Filosoof Francis Smets schreef een grondig essay over het werk van Frederic Geurts, getiteld De droom van Scipio. Dit essay werd gepubliceerd in "Frederic Geurts. The book."(isbn 9789076979328). In dit boek wordt het werk van Frederic Geurts mooi geïllustreerd met foto's en (ontwerp)tekeningen. Op de finnissage van de tentoonstelling "(un)balanced - Frederic Geurts" op 07.02.2010 lichtte Francis Smets zijn zijn visie op Geurts' werk toe in een lezing. Dit is een transcript van die lezing.
Frederic Geurts LEZING DOOR FRANCIS SMETS Toen ik in het derde leerjaar van de basisschool was, probeerde onze onderwijzer ons de eerste beginselen van aardrijkskunde bij te brengen. Dat gebeurde via een soort speudo-probleemoplossend onderwijs. De meester stelde vragen, maar de antwoorden waren ons op voorhand goed ingeprent. In de klas moesten we met dertig leerlingen gezamenlijk uit volle borst en met volle overtuiging op zijn vragen antwoorden. Dat ging zo. Het was in het college van Lier, vandaar. Vraag van de meester: ‘waar ligt Lier?’ Antwoord van de klas: ‘In het kanton Mechelen.’ ‘Waar ligt het kanton Mechelen?’ ‘In de provincie Antwerpen’ ‘Waar ligt de provincie Antwerpen?’ ‘In België’ ‘Waar ligt België?’ ‘In Europa.’ ‘Waar ligt Europa?’ ‘In de wereld.’ ‘Waar ligt de wereld?’ ‘In het heelal.’ ‘Waar ligt het heelal?’ Bij die vraag moesten we alles uit onzekas halen: ‘In de hand van God’. Het had iets zeer geruststellends. Men zei niet: ‘in de neus van God’. Laat staan: ‘het heelal ligt op de maag van God’ (wat dan nog zou te begrijpen zijn). ‘Het heelal rust in de hand van God.’ Het was een rustgevende gedachte. Want waar kan men zich veilger voelen, waar kan men meer thuis zijn? Maar kleine mensen worden groot. Zij geloven nog wel dat Lier in de provincie Antwerpen ligt, maar niet dat het heelal in goede handen is. Sprookjes verliezen hun geloofwaardigheid. De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
1
En dat overkwam ook het sprookje van God. Het hield op te bestaan. Dit groeiproces vat in feite de geschiedenis van de westerse mens in de voorbije driehonderd jaar samen. Kleine mensen worden groot. Of menen dat ze groot geworden zijn. De wetenschappelijke revolutie die begon in de zeventiende-achttiende eeuw kon met recht als uitkomst bij monde van Laplace stellen: ‘wij hebben de hypothese van God niet nodig om de Wereld te verklaren’. Met andere woorden: we missen hem niet. Maar wat we onderweg wél verloren zijn, is het vertrouwen dat we thuis zijn in het universum. We hebben de warme hand van God verspeeld en daar is geen weg terug. Zonder die hand is het eenzaam geworden in een onverschillig of misschien wel vijandig universum. Leer daar maar mee leven. Als het heelal geen reden van bestaan heeft, hoe zouden wij dan een reden van bestaan hebben? Het natuurbeeld dat tot aan de vooravond van de wetenschappellijke revolutie in de 17de-18de eeuw de overhand had, niet alleen in het Westen, maar ook en zeker in alle niet-westerse culturen, was: de kosmos is een plek waar je toe behoort. Langer dan 99% van de tijd die de geschiedenis van de mensheid in beslag neemt, zag de mens zichzelf als een wezenlijk onderdeel van de wereld in harmonie. In een kleine 400 jaar vond een totale ommekeer van die gewaarwording plaats. Wij zijn de enigen die geen dak meer boven ons hoofd hebben. In de Brusselse metro stappen vaak bedelaars op. Elk van hen begint zijn uit het hoofd geleerd refrein op dezelfde manier: ‘excusez-moi de vous déranger, je suis un sans-abri’, ik ben een dakloze. In het Frans klinkt het mooier: ik ben zonder schuiloord, ik ben onbeschut. Telkens een van die bedelaars