Competentiebeschrijvingen voor wijkverpleegkundigen
JENNIE MAST AART POOL
Competentiebeschrijvingen voor wijkverpleegkundigen N
I
Z
W
Module bij het handboek In de spiegel kijken. Werken aan competenties in de thuiszorg
Eerste druk, december 2003 Tweede druk, januari 2005 © 2003 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijk toestemming. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het LSBK, STOOM en de instellingen die hebben meegewerkt aan het project Op zoek naar de balans (zie handboek). Auteurs Jennie Mast en Aart Pool Tekstbewerking Jolanda Keesom Vormgeving omslag Zeno Drukwerk Krips, Meppel ISBN 90-5957-235-1 NIZW-bestelnummer E 329192 Bestellen Deze publicatie is te bestellen via Adrepak Postbus 45666 2504 BB Den Haag Telefoon (070) 359 07 20 Fax (070) 359 07 01 E-mail
[email protected]. Dit is een uitgave van NIZW Zorg Postbus 19152, 3501 DD Utrecht Telefoon (030) 230 63 45 Fax (030) 230 64 91 E-mail
[email protected] www.nizw.nl/zorg
Inhoud
Inleiding
7
1 Ontwikkelingen in de wijkverpleging
9
2 De competentiebeschrijvingen
15
3 Voorbeelden ter illustratie en onderbouwing van de competenties
59
Verklarende woordenlijst
67
Formulieren voor het screenen van specifieke competenties van wijkverpleegkundigen
73
Literatuur
89
Inleiding
Deze module is een van de losse uitgaven met beroepsspecifieke competentiebeschrijvingen die horen bij het handboek In de spiegel kijken (Mast en Pool 2003). In dit handboek worden de principes van het werken aan competenties in de thuiszorg uitgebreid beschreven en wordt daarvoor een aantal werkwijzen en hulpmiddelen gepresenteerd. In deze module staat de uitwerking centraal van de belangrijkste beroepscompetenties van wijkverpleegkundigen die op hbo-niveau functioneren. Deze uitwerking is helemaal toegesneden op de taken en rollen die wijkverpleegkundigen in diverse domeinen vervullen en is daarom niet geschikt voor gebruik door zorgverleners in andere functies. Voor hen verschijnen aparte modules die worden ontwikkeld in vervolg op het project Op zoek naar de balans dat sinds 2001 op initiatief van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW is uitgevoerd. De competentiebeschrijvingen voor wijkverpleegkundigen die in deze module worden gepubliceerd, zijn gebaseerd op de eerdere publicatie De kern in kaart (Mast, Kappen en Pool 2002) die gedurende het project in zes thuiszorginstellingen gebruikt en geëvalueerd is. Deze module is daarom te beschouwen als een nieuwe versie van eerdere competentiebeschrijvingen voor wijkverpleegkundigen die herzien en aangevuld is naar aanleiding van de evaluatie van het werken ermee in de praktijk en op basis van voortschrijdend inzicht. Bij het lezen van deze module wordt de inhoud van het handboek bekend verondersteld, met name de begrippen en principes die in het eerste hoofdstuk daarvan zijn beschreven. Voor het werken met de competentiebeschrijvingen als individuele zorgverlener, team, leidinggevende of directie wordt verwezen naar de andere hoofdstukken van het handboek en naar de formulierenset die achter in het handboek is opgenomen. Het grootste deel van deze uitgave bestaat uit de vijftien specifieke competentiebeschrijvingen voor wijkverpleegkundigen. Ter inleiding (hoofdstuk 1) worden de ontwikkelingen in de wijkverpleging geschetst die van invloed zijn op de behoefte aan bepaalde competenties, en komen de kenmerken van de functie en het opleidingsniveau van de wijkverpleegkundige aan de orde die medebepalend zijn voor de rollen die zij geacht wordt te vervullen. In hoofdstuk 2 worden na een korte toelichting op de formulering de competenties uitgebreid beschreven. Vervolgens wordt aan de hand van twee praktijkvoorbeelden geïllustreerd hoe wijkverpleegkundigen hun competenties in de praktijk tot uitdrukking kunnen brengen (hoofdstuk 3). Tot slot zijn vijftien formulieren opgenomen die als hulpmiddel kunnen dienen bij het beoordelen van specifieke competenties van individuele wijkverpleegkundigen. Deze formulieren vormen een aanvulling op de formulierenset uit het handboek.
7
1
Ontwikkelingen in de wijkverpleging
Waarom hebben wijkverpleegkundigen competentiebeschrijvingen nodig? Het antwoord ligt op de eerste plaats in de stormachtige ontwikkelingen die de afgelopen jaren rond hun werk hebben plaatsgevonden. Juist nu is het belangrijk dat wijkverpleegkundigen zich bewust zijn of worden van hun mogelijkheden, en zich manifesteren als professionele krachten met bijzondere taken en capaciteiten. Om deze ambities ook waar te kunnen maken, is er behoefte aan expliciete beschrijvingen van wat wijkverpleegkundigen doen en in huis hebben; niet alleen in concrete situaties waarin zorg wordt geboden, maar ook in de organisatie en in hun eigen vakgebied.
Spil in de zorg Verschillende organisaties en instellingen die zich bezighouden met de wijkverpleging als beroep, zoals de voormalige vakorganisatie VVVM, het Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging (LCVV), de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg (LVT), het NIVEL, STOOM en het NIZW, hebben in 1998 het initiatief genomen om de wijkverpleging beter te profileren binnen de thuiszorg. Dit heeft geleid tot informatiebijeenkomsten en discussies met wijkverpleegkundigen in het hele land. Deze bevindingen hebben de notities Kiezen voor nieuw elan (Stuurgroep wijkverpleging met toekomst 1998) en Spil in de zorg bij mensen thuis (Van Raalte, Kuiperij en Warringa 1999) opgeleverd. Volgens deze notities zou voor de wijkverpleegkundige moeten gelden dat zij: • beschikt over een kwalificatie op niveau 5 volgens de kwalificatiestructuur; • werkt vanuit het perspectief van de thuiswonende cliënt; • oog heeft voor de levensloop en voor de sociale omgeving van de cliënt; • meewerkt aan de integratie van de cliënt in het normale leven, aan de integratie van zorg aan huis en aan de integratie van transmurale zorg; • het accent legt op secundaire en tertiaire preventie; • een teamspeler bij uitstek is, in meer dan één verband; • actief werkt aan de aanpak van onvolkomenheden in de zorgverlening. De wijkverpleegkundige wordt gepresenteerd als de spil in de zorg bij de mensen thuis. Wijkverpleegkundigen bieden aan thuiswonende zorgvragers hoogwaardige verpleegkundige zorg. Ze gaan uit van de behoeften en de beleving van zorgvragers. Zij nemen de inhoudelijke verantwoordelijkheid op zich voor de professionele kwaliteit van de verpleging en verzorging van mensen thuis. Ze zorgen voor afstemming met behandelaars en overige zorgverleners. Onder verpleging wordt verstaan: het bieden van verpleegkundige zorg aan mensen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een lichamelijke handicap, gericht op herstel of voorkoming van verergering van de aandoening, beperking of handicap, te verlenen door een instelling (Ministerie van VWS 2002).
9
De zorg die daarbij hoort bestaat uit: • positieve zorg: bevorderen van een gezond bestaan, gezondheidsvoorlichting en opvoeding; • preventieve zorg: voorkomen van ongezond of ongezonder wordend bestaan, voorlichting, advies en informatie; • curatieve zorg: herstellen van ongezond bestaan, zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en mensen met een terminale ziekte, tijdelijke zorg voor mensen rond opname en behandeling; • palliatieve zorg: leefbaar maken en houden van een bestaande toestand van verminderde gezondheid dan wel zorg voor het vredig sterven.
Op hbo-niveau functioneren
10
Ondanks alle initiatieven blijkt echter dat in de praktijk van veel thuiszorginstellingen nog steeds niet helder is waarom wijkverpleegkundigen meerwaarde hebben voor de sector. Ook is vaak nog niet duidelijk waarom voor deze functie een opleiding op hboniveau vereist is. Kenmerkend voor een wijkverpleegkundige is dat zij in staat is in haar handelen het hbo-niveau en de wijkverpleegkundigenstandaard te integreren. Zij vervult haar rollen vooral op het snijvlak van de uitvoering en de organisatie van zorg. Het hbo-niveau is door de HBO-Raad geoperationaliseerd in een standaard die aangeeft waarmee hogere beroepsopleidingen zich van andere onderwijssoorten onderscheiden. Sommige onderdelen zijn ook van toepassing op andere vormen van onderwijs. Het hoger beroepsonderwijs onderscheidt zich van het middelbaar beroepsonderwijs of het universitair onderwijs door het totaalpakket, en niet door de realisatie van afzonderlijke onderdelen (HBO-Raad 1999). De onderscheidende kenmerken van hbo-opleidingen zijn: • brede professionalisering: het zelfstandig uitvoeren van taken door een beginnend beroepsbeoefenaar, functioneren binnen een arbeidsorganisatie en het zelfstandig uitoefenen van het beroep; • (multidisciplinaire) integratie: het integreren van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden vanuit verschillende vakinhoudelijke disciplines in het kader van het beroepsmatig handelen; • (wetenschappelijke) toepassing: de toepassing van relevante (wetenschappelijke) inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waarmee hbo’ers in hun beroepsuitoefening worden geconfronteerd; • transfer en brede inzetbaarheid: de toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties; • creativiteit en complexiteit in handelen: omgaan met vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem niet op voorhand duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn; • probleemgericht werken: het op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk; het in dit licht ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit van deze oplossingsstrategieën;
• methodisch en reflectief denken en handelen: het stellen van realistische doelen, het plannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroepsmatig) handelen, op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie; • sociaal-communicatieve bekwaamheid: communiceren en samenwerken met anderen zodat wordt voldaan aan de eisen die participatie in een arbeidsorganisatie stelt; • basiskwalificering voor managementfuncties: uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken en managementtaken. Wat betekenen deze kenmerken nu voor de dagelijkse praktijk van de thuiszorg? Een thuiszorginstelling kan er bijvoorbeeld voor kiezen wijkverpleegkundigen als liaison in te zetten tussen de huisarts en de organisatie om de samenwerking te verbeteren, mits de huisarts daartoe ook bereid is. De wijkverpleegkundigen hebben specifieke vermogens nodig om die rol op een goede manier te kunnen invullen. Ter ondersteuning krijgen zij een gerichte training in het profileren van zichzelf en van de instelling. Tegelijkertijd oefenen ze zich in het verkennen van het perspectief en de wensen van de huisarts. Na de training gaan ze met iedere huisarts of huisartsengroep in hun werkgebied een gesprek aan. Juist door het evidence based en het multidisciplinaire karakter van de hbo-verpleegkundige kunnen de wijkverpleegkundigen een bijdrage leveren aan het dichter bij elkaar brengen van de thuiszorg en de huisarts.
Domeinen en rollen Naast het voldoen aan de eisen van het hbo-niveau moet de hbo-verpleegkundige ook voldoen aan de standaarden van het verpleegkundig beroep. Wat moeten hbo-verpleegkundigen weten en kunnen om hun beroep goed uit te oefenen? Met andere woorden: hoever moet hun deskundigheid reiken? In aansluiting op Met het oog op de toekomst (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001) verdelen wij het gebied waarop verpleegkundigen deskundig zijn in drie domeinen: zorg, organisatie van zorg en beroep. De wijkverpleegkundige is deskundig in alledrie domeinen. De harde kern van het beroep wordt gevormd door: • de zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden; • het bieden van individuele en collectieve preventie; • het geven van gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (GVO). De domeinen organisatie van zorg en beroep bestaan bij de gratie van het domein zorg. Welke doelen bij de wijkverpleegkundige zorg worden gesteld, hangt af van meerdere factoren. Door de jaren heen zijn er nieuwe functies en taken aan het verpleegkundig beroep toegeschreven, of er juist aan onttrokken. Dit geldt ook in de thuiszorg. En dit zal ook de komende jaren blijven gebeuren. Denk alleen al aan de consequenties van de invoering van de nieuwe AWBZ. Medisch-technische taken en coördinerende taken zullen steeds meer deel gaan uitmaken van het verpleegkundig beroep, terwijl zorgvragers en hun familie zelf ook steeds meer medisch-technische taken op zich gaan nemen. De zorgvrager komt weer in het centrum van de zorg te staan, in plaats van het aanbod van
11
de professionals. Daarom volstaat één welomschreven verpleegkundige functie ook niet meer in de thuiszorg. Het type verpleegkundige dat vanuit één statische functie denkt en handelt, hoort in een maatschappij die gebaseerd is op wat De Swaan (1989) de ‘bevelshuishouding’ noemt. Maar in een samenleving die veranderd is van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding is een verpleegkundige nodig die vanuit het vervullen van verschillende rollen samen met de zorgvrager de doelen realiseert. Het gaat om rollen die worden vervuld ten behoeve van de directe patiëntgebonden zorg, ten behoeve van de organisatie van de zorg, en ten behoeve van de ontwikkeling van het beroep. De rollen worden hier kort getypeerd. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar Met het oog op de toekomst. Rol van zorgverlener
Kenmerkend voor de rol van zorgverlener is dat het de meest basale rol is die (wijk)verpleegkundigen vervullen, ongeacht de opleiding die ze genoten hebben. In deze rol geeft de verpleegkundige op een professionele manier vorm en inhoud aan vier elementen van zorg: zorg voor, zorg om, zorg geven en zorg ontvangen. Het vervullen van de rol van zorgverlener vraagt van de wijkverpleegkundige dat zij in iedere situatie afwegingen kan maken met betrekking tot haar technisch en moreel handelen, en dat zij die afwegingen telkens kan beargumenteren en verantwoorden. Van de hbo-verpleegkundige wordt bovendien verwacht dat zij de vier genoemde elementen kan verbinden met klinisch redeneren, en dat zij haar handelen – van assessment of diagnose tot interventie en evaluatie – kan stoelen op theoretische kennis of resultaten van wetenschappelijk onderzoek, voor zover deze beschikbaar zijn. Rol van regisseur
Zorg kan alleen maar tot het gestelde doel leiden, als de tijd, plaats en planmatige aanpak van zorgactiviteiten in goed onderling overleg op elkaar worden afgestemd. Hiervoor is regie nodig. De wijkverpleegkundige geeft in de rol van regisseur aanwijzingen over de wijze waarop de zorgactiviteiten door andere verpleegkundigen en verzorgenden uitgevoerd moeten worden ten behoeve van een zorgvrager. Zorgcoördinatie en casemanagement kunnen ook deel uitmaken van de regie. Preventie
12
De rollen zorgverlener en regisseur worden uitgevoerd ten behoeve van het domein zorg, met de domeinspecificaties zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden; individuele en collectieve preventie en gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (GVO). De verpleegkunde wordt gekenmerkt door een breed spectrum van zorgvragen en zorgactiviteiten. Het strekt zich uit van het geven van lichamelijke of psychosociale zorg, coördinatie van zorg, ondersteuning van familieleden en mantelzorgers tot het ondersteunen van medici of andere disciplines bij onderzoeken en behandelingen. Om gezondheidsrisico’s te vermijden of de kans erop te verkleinen, werkt de wijkverpleegkundige mee aan individuele en collectieve vormen van preventie. Zij kan meewerken aan preventieprogramma’s gericht op collectieve primaire preventie, maar ook aan op het individu gerichte vormen van secundaire en tertiaire preventie. Is bij individuele en collectieve preventie het kernwoord voorkómen, bij GVO is het kernwoord bevorderen: van gezondheid in de breedste zin van het woord.
Rol van coach
Het meest kenmerkende van de rol van coach is stimuleren, motiveren en feedback geven en ontvangen. De rol van coach kent vele elementen. Soms is deze rol meer impliciet, bijvoorbeeld als het gaat om het vervullen van een voorbeeldfunctie. Deze rol kan echter ook heel expliciet worden vervuld, bijvoorbeeld bij het begeleiden en inwerken van nieuwkomers in een team of op een afdeling, maar ook bij het begeleiden van stagiaires, en bij intervisie- of reflectiebijeenkomsten. De rol van coach is essentieel voor het leren op de werkplek. Ook waar verpleegkundigen en verzorgenden solistisch werken, zoals in de extramurale gezondheidszorg, is intervisie en mentorschap op zijn plaats (Butterworth e.a. 1997). Rol van ontwerper
Een wijkverpleegkundige wordt geacht de alledaagse activiteiten van het primaire zorgproces te kunnen overstijgen. Juist het laveren tussen de belangen, behoeften en noden van een individuele zorgvrager en die van de andere zorgvragers – zeker met beperkte middelen – vereist een consequent en consistent overdenken van de dagelijkse zorgpraktijk. Daarom wordt van de wijkverpleegkundige verwacht dat zij kan meehelpen in het bedenken van maatregelen die kunnen worden omgezet in verpleegbeleid of in zorgprogramma’s. Reflectie
De rollen van coach en ontwerper staan indirect wel ten dienste van de zorgvrager en mantelzorger, maar ze worden uitgevoerd ten behoeve van het domein organisatie van zorg. Dat wijkverpleegkundigen handelen ten behoeve van de zorguitvoering is evident. Dat vormt traditioneel de kern van hun professionaliteit. Nu en in de toekomst is dat echter niet meer voldoende. Het geven van werkbegeleiding en het meewerken aan kwaliteitszorg spelen evenzeer een belangrijke rol. Goede zorg vraagt om reflectie op de dagelijkse praktijk, zowel op het niveau van het individu als op het niveau van het team. Zorg verlenen biedt altijd mogelijkheden om te leren en het eigen handelen te verbeteren. Een van de eerste eisen die aan wijkverpleegkundigen wordt gesteld in verband met de kwaliteitszorg is dat zij de (gezondheids)zorg en thuiszorg vanuit verschillende gezichtspunten kunnen beschouwen. Rol van beroepsbeoefenaar Als beroepsbeoefenaar is de wijkverpleegkundige lid van een beroepsgroep, die haar bepaalde verplichtingen oplegt. Zij houdt zich aan de beroepscodes en de ethische codes. Als individu draagt zij ook beroepswaarden uit. Van de wijkverpleegkundige mag worden verwacht dat zij op een proactieve manier meewerkt aan het formuleren van waarden en aan het ontwikkelen van strategieën om deze waarden te realiseren. De wijkverpleegkundige heeft de wil en de kennis, en creëert mogelijkheden om aan een continue verhoging van de kwaliteit van het beroep te werken.
