WERKMODEL GROEP 2 Praten met je staart Wally de Doncker & Veerle Derave (ill.) (door Frederic Vercaemst)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Wally De Doncker werd op 19 mei 1958 geboren in Tielt. Hij is getrouwd met Marianne en de trotse vader van Hadewijch en Katelijn. Sinds 1961 woont hij in het landelijke Hamme-Zogge. Wally heeft twee grote passies: onderwijs en jeugdliteratuur. Daarom verdeelt hij zijn tijd. Als leerkracht leesbevordering in het college van Dendermonde werkt hij met kinderen rond literatuur. De andere helft van de tijd brengt hij al schrijvend door. Wally schreef onder meer Sarah (Davidsfonds, 1996), De nieuwe handen van papa (Davidsfonds, 1996), Tsjilp, zegt de vis (Davidsfonds, 2004) en Het verhaal van O (Davidsfonds/Infodok, 2007). Enkele van zijn boeken zijn vertaald in onder meer het Duits, Deens, Frans en Koreaans. Een opa met gaatjes (Davidsfonds, 1996) krijgt veel lof in Duitsland en Zwitserland. Wally neemt zijn lezers ernstig. Hij wil hen niet de les lezen in zijn boeken. Daarom is de ondertoon in zijn verhalen altijd mild. http://users.telenet.be/wally.de.doncker1/index.html KORT SAMENGEVAT Spot de hond en Muis de kat wonen samen in de tuin van de schrijver van dit verhaal en maken veel ruzie. Toch zijn de twee dieren de beste vrienden. Als puntje bij paaltje komt, helpen ze elkaar waar nodig. Op een dag gaan ze samen op zoek naar een kleine geit, Vlekje. Vlekje is ontsnapt uit de wei en haar mama is erg ongerust. Spot en Muis vragen veel andere dieren om hulp, maar niemand wil of kan helpen. Ze denken alleen maar aan zichzelf. Het is nog maar de vraag of Vlekje gevonden zal worden.
THEMA’S , TIPS EN VERWERKINGSMOGELIJKHEDEN Spot en Muis filosoferen heel wat af. Hun discussies sporen de lezers aan om zelf te gaan discussiëren. Achterin het boek heeft de auteur vragen opgesteld waar je met de juryleden rond kan werken. Wally de Doncker vertrekt hier vanuit enkele citaten, bijvoorbeeld ‘Ik ben blij dat ik geen hond ben’, ‘Wie leeft komt voort uit zijn moeder’ en ‘Zouden bomen leven’. Bij elk citaat geeft hij vragen
om over na te denken. Wanneer je alle vragen overloopt, kom je tot de conclusie dat de Praten met je staart over het leven gaat. Het verhaal is vlot en eenvoudig geschreven. De gebeurtenissen zijn alledaags en heel herkenbaar voor kinderen. AFSLUITER Spot en Muis Breng de andere boeken over Spot en Muis mee naar de bijeenkomst: Een touwtje naar de maan (Davidsfonds/Infodok, 2005) en Het begint ergens (Davidsfond/Infodok, 2009). Toon de boeken aan de juryleden. Zijn ze benieuwd naar die verhalen? Lees eventueel stukjes voor, zoek samen gelijkenissen en verschillen. Omslag Bestudeer de omslag met de juryleden. Daarna kan je samen aan de slag gaan om met dezelfde techniek een knutselwerk te maken: schilder op een groot blad papier ronde, gekleurde vormen. Laat de juryleden op vellen (wit) papier met enkele lijnen eenvoudige dieren of figuren tekenen. Knip de figuren uit en kleef ze in de cirkels. WIST JE DAT... ...de dieren in het verhaal de echte huisdieren van Wally De Doncker zijn? ...het vorige boek over Spot en Muis, Een touwtje naar de maan, in 2007 bekroond werd door de KJV (groep 2)? ...er een theatervoorstelling gemaakt is van Een touwtje naar de maan?
WERKMODEL GROEP 2 De dromen van Boeba Agnès de Lestrade, Tom Schamp (ill.) & Sylvia vanden Heede (vert.) (door Anneleen Hacke)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Agnès de Lestrade (1964) geeft lessen plastische kunsten en muziek (gitaar, folkaccordeon en zang) bij kinderen thuis. Door dat contact met kinderen kreeg ze ongelofelijk veel zin om te schrijven, zegt ze zelf. Het begon met liedjes, maar de laatste jaren schrijft ze vooral verhalen. Naast lesgeven, organiseert ze ook schrijfateliers voor kinderen. Sinds drie jaar woont Agnès de Lestrade op het platteland aan de oever van de Garonne : ‘Hier vind ik de stilte die ik nodig heb om te schrijven. Ik word er gedwongen oog in oog te staan met mezelf.’ Twee jaar geleden werd haar eerste kinderboek La petite fille qui ne voulait plus cracher gepubliceerd. De dromen van Boeba is tot nu toe haar enige boek dat in het Nederlands verschenen is. Tom Schamp (1970) volgde Toegepaste Grafiek aan het Sint-Lukas Instituut in Brussel. Daarna trok hij naar Polen om er Illustratie en Grafische Technieken te studeren. Tom Schamp werkt vooral als illustrator. Je vindt zijn werk in Belgische, Nederlandse en Franse tijdschriften. Verder maakt hij affiches, brochures, platenhoezen, postzegels en natuurlijk ook boeken. Tom ontwikkelde een eigen stijl waardoor zijn illustraties heel herkenbaar zijn. Hij gebruikt graag volle kleuren en de sfeer in zijn prenten is vaak magisch of surrealistisch. In 1994 won hij de Gouden Ezel Award voor de boekomslag van De klokken luiden witte vlokken (Bakermat, 1994) van Daniël Billiet. In 2008 kreeg hij de Boekenpauw voor De zesde dag (De Eenhoorn, 2007). www.tomschamp.com KORT SAMENGEVAT Boeba is dromenverkoper. In zijn winkel vind je allerlei soorten dromen. De mensen zijn dol op Boeba’s dromen. Maar op een dag is Boeba verdwenen. Wie zal nu voor dromen zorgen? De mensen besluiten de handen in elkaar te slaan en zelf dromen te bakken, elk op zijn of haar manier. En die dromen zijn lekkerder dan ooit…
VÓÓR HET LEZEN Wat betekent de titel De dromen van Boeba volgens de juryleden? Voer met de juryleden een kort gesprek over dromen. Wat zijn dromen en waar komen ze vandaan? Welke droom hadden de juryleden onlangs? Herinneren ze zich een vreselijk enge of fijne droom? Waar zouden ze eens van willen dromen? Hoe ziet hun engste en leukste droom eruit? Kunnen dromen werkelijkheid worden? Waarom wel? Waarom niet? Toon de omslag van het boek aan de juryleden. Wat hebben de tekeningen te maken met de titel? Waarover zou het verhaal kunnen gaan? TIJDENS HET LEZEN Tom Schamp gebruikt de letter B vaak als figuur in zijn illustraties. Kunnen de kinderen tijdens het voorlezen/lezen alle B’s op de prenten ontdekken? Op de prent bij ‘Zaterdag’ is de berg te zien waarop Boeba woont. Laat de juryleden de huizen van de nevenfiguren Moessa, de vrouw van de melkboer, Marika en Achmed zoeken tussen de andere huizen. Zorg voor voldoende exemplaren van het boek zodat iedereen de prent tot in detail kan bekijken of kopieer de prent (liefst in kleur) op voorhand. Vinden de juryleden de nevenfiguren terug op de prenten waar de mensen zelf dromen maken? Hoe zijn ze te herkennen? N A HET LEZEN Tijd om zelf aan de slag te gaan met dromen! Laat de juryleden beschrijven hoe hun droomgebakje eruit ziet. Hoe smaakt het? Welke kleur heeft het, welke geur? Hoe zouden ze het versieren? Boeba heeft niet alleen gebakjes in zijn winkeltje, maar ook koekjes, chocolade, snoepjes. Dat kan je zien op verschillende prenten in het boek. Maak met de juryleden een schoteltje droomzoetigheid. Laat de juryleden hun dromen op een papiertje schrijven of tekenen. Breng kleine snoepjes mee naar de bijeenkomst en wikkel die in de papiertjes van de juryleden. Leg alles op een schoteltje dat je versiert met een leuke servet of een papieren onderleggertje zoals in het boek. Daarna ken je het schoteltje uitstallen in de klas of in de bibliotheek. Nog leuker is natuurlijk om de juryleden een droomsnoepje te laten kiezen om op te eten. Ze hoeven zeker niet hun eigen droom eruit te pikken!