zegt: ‘je suis un sans-abri’, heb ik neiging te antwoorden: ‘mais moi aussi’. Om een gevleugeld woord van Sartre te parafraseren ‘Nous avons tous les mains sales’ (we hebben allemaal vuile handen), zou ik zeggen: ‘Nous sommes tous des sans-abris’ (wij zijn allemaal daklozen). Onze dakloosheid is de prijs die we bereid waren te betalen voor onze revolutionaire inzichten en onze exacte kennis van de werkelijkheid. Terecht, denk ik. Maar wat doen we daar nu mee? Alle eerste vragen van mensen zijn wellicht van kosmologische aard. Bijvoorbeeld: hoe komt het dat de maan niet op de aarde valt? Dat is een verontrustende mogelijkheid. Het is mischien wel de vraag waarmee de filosofie in het westen begonnen is. Anaximander (ca 610-546 voor het begin van onze jaartelling), een van de eerste filosofen stelt zich die zwaarwichtige vraag: hoe komt het dat de maan niet op de aarde valt? De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
2
De achterliggende en eigenlijke vraag is: waarom is dit uitspansel een onderdak? Waarom herbergt het ons? Waarom is het een eerste en een laatste rustplaats? In een concretere versie klinkt het: hoe komt het dat de aarde waarop wij lopen betrouwbaar is? Waarom valt zij (en wij met haar) niet onophoudelijk door de ruimte, zoals de andere voorwerpen op haar oppervlak? Of: waarom vallen alle andere astronomische objecten niet uit de hemel naar beneden? Anaximander zoekt het antwoord in de volgens hem meest volmaakte, geometrische figuur: de cirkel. De zon, de maan en de sterren draaien in perfecte cirkels rond de aarde, die het exacte middelpunt is van iedere cirkel. Door die gelijke afstand beweegt alles in het heelal zich op standvastige wijze. Niets heeft een reden om de cirkel te verlaten of te doorbreken. Maar vermits de banen die ze beschrijven ook onder de aarde door gaan, houdt dit een tweede mysterie in: dus hangt de aarde vrij en zonder enige steun in de ruimte. Ze drijft niet op het water of ze wordt niet door zuilen gedragen. Waarom valt ze dan niet? Het antwoord van Anaximander kan zo samengevat worden. Wat zich in het middelpunt en op gelijke afstand van al het omringende bevindt, heeft geen reden om omhoog, omlaag of zijwaarts te bewegen. Het blijft dus onbeweeglijk op de plaats waar het is. De aarde rust in het middelpunt van de hemel die een perfecte cirkel rond haar vormt. Men kan met gerust gemoed wandelen op de aarde. Om dat te begrijpen volstaat het te weten dat alle stralen van een cirkel gelijk zijn. Hoe onwaarschijnlijk de stabiliteit van het universum ook mag zijn, in laatste instantie is er steeds evenwicht en harmonie. De symmetrie maakt het heelal sympathisch (sympathein) – alles voelt zich met alles verbonden – en dus ook sympathiek, de mens gunstig gezind. Wij weten nu dat deze veronderstellingen van Anaximander fout zijn. En toch schuilt er een enorme waarheid in de voorstelling van Anaximander. Ook al zijn wij overtuigd dat wij een betere kijk op het heelal hebben, de visie van Anaximander bevat iets dat wij verloren zijn. Het wiskundige bewijs dat deze plek het middelpunt van een reeks perfecte cirkels is, geeft de zekerheid dat deel en geheel op elkaar afgestemd zijn. Het heelal is afgestemd, in de muzikale zin van het woord. Het is in eenklank. Waarom herhaal ik hier dit verhaal van het begin van de filosofie? Het werk van Frederic Geurts keert terug tot deze oorsprong. De aanvang wordt niet alleen gekenmerkt door een band tussen filosofie en kosmologie – ze zijn zelfs niet van elkaar te onderscheiden – maar ook door een band tussen kosmologie en kunst. Het werk van Frederic is tot metafoor verwerkte kosmologie.