De rol van beroepsbeoefenaar wordt vervuld ten behoeve van het domein beroep, met de domeinspecificaties beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering. De wijkverpleegkundige beroepsgroep moet op talloze manieren laten zien wat zij waard is door
13
aan te tonen welke bijdrage zij levert aan de gezondheidszorg en thuiszorg en wat de waarde daarvan is. De wijkverpleegkundige is moreel en juridisch individueel verantwoordelijk voor haar handelen, maar zij heeft ook een verantwoordelijkheid tegenover de totale beroepsgroep. Deze verantwoordelijkheid kan niet los worden gezien van maatschappelijke ontwikkelingen. Belangrijk is dat wijkverpleegkundigen de beroepswaarden en standaarden als professional respecteren en hooghouden, maar wel flexibel reageren op maatschappelijke, technologische en morele ontwikkelingen in de samenleving. In tabel 1 is de relatie aangegeven tussen de rollen die de wijkverpleegkundige vervult op de verschillende (sub)domeinen en de daarvoor benodigde competenties.
Domeinen
Domeinspecificaties
Rollen
Competenties
Zorg
• Zorg voor zieken,
Zorgverlener
0
gehandicapten en
Professionele wijkverpleegkundige zorg
stervenden • Individuele en collectieve
Zorgverlener
1
preventie • Gezondheidsvoorlichting
voorlichting en instructie Zorgverlener
2
en -opvoeding (GVO) • Zorg voor mantelzorgers
Geven van advies, Verlenen van verpleegkundige zorg
Zorgverlener
3
Verlenen van medischtechnische zorg
Zorgverlener
4
Verlenen van psychosociale zorg
Zorgverlener
5
Ondersteunen van mantelzorgers
Zorgverlener
6
Verlenen van palliatieve/terminale zorg
Regisseur
7
Herindiceren van zorg
Regisseur
8
Zorgen voor een integraal zorgaanbod
Organisatie van zorg
• Zorgprogrammering
Ontwerper
9
Ontwerper
10 Ontwikkelen van
• Zorgbeleid • Werkbegeleiding
Ontwikkelen van A.I.V.-programma’s
• Kwaliteitszorg
instrumenten voor kwaliteit Coach
11 Coachen en geven van werkbegeleiding
Beroep
• Beroepsinnovatie • Beroepsuitoefening
14
Beroepsbeoefenaar
12 Functioneren in een dienstverlenende organisatie 13 Ontwikkelen van het beroep 14 Functioneren op hbo-niveau
Tabel 1: Overzicht domeinen, domeinspecificaties, rollen en competenties
2
De competentiebeschrijvingen
‘Jeetje wat veel!’, ‘Moet ik dat allemaal kunnen?’, waren eerste reacties van wijkverpleegkundigen toen ze het resultaat zagen van wat er, gebaseerd op hun eigen inbreng, ontwikkeld was in het document De kern in kaart (Mast, Kappen en Pool 2002). De volgende reactie was echter steevast: ‘Wat goed dat het nu eindelijk eens op papier staat’ en: ‘Nu kan iedereen zien wat we doen, en hoe veelomvattend ons werk is.’
Spoorboekje De competentiebeschrijvingen van de wijkverpleegkundige volwassenenzorg op hboniveau die in De kern in kaart voor het eerst zijn gepresenteerd, vormen een profiel van de wijkverpleegkundige zorg zoals die er volgens ons en meerdere thuiszorginstellingen uit zou moeten zien. Het profiel geeft inzicht in wat er wordt verwacht van wijkverpleegkundigen die een hbo-opleiding hebben gevolgd. Het kan worden gebruikt om de juiste persoon te kiezen voor een bepaalde taak of voor een bepaald team, maar het kan net zo goed worden gebruikt voor het maken van een eigen ontwikkelplan in de organisatie. We hebben het profiel in de praktijk van de thuiszorg vaak aangeduid als een spoorboekje. Je zoekt gericht waar je naartoe wilt, en je bepaalt het traject. Wijkverpleegkundigen die zich willen ontwikkelen, kunnen zichzelf met behulp van het profiel een spiegel voorhouden, heel algemeen, of in detail. Op de punten waar ze zichzelf niet voldoende competent achten, kunnen ze zich ontwikkelen. Het ontwikkelen van de competenties zal meestal niet los van het team en van de doelstellingen van de organisatie gebeuren. Gezamenlijk zullen ze bekijken wat reëel en haalbaar is voor de medewerkers.
Vaste formule De competentiebeschrijvingen zijn geformuleerd volgens de methodiek die is gekozen in het boek Met het oog op de toekomst (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001). Iedere competentiebeschrijving begint met een kernzin, met daarin een werkwoord waarmee een mogelijkheid voor gedrag wordt uitgedrukt. Aan dat werkwoord worden steeds elementen toegevoegd, waarmee wordt weergegeven dat de wijkverpleegkundige over eigenschappen beschikt waardoor ze in staat is het gewenste gedrag te vertonen als een situatie daarom vraagt. Deze eigenschappen zijn: • geschiktheid; • benodigde kennis en kunde; • wil; • juiste houding. 15
We hebben gekozen voor omschrijvingen die zo volledig mogelijk en zo concreet mogelijk zijn. Dat kenmerken van gedrag elkaar daarbij soms overlappen is onvermijdelijk; je hebt nu eenmaal vaak dezelfde of vergelijkbare vermogens nodig om verschillende resultaten te bereiken. Belangrijk bij het lezen van de competentiebeschrijvingen is dat ze opgevat dienen te worden als vermogens, en niet als taken. Het gaat bij dit competentieprofiel om de vermogens die nodig zijn voor het vervullen van de hiervoor beschreven rollen. Vergeleken met De kern in kaart is nieuw in deze competentiebeschrijvingen dat we beginnen met een competentie die alle andere overstijgt, maar ook aan alle andere voorafgaat. Deze competentie ‘0’ staat voor het meest basale vermogen van de wijkverpleegkundige om te functioneren als goede zorgverlener.
16
0
Rol: Professionele zorgverlener Domein: Zorg Domeinspecificatie: alle domeinen Competentie
Om een cliëntgerichte benadering met een op onderzoek gebaseerde zorgverlening te combineren, onderhoudt de wijkverpleegkundige een relatie met de zorgvrager, werkt zij binnen die relatie methodisch en systematisch, gebruikt zij daarbij de laatste wetenschappelijke inzichten en toetst ze haar handelen aan de geldende kwaliteitseisen.
Toelichting Kenmerkend voor de rol van zorgverlener is dat het de meest basale rol is die de wijkverpleegkundige vervult. In deze rol geeft de wijkverpleegkundige op een vakbekwame manier vorm en inhoud aan vier elementen van zorg: zorg voor, zorg om, zorg geven en zorg ontvangen. Het vervullen van de rol van zorgverlener vraagt van de wijkverpleegkundige dat zij in iedere situatie afwegingen kan maken met betrekking tot haar technisch en moreel handelen. En zij kan die afwegingen telkens beargumenteren en verantwoorden. Van de op hbo-niveau opgeleide wijkverpleegkundige wordt bovendien verwacht dat zij de vier genoemde elementen kan verbinden met theoretische kennis of met resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Om dit op een cliëntgerichte wijze te doen, is het noodzakelijk dat de wijkverpleegkundige een relatie aangaat en onderhoudt met de zorgvrager. In de zorgverlening is die persoonlijke relatie van groot belang, omdat deze het voertuig is om de doelen te realiseren. Juist van een op hbo-niveau opgeleide wijkverpleegkundige wordt gevraagd dat zij in de thuiszorg het evenwicht tussen de kwaliteit van het professioneel handelen en de maatschappelijke waarde van dat handelen kan waarborgen. Dat veronderstelt dat de zorgverlener een dialoog kan onderhouden met de zorgvrager en de mantelzorger. Vanuit die dialoog kan zij volgens de vigerende kwaliteitseisen zorg bieden.
Bij professionele wijkverpleegkundige zorg
gaat het om • • • • • •
onderhouden van een relatie met zorgvrager en mantelzorger; onderhouden van een dialoog; methodisch en systematisch handelen; realiseren van zorg volgens vigerende kwaliteitseisen; reflecteren op eigen gedrag; professionele waarden omzetten in gedrag; 17
zodat de zorg op een cliëntgerichte en professioneel verantwoorde manier wordt uitgevoerd.
Element 0.1 Onderhouden van een relatie: • • • • • • • • •
een open en eerlijke houding hebben; openstaan voor feedback; uitgaan van eigen kernkwaliteiten; aangaan, onderhouden en afsluiten van een relatie; open en eerlijke informatie geven; gemaakte afspraken nakomen; fouten van zichzelf en van collega’s erkennen en herstellen; verantwoordelijkheid voor eigen gedrag demonstreren; zich niet achter formele argumenten verschuilen.
Element 0.2 Onderhouden van een dialoog: • • • •
handelen afstemmen op de zorgvraag; aansluiten bij de voorkeuren, wensen en mogelijkheden; communicatie afstemmen op de zorgvrager; de autonomie van de zorgvrager respecteren.
Element 0.3 Methodisch en systematisch handelen: • • • • • • • • • • • •
doen van een assessment (behoeftepeiling); situatie analyseren; probleeminventarisatie maken; valide instrumenten gebruiken bij het stellen van diagnoses; met zorgvrager doelen en werkwijze vaststellen; regelmatig met zorgvrager evalueren en bijstellen; rekening houden met verwerkingsfasen van zorgvrager; regelmatig rapporteren over voortgang en evaluaties; regelmatig proces evalueren; protocollen kritisch gebruiken; zorgen voor toegankelijke en begrijpelijke verslaglegging; eigen tijd goed beheren.
Element 0.4 Realiseren van zorg volgens geldende kwaliteitseisen:
18
• • • • • • • • •
besluiten nemen op grond van de beste onderzoeksresultaten; gezond verstand gebruiken als er geen onderzoek is gedaan; ervaringsdeskundigheid van zorgvrager gebruiken; mythen en rituelen in de dagelijkse praktijk bestrijden; nieuwe technologie gebruiken; op de hoogte blijven van verpleegtechnische ontwikkelingen; op de hoogte blijven van ontwikkelingen in zorgaanspraken; op de hoogte blijven van zorgfinanciering; vertalen van objectieve gegevens naar subjectieve situaties;
• vertalen van subjectieve situaties naar objectieve gegevens; • zorgen voor voldoende deskundigheid en vaardigheid; • kritisch gebruik van classificatiesystemen t.b.v. individuele zorgverlener.
Element 0.5 Reflecteren op eigen gedrag: • • • • • • • • • • •
in de situatie reflecteren; over de situatie reflecteren; regelmatig en gepland met zorgvragers reflecteren; met andere hulpverleners reflecteren; leren van consequenties; methodisch nadenken over zichzelf; bewust worden van eigen handelen; gemaakte keuzes verantwoorden; zich openstellen voor kritiek van anderen; willen leren van ervaringen; willen leren van feedback van anderen.
Element 0.6 Professionele waarden omzetten in gedrag: • • • • • • • •
zorgzaamheid tonen in contact met zorgvrager; privacy en autonomie respecteren; waarden en normen van zorgvrager respecteren; onbaatzuchtig handelen in patiëntenzorg; anderen tegemoet treden zoals je zelf tegemoet getreden wilt worden; op basis van argumenten discussiëren; zorg tot stand brengen in een samenwerkingsrelatie met de zorgvrager; zorg ondersteunend laten zijn voor de leefwijze van de zorgvrager.
19
1
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg Domeinspecificatie: Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (individueel) Competentie
Om het zelfmanagement van zorgvragers met een chronische ziekte of handicap te bevorderen, geeft de wijkverpleegkundige advies, instructie en voorlichting (A.I.V.).
Toelichting Ondersteunen van het zelfmanagement is erop gericht dat zorgvragers door een effectiever gedrag op korte en lange termijn bereiken wat zij zich ten doel hebben gesteld. Deze doelen kunnen gericht zijn op het hanteren van de ziekte en het inpassen van de ziekte in het eigen leven. Van belang hierbij is dat de wijkverpleegkundige aansluit bij de doelen en de behoefte aan ondersteuning van zorgvragers. Dit doet zij door te onderzoeken over welke onderwerpen de zorgvrager zelf al informatie heeft gezocht, te verkennen waar de zorgvrager wel of juist geen behoefte aan heeft, en waar deze op grond van zijn ervaring al antwoorden op heeft gevonden. Veel informatie kan de zorgvrager vinden bij lotgenoten, via literatuur en bijvoorbeeld op internet. Ter ondersteuning van het zelfmanagement kan een professional samen met de zorgvrager de gevonden informatie bespreken, analyseren en toetsen in hoeverre deze toegesneden is op zijn situatie. Daarnaast kan de wijkverpleegkundige op grond van haar professionele kennis aangeven welke informatie volgens haar belangrijk is voor het bevorderen van het zelfmanagement of voor het voorkomen van complicaties bij somatische of psychosociale problemen. Het omgaan met de mogelijke spanning tussen aansluiten bij de situatie van de zorgvrager en de professionele noodzaak tot het geven van voorlichting, instructie en advies is kenmerkend voor het hbo-niveau van deze competentie.
Bij het geven van advies, voorlichting en instructie
gaat het om • • • • • • • • •
toepassen kennis over zelfmanagement; betrokkenheid bij de zorgvrager en zijn situatie tonen; authentiek en zelfbewust functioneren; doelgericht omgaan met grenzen en spanningsvelden; afstemmen van activiteiten op de zorgvrager; afstemmen van communicatie op de zorgvrager; kritisch het verloop van het zelfmanagement volgen en bewaken; tijdig en adequaat verwijzen; samenwerken met andere hulpverleners;
20
zodat het zelfmanagement van de zorgvrager wordt vergroot.
Element 1.1 Toepassen kennis over zelfmanagement: • • • •
gebruikmaken van wijze van denken, gedragingen en ervaringen van de zorgvrager; samen doelen vaststellen; samen keuzes maken en expliciteren; de zorgvrager stimuleren en motiveren tot het verzamelen en verwerken van informatie; • samen geschikte werkwijzen kiezen; • aangepast aan de behoefte van de zorgvrager diverse adviesvaardigheden gebruiken.
Element 1.2 Betrokkenheid bij de zorgvrager en zijn situatie tonen: • • • •
interesse tonen in de ander, zijn omgeving en zijn functioneren; alert zijn op verschil in perspectief tussen directbetrokkene en buitenstaander; vertrouwen wekken door een professionele houding; zorgvrager en mantelzorger ruimte geven voor het uiten van angst, pijn en ongemak, ervaringsdeskundigheid van zorgvrager en mantelzorgers gebruiken.
Element 1.3 Authentiek en zelfbewust functioneren: • • • •
een open en eerlijke houding hebben; openstaan voor feedback; aan zelfreflectie doen; uitgaan van eigen kernkwaliteiten.
Element 1.4 Doelgericht omgaan met grenzen en spanningen: • herkennen en erkennen van verschillen tussen professionele normen en normen van de zorgvrager; • met de zorgvrager de kloof tussen professionele wenselijkheid en realiteit bespreken; • gesignaleerde spanningsvelden of mogelijke problemen bespreekbaar maken; • actief naar alternatieve oplossingen zoeken.
Element 1.5 Afstemmen van activiteiten op de zorgvrager: • • • • • •
A.I.V.-activiteiten afstemmen op de persoon en zijn omgeving; A.I.V.-activiteiten afstemmen op de ziekte en de behandeling; vragen van de zorgvrager en zijn naasten inventariseren en daarop ingaan; met de zorgvrager kiezen voor individuele of groepsgewijze voorlichting; effectief en open communiceren; zorgen voor schriftelijk of audiovisueel ondersteuningsmateriaal.
Element 1.6 Afstemmen van de communicatie op de zorgvrager: • ideeën mondeling helder en duidelijk formuleren;
21
• • • •
ideeën schriftelijk helder en duidelijk formuleren; de essentie van de boodschap effectief overbrengen; rekening houden met het taalgebruik van de zorgvrager; rekening houden met mogelijke onduidelijkheid in boodschap.
Element 1.7 Kritisch het verloop van het zelfmanagement volgen en bewaken: • vaststellen of het plan leidt naar de gestelde doelen; • afwijkingen van de ingezette koers van de individuele zorgverlener opsporen en bespreken; • kritisch het verloop van de interventies richting doelstelling volgen; • financiële grenzen van de uitvoering bewaken.
