeg hij naar nieuws over Bradamante zodat men zag hoe in zijn borst een zee van liefdesbrand ontstond voor zijn bevallige schoonheid. – Maar over jou die zijn hart en leven waren, zei de trouweloze alleen maar dat hij van jou wilde weggaan. Ik, die tussen het gebladerte verborgen was, en door hen niet werd gezien, hoorde alles. Toen ik merkte dat hij vluchten wilde, kwam ik snel naar hier zodat je zijn vertrek verhinderen kan.
Alcina Ahi, Melissa, Melissa, sol da te riconosc’ogni mio male. Perfida! Ancor sicura da te non sono entro‘l mio proprio albergo. Sempre proterva, e dura il mio Regno perturbi, e la mia pace. Ma non sempre trionfa animo audace. Androne à ritrovar questo crudele! E con soavi note e con l’humide gote ammollirò l’insuperbito Core.
Alcina Ach, Melissa toch, ik merk dat mijn ongeluk alleen door jou komt. Trouweloze! Ik ben zelfs niet zeker van jou in mijn eigen huis. Altijd verstoor je arrogant en hardvochtig mijn koninkrijk en mijn rust. Maar een vermetele geest triomfeert niet altijd. Ik zal deze snoodaard terugvinden! Met zachte tonen en vochtige oogleden zal ik zijn trots hart vermurwen.
Dai dolenti occhi miei manderò fuore Soavissime fiamme, e vivi strali, Ch’al suo nuovo desio tronchino l’ali.
Ik zal zachte vlammen en levendige pijlen uit mijn ogen sturen die de vleugels zullen wegsnijden van zijn nieuw verlangen.
Una damigella Ecco Ruggiero à noi bella Regina. Or vedrem quanto puote con dolce lacrimar beltà Divina.
Een hofdame Mooie koningin, hier komt Ruggiero. Nu zullen we merken hoeveel macht de zachte tranen van een lieve koningin heeft.
Alcina Ferma, ferma crudele! Ove ne vai spietato? Dove mi lasci ingrato in preda al pianto? Raffrena almen cotanto la furia del partire, che l’immenso dolor l’anim’ancida. Rimira‘l pianto mio, senti le strida, senti le mie giustissime querele. Ferma, ferma, crudele! E questi lumi che pur’ora chiamanti è Stelle, e Soli, mira qual son per te conversi’n fiumi. Specchiati in questo Viso, ove la gioia, e’l riso havean la sede. Vedrai la tua mancanza, e la mia fede. E che tra pene, e doglie quant’hà di mesto il mondo ivi s’accoglie.
Alcina Halt wreedaard! Waar ga je heen, meedogenloze? Weg van hier waar je mij in tranen achterlaat? Stop tenminste je grote haast om te vertrekken, daar het ondraaglijke leed mijn ziel doodt. Zie mijn tranen, hoor mijn gejammer en luister naar mijn rechtvaardige klachten. Stop wreedaard! En deze ogen die je tot voor kort nog sterren en zonnen noemde, zijn door jou veranderd in rivieren. Kijk in dit aangezicht waar tot voor kort vreugde en lach hun verblijf hadden. Daarin zal je jouw fout en mijn trouw zien. Te midden van pijn en zuchten heeft alle droefheid van de wereld zich hier verzameld!
Ruggiero Alcina, il pianto affrena, E se dolor ti dei, Piangi i tuoi tradimenti, ei falli miei.
Ruggiero Alcina, beheers je tranen. En als droefheid jou regeert, beween dan jouw verraad en mijn fouten.
Alcina Deh se non hai pietà del mio languire, Muovati il tuo fallire.
Alcina Ach, als je geen erbarmen voor mijn tranen hebt, beken dan tenminste je fouten.
Sai pur, qual macchia inestinguibil sia in nobil Cavaliero il tradimento. Ruggiero, Anima mia troppo di te, troppo di me pavento se tu mi neghi in tanti affani aita. Ohime come da te senza mia colpa ogni ombra di pietà veggio sparita? Vita della mia vita poscia che’l proprio honore, e del mio favellar gl’ultimi accenti, non ponno oprar, ch’il tuo rigor s’arreste, almen deh ti sovenga, quai dolci abbracciamenti nella pace d’Amor meco godeste. E si dolce memoria il piè ritenga.