WERKMODEL GROEP 2 De ijsfabriek Linda Groeneveld (door Frederic Vercaemst)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Linda Groeneveld werd in 1961 geboren in Nederland. Ze studeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Linda debuteerde met Draken spelen niet met vuur (Leopold, 1991). Met dit boek exposeerde ze op de internationale kinderboekenbeurs in Italië. Daarna trok ze met deze expositie rond in verschillende musea in Japan. Sindsdien heeft ze verschillende kinderboeken en educatieve uitgaven geïllustreerd en verzorgde de illustraties voor het blad Okki. Voor De ijsfabriek en Een pannenkoek voor de koningin (Leopold, 2007) schreef ze ook zelf de tekst. KORT SAMENGEVAT Andrej Zozokof is gek op ijsjes. Met vallen en opstaan maakt hij zijn eigen ijsjes. Die krijgen meer en meer succes en na een tijdje staan er lange rijen mensen voor Andrejs raam die allemaal zijn ijsjes willen kopen. Dan verschijnt Angelica. Zomaar. Angelica is oogverblindend mooi. Samen met haar opent Andrej een ijsfabriek. Ze krijgen zeven zonen die allemaal van ijsjes houden. Maar Andrej en Angelica willen ook graag een dochter. Op een dag komt die wens uit. Ze noemen haar Mimetje. Maar Mimetje is helemaal anders. Ze houdt helemaal niet van ijsjes, ze krijgt het er ijskoud van. Hoe goed Andrej ook zijn best doet, Mimetje blijft ijs vies vinden. Andrej verliest er de moed van. Dus wanneer op een dag een jonge ijsmaker Andrej uitdaagt, neemt hij de weddenschap maar al te graag aan. THEMA’S, TIPS EN VERWERKINGSMOGELIJKHEDEN Dit fantasierijke verhaal is in een eenvoudige, eigen stijl geschreven. De zinnen zijn kort en beginnen allemaal op een nieuwe regel. De bladspiegel is ruim en op elk blad staat een kleine pentekening. Het verhaal leest als een sprookje. Toch ontbreken een paar typische elementen. Kunnen de juryleden het verhaal aanpassen zodat het een echt sprookje wordt? De tekeningen doen soms denken aan de tekeningen van Joke van Leeuwen. Je kan de illustraties van De ijsfabriek vergelijken met die van Joke van Leeuwen in Een huis met zeven kamers (Querido).
Bekijk samen met de juryleden de omslag. Merken de juryleden het vreemde kleurgebruik op? De ijsjes, de fabriek en de lucht zijn ingekleurd, maar de familie en de rest van de omgeving niet. Vinden de juryleden dit mooi, vreemd,..? AFSLUITER Dit boek vraagt erom om zelf ijsjes te maken! Je kan eenvoudige waterijsjes maken door 1 liter water met 15 lepels frambozencoulis te mengen. Dit mengsel giet je in ijsvormpjes en stop je in de diepvries. Je kan natuurlijk ook gewoon ijsjes kopen en die bij de bespreking opeten. Bedenk samen met de juryleden manieren en/of soorten ijsjes die Mimetje kunnen overtuigen om ijsjes te gaan eten. Zijn er dingen die de juryleden niet graag lusten, maar toch moeten eten? WIST JE DAT... ...Linda Groeneveld helemaal niet van ijsjes houdt? Ze lust veel liever pannenkoeken. …het lievelingssprookje van Linda Raponsje is, over het meisje met haar lange gouden vlecht? De scene dat zij haar vlecht uit het torenraam hangt, heeft Linda vaak getekend. … Thé Tjong-Khing ( www.thetjongkhing.nl) de favoriete tekenaar van Linda is? Ze snapt niet dat hij niet elke dag overladen wordt met prijzen en oorkondes.
WERKMODEL GROEP 2 Jubelientje weet de weg Hans Hagen & Philip Hopman (ill.) (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.STICHTINGLEZEN.BE) Omdat Hans Hagen zo van verhalen hield, werd hij leraar Nederlands en geschiedenis. Voor hij fulltime schrijver werd, werkte hij onder meer bij een toneelgroep. Het eerste verhaal van Jubelientje schreef Hans in 1987. Sommige Jubelientjeverhalen gaan een beetje over Hans' dochter Imme. Zo knipte Imme toen ze drie was met een scherp schaartje een kussen van de bank stuk. Dat verhaal kan je lezen in het verhaal Het schaartje in Jubelientje en haar liefste oma. Maar de meeste verhalen over Jubelientje zijn verzonnen. Er zijn nu elf verhalenbundels en twee stripboeken over Jubelientje verschenen. Hans won er heel wat prijzen mee: de Woutertje Pieterse prijs, de Gouden Griffel, vier Zilveren Griffels en drie Vlag en Wimpels. www.hanshagen.nl www.jubelientje.nl Philip Hopman (1961) studeerde aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Hij heeft meer dan 150 kinderboeken van Nederlandse en buitenlandse auteurs geïllustreerd. Philip werkt meestal met pen, inkt en aquarel. Hij tekent graag rommelige, volle situaties, zoals keukens, werkplaatsen, dierenwinkels en erven. Naast boeken illustreren vind hij het ook leuk om vrij werk te maken en om wanden te beschilderen. In het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht heeft hij een paar afdelingen vol geschilderd met gekke beesten. Meestal werkt Philip echter thuis in zijn werkkamer, met de hond in de buurt. www.philiphopman.nl/index2.htm
KORT SAMENGEVAT Jubelientje, Dirk-Jan en oma gaan op uitstap naar de dierentuin. Maar de auto van oma wil niet starten. Een vrachtauto van de garage komt hen takelen. Terwijl de mensen van de garage de auto herstellen, nemen oma en de kinderen een kijkje in de showroom. Daar zien ze een auto waar ze een proefritje mee mogen maken. Na de rit wil oma toch liever haar eigen autootje terug.
VÓÓR HET LEZEN Blader voor het lezen met de juryleden door het boek. Denken ze dat het een vrolijk verhaal zal worden? Valt er iets op aan de illustraties? Sta even stil bij de ‘kever’. Waarschijnlijk is dit soort auto niet zo bekend bij jonge kinderen. Om meteen mee te zijn met het verhaal verdient een ‘bobine’ ook een beetje uitleg. (Een bobine, in het Vlaams ook wel bobijn genoemd, is een soort transformator die gebruikt wordt in het ontstekingssysteem van veel benzinemotoren.) BIJ HET VERHAAL Autopech Net als in de andere verhalen over Jubelientje, maken Jubelientje en haar oma in dit autoverhaal heel wat mee. Hebben de juryleden opgemerkt dat Jubelientje en haar oma fijne autopech hebben? Hebben ze zelf al eens autopech gehad met hun familie? Was dat fijn? Taal Hans Hagen gebruikt soms woorden die in Vlaanderen minder gebruikt worden: vb. de verrotte bobine, wegwijsmevrouw, sjonges, occasions. Maakt dit het verhaal moeilijker om te lezen? Lijkt een bobine echt op een bonbon gevuld met slagroom? Waarom zou Jubelientje deze vergelijking maken? Maken vergelijkingen een verhaal mooier om te lezen? De zinnen in dit boek lezen vlot, het is alsof je met dezelfde snelheid als het kevertje over de zinnen raast. Merken de juryleden dat dit verhaal met vaart geschreven is? Hans Hagen schrijft, bijvoorbeeld bij het weergeven van geluiden, heel beschrijvend. Hierdoor lijkt het alsof je als lezer zelf in de garage staat: -
S piegelende ramen, glanzende ramen
-
H èng, klinkt het zacht
-
B rk, in de machine verschuift iets
-
T rk, er valt een bekertje omlaag
In de garage mogen de kinderen appelsap of warme chocomel drinken: ‘Ze kunnen het zelf tanken’ (blz. 31). Leggen de juryleden de vergelijking met het voltanken van de benzinetank op?