Element 1.8 Tijdig en adequaat verwijzen: • • • •
regelmatig uitkomsten van evaluaties omzetten in nieuwe strategieën; tijdig signaleren wanneer niet aan verwachtingen voldaan kan worden; met instemming van de zorgvrager andere hulpverleners consulteren; naar de juiste hulpverlener of organisatie verwijzen als bovengenoemde grenzen bereikt zijn; • verifiëren of de verwijzing tot het gewenste resultaat heeft geleid.
Element 1.9 Samenwerken met andere hulpverleners: • • • • • • • •
voor eigen deskundigheid instaan; flexibel omgaan met eigen grenzen; hulpverleners consulteren bij twijfel of bij complicaties; hulpverleners inschakelen; naar andere hulpverleners verwijzen; samenwerkingsrelatie opbouwen en onderhouden met betrokken hulpverleners; overleggen over de te behalen resultaten; mondeling en schriftelijk communiceren met andere hulpverleners over eigen bevindingen; • actief zoeken naar aanvullende informatie ter uitbreiding van eigen kennis.
22
2
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Competentie
Om zorgvragers te ondersteunen in het leven met een chronische aandoening of handicap, biedt de wijkverpleegkundige verpleegkundige zorg.
Toelichting Wijkverpleegkundigen verlenen zorg in complexe, niet-stabiele situaties. In de thuiszorg bestaat het grootste deel van de zorgvragers uit mensen met een chronische aandoening of een handicap, of mensen met meerdere aandoeningen tegelijk, zoals bij ouderen nogal eens voorkomt. Deze beschrijving geeft aan welke elementen van belang zijn voor het verlenen van deze, vaak langdurige, zorg bij de diverse doelgroepen van de thuiszorg. Wijkverpleegkundigen onderscheiden zich ten aanzien van deze competentie van andere verpleegkundigen en verzorgenden in de thuiszorg op (v)mbo-niveau door te voldoen aan een aantal criteria. Zij moeten voldoen aan de kenmerken van het hbo-niveau zoals die zijn geformuleerd door de HBO-Raad. Ten aanzien van de directe zorgverlening aan chronisch zieken wordt van wijkverpleegkundigen verwacht dat zij binnen complexe situaties de rol van zorgverlener met meer diepgang invullen. Zij verlenen zorg vanuit een belevingsgerichte visie, gebaseerd op vakkennis en ervaring, maken gebruik van resultaten van wetenschappelijk onderzoek en nemen de verantwoordelijkheid voor deze zorg. In snel veranderende situaties kunnen zij adequaat zorg initiëren, efficiënt reageren en ingrijpen. Dit vraagt vaardigheden en een attitude gericht op het probleemgericht en creatief omgaan met situaties die buiten de bestaande kaders vallen. Bij het vormgeven van de rol van zorgverlener is kenmerkend dat deze gecombineerd wordt met andere rollen, zoals regisseur, ontwerper, coach of beroepsbeoefenaar.
Bij het verlenen van verpleegkundige zorgverlening
gaat het om • • • • • • • • •
zorgen voor een professionele helpende relatie met de zorgvrager; proactief, anticiperend handelen; verschillen in perspectief hanteren; toezicht houden op de conditie van de zorgvrager en zijn situatie; toezicht houden op het zorgverloop; principes van evidence based handelen toepassen; versterkende zorg bieden; geïntegreerde psychosociale zorg verlenen; samenwerken met andere hulpverleners;
zodat de zorgvrager zijn ziekte, handicap of beperking beter kan inpassen in zijn leven.
23
Element 2.1 Zorgen voor een professionele helpende relatie met de zorgvrager: • • • • • • •
empathische houding aannemen; compassie tonen; dialoog onderhouden; open communiceren; autonomie respecteren; taalgebruik afstemmen op de ander; actieve deelname van de zorgvrager stimuleren.
Element 2.2 Proactief, anticiperend handelen: • • • • • • • •
initiatief nemen; vroegtijdig ingrijpen; ziektespecifieke kennis en kennis over het verloop van ziekteprocessen gebruiken; op transities anticiperen; anticiperen op het evenwicht tussen draagkracht en draaglast van de zorgvrager; anticiperen op het evenwicht tussen draagkracht en draaglast van het gezinssysteem; anticiperen op complicaties; anticiperen op problemen en veranderingen.
Element 2.3 Verschillen in perspectief hanteren: • • • • • •
perspectief van de zorgvrager achterhalen; eigen perspectief expliciteren; aandacht hebben voor feit en beleving; verschillen in perspectief accepteren; streven naar verkleinen kloof tussen perspectieven; onoverbrugbare verschillen accepteren.
Element 2.4 Toezicht houden op de conditie van de zorgvrager in zijn situatie: • • • •
fysieke, emotionele, sociale of materiële problemen opsporen; veranderingen in de situatie signaleren; op veranderingen in conditie en situatie en de consequenties daarvan anticiperen; adequate verslaglegging en overdracht verzorgen.
Element 2.5 Bewaken zorgverloop:
24
• • • • • •
afwijkingen van de uitgezette koers opsporen en corrigeren; de doelstelling bewaken; financiële grenzen van de zorguitvoering bewaken; regelmatig evalueren en bijstellen; reflecteren en uitkomsten toetsen aan literatuur; zorgverlening op grond van regelmatige evaluatie bijstellen.
Element 2.6 Versterkende zorg bieden: • • • • • • • • • • •
vitale functies bewaken; hygiënische maatregelen treffen; veiligheidsmaatregelen treffen; pijn voorkomen of bestrijden; decubitus voorkomen of bestrijden; proactief steun bieden bij angst en onzekerheid; medische therapie ondersteunen; troosten en verlichting bieden; emotioneel steunen; informatie geven; hulpmiddelen en voorwaarden regelen.
Element 2.7 Geïntegreerde psychosociale zorg verlenen: • • • •
de zorgvrager stimuleren zich te uiten over wat hem bezighoudt; anticiperen op adaptieve opgaven; inschatten wanneer en hoe een gesprek over deze opgaven aangegaan kan worden; flexibel en respectvol aansluiten bij de manier waarop de zorgvrager omgaat met de gevolgen van de aandoening; • psychosociale zorgactiviteiten verantwoorden en vastleggen in een zorgplan.
Element 2.8 Samenwerken met andere hulpverleners: • • • • • • • •
voor eigen deskundigheid instaan; flexibel omgaan met eigen grenzen; hulpverleners consulteren bij twijfel of bij complicaties; hulpverleners inschakelen; naar andere hulpverleners verwijzen; samenwerkingsrelatie opbouwen en onderhouden; met betrokken hulpverleners overleggen over te behalen resultaten; mondeling en schriftelijk communiceren met andere hulpverleners over eigen bevindingen; • actief zoeken naar aanvullende informatie ter uitbreiding van eigen kennis.
25
3
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Competentiebeschrijving
Om herstel van de gezondheid van zorgvragers in elke fase van het ziek zijn te bevorderen, complicaties te voorkomen en hen te ondersteunen bij therapeutische behandelingen, biedt de wijkverpleegkundige medisch-technische zorg.
Toelichting Opnames in een ziekenhuis worden steeds korter en steeds meer behandelingen kunnen met behulp van technologie ook thuis worden gegeven. Zorgvragers die na een behandeling in een ziekenhuis weer thuis komen, kunnen tijdelijk gezondheidsproblemen hebben waarbij medisch-technische thuiszorg geboden moet worden. Hierbij kan het gaan om infuustherapie, wonddrainages, pijnbestrijding, complexe wondverzorging, stomaverzorging, inbrengen van sondes waaronder PEG-sondes, toediening van parenterale voeding enzovoort. De wijkverpleegkundige biedt deze medisch-technische zorg. Zij maakt daarbij gebruik van door de beroepsgroep erkende standaarden, die voldoen aan wetenschappelijke normen. Op grond van haar professionele kennis in een bepaalde situatie wijkt zij hier zo nodig van af. Hierover legt zij schriftelijk verantwoording af. Zij vraagt zo nodig consult aan derden. De competentie van wijkverpleegkundigen wordt bij deze vaak kortdurende medischtechnische zorg in hoge mate gevormd door een combinatie van kennis over de ziekte, onderzoek en behandeling, medisch-technisch handelen, kritisch denken, en hiervan afgeleide verpleegkundige handelingen en beslissingen. Wijkverpleegkundigen die deze zorg bieden, hebben aantoonbaar aanvullende scholing of training op specifieke gebieden van de zorg gevolgd.
Bij het verlenen van medisch-technische zorg
gaat het om • • • •
medisch-technische zorg regelen; medisch-technische en agogische vaardigheden demonstreren; advies, instructie en voorlichting geven; eigen bekwaamheid op peil houden;
zodat de gezondheid en het herstel van de zorgvrager worden bevorderd en complicaties worden voorkomen. 26
Element 3.1 Medisch-technische zorg regelen: • • • • • • •
overdracht medisch-technische zorg regelen; formele procedures afwerken; hulpmiddelen organiseren; collega’s instrueren; uitleg geven aan zorgvragers; verslaglegging en verantwoording regelen; zorgen voor continuïteit in tijd, persoon en aanpak.
Element 3.2 Medisch-technische en agogische vaardigheden demonstreren: • • • • • • •
zorgen voor de veiligheid van zorgvragers, mantelzorgers en professionals; ondersteunen bij onzekerheid en angst; handelen volgens richtlijnen of protocollen; achtergrondkennis demonstreren bij uitvoeren van medisch-technische handelingen; hygiënische maatregelen treffen; zorgvrager en mantelzorgers instrueren; mogelijke complicaties of negatieve gevolgen van het handelen voorkomen en bestrijden; • nodige maatregelen treffen voor voortgang tijdens eigen afwezigheid; • in controlesystemen voorzien.
Element 3.3 Advies, instructie en voorlichting geven: • • • • • •
informatie afstemmen op persoon en situatie; rekening houden met ziekte en behandeling; vragen van de zorgvrager en zijn naasten inventariseren en daarop ingaan; zorgvragers en mantelzorgers informeren, adviseren en instrueren; zorgen voor schriftelijk en audiovisueel ondersteuningsmateriaal; collega’s informeren.
Element 3.4 Eigen bekwaamheid op peil houden: • • • • • •
medisch-technische vaardigheden op het vereiste niveau houden; vakliteratuur bijhouden; symposia en instructiebijeenkomsten bezoeken; aan wettelijke eisen en regelingen voldoen; conform de beroepscode handelen; conform de ethische code van het beroep handelen.
27
4
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Competentie
Om zorgvragers te helpen bij het omgaan met de gevolgen van het ziek zijn en bij het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen, biedt de wijkverpleegkundige psychosociale zorg.
Toelichting Wijkverpleegkundigen zien door hun werkzaamheden bij de zorgvragers thuis heel direct welke effecten het ziek zijn op diverse aspecten van hun leven heeft. Chronisch zieken worden gedwongen hun leven aan te passen aan de beperkingen die de ziekte hun oplegt. De wijkverpleegkundige die kwalitatief goede zorg wil bieden, kan zich niet beperken tot het ondersteunen bij de somatische gevolgen van aandoeningen, maar biedt ook geïntegreerd of gepland psychosociale zorg. Onder verpleegkundige psychosociale zorg aan chronisch zieken verstaan we het ondersteunen van chronisch zieken en hun omgeving bij het omgaan met de zogeheten adaptieve opgaven. Met de term adaptatie wordt benadrukt dat zij geen keus hebben om de opdracht wel of niet te accepteren. Zij moeten zich ongevraagd aanpassen aan de consequenties van de ziekte. Eveneens zal de wijkverpleegkundige met het bieden van psychosociale zorg streven naar het voorkomen of terugdringen van psychosociale problemen. We spreken over psychosociale problemen als een persoon psychisch onwelbevinden ervaart, sociaal niet naar tevredenheid kan functioneren of de samenhang in de zingeving is kwijtgeraakt. Hoe ernstig deze problemen zijn, hangt af van de mate die de betrokkene aangeeft. Psychosociale zorg is gericht op het verbeteren van de situatie zoals de zorgvrager die beleeft. Doelen van de psychosociale zorg kunnen gericht zijn op verschillende aspecten van het leven van de zorgvrager, te weten: betere probleemhantering en adaptatie, zich gesteund voelen, zich minder machteloos voelen en het ervaren van meer samenhang in de zingeving. Wijkverpleegkundigen bieden bewust en proactief psychosociale zorg aan, met inzet van communicatieve vaardigheden, psychosociale methodieken, en op een transparante en doelbewuste manier. Zij doen dit in nauwe samenwerking met en met respect voor de levensstijl van de zorgvrager en zijn mantelzorgers. Omdat wijkverpleegkundigen meestal werkzaam zijn in complexe zorgsituaties, hebben zij een flexibele, creatieve en oplossingsgerichte houding. Wij sluiten in deze beschrijving aan bij de methodiek van verpleegkundige psychosociale zorgverlening zoals die is ontwikkeld door het NIZW (Pool en Egtberts 2001).
Bij 28
het verlenen van psychosociale zorg
gaat het om • • • • • •
behoefte aan ondersteuning signaleren; de situatie analyseren; noodzaak inschatten voor het bieden van psychosociale zorg; psychosociale interventies uitvoeren; ondersteuning bieden bij materiële problemen; een professionele therapeutische zorgverleningsrelatie aangaan en onderhouden;
zodat de zorgvrager beter kan omgaan met de ziekte en een crisis wordt voorkomen.
Element 4.1 Behoefte aan ondersteuning signaleren: • verbale en non-verbale uitingen opvangen en interpreteren; • doorvragen op signalen; • verbale en non-verbale uitingen van familieleden en mantelzorgers opvangen en interpreteren; • (met toestemming) informatie bij derden inwinnen; • overzicht van mogelijke adaptieve opgaven en psychosociale problemen benutten; • gebruikmaken van gegevens van andere hulpverleners; • diverse communicatievormen gebruiken.
Element 4.2 De situatie analyseren: • • • •
het verschil in feit en beleving hanteren; inschatten op welke wijze de zorgvrager problemen hanteert; inschatten welke vorm van psychosociale zorg nodig is; met de zorgvrager overleggen over de aanpak, mogelijke keuzes en mogelijke extra hulpbronnen; • verschillende vaardigen gebruiken op het gebied van gedragsbeïnvloeding en overredingskracht gebruiken; • prioriteiten stellen ten aanzien van de gewenste ondersteuning; • reflecteren op eigen aanpak.
Element 4.3 Noodzaak inschatten voor het bieden van gestructureerde kortdurende verpleegkundige psychosociale zorg: • • • • • • • •
eigen interpretatie van de situatie toetsen aan die van de zorgvrager; een aantal gesprekken met de zorgvrager plannen en houden; kennis over de relatie tussen ziek zijn en levensloop gebruiken; methoden en principes van psychosociale zorg gebruiken, en integreren in methodisch handelen; crisissignalen herkennen; proactief reageren bij dreigende crisis; bij crisis verwijzen of andere hulpverleners inschakelen; effectief de spanning hanteren tussen eigen normen en die van de zorgvrager.
29
Element 4.4 Psychosociale interventies uitvoeren: • • • • • •
alert zijn op overdracht en tegenoverdracht; omgaan met ‘nabijheid en distantie’; gebruikmaken van uitgewerkte psychosociale zorginterventies; standaarden en protocollen gebruiken; aansluiten bij behoeften en stijl van de zorgvrager; regelmatig het effect van de interventie evalueren.
Element 4.5 Ondersteuning bieden bij materiële problemen: • kennis van de sociale kaart en regelgeving gebruiken; • adequate informatie op het juiste moment geven; • met zorgverzekeraars, artsen, apotheken, leveranciers en gemeenten onderhandelen.
Element 4.6 Een professionele therapeutische zorgrelatie aangaan en onderhouden: • • • • • • • • • • •
eigen werk- en levenservaring gebruiken; het vertrouwen van de zorgvrager wekken; flexibel zijn ten aanzien van wensen en behoeften van de zorgvrager; op eigen handelen reflecteren; zich bewust zijn van eigen mogelijkheden en beperkingen; professioneel omgaan met spanning tussen nabijheid en distantie; alert zijn op overdracht en tegenoverdracht; spanning hanteren tussen affectieve neutraliteit en persoonlijke betrokkenheid; alert zijn op machtsverschillen; non-verbale en verbale communicatie gebruiken; open gesprekssituatie creëren.
Element 4.7 Tijdig en adequaat verwijzen: • • • •
30
signaleren wanneer niet meer aan verwachtingen voldaan kan worden; de sociale kaart gebruiken ten aanzien van psychosociale zorgverlening in de regio; met instemming van de zorgvrager overleggen met andere disciplines; nagaan of verwijzing tot het gewenste contact of resultaat heeft geleid.
5
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg Domeinspecificatie: Zorg voor mantelzorgers Competentie
Om het zelfmanagement van mantelzorgers van chronisch zieken, gehandicapten of stervenden te bevorderen, biedt de wijkverpleegkundige ondersteuning aan mantelzorgers.