De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
3
Hoe kunnen beelden uitspraken doen over deze afstemming van het heelal, over onze huidige twijfels hieromtrent en ons eeuwig verlangen hiernaar? Voor een hedendaagse kunstliefhebber komt deze band tussen kosmologie en kunst allicht vreemd over. Toch is er niets ongewoons aan de dialoog tussen kunst en kosmos. Integendeel zelfs, het was daar van bij de aanvang om te doen. Kunst was steeds een directe of indirecte uitoefening van de kosmologie, een ‘figuurlijke kosmologie’, een ‘verbeelde kosmologie’. Als we maar ver genoeg in de tijd teruggaan, is ze dat openlijk. Dichter naar ons toe wordt ze dat steeds minder manifest, om uiteindelijk van deze oorsprong af te zien. Het lijkt er zelfs op dat de kunst zich sedert het einde van de twintigste eeuw in haar eigen wereld heeft teruggetrokken. Ze heeft zich op zichzelf teruggeplooid, ook en zeker wanneer ze de schijn wekt in de wereld geïnteresseerd te zijn. Dat kunst altijd al een verbeelde kosmologie was, lijkt nogal een willekeurige bewering van mij. Daarom wil ik die staven aan de hand van enkele onbetwistbare voorbeelden. Nemen we vooreerst een concreet voorbeeld van de kunst als een exponent van de kosmologie in het westen, dus dicht genoeg bij ons om er vertrouwd mee te zijn. Een breuk op schilderkunstig gebied, die de renaissance bracht ten opzichte van de middeleeuwen, is de invoering van een ander perspectief-systeem, namelijk centraal en lineair: het centrum in het oog van de waarnemer en de ruimte als een geometrische constructie. We knopen dit vooral aan de naam van Leon Battista Alberti. Welnu, deze uitvinding doet zich niet voor in het afgezonderde gebied van de kunst, afgesneden van andere maatschapelijke gebieden. De autonomie van de kunst projecteren wij ten onrechte vanuit de situatie van de moderne kunst op vroegere tijden. De gewijzigde perspectief in de schilderkunst is fundamenteel verbonden met een gelijktijdige grondverschuiving in de kosmologische opvatting. Hieraan knoop ik vooral de naam van de eminente 15de-eeuwse filosoof-theoloog Nicolaus Cusanus (1401-1464) en zijn meesterlijk boek De docta ignorantia, over de geleerde onwetendheid. In de middeleeuwen werd de ruimte van de kosmos als eindig, gesloten en hiërarchisch gestructureerd opgevat. Dat herkennen we ook in de ruimte-weergave in de schilderkunst. Het was een spirituele perspectief en geen gegeometriseerde ruimte. Cusanus vat de kosmos op als een oneindige ruimte. De Docta ignorantia stelt dat eender waar een mens zich in het heelal bevindt, hij dit standpunt als het centrum ervan zal aanzien. Wie op mars staat, beschouwt mars als het centrum. Wie op de maan staat, meent dat de maan het centrum is. Volgens Cusanus is de idee van een centrum een perspectivische illusie, een menselijke projectie. De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
4
Zonder centrum is het heelal ook zonder hiërarchie. De kosmos is een grenzeloze, homogene ruimte. De kosmologische speculaties van Cusanus culmineren in de verbazende overdracht van de mystieke karakterisering van God, zoals we die onder andere bij Eckhart vinden, naar het heelal. Eckhart noemt God een oneindige cirkel waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is. Cusanus verplaatst deze idee naar het universum. De kosmos is een oneindige cirkel waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is. Deze opvatting ligt aan de grondslag van Alberti’s perspectief-constructie in zijn De pictura. Wat schilderijen voorstellen, zijn niet de voorwerpen zelf, maar hun verschijning zoals die onvermijdeliljk van een bepaald standpunt afhangt. Het ingenomen standpunt is wisselvallig en willekeurig, het is gebonden aan de persoon die het inneemt. Het waarnemend oog van de schilder is het centrum. Vanuit dat centrum bekeken, is de ruimte homogeen. Bij gebrek aan een voorafgegeven hiërarchische ordening, kan zij niet anders dan aan een geometrische ordening gehoorzamen. Noteren we dat hier nog altijd het vertrouwen in een ordening aanwezig is. Chaos is ondenkbaar. Het is een laat-20ste-eeuwse gedachte. Nemen we een ander voorbeeld, dat van de oude Egyptische schilderkunst. De godin Noet werd in Egypte vereerd als het eerste wezen, dat iedere schepping voorafgaat. Zij is de oorsprong van de oorsprong. Voor er van enig ontstaan sprake is, is er alleen een oneindige, duistere afgrond