Je weet toch wel wat een onvergeeflijke schandvlek het verraad voor een edele ridder betekent? Ruggiero, mijn geliefde ziel, ik ben zowel voor jou als voor mij bevreesd indien je mij hulp weigert in zulke nood. Wee mij als ik zie hoe bij jou zonder mijn schuld elke schaduw van medelijden is uitgewist. Leven van mijn leven, als dan toch uw eigen eer en mijn laatste woorden die ik uitsprak niets vermogen, stop dan uw koppigheid, en herinner u welke zoete omhelzingen je in de vrede van de liefde met mij genoot. Dat de zachte herinneringen je passen tegenhouden.
Una damigella O ferità di Tigre, o cor di pietra! A supplichevol donna, a donn’amante, la più fida, e costante, che spargesse già mai sospiri, ò preghi ancor pietà tu nieghi, e neghi pace?
Een hofdame O wreedheid van een tijger, o stenen hart! Aan de meest trouwe, smekende en liefdevolle vrouw, die nooit zuchten en smeken toonde, weiger je nog steeds medelijden en vrede?
Alcina Ditemi, ò Cieli voi, poi ch’egli tace, dite, qual’è maggiore l’ostinata sua voglia, o il mio dolore, che null’ancor da quel crudele impetra?
Alcina Vertel mij, gij hemelen, vermits hij zwijgt, vertel mij wat groter is: zijn hardnekkigheid of mijn smart die niets meer van deze wreedaard losweekt?
Una damigella O ferità di Tigre, ò cor di pietra!
Een hofdame O wreedheid van een tijger, o stenen hart!
Alcina Così condisci ingrato d’amarissimo fele
Alcina Je tempert dus met bitter gif, ondankbare,
ogni dolcezza, ogni gioir passato? Per questa tua fedele, che’l corti diede, e’l Regno non fai d’amore un segno, e neghi pace? A che tanto rigore, e tanto sdegno? Amor tu vedi, Amore, quanto sian vilipesi Gl’atti cortesi, e l’immortal faretra! O ferita di Tigre, ò cor di pietra.
alle zachtheid en voorbije vreugde? Voor deze trouwe vrouw die haar hart en koninkrijk schonk geef je geen teken van liefde en weiger je vrede? Waarom zulke hardheid en haat? – Amor, je ziet hoeveel minachting er is voor je liefdevolle daden en je onsterfelijke pijlkoker! O wreedheid van een tijger, o stenen hart.
Ruggiero Deh taci omai troppo d’amore amica, Noiosa agl’occhi miei più che la morte. di fede, e di pietà cruda nemica. Sù queste ignude Arene alle dovute pene, ai meritati pianti dolorosa per me sempre rimanti.
Ruggiero Och zwijg nu toch, al te grote vriendin van de liefde. In mijn ogen ben je vervelender dan de dood, wrede vijandin van trouw en barmhartigheid. Blijf op deze desolate plek eenzaam achter met de juiste straf en je verdiende tranen die treuren om mij.
Alcina Lassa ch’indarno io prego. Deh perche non gli nego quinci il partirsi a forza? Deh perche in dura scorza omai non cangio il suo crudel sembiante? Furie, che giù nella Città di Dite ad ogni mio voler sempre disposi ne’miei soliti alberghi à me venite. Per voi terribil’onde ardino in vivo foco e dall’atre voragini profonde, eschino spaventose Orche, e Balene, tal che di queste arene ogni sentiero al dipartir si chuida! Orsù fuggite omai, fuggi se puoi.
Alcina Ach, ik smeek hem tevergeefs. Ik zou hem beter met geweld verhinderen om te vertrekken. Waarom verander ik zijn wrede voorkomen niet in een harde schors? – Furiën, die hier beneden in Pluto’s stad aan al mijn wensen gehoorzamen, kom hier naar mijn verblijfplaats. Dankzij jullie zullen verschrikkelijke golven branden in hevig vuur en zullen uit de zwarte, diepe afgronden verschrikkelijke walvissen en zeemonsters opstijgen, zodat alle vluchtwegen van deze kust versperd zijn! En nu vlucht! Vlucht maar als je kan.
Opri forza d’incanto quel, ch’indarno tentaro i preghi, e‘l pianto.
Mijn toverkracht zal uitvoeren wat tranen en smeken tevergeefs probeerden.
Una damigella Ahi crudo, ahi discortese! Tanto ardir, tante offese pagherai con la morte. Dilatata le porte allo sdegno, al furore. Odiar saprà, quant’amar seppe il core.