Toelichting Wijkverpleegkundigen komen in de thuiszorg op diverse manieren met mantelzorgers in aanraking. Waarom mantelzorgers zorgen, wat zij doen, en hoeveel tijd zij aan deze zorg besteden, kan zeer uiteenlopen en heeft direct invloed op de situatie thuis. De laatste jaren is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de taken en de rollen van de mantelzorgers. Dit heeft mede geleid tot een duidelijke erkenning van het belang van de mantelzorg. De LVT heeft daarom ook ondersteuning van de mantelzorg als product in het pakket opgenomen. Meestal zijn de partners van de zorgvragers de primaire verzorgers, maar ook familieleden, kinderen en vrienden kunnen mantelzorgers zijn. Als mantelzorgers kunnen zij diverse rollen vervullen, zoals die van hulpbron, medezorgvrager en medezorgverlener. Mantelzorgers komen door de hoeveelheid aan rollen en taken nogal eens in de knel. Door het ondersteunen van mantelzorgers in de diverse rollen en door het bevorderen van hun zelfmanagement levert de wijkverpleegkundige een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de kwaliteit van hun leven. Tevens levert zij een bijdrage aan het instandhouden of verbeteren van het bestaande zorgsysteem. Diverse hulpverleners en vrijwilligers kunnen ondersteuning bieden bij de uitvoering van specifieke taken die de mantelzorger op zich heeft genomen, zoals huishoudelijke taken of respijtzorg. De wijkverpleegkundige onderscheidt zich hierin door haar assessment en analyse van de situatie, door het kunnen anticiperen op de gevolgen van de situatie, en door het combineren van de rollen van zorgverlener, regisseur en coach. Ook maakt zij gebruik van de wetenschappelijke kennis en inzichten over mantelzorg en mantelzorgondersteuning. Veelal zal de wijkverpleegkundige deze vaardigheden inzetten in complexe situaties waarbij veel formele en informele hulpverleners betrokken zijn. Zij moet hierbij flexibel en creatief en oplossingsgericht te werk kunnen gaan.
Bij het ondersteunen van mantelzorgers
gaat het om • • • • • •
de noodzaak voor het ondersteunen van mantelzorgers signaleren; relatie met mantelzorgers opbouwen en onderhouden; handelen afstemmen op de mantelzorger; spanning hanteren tussen professionele en persoonlijke normen; spanning tussen belangen van zorgvragers en belangen van mantelzorgers hanteren; spanning tussen behoeften van mantelzorgers en mogelijkheden vanuit de instelling hanteren;
31
zodat de mantelzorger meer greep op zijn situatie kan houden, en minder overbelast raakt.
Element 5.1 De noodzaak voor het ondersteunen van mantelzorgers signaleren: • • • • •
knelpunten in het informele zorgsysteem opsporen; naar verhalen en signalen van mantelzorgers luisteren; mantelzorgers stimuleren zich te uiten; mogelijke probleemsituatie(s) analyseren; indicatie voor ondersteuning mantelzorg regelen.
Element 5.2 Relatie met mantelzorgers opbouwen en onderhouden: • • • • • • •
zich openstellen voor verschillende perspectieven; alert zijn op partijdigheid; een actief luisterende houding uitstralen; de impact van het zorgen op het leven van de mantelzorgers erkennen; waardering voor mantelzorgers tonen; de diverse rollen van de mantelzorgers erkennen; regelmatig met mantelzorgers overleggen over hun eigen behoeften.
Element 5.3 Handelen afstemmen op mantelzorger: • • • • •
aansluiten bij de gewoonten, mogelijkheden en beperkingen van de mantelzorger; gebruikmaken van ervaringskennis van de mantelzorger; systematisch taken en behoeften van mantelzorgers inventariseren; ondersteuning of overname van zorgtaken regelen; voor adequate hulpmiddelen, aanpassingen of voorzieningen ter ontlasting van de mantelzorgers zorgen; • psychosociale ondersteuning aan mantelzorgers geven; • mantelzorgers informeren, adviseren en instrueren; • vrijwilligers en andere disciplines of instanties in overleg inschakelen.
Element 5.4 Spanning hanteren tussen professionele en persoonlijke normen: • • • • • • 32
persoonlijke normen op professionele wijze hanteren; professioneel omgaan met gevoelige onderwerpen; vanzelfsprekendheden en misverstanden bespreekbaar maken; met mantelzorgers op zorgproces reflecteren; met anderen op eigen en professionele normen reflecteren; grenzen aan professionele bemoeienis herkennen en daarnaar handelen.
Element 5.5 Spanning tussen belangen van zorgvrager en belangen van mantelzorgers hanteren: • • • • • •
uiteenlopende behoeften en belangen van zorgvrager en mantelzorgers signaleren; eigen rol en mogelijkheden ten aanzien van deze spanning hanteren; spanningen bespreken; oplossingsstrategieën aandragen; inschatten wanneer een ‘driegesprek’ of een ‘tweegesprek’ de beste aanpak is; de situatie regelmatig met mantelzorgers evalueren.
Element 5.6 Spanning tussen behoeften mantelzorgers en mogelijkheden vanuit de instelling hanteren: • • • • •
ervaren knelpunten in een concrete zorgsituatie bij management aan de orde stellen; de sociale kaart en mogelijkheden ter ondersteuning van mantelzorgers gebruiken; knelpunten in het beleid signaleren, hierover rapporteren en oplossingen aandragen; mogelijkheden van de instelling bespreken; anderen (professioneel of vrijwillig) inschakelen.
33
6
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg Domeinspecificatie: palliatieve terminale zorg Competentiebeschrijving
Om het lijden van zorgvragers te verlichten bij wie de ziekte niet meer reageert op een curatieve behandeling, en het sterven binnen afzienbare tijd verwacht kan worden, verleent de wijkverpleegkundige palliatieve terminale zorg.
Toelichting Ook in de thuiszorg worden wijkverpleegkundigen geconfronteerd met mensen die hulp nodig hebben, omdat zij in de laatste fase van hun leven verkeren. Palliatieve zorg voor terminale patiënten is emotioneel belastende zorg, omdat het de kern van het menselijk bestaan raakt, zowel voor zorgvragers, mantelzorgers als voor professionals. Voor allen betekent het vaak een confrontatie met gevoelens van machteloosheid en verdriet. En het vergroot het risico opgebrand te raken of routinematig zorg te verlenen. Palliatieve zorg is afhankelijk van de kwaliteit van de individuele zorgverlener, en vraagt om een integraal zorgaanbod. Omdat de situatie van een zorgvrager, bij wie de ziekte niet meer reageert op een curatieve behandeling en het sterven redelijkerwijs binnen afzienbare tijd verwacht kan worden, zo wezenlijk anders is dan alle andere situaties waarin thuiszorg wordt gegeven, is specifieke deskundigheid en een specifieke attitude op zijn plaats. Palliatieve zorg voor terminale patiënten is ‘alle zorg die gericht is op het verlichten van het lijden van patiënten in de laatste fase van hun leven. Naast bestrijding van lichamelijke symptomen is er daarbij ook aandacht voor emotionele, sociale en spirituele aspecten.’
Bij het geven van palliatieve terminale zorg
gaat het om • • • • • • •
pijnbestrijding verzorgen; aandacht besteden aan existentiële vragen; betrekken van de naasten; bestrijden van symptomen; continu, actief, integraal zorgen; reflecteren op eigen emoties; organiseren van zorg;
zodat de laatste levensfase zo veel mogelijk overeenkomt met de wensen en behoeften van de zorgvrager en zijn naasten. 34
Element 6.1 Pijnbestrijding: • • • • •
openstaan voor pijnbeleving; kennis hebben van pijnonderzoek; gebruikmaken van regionale pijnteams; gebruik van pijnprotocollen; alert zijn op nevenverschijnselen van pijnmedicatie.
Element 6.2 Aandacht voor existentiële vragen: • • • • • • • •
openstaan voor verschillende religieuze opvattingen; openstaan voor diversiteit van levensstijlen; actief en open gelegenheid bieden voor het uiten van emoties; bereidheid tot het aangaan van een vriendschappelijke relatie; volledig beschikbaar zijn; bereidheid tot het meewerken aan rituelen; zorg geven bij het sterven en rouwen; bekend zijn met euthanasiewetgeving.
Element 6.3 Betrekken van de naasten: • • • • • •
aansluiten bij wensen en gewoonten van mantelzorgers; doordrongen zijn van de plaats van zorgend familielid, vrijwilliger en professional; samenwerken met familie en vrienden; samenwerken met vrijwilligers; samenwerken met andere (para)medische professionals; samenwerken met geestelijk verzorgers.
Element 6.4 Bestrijden van symptomen: • • • • • • • •
speciale aandacht voor problemen als sufheid, obstipatie en misselijkheid; alert zijn op gevoelens als angst, machteloosheid en verwardheid; alert zijn op lichamelijke klachten en symptomen; bewaken van neveneffecten van medicijnen; gesignaleerde problemen omzetten in acties; mondverzorging; zorgen voor eigen deskundigheid; gebruikmaken van protocollen.
Element 6.5 Zorgverlenen als persoon: • • • •
aanwezig zijn als mens; aanvullingen op reguliere zorg bieden; zich niet beroepen op formele procedures; taal afstemmen op de zorgvrager en zijn familie;
35
• aansluiten bij de wensen en gewoonten van de zorgvrager; • handelen afstemmen op de zorgvrager en de situatie.
Element 6.6 Reflecteren op eigen gedrag en emoties: • • • • • • • •
in de situatie reflecteren; op de situatie reflecteren; regelmatig met betrokkenen bij het zorgproces reflecteren; eigen gevoelens durven ervaren; bewust zijn en blijven van eigen waarden; verantwoorden van gemaakte keuzes; steun zoeken bij collega’s en vrienden; zorgen voor psychische en emotionele hygiëne.
Element 6.7 Organiseren van zorg: • • • • • •
36
zorgen dat hulpmiddelen op tijd beschikbaar zijn; continuïteit in persoon en tijd realiseren; aanvullingen op reguliere zorg organiseren; bereidheid en vermogen tot improviseren hebben; meewerken aan een integraal zorgaanbod; flexibel omgaan met professionele grenzen.
7
Rol: Regisseur Domein: Zorg Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten, stervenden Competentie
Om ervoor te zorgen dat de zorgvrager de zorg krijgt die hij nodig heeft, als zijn situatie zich wijzigt of zich anders ontwikkelt dan ten tijde van het indicatiebesluit werd verwacht, brengt de wijkverpleegkundige een herindicatieadvies uit.
Toelichting Thuiszorg wordt geboden op basis van een indicatiebesluit dat is afgegeven voor de betreffende zorgvrager. De zorgcoördinator zal regelmatig de zorg met de zorgvrager evalueren, en erop toezien dat de zorg geboden wordt conform het zorgbesluit en de zorgtoewijzing. Gedurende het zorgverloop kan de situatie van de zorgvrager zich wijzigen, door exacerbatie van het ziekteproces, door verandering in de sociale situatie enzovoort. Voor de zorgvrager kan het dan onbevredigend zijn als er volgens het vigerende indicatiebesluit zorg wordt verleend. Daarnaast kan de wijkverpleegkundige signaleren dat er andere dan de geïndiceerde activiteiten nodig zijn. Dit kan gebaseerd zijn op de vertrouwensrelatie die ontstaat tussen de zorgvrager en de hulpverlener, maar ook op kennis en ervaring van de wijkverpleegkundige, bijvoorbeeld of psychosociale zorg of huishoudelijke zorg ter ondersteuning van de mantelzorg nodig is. Ook kan het zo zijn dat er in de tijd tussen het indicatiebesluit en het daadwerkelijk verlenen van zorg wijzigingen zijn opgetreden in de behoeften van de zorgvrager. Van de wijkverpleegkundige mag worden verwacht dat zij in de rol van regisseur een herindicatie kan uitvoeren. Zij is formeel geen indicatiesteller, maar meer en meer wordt afgesproken tussen RIO en thuiszorg dat de zorgcoördinatoren een preadvies kunnen uitbrengen. Het indicatieadvies en indicatiebesluit wordt door de bevoegde instantie genomen. Maar omdat de wijkverpleegkundige als regisseur verplichtingen tegenover de zorgvrager heeft, mag worden verwacht dat zij op een proactieve manier reageert op wijzigingen in de situatie, en op basis daarvan overgaat tot het uitbrengen van een preadvies.
Bij het herindiceren van zorg
gaat het om • • • • • •
de behoefte aan zorg vaststellen op een wijze die op de zorgvrager gericht is; zorgverleningsdoelen formuleren; benodigde zorg specificeren; een preadvies voor een (her)indicatiebesluit formuleren; met derden over de noodzaak van herindicatie onderhandelen; de spanning tussen wensen en formeel besluit hanteren;
zodat de zorg bijgesteld kan worden, en de zorgvrager de zorg ontvangt die hij nodig heeft.
37
Element 7.1 Op een cliëntgerichte wijze de behoefte aan zorg vaststellen: • • • • • • • •
de behoefte van de zorgvrager inventariseren; het bestaande indicatiebesluit met de geuite zorgbehoefte vergelijken; rekening houden met de rechten en plichten van de zorgvrager; een cliëntgerichte houding vertonen; servicegericht zijn; de belangen van de zorgvrager kunnen afwegen tegen die van de zorgaanbieder; een respectvolle houding tonen; evenwicht zoeken tussen nabijheid en distantie.
Element 7.2 Zorgverleningsdoelen formuleren: • • • • • •
doelen formuleren door de lange termijn; doelen formuleren voor de korte termijn; vakjargon vermijden; doelen in haalbare termen formuleren; ICF als kader gebruiken; methoden van gezamenlijke doelbepaling gebruiken.
Element 7.3 Benodigde zorg specificeren: • • • • • • •
benodigde zorg naar soort en hoeveelheid inschatten; inschatting met de zorgvrager bespreken; afwijkende mening van de zorgvrager en van zichzelf vastleggen; afwijkingen voorleggen aan RIO; benodigde zorg vaststellen; benodigde deskundigheid van de zorgverleners vaststellen; urgentie van de aanpassing van het indicatiebesluit meedelen aan RIO.
Element 7.4 Een preadvies voor een (her)indicatiebesluit formuleren: • • • • • • • • • 38
zorgen voor eenduidigheid in de formuleringen; RIO-protocol gebruiken; gegevens vastleggen op het indicatieformulier; zich houden aan afspraken voor RIO-herindicatie; de ICF gebruiken; voor voldoende aanvullende informatie zorgen; kennis van AWBZ en andere relevante wetten en regelgeving gebruiken; RIO op de hoogte brengen van het preadvies; vastgestelde procedures voor indicatiestelling gebruiken.
Element 7.5 Met derden over de noodzaak van herindicatie onderhandelen: • onafhankelijk en zelfstandig oordelen over noodzaak herindicatie;
• • • • • •
op basis van argumenten discussiëren; verantwoordelijkheid voor eigen gedrag demonstreren; beroepswaarden uitdragen tijdens discussies; verschillende onderhandelingsstrategieën gebruiken; personen en belangen scheiden; standpunten vermijden.
Element 7.6 De spanning tussen wensen en formeel besluit hanteren: • • • • • •
met de zorgvrager de kloof tussen wenselijkheid en realiteit bespreken; actief naar alternatieve oplossingen zoeken; beleidsmatig signalen afgeven binnen en buiten de eigen organisatie; meewerken aan beleidsbeïnvloeding; het geaccordeerde zorgbesluit met de zorgvrager bespreken; preadvies indicatie voorleggen aan de zorgvrager.
39
8
Rol: Regisseur Domein: Zorg Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten, stervenden Competentie
Om zorg in de thuissituatie – vanuit het perspectief van de zorgvrager – als een samenhangend geheel te laten verlopen, stelt de wijkverpleegkundige een integraal zorgplan op, zorgt zij ervoor dat er uitvoering aan wordt gegeven, houdt zij toezicht op die uitvoering, stelt zij het zorgplan zo nodig bij, en bewaakt zij het realiseren van de integrale doelen.
Toelichting Wijkverpleegkundigen worden geconfronteerd met zorgvragers die informele en formele zorg nodig hebben. Het professionele circuit van zorginstellingen kent een grote diversiteit aan activiteiten en personen. Bij onderzoek, zorg en behandeling aan dezelfde persoon zijn vaak meerdere personen en instanties betrokken. Het blijkt dat professionals op verschillende manieren onderling en met de zorgvrager en zijn familie communiceren. Hierdoor kunnen deze soms in verwarring raken over wat hun te wachten staat. In de meeste gevallen zal de bijdrage aan het welzijn van de zorgvrager groter zijn als deze activiteiten en de communicatie erover op elkaar zijn afgestemd. De onderzoeken, behandelingen, verzorgende en verpleegkundige activiteiten en andere diensten vormen naast hulp vaak ook een belasting voor de zorgvrager. Door een goede regie over deze activiteiten kan deze belasting worden verminderd. Deze regie kan bestaan uit coördinatie in een instelling of casemanagement over de grenzen van de instelling heen. De zorgvrager is het centrale punt, van waaruit de zorg geregisseerd wordt.
Bij het zorgen voor een integraal zorgaanbod
gaat het om • • • • •
een assessment (behoeftepeiling) doen; een uitvoeringsplan samenstellen; het verloop van de zorg kritisch volgen en bewaken; multidisciplinair samenwerken; continuïteit van de zorgverlening waarborgen;
zodat de zorgvrager vanuit zijn perspectief de zorg als een samenhangend geheel ontvangt.
40
Element 8.1 Een assessment (behoeftepeiling) doen: • een cliëntgerichte benadering tonen; • de behoefte van de zorgvrager inventariseren;
• • • • • • • •
rekening houden met de rechten en plichten van de zorgvrager; zoeken naar de samenhang tussen problemen en behoefte aan zorg; relevante en irrelevante informatie scheiden; inschatten van de behoeften van de zorgvrager; inschatten van het evenwicht tussen draaglast en draagkracht van de zorgvrager; inschatten van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast van het gezinssysteem; inschatten van de mogelijkheden tot informele zorg; inschatten van de behoefte aan professionele coördinatie.