of leegte. Het is een zwart gat, aangeduid met een volle zwarte cirkel, de hiëroglief voor NietZijn. Dit zwarte gat kan ook als Zijn bekeken worden. Dan is het het duistere binnenste van de lotusbloem, het vrouwelijke geslachtsorgaan, waarin Niet-Zijn als Zijn verschijnt en omgekeerd. De lotusbloem, Noet, is terzelfdertijd de afgrond van het Niet-Zijn en de oorsprong van het oorspronkelijke Zijn. Deze beeldrijke kosmologie-filosofie vinden we terug in de voorstellingen in de kunst. Noet, de godin van de nacht, wordt voorgesteld als ‘zij die zich kromt’. Zij is naakt, slangachtig en zij kromt haar lichaam zo dat zij een gewelf over de aarde vormt. Noet is het hemelgewelf, het tectum, het dak, het gewelf dat zich over het al uitstrekt en het omvat. In de graftombe vult zij het plafond en volgt de curve van de architectuur. Het lichaam van de godin, nog warmer dan de hand van God, omhult de wereld en ons. De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
5
Ook in het oude China is het de schilderkunst die bij uitstek het mysterie van de kosmos openbaart. In de filosofie-kosmologie van het daoïsme is de leegte het centrale begrip. De leegte is zowel de oorsprong als het centrale element in het raderwerk van de kosmos. Soms is de Dao (letterlijk de weg) de oorsprong en dan valt hij samen met de leegte. Soms is hij een verschijningsvorm van de leegte. Soms omvat hij heel het geschapen universum, dat dan rust ‘in de hand van’ de Dao (de gelijkenis met de Egyptische kosmologie valt op). In sommige schilderijen beslaat de leegte – de niet-beschilderde ruimte – tot 2/3 van het schilderij. Maar ook tussen de berg en het water die de twee polen van de zichtbare wereld vormen, circuleert de leegte in de gedaante van de wolk. De leegte heeft ook nog een andere concrete voorstelling in de werkelijkheid: de vallei. Men zou zeggen dat de vallei leeg en hol is en nochtans doet zij alle dingen groeien en voedt zij ze. De vallei is het grote vrouwelijke. De samenhang tussen kosmologie en kunst is zelfs nog extremer bij de aanvang van de westerse cultuur. Pythagoras (582-500) kwam tot deze ontdekking langs muzikale weg. Dat de getalverhoudingen 1, 1/2, 1/3, 1/4 iets harmonisch opleveren, kon Pythagoras aantonen door één snaar aan te strijken op een monochord. Wanneer je een snaar aanstrijkt en daarna de snaar halveert, hoor je twee tonen die heel goed samen klinken. Wij zeggen nu dat deze twee tonen een octaaf verschillen. De lengteverhouding 2/3 geeft een kwint, 3/4 geeft een kwart. Ook dan zijn de tonen consonant, gestemd. Pythagoras extrapoleerde deze waarneming naar het heelal. Ook hij stelt dat de grote hemellichamen onophoudelijk rond de aarde draaien in perfecte cirkels. De stralen van die cirkels komen overeen met de getalverhoudingen die hij in de muziek vond. Pythagoras keert de relatie tussen kosmologie en kunst dus zelfs om. De schoonheid in de natuur en in de kosmos spiegelt zich aan de schoonheid van muzikale klanken. Niet de kunst imiteert de werkelijkheid, maar de werkelijkheid imiteert de kunst. Daarom is de kunst altijd niet alleen het schone, maar ook het ware geweest: zij sprak de waarheid over de wereld. Voor Pythagoras is de kosmos zoals de muziek, harmonisch in de muzikale zin, een symfonie. Symmetrie, sympathie, symfonie: sym wijst op verbondenheid. Pythagoras was de eerste die de wereld een ‘kosmos’ noemde. Het woord komt van hem. ‘Kosmos’ betekent zowel ‘een perfect geordende structuur’ als ‘schoonheid’.
De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
6
Schoonheid is werkelijkheid en werkelijkheid is schoonheid. De hele kosmos getuigt hiervan. Deze zekerheid heeft lange tijd het denken beheerst, ook in de westerse cultuur. Het verlies van deze mystieke schoonheidsgedachte, die zelfs bij Kepler aan de drempel van onze wetenschappelijke revolutie nog dominerend is, zit Frederic Geurts ongetwijfeld dwars. Maar hoe als hedendaagse kunstenaar deze opvatting herstellen, zonder in een naïef of voorwetenschappelijk denken te vervallen? Want de kosmos ziet er voor ons natuurlijk anders uit dan voor Pythagoras. Wij weten het nu. De kosmos brengt geen symfonie voort, maar veeleer ontploffingen, bombardementen, botsingen, zwarte gaten die als kannibalen sterrren verslinden, neutrino’s die alles op hun weg doorboren, dodelijke hitte, dodelijke koude… Nee, het heelal is geen gezellige plek. De ‘oude’ stabiliteit