Competentiebeschrijvingen voor jeugdverpleegkundigen in de thuiszorg
Lia van Straalen Julie Meerveld Jennie Mast
Competentiebeschrijvingen voor jeugdverpleegkundigen in de thuiszorg
N
I
Z
W
Module bij het handboek In de spiegel kijken. Werken aan competenties in de thuiszorg
© 2004 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun van de Sectorfondsen Zorg en Welzijn en de instellingen die hebben deelgenomen aan het project om tot deze competentiebeschrijvingen te komen. Deze instellingen zijn: Evean, Thuiszorg Nieuwe Waterweg Noord, Thuiszorg Breda, Vierstroom, Carint, Kruiswerk Mark en Maas. Auteurs Lia van Straalen, Julie Meerveld en Jennie Mast Ontwerp omslag Zeno Drukwerk Krips, Meppel ISBN 90-5957-295-5 NIZW-bestelnummer E 329193 Bestelinformatie: Adrepak Postbus 45666 2504 BB Den Haag Telefoon (070) 359 07 20 Fax (070) 359 07 01 E-mail
[email protected] Website www.nizw.nl/publicaties
Inhoud
Inleiding 7 1 Ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg 9 2 Verantwoording werkwijze en gemaakte keuzes 11 3 Typering van verpleging in de jeugdgezondheidszorg op hbo-niveau 13 4 De competentiebeschrijvingen 19 Formulieren voor het screenen van specifieke competenties van jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar 55 Formulier totaalbeeld competenties jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar 69 Verklarende woordenlijst 71 Betrokkenen bij het project 75 Literatuur 77
Inleiding
Deze module is een van de losse uitgaven met beroepsspecifieke competentiebeschrijvingen die horen bij het handboek In de spiegel kijken (Mast en Pool 2003). In dit handboek worden de principes van het werken aan competenties in de thuiszorg uitgebreid beschreven en wordt daarvoor een aantal werkwijzen en hulpmiddelen gepresenteerd. In deze module staat de uitwerking centraal van de belangrijkste beroepscompetenties van jeugdverpleegkundigen in de extramurale zorg voor kinderen van 0 tot 4 jaar en hun ouder(s)/verzorger(s). De uitwerking is helemaal toegesneden op de taken en rollen die deze jeugdverpleegkundigen in diverse domeinen vervullen en is daarom niet geschikt voor gebruik door andere zorgverleners. Voor hen verschijnen aparte modules die worden ontwikkeld in vervolg op het project Op zoek naar de balans, dat sinds 2001 op initiatief van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW is uitgevoerd. Bij het lezen van deze module wordt de inhoud van het handboek bekend verondersteld, met name de begrippen en principes die in het eerste hoofdstuk daarvan zijn beschreven. Voor het werken met de competentiebeschrijvingen als team, leidinggevende of directie wordt verwezen naar de andere hoofdstukken van het handboek en naar de formulierenset die achter in het handboek is opgenomen. De formulieren behorende bij de competenties van de jeugdverpleegkundige zijn tevens integraal opgenomen bij de competentiebeschrijvingen, gevolgd door een formulier met het totaalbeeld van de competenties. De formulieren zijn eveneens te downloaden van de site van het NIZW over competenties: www.nizw.nl/competentiesvv. Het grootste deel van deze uitgave bestaat uit twaalf specifieke competentiebeschrijvingen voor jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar. Ter inleiding (hoofdstuk 1) worden de ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg geschetst die van invloed zijn op de behoefte aan bepaalde competenties. In hoofdstuk 2 verantwoorden we de werkwijze en de gemaakte keuzes bij het totstandkomen van de beschrijvingen voor de jeugdverpleegkundige. In hoofdstuk 3 komen de kenmerken van de functie en het opleidingsniveau van de jeugdverpleegkundige 0-4 jaar aan de orde die medebepalend zijn voor de rollen die zij geacht wordt te vervullen. In hoofdstuk 4 worden na een korte toelichting op de formulering de competenties uitgebreid beschreven. Wij hebben, in navolging van de beroepsvereniging, bij de beschrijving van dit competentieprofiel gekozen voor de naam jeugdverpleegkundige 0-4 jaar. Deze aanduiding is volgens ons het duidelijkst, alhoewel uit de ervaringen in de pilotorganisaties bleek dat de benaming ouderen kindzorg- (OKZ-) verpleegkundige en jeugdgezondheidszorg- (JGZ-) verpleegkundige ook vaak voorkomen. 7
Omdat de overgrote meerderheid van de jeugdverpleegkundigen nog steeds uit vrouwen bestaat, verwijzen we in dit boek naar hen met ‘zij’ en ‘haar’. De cliënt c.q. zorgvrager duiden we in voorkomende gevallen aan met ‘hij of zij’ en ‘hem of haar’. De woorden die gemerkt zijn met een asterisk (*), zijn opgenomen in de verklarende woordenlijst achter in dit document.
8
1 Ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg
Waarom hebben jeugdverpleegkundigen competentiebeschrijvingen nodig? Competentiebeschrijvingen bieden jeugdverpleegkundigen de mogelijkheid om aan persoonlijke en professionele ontwikkeling te werken en deze ontwikkeling te richten op de uitdagingen van de huidige tijd. Het is immers niet meer voldoende om het juiste diploma te hebben; het gaat er in de toekomst vooral om of de jeugdverpleegkundige in staat is een essentiële bijdrage te leveren aan de gezondheid van kinderen. De huidige tijd kenmerkt zich door de vele combinaties van en elkaar beïnvloedende veranderingen. Veranderingen komen uit de structuur van de zorg, uit de exploderende mogelijkheden van de informatie- en communicatietechnologie, uit herstructurering en fusie van gezondheidszorginstellingen, uit veranderingen in de bevolking, uit de veranderende vraag van ouders en kinderen, uit tekorten in financiën en personeel en uit de vraag naar verantwoording. We lichten hier enkele relevante ontwikkelingen kort toe.
Inhoudelijke ontwikkelingen De jeugdgezondheidszorg (JGZ) is als gevolg van de Wet op de collectieve preventie (WCPV) in een nieuwe fase beland. De zorg die tot nu toe gesplitst was naar zorg voor 0- tot 4-jarigen en de openbare gezondheidszorg voor jeugdigen van 4 tot 19 jaar moet geïntegreerd worden. Het basistakenpakket is hierbij van groot belang. Hierin geeft het ministerie aan welke taken integraal binnen de JGZ moeten worden uitgevoerd. In dit basistakenpakket wordt geen onderscheid gemaakt naar functionarissen. Voor verpleegkundigen werkzaam in de zorg voor 0- tot 4-jarigen is het belangrijk om te laten zien wat hun aandeel is in deze specifieke zorg, nu en in de toekomst. Dit aandeel in de zorg moet aansluiten bij de eisen die van buiten de beroepsgroep worden gesteld, zoals door de overheid en de gemeenten, maar ook bij de professionele eisen binnen de verpleegkunde. Steeds meer zal de verpleegkundige moeten aantonen dat haar interventies wetenschappelijk onderbouwd zijn, of dat er gebaseerd op onderzoek, evidence- based* wordt gewerkt. Kwaliteitsrichtlijnen, protocollen en programma’s sturen het werk van de verpleegkundigen, en verpleegkundigen moeten hieraan een beroepsinhoudelijke bijdrage leveren. Met de integratie van de JGZ komen ook inhoudelijk nieuwe thema’s in beeld. Er ontstaat bijvoorbeeld discussie over waar het evenwicht ligt tussen de individuele zorg voor kind en ouder(s)/verzorger(s) en de algemene preventieve gezondheidszorg. Welke deskundigheid is er nodig om het een of het ander te doen, en waarop baseert men die deskundigheid? Nieuwe vragen die nieuwe antwoorden vereisen. Het denken in competenties helpt de JGZ-verpleegkundigen hierbij.
Veranderingen in de structuur van de JGZ De gemeenten zijn sinds de invoering van de WCPV verantwoordelijk voor de zorg voor 0- tot 19-jarigen. Een samenwerking tussen thuiszorg en GGD’s ligt voor de hand bij de structurering van deze zorg. Ook wordt vanuit de overheid de nadruk gelegd op een sluitende keten van
9
jeugdvoorzieningen, het aanpakken van verkokering van de zorg, en het verminderen van bureaucratische processen en administratieve lasten. De zorg zal doelmatig en efficiënt georganiseerd moeten worden. Ook daarom zal de JGZverpleegkundige de waarde van haar werkzaamheden en haar vak moeten laten zien.
Denken in en werken met competenties Het initiële onderwijs binnen hbov-opleidingen wordt steeds meer gebaseerd op competenties. Competentiegericht leren vraagt om een verbinding tussen de opleiding en het werkveld. Op dit moment is bij opleidingen en bij het werkveld nog onvoldoende duidelijk over welke competenties de toekomstige verpleegkundigen in de JGZ (0-19) moeten beschikken als ze de opleiding verlaten. Omdat het basistakenpakket JGZ vanaf januari 2003 als pilot is ingevoerd en in 2005 verplicht wordt in de JGZ-praktijk, is het probleem uiterst actueel. Scholen zoeken naar een competentiegerichte invulling voor dit JGZ-deel. Competentieprofielen, als het nu voorliggende, kunnen een hulpmiddel zijn bij het verduidelijken van de huidige vermogens van jeugdverpleegkundigen en laten zien waar de uitdagingen voor de toekomst liggen.
Maatschappelijke ontwikkelingen Door het huidige kabinet wordt door verschillende ministeries actief gestuurd op het jeugdbeleid. Men wil actief voorkomen dat kinderen in hun eerste levensfase achterstanden oplopen in hun ontwikkeling. Risicokinderen moeten tijdig en adequaat gesignaleerd en begeleid worden om problemen te voorkomen. Voortijdig schoolverlaten, terugdringen van de jeugdwerkloosheid, minder onderwijsachterstanden, minder jeugdcriminaliteit zijn thema’s die terug te vinden zijn in de agenda van het jeugdbeleid Operatie Jong. Specifiek noemt men dat er sneller gesignaleerd en gezamenlijk geopereerd moet worden binnen de jeugdzorg. Daarnaast is een uitgangspunt ‘samen werken en beter meten’. Effectiviteit van het handelen in de jeugdzorg wordt steeds belangrijker. Ook hier zal de JGZ-verpleegkundige haar competenties moeten verhelderen en laten zien.
Informatietechnologie Ter ondersteuning van het professioneel handelen zal steeds meer gebruikgemaakt worden van de mogelijkheden die informatie- in communicatietechnologie (ICT) biedt. Het monitoren en rapporteren over groepen jongeren zal door middel van indicatoren in datasystemen worden ingevoerd. Het omgaan met deze hulpmiddelen en het leveren van een bijdrage daaraan mag worden verwacht van JGZ-verpleegkundigen op hbo-niveau. Door met competentiebeschrijvingen te werken wordt duidelijk wat cliënten en organisaties van de JGZ-verpleegkundige kunnen verwachten. Zij zullen zich voortdurend moeten ontwikkelen en nieuwe uitdagingen moeten oppakken om kwaliteit van zorg te kunnen bieden. Hierbij is de vraag behoort dit tot mijn takenpakket niet zo relevant. Het gaat nu vooral om vragen als wat moet en kan ik doen om dit probleem op te lossen? Wat heb ik nodig om mijn werk goed te kunnen doen? 10
2 Verantwoording werkwijze en gemaakte keuzes
Het tot stand brengen van de competentiebeschrijvingen voor jeugdverpleegkundigen is een project geweest van NIZW Zorg samen met zes thuiszorginstellingen. We schetsen hier in het kort hoe we tot deze beschrijvingen zijn gekomen: • Met jeugdverpleegkundigen samen hebben we nagedacht en gepraat over de inhoud van de verpleegkundige zorg binnen de jeugdgezondheidszorg (0-4 jaar) en over de invulling van de competenties. We hebben hiervoor groepsinterviews gehouden met jeugdverpleegkundigen uit de pilotinstellingen. In deze groepsinterviews onderzochten we wat de kern is van het werk van de jeugdverpleegkundige en over welke vermogens deze moet beschikken om haar werk goed te kunnen uitvoeren. De interviews zijn op schrift gesteld, vervolgens geanalyseerd en vertaald naar de competentiebeschrijvingen. • Vanuit de pilotinstellingen hebben managers, opleidingsfunctionarissen en soms ook personeelsadviseurs meegedacht over de beschrijvingen. • We hebben experts geraadpleegd op het gebied van de jeugdzorg en de verpleging om mee te denken en commentaar te geven op de eerste concepten. • We hebben recente literatuur over de jeugdgezondheidszorg geraadpleegd en andere profielen als referentiekader gebruikt. Met name het conceptprofiel van de Landelijke Vereniging van Sociaal Verpleegkundigen is hierbij van belang geweest. • We sluiten met de indeling in domeinen en rollen en met de formulering van de competenties aan bij de manier waarop deze zijn beschreven voor de hbo-verpleegkundige in Met het oog op de toekomst (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001). Ook de kerncompetenties voor de JGZ zijn meegenomen in dit profiel. • De pilotinstellingen hebben het conceptmateriaal uitgebreid beoordeeld en getoetst. Deze opmerkingen en aanvullingen zijn verwerkt en hebben geleid tot deze beschrijvingen. Competentiebeschrijvingen zijn een hulpmiddel om goede jeugdgezondheidszorg te kunnen bieden, door de juiste mensen op de juiste plaats. Competentiebeschrijvingen zijn gekoppeld aan een situatie in een bepaalde tijd. Op dit moment weerspiegelt de beschrijving wat jeugdverpleegkundigen in de thuiszorg idealiter kunnen en doen. Dit is echter niet statisch, maar aan voortdurende verandering onderhevig. De beschrijvingen zullen daarom regelmatig bijgesteld en zo nodig aangevuld moeten worden. Jeugdverpleegkundigen kunnen zich aan de competentiebeschrijvingen spiegelen. We hopen dat zij zich hierdoor zullen blijven ontwikkelen en voortdurend mogelijkheden blijven zien om hun vak te verhelderen en te waarderen.
11
3 Typering van de verpleging in de jeugdgezondheidszorg op hbo-niveau
Wat is nu eigenlijk het specifieke van een jeugdverpleegkundige? Wat mag een instelling van haar verwachten, waar mogen cliënten haar op aanspreken, en wat is nu dat hbo-niveau binnen de jeugdgezondheidszorg? We gaan hier kort in op enkele belangrijke aspecten waarop de competentiebeschrijvingen zijn gebaseerd.