Op p. 49 staat een woordspelletje met mag-a-zijn: ‘‘Mag-a-zijn’, mompelt ze Mag-b-zijn, mag-c-zijn, mag-d-zijn Jubelientje blijft zitten tot ze bij mag-x-y-z-zijn.’ Voelen de juryleden de speelsheid van dit woordgebruik aan? Hoelang zou het duren om te blijven zitten tot mag-x-y-z-zijn? Een alfabet lang? Leg uit dat een woord heel anders klinkt als je het in stukjes leest dan als je het in één ruk zou lezen. Oma De oma van Jubelientje is een moderne oma, die mee is met haar tijd. Maar toch kan ze best zonder al die moderne snufjes: −
‘ Nu kan ik eindelijk mijn mobieltje eens gebruiken’
−
‘ Wegwijs-tv’tje (de gps dus) niet nodig’
Illustraties Kijk samen met de juryleden nauwkeurig naar de frisse, speelse illustraties. Let op het kleurgebruik en op de levendige lijnen. Wijs de juryleden op de typische tekenstijl van Philip Hopman met zwarte lijnen in pen en inkt. Vertel hen dat hij graag rommelige situaties tekent en vraag hen of ze dat in dit boek merken. De stripbladzijden vullen de tekst aan. Op p. 14-15 wordt bijvoorbeeld de gedachte van Jubelientje in beeld gebracht. De illustrator tekent hier iets dat niet in het verhaal gebeurde, maar wel in de fantasie van Jubelientje (en in de fantasie van Philip Hopman). Tot slot Op p. 54 staan een aantal kevers getekend. Kunnen de juryleden er nog meer bedenken? Misschien denkt iemand aan een KJV-kever of een boekenkever? Zorg voor potloden en papier en laat de juryleden hun eigen kevervariant tekenen. Op p. 52 staan allemaal dingen waarmee je een auto kan versieren. Maak samen een (strip)collage van auto’s uit tijdschriften (of copies van de illustraties uit Jubelientje weet de weg). Wie versiert de mooiste KJV-auto? Het resultaat kan je ophangen in de bib of school waar je samenkomt. MEER JUBELIENTJE Achteraan in het boek staat een overzicht van de Jubelientje-boeken. Op www.jubelientje.nl kan je onder meer briefpapier afdrukken.
WERKMODEL GROEP 2 Dievenschool op vrije voeten Dirk Nielandt, Helen van Vliet (ill.) (door Frederic Vercaemst)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Dirk Nielandt woont op het dorpsplein van het schilderachtige Bazel, tussen Antwerpen en Sint-Niklaas. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen van 10 en 12 jaar. Dirk begon zijn loopbaan als journalist. Hij schreef voor Humo en was een poos hoofdredacteur van het Suske en Wiske Weekblad, maar de tv lonkte. De voorbije jaren schreef Dirk mee aan heel wat Vlaamse succesprogramma’s, zoals Schuif Af (VTM), Smos (Ketnet) en Spring (Ketnet). Vandaag zit hij in het vaste schrijfteam van Witse (één). Hij schrijft ook regelmatig voor de Nederlandse tv. Zo zit hij momenteel in het schrijfteam van Het Klokhuis (NPS), Sesamstraat (NPS) en De Sprookjesboom (Tros). Verder schreef Dirk mee aan het scenario voor de 3D-langspeel-animatiefilm van Suske en Wiske, De Texasrakkers, die in 2009 in alle Vlaamse en Nederlandse bioscopen draait. Aangemoedigd door zijn heldin Pipi Langkous schrijft Dirk in 1995 een eerste kinderboek. Traan (Bakermat) krijgt unaniem lovende recensies. Er volgen nog veel boeken, sommige bekroond en vertaald in meer dan twintig talen. Dievenschool (Zwijsen, 2007) was in Nederland zo'n succes dat de uitgever een vervolg vroeg, waarin de dievenschool naar een pretpark trekt: Dievenschool op vrije voeten. www.dirknielandt.be Illustratrice Helen van Vliet is al sinds haar derde volop bezig met tekenen. Nadat ze afstudeerde aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg werkt ze sinds 1988 als illustrator in Rotterdam. Ze werkt zowel voor kinderen als volwassenen en krijgt opdrachten van tijdschriften, kranten, kinderboekenuitgevers en ontwerpbureau's. Over haar werk zegt ze: ‘Met losse lijnen, ecoline en acrylverf ontstaan de tekeningen op mijn bureau. Dat is de basis, die soms zo blijft. De meeste tekeningen verhuizen daarna naar de computer, omdat ze zo worden verzonden of omdat er foto's of ingescande voorwerpen aan worden toegevoegd. Mijn kleurgebruik was jarenlang bijna monochroom, je zou haast kunnen spreken van een rode en daarna een blauwe periode. Vanwege de interactie tussen mijn werk voor volwassenen en kinderen is dat kleurgebruik diverser geworden.’ www.helenvanvliet.nl
KORT SAMENGEVAT Rolf heeft geen broers of zussen maar wel een opa en een papa met een bijzonder beroep: dief. Het stelen zit in de familie. In Dievenschool, het eerste verhaal over Rolf, werd hij naar de dievenschool gestuurd om een dief te worden. Maar Rolf wil liever geheim agent worden en kon ontsnappen. In Dievenschool op vrije voeten keert Rolf met een geheime missie terug naar de dievenschool. Wanneer de school op uitstap gaat, moeten de leerlingen een pretpark ongezien binnenkomen en de bezoekers bestelen. Wie de grootste buit heeft, wint. Rolf bedenkt een slimme list en brengt uiteindelijk de dievenschool ten val. BIJ HET LEZEN Het thema van Dievenschool op vrije voeten spreekt tot de verbeelding: dieven, geheim agenten, actie en avontuur. Aan de binnenkant van de omslag vind je een verkorte versie van het verhaal in stripvorm. Merken de juryleden op dat de taferelen van het stripverhaal ook in het boek voorkomen, maar niet helemaal identiek zijn? Hebben de juryleden dit boek kunnen lezen zonder het vorige verhaal over de dievenschool te kennen? Kan je dit verhaal los van het eerste boek lezen? Denken de juryleden dat de dievenschool nu definitief opgedoekt is? Vertel dat er in september 2009 een derde boek over de dievenschool verschijnt: Terug naar dievenschool. AFSLUITER -
-
Kopieer het stripverhaal en vergroot het een beetje. Bij een stripverhaal horen ook tekstballonnen. Maak samen met de juryleden de tekstballonnen en werk het stripverhaal helemaal af. Verknip de taferelen van het stripverhaal en laat de juryleden ze in de juiste volgorde leggen. Maak een dievenmasker. Kijk naar de tekeningen in het boek voor inspiratie. Als je veel ruimte heb kan je 'Het Dievenschoolspel' spelen. Verdeel de groep met kaartjes in dieven en geheim agenten. De dieven moeten allerlei voorwerpen ongezien trachten te stelen. De geheim agenten proberen te achterhalen wie de dieven zijn en wat ze gestolen hebben. Je kan het spel zodanig organiseren dat de dieven niet weten wie de geheim agenten zijn.
WIST JE DAT... …Dievenschool vorig jaar op de tweede plaats in groep 2 van de KJV eindigde? ...de kinderen van Dirk Joni en Mees heten en zijn vrouw Claudia? ...Dirk alle verantwoordelijkheid voor gebeurlijke ongevallen na het lezen van zijn boeken afwijst?