Element 8.2 Een uitvoeringsplan samenstellen: • • • • • • • •
vaststellen welke zorg in vorm en tijd geboden wordt; in samenspraak met de zorgvrager doelen vaststellen; een dossier aanleggen; een uitvoeringsteam organiseren; met betrokkenen onderhandelen; met de zorgvrager beslissingen nemen over de uitvoering van het plan; met de zorgvrager beslissingen nemen tijdens de uitvoering van het plan; evaluatieprocedure vaststellen.
Element 8.3 Het verloop van de zorg kritisch volgen en bewaken: • • • • • • • • • •
afwijkingen van de koers van de individuele zorgverleners opsporen en corrigeren; het verloop richting doelstelling kritisch volgen; kwaliteit bewaken; bewaken dat het plan aansluit bij de noden en behoeften van de zorgvrager; financiële grenzen van de uitvoering bewaken; initiatief nemen tot een gesprek met individuele zorgverleners; rapportages over de zorg regelmatig evalueren; regelmatig overleggen en zo nodig plan bijstellen; problemen bespreekbaar maken; initiatief nemen voor een evaluatiegesprek met de zorgvrager en de zorgverlener(s) tezamen.
Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken: • • • • • • • • • •
verantwoordelijkheid nemen; initiatief tot samenwerken nemen; samenwerking tussen professionals bevorderen; samenwerking van professionals met vrijwilligers bevorderen; samenwerking van professionals met mantelzorgers bevorderen; volgens vastgestelde afspraken evalueren; individuele zorgverleners stimuleren in de richting van de doelen; overleggen met andere hulpverleners over te behalen resultaten; raadplegen van andere hulpverleners bij twijfel of bij complicaties; mondeling en schriftelijk communiceren over eigen bevindingen.
41
Element 8.5 Continuïteit van de zorgverlening waarborgen: • • • • • • • •
42
zorgen dat alle betrokkenen over de juiste informatie beschikken; zorgen dat de zorgvrager over de juiste informatie beschikt; zorgen dat de zorgvrager niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd; continuïteit in persoon bevorderen en bewaken; continuïteit in tijd bevorderen en bewaken; continuïteit in aanpak bevorderen en bewaken; overlap in de activiteiten voorkomen; op het juiste moment instellingen en personen inschakelen.
9
Rol: Ontwerper Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Zorgprogrammering Competentie
Om ervoor te zorgen dat in de thuiszorg voldoende deskundigheid en programma’s beschikbaar zijn om groepsgericht advies, instructie en voorlichting (A.I.V.) te geven, werkt de wijkverpleegkundige mee aan de ontwikkeling en vaststelling van A.I.V.-programma’s.
Toelichting Wijkverpleegkundigen worden niet alleen geacht A.I.V. te geven aan individuen en groepen, maar ook mee te werken aan de ontwikkeling en evaluatie van A.I.V.-programma’s. Kenmerkend is hierbij het multidisciplinaire karakter van het werk, en de specifieke verpleegkundige inbreng. De wijkverpleegkundige levert haar bijdrage door deel te nemen aan projectgroepen en ontwikkelgroepen. Haar bijdrage kan dan bestaan uit – het samen met anderen – ontwikkelen van een (verpleegkundige) module, een cursus, een eenmalige groepsbijeenkomst of het ontwerp en de inrichting van een voorlichtingsstand. Deze competentie hangt nauw samen met de competenties uitvoeren en het regisseren van individuele A.I.V. (competentie 1).
Bij het ontwikkelen van programma’s voor advies, instructie en voorlichting
gaat het om • • • • •
de alledaagse zorgactiviteiten overstijgen; advies, instructie en voorlichting (A.I.V.) stimuleren en initiëren; projectmatig werken; onderwijskundige principes hanteren; meeschrijven aan A.I.V.-programma’s;
zodat de thuiszorg over voldoende programma’s beschikt om groepsgericht voorlichting, advies en voorlichting te geven.
Element 9.1 De alledaagse zorgactiviteiten overstijgen: • • • •
betrokkenheid tonen bij het onderwerp; zich kenmerken door een positief-kritische houding; consequent en consistent alledaagse activiteiten doordenken; knelpunten en mogelijke verbeterpunten signaleren en analyseren.
43
Element 9.2 Advies, instructie en voorlichting (A.I.V.) stimuleren en initiëren: • • • • • • • • • • • • •
helder, kort en bondig formuleren; open en doelgericht communiceren; op de hoogte zijn van stand van zaken in zorg en A.I.V.; vakliteratuur gebruiken; behoefteanalyse doen; in krachtenvelden denken; op basis van argumenten discussiëren; ideeën met collega’s bespreken en behoefte en herkenning inventariseren; organisatorische, financiële en wettelijke kaders gebruiken; onderbouwde voorstellen aan leidinggevende doen; argumenten en overtuigingskracht gebruiken; strategisch handelen; durven afwijken.
Element 9.3 Projectmatig werken: • • • • • • •
vanuit een doelgroepenaanpak werken; resultaatgericht handelen; een flexibele houding hebben; proactief handelen; tijdslimieten hanteren; budgetlimieten hanteren; binnen contractuele afspraken werken.
Element 9.4 Onderwijskundige principes hanteren: • • • • • • •
beginanalyse van deelnemers maken; didactische principes gebruiken; onderwijsmateriaal gebruiken; leerpsychologische aspecten hanteren, principes van ervaringsleren gebruiken; audiovisueel materiaal gebruiken; evaluatieprincipes toepassen.
Element 9.5 Meeschrijven aan A.I.V.-programma’s:
44
• • • • • • •
ideeën omzetten in een plan van aanpak; in een projectgroep participeren; resultaatgericht werken; tijdslimieten hanteren; budgetlimieten hanteren; op een effectieve manier omgaan met onzekerheden; doorzettingsvermogen tonen bij tegenslagen.
10
Rol: Ontwerper Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Zorgprogrammering, zorgbeleid en kwaliteitszorg Competentie
Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, levert de wijkverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en invoering van zorgprogramma’s, protocollen, procedures en kwaliteitscriteria.
Toelichting In de thuiszorg wordt ten behoeve van de zorgverlening aan individuele zorgvragers gebruikgemaakt van procedures, protocollen, werkafspraken en werkmethoden. Om de kwaliteit van de zorgverlening te bewaken en te verbeteren worden kwaliteitscriteria vastgesteld voor werkprocessen. In de rol van ontwerper levert de wijkverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en het actueel houden van deze elementen van zorgbeleid en kwaliteitszorg. Hiervoor weet zij de alledaagse activiteiten van het primaire zorgproces te overstijgen. Ze heeft een wakkere en positief-kritische houding ten opzichte van bestaande werkwijzen en oog voor mogelijke verbeteringen. Zij doet suggesties voor nieuwe aanpakken en draagt bij aan de ontwikkeling hiervan. Bij het ontwikkelen maakt zij gebruik van informatie uit verschillende bronnen, zoals wetenschappelijk onderzoek, vakliteratuur en kennis uit andere disciplines. De rol van ontwerper van de wijkverpleegkundige zal veelal betrekking hebben op een specifiek beroepsinhoudelijk deel van de zorgverlening. Steeds vaker zal zij echter bij nieuwe ontwikkelingen multidisciplinair samenwerken met vertegenwoordigers van andere organisaties in de zorgketen en met vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van zorgprogramma’s voor specifieke doelgroepen van zorgvragers en mantelzorgers. De wijkverpleegkundige zal hieraan vanuit haar deskundigheid met name een inhoudelijke bijdrage leveren. Bij het ontwerpproces van een vernieuwing is het van belang dat de wijkverpleegkundige van het begin af aan oog heeft voor de behoefte van de doelgroep en voor de toepasbaarheid ervan. Als de nieuwe werkwijze totstandgekomen is, levert de wijkverpleegkundige ten slotte een bijdrage aan de invoering ervan.
Bij het ontwikkelen van instrumenten voor kwaliteit
gaat het om • • • • • •
de alledaagse zorgactiviteiten overstijgen; programmatisch werken; projectmatig werken; een inhoudelijke bijdrage leveren aan innovatie; samenwerken met anderen; zich vaardig uitdrukken;
45
• bijdragen aan implementatie; • onderwijskundige principes hanteren;
zodat er hulpmiddelen in de organisatie beschikbaar zijn voor kwaliteitsverhoging van de zorg.
Element 10.1 De alledaagse zorgactiviteiten overstijgen: • • • •
betrokkenheid tonen bij het onderwerp; zich kenmerken door een positief-kritische houding; consequent en consistent alledaagse activiteiten doordenken; knelpunten en mogelijke verbeterpunten signaleren en analyseren.
Element 10.2 Programmatisch werken: • • • • • • • • • • • • •
helder, kort en bondig formuleren; open en doelgericht communiceren; op de hoogte zijn van de stand van zaken in zorgprogrammering; vakliteratuur gebruiken; behoefteanalyse doen; in krachtenvelden denken; op basis van argumenten discussiëren; ideeën met collega’s bespreken en behoefte en herkenning inventariseren; organisatorische, financiële en wettelijke kaders gebruiken; onderbouwde voorstellen aan leidinggevende doen; argumenten en overtuigingskracht gebruiken; strategisch handelen; durven afwijken.
Element 10.3 Projectmatig werken: • • • • • • •
ideeën omzetten in een plan van aanpak; in een projectgroep participeren; resultaatgericht werken; tijdslimieten hanteren; budgetlimieten hanteren; op een effectieve manier omgaan met onzekerheden; doorzettingsvermogen tonen bij tegenslagen.
Element 10.4 Een inhoudelijke bijdrage leveren aan innovatie: 46
• kennis van eigen vakgebied en van andere disciplines gebruiken; • relevante (vak)literatuur gebruiken; • bestaande theorieën en modellen gebruiken;
• • • • •
resultaten van wetenschappelijk onderzoek gebruiken; creatief denken; oog hebben voor de behoeften van de doelgroep; rekening houden met de toepasbaarheid van methodiek of methode; rekening houden met de gebruiksvriendelijkheid van de nieuwe werkwijze.
Element 10.5 Samenwerken met anderen: • • • • • • •
vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties betrekken; open communiceren; zich assertief opstellen; zich flexibel opstellen; voor eigen deskundigheid instaan; flexibel omgaan met eigen grenzen; feedback geven en ontvangen.
Element 10.6 Zich vaardig uitdrukken: • • • • •
ideeën mondeling helder en duidelijk formuleren; ideeën schriftelijk helder en duidelijk formuleren; de essentie van de boodschap effectief overbrengen; rekening houden met het verschil in mondelinge en schriftelijke taal; rekening houden met mogelijke storingen bij zender, boodschap en ontvanger.
Element 10.7 Bijdragen aan implementatie: • • • • • • • •
een voorbeeldfunctie vervullen; instructie geven; een bijdrage leveren aan een scholingstraject; begeleiding geven; geven en ontvangen van feedback; motiveren; initiatief nemen tot evaluatie; uitvoeren van evaluatie van de nieuwe werkwijze.
Element 10.8 Onderwijskundige principes hanteren: • • • • • • •
beginanalyse van deelnemers maken; didactische principes gebruiken; onderwijsmateriaal gebruiken; leerpsychologische aspecten hanteren; principes van ervaringsleren gebruiken; audiovisueel materiaal gebruiken; evaluatieprincipes toepassen.
47
11
Rol: Coach Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Werkbegeleiding Competentie
Om stagiaires en collega’s in de thuiszorg te steunen bij de uitoefening van hun beroep en hun groei en ontwikkeling hierin, staat de wijkverpleegkundige hun als coach ter zijde.
Toelichting Wijkverpleegkundigen maken deel uit van teams, waarvan de samenstelling per organisatie kan verschillen. De rol van coach van de wijkverpleegkundige komt daarbij op verschillende manieren tot uitdrukking. Soms is deze rol meer impliciet doordat de wijkverpleegkundige een voorbeeldfunctie vervult, bijvoorbeeld in een situatie waarin zij samenwerkt met verzorgenden en ook helpenden. Soms coacht zij meer expliciet, zoals bij het begeleiden van stagiaires, het inwerken van nieuwe collega’s en uitzendkrachten. Soms coacht zij teamgenoten, soms ook collega’s uit een ander team. In haar rol van coach geeft zij hun feedback en begeleidt hen waar nodig ten behoeve van een kwalitatief goede en doelmatige zorg. Om een goede coach te zijn is het in de eerste plaats van belang dat een wijkverpleegkundige authentiek, oprecht betrokken en zelfbewust functioneert. Zij stelt zich open en eerlijk op naar de ander en weet zicht te krijgen op diens belevingswereld, gevoelens, behoeften en mogelijkheden. Zij weet wat ze van de ander mag verwachten en coacht op een manier die aansluit bij diens ontwikkelingsniveau. Essentieel is dat de wijkverpleegkundige beschikt over goede communicatieve vaardigheden en in staat is zowel feedback te geven als te ontvangen. Zij is in staat problemen te signaleren en te analyseren en oplossingsgericht te werk te gaan. Op deze manier helpt zij anderen bij het leren maken van eigen keuzes en het competent en zelfstandig uitvoeren van hun werk. Bij het begeleiden van stagiaires en het inwerken van collega’s gaat de wijkverpleegkundige procesmatig te werk. Het coachen door de wijkverpleegkundigen is meestal gericht op individuen. Soms lenen problemen of vragen zich voor reflectie in teamverband. De wijkverpleegkundige heeft dan ook een actieve rol in het signaleren hiervan en organiseert intervisie- of reflectiebijeenkomsten. De wijkverpleegkundige vervangt in haar rol als coach geenszins de direct leidinggevende of de personeelsfunctionaris. Zij coacht vanuit haar deskundigheid als wijkverpleegkundige en niet vanuit een personeels- of managementfunctie. In organisaties waarin teams verpleging en teams huishoudelijke zorg gescheiden zijn, kan de wijkverpleegkundige initiatief nemen om verzorgenden en helpenden te ondersteunen ten aanzien van de zorgverlening. Ook werken wijkverpleegkundigen steeds meer samen met verzorgenden in verzorgingshuizen. Het opbouwen van een relatie als coach vergt in deze prille situaties de nodige takt en diplomatie. 48
Bij het coachen en het geven van werkbegeleiding
gaat het om • • • • • •
initiatief nemen tot coaching; de leerbehoeften van de ander herkennen en erkennen; rekening houden met de mogelijkheden van de ander; een benaderingswijze kiezen die past bij de situatie; vaardigheden tonen ten aanzien van de volgende benaderingswijzen; als rolmodel fungeren;
zodat stagiaires en nieuwe collega’s worden geholpen zich te ontwikkelen tot goede zorgverleners.
Element 11.1 Initiatief nemen tot coaching: • • • • • •
interesse tonen in de ander en diens functioneren; zich op de hoogte stellen van het functioneren van de ander; initiatief nemen tot een gesprek; gesignaleerde problemen of leerpunten bespreekbaar maken; behoefte aan coaching buiten het eigen team signaleren; buiten het eigen team dezelfde coachingsvaardigheden demonstreren als binnen het eigen team.
Element 11.2 De leerbehoeften van de ander herkennen en erkennen: • • • • • •
effectief omgaan met een defensieve, niet-open houding van de ander; open, actief en reflectief luisteren en reageren op de ander; de ander stimuleren zich te uiten over haar waarnemingen en gevoelens; zich empathisch opstellen; gericht waarnemen; de ander duidelijk maken dat je haar gevoelens hebt begrepen.
Element 11.3 Rekening houden met de mogelijkheden van de ander: • • • • • •
blijk geven van belangstelling voor de mogelijkheden van de ander; blijk geven van inzicht in wat van de ander verwacht mag worden; kennis demonstreren van ontwikkelingsfases van een beroepsbeoefenaar; taalgebruik afstemmen op de ander; geaccepteerde werkopdrachten als uitgangspunt voor feedback gebruiken; aansluiten bij de leerstijl van de ander. 49
Element 11.4 Een benaderingswijze kiezen die past bij de situatie: • de situatie analyseren; • onderscheid maken tussen verschillende doelen en bijbehorende benaderingswijzen van coaching; • blijk geven van kennis van de stagedoelen; • blijk geven van kennis van de leerdoelen; • openstaan voor de leermogelijkheden; • inwerkmodules gebruiken; • stagemodules gebruiken; • werken binnen de interne formele afspraken; • werken binnen de externe formele afspraken.
Element 11.5 Als rolmodel fungeren: • • • • • • •
50
inspireren, motiveren, waardering geven; feedback geven op inhoud, gedrag en gevoelens; een open en eerlijke houding hebben; openstaan voor het ontvangen van feedback; aan zelfreflectie doen; uitgaan van eigen kernkwaliteiten; reflecteren met anderen op eigen en professionele normen.
12
Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Beroepsuitoefening Competentie
Om kwalitatief verantwoorde zorg te bieden, functioneert de wijkverpleegkundige proactief en anticiperend als lid van een organisatie en van een team.