Op hbo-niveau functioneren Voor jeugdverpleegkundigen zijn de huidige ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg bij uitstek een gelegenheid om hun hbo-niveau te tonen in woord en daad. Het hbo-niveau is een centraal begrip binnen de hbo-standaard, zoals die door de HBO-Raad is geformuleerd (HBORaad 1999). De kenmerken van deze standaard zijn verwerkt in de competentiebeschrijvingen. Een hbo’er kenmerkt zich door: • brede professionalisering: het zelfstandig uitvoeren van taken door een beginnend beroepsbeoefenaar, functioneren binnen een arbeidsorganisatie en het zelfstandig uitoefenen van het beroep; • (multidisciplinaire) integratie: het integreren van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden vanuit verschillende vakinhoudelijke disciplines in het kader van beroepsmatig handelen; • (wetenschappelijke) toepassing: de toepassing van relevante (wetenschappelijke) inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waarmee hbo’ers in hun beroepsuitoefening worden geconfronteerd; • transfer en brede inzetbaarheid: de toepassing van kennis, inzicht en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties; • creativiteit en complexiteit van handelen: omgaan met vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem niet op voorhand duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn; • probleemgericht werken: het op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk; het in dit licht ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit van deze oplossingsstrategieën; • methodisch en reflectief denken en handelen: het stellen van realistische doelen, het plannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroeps)matig handelen, op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie; • sociaal-communicatieve bekwaamheid: communiceren en samenwerken met anderen zodat wordt voldaan aan de eisen die participatie in een arbeidsorganisatie stelt; • basiskwalificaties voor managementfuncties: uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken en managementtaken. Wat betekenen deze kenmerken nu voor de dagelijkse praktijk? Een organisatie kan er bijvoorbeeld voor kiezen een jeugdverpleegkundige in te zetten voor het verbeteren van de zorg aan bepaalde risicogroepen in de wijk. Bijvoorbeeld door de preventie van adipositas bij kinderen
13
multidisciplinair aan te pakken of door het starten van een programma om kindermishandeling in een vroeg stadium op te sporen en terug te dringen. De jeugdverpleegkundige 0-4 jaar dient over specifieke vermogens te beschikken om daarin de juiste bijdrage te kunnen leveren.
Verpleegkundige binnen de jeugdgezondheidszorg Verpleegkundige zorg binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is wezenlijk anders dan verpleegkundige zorg voor volwassenen. Verpleegkundigen in de JGZ binnen de thuiszorg hebben over het algemeen te maken met gezonde kinderen en met hun ouder(s)/verzorger(s). De doelgroepen waar zij zorg aan verlenen zijn zuigelingen en peuters. De zorg voor kleuters, schoolkinderen en jeugdigen was tot nu toe ondergebracht bij de GGD’s. De jeugdverpleegkundige begeleidt kinderen en hun ouder(s)/verzorger(s) met als doel hun ontwikkeling te bevorderen en hen gezond te laten opgroeien. De verpleegkundige werkt hierbij nauw samen met de consultatiebureau-arts (cb-arts). Door de jaren heen zijn er nieuwe taken aan het verpleegkundig beroep toegevoegd en eraan onttrokken. Het streven van de overheid naar meer samenhang in de jeugdgezondheidszorg zal zeker invloed hebben op het takenpakket van de jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar. In aansluiting op Met het oog op de toekomst (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001) verdelen wij het gebied waarop verpleegkundigen deskundig zijn in drie domeinen: zorg en preventie, organisatie van zorg en beroep. De jeugdverpleegkundige 0-4 jaar is deskundig binnen alledrie domeinen. De harde kern van het beroep wordt gevormd door: • de zorg voor risicokinderen en ouders(s)/verzorger(s); • het bieden van individuele en collectieve preventie; • het geven van gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (GVO).
Rollen jeugdverpleegkundige De rollen die de jeugdverpleegkundige vervult ten behoeve van zorg, organisatie van zorg en beroep worden hier kort getypeerd. Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen we naar Met het oog op de toekomst.
14
Rol van zorgverlener Kenmerkend voor de rol van zorgverlener is dat zij in staat is op methodische wijze goede zorg te verlenen waarin kind en ouders centraal staan. Zij kan goed observeren, analyseren en interpreteren. In haar beroepshouding verenigt de jeugdverpleegkundige de sensitiviteit, responsiviteit en creativiteit die nodig is om aansluiting te vinden bij het ontwikkelingsniveau en de belevingswereld van het kind. Door haar probleemoplossend en abstraherend vermogen is zij in staat problemen in de directe zorgverlening aan het kind op meerdere niveaus en vanuit verschillende perspectieven te analyseren en te beoordelen. De jeugdverpleegkundige is actief betrokken bij de ontwikkelingen betreffende de taakverschuiving van artsen naar verpleegkundigen. Wanneer die taakverschuiving plaatsvindt zorgt de jeugdverpleegkundige ervoor dat de kwaliteit van de zorgverlening gegarandeerd is. In het belang van kind en ouder(s)/verzorger(s) neemt zij zo nodig het initiatief om andere disciplines te consulteren, terwijl zij zelf ook geconsulteerd kan worden. De jeugdverpleegkundige zorgt voor een kindvriendelijk klimaat waarin ruimte is voor de ouder(s)/verzorger(s), zij stimuleert de samenwerking met het kind en de ouder(s)/verzorger(s) en komt op voor hun belangen als zij dat zelf niet kunnen. Preventie en GVO vormen een integraal onderdeel van de zorgverlening. Bij de zorgverlening is de jeugdverpleegkundige er steeds op gespitst dat kinderen met extra risico’s ook extra zorg krijgen.
Rol van regisseur
Zowel bij gezonde kinderen als bij kinderen met een extra risico of kinderen met gezondheidsproblemen* houdt de jeugdverpleegkundige de regie over de zorgverlening in de gezondheidszorg. Zij beweegt zich indien noodzakelijk op het snijvlak van zorg en welzijn en neemt hiermee verantwoordelijkheid voor het integrale karakter van de zorg. Op deze wijze helpt zij voorkomen dat belangen van kinderen en ouders(s)/verzorger(s) geschaad worden door bureaucratische barrières of door gebrek aan samenwerking tussen hulpverleners. Bovendien kan zij in de wijk zorgnetwerken opbouwen waardoor zij risicofactoren kan helpen signaleren en terugdringen. Bijvoorbeeld door te signaleren dat er onvoldoende veilige speelmogelijkheden zijn in de wijk. Rol van ontwerper
In haar rol als ontwerper gebruikt de jeugdverpleegkundige haar vaardigheden om vernieuwingen en kwaliteitsverbeteringen vorm te geven met behulp van wetenschappelijke kennis, onderzoeksmateriaal en verpleegkundige kennis. Soms zullen vernieuwingen door anderen (niet-verpleegkundigen) worden geïnitieerd en levert de jeugdverpleegkundigen een bijdrage aan de integratie van het verpleegkundige deel van de vernieuwing. Bijvoorbeeld bij het maken van een richtlijn voor de vroegsignalering van opvoedingsproblemen of door mee te werken aan de invoering van een maatwerkprogramma uit het basistakenpakket. Soms zal haar bijdrage zich richten op de verbetering van werkmateriaal zoals protocollen, procedures of kwaliteitscriteria. Bij dit alles is het noodzakelijk dat zij consequent en consistent de dagelijkse zorgpraktijk kan overdenken. Rol van coach
Het meest kenmerkende van de rol van coach is stimuleren, motiveren en feedback geven en ontvangen. De rol van coach kent vele elementen. Soms is deze rol meer impliciet, bijvoorbeeld als het gaat om het vervullen van een voorbeeldfunctie. Deze rol kan echter ook heel expliciet worden vervuld, bijvoorbeeld bij het begeleiden en inwerken van nieuwkomers in een team of op de afdeling, maar ook bij het begeleiden van stagiaires, en bij intervisie- of reflectiebijeenkomsten. De rol van coach is essentieel voor het leren op de werkplek. Juist waar verpleegkundigen veel solistisch werken, zoals in de extramurale gezondheidszorg, is intervisie* en mentorschap* op zijn plaats (Butterworth e.a. 1997). Rol van beroepsbeoefenaar
Als beroepsbeoefenaar is de jeugdverpleegkundige lid van een beroepsgroep, die haar bepaalde verplichtingen oplegt. Zij houdt zich aan de beroepscodes en de ethische codes. Als individu draagt zij ook beroepswaarden uit. Van de jeugdverpleegkundige mag worden verwacht dat zij op een actieve manier meewerkt aan het formuleren van waarden en aan het ontwikkelen van strategieën om deze waarden te realiseren. De jeugdverpleegkundige heeft de wil en de kennis, en creëert mogelijkheden om aan een continue verhoging van de kwaliteit van het beroep te werken. De rol beroepsbeoefenaar wordt vervuld ten behoeve van het domein beroep, met de domeinspecificaties beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering. De jeugdverpleegkundige beroepsgroep moet op talloze manieren laten zien wat zij waard is door aan te tonen welke bijdrage zij levert aan de gezondheid van kinderen. De jeugdverpleegkundige is moreel en juridisch individueel verantwoordelijk voor haar handelen, maar zij heeft ook een verantwoorde-
15
lijkheid tegenover de totale beroepsgroep. Deze verantwoordelijkheid kan niet los worden gezien van maatschappelijke ontwikkelingen. Belangrijk is dat jeugdverpleegkundigen de beroepswaarden en standaarden als professional respecteren en hooghouden, maar wel flexibel reageren op maatschappelijke, technologische en morele ontwikkelingen in de samenleving. Reflectie
De rollen van coach en ontwerper staan indirect wel ten dienste van de zorguitvoering, maar ze worden uitgevoerd ten behoeve van het domein organisatie van zorg. Dat jeugdverpleegkundigen handelen ten behoeve van de zorguitvoering is evident. Dat vormt traditioneel de kern van hun professionaliteit. Nu en in de toekomst is dat echter niet meer voldoende. Werkbegeleiding geven en meewerken aan kwaliteitszorg spelen evenzeer een belangrijke rol. Goede zorg vraagt om reflectie op de dagelijkse praktijk, zowel op het niveau van het individu als op het niveau van het team. Zorg verlenen biedt altijd mogelijkheden om te leren en het eigen handelen te verbeteren. Een van de eerste eisen die aan jeugdverpleegkundigen wordt gesteld in verband met de kwaliteitszorg is dat zij de (gezondheids)zorg vanuit verschillende gezichtspunten kunnen beschouwen. De hiernavolgende tabel betreft een overzicht van de domeinen, domeinspecificaties, rollen en competenties van de jeugdverpleegkundige 0-4 jaar.
16
Alle domeinen specificaties rollen
Algemene competentie 0 Om een cliëntgerichte benadering te combineren met een op onderzoek gebaseerde zorgverlening en preventie, onderhoudt de jeugdverpleegkundige een professionele relatie met de cliënt, werkt zij daarbij methodisch en systematisch en baseert zij haar handelen op wetenschappelijke inzichten.
Domeinen
Domeinspecificaties
Rollen
Beroepscompetenties jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar
Zorg & Preventie
Primaire en secundaire preventie
Zorgverlener
1 Om tijdig risico’s voor een niet normaal verlopende groei en ontwikkeling van het kind te signaleren, analyseert de jeugdverpleegkundige systematisch factoren die van invloed zijn op de groei en de ontwikkeling van het kind. 2 Om het inzicht en de eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s) voor het gezond opgroeien van hun kind(eren) te vergroten, gaat de jeugdverpleegkundige uit van een professionele analyse en geeft zij op een methodisch verantwoorde wijze individueel advies, instructie, voorlichting en begeleiding. 3 Om het inzicht en de eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s) voor het gezond opgroeien van hun kind(eren) te vergroten, geeft de jeugdverpleegkundige op een methodisch verantwoorde wijze groepsvoorlichting. 4 Om de kans op infectieziekten bij kinderen in de wijk te verkleinen, zorgt de jeugdverpleegkundige voor een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad.
Regisseur
5 Om ervoor te zorgen dat een kind met extra gezondheids- en/of opvoedingsrisico’s zo gezond mogelijk opgroeit, stelt de jeugdverpleegkundige een integraal zorgplan op, biedt zij verpleegkundige professionele zorg, coördineert zij de zorg en bewaakt zij het realiseren van integrale doelen. 6 Om tijdig actuele of potentiële gezondheidsbedreigende omgevingsfactoren te kunnen signaleren en beïnvloeden, participeert de jeugdverpleegkundige in samenwerkingsverbanden op wijk- en buurtniveau en levert zij een bijdrage aan het voorkomen en/of verminderen van deze factoren.
Ontwerper
7 Om ervoor te zorgen dat het voorlichtingsaanbod in de jeugdgezondheidszorg actueel en passend is, werkt de jeugdverpleegkundige mee aan ontwikkeling, implementatie en evaluatie van voorlichtingsprogramma’s en/of -methodieken. 8 Om de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, levert de jeugdverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en invoering van protocollen, procedures en kwaliteitscriteria. 9 Om stagiaires en collega’s in de jeugdgezondheidszorg te steunen bij hun beroep en hun groei en ontwikkeling hierin, staat de jeugdverpleegkundige hen als coach ter zijde.
Zorg voor risicokinderen
Organisatie van zorg
Zorg & Preventiebeleid Kwaliteitszorg Werk & Stagebegeleiding
Beroep
Beroepsuitoefening Beroepsinnovatie
Coach
Beroepsbeoefenaar
10 Om kwalitatief verantwoorde zorg te bieden, functioneert de jeugdverpleegkundige actief als lid van een organisatie en van een team. 11 Om het vak van jeugdverpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de eenentwintigste eeuw, vervult de jeugdverpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn bij haarzelf en haar collega’s. 12 Om de zorgverlening te laten voldoen aan de eisen die gesteld mogen worden aan een hbo-opgeleide jeugdverpleegkundige, integreert de jeugdverpleegkundige professionele waarden, maatschappelijke waarden en medische en verpleegtechnische vaardigheden in de uitoefening van haar beroep.
Domeinen, domeinspecificaties, rollen en competenties jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar 17
4 De competentiebeschrijvingen
Het denken in en het werken met competenties geeft houvast in het omgaan met vakinhoudelijke en organisatorische ontwikkelingen en in het afstemmen daarvan op elkaar. Competentie als begrip is vrij nieuw binnen de zorg, maar is binnen het onderwijs al heel duidelijk omarmd. We geven hier in het kort de definitie van competenties zoals wij die gebruiken binnen deze publicatie en geven puntsgewijs aan wat verpleegkundigen met deze beschrijvingen kunnen doen.