WERKMODEL GROEP 2 De brieven van Victor Reina Ollivier & Frow Steeman (ill.) (door Anneleen Hacke)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Reina Ollivier (1956) behaalde het diploma Germaanse Filologie aan de K.U. Leuven en studeerde verschillende talen zodat ze zoveel mogelijk boeken in hun oorspronkelijke versie kan lezen: Engels, Frans, Duits, Spaans, Zweeds, Deens, Noors en Italiaans. In 1999 verscheen haar eerste jeugdboek Wat jij niet weet (Lannoo), over een jongen die worstelt met zijn verliefdheid. Voor jonge kinderen maakte Reina Ollivier samen met illustratrice An Candaele een reeks prentenboeken over de fantasievolle en ondernemende kleuter Rune. Deze reeks werd vertaald in het Spaans en Catalaans. AlexAnder (Lannoo, 2003) is een ontroerend boek voor lezers van ongeveer 10 jaar over identiteit, vriendschap en de invloed van het verleden. Dat laatste thema staat ook centraal in Vroeger is nooit voorbij (Lannoo, 2000). Personages uit dit boek en uit haar debuut Wat jij niet weet keren terug in Breekpunt (Lannoo, 2002). Reina Ollivier schrijft in een zeer vlot leesbare stijl over de leefwereld van jongeren. Gevoelens en communicatie spelen een belangrijke rol in haar werk. Reina Ollivier schrijft en vertaalt al jaren voor verschillende tijdschriften van uitgeverij Averbode. Daarnaast beoordeelt en vertaalt ze ook buitenlandse kinder- en jeugdboeken voor Clavis, Davidsfonds/Infodok, Averbode/Altiora en Lannoo. Haar eerste vertaling dateert van 1985. Naast dit alles geeft ze ook les in het Vrij Technisch Instituut te Hasselt. In maart 2005 kreeg Reina Ollivier een Boekenwelp voor het beste jeugdboek in vertaling voor Als ik niet toevallig de hond van tante Doris verwisseld had (Lannoo, 2004) van Ingelin Angerborn. Frow Steeman (1975) volgde de opleiding Illustratie aan het Sint-Lucas Instituut in Gent. Daar kreeg ze les van de bekende illustratoren Gerda Dendooven en Ever Meulen. Frow maakte twee boeken samen met muzikant Flip Kowlier: Conflicten over etensresten (Van Halewyck, 2005) en Kabouters bestaan (Afijn, 2004). Daarnaast ontwerpt ze cd-hoezen, affiches en flyers en maakt ze cartoons voor onder meer Humo. Samen met Gerda Dendooven verzorgde ze de illustraties en de vormgeving van de informatiecampagne 123 aan tafel, over gezonde voeding voor kleuters.
Frow schrijft ook zelf, vooral over wat ze zelf meemaakt. Haar eerste zelfgeschreven boek Mijn kip is in 2004 verschenen bij Afijn. www.frow.be KORT SAMENGEVAT Viktor woont in een boom hoog boven het korenveld. Onderweg naar de winkel ziet hij een brievenbus. Dat brengt hem op een idee. Viktor knutselt zelf een brievenbus en schrijft zeven brieven naar zichzelf: één voor elke dag van de week. De brieven stopt hij in zijn brievenbus. Elke morgen grabbelt hij er een brief uit en leest die aan zichzelf voor. Op een dag komt egel Ella in het korenveld wonen. Ze stelt Viktor voor om brieven naar elkaar te schrijven. Viktor vindt het een stom idee. Maar Ella is lief en slim genoeg om Viktor via briefjes beetje bij beetje te overhalen om vrienden te worden. VÓÓR HET (VOOR )LEZEN Laat de juryleden de titel van het boek lezen: De brieven van Viktor. De titel geeft aanleiding tot een gesprek over brieven: -
-
Wie heeft al eens een brief gekregen? Van wie kwam de brief? Wat stond er in? Was je blij, boos, droevig, bang... door de brief? Hoe kwam dat? Van wie zou je graag eens een brief krijgen? Waarom? Wie heeft zelf al eens een brief geschreven? Naar wie heb je de brief gestuurd? Wat heb je geschreven? Heb je de brief verstuurd met de post, afgegeven, zelf in de brievenbus gestopt... ? Naar wie zou je graag eens een brief schrijven? Waarom?
TIJDENS HET (VOOR )LEZEN Elk hoofdstuk heeft een nummer en een titel. Meestal staat er ook een grote tekening op de linkerbladzijde wanneer het hoofdstuk begint. Je kan af en toe eens stilstaan bij een nieuw hoofdstuk: de juryleden lezen de titel, ze bekijken de tekening die erbij hoort en proberen te bedenken waar het hoofdstukje over zal gaan, hoe het verhaal verder zal verlopen. Bijvoorbeeld: 3. Wachten op een brief (p. 15, met tekening van de rode brievenbus) Hoe lang zal Viktor moeten wachten tot er een brief komt? Wie zou een brief in zijn mooie rode brievenbus stoppen? Wat zal er in staan? 5. Een ander huis (p. 23, met tekening van egel Ella met een rugzakje) Wie krijgt een ander huis? Wat heeft de egel op de tekening hiermee te maken? En Viktor? 6. Vreemde brieven (p. 27, met tekening van Ella en Viktors boze blik terwijl hij een brief leest) Wat kan er vreemd zijn aan de brieven? Waarom kijkt Viktor zo kwaad? 8. Ella heeft een plan (p. 33, met tekening van Ella die zwaait naar Viktor in de boom) Welk plan heeft Ella en hoe zal ze het uitvoeren? Wat zou ze willen bereiken met het plan?
N A HET (VOOR )LEZEN Viktor en Ella praten met elkaar door elkaar korte briefjes te schrijven. Vertel de juryleden dat mensen soms ook zo met elkaar praten: ze krabbelen snel iets op een papiertje en laten het achter op een plek waar de ander het briefje gemakkelijk vindt (op de keukentafel, aan de koelkast, op het hoofdkussen, aan de voordeur, in een schoen...). Er kan vanalles op zo’n briefje staan: ‘Ga jij om brood? (een groot bruin gesneden)’, ‘Vergeet de voordeur niet dicht te trekken.’, ‘Kom je straks buitenspelen, ik ben al in de tuin.’, ‘Ik ben even bij de buurvrouw.’ of ‘Ik hou van je.’ Die briefjes heten kattebelletjes. Het is helemaal niet moeilijk om een kattebelletje te maken: je schrijft op een briefje wat je wil zeggen tegen iemand en je zorgt ervoor dat de persoon voor wie het briefje bedoeld is, het zeker vindt. Je kan ook gewoon iets tekenen, zoals een hartje (ik hou van je) of een paraplu (het gaat regenen vandaag) of een tandenborstel (vergeet je tanden niet te poetsen na het eten),... Laat de juryleden communiceren met kattebelletjes, zoals Viktor en Ella doen. Geef elk jurylid een aantal memoblaadjes of wat post-its en laat hen briefjes schrijven naar elkaar. Je kan hen op weg helpen door vragen te stellen of voorbeelden te geven. Tegen wie wil je iets zeggen? Wat wil je zeggen? Hoe ga je het schrijven/tekenen? Benadruk dat het niet de bedoeling is dat ze lange brieven schrijven, maar wel korte berichtjes die heel eenvoudig mogen zijn. Zoek samen met de juryleden de beste plek om hun briefje achter te laten: in een jaszak, een tas, een pennenzak,... Waar zou iemand het briefje het snelst en gemakkelijkst vinden? Je hebt niet altijd een brievenbus nodig om een brief te ‘posten’!
WERKMODEL GROEP 2 Metromonsters Pieter van Oudheusden, Sebastiaan van Doninck (ill.) (door Bert Wastijn)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE)
Pieter van Oudheusden werd in 1957 geboren in Puttershoek, een ZuidHollands eiland. Na de lager school ging hij naar het gymnasium en de kunstacademie.