Toelichting De wijkverpleegkundige die in de thuiszorg werkt is niet alleen een professioneel verpleegkundige. Zij is ook lid van een organisatie. Deze rol geeft haar verplichtingen. Zij kan bijvoorbeeld optreden als een intermediair tussen de zorgvrager en de organisatie. Door het contact met de zorgvragers kan zij het management voorzien van informatie die belangrijk is uit het oogpunt van marketing. Maar zij vervult ook een eigen rol in een team. Zij is bijvoorbeeld aan haar beroepswaarden verplicht beslissingen die ingaan tegen de belangen van de zorgvrager niet klakkeloos te accepteren. Juist in de uitoefening van de rollen van zorgverlener en organisatiedeelnemer ligt een voortdurende bron van spanning. Volgens de International Council of Nurses is de moeilijkste taak voor verpleegkundigen door te gaan met het verlenen van menselijke morele zorg vanuit een organisatie die naar doelmatigheid en rentabiliteit streeft. Een kern van professionaliteit ligt in het niet afwijzen van doelmatigheid en rentabiliteit, maar deze ook niet als enige waarheid te accepteren. Zorg voor organisaties en zorg voor individuele mensen vragen verschillende competenties. De opdracht van de wijkverpleegkundige is op een creatieve, flexibele en standvastige manier om te gaan met deze spanning. Juist hier spelen persoonlijke vaardigheden en hoedanigheden een belangrijke rol. Veel veranderingen en beslissingen in organisaties worden ingegeven door zaken die rechtstreeks het voortbestaan van de organisatie betreffen. Maar tegelijk worden ook veel beslissingen ingegeven door trends, modes en beslissingen uit de omgeving van de organisatie zoals overheid en financieringsbronnen.
Bij het functioneren als professional in een dienstverlenende organisatie
gaat het om • • • • •
voor een professionele stem in de thuiszorg zorgen; spanning tussen doelmatigheid en kwaliteit hanteren; spanning tussen beroep en organisatie productief maken; functioneren als actief teamlid; als leidinggevend verpleegkundige functioneren;
zodat de wijkverpleegkundige als professioneel teamlid kan werken.
51
Element 12.1 Voor een professionele stem in de thuiszorg zorgen: • • • • • •
zich met de beroepswaarden identificeren; in ethische commissies participeren; uitdragen van beroepswaarden en deskundigheid in de dagelijkse praktijk; het functioneren van een verpleegkundige adviesraad steunen; initiatief nemen tot de instelling van een verpleegkundige adviesraad; actief zoeken naar mogelijkheden voor een professionele inbreng in de organisatie.
Element 12.2 Spanning tussen doelmatigheid en kwaliteit hanteren: • • • • • • •
voorstellen doen voor doelmatige werkvormen; voorstellen doen voor efficiënte werkvormen; voorstellen doen voor klantgerichte werkvormen; regelmatig verbetervoorstellen doen aan management; informatie die van belang is voor verbetering van zorg verzamelen; budget waarvoor zij verantwoordelijk is bewaken; participeren in multidisciplinaire werkgroepen (zorg/beleid/financiën).
Element 12.3 Spanning tussen beroep en organisatie productief maken: • • • • • • • • • • •
beleidsbeslissingen niet onvoorwaardelijk accepteren; zelfstandig en onafhankelijk een oordeel vormen; zich neerleggen bij het onvermijdelijke; open en op basis van argumenten onderhandelen; voor vakinhoud zorgen tijdens discussies; bijdragen aan acceptatie van goed zorgbeleid; alert zijn op mythes en rituelen van het beroep; alert zijn op mythes en rituelen van de organisatie; verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag in de organisatie; een kritische houding tonen in de verhouding zorgvraag, technologie en bureaucratie; een lerende houding demonstreren.
Element 12.4 Functioneren als actief teamlid:
52
• • • • • • • •
rolmodel zijn; onafhankelijke standpunten durven innemen; bijdragen aan een open werkklimaat; tekorten in teamdeskundigheid effectief hanteren; effectief omgaan met hoge werkdruk; teamgeest stimuleren; lezen van vakliteratuur stimuleren; collega’s activeren tot actieve teamdeelname.
Element 12.5 Als leidinggevend verpleegkundige functioneren: • • • • • • • • •
meewerken aan kwaliteitssystemen voor verantwoorde zorg; vaardigheden demonstreren in het hanteren van budgetten; zorgverleners aan zorgvragers toewijzen; kwaliteit van zorg bewaken; cliëntbesprekingen stimuleren; cliëntbesprekingen leiden; vakbekwaamheid in het team bevorderen; bevorderen deelname zorgvrager aan cliëntbesprekingen; participatie van stagiaires bevorderen.
53
13
Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Beroepsinnovatie Competentie
Om het vak van wijkverpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de eenentwintigste eeuw, vervult de wijkverpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep, in vakinhoudelijke ontwikkelingen en in het bevorderen van het beroepsbewustzijn bij zichzelf en collega’s.
Toelichting Wijkverpleegkundigen zijn niet alleen verantwoordelijkheid voor hun handelen bij de zorgvrager thuis. Zij zijn ook verantwoordelijk voor hun handelen buiten het zicht van de zorgvrager, als professionele verpleegkundige. De kaders voor hun handelen worden bepaald door hun professionele referentiekader, dat wordt gevormd door opleiding, deelname aan beroepsorganisaties en inschrijving in het register BIG. Zo wordt in de Wet BIG de nadruk gelegd op het behoud van de eigen deskundigheid. Dit heeft als consequentie dat (wijk)verpleegkundigen verantwoordelijk zijn voor hun eigen ontwikkeling, en zich permanent op de hoogte moeten stellen van de ontwikkelingen in hun vakgebied. Ook vakinhoudelijke verdieping en uitbreiding, zoals het uitbouwen van de inhoud en de functie van praktijkverpleegkundige horen hierbij. De wijkverpleegkundige oefent haar beroep meestal uit vanuit een thuiszorgorganisatie. Het getuigt van vakvrouwschap als zij in staat is binnen de grenzen van een organisatie aan haar professionele verplichtingen te voldoen. Dit vraagt van haar dat zij haar capaciteiten aanwendt en naar mogelijkheden zoekt om mee te werken aan een vorm van professionalisering van het beroep die past bij de eenentwintigste eeuw. Zij identificeert zich met de waarden van het beroep, en incorporeert haar professionaliteit in de dagelijkse zorgverlening. Dat houdt in dat zij vanuit haar beroepsperspectief standpunten kan innemen rond ethische, economische, organisatorische en maatschappelijke vraagstukken. Gezien de combinatie van de kwaliteiten die zijn verbonden aan een hogere beroepsopleiding en aan het beroep, mag van de wijkverpleegkundige worden verwacht dat zij een actieve rol vervult bij de beroepsontwikkeling en bij de ontwikkeling van het beroepsbewustzijn bij vakgenoten.
Bij beroepsontwikkeling door wijkverpleegkundigen
gaat het om
54
• • • •
bijdragen aan de integratie van wijkverpleging en thuiszorg; verhogen van de rationaliteit van het beroep; de klantgerichtheid van het beroep verhogen; de zorg voor mensen uit andere culturen verbeteren;
zodat de wijkverpleging als dienstverlenend vak in de thuiszorg kan aansluiten bij de eisen van de maatschappij.
Element 13.1 Bijdragen aan integratie van wijkverpleging en thuiszorg: • eigen beroepsgrenzen relativeren zonder eigen deskundigheid te verloochenen; • beroepswaarden uitdragen tijdens functioneren in de organisatie; • de situatie waarin de wijkverpleging als zich professionaliserend beroep bevindt begrijpen; • open en met argumenten communiceren; • verzorgenden en helpenden actief uitnodigen tot deelname aan discussies; • open en beargumenteerd met beleidsfunctionarissen en management discussiëren; • initiatief nemen tot de ontwikkeling van gezamenlijke referentiekaders.
Element 13.2 Verhogen van de rationaliteit van het beroep: • meewerken aan standaard- en protocolontwikkeling; • participeren in de ontwikkeling van nieuwe classificatiesystemen, standaarden en modellen voor de praktijk; • concreet rekening houden met wet- en regelgeving in de beroepspraktijk en beroepsontwikkeling; • participeren in (verplegings)wetenschappelijk en praktijkonderzoek; • regelmatig de efficiëntieaspecten van het beroepsmatig handelen evalueren; • regelmatig de effectiviteit van beroepsmatig handelen evalueren; • actief contact zoeken met behandelend artsen en andere professionals; • actief zoeken naar samenwerking met vrijwilligers en mantelzorgers.
Element 13.3 Klantgerichtheid van het beroep verhogen: • • • • • •
meewerken aan projecten klantgerichtheid; samenwerken met zorgvragers en patiëntenorganisaties; een rolmodel zijn voor belevingsgerichte zorg; met anderen klantvriendelijke werkmethoden ontwikkelen; actief zoeken naar participatie van zorgvragers in de zorg; gebruikersraden (van zorgvragers en mantelzorgers) actief opzoeken en gebruiken.
Element 13.4 De zorg voor mensen uit andere culturen verbeteren: • • • • •
zich openstellen voor aspecten van interculturele verpleging; praktische tips voor interculturele verpleging ontwikkelen; casussen vanuit de praktijk analyseren en hierop reflecteren; voorstellen doen voor interculturele zorg aan het management; deelnemen aan werkgroepen interculturele verpleging.
55
14
Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Beroepsuitoefening Competentie
Om de zorgverlening te laten voldoen aan eisen die gesteld mogen worden aan een verpleegkundige die opgeleid is op hbo-niveau, integreert de wijkverpleegkundige professionele waarden, maatschappelijke waarden en medische en verpleegtechnische vaardigheden in de uitoefening van haar beroep.
Toelichting De wijkverpleegkundige oefent haar beroep meestal uit in de context van een organisatie. Zij doet dit steeds vanuit haar professionele referentiekader, dat wordt gevormd door opleiding, deelname aan beroepsorganisaties en inschrijving in het BIG-register. Dit geeft haar speciale verplichtingen. Zij moet rekening houden met professionele waarden en standaarden, economische normen en maatschappelijke normen en waarden. In de huidige maatschappij worden professionele waarden niet meer vanzelfsprekend aanvaard. Volgens de International Council of Nurses verkeert de verpleegkundige in een positie die van haar vraagt om de waarde van haar werk voor de maatschappij duidelijk te maken. Voor wijkverpleegkundigen geldt dit zeker in nog grotere mate. Zij moeten aantonen wat de waarde van hun professioneel handelen is voor de maatschappij en voor de thuiszorg. Dit vraagt van hen dat zij zich bewust zijn van de professionele en maatschappelijke verplichtingen. Zij zullen zich hier niet alleen in woord op beroepen, maar dit bewustzijn zal juist blijken uit hun gedrag in alledaagse situaties en omstandigheden.
Bij het functioneren als wijkverpleegkundige op hbo-niveau
gaat het om • • • • • •
technische vaardigheden demonstreren; kritisch denken demonstreren; gevoeligheid voor vraaggerichtheid in zorgsysteem demonstreren; hbo-standaard omzetten in gedrag; zorgen voor eigen deskundigheid: een open houding ten aanzien van het beroep hebben;
zodat de wijkverpleegkundige het vereiste niveau van functioneren kan bereiken.
56
Element 14.1 Technische vaardigheden demonstreren: • zorgen voor voldoende veiligheid voor zichzelf en collega’s; • zorgen voor voldoende hygiënische maatregelen;
• zorgen voor voldoende veiligheid voor de zorgvrager; • medische technieken op de juiste manier uitvoeren; • achtergrondkennis demonstreren bij het uitvoeren van medische en verpleegkundige technieken; • voorzien in controlesystemen.
Element 14.2 Kritisch denken demonstreren: • • • • • • • •
kritisch omgaan met modes en trends binnen de verpleging en de thuiszorg; creatief zijn in het oplossen van problemen; reflecteren op eigen gedrag en groepsgedrag; onafhankelijk en zelfstandig oordelen; analyseren en synthetiseren; wetenschappelijke en professionele kennis gebruiken; de ‘waarheid’ van de praktijk relativeren; verschillende beslissingsmodellen gebruiken.
Element 14.3 Gevoeligheid voor vraaggerichtheid in zorgsysteem demonstreren: • • • • • •
meewerken aan de rechtvaardige verdeling van zorg; geen willekeurige voorkeuren van zorgvragers of zorgaanbieders accepteren; meewerken aan flexibel aanbod van zorg; meewerken aan zorg ten behoeve van de gehele mens; geen uitsluiting van psychosociale zorg accepteren; belangen van de zorgvrager boven belangen van het team stellen.
Element 14.4 Hbo-standaard omzetten in gedrag: • • • • • • • • • • •
zelfstandig als beroepsbeoefenaar binnen een organisatie werken; kennis en vaardigheden vanuit verschillende vakinhoudelijke disciplines gebruiken; relevante (wetenschappelijke) inzichten, concepten, theorieën toepassen; onderzoeksresultaten toepassen in het werk; brede inzetbaarheid tonen; creativiteit en flexibiliteit tonen; probleemoplossend werken; meerdere oplossingsstrategieën gebruiken; methodisch en reflectief werken; basale management- en coördinatietaken uitvoeren; communiceren en samenwerken zodat de arbeidsorganisatie zich ontwikkelt.
Element 14.5 Zorgen voor eigen deskundigheid: • deelnemen aan professionele verenigingen zoals LVW en hiervan afgeleide werkgroepen en vakgroepen; • vakliteratuur bijhouden;
57
• vakliteratuur met collega’s bespreken; • symposia en workshops bezoeken.
Element 14.6 Een open houding ten aanzien van het beroep hebben: • • • • • • • •
58
zich ontvankelijk opstellen voor vernieuwingen; actief op zoek zijn naar veranderingen in eigen werk; openstaan voor discussies; op basis van argumenten discussiëren; eigen mening relativeren; eigen mening bij discussies geven; conflicten op een effectieve manier hanteren; openstaan voor meerdere beroepsopvattingen.
3
Voorbeelden ter illustratie en onderbouwing van de competenties
Voorbeeld 1
Rol: regisseur, competentie 8
Om zorg in de thuissituatie – vanuit het perspectief van de zorgvrager – als een samenhangend geheel te laten verlopen, stelt de wijkverpleegkundige een integraal zorgplan op, zorgt ervoor dat er uitvoering aan wordt gegeven, houdt toezicht op die uitvoering, stelt het zorgplan zo nodig bij en bewaakt het realiseren van de integrale doelen.
Samenvatting situatie
Gedrag
Element
Ik bezoek wekelijks een 60-jarige vrouw, Neemt initiatief tot een Element 8.3 met de medische hoofddiagnose multiple gesprek met zorgvrager en/of Het verloop van de zorg kritisch sclerose. Zij wordt dagelijks verpleegd en volgen en bewaken zorgverleners verzorgd door haar man (65 jaar), sinds Bewaakt kwaliteit hij niet meer werkt. Hij is hiervoor gedurende een groot aantal jaren, 24 uur per dag in touw. De vier kinderen wonen buiten de stad. Er bestaat een goede relatie met de kinderen en kleinkinderen, maar de afstanden zijn te groot om dagelijks bij te kunnen springen. Het echtpaar wordt ondersteund door een ziekenverzorgende (1 x per dag) en een gezinsverzorgende (1 x per week). Mw. De Wit heeft een indrukwekkende patiëntencarrière doorlopen vanwege haar multiple pathologie. Zij is meer dan Doet assessment op niveau tien jaar rolstoelafhankelijk. Ten gevolge cliënt van de MS heeft zij veel paresen van armen en benen. Zij heeft weinig handfunctie meer, contracturen aan armen, veel spalken en andere steunmiddelen om het lichaam te steunen. Zij heeft veel pijn. Zij heeft een tillift en een elektrische rolstoel. Het huis is voldoende aangepast. Eten en drinken en uitscheiding Doet assessment op niveau van urine en ontlasting zijn problemasysteem tisch. Het ziekteverloop is nu redelijk stabiel.
Element 8.1 Een assessment (behoeftepeiling) doen
59
Samenvatting situatie
Gedrag
Element
Meneer en mevrouw ervaren beiden hun Zoekt met zorgvrager(s) naar situatie als zwaar, wat betreft de adl-actisamenhang tussen problemen viteiten en de steun die hierbij nodig is. die zij ervaren en de behoefte Zij hebben een hechte liefdevolle relatie, aan zorg maar zij vertellen dat er nu spanningen Doet assessment op niveau gaan ontstaan omdat het voor meneer systeem De Wit te zwaar dreigt te worden. Man en vrouw willen elkaar sparen, waardoor soms situaties ontstaan die een van beiden of beiden niet willen. Mevrouw heeft een formele verpleeghuis- Doet assessment op niveau indicatie, maar geen van beiden willen professionele hulp dat mevrouw nu naar een verpleeghuis gaat. De kinderen benadrukken dat het echtpaar geen stappen moet ondernemen waardoor zij een recht op een verpleeghuisindicatie verliezen, als het helemaal niet meer gaat. Er is trouwens ook een wachtlijst.
60
Zoekt met zorgvrager(s) naar samenhang tussen problemen die zij ervaren en de behoefte aan zorg Stelt doelen in samenspraak met zorgvrager vast
Element 8.1 Een assessment (behoeftepeiling) doen Element 8.2 Een uitvoeringsplan samenstellen
Ik heb de laatste keren hier intensief met Volgt kritisch het verloop beiden over gesproken, soms samen en van de doelen richting doeleen enkele keer met de partners apart. stelling
Element 8.3 Kritisch het verloop van de zorg volgen en bewaken
Mijn beleid is er nu op gericht om Overlegt met andere hulpverbinnen de geïndiceerde zorg te zoeken leners over te behalen resulnaar mogelijkheden dat de zorg beter taten afgestemd kan worden op de situatie, en Initiatief tot samenwerking op de wens om thuis te blijven. Omdat nemen de mogelijkheid bestaat tot aanvullende Treft maatregelen zodat verpleeghuiszorg, heb ik contact gezocht wordt voorkomen dat de met het team dat beslist over toelating zorgvrager ieder keer tot deze zorgvorm. opnieuw zijn verhaal moet vertellen Door deze gesprekken heb ik een proces Communiceert mondeling en bij mijzelf en bij het echtpaar in gang schriftelijk over eigen bevingezet, waardoor er verwachtingen bij dingen allen is geschapen, die ik moest gaan waarmaken.
Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken
Ik heb de situatie zo duidelijk mogelijk in kaart gebracht, een aantal problemen geformuleerd en de wensen van mevrouw én meneer De Wit beschreven in de aanmelding.
Stelt doelen in samenspraak met zorgvrager vast
Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken Element 8.5 Continuïteit van de zorgverlening waarborgen
Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken
Element 8.2 Een uitvoeringsplan samenstellen
Samenvatting situatie Ik weet nog niet precies wat de specifieke doelen moeten zijn, maar er moet in ieder geval aan gewerkt worden dat mevrouw De Wit minder afhankelijk wordt van haar man, zodat er voor beiden meer ontspanning mogelijk is. Dat blijkt ook uit wat zij vertellen, wat zij graag willen.
Gedrag Doet assessment op niveau systeem Doet assessment op niveau professionele hulp
Meneer wil niet nog meer mensen in huis Volgt kritisch het verloop van de doelen richting doeldie de zorg overnemen, hij wil wel stelling ondersteuning bij de zorg. De aanpassingen in het huis zouden nog eens nage Schakelt op het juiste lopen moeten worden. Er moet ook moment instellingen en pernagedacht worden over hulpmiddelen sonen in voor communicatie en lezen. Lezen vindt mevrouw heerlijk, en als zij leest voelt meneer zich ontspannen. Ik ben gaan nadenken over de stappen die nodig zijn, en over de consequenties als zij worden toegelaten, maar ook als zij niet worden toegelaten.
Coördineert samenwerking professionals en zorgvragers
Element Element 8.1 Een assessment (behoeftepeiling) doen
Element 8.3 Kritisch het verloop van de zorg volgen en bewaken Element 8.5 Continuïteit van de zorgverlening waarborgen
Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken
Ik heb ondertussen een onderhandelings- Bewaakt voortgang en conti- Element 8.5 nuïteit Continuïteit van de zorgverlestrategie voor mijzelf bedacht, en heb ning waarborgen hierover met een collega gesproken. Nadat mevrouw is toegelaten tot deze zorgvorm, heb ik een overleg georganiseerd met de verpleeghuisarts en het gezin, ik heb contact opgenomen met de huisarts, en heb samen met de verpleeghuisarts een bespreking met het gezin gehad, en we hebben een teamvergadering met als thema ‘aanvullende verpleeghuiszorg’ voorbereid.
Treft maatregelen opdat zorgactiviteiten op het juiste moment door de juiste persoon worden verricht
Element 8.5 Continuïteit van de zorgverlening waarborgen
Element 8.2 Stelt vast welke zorg in vorm Een uitvoeringsplan samenstellen en tijd geboden wordt Legt een dossier aan
Nadat er is afgesproken dat de fysiothe- Coördineert samenwerking professionals rapeut oefeningen zal uitwerken, de ergotherapeut de huisaanpassingen heeft nagelopen, en de verpleeghuisarts een beleid heeft ingezet te bestrijding van een Treft maatregelen ter voorkoming dat zorgvrager van het chronische blaasontsteking en ter bevorkastje naar de muur wordt dering van de stoelgang, moet ik ervoor gestuurd zorgen dat deze afspraken worden nagekomen. Dat is geen sinecure, want het
Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken
Element 8.5 Continuïteit van de zorgverlening waarborgen
61
Samenvatting situatie blijkt dat iedere discipline zo haar eigen werkmethoden kent. Ik moet dan ook stappen ondernemen om een geïntegreerd zorgplan te maken. We hebben hiervoor geen formulieren, dus probeer ik zo veel mogelijk informatie en formularia van de verschillende disciplines en de thuiszorg te verbinden. Ik vind dat je hier geen punt van moet maken, maar dit zo efficiënt mogelijk moet doen. Roeien met de riemen die je hebt. Vervolgens word ik ook geconfronteerd met bureaucratische procedures. En moet ik regelmatig onderhandelen met de indicatiestellers van het RIO. Ook is het in de thuiszorgorganisatie waar ik werk nog niet vanzelfsprekend dat dit allemaal extra werk kost. De directie staat er volledig achter. Maar mijn operationeel manager blijft maar benadrukken dat ik productie moet leveren. Ik moet telkens de discussie aangaan over klantgerichtheid, kwaliteit en doelmatigheid.
Toch heb ik dat ingecalculeerd als zorgcoördinator. Ik wil daar geen schuldgevoel over krijgen. Ik heb het gevoel dat ik door de rol van zorgcoördinator op me te nemen, de motor van de zorg ben geworden, en dat ik de touwtjes steeds strakker aan moet trekken om de motor te laten lopen.
62
Gedrag
Element
Communiceert schriftelijk Element 8.3 Kritisch het verloop van de zorg Volgt kritisch het verloop volgen en bewaken van de doelen Overlegt met anderen over te Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken behalen resultaten
Schat behoefte aan coördina- Element 8.1 Een assessment (behoeftepeiling) tie in doen
Volgt kritisch het verloop Stelt evaluatiepunten vast
Coördineert samenwerking professionals Spoort op en corrigeert afwijkingen van de koers van individuele zorgverleners
Element 8.3 Kritisch het verloop van de zorg volgen en bewaken Element 8.2 Een uitvoeringsplan samenstellen
Element 8.4 Multidisciplinair samenwerken Element 8.3 Kritisch het verloop van de zorg volgen en bewaken
Mevrouw en meneer De Wit kunnen in ieder geval weer een tijd vooruit, ik moet dit wel goed in de gaten houden. Dus leg Bewaakt verloop van de zorg Element 8.3 Kritisch het verloop van de zorg ik alvast een aantal punten vast waar ik Evalueert de zorg volgen en bewaken op wil letten, en ik wil toch nog eens in de organisatie en het team aan de orde stellen dat we ervoor moeten zorgen dat er minder ziekenverzorgenden en gezins- Bewaakt verloop van de zorg verzorgenden in dit gezin komen. Continuïteit in personen is erg belangrijk voor allen. Anders is het bijna ook niet te regisseren en te coördineren. Want telkens blijkt dat verzorgenden niet op de hoogte zijn van gemaakte afspraken.
Voorbeeld 2
Rol: ontwerper, competentie 10
Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, levert de wijkverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en invoering van zorgprogramma’s, protocollen, procedures en kwaliteitscriteria.
Samenvatting situatie In mijn organisatie wordt gewerkt met geïntegreerde teams verpleging en verzorging. De verzorgenden hadden een bijscholing gekregen in het maken van een zorgplan. Er was echter nog geen plan voor het vervolg. Daarnaast vond ik dat het taalgebruik van sommige onderdelen van het zorgplan niet helemaal passend was. Aan het eind van de cursus vroeg ik mij af: hoe gaat het nu verder, welke stappen volgen er? Vanuit de organisatie was aangegeven dat wij als verpleegkundigen als coach zouden gaan fungeren voor de verzorgenden. Daar hebben we ook bijscholing over gehad. Ik beschouw mezelf ook als mentor van dat team. Je moet dat op een zo goed mogelijke manier proberen op een ander peil te brengen. Dat vind ik wel mijn taak, ook wel omdat het de patiëntenzorg overstijgt. Ik vind het ook leuk. We hebben een goed team met elkaar. We zijn open tegen elkaar. We kunnen dingen tegen elkaar zeggen. Ik bedacht: om te kunnen coachen moeten we alle zorgplannen onder de loep nemen; hoe werkt dit, hoever zijn jullie ermee? Dan moeten in vergaderingen zorgplannen ingebracht en besproken kunnen worden. Ik zat toen bij mezelf alles na te gaan wat er nodig zou zijn. Op dat moment was ik alleen als wijkverpleegkundige. Ik heb toen een werkplan gemaakt. Ik had het er wel over met een wijkziekenverzorgende maar in principe heb ik dit plan zelf bedacht. Zij heeft mij geholpen met de uitvoering van dit plan; onder andere het installeren van groepjes.
Gedrag
Element
Kenmerkt zich door een Element 10.1 positief-kritische houding Alledaagse zorgactiviteiten over Signaleert en analyseert knel- stijgen punten en mogelijke verbeterpunten
Toont betrokkenheid
Element 10.1 Alledaagse zorgactiviteiten overstijgen
Doordenkt consequent en consistent alledaagse activiteiten
Element 10.1 Alledaagse zorgactiviteiten overstijgen
Zet ideeën om in een plan van aanpak
Element 10.3 Projectmatig werken
Bespreekt ideeën met collega’s en peilt behoeften en herkenning
Element 10.2 Programmatische aanpak stimuleren 63
Samenvatting situatie
Gedrag
In het plan had ik aandacht besteed aan: • Het feit dat het maken van een zorg- Heeft oog voor de behoeften van de doelgroep plan voor de verzorgenden ook nieuw was; dat zij moesten gaan leren eerstverantwoordelijke in zorgsituaties te zijn • Het ontwerpen/aanpassen van de formulieren voor het zorgplan • Een stappenplan, een tijdsplanning en Hanteert tijdslimieten een specificatie van het aantal uren dat het voor welke personen zou Hanteert budgetlimieten kosten. We hebben het plan op papier gezet en aan de manager gegeven. Deze heeft het gelezen en ging akkoord. Vervolgens hebben we het plan besproken in de teamvergadering en gevraagd wat ze er van vonden. Later heb ik het ook aan de staffunctionaris verteld en die vond het prima. Wij begonnen in kleine groepjes, met mij als begeleider, al onze zorgplannen onder de loep te nemen en te bespreken. Ook zijn we ermee begonnen dat verzorgenden de zorgplannen met de cliënten gingen bespreken. Het is in principe ook de bedoeling dat ze het plan samen met de cliënt maken, maar sommigen vinden het nog moeilijk om het daar ter plekke op papier te zetten. Bij de cliënt laat de verzorgende het plan nu zien en ze vraagt of deze het ermee eens is. Op dat moment wordt dan ook meteen de evaluatie afgesproken.
64
Element
Element 10.4 Een inhoudelijke bijdrage leveren bij innovatie
Element 10.3 Projectmatig werken
Doet onderbouwde voorstelElement 10.2 len aan leidinggevende Programmatische aanpak stimu Bespreekt ideeën met colleleren ga’s en peilt behoefte aan herkenning
Geeft instructie Geeft begeleiding Motiveert
Element 10.7 Bijdragen aan implementatie
We hebben samen een formulier voor het zorgplan gemaakt, zodat de verzorgenden daarmee konden werken en ook de Element 10.4 Heeft oog voor de toepasverpleging. Dat ging dus hoofdzakelijk baarheid en de gebruiksvrien- Een inhoudelijke bijdrage leveom het zoeken naar betere bewoordinren bij innovatie delijkheid van de nieuwe gen. Wij (verpleging) maken een verwerkwijze pleegplan en dat moest een beetje in elkaar geschoven worden. Dan is het handig als het op dezelfde manier is opgebouwd, met dezelfde woorden en
Samenvatting situatie
Gedrag
omschrijvingen. Het zorgplan is voorna- Maakt gebruik van bestaande melijk gebaseerd op Orem en een stukje theorieën en modellen Gordon, maar daar ben ik iets minder bekend mee. Het was ook zo dat we een nieuwe computer hadden waar niet mee gewerkt werd. Ik heb toen gevraagd of ze het for- Signaleert en analyseert knelmulier niet ook op de computer konden punten en mogelijke verbezetten. Dat hebben ze gedaan en nu kunterpunten nen we ermee werken.
Element Element 10.4 Een inhoudelijke bijdrage leveren bij innovatie
Element 10.1 De alledaagse zorgactiviteiten overstijgen
Uiteindelijk weten onze verzorgenden nu een zorgplan te maken maar, zeker zo belangrijk, het waarom hiervan te begrijpen. Nu zijn ook andere teams van de wijkverpleging in onze organisatie hiermee bezig.
65
Verklarende woordenlijst
Termen
Verklaringen
Adaptatie
Het afgestemd zijn van delen van een organisme of van processen op elkaar en van het gehele organisme op het milieu (Van Dale 1992). Wordt in de gezondheidszorg meestal uitgewerkt als het proces van zich aanpassen aan de nieuwe situatie die ontstaat door ziekte en de gevolgen van ziekte. Waarbij de biologische, psychologische, sociale en spirituele processen op elkaar worden afgestemd en in overeenstemming worden gebracht met de omgeving. Afhankelijk van het gebuikte theoretische kader (meestal systeemleer) worden verschillende wijzen van adapteren beschreven.
Adaptieve opgaven
Zijn al die gevolgen van een ziekte, die het werk – in denken, voelen, doen en geloven – voor de betrokkene en zijn directe naaste gezinsleden veroorzaken. Corbin en Strauss (1985) spreken over het nooit eindigende werk.
Assessment
Is het besluitvormingsproces dat gebaseerd is op de verzameling van relevante informatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van een relevante set van ethische criteria, die bijdragen aan een overall inschatting en beoordeling van de persoon en zijn situatie (Barker 1997). Voor dit besluitvormingsproces zijn verschillende stappen en hulpmiddelen beschreven. Het verschil met diagnosticeren is dat bij een verpleegkundige diagnose de verpleegkundige zoekt naar specifieke gezondheidsproblemen. Als deze niet worden gevonden, is er geen reden voor verpleegkundige hulp. Bij een assessment wordt er naar de persoon en zijn situatie gekeken. De verpleegkundige wil zich een indruk van de gehele situatie vormen, van de situatie waarin de cliënt verkeert, zijn doelen, strevingen, opvattingen en problemen. Een assessment beschrijft de draaglast en de draagkracht van de zorgvrager en zijn mantelzorger, en de vaardigheden waarover ze beschikken om hiermee om te gaan, en waarin zij tekortschieten. Er wordt gebruikgemaakt van formele en informele methoden van assessment.
67
68
Authentiek
Overeenkomend met het oorspronkelijke en daaraan zijn gezag ontlenend (Van Dale 1992). In de zorgverlening wordt hiermee benadrukt dat de zorgverlener zich in haar gedrag niet verschuilt achter procedures, principes enzovoort. De houding kan ook niet bestaan uit ‘gesprekstrucjes’. Echtheid is nauw verwant met respect, zelfkennis, empathisch begrijpen, directheid en concreetheid in de communicatie. Authenticiteit wordt in maatschappelijke zin, door Charles Taylor (1998), opgevat als moreel ideaal. De zorgvrager en verpleegkundige worden dan beiden als een volledig persoon met een levensverhaal beschouwd.
Beroepsinnovatie
De ontwikkeling van het beroep als professionele activiteit. Het leveren en vervolmaken van de verpleegkundige waarden en standaarden vanuit een maatschappelijke context.
Bestaansproblemen
Problemen die niet rechtstreeks en aantoonbaar veroorzaakt hoeven te worden door een ziekte (dan zouden het immers gezondheidsproblemen zijn), maar er nauw mee samenhangen en een rol spelen bij het omgaan met adaptieve opgaven; ze zijn gerelateerd aan het leven met een ziekte.
Compassie
Medelijden (Van Dale 1992). In de zorg- en hulpverlening wordt met compassie bedoeld dat de zorgverlener oprecht meeleeft met diegene voor wie ze zorgt, zodat haar zorgverlening niet tot een product vervalt.
Diagnosticeren
Het verkrijgen van een uniek, gedetailleerd en omvattend beeld met de intentie de problematiek van de individuele zorgvrager in zijn of haar situatie te begrijpen.
Evidence based handelen
Is de integratie van het beste (onderzoeks)bewijs met klinische ervaring en de waarden van de cliënt (Sacket 2000). Dat wil zeggen dat verpleegkundigen datgene doen voor de zorgvrager, waarvan is bewezen door middel van onderzoek dat het de beste keuze is. Tegelijkertijd houdt ze rekening met de normen, waarden en voorkeuren van de zorgvrager. Haar eigen klinische ervaring speelt hierbij een rol. Kern is dat verpleegkundigen niet allerlei zaken kunnen uitvoeren zonder rationele legitimering. In de literatuur worden vijf niveaus van evidentie beschreven, die samenhangen met de mate van wetenschappelijkheid van de beslissingen.
Gezondheidsproblemen
Hieronder vallen problemen die voortkomen uit ziekte, stoornis, beperking of handicap, het verloop van de ziekte, de ziektefase waarin de cliënt zich bevindt en de behandeling. Om hierin ordening aan te brengen, wordt vaak gebruikgemaakt van de gezondheidspatronen, zoals Gordon (1995) deze heeft geordend.
I.C.F.
Internationaal classificatiesysteem voor het ordenen en beschrijven van gezondheid en gezondheidsgerelateerde aspecten. Het gaat hierbij om het ordenen van lichaamsfuncties en structuren, activiteiten en participatie. De beschrijving is gebaseerd op het document van de Wereldgezondheidsorganisatie International Classification of functioning, disability and health (2002). Het doel van de classificatie is om eenheid in taal en een kader van ordening te bieden. Het indicatieprotocol van de RIO’s zijn gebaseerd op deze classificatie.