Wat zijn competenties? ‘Competenties zijn de vermogens van mensen om een taak onder verschillende omstandigheden in de reële werkelijkheid uit te voeren en tot de gewenste resultaten te komen’ (Benner 1982). Deze definitie geeft volgens ons goed aan waar het om gaat bij het denken in en werken met competenties. We ontrafelen de definitie om een paar belangrijke aspecten ervan te verduidelijken. • Competenties zijn vermogens van mensen: het geïntegreerde geheel van kennis, houding, vaardigheden, ervaring, motivatie, zelfbeeld en normen en waarden. Een zorgverlener gebruikt al die elementen om de zorg zo goed mogelijk te kunnen geven in allerlei verschillende situaties. Zij gebruikt van dit geheel dat wat ze nodig heeft in een situatie en ze kan haar vermogens aanpassen aan de situatie waarin ze werkt. De competentiebeschrijvingen geven weer over welke vermogens de verpleegkundige moet beschikken om het geheel van haar werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren. • Competenties hebben te maken met effectief gedrag. In de beschrijvingen staat aangegeven wat de zorgverlener wil bereiken met haar activiteiten, wat het gewenste resultaat is. De verpleegkundige wil op een professionele wijze zorg leveren die voldoet aan haar eigen normen, aan de verwachtingen van de zorgvrager, en aan de eisen die de instelling oplegt. • Competenties zijn te zien en worden bepaald door de situatie waarin men werkt, de reële werkelijkheid. Deze beschrijvingen zijn daarom specifiek voor jeugdverpleegkundigen in de thuiszorg omdat hierin beschreven wordt wat jeugdverpleegkundigen tegenkomen in hun werk, en wat zij daarbinnen aan vermogens inzetten om hun doelen te bereiken.
Wat kan een jeugdverpleegkundige met de competentiebeschrijvingen? Competentiebeschrijvingen vormen als geheel een beeld van datgene wat nodig is om een beroep te kunnen uitvoeren. Dit is een heel compleet en heel uitgebreid beeld. • Je kunt je als verpleegkundige spiegelen aan dit beeld. Heb jij datgene wat beschreven staat ook in je gedragsrepertoire of ontbreken er bepaalde elementen? Misschien ben je over sommige zaken onzeker of weet je het niet van jezelf. Je kunt met behulp van de formulieren die achter in dit boek zijn opgenomen een overzicht maken van je sterke en zwakkere punten. • Je kunt op eenzelfde manier aan collega’s of aan je leidinggevende vragen om hun beeld te geven over een of meer van jouw competenties. Op die manier krijg je heel gericht feedback van anderen en kun je je eigen beeld bijstellen.
19
• Je kunt ook de ouder(s)/verzorger(s) om tips vragen over je functioneren. Ook deze feedback kan je helpen om je eigen beeld te verfijnen. • Je kunt gebaseerd op je overzicht een persoonlijk ontwikkelplan, een zogenoemd POP maken, waarin je aangeeft wat je de komende tijd wilt ontwikkelen van jezelf, met welk doel en op welke manier. • In teambesprekingen kun je met elkaar de beschrijvingen bespreken en toetsen of jullie op die manier werken, wat je wel of niet doet, en waarom jullie het zo doen. Je kunt dan ook afspreken wat jullie er als team mee kunnen doen. Blijven leren wordt binnen de verpleging steeds belangrijker. Verpleegkundigen binnen de jeugdgezondheidszorg hebben zich soms door bij- en nascholing verder ontwikkeld op specifieke terreinen. Het is voor instellingen en voor deze verpleegkundigen maar ook in het kader van het denken in competenties van belang om deze competenties van jeugdverpleegkundigen in hun volledige breedte te erkennen en te waarderen.
Spoorboekje De competentiebeschrijvingen van de jeugdverpleegkundige 0-4 jaar vormen een profiel zoals dat er volgens ons en de pilotorganisaties uit zou moeten zien. Het profiel geeft inzicht in wat mag worden verwacht van de beroepsgroep jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar. Het kan worden gebruikt voor het maken van een eigen ontwikkelplan, maar ook om de juiste persoon te kiezen voor een bepaalde taak. Ook kan het gebruikt worden voor een teamontwikkelplan. We hebben het profiel in de praktijk van de zorg vaak aangeduid als een spoorboekje. Je zoekt gericht waar je naartoe wilt, en je bepaalt het traject. Jeugdverpleegkundigen die zich willen ontwikkelen, kunnen zichzelf met behulp van het profiel een spiegel voorhouden, heel algemeen of in detail. Op de punten waar ze zichzelf niet voldoende competent achten, kunnen ze zich ontwikkelen. Het ontwikkelen van de competenties zal meestal niet los van het team en van de doelstellingen van de organisatie gebeuren. Gezamenlijk zullen ze bekijken wat reëel en haalbaar is voor de medewerkers.
Vaste formule De competentiebeschrijvingen zijn geformuleerd volgens de methodiek die is gekozen in het boek Met het oog op de toekomst (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001). Iedere competentiebeschrijving begint met een kernzin, met daarin een werkwoord waarmee een mogelijkheid voor gedrag wordt uitgedrukt. Aan dat werkwoord worden steeds elementen toegevoegd, waarmee wordt weergegeven dat de jeugdverpleegkundige over eigenschappen beschikt waardoor ze in staat is het gewenste gedrag te vertonen als een situatie daarom vraagt. Deze eigenschappen zijn: • geschiktheid; • benodigde kennis en kunde; • wil; • juiste houding.
20
We hebben gekozen voor omschrijvingen die zo volledig mogelijk en zo concreet mogelijk zijn. Dat kenmerken van gedrag elkaar daarbij soms overlappen is onvermijdelijk; je hebt nu eenmaal vaak dezelfde of vergelijkbare vermogens nodig om verschillende resultaten te bereiken. Bij het lezen van de competentiebeschrijvingen is het belangrijk dat ze opgevat
worden als vermogens, en niet als taken. Het gaat bij dit competentieprofiel om de vermogens waarover iemand moet beschikken om de hiervoor beschreven rollen te kunnen vervullen.
Basis Naast de vijf rollen is er een aantal basiselementen die de jeugdverpleegkundige moet kunnen laten zien in de uitoefening van haar beroep binnen alle domeinen en alle rollen. We hebben dit de basiscompetentie, competentie 0 genoemd. Dit betekent dat verpleegkundigen voor al hun werkzaamheden een professionele relatie moeten kunnen opbouwen en onderhouden, dat zij dat klantgericht doen, en dat zij hierover deskundig en methodisch kunnen communiceren. Ook vraagt een goede beroepsuitoefening om regelmatig reflecteren op het eigen handelen en de eigen emoties. Alleen op die manier kan een verpleegkundige leren van het eigen handelen en dit verbeteren. Deze basiscompetentie geldt daarom voor de gehele beroepsuitoefening van jeugdverpleegkundigen op hbo-niveau. Instellingen, managers en verzorgenden zelf vinden hierin houvast voor het toetsen of ontwikkelen van de meer algemene vermogens van de verpleegkundigen. Deze basiscompetentie heeft dus een ander karakter dan de andere meer specifieker ingevulde competenties. Competentie 0 is algemener en minder direct gekoppeld aan werksituaties van verpleegkundigen. De elementen die worden genoemd in deze beschrijving kunnen in allerlei andere competenties een rol spelen en zijn voortdurend verder te ontwikkelen. Als een verpleegkundige het moeilijk vindt om goed te communiceren, is dat in allerlei werkzaamheden een belemmering om goed te functioneren. Bij het werken met competentie 0 is het daarom aan te bevelen de elementen te koppelen aan praktijksituaties, of aan andere competenties. Dan kan men gericht kijken hoe de verpleegkundige dit element verder kan ontwikkelen.
21
0
Algemene competentie
Domein: alle domeinen Domeinspecificatie: alle specificaties Competentie Om een cliëntgerichte benadering te combineren met een op onderzoek gebaseerde zorgverlening en preventie, onderhoudt de jeugdverpleegkundige een professionele relatie met de ouder(s)/verzorger(s) en/of kind(eren), werkt zij daarbij methodisch en systematisch, en baseert zij haar handelen op wetenschappelijke inzichten. Toelichting Kenmerkend voor de rol van zorgverlener is dat het de meest basale rol is die de jeugdverpleegkundige vervult. Het vervullen van de rol vraagt van haar dat zij in iedere situatie afwegingen kan maken met betrekking tot haar technisch en moreel handelen. Zij kan die afwegingen telkens beargumenteren en verantwoorden en is zich bewust van de zinvolheid van preventief handelen. Van de op hbo-opgeleide jeugdverpleegkundige wordt bovendien verwacht dat zij zorg kan verbinden met theoretische kennis of met resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Om dit op cliëntgerichte wijze te doen is het noodzakelijk dat de jeugdverpleegkundige een relatie aangaat en onderhoudt met de ouder(s)/verzorger(s) c.q. het kind. In de zorgverlening is die professionele relatie van groot belang omdat zij het voertuig is om doelen te realiseren. Zij maakt daarbij afwegingen over de belangen van het kind en de belangen van de ouder(s)/verzorger(s). Juist van een op hbo-niveau opgeleide jeugdverpleegkundige wordt gevraagd dat zij het evenwicht tussen de kwaliteit van het professioneel handelen en de maatschappelijke waarde van dat handelen kan waarborgen. De jeugdverpleegkundige onderhoudt een dialoog met de ouder(s)/verzorger(s) en het kind. Vanuit die dialoog kan zij werken aan een vertrouwensband en volgens geldende kwaliteitseisen zorg bieden. Bij professionele jeugdverpleegkundige zorg gaat het om • onderhouden van een professionele relatie; • aansluiten op de vraag en de situatie van ouder(s)/verzorger(s) en het kind; • zich vaardig uitdrukken; • methodisch en systematisch handelen; • doelgericht omgaan met grenzen en spanningen; • realiseren van zorg volgens geldende kwaliteitseisen; • reflecteren* op eigen gedrag, emoties en (persoonlijke en professionele) normen; • professionele waarden omzetten in gedrag; • samenwerken met andere hulpverleners; zodat de zorg door de cliënt als op maat en professioneel verantwoord wordt ervaren.
22
Element 0.1 Onderhouden van een professionele relatie: • • • • • • • • •
een open en eerlijke houding hebben; openstaan voor feedback; uitgaan van eigen kernkwaliteiten; aangaan, onderhouden en afsluiten van een relatie; open en eerlijk informatie geven; gemaakte afspraken nakomen; fouten van zichzelf en van collega’s erkennen en herstellen; verantwoordelijkheid voor eigen gedrag demonstreren; zich niet verschuilen achter formele argumenten.
Element 0.2 Aansluiten op de vraag en de situatie van ouder(s)/verzorger(s) en het kind: • • • • • •
handelen afstemmen op de actuele of potentiële vraag; anticiperen op vragen en ontwikkelingen; aansluiten bij de voorkeuren, wensen en mogelijkheden; ervaringsdeskundigheid van ouder(s)/verzorger(s) gebruiken; communicatie afstemmen op ouder(s)/verzorger(s); autonomie respecteren.
Element 0.3 Zich vaardig uitdrukken: • • • • • •
ideeën mondeling helder en duidelijk formuleren; ideeën schriftelijk helder en duidelijk formuleren; de essentie van de boodschap effectief overbrengen; rekening houden met het verschil in mondelinge en schriftelijke taal; rekening houden met mogelijke storingen bij zender, boodschap en ontvanger; non-verbaal en verbaal overeenstemmen in reacties.
Element 0.4 Methodisch en systematisch handelen: • • • • • • • • • • • • •
anamnese afnemen; situatie analyseren; prioriteiten stellen; probleeminventarisatie maken; valide instrumenten* gebruiken bij het stellen van diagnoses; met de ouder(s)/verzorger(s) doelen en werkwijzen vaststellen; regelmatig met de ouder(s)/verzorger(s) evalueren en bijstellen; regelmatig rapporteren over voortgang en evaluaties; regelmatig proces evalueren; protocollen en procedures kritisch gebruiken; zorgen voor toegankelijke en begrijpelijke verslaglegging; eigen tijd goed beheren; effectief kunnen omgaan met de beschikbare tijd.
23
Element 0.5 Doelgericht omgaan met grenzen en spanningen: • herkennen en erkennen van verschillen tussen professionele normen en normen van de ouder(s)/verzorger(s); • gesignaleerde verschillen en spanningen bespreekbaar maken en bespreken; • actief naar (alternatieve) oplossingen zoeken; • collega’s consulteren; • zelfstandig en onafhankelijk een oordeel vormen; • open en op basis van argumenten onderhandelen; • zich neerleggen bij het onvermijdelijke; • verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag; • zorgvuldig omgaan met eigen signalen van onmacht of onvermogen; • een kritische houding tonen ten aanzien van de verschillende belangen; • een lerende houding demonstreren.
Element 0.6 Realiseren van zorg volgens geldende kwaliteitseisen: • • • • • • • • • •
besluiten nemen op grond van de beste onderzoeksresultaten; gezond verstand gebruiken als er geen onderzoek is gedaan; gebruikmaken van kennis over epidemiologie; gebruikmaken van kennis over specifieke buurt- of wijkrisico’s; professionele mythen en rituelen* in de dagelijkse praktijk bestrijden; gebruikmaken van de afgesproken protocollen en procedures; overtuiging uitdragen van het nut van preventieve zorg; kunnen omgaan met relatieve onzichtbaarheid van resultaten; accepteren dat ouders adviezen niet willen of kunnen opvolgen; uitgaan van eigen verantwoordelijkheid van ouder(s)/verzorger(s).
Element 0.7 Reflecteren op eigen gedrag, emoties en (persoonlijke en professionele) normen: • • • • • • • • • • • • 24
in de situatie reflecteren; over de situatie reflecteren; regelmatig en gepland met ouder(s)/verzorger(s) reflecteren; met andere hulpverleners reflecteren; leren van consequenties; methodisch nadenken over zichzelf; bewust worden van eigen handelen en vooroordelen; bewust zijn van eigen normen en waarden; gemaakte keuzes verantwoorden; zich openstellen voor kritiek van anderen; willen leren van ervaringen; willen leren van feedback van anderen.
Element 0.8 Professionele waarden omzetten in gedrag: • • • • • • •
zorgzaamheid tonen in contact met ouder(s)/verzorger(s) en kinderen; privacy en autonomie respecteren; waarden en normen van ouder(s)/verzorger(s) respecteren; onbaatzuchtig handelen in de zorg; op basis van argumenten discussiëren; zorg tot stand brengen in een samenwerkingsrelatie met de ouder(s)/verzorger(s) en het kind; zorg ondersteunend laten zijn aan de leefwijze van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen.
Element 0.9 Samenwerken met andere hulpverleners: • • • • • • • • • •
voor eigen deskundigheid instaan; eigen grenzen niet overschrijden; andere hulpverleners inschakelen en naar andere hulpverleners verwijzen; samenwerkingsrelatie opbouwen en onderhouden met betrokken hulpverleners; knelpunten in de zorg met anderen bespreken; deelnemen aan of organiseren van cliëntbesprekingen met collega’s; mondeling en schriftelijk communiceren met andere hulpverleners over eigen bevindingen; actief zoeken naar aanvullende informatie ter uitbreiding van eigen kennis; zich assertief opstellen; zich flexibel opstellen.