is verdwenen. De hele ruimte van het heelal is ontploft en blijft zich door de kracht van die eerste schok in alle richtingen uitzetten. Thans heeft het heelal allicht een diameter van 125 duizend miljoen lichtjaren bereikt, onvoorstelbaar groot. Hoe kan men dan nog vertrouwen hebben in verbondenheid als alles ongeordend en doelloos van elkaar wegvlucht? Chaos-denken nam de plaats in van verbondenheidsdenken. Wijzelf raakten verdwaald in een onmetelijke zinloosheid (en daar zullen we voortaan ook wel voor een stukje moeten in blijven). Toch steken hier en daar binnen de wetenschap tekenen van een kentering op. Een ‘nieuwe alliantie’ zoekt een weg. Wat bijvoorbeeld te denken van het vele spreken in termen van ‘velden’? Wetenschappers voelen zich opnieuw op hun gemak met het concept van ‘veld’ dat in de twintigste eeuw volledig overschaduwd werd door de exclusieve nadruk op de gescheiden deeltjes. Fysische fenomenen wijzen op de aannemelijkheid van continue, onderliggende velden die deze fenomenen met elkaar verbinden. Het Higgsveld dat doorheen het hele heelal elektronen van dezelfde massa voorziet is een van de factoren van verbinding, zoals er binnen de actuele fysica steeds meer opduiken. Ook de dissipatieve structuren, waar Prigogine aandacht aan besteed heeft, zijn vormen van vreemde connecties op afstand. Zij wijzen op een verborgen samenhang. Om het met een eenvoudig voorbeeld te zeggen: twee atoomkernen smelten samen in de zon en geven daarbij hun fusie-energie af. Die belandt op de aarde waar ze door een groeiende grasspriet opgevangen wordt. Het systeem van zich verspreidende energie gedraagt zich alsof het één geheel vormt en is zo opgebouwd alsof iedere molecule op de hoogte is van de overkoepelende toestand van het systeem.
De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
7
Met sneeuwvlokken, sleutelbloemen en konijnen hebben we alvast dit gemeen: we zijn dissipatieve structuren. Maar er is vooral de quantum non-lokaliteit die volgde uit het theorema van Bell uit 1964. In 1959 botsten David Bohm en Yakir Aharonov reeds op het naar hen genoemde effect: in de quantummechanica bestaan onverklaarbare, ogenblikkelijke correlaties in de eigenschappen van ver van elkaar verwijderde dingen. De quantummechanica stelt sedertdien een steeds groeiend aantal fenomenen vast waar gebeurtenissen op grote afstand van elkaar ogenblikkelijk of quasiogenblikkelijk gecorreleerd zijn. De fysische realiteit zoals zij ontsloten wordt door de quantum-fysica is non-lokaal. Non-lokaliteit moet nu beschouwd worden als een fundamenteel feit van de natuur. Geen enkele voorgaande ontdekking vormde een zo grote uitdaging aan onze egewone ervaring van de realiteit. Zij ondermijnt onze spontane neiging of het vooroordeel dat de wereld fundamenteel uit individuele objecten en hun niet-relationele eigenschappen samengesteld is. Ofwel impliceert non-lokaliteit dat men fysische invloeden tussen gebeurtenissen accepteert die sneller bewegen dan het licht. Dat is ontoelaatbaar omdat het de fysica in haar geheel zou ondermijnen. Maar er is een veel waarschijnlijker of aantrekkelijker mogelijkheid. Er opent zich het perspectief van een nieuwe verwantschap tussen deel en geheel. Heden ten dage zien quantum-fysici interactie tussen deeltjes in termen van quantum-veld theorieën. Ruimtelijk gescheiden deeltjes zijn geïnformeerd over elkaars toestand. Alles heeft weet van alles. Non-lokaliteit impliceert dat er een informatie-veld bestaat dat alles interconnecteert, alles onderling met elkaar verbindt. En dat dit veld met geheugen begaafd is. De grote propagator van de opvatting die het quantum-heelal als één groot verbonden geheel ziet, is zoals bekend de in 1992 overleden David Bohm. Hij interpreteerde de quantummechanica als het bewijs dat er een dieper onderliggende wholeness van de natuur bestaat. Wholeness and the Implicate Order (1980) en het postume The Undivided Universe (1993) maken het universum weer tot een ‘onverdeelde, vloeiende eenheid’, een unbroken wholeness waar wij deel van uitmaken. Menos Kafatos in The Conscious Universe gaat zelfs een stap verder. Non-lokaliteit laat toe de gevolgtrekking te maken dat het universum als een bewust systeem kan beschouwd worden. Dit is uiteraard een ander bewustzijn dan het menselijke. Dat stelt op een heel andere wijze de vraag van de verhouding van ons bewustzijn tot dat van het universum.