Pieter van Oudheusden is schrijver, journalist, redacteur, vertaler, scenarioschrijver en lesgever. Hij heeft meer dan 500 strips en boeken vertaald. Als scenarist werkt hij samen met diverse Nederlandse en Vlaamse striptekenaars. In 2002 debuteerde hij met twee prentenboeken, waaronder Ik verveel me nooit (De Eenhoorn), met illustraties van Goele Dewanckel. Dit boek werd één van de mooiste prentenboeken van het jaar genoemd. Intussen maakte hij heel wat prentenboeken, met verschillende illustratoren zoals Kristien Aertssen, Isabelle Vandenabeele en Sebastiaan van Doninck. Bij uitgeverij De Eenhoorn verscheen het leesboek Het wonderpaard (2007), een verhaal over geluk en toeval, geïnspireerd op een oude Chinese wijsheid. Voor uitgeverij Deltas schreef van Oudheusden voorleesverhalen en een reeks boekjes op AVI-niveau. Sebastiaan Van Doninck is geboren in Herentals op 5 juli 1979. 22 jaar later studeerde hij af aan de richting illustratieve vormgeving van Sint-Lukas Antwerpen. Een jaar later, in 2003, debuteerde hij met twee prentenboeken bij uitgeverij De Eenhoorn. Intussen heeft hij er heel wat op zijn naam staan. Sebastiaan werkt regelmatig samen met Edward van de Vendel. Hun eerste samenwerking resulteerde in Het woei (De Eenhoorn, 2003), waarvoor Sebastiaan een Vlag en Wimpel ontving van de Penseeljury. Lied voor een girafje (De Eenhoorn, 2004) werd bekroond met een Boekenpluim. Sebastiaan is een veelzijdig illustrator die zich niet graag beperkt tot één manier van werken. Zo maakt hij behalve prentenboeken ook illustraties voor non-fictieboeken en voor tijdschriften als Knack Weekend of BoekieBoekie, een kindertijdschrift over kunst en literatuur. www.sebastiaanvandoninck.be
KORT SAMENGEVAT Mama komt Mimi, eigenlijk veel te laat, oppikken bij oma na een logeerpartij. Op weg naar huis nemen mama en Mimi de metro, waar Mimi allerlei gekke dingen ziet, hoort en ruikt. Hoe beter ze kijkt, hoe meer vreemde dingen Mimi ziet. Mama zegt dat het gewoon de metro is, maar Mimi weet beter! Als ze een monstertje onder haar stoel ontdekt, ziet ze dat het beestje even bang is van haar als zij van hem. Mama is de hele tijd druk in de weer en heeft geen tijd om naar Mimi te luisteren: ze leest, luistert naar muziek en telefoneert. Thuis aangekomen, krijgt Mimi snel te eten en is het gauw bedtijd. Mimi neemt het kleine monstertje, dat ze op de metro leerde kennen, mee in bed. Wanneer mama de deur uit zal gaan, is Mimi niet meer alleen en niet meer bang. INLEIDING (VÓÓR HET LEZEN) Mimi is af en toe een beetje bang. Praat met de juryleden over bang zijn. Vraag de juryleden of zij soms bang zijn: waarvoor zijn ze dan bang? Voor wat ze zien, horen, voelen, ruiken? Voor nog iets anders? Wanneer zijn ze het bangst? Wanneer ze alleen zijn? Als het donker is? Misschien zijn sommige stoere binken nog nooit bang geweest, maar kennen ze iemand anders die wel héél bang was. Hoe kwam dat? Vraag de juryleden wat ze doen wanneer ze bang zijn: gaan ze naar hun mama en/of papa? Nemen ze hun knuffel goed vast? Verzinnen ze een liedje? Weten ze wat andere mensen (mama, papa, broer, zus) doen wanneer ze bang zijn? Zouden ze hen raad kunnen geven? Is het gemakkelijk om nooit bang te zijn? BESPREKING In het boek volgen we Mimi die een reis maakt van oma naar huis. Tijdens de rit wordt ze een beetje bang. Bespreek met de juryleden waar ze bang van werd: katten, honden, geluiden, dingen, drukte, grote mensen, monsters? Mimi ziet en hoort heel veel vreemde dingen in de metro. Vraag de juryleden wat Mimi hoort. Kijk samen naar de tekeningen en zoek uit waar de geluiden van komen. Welke monsters staan er op de tekeningen? Laat de juryleden vrij fantaseren en vertellen over wat de monsters allemaal doen. Dit is het moment om de illustraties van dichterbij te bekijken. Zagen de juryleden op de prenten wat in de tekst werd verteld? Hoe kijkt Mimi op de prenten? Is ze bang, boos, droevig? Is er meer tekst dan prent of is er meer prent dan tekst? Opmerking In de tekst wordt bijna niet gesproken over monsters. Pas op de laatste pagina krijgt Mimi’s nieuwe vriendje de naam ‘Monster’. Het is telkens de illustrator die de monsters bij te tekst tekende. Met de tekst alleen zou dit een heel ander boek zijn! De tekst bevat weinig moeilijke woorden. Toch probeert de auteur zijn tekst speciaal te maken, onder meer door veel klanken te gebruiken: het geluid van de mp3, het belsignaal van mama’s gsm, de remmen van de metro… Vraag de juryleden of ze zich nog enkele geluiden herinneren. Kunnen ze die nadoen? Kunnen ze zelf woorden verzinnen voor dergelijke geluiden? Komen er in het verhaal geluiden voor die niet van de metro komen, maar van de metromonsters? Welke geluiden maken die monsters allemaal? Kunnen ze bij de geluiden uit de tekst een passend monster uit het boek kiezen?
Van de metromonsters is het een kleine stap naar de vraag voor welke monsters de juryleden zelf soms bang zijn. Vraag hen wat Mimi doet om niet meer bang te zijn van de metromonsters. Was ze eigenlijk wel echt bang van hen? Wat zouden de kinderen doen wanneer er een monster onder hun stoel of bed zit? Kennen de juryleden mensen die al ooit een monster gezien hebben? Doen die mensen hetzelfde als Mimi, namelijk met het monster spreken? Wat kan je allemaal doen voor/tegen zo’n monster? Vertelde Mimi aan mama wat ze zag en hoorde? Waarom wel? Waarom niet? Wat deed mama? Mimi’s mama heeft geen tijd om met Mimi te praten en laat haar vaak alleen. Vindt Mimi dat leuk? Hebben de juryleden zich al eens verlaten of alleen gevoeld? Vinden ze dat fijn? Wat doen ze als mama of papa er even niet is en als ze bang zijn? Wat doet Mimi om niet meer alleen en bang te zijn? Vraag de juryleden of ze geloven dat Monster echt bestaat. Praat met de juryleden over ‘verbeelding’, ‘fantasie’ en ‘doen alsof’. Doen de juryleden soms ‘alsof’? Wat doen ze allemaal? Wat fantaseren ze het meest? Wat verbeelden ze zich? Is dit fijn, saai, griezelig? Opmerking Het kan best zijn dat Mimi een teddybeer vindt op de metro, die ze meeneemt naar huis. Dan verbeeldt ze zich alleen maar dat hij tegen haar spreekt – wat kinderen vaak doen. VERWERKING Nadat je met de juryleden gesproken hebt over omgaan met angst en over verbeelding en fantasie, kan je samen met de juryleden gaan fantaseren. Dit kan de fantasie te prikkelen: -
teken of knutsel zelf een monster, verzin er een naam en allerlei eigenschappen voor speel het verhaal na een monster visualiseren aan de hand van de kenmerken die de juryleden zelf aangeven
Het is belangrijk dat de juryleden weten dat fantaseren niet erg of fout is, maar dat elke fantasie ook grenzen heeft. Ze moeten niet bang zijn van hun eigen verzonnen monsters: laat hen zelf superheld worden en komaf maken met de monsters! Je kan ook verder werken rond angsten en bang zijn: zoek andere boeken, prenten of fragmenten met angsten zoals spinnen, hoogtes, verlatingsangst... MEER LEZEN, MEER KIJKEN De Disneyfilm Monsters Inc. gaat over monsters en kinderen. Dit kan een leuke multimedia-link zijn: werk met afbeeldingen, voorbeelden en fragmenten uit de film, zodat de afstand tussen film en boek kleiner wordt. Het liedje Als je bang bent in het donker moet je fluiten van Samson & Gert gaat over bang zijn in het donker en alleen zijn. Vergelijk Metromonsters met andere boeken die genomineerd zijn in groep 2: vergelijk vriendschap in het ene boek met vriendschap in het andere of spreek over angsten uit een ander boek. Dit zorgt voor continuïteit en samenhang. Boeken over vriendschap:
-