25
1
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg & Preventie Domeinspecificatie: Primaire en secundaire preventie Competentie
Om tijdig risico’s voor een niet normaal verlopende groei en ontwikkeling van het kind te signaleren, analyseert de jeugdverpleegkundige systematisch factoren die van invloed zijn op de groei en de ontwikkeling van het kind. Toelichting De jeugdverpleegkundige heeft gedurende de eerste vier levensjaren van het kind op regelmatige momenten contact met de ouder(s)/verzorger(s) en het kind. Dankzij het grote bereik van de jeugdgezondheidszorg kan de jeugdverpleegkundige haar signalerende en analyserende taak goed waarmaken. De jeugdverpleegkundige zorgt ervoor dat zij tijdens deze contacten op een professionele en systematische manier gegevens verzamelt over factoren die van invloed kunnen zijn op de gezonde ontwikkeling van het kind. Zij kijkt naar gezondheidsbedreigende omgevingsfactoren*, maar ook naar factoren met betrekking tot leefstijl* en zorgsysteem*. De jeugdverpleegkundige is ervan doordrongen dat een goede analyse voorafgaat aan de (preventieve) zorgverlening. Als zij in één contact onvoldoende zicht krijgt op de situatie wijkt zij af van standaardafspraken. Zij komt tot een verpleegkundige diagnose*, waarbij ze rekening houdt met de sociale, culturele en religieuze achtergrond van ouder(s)/verzorger(s) en kind. Zij deelt de verpleegkundige diagnose met de ouder(s)/verzorger(s). Ook het bekwaam uitvoeren van de afgesproken screeningen hoort bij deze competentie. Bij het systematisch volgen en analyseren van de gezondheidstoestand van het kind gaat het om • op een professionele en systematische manier gegevens verzamelen en vastleggen; • toepassen van kennis over een normale groei en ontwikkeling van een kind; • toepassen van kennis over gezondheidsdeterminanten*; • toepassen van kennis over opvoedingsstijlen; zodat stoornissen in de gezondheid, de groei en de ontwikkeling van kinderen voorkomen en/of verkleind kunnen worden.
26
Element 1.1 Op een professionele en systematische manier gegevens verzamelen en vastleggen: • • • • • • • • • • • • • •
ouder(s)/verzorger(s) informeren over het doel van het verzamelen van gegevens; controleren of ouder(s)/verzorger(s) het doel van het contact begrepen hebben; ouder(s)/verzorger(s) en kind (indien groot genoeg) erbij betrekken; gegevens verzamelen door informeren, observeren en waarnemen; gegevens verzamelen door uitvoeren van de afgesproken screeningen; ingaan op informatie waarover ouder(s)/verzorger(s) zelf beschikken; leeftijdsspecifieke gegevens verzamelen; gebruikmaken van afgesproken procedures en protocollen; gegevens professioneel vastleggen; integraal dossier JGZ gebruiken; samenwerken en afstemmen met cb-arts en cb-assistentes; eigen bekwaamheid met betrekking tot de screeningen op peil houden; multidisciplinair samenwerken; zorg dragen voor valide informatie door het bewaken van een veilige sfeer.
Element 1.2 Toepassen van kennis over de normale groei en ontwikkeling van een kind: • aan de hand van kennis van vaste patronen in groei en ontwikkeling vaststellen of er sprake is van een normale of afwijkende situatie; • bij twijfels of onduidelijkheid extra afspraken maken; • zorgen delen met ouder(s)/verzorger(s), maar hen niet nodeloos ongerust maken.
Element 1.3 Toepassen van kennis over gezondheidsdeterminanten: • gegevens uit het eerste milieu inventariseren (directe huiselijke omgeving); • gegevens uit het tweede milieu inventariseren (omgeving waar een groot deel van de dag wordt doorgebracht, bv. peuterspeelzaal); • veiligheidsrisico’s inventariseren; • leefstijl van ouder(s)/verzorger(s) inventariseren en interpreteren; • alert zijn op individuele problemen ten gevolge van tekorten in het zorgsysteem van wijk of regio.
Element 1.4 Toepassen van kennis over opvoedingsstijlen: • openstaan voor de opvoedingvragen van ouder(s)/verzorger(s); • opvoedingsstijl van de ouder(s)/verzorger(s) in kaart brengen door preventief pedagogisch onderzoek te doen; • kindfactoren, factoren met betrekking tot de ouder(s)/verzorger(s) en omgevingsfactoren onderscheiden; • evenwicht tussen draaglast en draagkracht onderzoeken; • ‘normale’ opvoedingsproblemen van risicosituaties onderscheiden; • alert zijn op signalen van kindermishandeling; • belangen van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen kunnen (onder)scheiden.
27
2
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg & Preventie Domeinspecificatie: Primaire en secundaire preventie Competentie
Om het inzicht en de eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s) voor het gezond opgroeien van hun kind(eren) te vergroten, gaat de jeugdverpleegkundige uit van een professionele analyse (competentie 1) en geeft zij op een methodisch verantwoorde wijze individueel advies, instructie, voorlichting en begeleiding. Toelichting De leefstijl van ouder(s)/verzorger(s) is naast factoren uit het interne en externe milieu en factoren uit het zorgsysteem van invloed op de kansen die een kind heeft om zo gezond mogelijk op te groeien. Leefstijl omvat alle keuzes die mensen maken in hun manier van leven en die van invloed zijn op de eigen gezondheid en de gezondheid van hun kinderen. Het gaat daarbij over keuzes in verband met voeding, veiligheid, hygiëne, wonen, opvoeding enzovoort. Keuzes die mensen maken komen tot stand onder invloed van sociale, maatschappelijke en culturele factoren. Aspecten als individualisering, leven in een informatiemaatschappij, verandering van vaste gezinsstructuren en bekende opvoedingspatronen en het leven in een multiculturele samenleving maken leefstijlkeuzes niet meer zo vanzelfsprekend. Het beïnvloeden van de leefstijl van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen vormt een van de belangrijkste aangrijpingspunten voor de jeugdverpleegkundige. Zij weet op grond van haar professionele kennis en ervaring wat belangrijk is en kan anticiperen op toekomstige ontwikkelingen of problemen. Zij laat hierbij de voorlichting aansluiten op het inzicht, de eigen mogelijkheden en de sociale, culturele of religieuze identiteit van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen. Zij kent haar eigen normen, waakt ervoor haar eigen normen als enig uitgangspunt te nemen, maar is ook niet bang om een discussie aan te gaan. Zij is overtuigd van het nut van preventie ondanks het feit dat resultaten niet altijd direct zichtbaar zijn. Bij het vergroten van de eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s) gaat het om • uitgaan van een professionele analyse; • anticiperen op veelvoorkomende vragen en problemen; • ingaan op vragen of ongerustheid van ouder(s)/verzorger(s); • aansluiten bij eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s); • individuele voorlichtingstechnieken toepassen; zodat ouder(s)/verzorger(s) kiezen voor een gezonde leefstijl voor hun kind.
28
Element 2.1 Uitgaan van een professionele analyse: • toepassen van kennis over leefstijlfactoren die van invloed zijn op de groei en ontwikkeling van kinderen; • kennis van vaste patronen in lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling gebruiken als referentiekader bij advisering; • alert zijn op modes en trends.
Element 2.2 Anticiperen op veelvoorkomende vragen en problemen: • toepassen van kennis over veelvoorkomende vragen en problemen op het gebied van groei, verzorging, voeding, gedrag en opvoeding; • zorg dragen voor een goede timing; • ouder(s)/verzorger(s) niet onnodig ongerust maken; • aansluiten bij de beleving van ouder(s)/verzorger(s); • aansluiten bij de specifieke leefomstandigheden.
Element 2.3 Ingaan op vragen of ongerustheid van ouder(s)/verzorger(s): • • • • • •
verwachtingen expliciteren; achtergrond van vragen en/of ongerustheid achterhalen; onterechte ongerustheid wegnemen; gebruikmaken van eigen intuïtie; openstaan voor ouder(s)/verzorger(s); benoemen wat je ziet/hoort.
Element 2.4 Aansluiten bij eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s): • • • •
adviezen afstemmen op de sociale, culturele of religieuze identiteit van ouder(s)/verzorger(s); bij de adviezen rekening houden met financiële mogelijkheden van ouder(s)verzorger(s); samen nadenken over de best passende oplossingen; versterken van de self-efficacy* van ouders.
Element 2.5 Individuele voorlichtingstechnieken toepassen: • • • • •
methodiek voor de individuele gezondheidsvoorlichting hanteren kiezen voor bewezen effectieve methoden; verschillende methoden gebruiken; evalueren of adviezen aanslaan en zo nodig kiezen voor andere adviezen; voorlichting ondersteunen met schriftelijk materiaal.
29
3
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg & Preventie Domeinspecificatie: Primaire en secundaire preventie Competentie
Om het inzicht en de eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s) voor het gezond opgroeien van hun kind(eren) te vergroten, geeft de jeugdverpleegkundige op een methodisch verantwoorde wijze groepsvoorlichting. Toelichting Leefstijl van ouder(s)/verzorger(s) kan op individueel maar ook op groepsniveau worden beïnvloed. In beide gevallen is het doel hetzelfde: de ouder(s)/verzorger(s) kiezen voor een gezonde leefstijl voor hun kind. Het begrip leefstijl wordt opgevat zoals Lalonde (in Schuil e.a. 2000) dit bedoelde in zijn gezondheidsdeterminantenmodel: Alle keuzes die mensen maken in hun manier van leven die van invloed zijn op hun eigen gezondheid en die van anderen. Om keuzes te maken, moeten ouder(s)/verzorger(s) minimaal beschikken over de juiste informatie. Het geven van groepsvoorlichting vergt een andere bekwaamheid dan het geven van individuele voorlichting. Inzicht verwerven in behoeften op wijkniveau is er een van. Daarna gaat het om het kiezen van de juiste methode die past bij de kenmerken van de doelgroep en het vakbekwaam uitvoeren en evalueren van de groepsvoorlichting. Bij het geven van groepsvoorlichting gaat het om • aansluiten bij behoeften van ouder(s)/verzorger(s) en risico’s in de eigen wijk; • een programma aanpassen aan de deelnemers; • zorg dragen voor of een bijdrage leveren aan een hoge opkomst (breed bereik); • zorg dragen voor een goede organisatie van de groepsvoorlichting; • een programma effectief uitvoeren; • de groepsvoorlichting evalueren op resultaat en proces; zodat ouder(s)/verzorger(s) kiezen voor een gezonde leefstijl.
30
Element 3.1 Aansluiten bij behoeften van ouder(s)/verzorger(s) en risico’s in de eigen wijk: • gebruikmaken van informatie en ervaring uit individuele contacten; • gebruikmaken van informatie en ervaring van collega’s en samenwerkingspartners; • vooraf de aard en de omvang van de behoefte aan groepsvoorlichting bij ouder(s)/verzorger(s) inventariseren; • meerwaarde van de keuze voor groepsvoorlichting boven individuele voorlichting beredeneren; • uitgaan van gezondheidsstatistieken; • uitgaan van informatie uit netwerkrelaties.
Element 3.2 Een programma aanpassen aan de deelnemers: • onderscheid maken tussen risicoreducerende, ontwikkelingsondersteunende en zorggerichte voorlichting; • werkvormen en hulpmiddelen kiezen die aansluiten bij de gekozen groepsvoorlichting; • werkvormen en hulpmiddelen kiezen die aansluiten bij de deelnemers; • gebruikmaken van verschillende werkvormen en hulpmiddelen; • gebruikmaken van draaiboek indien voorhanden; • gebruikmaken van bewezen effectieve methoden.
Element 3.3 Zorg dragen voor een hoge opkomst (groot bereik): • • • •
actief werven onder doelgroep; actief werven onder risicogezinnen; passende en professionele wervingsmethoden kiezen; gebruikmaken van eigen netwerk.
Element 3.4 Zorg dragen voor of een bijdrage leveren aan een goede organisatie van de groepsvoorlichting: • • • •
minimum- en maximumaantal deelnemers vaststellen; plaats, tijd en aantal bijeenkomsten vaststellen; zorg dragen voor een duidelijke aanmeld- en selectieprocedure; indien de activiteit vanwege onvoldoende deelnemers wordt geannuleerd, er zorg voor dragen dat betrokkenen geïnformeerd worden en alternatieven krijgen aangeboden.
Element 3.5 Een programma effectief uitvoeren: • • • •
een voorlichtingsrelatie aangaan met de deelnemers; toepassen van kennis over groepsdynamica; werkwijze en doel van de groepsvoorlichting aangeven; aan het eind van iedere bijeenkomst terugblikken en vooruitblikken; 31
• • • • • •
programma zo nodig tussentijds bijstellen; privacy waarborgen, zorgvuldig omgaan met gegevens; eigen opvattingen van deelnemers serieus nemen; deelnemers in gesprek en discussie betrekken; luisteren en ingaan op vragen; apert onjuiste denkbeelden en opvattingen van deelnemers weerleggen met begrijpelijke argumenten; • in begrijpelijke taal spreken; • ondersteunen bij ongerustheid; • doelstelling en programma bewaken.
Element 3.6 De groepsvoorlichting evalueren op proces en resultaat: • tijdens en na afloop van de groepsvoorlichting de gegevens verzamelen door informeren, observeren en waarnemen; • eigen interpretaties en bevindingen voorleggen aan deelnemers; • opzet en verloop van iedere bijeenkomst evalueren; • resultaat evalueren na iedere bijeenkomst en na afloop van het hele programma; • korte- en langetermijnresultaten onderscheiden en evalueren; • gebruikmaken van vragenlijsten indien passend; • evaluatie resultaten schriftelijk vastleggen; • vaststellen of bijstelling van activiteit die in de toekomst noodzakelijk is; • veranderingen in draaiboek doorvoeren indien noodzakelijk of voorstellen daarvoor doen.
32
4
Rol: Zorgverlener Domein: Zorg & Preventie Domeinspecificatie: Primaire preventie Competentie
Om de kans op infectieziekten bij kinderen in de wijk te verkleinen, zorgt de jeugdverpleegkundigen voor een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad. Toelichting De jeugdverpleegkundige levert een bijdrage aan het rijksvaccinatieprogramma en zorgt voor een professionele uitvoering van de vaccinaties. Daartoe werkt zij nauw samen met en in opdracht van de cb-arts. Zij levert een bijdrage aan een goede logistieke en administratieve organisatie van het vaccineren en ziet toe op het toepassen van kwaliteitsrichtlijnen voor uitvoering, beheer en bewaring van vaccins. Zij is op de hoogte van de bijverschijnselen en risico’s en kan ouder(s)/verzorger(s) hierover voorlichten. Zij kan individuele belangen scheiden van volksgezondheidsbelangen. Zij past technieken toe die pijn en angst bij kinderen verminderen. Bij het bereiken van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad gaat het om • op professionele wijze individuele kinderen vaccineren; • individugerichte activiteiten ontplooien om de opkomstgraad te verhogen of vast te houden; • organiseren van groepsvaccinaties; • populatiegerichte activiteiten ontplooien om de opkomstgraad te verhogen of vast te houden; • kwaliteitsrichtlijnen bij toedienen, beheer en bewaren van vaccins toepassen; zodat het individuele kind wordt beschermd tegen potentieel schadelijke kinderziekten, maar ook het volksgezondheidsbelang wordt gediend.