De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
8
Ervin Lszlo in The Interconnected Universe kent aan dit veld ook werkelijk een fysische realiteit toe. Het is mogelijk dat naast de vier bekende velden, een vijfde universeel veld reëel bestaat in de natuur, een informatie- en energie-veld. Dit is het quantum-vacuüm, het veld van potentiële energie dat de grondtoestand van het universum kenmerkt. Dit vacuüm zou de fysische basis kunnen zijn dat de instaat voor de universele interconnecties. De wederzijdse interactie van de quanta of deeltjes met dit quantum-vacuüm zou de factor van constante en universele onderlinge verbondenheid in de natuur kunnen zijn. Deze theorie van de QVI of quantum vacuüm interactie ziet het volledige universum als een holografisch netwerk van energie en informatie, een organisch geheel dat in alle schaalgrootten van zijn bestaan heel en één is en door onderlinge samenhang wordt gekenmerkt. Wij mensen zijn – net al alle andere dingen in het universum – non-lokaal met elkaar én met al het overige verbonden.
The Undivided Universe, The Conscious Universe, The Interconnected Universe… kunnen we nog langer voorbijgaan aan deze implicaties van de quantumfysica? Indien deze argumenten aanvaardbaar zijn, zou het diepe gevoel van vervreemding, dat veroorzaakt werd door de theoretische fysica van de 17de eeuw tot heden, kunnen verzacht worden en een veel gastvrijer wereldbeschouwing in ons bewustzijn toelaten. Zijn we dan toch verwant met al het andere in het universum en zouden we opnieuw met dit bewustzijn kunnen leven? We zijn in ieder geval met veel meer verborgen draden met het universum verbonden dan we hadden kunnen vermoeden. Stilaan vinden we weer een onderdak en komen we weer thuis in de kosmos. We moeten ons er niet meer als allochtonen ervaren met het onbehagen dat daarmee gepaard gaat. Zou dit ons ooit toelaten de gemoedsrust terug te vinden, die verzekerd was zolang de ‘hand van God’ het heelal droeg? We kunnen er minstens naar op zoek gaan. De hand van God heeft ons voor goed verlaten. Wat we wel kunnen terugvinden, is de droom die erachter schuilging. De volmaakte cirkels van Anaximander zijn kromme, veranderlijke, onvaste lijnen zonder middelpunt geworden. Stabiliteit is niet meer denkbaar zonder instabiliteit. Maar de droom blijft levendig in ons – gelukkig. Wat is de plaats van de mens in de kosmos, gesteld dat hij er een heeft? Kunnen we een onderdak vinden in het heelal? Kunnen we legitiem door schoonheid aangesproken worden? Deze vragen worden opnieuw actueel.
De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
9
Het lijkt me dat het werk van Frederic Geurts op een of andere verborgen manier steeds over deze vragen handelt. Eigenlijk is deze droom, die ons nooit kan verlaten, het verlangen naar een wereld in verzoening. Het is vermetel van een kunstenaar vandaag om tegen beter weten in een dagdromer te willen zijn die de oudste droom van de mensheid nieuw leven wil inblazen. Tegen beter weten in, want de wereld ziet er heden niet echt verzoend uit en van de kunst nu wordt blijkbaar vooral verwacht dat ze dit onverzoende registreert en iedere utopie schuwt De voorbije decennia in de kunst hebben ons van iedere eenheidsdroom bevrijd. Verder dan het registreren van de wereld in zijn gebrokenheid lijkt de meeste kunst heden ten dage niet meer te mogen gaan. Ze mag de wereld niet verschonen. De hedendaagse kunst maakt er doorgaans geen geheim van dat ze de wereld opzoekt, documenteert, aanvaardt of weigert, bemint of verraadt, fetisjiseert of bespot. In een adem maakt ze er een erezaak van om niet te verhullen – dat wil zeggen te demonstreren – dat in haar ogen geen Wereld, dat wil zeggen geen samenhang meer bestaat. De eenheid van het ware en het schone vervalt. De kunstenaar als waarzegger wordt niet meer geduld. Zeker, de hedendaagse kunst heeft hier alle redenen voor en houdt ook moedig vol haar standpunt te verdedigen. Zij vindt trouwens de nodige argumenten in een dominerend wereldbeeld dat scheiding hoger acht dan verbinding, veelheid hoger dan eenheid, afgezonderdheid hoger dan verbondenheid. De zelfaffirmatie van de kunst in ons tijdperk is een moedige poging om stand te houden vanuit de overtuiging dat wij een los fragment in een gefragmenteerde wereld zijn. Voorlopig is dat ook