Bettie Elias en Anne Westerduin (ill.), Jan en Jan (Bakermat, 1996) Rindert Kromhout en Jan Jutte (ill.), Bil en Wil (Leopold, 2005) Erika Cotteleer, De step van Lex (Clavis, 2001) Brigitte Minne en Carll Cneut (ill.), Roodgeelzwartwit (De Eenhoorn, 2001) Edward van de Vendel en Carll Cneut (ill.), Zootje was hier (De Eenhoorn, 2007)
Boeken over monsters: -
Philip Waechter, Emma in het spookhuis (Querido, 2007) Frank Adam en Kristien Aertssen (ill.), Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet (Querido, 2002) Gerda Dendooven, Het verhaal van Slimme Krol en hoe hij aan de dood ontsnapte (Querido, 2006)
WERKMODEL GROEP 2 Mama wil op reis Hilde Vandermeeren & Marjolein Pottie (ill.) (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Hilde Vandermeeren (1970) verslond als kind torenhoge stapels boeken. Ze hield van woorden en al gauw allerlei gekke verhalen. Toen ze ouder werd, studeerde ze psychologie. Ze trouwde en kreeg twee dochters. Hilde gaf tien jaar les in het secundair onderwijs maar is sinds 2006 fulltime auteur. Daarnaast is ze hoofdredacteur van de kinderactualiteitenkrant KITS die De Eenhoorn uitgeeft en werkt ze mee aan tijdschriften van uitgeverij Averbode. Hilde vergat ooit eens uit de trein te stappen omdat ze verdiept was in een héél spannend hoofdstuk van een boek. www.hildevandermeeren.be Marjolein Pottie (1970) studeerde functionele grafiek aan de Sint-Lukas Hogeschool in Gent, waar ze onder meer les kreeg van Goele Dewanckel. Ze had nog maar net haar diploma op zak toen ze aan de slag kon bij de VUM Media, waar ze de lay-out verzorgde van Het Nieuwsblad. In 1995 verscheen het eerste kinderboek dat ze illustreerde: Traan (Bakermat) van Dirk Nielandt. Nu werkt ze thuis als illustrator en als moeder van twee dochters. Een belangrijke evolutie toonde zich in haar werk toen Marjolein besefte dat lucht niet altijd blauw moet zijn en het gras niet altijd groen. Marjolein kreeg onder meer de Boekenpauw in 1997 en een Boekenwelp in 1999. KORT SAMENGEVAT Anna’s mama heeft een reis voor haar alleen gewonnen. Anna vindt het helemaal niet leuk dat ze alleen achterblijft met haar papa. Ze is er zeker van dat het zonder mama fout zal lopen. De laatste dag voor mama’s vertrekt wordt een oefendag. Maar die oefendag valt zo goed mee dat mama met tranen in de ogen op reis vertrekt…
VÓÓR HET (VOOR )LEZEN Toon de kaft en titel aan de kinderen. Waar zou het boek over gaan? Praat met de juryleden over hun verwachtingen en wek zo hun nieuwsgierigheid op: -
Deze mama wil (blijkbaar) op reis. Zouden er ook mama’s zijn die niet op reis willen? De mama op de cover heeft een zomerjurk aan. Waar zou ze naartoe gaan? Wat stopt de mama op de cover in haar koffer? Merk op dat er op de achterflap een verdrietig meisje staat. Heeft zij geen zin in vakantie?
Genoeg nieuwsgierigheid. De mama met grote zomergoed nodigt uit om te lezen. Meteen doen dus. N A HET (VOOR )LEZEN Formaat Het formaat van dit boek is iets groter (hoger) dan een doorsnee boek voor eerste lezers. Dit kan je als uitgangspunt nemen om over verschillende boekformaten te praten. Vraag de juryleden of dit formaat goed in de hand ligt. Zijn dikke boeken handig om vast te houden bij het lezen? Hoe voelt een goed boek aan? Lay-out Door het vele wit en de lay-out, zijn de bladzijden luchtig. Tekst en illustraties wisselen elkaar netjes af. Laat de juryleden dit even opmerken. Illustraties Het terugkerend gebruik van een stukje behangpapier geeft het gevoel dat je in het huis aanwezig bent. Op die manier krijgt het verhaal een huiselijke sfeer. Door de herkenbare illustraties voel je meteen aan wanneer iemand droevig of vrolijk is. De poes zorgt tussendoor voor grappige adempauzes. Vraag de juryleden hoe belangrijk de illustraties zijn voor het verhaal. Welke elementen uit het verhaal worden ook getoond in de tekeningen? Welke niet? Laat hen juryleden opmerken dat de illustraties de kern uit de tekst weergeven. Tekst en stijl Bespreek de schrijfstijl van Hilde Vandermeeren. Deze zinnen kunnen je daarmee helpen: -
‘Daarom laat ze mij hier achter. Veertien dagen lang.’ Er staat niet dat het meisje boos is, maar je voelt het wel aan doordat ze het heeft over veertien lange dagen. ‘Fluffie waggelt naar binnen.’ Alleen dikke, gezellige poezen waggelen. ‘Maar kleuren en kleren zijn inderdaad zijn sterkste kant niet Ze geeft dus toe dat kleren zijn sterkste kant niet zijn. Waarom zit ze dan zo te lachen?’ Ook hier voel je de boosheid van Anna.
Nog enkele mooie zinnen om even met de jonge lezertjes bij stil te staan: -
‘Ik kijk in de spiegel en zie een donderwolk hangen.’ ‘De wind maakt mijn kapsel los.’ ‘Het lijkt wel alsof ik vlieg.’
-
‘Ik wapper even met mijn kaarten.’ ‘Haar ogen lijken natte spiegeltjes.’ ‘Iemand schildert een regenboog in de lucht.’
Het verhaal begint met Anna die aftelt hoeveel nachten slapen het nog is vóór mama vertrekt. Vraag de juryleden of zij ook soms de dagen (of nachten) tellen. Doen ze dit voor leuke of voor minder leuke dingen? Op het einde van het verhaal gaat mama twijfelen. Ze krijgt bijna spijt dat ze alleen op reis gaat. Merken de juryleden die ommekeer in het verhaal? Eerst is Anna droevig omdat ze niet mee mag en is mama heel enthousiast over haar reis. Op het einde van het verhaal heeft Anna bijna leukere vooruitzichten dan mama. Papa en mama zorgen allebei even goed voor Anna, maar ze doen dat elk op hun eigen manier. Laat de juryleden vertellen hoe dat bij hen thuis gaat. Wie heeft een papa die kleren met de verkeerde kleuren bij elkaar legt? Of leggen papa’s de kleren niet klaar? TOT SLOT Stel dat de begeleid(st)er van de KJV-groep op reis vertrekt. Wat zouden de juryleden daarvan vinden? Zouden jullie samen ook een oefendag houden? Speel het klassieke geheugenspelletje ‘Ik ga op reis en neem mee…’. Let erop dat de juryleden zeker boeken meenemen! Of speel ‘De mama van Anna gaat op reis en neemt mee…’ waarbij je de juryleden laat opsommen wat er in de koffer van Anna’s mama zit.
WERKMODEL GROEP 2 Leen is ziek Alja Verdonck & Merel Eyckerman (ill.) (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Alja Verdonck is in 1969 in Geraardsbergen geboren. Haar ouders noemden haar naar de Russische schrijfster Alja Rachmanowa – vandaar misschien haar droom om zelf schrijfster te worden? Ze begon in elk geval al op haar negende met het schrijven van verhaaltjes en gedichtjes. Toen haar oudste dochter in het eerste leerjaar zat, begon ze verhaaltjes voor eerste lezers te schrijven. Alja begon vol enthousiasme aan de studie vertaler-tolk, maar na een jaartje besloot ze om over te schakelen naar informatica. Ze houdt heel veel van lezen, spaghetti, reizen, Italië en knutselen met haar twee dochters. Ze heeft een hekel aan sport, wespen, ruzie en kou. www.aljaverdonck.net Merel Eyckerman werd in 1981 in Turnhout geboren en woont nu in Antwerpen. Ze studeerde af in Hasselt als illustratief ontwerper en combineert een parttime job met datgene wat ze het liefste doet: tekenen. Een uitwisselingsproject bracht haar naar Finland en de indrukken die ze daar op deed, beïnvloeden haar nog steeds. Merel illustreerde in totaal een tiental kinderboeken. Daarnaast maakt ze ook wetenschappelijke illustraties voor een archeologisch onderzoeksproject. Merel is dol op kleur, op vormgeven, creëren en het inkleuren van woorden. Tekenen betekent voor haar soms toevoegen, dan weer weghalen. Ze tekent voor iedereen die wil kijken, voor kinderen, voor haarzelf. www.merel-benjamin.be KORT SAMENGEVAT De juf van Leen trakteerde de klas op kersen. Jan, de grote broer van Leen, wil er ook wel één, maar Leen wil niet delen. Wanneer Leen een pit inslikt maakt hij haar wijs dat er een boom in haar buik zal groeien. Leen gelooft haar broer, ze is doodsbang. Wanneer Leen daarna ziek wordt, krijgt Jan spijt dat hij haar voor de gek hield.