Een hofdame Ah wreedaard! Ah gemenerik! Zoveel woede en zulke aanvallen zal je met de dood betalen! Open de poorten voor haat en toorn! Het hart zal even veel haten als het heeft bemind!
Ruggiero Pur quel noioso aspetto, dagl’occhi miei, s’è tolto, teco parli il mio volto. Poi ch’io non sò ridire l’infinito gioire d’un cor lbero, e sciolto. Teco parli il mio volto, in cui disvela il core desio di gloria, e di pudico Amore. Mà tù Madre cortese, pria che dar libertade all’incantata quì misera gente, muovi meco le piante in quella riva, ove giace dolente. Di sangue unito alla mia bella Diva alto guerrier famoso.
Ruggiero (tot Melissa) Vermits nu die vervelende verschijning uit mijn blikveld is verdwenen spreekt mijn aangezicht tot u. Ik kan zelf niet de oneindige vreugde uitdrukken van een bevrijd en ongebonden hart. Tot u spreekt mijn aangezicht omdat daarin mijn hart het verlangen naar glorie en zuivere liefde uitstraalt. Maar jij, hoofse moeder, alvorens jij de vrijheid geeft aan deze betoverde arme mensen, kom met mij aan die oever waar iemand die in een loverrijke mirte werd veranderd lijdend ligt. Hij is een bloedverwant van mijn mooie godin en een beroemd krijger.
Melissa Non solo il chiaro Astolfo, mà quanti fur dell’empia Alcina Amici oggi saran felici. Felici ancor saran nobil Donzelle, che per dar libertade al Caro amante
Melissa Niet alleen deze beroemde Astolfo, maar allen die de minnaars van de meedogenloze Alcina waren, zullen vandaag gelukkig zijn. Gelukkig zullen ook de nobele hofdames zijn die bij de poging hun geliefden te bevrijden
incantate restar tra queste piante.
betoverd tussen deze planten achterbleven.
Scena III Alcina Qual temerario core alla vista di queste ondeggiante di foco atre tempeste, non sentirà di morte il gelido timore? Qual animo si forte potrà mirar d’Alcina l’adirato sembiante? Mal consigliato Amante, poi che di me sprezzasti il cor, e’l Regno, proverai quanto vaglia di tradita beltà l’ira e lo sdegno.
Scène III Alcina Welk vermetel hart zou niet de koude angst van de dood ervaren bij het aanzien van deze duistere, vol vuur omringde tempeesten? Welke sterke, moedige ziel zou Alcina’s toornige gezicht durven aanschouwen? – Slecht beraden minnaar, omdat gij mijn hart en mijn rijk minacht, zal je ervaren wat woede en haat van een verraden schoonheid vermag!
Coro di Mostri Crudeltà, di cui maggior non fù, ne mai sarà!
Koor van monsters Hij zal de wreedheid ondergaan; erger bestaat niet, en zal er nooit zijn!
Uno di Mostri Fieri Mostri, d’ell’empia Dite Assalite. Dimostrate, come punire san le voster ire, che fè non hà.
Een van de monsters Vooruit wilde monsters, val deze karakterloze Pluto aan. Bewijs hoe jullie woede iemand kan straffen die geen trouw kent!
Coro di Mostri Crudeltà, di cui maggior non fù, ne mai sarà!
Koor van monsters Hij zal de wreedheid ondergaan; erger bestaat niet, en zal er nooit zijn!
Uno di Mostri Fieri Mostri a voi s’aspetta la vendetta ancidete! A chi lo fiede alta mercede Alcina dà!
Een van de monsters Wilde monsters, van jullie verwacht men wraak, doodt hem dus! Alcina zal een grote beloning geven aan wie hem vermoordt!
Coro di Mostri Crudeltà, di cui maggior non fù, ne mai sarà!
Koor van monsters Hij zal de wreedheid ondergaan; erger bestaat niet, en zal er nooit zijn!
Astolfo E come ohime dall’odioso regno uscirem’ noi tra vive fiamme ardenti? Con la Maga crudel Mostri, e Potenti, in guardia stan dell’incantate Arene?
Astolfo Ach, hoe komt het dat wij dit gehate koninkrijk kunnen ontvluchten te midden van hevig gloeiende vlammen? Samen met de verschrikkelijke tovenares bewaken toch monsters en duistere machten deze betoverde kusten?