Element 4.1 Op professionele wijze individuele kinderen vaccineren: • • • • • • • • • • • •
zorg dragen voor eigen bekwaamheid en bevoegdheid ten aan zien van vaccineren; de in de organisatie geldende protocollen gebruiken; uitgaan van een schriftelijke opdracht van de arts; vergewissen van toestemming van ouder(s)/verzorger(s); overtuigen van afwezigheid van contra-indicaties; herleidbaar registreren van vaccinaties; noteren wanneer van protocollaire afspraken wordt afgeweken; navragen van eerdere reacties op vaccinaties; reacties van kind observeren; zorg dragen voor juiste omgevingsvoorwaarden; voorkomen en/of verminderen van pijn en angst bij kinderen; ouders informeren over reacties en hoe te handelen.
33
Element 4.2 Individugerichte activiteiten ontplooien om de opkomstgraad te verhogen of vast te houden: • voorbereiden van ouder(s)/verzorger(s) tijdens het eerste huisbezoek; • individuele voorlichtingstechnieken toepassen; • voorlichting aanpassen aan culturele, religieuze en/of sociale kenmerken van ouder(s)/verzorger(s); • in discussie treden met kritische ouder(s)/verzorger(s); • activiteiten afstemmen met cb-arts en collega’s; • effectief omgaan met spanning tussen individuele en volksgezondheidsbelangen; • niet valide argumenten van ouder(s)/verzorger(s) ontkrachten; • op de hoogte zijn van maatschappelijke discussies en opvattingen over vaccinatie; • ouder(s)/verzorger(s) wijzen op andere informatiebronnen; • bijsluiters ter beschikking stellen aan ouder(s)/verzorger(s); • actief beleid voeren bij niet verschenen kind (met of zonder bericht).
Element 4.3 Organiseren van groepsvaccinaties: • • • • • • • •
ervoor zorgen dat er voldoende materiaal beschikbaar is; zorgen voor voldoende bezetting; collega’s en andere betrokkenen informeren en instrueren; ouder(s)/verzorger(s) informeren over doel en werkwijze; effectieve manieren van informeren kiezen; zorg dragen voor en toezien op een goede logistieke en klantvriendelijke planning; beschikken over bereidheid en vermogen tot improviseren; blijk geven van een klantvriendelijke opstelling op individueel niveau.
Element 4.4 Populatiegerichte activiteiten ontplooien om de opkomstgraad te verhogen of vast te houden: • • • • • •
normen stellen voor opkomstgraad; opkomstgraad in eigen wijk kennen; achterliggende oorzaken voor niet verschijnen (met of zonder bericht) kennen; risicogroepen identificeren; groepsvoorlichting organiseren; specifieke acties ondernemen ten aanzien van risicogroepen.
Element 4.5 Kwaliteitsrichtlijnen bij toedienen, beheer en bewaren van vaccins toepassen: • naleving van protocollen, procedures en kwaliteitscriteria toepassen en controleren; • assistentes instrueren en controleren; • communiceren met entadministratie. 34
5
Rol: Regisseur Domein: Zorg & Preventie Domeinspecificatie: Zorg voor het kind met extra risico’s Competentie
Om ervoor te zorgen dat een kind met extra gezondheids- en/of opvoedingsrisico’s zo gezond mogelijk opgroeit, stelt de jeugdverpleegkundige een integraal zorgplan op, biedt zij verpleegkundige professionele zorg, coördineert zij de zorg en bewaakt zij het realiseren van integrale doelen. Toelichting Jeugdverpleegkundigen worden in hun werk geconfronteerd met kinderen die door verschillende oorzaken een extra risico lopen. Het kan zijn dat het extra risico gelegen is in de fysieke gezondheidstoestand van het kind door bijvoorbeeld een aangeboren afwijking of een chronische ziekte. Het kan ook zijn dat het extra risico wordt gevormd door een psychische aandoening. Extra risico’s van een ander niveau kunnen in de sociale omstandigheden liggen, bijvoorbeeld armoede, slechte huisvestiging, geweld of criminaliteit. Ook kunnen ouder(s)/verzorger(s) niet bij machte zijn om zorg te dragen voor een goede en veilige opvoedingssituatie. Mishandeling, negeren of kleineren van kinderen kan grote gevolgen hebben. De jeugdverpleegkundige heeft een taak in het signaleren van extra risico’s en dient te besluiten of zij het kind zelf in zorg houdt of dat ze gaat verwijzen. Als zij besluit het zelf in zorg te nemen, is het belangrijk een vertrouwensband in stand te houden en te handelen in overleg en overeenstemming met de ouder(s)/verzorger(s). De wens om de vertrouwensband in stand te houden mag echter niet leiden tot te laat verwijzen. Bij de zorg aan het kind met extra risico’s gaat het om • inschatten van de ernst van de extra risico’s; • een actieve houding aannemen; • een integraal verpleegplan maken; • het onderhouden van een vertrouwensband met de ouder(s)/verzorger(s); • het verloop van de zorg kritisch volgen en bewaken; • multidisciplinair samenwerken en coördineren; • tijdig en adequaat verwijzen; zodat een kind met extra risico’s toch zo gezond mogelijk kan opgroeien.
35
Element 5.1 Inschatten van de ernst van de extra risico’s: • kennis van vaste patronen in lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling gebruiken als referentiekader; • zoeken naar samenhang in de problemen; • ‘normale’ opvoedingsvragen kunnen onderscheiden van signalen met betrekking tot opvoedingsspanning, opvoedingscrisis en opvoedingsnood*; • relevante en niet-relevante informatie scheiden; • belangen van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen kunnen (onder)scheiden; • inschatting maken van de verhouding draagkracht/draaglast; • inschatting maken van de mogelijke hulpbronnen voor ouder(s)/verzorger(s).
Element 5.2 Een actieve houding aannemen: • • • • •
eigen gevoel van ‘niet pluis’ serieus nemen; collega’s en/of andere deskundigen consulteren; urgentie inschatten en daarnaar handelen; ongevraagd contact zoeken met ouder(s)/verzorger(s); actief zoeken naar informatie om eigen kennis uit te breiden.
Element 5.3 Een integraal verpleegplan maken: • • • • • •
vaststellen welke zorg in vorm en tijd noodzakelijk is; een dossier aanleggen; korte- en langetermijndoelen vaststellen; noodzakelijke specifieke deskundigheden vaststellen en vastleggen; gebruikmaken van specifieke, integrale anamneseprotocollen of -procedures; concreet zijn naar ouders wanneer grenzen worden overschreden.
Element 5.4 Het onderhouden van een vertrouwensband met de ouder(s)/verzorger(s): • in overleg met ouder(s)/verzorger(s) zorgdoelen vaststellen; • werkwijze aanpassen aan de sociale, religieuze en culturele identiteit van ouder(s)/verzorger(s); • samen met ouder(s)/verzorger(s) beslissingen nemen over de uitvoering en evaluatie van het zorgplan; • informatie bij derden zoeken met toestemming van de ouder(s)/verzorger(s); • ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte houden van eigen afwegingen; • uitgaan van eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s).
Element 5.5 Het verloop van de zorg kritisch volgen en bewaken: 36
• • • •
zorg dragen voor continuïteit; kwaliteit bewaken; regelmatig met ouder(s)/verzorger(s) evalueren; plan bijstellen indien noodzakelijk.
Element 5.6 Multidisciplinair samenwerken en coördineren: • • • • • •
initiatief nemen tot multidisciplinair overleg; toestemming van ouder(s)/verzorger(s) verkrijgen; overleg voorzitten; zorgplan gebruiken; zorg dragen voor verslaglegging; zorg dragen voor communicatie van resultaten en afspraken met ouder(s)/verzorger(s) en andere betrokkenen; • eigen deskundigheid inbrengen; • eigen grenzen niet overschrijden; • alert zijn op bureaucratische barrières.
Element 5.7 Tijdig en adequaat verwijzen: • tijdig in actie komen als risico’s onaanvaardbaar worden; • met ouder(s)/verzorger(s) de noodzaak tot verwijzen bespreken; • argumenten gebruiken die ouder(s)/verzorger(s) kunnen begrijpen of waar ouder(s)/verzorger(s) gevoelig voor zijn; • belangen van het kind vooropstellen; • controleren of informatie van verwijzing goed is overgekomen en tot de gewenste resultaten heeft geleid; • manier van verwijzen aanpassen aan de urgentie van de situatie; • afspraken maken over informatie-uitwisseling; • gebruikmaken van eigen kennis over het zorgsysteem in de wijk of regio.
37
6
Rol: Regisseur Domein: Zorg & Preventie Domeinspecificatie: Primaire en secundaire preventie Competentie
Om tijdig actuele of potentiële gezondheidsbedreigende omgevingsfactoren* te kunnen signaleren en beïnvloeden, participeert de jeugdverpleegkundige in samenwerkingsverbanden op wijk- en buurtniveau en levert zij een actieve bijdrage aan het voorkomen en/of verminderen van deze factoren. Toelichting Veel factoren zijn van invloed op het gezond opgroeien van kinderen. Het begrip omgevingsfactoren moet daarom breed geïnterpreteerd worden zoals dat ook wordt gedaan bij het begrip leefstijl. In de eerste periode zijn het vooral de ouder(s)/verzorger(s) die verantwoordelijk zijn voor verzorging en opvoeding, maar snel wordt de invloed van kinderopvang, peuterspeelzaal, buurt, wijk en maatschappij als geheel steeds groter. Door actieve samenwerking te zoeken met instellingen en personen kan de jeugdverpleegkundige actuele of potentiële gezondheidsbedreigende omgevingsfactoren tijdig analyseren en beïnvloeden. Vooral als er sprake is van achterstandswijken met extra risico’s is een actieve opstelling van belang. Om samen te werken is het van belang een goed overzicht te hebben en te houden van de sociale kaart van de eigen wijk of regio. Met de kennis en informatie die ze opdoet in de netwerkcontacten kan ze een bijdrage leveren aan voorstellen voor het organiseren en uitvoeren van maatwerk*. Bij het tijdig signaleren en beïnvloeden van gezondheidsbedreigende omgevingsfactoren gaat het om • gebruikmaken van kennis van de sociale kaart; • uitgaan van een analyse van gezondheidsbedreigende factoren in de eigen wijk; • plannen initiëren en stimuleren; • projectmatig werken; zodat de omgeving van het kind gezond en veilig blijft of gezonder en veiliger wordt.
38
Element 6.1 Gebruikmaken van kennis van de sociale kaart: • • • • • • •
overzicht hebben van relevante voorzieningen en personen in de wijk; inzicht hebben in hun werkterrein en verantwoordelijkheden; actief contact onderhouden met sleutelfiguren; eigen deskundigheid aanwenden; blijk geven van wens tot samenwerking; uitgaan van gemeenschappelijk belang; samenwerken met collega’s en/of leidinggevende.
Element 6.2 Uitgaan van een analyse van gezondheidsbedreigende factoren in de eigen wijk: • • • • • •
informatie en ervaring uit individuele contacten gebruiken; bevolkingsgevens opvragen en gebruiken; ervaring en informatie van collega’s en van de eigen organisatie gebruiken; ervaring van collega’s in het land gebruiken; gericht kort literatuuronderzoek doen; gegevens uit gezondheidsstatistieken gebruiken.
Element 6.3 Plannen initiëren en stimuleren: • • • • • •
actief met ideeën naar voren komen; ideeën met collega’s bespreken; onderbouwde voorstellen aan leidinggevende doen; argumenten en overtuigingskracht gebruiken; strategisch handelen; gemotiveerd durven afwijken van het gebruikelijke.
Element 6.4 Projectmatig werken: • • • • • • • •
ideeën omzetten in een plan van aanpak; in een projectgroep participeren; resultaatgericht werken; tijdslimieten hanteren; budgetlimieten hanteren; binnen contractuele afspraken werken; op een effectieve manier omgaan met onzekerheden; zorg dragen voor of bijdrage leveren aan proces- en/of resultaatevaluatie.
39
7
Rol: Ontwerper Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Zorg & Preventiebeleid Competentie
Om ervoor te zorgen dat het voorlichtingsaanbod in de jeugdgezondheidszorg actueel en passend is, werkt de jeugdverpleegkundige mee aan de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van voorlichtingsprogramma’s en/of -methodieken. Toelichting Van jeugdverpleegkundigen wordt gevraagd dat zij hun voorlichtingsaanbod actief afstemmen op de behoeften van ouder(s)/verzorger(s) in de eigen wijk. Om tot een actueel en passend aanbod te komen is inzicht in deze behoeften een eerste vereiste. Daarnaast gaat het om het inzicht in actuele of potentiële gezondheidsrisico’s in de wijk. Deze kunnen van wijk tot wijk verschillen en hangen direct samen met sociaal-maatschappelijke, culturele of religieuze factoren. Ook nieuwe (wetenschappelijke) kennis over effectieve voorlichtingsmethoden of het beschikbaar komen van methodieken voor specifieke doelgroepen kan een aanleiding zijn het voorlichtingsaanbod te vernieuwen. De bijdrage van de jeugdverpleegkundige kan bestaan uit het, samen met anderen, ontwikkelen van een voorlichtingsaanbod, maar ook kan zij een bijdrage leveren aan de implementatie en evaluatie van een nieuw voorlichtingsprogramma en/of een nieuwe methodiek in de praktijk. Bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van voorlichtingsprogramma’s en/of -methodieken gaat het om • signaleren wanneer voorlichting moet worden ontwikkeld of verbeterd; • voorlichting stimuleren en initiëren; • samenwerken in een projectmatige opzet; • meewerken aan het maken van voorlichtingsprogramma’s en/of -methodieken; • een inhoudelijke bijdrage leveren aan innovatie; • bijdragen aan implementatie en evaluatie; zodat de kwaliteit van de voorlichtingsprogramma’s en -methodieken wordt verbeterd en/of gewaarborgd.
40
Element 7.1 Signaleren wanneer voorlichting moet worden ontwikkeld of verbeterd: • • • • • • •
alledaagse activiteiten overstijgen; nieuwe (wetenschappelijke) kennis gebruiken; betrokkenheid tonen; gebruikmaken van kennis uit eigen netwerk; zich kenmerken door een positief-kritische houding; consequent en consistent alledaagse activiteiten doordenken; knelpunten en mogelijke verbeterpunten analyseren.
Element 7.2 Voorlichting stimuleren en initiëren: • • • • • • • • • • • •
helder, kort en bondig formuleren; open en doelgericht communiceren; op de hoogte zijn van de stand van zaken in de JGZ en de GVO; vakliteratuur gebruiken; behoefteanalyse doen; op basis van argumenten discussiëren; ideeën met collega’s bespreken en behoeften inventariseren; onderbouwde voorstellen aan leidinggevende doen; argumenten en overtuigingskracht gebruiken; strategisch handelen; durven afwijken van gangbare ideeën en opvattingen; samenwerking zoeken met anderen.