VÓÓR HET LEZEN Bekijk samen met de juryleden de cover. Kunnen de jongste juryleden de titel al lezen? Praat met de juryleden over dat fijne gevoel dat je krijgt als je een boek zelf kan lezen. Sommige juryleden hebben hier al meer ervaring mee dan andere… Vinden de juryleden dat de titel bij de illustratie past? Ziet Leen er echt ziek uit? Kan je ziek worden van kersen eten? Merk op dat er boomblaadjes op het jurkje staan. Later in het verhaal merken de jonge lezers misschien een verband met de boom in de buik. N A HET LEZEN Bespreek tijdens de bijeenkomst met de juryleden het verhaal. Laat iemand het verhaal (kort!) navertellen. Voer een gesprekje over ruzie maken en liegen. Deze vragen en gespreksonderwerpen kunnen je helpen: -
-
Kan je ziek worden van liegen? Wie heeft ooit al eens iemand iets wijs gemaakt dat niet echt waar was? Merkten de juryleden de boom op p. 8 op? Is het hen opgevallen dat die boom dezelfde blaadjes heeft als het jurkje van Leen? Misschien wil de illustrator hiermee de boom in de buik van Leen weergeven. Jan heeft ‘een zus met pit’ (p. 32). Kennen de juryleden dit spreekwoord?
Vertel de juryleden over de illustraties. Merken ze op dat die sober zijn, met weinig lijnen en toch heel herkenbaar? Toon de kleine voetjes en vergelijk die met de hoofden. Vertel dat Merel Eyckerman haar figuren vaak met kleine voeten tekent. Dit is kenmerkend aan haar stijl. Toon eventueel andere boeken die ze geïllustreerd heeft en laat de juryleden vergelijken. Vinden ze nog opvallende overeenkomsten? AFRONDEN Sluit de bijeenkomst of het gesprek vrolijk af. In de klas van Leen zijn er vaak feestjes. Vraag de juryleden of zij al eens een klasfeestje hadden en hoe dat was. Fantaseer samen over feestjes, bijvoorbeeld over KJV-feestjes!
WERKMODEL GROEP 2 Voor jou, voor wie anders? Edward van de Vendel, Martijn van der Linden (ill.) (door Bert Wastijn)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Edward van de Vendel groeide op in een onderwijzersfamilie. Zijn vader was schooldirecteur van een basisschool, zijn moeder kleuterleidster. Later zou hij zelf les geven en zelfs een tijd schooldirecteur zijn.
Wanneer Edward in contact komt met jeugdpoëzie, gaat hij zelf aan het schrijven. Eerst publiceerde hij in de jeugdbijlage van Vrij Nederland en in 1996 verschijnt zijn eerste bundel: Betrap me (Querido). Sinds 2001 is hij voltijds schrijver. Hij schrijft niet alleen poëzie, maar ook prentboeken, kinderboeken en adolescentenromans.
Zowel in zijn poëzie als zijn jeugdromans komen thema’s voor als jezelf zoeken, groeipijnen, je van jezelf en je omgeving bewust worden. Typisch zijn ook de verrassende vergelijkingen die in zijn poëzie en proza opduiken, zoals de voetbalmetafoor in De dagen van de bluegrassliefde (Querido, 1999). Edward sleepte een mooie verzameling prijzen in de wacht: de Woutertje Pieterse Prijs, Gouden Zoenen, Zilveren Griffels, Vlag en Wimpels... Hij is één van de topschrijvers van kinder- en jeugdboeken van vandaag. www.edwardvandevendel.com Martijn van der Linden werd in 1979 in Oostburg geboren. Als kind wilde hij niets liever dan tekenaar worden. Zo geschiedde: in 2001 studeerde hij af aan de Willem de Kooning academie in Rotterdam, waar hij de richting illustratie volgde. In het derde jaar van de academie deed Martijn mee met de jaarlijkse illustratiewedstrijd van uitgeverij Lemniscaat, waarna al snel de opdracht voor een eerste boekomslag volgde. Dit was Vals beschuldigd van Joyce Pool. Hierna volgde in korte tijd vele boekomslagen. Inmiddels is Martijn ook bezig met binnenillustraties en prentenboeken. Het prinsenkind (Lemniscaat, 2004) was het eerste prentenboek van Martijn. Het idee voor het boek ontstond toen zijn vriendin Maranke Rinck verhalen ging schrijven bij zijn vrij werk. Het boek verscheen in verschillende landen, waaronder Amerika, Engeland, Duitsland, Frankrijk, Japan en Korea. Het vervolg, Meisjes om te zoenen (Lemniscaat, 2006), maakten Martijn en Maranke ook samen.
www.martijnvanderlinden.nl
KORT SAMENGEVAT Op een dat vindt Hert iets bijzonders: een klavertje zeven. Dat moet hij Schitterhert laten zien! Maar nadat Hert vol trots het klavertje zeven aan Schitterhert getoond heeft, vind die een heel veld vol klavertjes zeven. Zo bijzonder is het dus niet. Schitterhert plukt meteen een heleboel van deze klavertjes en deelt ze uit aan de ene Hindes na de andere – alsof hij het bijzondere klavertje speciaal voor haar geplukt heeft. Hert staat erbij en kijkt ernaar, maar vindt het niet leuk. Het klavertje zeven was voor Schitterhert – alleen voor hem, voor wie anders. Maar dan vindt Hert een klavertje twaalf. INLEIDING, VÓÓR HET (VOOR )LEZEN Titel De titel van het boek is Voor jou, voor wie anders? Vraag de juryleden wanneer zij de woorden ‘voor jou’ gebruiken. Doen ze dat bij bijzondere gelegenheden? Mensen gebruiken de woorden ‘voor jou’ vaak als ze iets geven: een cadeautje, een kaartje… Geven de juryleden vaak cadeautjes? Wanneer doen ze dat? Welke cadeautjes geven ze? Krijgen ze zelf graag cadeautjes? Wanneer krijgen ze cadeautjes? Bespreek daarna het tweede deel van de titel: ‘voor wie anders’. Dit duidt erop dat het niet om een gewoon cadeau gaat, maar om een cadeau dat alleen voor die ene persoon is. Praat met de juryleden over bijzondere cadeaus: -
Als de juryleden een bijzonder cadeautje geven of krijgen, wat maakt zo’n cadeau dan bijzonder? Waarom is een cadeau bijzonder? Omdat het zelfgemaakt is, omdat het duur is, omdat het iets is dat je heel graag wil? Is een uniek cadeau (een cadeau waar er maar één van bestaat) altijd bijzonder? Is een bijzonder cadeau altijd uniek?