Melissa Rasserenate i Cori, alto volar del Cielo, e’l mio materno zelo liberi vi trar ran da questi orori. Perfida ancor hai fede ne’ tuoi fallaci incanti? Nel tuo lascivio Impero tener’il bel Ruggiero ancor ti vanti? Cadrà l’alta tua sede! Il Ciel non soffre lungamente un empio. Troppo alla tua la mia virtù precede. Cadrà l’alta tua sede; infernal mostri Itene a’ negri chiostri. Fuggi, fuggi ti omai empia Sirena.
Melissa Verheug nu uw harten want de wil van de hemel en mijn moederlijke ijver zullen jullie bevrijden van deze verschrikking. – Valse Ancilla, heb je nog vertrouwen in je bedrieglijke betovering? Met uw wellustige macht wil je Ruggiero met trots behouden? Uw arrogante troon zal vallen! De hemel kan niet langer deze goddeloze verdragen. Mijn kracht is groter dan de uwe! Uw troon zal vallen! En duivelse monsters van de onderwereld, ga terug naar uw duistere gebieden. Ontvlucht deze goddeloze sirene.
Fuggi, è teco ne mena, odio, Sdegno, e Furore compagni inseparabili del core.
Vlucht en neem met u mee haat, gramschap en razernij, onafscheidelijke gezellen van uw harten.
Alcina Fuggirò, fuggirò, poi ch’il fato Dispietato contrastar non si può, fuggirò, fuggirò.
Alcina Ik moet vluchten, vluchten daar ik het onverbiddelijke noodlot niet kan tegenspreken, ik vlucht, vlucht!
Scena IV Melissa O miseri mortali! Mirate in quanti affanni, in quanti mali nel trapassar degl’anni corre l’humana vita, di chi ne propii petti non sà frenare i troppo audaci affetti. Mira forte campione, come le pompe, egl’agi dei superbi Palagi, come i Fonti più vaghi, i cristallini Laghi, i verdeggianti Prati, i Giardini odorati, le Palme, i Scettri, i Regni, e le Corone null’altro erano al fine, ch’Antri, Scogli, e Rovine. Quinci voi, che traete entro l’orride grotte torbidi giorni in tenebrosa notte, a noi fate ritorno beate i Cori, e serenate il giorno.
Scène IV Melissa Oh armzalige stervelingen! Zie hoe in het voorbijgaan der jaren ongeluk en angst het menselijke leven begeleiden bij hen die in hun eigen inborst te krachtige gevoelens niet kunnen beteugelen. – Zie, sterke strijder, hoe de praal en pracht van de mooiste paleizen, hoe de mooie fonteinen, de kristallen meren, de groene weiden, de geurende tuinen, de palmen, de scepters, de koninkrijken en de kronen op het einde niets anders zijn dan grotten, rotsen en ruïnes. Maar jullie die in de verschrikkelijke kelders angstige dagen en sombere nachten doorbrachten, keren naar ons terug met gelukkige harten en in rustige dagen.
Dama disincantata Versate occhi, versate amarissimi pianti, sin che’l Ciel ne concede i desiati prigionieri amanti. S’altr’impetrar mercede nel canto soavissimo noi nel pianto mestissimo, che per gl’occhi distilla amore, e Fede, forse ritroveremo un di pietate. Occhi dunque versate, versate amari pianti, sin che’l Ciel ne concede i desiati prigionieri amanti.
Een betoverde hofdame Ogen, stort uw bittere tranen uit tot de hemel onze begeerde, gevangen minnaars vrijlaat. Zoals anderen vóór ons met hun zoete gezang erbarmen hebben verkregen, zo zullen wij door droevig treuren, dat in de ogen liefde en trouw vertoont, wellicht op een dag medelijden vinden. Dus ween bittere tranen, ogen, ween tot de hemel onze begeerde, geliefde gevangenen teruggeeft.
Melissa Non più, non più lamenti! Cesino i mesti pianti, e le querele. Fuggi l’empia, e crudele, e seco va ocean’ d’aspri tormenti. Non più, non più lamenti, rasserenate omai vaghe Donzelle i lacrimosi rai.
Melissa Geen klagen meer! Stop met wenen en treuren. De boosaardige feeks vlucht al en met haar een oceaan van bittere kwellingen. Ween niet meer en droog vanaf nu, charmante meisjes, uw tranende ogen.