onbetwistbaar. Bovendien, de moeizaam verworven eerbied voor veelheid en verscheidenheid wil niemand nog ongedaan maken. (Wél het stilaan dwangmatige karakter ervan). Maar wat dan met het verlangen naar harmonie? Hoe lang zullen wij het uithouden in een wereld die wij zo gefragmenteerd hebben dat wij er zelf moedeloos tot neurotisch van worden? Komt er geen einde aan de periode waarin de eertijdse verbondenheid van mens en kosmos afgewezen werd? Staan we voor een terugkeer van de schoonheid, maar dan wel in een gedaante die onverwacht, onbekend en nog te zoeken is? De kosmologie is na het post-newtoniaanse tijdperk, dat culmineerde in de moderne tijd, langzaam weer in beweging aan het komen. Meer nog, zij maakt een radicale omslagbeweging van gebrokenheid naar eenheid. Het merendeel van de actuele kunst, in haar onwil om schoonheid te verdragen, of, positief gesteld, in haar hardnekkigheid waarmee zij gebrokenheid als wereldbeschouwing verdedigt, zou dus wel eens een achterhoedegevecht kunnen zijn. De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
10
Als dat zo is, vormt zij een arrière-garde. Metalle respect, want iedere krijgsheer kan vertellen dat een achterhoedenoodzakelijk is, wil men op zijn vlucht voorwaarts niet door de vijand ingehaald worden. En de vijand is en blijft iedere vorm van totalitair denken. De tegelijk grootschalige én bescheiden installaties van Frederic Geurts zijn als zachte speldenprikken die ons willen doen ontwaken uit de nachtmerrie van een wereld zonder de schoonheid. Op een of andere alluderende manier zijn alle installaties van Frederic Geurts tectiform. Tectum (dak) en forma (vorm) omschrijven een structuur die beschutting suggereert. Ik neem als voorbeeld de grote spiraal in deze tentoonstelling. Dat deze spiraal een tectum, een dak, een onderdak, een thuis vormt, moet ik toch even uitleggen, want het lijkt toch contradictorisch dat deze fijne, efemere structuur, die op de grens tussen het materiële en het immateriële balanceert, een onderkomen zou bieden? Zij is een echte spira mirabilis, een wonderbare of mysterieuze spiraal, maar dan wel een volkomen nieuwe en ongeziene vertolking, een heruitvinding er van. Historisch zijn ons twee grote meetkundige figuren van de spira mirabilis bekend. Aan de ene kant is er de spiraal van Archimedes (287-212), waarvan de afstanden constant en de cirkels dus om zo te zeggen concentrisch zijn. Aan de andere kant is er de spiraal van de 17de-eeuwse wiskundige Jacob Bernoulli (1654-1705), die logaritmisch is en dus een geometrische progressie volgt. De gulden snede en de reeks van Fibonacci zijn er in terug te vinden. In deze tentoonstelling hebben we niet de spiraal van Archimedes of van Bernouilli. Het is de spira mirabilis van Frederic Geurts. Zij volgt een eigenzinnig parcours. Doordat zij in de ruimte evolueert, kunnen meerdere lijnen elkaar gelijktijdig kruisen. Dat maakt haar ondoorgrondelijk. Zijn het meerdere spiralen in elkaar of is het één enkele spiraal? Diverse lijnen zoeken hun weg, verwijderen zich van elkaar en ontmoeten elkaar in een eindeloze beweging, zoals twee dansers die dit grenspunt nastreven. En toch vloeien de veelvuldige lijnen uiteindelijk in elkaar over. Zij vormen in laatste instantie één lijn, of beter nog een consonantia, wat de mooie harmonie van de samenzang oproept, waarin verschillende stemmen zichzelf blijven en toch een wonderlijke eenheid vormen waarin we opgenomen worden, ja thuiskomen. Is dit eigenlijk wel een spiraal? Want zij lijkt de oneindigheid van de cirkel te bezitten. De spira mirabilis van Frederic Geurts verenigt de volmaaktheid van de cirkel met het mysterie van de spiraal, het verzoenende van de cirkel met de beweeglijkheid van de spiraal. Ik denk dat ik haar met recht mag gelijkstellen met ‘een oneindige cirkel, waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is’. De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
11