Je kan samen met de juryleden een lijstje maken van wat een cadeautje bijzonder maakt. Moeten bijzondere cadeaus aan al deze eisen voldoen? Of is het genoeg om aan één voorwaarde te voldoen? Hebben de juryleden al een bijzonder cadeau gegeven? Bijvoorbeeld voor vaderdag of moederdag, voor een heel lief vriendje of vriendinnetje of voor hun allerbeste vriend of vriendin. Wat is het meest bijzondere cadeau dat ze zelf al gekregen hebben? Waarom? Kennen ze iemand die een heel bijzonder cadeau heeft gekregen? Illustraties Bekijk samen met de juryleden de prenten. Vraag de juryleden wat volgens hen het belangrijkste is in een boek: de prenten of de tekst. Vergelijk wat de juryleden zeggen vóór ze het boek gelezen hebben met wat ze zeggen nadat ze het gelezen hebben. BESPREKING Tekst en illustraties Wanneer de juryleden het boek gelezen hebben, kennen ze zowel de tekst als de prenten. Bekijk samen de illustraties:
-
Wat vinden ze van de prenten? Welke kleuren worden gebruikt? (zwart, wit en groen) Met zo weinig kleuren is het misschien moeilijk om het onderscheid te maken tussen Hert en Schitterhert of de verschillende Hindes. Of niet? Hoe herkennen de juryleden Schitterhert?
Opmerkelijk en heel plezierig in Voor jou, voor wie anders? is dat de illustrator veel dingen tekent die niet in de tekst staan. Wijs de juryleden hierop. -
De prent op de cover komt terug in het boek. Links van de titelpagina houdt Hert zich schuil in de struiken, klaar om tussen de vogels te springen (en het klavertje zeven te ontdekken). De visjes op de snoet van Schitterhert kijken blij als ze op zijn neus staan. Op de volgende pagina vallen de vissen terug in het water en kijken ze bang. Schitterhert draagt een truitje met schitterende sterren op. Alle Hindes hebben een ander kapsel en elk een ander truitje. Wat een originele meiden! Op de laatste bladzijde roept Hert zo luid ‘JA! JA! JA! VOOR WIE ANDERS?’ dat Schitterhert achteruitglijdt op het gras. Er is een hele hoop aarde achter zijn poten te zien.
Wat is volgens de juryleden het belangrijkst: de tekst of de prenten? Zou het boek nog hetzelfde zijn zonder de tekeningen? Toon hen dat de tekst kleiner en onopvallender (groen t.o.v. zwart) is dan de tekeningen, maar zeg erbij dat dit niet wil niet zeggen dat de tekst minder belangrijk is. Zonder tekst zou het boek niet meer volledig zijn. Verhaal Vat het verhaal kort samen: het begint met Hert, die iets heel bijzonders ontdekt: een klavertje zeven. Hij vindt het zo bijzonder dat hij het aan zijn allerbeste vriend wil geven. Toch loopt niet alles zoals Hert dat wil… -
Vinden de juryleden, net als Hert, dat alles fout loopt? Zo ja, hoe had het dan moeten gaan? Gaan de dingen niet volgens het plan van Hert omdat het klavertje zeven toch niet zo uniek is? Of is Hert vooral beledigd omdat Schitterhert zijn woorden en zijn ontdekking gebruikt om indruk te maken op de Hindes?
Hier kan je verwijzen naar het lijstje kenmerken van bijzondere cadeaus uit de inleiding. Is het klavertje zeven dat Hert aan Schitterhert toonde, nog bijzonder? Personages Praat met de juryleden over de personages: -
-
Hoe reageert Hert op het gedrag van Schitterhert? Waarom loopt Hert weg? Is Hert boos? Droevig? Waarom maakt Hert geen ruzie? Wat gebeurt er met Schitterhert wanneer Hert weggelopen is? Waarom is Schitterhert zo stil wanneer hij Hert zoekt? Weet Schitterhert dat hij Hert gekwetst heeft? Hoe merk je dat? (Schitterhert kan moeilijk geloven dat het klavertje twaalf speciaal voor hem is, hij is stil en fluistert bijna. Op de tekeningen zie je dat Schitterhert zich schaamt.) Waarom geeft Hert het klavertje twaalf, een echte zeldzaamheid, aan Schitterhert?
-
Hoe zouden de juryleden zelf reageren als iemand hun bijzondere cadeau zomaar begint uit te delen?
-
Zouden ze boos worden? Zouden ze ruzie maken? Hebben ze dit al eens meegemaakt? Hoe reageerden ze toen? Hert geeft het klavertje twaalf aan Schitterhert. Zouden zij dat ook doen?
Thema Praat met de juryleden over vriendschap, ruzie en vergeven. Schitterhert is de allerbeste vriend van Hert. Soms doen beste vrienden iets dat de ander niet leuk vindt, maar allerbeste vrienden vergeven elkaar en geven elkaar nieuwe kansen. Toch is vergeven niet altijd gemakkelijk! Als je beste vriend(in) denkt dat hij of zij niets verkeerd gedaan heeft, kun je niet echt ‘vergeven’. Dan gebeurt het wel eens dat er ruzie van komt. De juryleden hebben waarschijnlijk allemaal al eens ruzie gemaakt. Ze zijn vast en zeker al eens boos geweest op mama, papa, broer, zus, vriend(inn)en… -
Weten ze nog hoe dat kwam? Vinden ze ruzie of boos zijn plezierig? Hoe is de ruzie opgelost? Hebben ze toen de ander vergeven? Hoe? Hebben ze zelf al eens iets gedaan dat niet mocht of dat iemand anders niet leuk vond? Hebben ze toen gezegd of laten zien dat ze spijt hadden? Is het gemakkelijk of moeilijk om ‘het spijt me’ te zetten? Waarom? Nu ze weten hoe Hert Schitterhert vergeeft, zouden ze hun eigen ruzies anders oplossen?
VERWERKING Nadat de juryleden gepraat hebben over bijzondere cadeaus, ruzie en vergeving, kan je afsluiten met het bedenken van het meest bijzondere cadeau. Dit moet niet echt bestaan! Laat de fantasie de vrije loop. Je kan: -
op één groot vel papier het cadeau ontwerpen, inkleuren,… de juryleden individueel hun eigen bijzondere cadeau laten ontwerpen met verf, kleurpotloden, potlood… het bijzondere cadeau knutselen kaartjes maken. Laat de juryleden elk een eigen kaartje knutselen, tekenen, schrijven… Dit kaartje is bestemd voor een bijzonder iemand. Laat de juryleden Voor jou, voor wie anders? in het kaartje verwerken, dat geeft een extra link met het boek.
Laat de juryleden hun werkjes richten aan iemand in de groep, een bijzonder iemand of iemand waar ze ruzie mee hebben maar met wie ze het eigenlijk weer willen goedmaken. OVER DE GRENZEN VAN DE LEEFTIJDSGROEP Voor jou, voor wie anders? is genomineerd in groep 2, maar is ook heel geschikt om met andere leeftijdsgroepen te lezen. Dan kan je het verhaal bijvoorbeeld bekijken als een fabel waarin dieren
menselijke kenmerken krijgen en waarin op het einde een moraal meegegeven wordt. Je kan dit boek vergelijken met andere fabels.
MEER LEZEN Vergelijk Voor jou, voor wie anders? met andere boeken, prentenboeken en gedichten. Er is veel geschreven over vriendschap, ruzie en vergeving – ook binnen de selectie van groep 2. Vriendschap in het ene boek vergelijken met vriendschap in het andere en praten over vergeving en ruzie met een ander boek bij de hand zorgt voor continuïteit en samenhang. Boeken over vriendschap en trouw: -
Bettie Elias en Anne Westerduin (ill.), Jan en Jan (Bakermat, 1996) Rindert Kromhout en Jan Jutte (ill.), Bil en Wil (Leopold, 2005) Erika Cotteleer, De step van Lex (Clavis, 2001) Brigitte Minne en Carll Cneut (ill.), Roodgeelzwartwit (De Eenhoorn, 2001) Edward van de Vendel en Carll Cneut (ill.), Zootje was hier (De Eenhoorn, 2007) Leo Lionni, Blauwtje en geeltje (Ankh-Hermes, 2008) Mireille Geus, Naar wolf (Lemniscaat, 2007) (10+)
Boeken over ruzie en vergeving: -
Ulrich Hub, Om 8 uur bij de Ark (Lemniscaat, 2008) Oscar Brenifier, Kolet Janssen (bew.), Serge Bloch (ill.), Wat ik voel (Davidsfonds, 2005) En/of ga op zoek gaan in kinderbijbels