Dama disincantata Non ponno i nostri petti capir gioie, e diletti, se pria non rende amore ai nostri Cori il Core.
Een betoverde hofdame Onze zielen kunnen de vreugde en het plezier niet aannemen alvorens Amor onze harten teruggeeft aan onze geliefden.
Melissa Sù dunque alti Guerrieri. Uscite a consolar le belle Amante. Lieti seco danzate.
Melissa Sta op, nobele krijgers. Kom nu tevoorschijn om uw mooie geliefden te troosten. Dans vreugdevol met hen.
Poi quando tempo fia al suon d’alta Armonia sovra i destri Cavalli rinnovellate i balli.
En wanneer de tijd is gekomen, hernieuw het dansen op uw behendige paarden begeleid door mooie harmonieën.
Coro di Cavalieri liberati Ai Diletti, al gioire. Chi mesto fu, non dica piu del suo languire. Ai Diletti, al gioire. Tosche del Sol piu belle, Tosche, ch’ai mesti pianti delle nobil Donzelle inumidiste le serene Stelle, ridete ora ai lor canti all’ canti. E se la gioia raddoppiar volete, alta fede lor fede apprendete.
Koor van bevrijde ridders Op naar plezier en vermaak. Hij die treurig was, vertel niets meer over uw droefheid. Op naar plezier en vermaak. Toscaanse vrouwen, schoonsten onder de zon die bij het treurige klagen van de nobele dames uw serene ogen bevochtigen: zij lachen en zingen nu. En als zij de vreugde willen verdubbelen, dan leren zij van de nobele dames grote trouw en gehechtheid! vertaling: Paul Van Nevel
Michaela Riener Na haar pianostudies studeerde Michaela Riener zang aan het conservatorium van Den Haag bij Jill Feldman, Gerda van Zelm, Michael Chance en Peter Kooij. Ze legt zich toe op de historische uitvoeringspraktijk van oude en hedendaagse muziek en op het opsporen van nieuw repertoire en vernieuwende vormen van performance. Dat stelt zij ook voorop in het werk met haar eigen ensembles, waaronder het Oostenrijkse ensemble Calamus Consort. Michaela Riener is vaak te horen bij Huelgas Ensemble, Egidius College en de Nederlandse Bachvereniging. In een parallel met de oude muziek staat Michaela’s intensieve studie van de hedendaagse klassieke muziek. Ze is zangeres van het ensemble ELECTRA en de Hedendaagse Muziek Band Hexnut. Hiermee bewandelt ze de paden van muziektheater en audiovisuele kunst en zoekt ze de grens tussen geschreven en geïmproviseerde muziek op. Sinds 2012 is ze ook lid van het muziektheater collectief Silbersee (ex VocaalLAB).
Achim Schulz De Duitse tenor Achim Schulz ging na een opleiding in kerkmuziek, koordirectie, orgel en klavecimbel zang studeren aan de Schola Cantorum Basiliensis en aan het conservatorium van Bazel, waar hij o.a. les kreeg van Dietrich Fischer-Dieskau. Hij legde zich toe op het liedrepertoire en op de evangelistenrol in Bachs passies. Hij trad op in operaproducties als Brittens The Rape of Lucrezia, Da Gagliano’s Dafne en Elisabeth de la Guerres Cephale. Ondertussen specialiseerde hij zich in het renaissancerepertoire en maakt hij deel uit van Huelgas Ensemble, het ensemble Cinquecento en leidt hij Ensemble Troparion.
Sabine Lutzenberger Sabine Lutzenberger behaalde haar diploma voor blokfluit aan de Hochschule für Musik in Zürich en studeerde aansluitend zang (middeleeuwen en barok) aan de Schola Cantorum Basiliensis. Belangrijk voor haar muzikale ontwikkeling was de samenwerking met Pedro Memelsdorff (Mala Punica), Paul Van Nevel (Huelgas Ensemble) en het Ensemble für frühe Musik Augsburg. Als solist en ensemblezanger staat Sabine Lutzenberger op de podia van de belangrijkste Europese festivals voor oude muziek, waaronder die in Ambronay, Utrecht en Saintes. Haar repertoire omvat muziek van de 9de tot de 17de eeuw, al houdt ze zich ook graag bezig met hedendaagse muziek.