Zij is als het ware een verbeelding van deze abstracte, mystieke formulering. De spira mirabilis van Frederic Geurts richt zich in de eerste plaats tot ons lichaam. Haar afmeting heeft dus niets met megalomanie te maken. Daarvoor is zij trouwens veel te bescheiden en te etherisch. Ze is op maat van het lichaam, omdat ze het lichaam en de lichamelijke ervaring nodig heeft. Slechts het lichaam kan ons ergens naartoe brengen. We zijn niet het middelpunt. We zijn hooguit een verplaatsbaar middelpunt. Door rond de spiraal te draaien en haar wenteling tot de onze te maken, worden we geleidelijk geestelijk in haar beweging opgenomen. Maar vergeten we vooral niet dat ons lichaam de weg wijst en dat ons lichaam onbevooroordeeld is. Hieraan gehoor geven, leidt langzaam maar zeker terug naar de ervaring van de schoot, dat wil zeggen, we worden opgenomen in een omarmende harmonie. We rusten in de armen van een vrouwelijke kosmos, een grote godin. De lijn van de spiraal volgen is als een muzikale of een choreografische belevenis. Zij verschaft de extase van even los te komen van het ondraaglijke gewicht van het bestaan, maar evenzeer het besef dat aan de droefheid van de wereld niet te ontkomen is. Aan dat laatste herinnert de op de muur getekende lijn. Zij zet ons, in alle betekenissen van het woord, op onze plaats. De spiraal wordt steeds doorkruist door de horizonlijn en verankerd aan de horizonlijn. Nooit kunnen wij ze uit het oog verliezen. Het is een oneindige cirkel, maar binnen de horizon van onze eindigheid gebracht. De horizontaliteit, dat wil zeggen de immanentie, is de grens waarbinnen de transcendentie noodzakelijk teruggeroepen wordt. Het is niet mogelijk en niet wenselijk van de aarde los te komen. De aarde is en blijft onze woonplaats. De bevrijding die deze spira mirabilis biedt, is deze van te wonen, al was het slechts voor een ogenblik, in enig punt van vereniging tussen de eenzame wereld van onze eigen subjectiviteit en het universum buiten ons waar wij deel van uitmaken. Het is niet zo zeker dat wij dakloos zijn. De psycholoog Erich Neumann noemt de twee eerste levensjaren van het kind de fase van de kosmische anonimiteit. Deze belevenis draagt iedereen zijn hele verder leven mee. Ze staat in het lichaam ingeschreven. ‘Kosmos’ en Ik zijn in die periode ononderscheiden van elkaar. Er is geen scheiding tussen de omgeving en het eigen lichaam. De lichamelijke ervaring van samenvallen met de omgeving bezegelt voor altijd in het onbewuste van iedere mens een primair eenheidsbesef. Tussen mij en de omringende wereld is geen breuk. Ik maak integraal deel uit van het of de Andere. De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
12
Indien we in de loop van het opgroeien deze wijsheid verliezen, dan roept ons lichaam ons wel terug tot de orde. Heel diep in ons sluimert ze steeds. In wezen kan ze ons nooit verlaten. Ze blijft ons hele leven als een grondervaring vanuit de diepte werkzaam. Het vertrouwen dat alles met alles werkelijk verbonden is – dat schoonheid werkelijk is en niet alleen maar schijn – en dat wij dus ook tot deze schoonheid behoren, is een verborgen kracht die het Ik tot anonimiteit en derhalve tot geestelijke rust kan brengen. Vanuit haar lange traditie is de kunst goed geplaatst om dit bewustzijn van verbondenheid te helpen herstellen. Zo ver in de tijd moeten we niet eens teruggaan. Het volstaat de kindertijd te observeren. In een latere levensfase zien we kinderen als een van hun meest geliefde spelletjes schuilplaatsen bouwen. Een grote kartonnen doos, een omgekeerde oude zetel, een laken over twee stoelen gedrapeerd, een verzameling takken in het bos, een opening in het struikgewas... alles kan in een verblijf getransformeerd worden. Misschien is dit geen uiting van zich willen beschermen tegen de wereld, maar juist een blijk van vertrouwen. De primaire ervaring wordt overgedaan onder de vorm van een spel. Het lichaam heeft zijn redenen. Dan zoekt het kind geen schuilplaats, maar omgekeerd, het verzekert zich ervan dat de wereld zelf beschutting biedt. Het imiteert de in het onderbewuste opgeslagen herinnering aan de lichamelijke band met de omgeving. Altijd en overal symboliseert het kind een wereld als thuis. Eigenlijk doen de constructies van Frederic Geurts niet meer dan wat dit spel van kinderen vertelt. Kleine mensen worden groot. Het verhaal van Frederic is een ietsje gesofistikeerder, doordachter en ingenieuzer, maar zijn instelling is nog steeds even argeloos als die van kinderen. In ieder geval te ongekunsteld om zich de rol van waarzegger te kunnen aanmatigen. Zodus, wie is bang om thuis te komen?
De Droom van Scipio - Francis Smets (2010) Verschenen in Frederic Geurts. The book. ISBN: 9789076979328
13