Element 7.3 Samenwerken in een projectmatige opzet: • • • • • • •
vanuit een doelgroepenaanpak werken; resultaatgericht handelen; een flexibele houding hebben; actief handelen; tijdslimieten hanteren; budgetlimieten hanteren; binnen contractuele afspraken werken.
Element 7.4 Meewerken aan het maken van voorlichtingsprogramma’s of -methodieken: • • • • • • •
ideeën omzetten in een plan van aanpak; in een projectgroep participeren; resultaatgericht werken; tijdslimieten hanteren; budgetlimieten hanteren; op een effectieve manier omgaan met onzekerheden; doorzettingsvermogen tonen bij tegenslagen.
41
Element 7.5 Een inhoudelijke bijdrage leveren aan innovatie: • • • • • • • • •
kennis van eigen vakgebied en van andere disciplines gebruiken; relevante (vak)literatuur gebruiken; bestaande theorieën en modellen gebruiken; resultaten van wetenschappelijk onderzoek gebruiken; creatief denken; kennis van gezondsheidsrisico’s uit eigen wijk gebruiken; kennis van behoeften in eigen wijk gebruiken; rekening houden met de toepasbaarheid van methodiek of methode; rekening houden met gebruiksvriendelijkheid van nieuwe werkwijze.
Element 7.6 Bijdragen aan implementatie en evaluatie: • • • • • • • •
42
een voorbeeldfunctie vervullen; effectieve implementatie- en evaluatiemethoden kiezen; een bijdrage leveren aan het scholingstraject; begeleiding geven; feedback geven en ontvangen; motiveren; initiatief nemen tot evaluatie; voorstellen doen voor effectieve evaluatie.
8
Rol: Ontwerper Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Kwaliteitszorg Competentie
Om de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, levert de jeugdverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van protocollen, procedures en kwaliteitscriteria. Toelichting In de jeugdgezondheidszorg wordt ten behoeve van de zorgverlening aan ouder(s)/verzorger(s) en kinderen gebruikgemaakt van procedures, protocollen, werkafspraken en werkmethoden. Om de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren, worden kwaliteitscriteria vastgesteld voor werkprocessen. In de rol van ontwerper levert de jeugdverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en het actueel houden van deze elementen van zorgbeleid en kwaliteitszorg. Hiervoor weet zij de alledaagse activiteiten in het primaire zorgproces te overstijgen. Zij heeft een positief-kritische houding ten opzichte van bestaande werkwijzen en oog voor mogelijke verbeteringen. Zij doet suggesties voor nieuwe afspraken en draagt bij aan de ontwikkeling hiervan. Bij het ontwikkelen maakt zij gebruik van informatie uit verschillende bronnen, zoals wetenschappelijk onderzoek, vakliteratuur en kennis van andere vakgebieden. De rol van ontwerper van de jeugdverpleegkundige zal veelal betrekking hebben op het specifiek beroepsinhoudelijke deel van de zorgverlening. Steeds vaker zal zij echter bij nieuwe ontwikkelingen multidisciplinair samenwerken met vertegenwoordigers van andere organisaties op het gebied van zorg en welzijn. Een voorbeeld hiervan is het ontwikkelen van programma’s ter voorkoming van kindermishandeling. De jeugdverpleegkundige zal hier vanuit haar deskundigheid met name een inhoudelijke bijdrage aan leveren. Bij het ontwerpproces van een vernieuwing is het van belang dat de jeugdverpleegkundige van begin af aan oog heeft voor de behoeften van de doelgroep en de toepasbaarheid. Als de nieuwe werkwijze tot stand is gekomen, levert de jeugdverpleegkundige ten slotte een bijdrage aan de invoering ervan. Bij het bevorderen van de doelmatigheid en de kwaliteit van de zorgverlening gaat het om • alledaagse activiteiten overstijgen; • projectmatig werken; • een inhoudelijke bijdrage leveren aan innovatie; • een constructieve rol in samenwerkingsrelaties vervullen; • zich vaardig uitdrukken; • bijdragen aan implementatie en evaluatie; zodat er hulpmiddelen beschikbaar zijn om de kwaliteit van de zorgverlening te verhogen.
43
Element 8.1 Alledaagse activiteiten overstijgen: • • • • •
betrokkenheid tonen; zich kenmerken door een positief-kritische houding; consequent en consistent alledaagse activiteiten doordenken; knelpunten en mogelijke verbeterpunten signaleren en analyseren; zelfbewust werken.
Element 8.2 Projectmatig werken: • • • • • • • • • • • • •
ideeën omzetten in een plan van aanpak; in een projectgroep participeren; resultaatgericht werken; een bijdrage leveren aan een scholingstraject; begeleiding geven; feedback geven en ontvangen; motiveren; initiatief nemen voor evaluatie; uitvoeren van evaluatie van de nieuwe werkwijze; tijdslimieten hanteren; budgetlimieten hanteren; op een effectieve manier omgaan met onzekerheden; doorzettingsvermogen tonen bij tegenslagen.
Element 8.3 Een inhoudelijke bijdrage leveren aan innovatie: • • • • • • • •
kennis van eigen vakgebied en van andere disciplines gebruiken; relevante (vak)literatuur gebruiken; bestaande theorieën en modellen gebruiken; resultaten van wetenschappelijk onderzoek gebruiken; creatief denken; oog hebben voor de behoeften van de doelgroep; rekening houden met toepasbaarheid van methodiek of methode; rekening houden met gebruiksvriendelijkheid van de nieuwe werkwijze.
Element 8.4 Een constructieve rol in samenwerkingsrelaties vervullen:
44
• • • • • • •
vertegenwoordigers van cliëntorganisaties erbij betrekken; open communiceren; zich assertief opstellen; zich flexibel opstellen; voor eigen deskundigheid instaan; flexibel omgaan met eigen grenzen; feedback geven en ontvangen.
Element 8.5 Zich vaardig uitdrukken: • • • • •
ideeën mondeling helder en duidelijk formuleren; ideeën schriftelijk helder en duidelijk formuleren; de essentie van de boodschap effectief overbrengen; rekening houden met verschil in mondelinge en schriftelijke taal; rekening houden met mogelijke storingen bij zender, boodschap en ontvanger.
Element 8.6 Bijdragen aan implementatie en evaluatie: • • • • • • • •
een voorbeeldfunctie vervullen; effectieve implementatie- en evaluatiemethoden kiezen een bijdrage leveren aan een scholingstraject; begeleiding geven; feedback geven en ontvangen; motiveren; initiatief nemen tot evaluatie; voorstellen doen voor effectieve evaluatiemethoden.
45
9
Rol: Coach Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Werk- en stagebegeleiding Competentie
46
Om stagiaires en collega’s te steunen bij de uitoefening van hun beroep en hun groei en ontwikkeling hierin, staat de jeugdverpleegkundige hen als coach ter zijde. Toelichting Jeugdverpleegkundigen maken deel uit van teams waarvan de samenstelling per organisatie kan verschillen. De rol van coach van de jeugdverpleegkundige komt daarbij op verschillende manieren tot uitdrukking. Soms is deze rol meer impliciet doordat de jeugdverpleegkundige een voorbeeldfunctie vervult. Soms ook coacht zij meer expliciet, zoals bij het begeleiden van stagiaires, het inwerken van nieuwe collega’s en uitzendkrachten. Soms coacht zij teamgenoten, soms ook collega’s uit een ander team. In haar rol van coach geeft zij hun feedback en begeleidt zij hen waar nodig ten behoeve van een kwalitatief goede en doelmatige zorg. Om een goede coach te zijn is het in de eerste plaats van belang dat de jeugdverpleegkundige authentiek*, oprecht betrokken en zelfbewust functioneert. Zij stelt zich open en eerlijk op ten opzichte van de ander en weet zicht te krijgen op zijn of haar belevingswereld, gevoelens, behoeften en mogelijkheden. Zij weet wat ze van de ander mag verwachten en coacht op een manier die aansluit bij zijn of haar ontwikkelingsniveau. Essentieel is dat de jeugdverpleegkundige beschikt over goede communicatieve vaardigheden en in staat is zowel feedback te geven als feedback te ontvangen. Zij is in staat problemen te signaleren en te analyseren en oplossingsgericht te werk te gaan. Op deze manier helpt zij anderen bij het leren maken van eigen keuzes en om hun werk competent en zelfstandig uit te voeren. Bij het begeleiden van stagiaires en het inwerken van collega’s gaat de jeugdverpleegkundige procesmatig te werk. Het coachen door de jeugdverpleegkundige is meestal gericht op individuen. Soms lenen problemen of vragen zich voor reflectie in teamverband. De jeugdverpleegkundige heeft dan ook een actieve rol in het signaleren hiervan en organiseert intervisie- of reflectiebijeenkomsten. De jeugdverpleegkundige vervangt in haar rol als coach geenszins de direct leidinggevende of personeelsfunctionaris. Zij coacht vanuit haar deskundigheid als jeugdverpleegkundige en niet vanuit een personeels- of managementfunctie. Bij het coachen van stagiaires en collega’s gaat het om • initiatief nemen tot coaching; • de leerbehoeften van anderen herkennen en erkennen; • rekening houden met de mogelijkheden van de ander; • een benaderingswijze kiezen die past bij de situatie; • als rolmodel fungeren; zodat stagiaires en collega’s worden geholpen zich te ontwikkelen tot bekwame jeugdverpleegkundigen.
Element 9.1 Initiatief nemen tot coaching: • • • •
interesse tonen in de ander en zijn of haar functioneren; zich op te hoogte stellen van het functioneren van de ander; initiatief nemen tot een gesprek; gesignaleerde problemen of leerpunten bespreekbaar maken.
Element 9.2 De leerbehoeften van anderen herkennen en erkennen: • • • • • •
effectief omgaan met een defensieve, niet-open houding van de ander; open, actief en reflectief luisteren en reageren op de ander; de ander stimuleren zich te uiten over waarnemingen en gevoelens; zich empathisch opstellen; gericht waarnemen; de ander duidelijk maken dat je zijn of haar gevoelens hebt begrepen.
Element 9.3 Rekening houden met de mogelijkheden van de ander: • • • • • •
blijk geven van belangstelling voor de mogelijkheden van de ander; blijk geven van inzicht in wat van de ander verwacht mag worden; kennis demonstreren van ontwikkelingsfases van een beroepsbeoefenaar; taalgebruik afstemmen op de ander; geaccepteerde werkopdrachten als uitgangspunt voor feedback gebruiken; aansluiten bij de leerstijl van de ander.
Element 9.4 Een benaderingswijze kiezen die past bij de situatie: • de situatie analyseren; • zorg dragen voor een veilige omgeving waarin vertrouwen kan onstaan; • onderscheid maken tussen verschillende doelen en bijbehorende benaderingswijzen van coaching; • blijk geven van kennis over stagedoelen en leerdoelen; • openstaan voor leermogelijkheden van de ander; • inwerkmodules en/of stagemodules gebruiken; • werken binnen de interne formele afspraken; • werken binnen de externe formele afspraken.
Element 9.5 Als rolmodel fungeren: • • • • • • •
een voorbeeldfunctie vervullen door te werken volgens vastgestelde normen en criteria; niet wenselijke werkwijzen signaleren en bespreekbaar maken; openstaan voor het ontvangen van feedback; inspireren, motiveren, waardering geven; feedback geven aan anderen op inhoud, gedrag en gevoelens; het leren stimuleren; intervisie- of reflectiebijeenkomsten organiseren en leiden.
47
10
Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Beroepsuitoefening Competentie
Om kwalitatief verantwoorde zorg te bieden, functioneert de jeugdverpleegkundige actief en anticiperend als lid van een organisatie en van een team. Toelichting De jeugdverpleegkundige is niet alleen een professioneel verpleegkundige, zij is ook een lid van een organisatie. Deze rol geeft haar verplichtingen. Zij kan bijvoorbeeld optreden als een intermediair tussen de ouder(s)/verzorger(s) en de organisatie. Door het contact met de ouder(s)/verzorger(s) en/of kind(eren) kan zij het management voorzien van informatie die belangrijk is uit oogpunt van marketing. Maar zij vervult ook een eigen rol in een team. Zij is bijvoorbeeld aan haar beroepswaarden verplicht, beslissingen die ingaan tegen de belangen van de ouder(s)/verzorger(s) en/of kind(eren) niet klakkeloos te accepteren. Juist in de uitoefening van de rollen zorgverlener en organisatiedeelnemer ligt een voortdurende bron van spanning. Volgens de International Council of Nurses (ICN)* is de moeilijkste taak voor verpleegkundigen doorgaan met het verlenen van menselijke morele zorg vanuit een organisatie die naar doelmatigheid en rentabiliteit* streeft. Maar juist hier ligt ook een kern van professionaliteit. Doelmatigheid en rentabiliteit niet afwijzen, maar deze ook niet als enige waarheid accepteren. Zorg voor organisaties en zorg voor mensen vragen verschillende competenties. De opdracht van de jeugdverpleegkundige is op een creatieve, flexibele en standvastige manier om te gaan met deze spanning. Juist hier spelen persoonlijke vaardigheden en hoedanigheden een belangrijke rol. Veel organisatieveranderingen en beslissingen in organisaties worden immers ingegeven door zaken die rechtstreeks het voortbestaan van de organisatie betreffen. Maar tegelijk worden ook veel beslissingen ingegeven door trends, modes en beslissingen uit de omgeving van de organisatie zoals de overheid en financieringsbronnen. Bij het actief functioneren als teamlid en organisatiedeelnemer gaat het om • voor een professionele stem in de organisatie zorgen; • spanning tussen doelmatigheid en kwaliteit hanteren; • spanning tussen beroep en organisatie productief maken; • functioneren als actief teamlid; • als verantwoordelijk verpleegkundige functioneren; zodat de jeugdverpleegkundige als professioneel teamlid kan werken.
Element 10.1 Voor een professionele stem in de organisatie zorgen:
48
• • • • •
zich met beroepswaarden indentificeren; in ethische commissies participeren; uitdragen van beroepswaarden en deskundigheid in de dagelijkse praktijk; het functioneren van een verpleegkundige adviesraad steunen; initiatief nemen tot de instelling van een verpleegkundige adviesraad.
Element 10.2 Spanning tussen doelmatigheid en kwaliteit hanteren: • • • • • • •
voorstellen doen voor doelmatige werkvormen; voorstellen doen voor efficiënte werkvormen; voorstellen doen voor klantgerichte werkvormen; regelmatig voorstellen doen aan management; informatie verzamelen die van belang is voor verbetering van zorg; budget waarvoor zij verantwoordelijk is bewaken; participeren in multidisciplinaire werkgroepen (zorg/beleid/financiën).