Paul Van Nevel Paul Van Nevel richtte in 1970 Huelgas Ensemble op, dat internationale faam verwierf met zijn uitvoeringen van muziek uit de middeleeuwen en de renaissance met een accent op de Vlaamse polyfonie en onontgonnen repertoire. Van Nevel benadert de muziek vanuit de originele bronnen en trekt jaarlijks een aantal maanden uit om in Europese bibliotheken oude muziek te bestuderen en te transcriberen. Met zijn interpretaties betracht hij een accurate weergave van de tijdsgeest van het repertoire, en dat vanuit de kennis van historische uitspraak, voordrachtattitudes, tijdservaring en tempo, geïmproviseerd contrapunt enz. Paul Van Nevel is ook actief als gastdirigent, docent en auteur en werd voor zijn rijkgevulde carrière al meermaals gelauwerd.
Huelgas Ensemble Huelgas Ensemble werd in 1970 opgericht door Paul Van Nevel en is uitgegroeid tot een begrip in de internationale muziekwereld. Vanuit een focus op de middeleeuwse en renaissancistische polyfonie weet het ensemble steeds weer te verbluffen met zijn originele programmering, historisch geïnspireerde en vanuit de bronnen gestuurde interpretaties, een opmerkelijke vocale zuiverheid, technische virtuositeit en spontane levendigheid.
Volgende concerten ZO 31/01/16 - 15.00 uur
Andreas Staier & Freiburger Barockorchester Klavecimbelconcerti van Johann Sebastian Bach tickets € 28 / € 24 / € 20 / € 5
VR 05/02/16 - 21.00 uur
Tasto Solo
Le chant de leschiquier: klavierrepertoire uit het midden van de 15de eeuw tickets € 20 / € 16 / € 14 / € 5
ZO 07/02/16 - 15.00 uur
Ensemble Masques De wereld voor Bach: strijkersrepertoire van Schmelzer, Rosenmüller, Biber e.a. tickets € 24 / € 20 / € 16 / € 5
ZO 14/02/16 - 15.00 uur
The times they are a-changin’ Jongeren tussen 12 en 20 jaar presenteren hun composities tickets € 10 / € 5
Goed om te weten Foyer De foyer van AMUZ is open vanaf een uur voor aanvang van het concert en blijft ook na afloop van het concert nog geruime tijd open. Beeld- en geluidsopnamen Het is absoluut verboden beeld- en geluidsopnamen te maken tijdens de concerten en voorstellingen zonder
Rondleidingen en zaalverhuur Wenst u met een groep een rondleiding in de gebouwen van AMUZ, om zo het fascinerende verhaal te horen van de gerenoveerde kerk en AMUZ als concertgebouw en -organisator, of wenst u meer informatie over de mogelijkheden om de zaal te huren voor concerten, voorstellingen en presentaties? Gelieve dan tijdens de kantooruren contact op te nemen met de administratie
expliciete toelating van de directie van AMUZ.
van AMUZ.
Concertinleidingen, aanvangsuur en duur van de concerten De concerten in AMUZ vangen op zondag steeds aan om 15.00 uur. Op andere dagen starten de concerten om 21.00 uur. Voor de avondconcerten is er steeds een inleiding om 20.15 uur. De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze en duren tussen de 65 en 80 minuten, tenzij anders vermeld.
Medewerkers AMUZ Bart Demuyt, directie & artistieke leiding | Veerle Braem, zakelijke directie | Robin Steins, assistentie programmering & educatie | Frederic Delmotte, assistentie programmering & dramaturgie | Tine Hubrechts, zakelijk medewerker | Klaartje Heiremans, pers & communicatie | Greet Coenegrachts, communicatie | Tine Clevers, eindredactie & ticketing | Mona Heyrman, directieassistentie & productie | Jan Tambuyser, productie & techniek | Evelyne Van Mieghem, productie & zaalhuur | Bart Tambuyser, techniek & gebouwbeheer | Koen Koninkx, foyer & ticketing | Elise Simoens, artistiek adviseur Klavier | Katelijne Lindemans, medewerker communicatie (tijdelijk)
Programmaboekjes De programmaboekjes bij de concerten van AMUZ zijn downloadbaar van de website www.amuz.be vanaf enkele dagen na het concert. Laatkomers De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze. Laatkomers kunnen dan ook niet meer worden toegelaten in de concertzaal. Op vertoon van hun concertticket kunnen zij het concert volgen op de plasmaschermen in de foyer.
Binnenwerk geprint bij
www.prints-copy.be
wettelijk depotnummer: D/2015/0306/114