Incorporeren
Opnemen, inlijven (Van Dale 1992).
(Her)indiceren
Het met behulp van een geformaliseerd proces op een objectiveerbare wijze vaststellen van de zorgbehoefte en het vervolgens aangeven van de in dat kader aangewezen zorg naar aard, inhoud en omvang.
Intervisie
Is een vorm van supervisie (een-op-een of in een groep), die wijkverpleegkundigen helpt vertrouwen in zichzelf en de bekwaamheid te vergroten (Kohner 1994). Dit wordt als steunend ervaren. Omdat wijkverpleegkundigen werken ‘achter gesloten deuren’ is wijkverpleging een beroep met veel onzekerheid en stress (Pateman 1998). Er zijn voor de wijkverpleging veel mogelijkheden en methodieken beschreven voor intervisie.
Mentorschap
De kunst van het uitvoeren van de rol van mentor. Voor mentorschap in de wijkverpleging wordt van de wijkverpleegkundige verwacht dat ze: • de ander (meestal student) kan inspireren; • investeert in de ander; • een medestander van de ander is (Butterworth e.a. 1997). Mentorschap vraagt zelfinzicht, effectieve communicatie en inzicht in de ontwikkeling van degene die leert en begeleid wordt.
69
70
Monitoren
Bewaken van de conditie van de zorgvrager, van de diagnostische (medische) tests en therapeutische interventies. Uit het grote onderzoek van Benner (1984) blijkt dat dit een van de belangrijkste bijdragen van de verpleegkunde is aan de gezondheidszorg. Veel medicijnen werken alleen als ze volgens voorschrift worden gebruikt. De verpleegkundige is steeds alert op signalen van zorgvragers, waaruit blijkt dat de toestand of situatie verandert in positieve of in negatieve zin (ook in de thuissituatie).
Proactief
Anticiperend op; op eigen initiatief vooruitlopend op.
Protocol
Een protocol is de uitkomst van het overleg tussen een aantal beroepsbeoefenaren over de wijze van diagnostiek en behandeling die bij een groep zorgvragers een optimaal resultaat geeft.
Reflecteren
Beschouwen, overdenken, het in aanmerking nemen (Van Dale 1992). Voor de beroepspraktijk van professionals wordt bij reflectie veel verwezen naar Schön (1987). Hij maakt onderscheid tussen reflecteren tijdens het handelen en nadenken over het handelen. Het eerste gaat vaak gepaard met experimenteren. Bij het laatste gaat het vooral om een kritische zelfanalyse. De laatste jaren zijn er methoden beschreven om individueel en als team te reflecteren.
Rentabiliteit
Winstgevendheid (financieel, maatschappelijk).
Respijtzorg
Een voorziening of dienst ter tijdelijke of intermitterende overname van zorg om een of meer (centrale) mantelzorger(s) even op adem te laten komen en de gelegenheid te geven tot maatschappelijke participatie.
Verpleegkundige psychosociale zorg
Het bieden van steun bij de adaptieve opgaven en psychosociale problemen van een zorgvrager.
Voorbehouden handelingen
Handelingen die een aanmerkelijk risico met zich meebrengen voor de gezondheid van de zorgvrager, indien deze worden uitgevoerd door niet-deskundigen.
Verpleegkundige adviesraad
Een adviserend orgaan binnen een zorgaanbiedende organisatie, naast de ondernemingsraad, waarmee verpleegkundige inbreng in een organisatie wordt nagestreefd.
Verpleegkundige diagnose
Volgens Carpenito (1995) heeft het begrip verpleegkundige diagnose drie verschillende betekenissen. Ten eerste kan het worden gezien als een centrale besluitvormingsfase in het verpleegproces. Het wordt ook gebruikt als een gestandaardiseerde en geordende beschrijving van reacties op gezondheidsproblemen, zoals Gordon (1995) doet. Tenslotte wordt het gebruikt als een uitspraak over een individuele reactie van de persoon op een gezondheidsprobleem (Schoot en Stevens 2000).
Verpleegkundige interventie Verpleegkundige interventie is elke behandeling die een verpleegkundige op grond van zijn deskundig oordeel en klinische kennis uitvoert ten behoeve van een zorgvrager (Schoot en Stevens 2000). Verpleegbeleid
Een combinatie van activiteiten die worden gevormd door: • (individuele) voornemens tot interventies op basis van een diagnosestelling; • werkprocedures, routines en improvisaties op een afdeling of binnen een team; • relaties met het gehele behandelplan van derden; • het uitstippelen van zorgtrajecten voor de zorgvrager, om de inhoud en condities voor de verpleegkundige zorg op concreet niveau op elkaar af te stemmen (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001).
Vigerend
Geldend, van kracht zijnd.
Zorgcoördinatie
Zorgcoördinatie is het op uitvoerend niveau samenstellen en instandhouden van een op de individuele zorgvrager toegesneden pakket van verschillende soorten zorg, hulp en diensten (Willems 1991). Zorgcoördinatie is dus altijd beroepsoverstijgend, en gaat uit van de vraag van de zorgvrager. Zorgcoördinatie is dus ook niet gebonden aan één bepaalde discipline. Is nauw verwant met casemanagement. Aan casemanagement wordt vaak nog casefinding toegevoegd. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag van de zorgvrager, maar ook om het opsporen van de zorgvrager, bijvoorbeeld in de psychiatrie en bij daklozen.
Zorgprogramma
Een aantal gespecificeerde en samenhangende activiteiten en maatregelen, die resulteren in een doelgerichte en planmatige inzet van twee of meer modules ten behoeve van een gespecificeerde doelgroep (Van Yperen, Van Rest en Vermunt 1998).
71
Formulieren voor het screenen van specifieke competenties van wijkverpleegkundigen
De volgende formulieren kunnen gebruikt worden om een beeld te krijgen van een of enkele specifieke competenties van wijkverpleegkundigen. Per competentie worden de elementen genummerd aangegeven met daarachter de antwoordschaal met uitersten van ‘helemaal niet’ tot ‘volledig’. Bij het invullen wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre de wijkverpleegkundige het gedrag laat zien dat onder het betreffende element beschreven wordt. Elk formulier bevat de mogelijkheid een totaalindruk van de betreffende competentie te geven. Onder aan het formulier is ruimte om een toelichting te geven op de antwoorden.
73
Competentie 0 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 0. Om een cliëntgerichte benadering met een op onderzoek gebaseerde zorgverlening te combineren, onderhoudt de wijkverpleegkundige een relatie met de zorgvrager, werkt zij binnen die relatie methodisch en systematisch, gebruikt zij daarbij de laatste wetenschappelijke inzichten en toetst ze haar handelen aan de geldende kwaliteitseisen. Nr.
Helemaal niet
Volledig
0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
74
Volledig aanwezig
Competentie 1 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 1. Om het zelfmanagement van zorgvragers met een chronische ziekte of handicap te bevorderen, geeft de wijkverpleegkundige advies, instructie en voorlichting (A.I.V.). Nr.
Helemaal niet
Volledig
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
75
Competentie 2 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 2. Om zorgvragers te ondersteunen in het leven met een chronische aandoening of handicap, biedt de wijkverpleegkundige verpleegkundige zorg. Nr.
Helemaal niet
Volledig
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
76
Volledig aanwezig
Competentie 3 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 3. Om het herstel van de gezondheid van zorgvragers in elke fase van het ziek zijn te bevorderen, complicaties te voorkomen en hen te ondersteunen bij therapeutische behandelingen, biedt de wijkverpleegkundige medisch-technische zorg. Nr.
Helemaal niet
Volledig
3.1 3.2 3.3 3.4
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
77
Competentie 4 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 4. Om zorgvragers te helpen bij het omgaan met de gevolgen van het ziek zijn en bij het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen, biedt de wijkverpleegkundige psychosociale zorg. Nr.
Helemaal niet
Volledig
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
78
Volledig aanwezig
Competentie 5 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 5. Om het zelfmanagement van mantelzorgers van chronisch zieken, gehandicapten of stervenden te bevorderen, biedt de wijkverpleegkundige ondersteuning aan mantelzorgers. Nr.
Helemaal niet
Volledig
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
79
Competentie 6 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 6. Om het lijden van zorgvragers te verlichten bij wie de ziekte niet meer reageert op een curatieve behandeling, en het sterven binnen afzienbare tijd verwacht kan worden, verleent de wijkverpleegkundige palliatieve terminale zorg. Nr.
Helemaal niet
Volledig
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
80
Volledig aanwezig
Competentie 7 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 7. Om ervoor te zorgen dat de zorgvrager de zorg krijgt die hij nodig heeft, als zijn situatie zich wijzigt of zich anders ontwikkelt dan ten tijde van het indicatiebesluit werd verwacht, brengt de wijkverpleegkundige een herindicatieadvies uit. Nr.
Helemaal niet
Volledig
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
81
Competentie 8 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 8. Om de zorg in de thuissituatie – vanuit het perspectief van de zorgvrager – als een samenhangend geheel te laten verlopen, stelt de wijkverpleegkundige een integraal zorgplan op, zorgt zij ervoor dat er uitvoering aan wordt gegeven, houdt zij toezicht op die uitvoering, stelt zij het zorgplan zo nodig bij, en bewaakt zij het realiseren van de integrale doelen. Nr.
Helemaal niet
Volledig
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
82
Volledig aanwezig
Competentie 9 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 9. Om ervoor te zorgen dat in de thuiszorg voldoende deskundigheid en programma’s beschikbaar zijn om groepsgericht advies, instructie en voorlichting (A.I.V.) te geven, werkt de wijkverpleegkundige mee aan de ontwikkeling en vaststelling van A.I.V.-programma’s. Nr.
Helemaal niet
Volledig
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
83
Competentie 10 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 10. Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, levert de wijkverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en invoering van zorgprogramma’s, protocollen, procedures en kwaliteitscriteria. Nr.
Helemaal niet
Volledig
10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
84
Volledig aanwezig
Competentie 11 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 11. Om stagiaires en collega’s in de thuiszorg te steunen bij de uitoefening van hun beroep en hun groei en ontwikkeling hierin, staat de wijkverpleegkundige hun als coach ter zijde. Nr.
Helemaal niet
Volledig
11.1 11.2 11.3 11.4 11.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
85
Competentie 12 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 12. Om kwalitatief verantwoorde zorg te bieden, functioneert de wijkverpleegkundige procatief en anticiperend als lid van een organisatie en als teamlid. Nr.
Helemaal niet
Volledig
12.1 12.2 12.3 12.4 12.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
86
Volledig aanwezig
Competentie 13 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 13. Om het vak van wijkverpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de eenentwintigste eeuw, vervult de wijkverpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn bij haarzelf en haar collega’s. Nr.
Helemaal niet
Volledig
13.1 13.2 13.3 13.4
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
87
Competentie 14 Datum: Betreft wijkverpleegkundige (naam): Ingevuld door:
Competentie 14. Om de zorgverlening te laten voldoen aan de eisen die gesteld mogen worden aan een verpleegkundige die opgeleid is op hbo-niveau, integreert de wijkverpleegkundige professionele waarden, maatschappelijke waarden en medische en verpleegtechnische vaardigheden in de uitoefening van haar beroep. Nr.
Helemaal niet
Volledig
14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 14.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
88
Volledig aanwezig
Literatuur
Barker, F.J. Assessment in psychiatric and mental health nursing. Cheltenham: Stanley Thornes Ltd., 1997 Benner, P. From Novice to Expert, Excellence and Power in Clinical Nursing Practice. Menlo Park: Addison-Wesley, 1984 Butterworth, T. e.a. Clinical supervision and mentorship in nursing. Cheltenham: Stanley Thornes Ltd., 1998 Carpenito, L.J. (ed.) Nursing diagnosis, application to clinical practice. Philadelphia: Lippincott, 1995 Corbin, J.M. en A. Strauss Unending work and care, managening chronic illness at home. San Francisco: Jossey Bass Publ., 1985 Gordon, M. Nursing diagnosis, process and application. New York: McGraw-Hill, 1995 HBO-Raad Hoofdlijnen Evaluatieplan Proefaccreditering. Den Haag: HBO-Raad, 1999 Kohner, N. (ed.) Clinical supervision in practice. London: King’s Fund Centre, 1994 Mast, J., M. Kappen en A. Pool De kern in kaart. Competentiebeschrijvingen voor de wijkverpleegkundige. Utrecht: NIZW, 2002 Mast, J. en A. Pool In de spiegel kijken. Werken aan competenties in de thuiszorg. Utrecht: NIZW, 2003 Ministerie van VWS Besluit Zorgaanspraken AWBZ. Den Haag: Ministerie van VWS, 2002 89
Pateman, B. Clinical supervision in district nursing. Butterworth, T. e.a., Clinical supervision and mentorship in nursing. Cheltenham: Stanley Thornes Ltd., 1998
Pool, A. en J. Egtberts De steen de berg op rollen. Verpleegkundige psychosociale zorg voor chronisch zieken. Utrecht: NIZW, 2001 Pool, A., C. Pool-Tromp e.a. Met het oog op de toekomst. Beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen. Utrecht: NIZW, 2001 Raalte, B. van, R. Kuiperij en M. Warringa / Stuurgroep wijkverpleging met toekomst Spil in de zorg bij mensen thuis. Utrecht: LCVV, 1999 Sacket, D.L. e.a. Evidence based medicine: how to practice and teach. London: Churchill Livingstone, 2000 Schön, D.A. Educating the reflective practioner. San Francisco: Jossey-Bass, 1987 Schoot, T. en P. Stevens Ontwerpen van zorg, vanuit verpleegkundig perspectief. Amsterdam: ThiemeMeulenhoff, 2000 Stuurgroep wijkverpleging met toekomst Kiezen voor nieuw elan. Utrecht: LCVV, 1998 Swaan, B. de De mens is de mens een zorg. Amsterdam: Meulenhoff, 1989 Taylor, C. De malaise van de moderniteit. Kampen: Kok/Agora, 1998 Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, 1992 Willems, D. Coördinatie van zorg op het continuüm van vraag en aanbod. Graaff, H. de (red.). Case management: Een zorg minder? Utrecht: SWP, 1991 World Health Organization International classification of functioning, disability and health. I.C.F. Geneva: WHO, 2002 90
Yperen, T. van, E. van Rest en C. Vermunt Zorgprogramma’s: een begrippenkader. Definitie van kernbegrippen. Programma’s in de zorg. Utrecht: NIZW, 1998
Materiaal ontwikkeld in het kader van het project Op zoek naar de balans, competenties en competentiemanagement in de thuiszorg
Kappen, M. (red.) Nieuwsbrieven ‘Op zoek naar de balans’. Utrecht: NIZW, 2001-2003 Mast, J. Resultaten quickscan. Utrecht: NIZW, 2000 Mast, J., A. van Dorsen en A. Pool Eindverslag project ‘Op zoek naar de balans’. NIZW: Utrecht, 2003 Mast, J. en M.S.H. Duijnstee Plan van aanpak. Utrecht: NIZW, 2000 Mast, J., M. Kappen en A. Pool De kern in kaart. Competentiebeschrijvingen voor de wijkverpleegkundige. Utrecht: NIZW, 2002 Mast, J., M. Kappen en A. Pool De kern van de zaak. Uitgangspunten. Utrecht: NIZW, 2001 Mast, J. en A. Pool Projectopzet. Utrecht: NIZW, 2000
91
NIZW, innovatiepartner in zorg en welzijn Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW is een onafhankelijke organisatie die zich richt op het toepasbaar maken en overdragen van kennis aan professionals, beleidsmakers en burgers in de sector zorg en welzijn. De inzet is aantoonbaar effectieve vernieuwingen in het werkveld te realiseren en de kwaliteit van de beroepsuitoefening te verhogen. In de sector zorg en welzijn werken zo’n 700.000 beroepskrachten en vele vrijwilligers op terreinen als kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening, sociaal-cultureel werk, ouderendienstverlening, jeugdzorg, maatschappelijke opvang, verzorgings- en verpleeghuizen, thuiszorg en hulpverlening aan mensen met een handicap. Ook instellingen buiten de sector die zorg- en welzijnsactiviteiten ondernemen, zoals opleidingen, provincies, gemeenten en woningbouwcorporaties, doen regelmatig een beroep op het NIZW. Binnen het NIZW vormen de integrale activiteiten van de beleidscentra Jeugd, Zorg en Sociaal Beleid de kern van de organisatie. Beleid en strategie van de centra zijn erop gericht om professionals in de sector te informeren, te adviseren en samen met hen innovaties in de praktijk door te voeren. Tegelijkertijd investeert het NIZW in een aantal algemene functies, te weten professionalisering, internationalisering en publieksinformatie. Het werkprogramma van het NIZW komt tot stand in nauw overleg met het werkveld en het ministerie van VWS. In het streven de doelmatigheid binnen de sector te bevorderen en zo veel mogelijk maatschappelijk rendement te bereiken, zoekt het NIZW de samenwerking met andere relevante partijen, met name binnen de landelijke kennisinfrastructuur. Op deze wijze wil het NIZW bijdragen aan een zorgzame samenleving waarin de eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid van burgers vooropstaan. Het werk van het NIZW resulteert onder meer in adviezen, facts en figures, databanken, implementatietrajecten, trainingen, congressen, boeken, best practices, e-zines, nieuwsbrieven, websites, cd-rom’s en video’s. Meer informatie over het NIZW is te vinden op www.nizw.nl.