Element 10.3 Spanning tussen beroep en organisatie productief maken: • • • • • • • • • •
beleidsbeslissingen niet onvoorwaardelijk accepteren; zelfstandig en onafhankelijk een oordeel vormen; zich neerleggen bij het onvermijdelijke; open en op basis van argumenten onderhandelen; voor vakinhoud zorgen tijdens discussies; bijdragen aan acceptatie van goed zorgbeleid; alert zijn op mythen en rituelen van het beroep; alert zijn op mythen en rituelen van de organisatie; verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag in de organisatie; een kritische houding tonen in de verhouding ouder(s)/verzorger(s) en/of kind(eren)en, technologie en bureaucratie, • een lerende houding demonstreren.
Element 10.4 Functioneren als actief teamlid: • • • • • • • •
rolmodel zijn; onafhankelijke standpunten durven innemen; bijdragen aan een open werkklimaat; tekorten in teamdeskundigheid effectief hanteren; effectief omgaan met hoge werkdruk; teamgeest stimuleren; lezen vakliteratuur stimuleren; collega’s activeren tot actieve teamdeelname.
Element 10.5 Als verantwoordelijk verpleegkundige functioneren: • • • • • • • •
meewerken aan kwaliteitssystemen voor verantwoorde zorg; vaardigheden demonstreren in het hanteren van budgetten; kwaliteit van zorg bewaken; cliëntenbesprekingen stimuleren; cliëntenbesprekingen leiden; vakbekwaamheid in het team bevorderen; bevorderen deelname ouder(s)/verzorger(s) aan cliëntbesprekingen; participatie van stagiaires bevorderen.
49
11
Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Beroepsinnovatie Competentie
Om het vak van jeugdverpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de eenentwintigste eeuw, vervult de jeugdverpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep, de vakinhoudelijke ontwikkelingen en het bevorderen van het beroepsbewustzijn bij zichzelf en haar collega’s. Toelichting Jeugdverpleegkundigen zijn niet alleen verantwoordelijkheid voor hun handelen in het zicht van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen. Zij zijn ook verantwoordelijk voor hun handelen buiten het zicht van de ouder(s)/verzorger(s) en/of kind(eren), als professionele verpleegkundige. De kaders voor haar handelen vormen haar professionele referentiekader, dat wordt gevormd door opleiding, deelname aan beroepsorganisaties en inschrijving in het register BIG. Zo wordt in de Wet BIG de nadruk gelegd op het behoud van de eigen deskundigheid. Dit heeft als consequentie dat verpleegkundigen verantwoordelijk zijn voor hun eigen ontwikkeling, en zich permanent op de hoogte moeten stellen van de ontwikkelingen binnen hun vakgebied. De jeugdverpleegkundige oefent haar beroep – meestal – uit vanuit een thuiszorgorganisatie. Het getuigt van vakmanschap als zij in staat is binnen de grenzen van een organisatie aan haar professionele verplichtingen te voldoen. Het vraagt van haar dat zij haar capaciteiten aanwendt en naar mogelijkheden zoekt om mee te werken aan een vorm van professionalisering van het beroep die past bij de eenentwintigste eeuw. Zij identificeert zich met de waarden van het beroep, en incorporeert haar professionaliteit in de dagelijkse zorgverlening. Dat houdt in dat zij vanuit haar beroepsperspectief standpunten kan innemen rond ethische, economische, organisatorische en maatschappelijke vraagstukken. Gezien de combinatie van de kwaliteiten die zijn verbonden aan een hogere beroepsopleiding en aan het beroep, mag van de jeugdverpleegkundige worden verwacht dat zij een actieve rol vervult bij de beroepsontwikkeling en bij de ontwikkeling van het beroepsbewustzijn bij vakgenoten. Bij beroepsontwikkeling door jeugdverpleegkundigen gaat het om • bijdragen aan de integratie van jeugdgezondheidszorg in de organisatie; • verhogen van de rationaliteit van het beroep; • klantgerichtheid van het beroep verhogen; • de zorg voor mensen uit andere culturen verbeteren; zodat de jeugdverpleging als dienstverlenend vak kan aansluiten bij eisen van de maatschappij.
50
Element 11.1 Bijdragen aan integratie van jeugdgezondheidszorg in de organisatie: • eigen beroepsgrenzen relativeren zonder eigen deskundigheid te verloochenen; • beroepswaarden uitdragen tijdens het functioneren in de organisatie; • de situatie waarin de jeugdverpleegkundige zich als professionaliserend beroep bevindt, begrijpen; • open en met argumenten communiceren; • open en beargumenteerd met beleidsfunctionarissen en management discussiëren; • initiatief nemen tot ontwikkeling van gezamenlijke referentiekaders.
Element 11.2 Verhogen van rationaliteit van het beroep: • meewerken aan standaard- en protocolontwikkeling; • participeren in de ontwikkeling van nieuwe classificatiesystemen, standaarden en modellen voor de praktijk; • concreet rekening houden met wet- en regelgeving in de beroepspraktijk en beroepsontwikkeling; • participeren in (verplegings)wetenschappelijk en praktijkonderzoek; • regelmatig de efficiencyaspecten van het beroepsmatig handelen evalueren; • regelmatig de effectiviteit van het beroepsmatig handelen evalueren; • actief contact zoeken met cb-artsen en andere professionals.
Element 11.3 Klantgerichtheid van het beroep verhogen: • • • • • •
meewerken aan projecten klantgerichtheid; samenwerken met ouder(s)/verzorger(s) en cliëntenorganisaties; een rolmodel zijn voor vraaggerichte zorg; met anderen klantvriendelijke werkmethoden ontwikkelen; actief zoeken naar participatie van ouder(s)/verzorger(s) in de zorg; gebruikersraden actief opzoeken en gebruiken.
Element 11.4 De zorg voor mensen uit andere culturen verbeteren: • • • • •
zich openstellen voor aspecten van interculturele verpleging; praktische tips voor interculturele verpleging ontwikkelen; casussen vanuit de praktijk analyseren en hierop reflecteren; aan het management voorstellen doen voor interculturele zorg; deelnemen aan werkgroepen interculturele verpleging.
51
12
Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Beroepsuitoefening Competentie
Om de zorgverlening te laten voldoen aan eisen die gesteld mogen worden aan een hbo-opgeleide verpleegkundige, integreert de jeugdverpleegkundige professionele waarden, maatschappelijke waarden en medische en verpleegtechnische vaardigheden in de uitoefening van haar beroep. Toelichting De jeugdverpleegkundige oefent haar beroep meestal uit binnen de context van een organisatie. Zij doet dit steeds vanuit haar professionele referentiekader, dat wordt gevormd door opleiding, deelname aan beroepsorganisaties en inschrijving in het BIG-register. Dit geeft haar speciale verplichtingen. Zij moet rekening houden met professionele waarden en standaarden, economische normen en maatschappelijke normen en waarden. In de huidige maatschappij zijn professionele waarden niet meer vanzelfsprekend aanvaardbaar. Volgens de International Council of Nurses (ICN) verkeert de verpleegkundige in een positie die van haar vraagt om de waarde van haar werk voor de maatschappij duidelijk te maken. Voor de jeugdverpleegkundige geldt dit zeker in nog grotere mate. Zij moet aantonen wat de waarde van haar professioneel handelen is voor de maatschappij en voor de gezondheid van de jeugd. Dit vraagt van haar dat zij zich bewust is van de professionele en maatschappelijke verplichtingen. Zij zal zich hier niet alleen in woord op beroepen, maar dit zal juist blijken uit haar gedrag in alledaagse situaties en omstandigheden. Bij het functioneren als jeugdverpleegkundige op hbo-niveau gaat het om • technische vaardigheden demonstreren; • kritisch denken demonstreren; • gevoeligheid voor vraaggerichtheid in zorgsysteem demonstreren; • hbo-standaard omzetten in gedrag; • zorgen voor eigen deskundigheid; • een open houding hebben ten aanzien van het beroep; zodat de jeugdverpleegkundige het vereiste niveau van functioneren kan bereiken.
52
Element 12.1 Technische vaardigheden demonstreren: • • • • •
zorgen voor voldoende veiligheid voor zichzelf en collega’s; zorgen voor voldoende hygiënische maatregelen; zorgen voor voldoende veiligheid voor de ouder(s)/verzorger(s) en/of kind(eren); medische technieken op de juiste manier uitvoeren; achtergrondkennis demonstreren bij het uitvoeren van medische en verpleegkundige technieken; • voorzien in controlesystemen.
Element 12.2 Kritisch denken demonstreren: • • • • • • • •
kritisch omgaan met modes en trends binnen de verpleging; creatief zijn in het oplossen van problemen; reflecteren op eigen gedrag en op het groepsgedrag; onafhankelijk en zelfstandig oordelen; analyseren en synthetiseren; wetenschappelijke en professionele kennis gebruiken; de ‘waarheid’ van de praktijk relativeren; verschillende beslissingsmodellen gebruiken.
Element 12.3 Gevoeligheid voor vraaggerichtheid in zorgsysteem demonstreren: • • • • •
meewerken aan rechtvaardige verdeling van zorg; geen willekeurige voorkeuren van ouder(s)/verzorger(s) of zorgaanbieders accepteren; meewerken aan flexibel aanbod van zorg; meewerken aan zorg ten behoeve van de gehele mens; belangen van ouder(s)/verzorger(s) en kind boven belangen van team stellen.
Element 12.4 Hbo-standaard omzetten in gedrag: • • • • • • • • • • •
zelfstandig als beroepsbeoefenaar binnen een organisatie werken; kennis en vaardigheden vanuit verschillende vakinhoudelijke disciplines gebruiken; relevante (wetenschappelijke) inzichten, concepten, theorieën toepassen; onderzoeksresultaten toepassen in het werk; brede inzetbaarheid tonen; creativiteit en flexibiliteit tonen; probleemoplossingsgericht werken; meerder oplossingsstrategieën gebruiken; methodisch en reflectief werken; basale management- en coördinerende taken uitvoeren; communiceren en samenwerken zodat de arbeidsorganisatie zich ontwikkelt. 53
Element 12.5 Zorgen voor eigen deskundigheid: • deelnemen aan professionele verenigingen zoals de Landelijke Vereniging voor Wijkverpleging, de LVW en hiervan afgeleide werkgroepen; • vakliteratuur bijhouden; • vakliteratuur met collega’s bespreken; • symposia en workshops bezoeken.
Element 12.6 Een open houding hebben ten aanzien van het beroep: • • • • • • • •
54
zich ontvankelijk opstellen voor vernieuwingen; actief op zoek zijn naar veranderingen in eigen werk; openstaan voor discussies; op basis van argumenten discussiëren; eigen mening relativeren; eigen mening geven bij discussies; conflicten op een effectieve manier hanteren; openstaan voor meerdere beroepsopvattingen.
Formulieren voor het screenen van specifieke competenties van jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar
Competentie 0 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 0. Om een cliëntgerichte benadering te combineren met een op onderzoek gebaseerde zorgverlening en preventie, onderhoudt de jeugdverpleegkundige een professionele relatie met de ouder(s)/ verzorger(s) en/of kind(eren), werkt zij daarbij methodisch en systematisch, en baseert zij haar handelen op wetenschappelijke inzichten.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
56
Volledig aanwezig
Competentie 1 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 1. Om tijdig risico’s voor een niet normaal verlopende groei en ontwikkeling van het kind te signaleren, analyseert de jeugdverpleegkundige systematisch factoren die van invloed zijn op de groei en de ontwikkeling van het kind. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
1.1 1.2 1.3 1.4
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
57
Competentie 2 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 2. Om het inzicht en de eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s) voor het gezond opgroeien van hun kind(eren) te vergroten, gaat de jeugdverpleegkundige uit van een professionele analyse (competentie 1) en geeft zij op een methodisch verantwoorde wijze individueel advies, instructie, voorlichting en begeleiding. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
58
Volledig aanwezig
Competentie 3 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 3. Om het inzicht en de eigen mogelijkheden van ouder(s)/verzorger(s) voor het gezond opgroeien van hun kind(eren) te vergroten, geeft de jeugdverpleegkundige op een methodisch verantwoorde wijze groepsvoorlichting. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
59
Competentie 4 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 4. Om de kans op infectieziekten bij kinderen in de wijk te verkleinen, zorgt de jeugdverpleegkundige voor een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
60
Volledig aanwezig
Competentie 5 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 5. Om ervoor te zorgen dat een kind met extra gezondheids- en/of opvoedingsrisico’s zo gezond mogelijk opgroeit, stelt de jeugdverpleegkundige een integraal zorgplan op, biedt zij verpleegkundige professionele zorg, coördineert zij de zorg en bewaakt zij het realiseren van integrale doelen.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
61
Competentie 6 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 6. Om tijdig actuele of potentiële gezondheidsbedreigende omgevingsfactoren te kunnen signaleren en beïnvloeden, participeert de jeugdverpleegkundige in samenwerkingsverbanden op wijk- en buurtniveau en levert zij een actieve bijdrage aan het voorkomen en/of verminderen van deze factoren. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
6.1 6.2 6.3 6.4
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
62
Volledig aanwezig
Competentie 7 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 7. Om ervoor te zorgen dat het voorlichtingsaanbod in de jeugdgezondheidszorg actueel en passend is, werkt de jeugdverpleegkundige mee aan de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van voorlichtingsprogramma’s en/of -methodieken. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
63
Competentie 8 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 8. Om de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, levert de jeugdverpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van protocollen, procedures en kwaliteitscriteria. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
64
Volledig aanwezig
Competentie 9 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 9. Om stagiaires en collega’s te steunen bij de uitoefening van hun beroep en hun groei en ontwikkeling hierin, staat de jeugdverpleegkundige hen als coach ter zijde. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
65
Competentie 10 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 10. Om kwalitatief verantwoorde zorg te bieden, functioneert de jeugdverpleegkundige actief en anticiperend als lid van een organisatie en van een team. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
66
Volledig aanwezig
Competentie 11 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 11. Om het vak van jeugdverpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de eenentwintigste eeuw, vervult de jeugdverpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep, de vakinhoudelijke ontwikkelingen en het bevorderen van het beroepsbewustzijn bij zichzelf en haar collega’s. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
11.1 11.2 11.3 11.4
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
67
Competentie 12 Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door: Competentie 12. Om de zorgverlening te laten voldoen aan eisen die gesteld mogen worden aan een hbo-opgeleide verpleegkundige, integreert de jeugdverpleegkundige professionele waarden, maatschappelijke waarden en medische en verpleegtechnische vaardigheden in de uitoefening van haar beroep. Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6
Totaalindruk competentie: Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
68
Volledig aanwezig
Formulier totaalbeeld competenties jeugdverpleegkundigen 0-4 jaar Datum: Betreft (naam en functie): Ingevuld door:
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Totaalindruk competentieprofiel: Ontwikkelen
Perfectioneren
Eventuele opmerkingen:
69
Verklarende woordenlijst
Termen
Verklaringen
Authentiek
Overeenkomend met het oorspronkelijke en daaraan zijn gezag ontlenend (Van Dale 1992). In de zorgverlening wordt hiermee benadrukt dat de zorgverlener zich in haar gedrag niet verschuilt achter procedures, principes enzovoort. De houding kan ook niet bestaan uit ‘gesprekstrucjes’. Echtheid is nauw verwant met respect, zelfkennis, empathisch begrijpen, directheid en concreetheid in de communicatie. Authenticiteit wordt in maatschappelijke zin, door Charles Taylor (1998), opgevat als moreel ideaal. De zorgvrager en de verpleegkundige worden dan beiden als een volledig persoon met een levensverhaal beschouwd.
Evidence-based handelen
Is de integratie van het beste (onderzoeks)bewijs met klinische ervaring en de waarden van de cliënt (Sacket e.a. 2000). Dat wil zeggen dat verpleegkundigen datgene doen voor de zorgvrager, waarvan is bewezen door middel van onderzoek dat het de beste keuze is. Tegelijkertijd houdt de verpleegkundige rekening met de normen, waarden en voorkeuren van de zorgvrager. Haar eigen klinische ervaring speelt hierbij een rol. Kern is dat verpleegkundigen niet allerlei zaken kunnen uitvoeren zonder rationele legitimering. In de literatuur worden vijf niveaus van evidentie beschreven, die samenhangen met de mate van wetenschappelijkheid van de beslissingen.
Gezondheidsbedreigende omgevingsfactoren
Alle factoren uit de externe omgeving van het kind die de gezondheid of het gezonde opgroeien van het kind (kunnen) bedreigen. Dit betreft het eerste milieu, de direct huiselijke omgeving en het tweede milieu, de omgeving waar het kind een groot deel van de dag doorbrengt.
Gezondheidsdeterminanten
Factoren die van invloed zijn op de gezondheid. In navolging van Lalonde zijn te onderscheiden: factoren uit het interne milieu, het externe milieu, de leefstijl en het zorgsysteem (in: Schuil e.a. 2000).
Gezondheidsproblemen
Hieronder vallen problemen die voortkomen uit ziekte, stoornis, beperking of handicap, het verloop van de ziekte, de ziektefase waarin de cliënt zich bevindt en de behandeling. Om hierin ordening aan te brengen, wordt vaak gebruikgemaakt van de gezondheidspatronen zoals Gordon (1995) deze heeft geordend.
71
72
ICN
International Council of Nurses is een federatie van nationale verpleegkundige verenigingen. De nationale verpleegkundige vereniging in Nederland die is aangesloten bij de ICN is de AVVV (Algemene Vergadering van Verpleegkundigen en Verzorgenden). De ICN vertegenwoordigt verpleegkundigen in 120 landen en is opgericht in 1899. De ICN werkt aan kwaliteit van de verpleegkundige zorg, beïnvloedt gezondheidspolitiek en werkt aan de professionalisering van het verpleegkundig beroep. Een van de bekendste producten is de ICN code for Nurses, waarin de grondslagen van verpleegkundige ethiek worden beschreven
Intervisie
Is een vorm van supervisie (een-op-een of in een groep) die wijkverpleegkundigen helpt vertrouwen in zichzelf en de bekwaamheid te vergroten (Kohner 1994). Dit wordt als steunend ervaren. Omdat wijkverpleegkundigen werken ‘achter gesloten deuren’ is wijkverpleging een beroep met veel onzekerheid en stress (Pateman 1998). Er zijn voor de wijkverpleging veel mogelijkheden en methodieken beschreven voor intervisie.
Leefstijl
Alle keuzes die mensen maken in hun manier van leven, die van invloed zijn op hun eigen gezondheid en die van anderen. Bijvoorbeeld: veel of weinig bewegen, zorgen voor voldoende rust en ontspanning, wel of niet veilig vrijen, roken, alcohol gebruiken, autorijden onder invloed van alcohol of drugs, roekeloos rijden enzovoort (in: Schuil e.a. 2000).
Maatwerkdeel
Onderdeel van het Basistakenpakket waarvan gemeenten het zorgaanbod moeten afstemmen op de zorgbehoefte van groepen kinderen en de gezondheidssituatie van de kinderen in de gemeentelijke regio (Ministerie van VWS 2002).
Mentorschap
De kunst van het uitvoeren van de rol van mentor. Voor mentorschap in de verpleging wordt van de verpleegkundige verwacht dat ze: • de ander (meestal student) kan inspireren; • kan investeren in de ander; • een medestander is van de ander (Butterworth e.a. 1997). Mentorschap vraagt inzicht in zichzelf, effectieve communicatie en de ontwikkeling van de lerende.
Opvoedingsspanning, Opvoedingsspanning die door Vroegtijdige Onderkenning (VTO) aan opvoedingscrisis, het licht komt, valt onder de competentie van de jeugdverpleegkundige. opvoedingsnood Bij opvoedingsvragen die duiden op een crisis of een opvoedingsnood is verwijzing en samenwerking met andere instellingen van belang (Prinsen en Lim 1999).
Preventief pedagogisch onderzoek
Een beeld krijgen van de gezinssituatie en de omgeving waarin een gezin leeft op het gebied van opvoeden door VTO.
Professionele mythen en rituelen
Professionele mythen en rituelen gaan over gewoontes van verpleegkundigen die jarenlang van de ene generatie op de andere worden overgedragen, zonder dat duidelijk is waarom een handeling of activiteit wordt uitgevoerd of wat het resultaat bijdraagt aan het welzijn of de gezondheid van de zorgvrager. Een bekend voorbeeld is het scheren voor een operatie of het desinfecteren van de huid voor een injectie. Sommige overbodige handelingen kosten alleen maar extra tijd, andere handelingen kunnen zelfs schadelijk zijn voor de zorgvrager.
Reflecteren
Beschouwen, overdenken, het in aanmerking nemen (Van Dale 1992). Voor de beroepspraktijk van professionals wordt bij reflectie veel verwezen naar Schön (1987). Hij maakt onderscheid tussen reflecteren tijdens het handelen en nadenken over het handelen. Het eerste gaat vaak gepaard met experimenteren. Bij het laatste gaat het vooral om een kritische zelfanalyse. De laatste jaren zijn er methoden beschreven om individueel en als team te reflecteren.
Rentabiliteit
Winstgevendheid (financieel, maatschappelijk). Met rentabiliteit van de jeugdverpleging wordt bedoeld het aantoonbaar maken van het maatschappelijk nut van het beroep voor de gezondheid van kinderen en jeugdigen.
Self-efficacy
De term self-efficacy is afkomstig van de Canadees-Amerikaanse onderzoeker Albert Bandura. Hij ontdekte dat mensen die geloven in eigen kunnen, beter in staat zijn om moeilijkheden te overwinnen en zodoende hun doelen te halen. De theorie van Bandura biedt veel aanknopingspunten voor jeugdverpleegkundigen om ouders te helpen gedrag en gewoontes ten aanzien van opvoeding en gezondheid te veranderen. De letterlijke vertaling van de term is zelfverwerkelijking. De Engelse term wordt echter ook in Nederlandse teksten gebruikt en is hier daarom gehandhaafd.
Valide instrumenten
Instrumenten die voldoende onderzocht zijn op hun functie en waarde voor de verpleegkundige praktijk en daardoor betrouwbare uitkomsten geven.
Verpleegkundige diagnose
Volgens Carpenito (1995) heeft het begrip verpleegkundige diagnose drie verschillende betekenissen. Ten eerste kan het worden gezien als een centrale besluitvormingsfase in het verpleegproces. Het begrip wordt ook gebruikt als een gestandaardiseerde en geordende beschrijving van reacties op gezondheidsproblemen, zoals Gordon (1995) doet.
73
Daarnaast wordt het gebruikt als een uitspraak over een individuele reactie van de persoon op een gezondheidsprobleem (Schoot en Stevens 2000). Zorgsysteem
74
Het geheel van diensten, mensen en materiële voorzieningen waarmee in de gezondheidszorg mensen worden voorzien (in: Schuil e.a. 2000).
Betrokkenen bij het project
Jeugdverpleegkundigen, managers en opleidingsfunctionarissen van:
• • • • • •
Evean: projectleider Marjan Zwolsman Thuiszorg Nieuwe Waterweg Noord: projectleider Annemarie Klaassen Thuiszorg Breda: projectleider Jolande van Loon Vierstroom: projectleider Geertje van Hoogdalem Carint: projectleider Josette van Kruchten Kruiswerk Mark en Maas: projectleider Els de Boer Geraadpleegde experts
Mw. B. van Blokland Mw. M. Buskop Mw. Th. Campman Hr. M. Damen Mw. H. Eising Mw. E. Jeuken Mw. A. Nieuwenhuijzen Hr. A. Pool Hr. B. Prinsen Mw. D. Rieffe Mw. E. Taute Mw. I. Verhage Mw. L. Zuidema
Docent verpleegkunde Hogeschool Rotterdam Divisiemanager Thuiszorg Salland Medewerker TNO sector Onderwijs en Professie Cb-arts Icare thuiszorg Beleidsadviseur Sectorfondsen Zorg en Welzijn Stafverpleegkundige JGZ Trajectmanager Cluster Verpleegkunde Hogeschool Rotterdam Beleidsadviseur NIZW Zorg Beleidsmedewerker NIZW Jeugd Stafverpleegkundige JGZ, GGD Amsterdam Cb-arts Kruiswerk Mark en Maas Stafverpleegkundige JGZ Thebe woon- en zorgservice Voorzitter stuurgroep competentieprojecten NIZW
75
Literatuur
Appelman, A. e.a. Ontwikkeling van kwaliteitsstandaarden voor de wijkverpleging. Lochem: De Tijdstroom, 1989 Benner, P. Issues in Competency-based testing. Nursing Outlook, jrg.30, May, p.303-309, 1982 Benner, P. From novice to expert. Excellence and power in clinical nursing practice. Menlo Park: AddisonWesley, 1984 Burgmeijer R. en N. Bolscher Vaccinaties bij kinderen. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV, 2002 Butterworth, T. e.a. Clinical supervision and mentorship in nursing. Cheltenham: Stanley Thornes Ltd., 1997 Carpenito, L.J. (ed.) Nursing diagnosis, application to clinical practice. Philadelphia: Lippincott, 1995 Gordon, M. Nursing diagnosis, process and application. New York: McGraw-Hill, 1995 HBO-Raad Hoofdlijnen Evaluatieplan Proefaccreditering. Den Haag: HBO-Raad, 1999 Kijlstra M., B. Prinsen en T. Schulpen Kwetsbaar jong! Een quick scan van de kansen op achterstand van kinderen van 0 tot 4 jaar in risicosituaties. Utrecht: NIZW / Centrum voor Migratie en Gezondheid van het Kind, 2001 Kohner, N. (ed.) Clinical supervision in practice. London: King’s Fund Centre, 1994 Mast, J. en A. Pool In de spiegel kijken. Werken aan competenties in de thuiszorg. Utrecht: NIZW, 2003 Ministerie van VWS Basistakenpakket jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. Den Haag: Ministerie van VWS, maart 2002 Pateman, B. Clinical supervision in district nursing. Butterworth, T. e.a., Clinical supervision and mentorship in nursing. Cheltenham: Stanley Thornes Ltd., 1997
77
Pool, A., C. Pool-Tromp e.a. Met het oog op de toekomst. Beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen. Utrecht: NIZW, 2001 Prinsen B. en J. Lim Partners in opvoeden en verzorgen, opvoedingsondersteuning door de ouder- en kindzorg. Utrecht: NIZW / LCOK, 1999 Sacket, D.L. e.a. Evidence based medicine. How to practice and teach. London: Churchill Livingstone, 2000 Schön, D.A. Educating the reflective practioner. San Francisco: Jossey-Bass, 1987 Schoot, T. en P. Stevens Ontwerpen van zorg, vanuit verpleegkundig perspectief. Amsterdam: ThiemeMeulenhoff, 2000 Schuil, P.B. e.a. Nederlands Leerboek voor de Jeugdgezondheidszorg. Deel A Organisatie en Deel B Inhoud. Assen: Van Gorcum & Comp, 2000 Taylor, C. De malaise van de moderniteit. Kampen: Kok/Agora, 1998 Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, 1992 Willems, D. Coördinatie van zorg op het continuüm van vraag en aanbod. Graaff, H. de (red.), Case management: Een zorg minder? Utrecht: SWP, 1991 World Health Organization International classification of functioning, disability and health. I.C.F. Geneva: WHO, 2002 Yperen, T. van, E. van Rest en C. Vermunt Zorgprogramma’s: een begrippenkader. Definitie van kernbegrippen. Programma’s in de zorg. Utrecht: NIZW, 1998
78
NIZW, innovatiepartner in zorg en welzijn
Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW is een onafhankelijke organisatie die zich richt op het toepasbaar maken en overdragen van kennis aan professionals, beleidsmakers en burgers in de sector zorg en welzijn. De inzet is aantoonbaar effectieve vernieuwingen in het werkveld te realiseren en de kwaliteit van de beroepsuitoefening te verhogen. In de sector zorg en welzijn werken zo’n 700.000 beroepskrachten en vele vrijwilligers op terreinen als kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening, sociaal-cultureel werk, ouderendienstverlening, jeugdzorg, maatschappelijke opvang, verzorgings- en verpleeghuizen, thuiszorg en hulpverlening aan mensen met een handicap. Ook instellingen buiten de sector die zorg- en welzijnsactiviteiten ondernemen, zoals opleidingen, provincies, gemeenten en woningbouwcorporaties, doen regelmatig een beroep op het NIZW. Binnen het NIZW vormen de integrale activiteiten van de beleidscentra Jeugd, Zorg en Sociaal Beleid de kern van de organisatie. Beleid en strategie van de centra zijn erop gericht om professionals in de sector te informeren, te adviseren en samen met hen innovaties in de praktijk door te voeren. Tegelijkertijd investeert het NIZW in een aantal algemene functies, te weten professionalisering, internationalisering en publieksinformatie. Het werkprogramma van het NIZW komt tot stand in nauw overleg met het werkveld en het ministerie van VWS. In het streven de doelmatigheid binnen de sector te bevorderen en zo veel mogelijk maatschappelijk rendement te bereiken, zoekt het NIZW de samenwerking met andere relevante partijen, met name binnen de landelijke kennisinfrastructuur. Op deze wijze wil het NIZW bijdragen aan een zorgzame samenleving waarin de eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid van burgers vooropstaan. Het werk van het NIZW resulteert onder meer in adviezen, facts en figures, databanken, implementatietrajecten, trainingen, congressen, boeken, best practices, e-zines, nieuwsbrieven, websites, cd-rom’s en video’s. Meer informatie over het NIZW is te vinden op www.nizw.nl.