Decentralisatie van de Jeugdzorg in Regio Alkmaar
Startfoto
Gemeenten Alkmaar, Heerhugowaard, Castricum, Langedijk, Schermer, Graft-de Rijp, Heiloo en Bergen (BES) Oktober 2012 Geactualiseerde versie juni 2013
Colofon Uitgave
I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 0229-282555 Rapportnummer
2012-1904 Datum
Oktober 2012 Opdrachtgever
Gemeenten Regio Alkmaar
Auteurs
I&O Research: Drs. Ankie Lempens Drs. Bianca de Haan Drs. Marion Holzmann Layla Leerschool, MSc Bureau KWIZ: Drs. Anne Wil Hak Willeke Hauwen, MSc Bestellingen
Exemplaren zijn verkrijgbaar bij de opdrachtgever
Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Inhoudsopgave
pag.
Samenvatting & conclusies
I
1. Inleiding
1
1.1 Aanleiding
1
1.2 Uitvoering van het onderzoek
1
1.3 Afbakening
2
2. Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieders
5
2.1 Instellingen in de eerstelijn
5
2.2 Tweedelijns jeugdzorgaanbod; het vrijwillige kader
6
2.3 Tweedelijns jeugdzorgaanbod: het gedwongen kader
11
3. Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
14
3.1 Aanmeldingen/trajecten in de eerstelijns instellingen
14
3.2 Gebruik tweedelijns jeugdzorg in het vrijwillige kader
18
3.3 Trajecten in de tweedelijns instellingen
23
3.4 Gebruik tweedelijns jeugdzorg in het gedwongen kader
31
4. Regio’s naast elkaar
33
5. Kansen en knelpunten
35
5.1 Transitie jeugdzorg
35
5.2 Instroom van cliënten
36
5.3 Behandeling
45
5.4 Uitstroom
51
5.5 Ideeën en aandachtspunten transitie jeugdzorg
52
Bijlage 1. Huidige jeugdzorg in kaart
58
Bijlage 2. Onderzoeksverantwoording
59
Bijlage 3. Checklist interviews aanbieders
62
Bijlage 4. Factsheets zorginstellingen
64
Samenvatting & conclusies conclusies
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
Samenvatting & conclusies
“Benader het nieuwe Stelsel Zorg voor Jeugd vanuit het gezin. Waar klopt die aan met een vraag? Of waar kan hun netwerk heen met zorgen? Hoe worden zij vervolgens geholpen? De organisatie aan de ‘achterkant’ kan bestaan uit verschillende expertises / organisaties, maar dat hoeft voor een gezin niet zichtbaar te zijn. En zorg voor een financiële systematiek en organisatiestructuur die samenwerking stimuleert”. Bron: interview met professional
Gemeenten voeren in de toekomst de regie en verantwoordelijkheid over het geheel aan zorg, opvoeden opgroeiondersteuning aan kinderen, jongeren en hun ouders. Hierbij hebben gemeenten de ruimte om het ‘gebouw jeugdzorg’ lokaal of regionaal opnieuw in te richten. Omdat het gehele stelsel mogelijkerwijs op de schop gaat, is het van belang de huidige situatie in beeld te hebben: een ‘startfoto’ dient als vertrekpunt voor de reis naar de toekomst. Om te kijken hoe het nu is, zodat ook de ontwikkelingen, vorderingen en resultaten in beeld komen. Dit onderzoek biedt de startfoto van Regio Alkmaar: de gemeenten Alkmaar, Heerhugowaard, Castricum, Langedijk, Schermer, Graft-de Rijp, Heiloo en Bergen (BES). De foto bestaat uit een kwantitatief deel – de cijfers - en een kwalitatief deel – de inkleuring ervan. Welke problematiek speelt er en welk aanbod is beschikbaar? Hoeveel jongeren ontvangen zorg en ondersteuning en hoe is dit verdeeld over de gemeenten? Een belangrijke analysevraag daarbij luidt bovendien: in hoeverre worden deze gegevens geregistreerd en zijn zij op gemeentelijk niveau beschikbaar? We brengen dit in beeld door analyse van de registratiegegevens van de belangrijkste zorgaanbieders uit de eerste en tweede lijn. Daarnaast voerden we gesprekken met zorgaanbieders en cliënt(vertegenwoordigers). De kwalitatieve verkenning kleurt de startfoto nader in: wat is de kracht van de huidige aanbieders en waar liggen de knelpunten? Hieruit trekken we lering en destilleren we mogelijkheden voor de toekomst.
I
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
Werkwijze kort: De startfoto betreft de situatie in de regio Alkmaar. Het geeft een overzicht van het aanbod en het ondersteuningsgebruik van een selectie van 15 instellingen, veelal de tweedelijn. De foto is een drieluik en bestaat uit: een beschrijvend overzicht van het belangrijkste lokaal aanbod in de eerste- en tweedelijn;
1.
2.
een overzicht van het huidig zorggebruik (over 2011);
3.
opinies en ideeën voor de toekomst, zoals gezien vanuit de instellingen en cliëntvertegenwoordigers.
De achterliggende onderzoeksvragen luidden: Welke problematiek speelt er en welk aanbod is beschikbaar?
• •
Hoeveel jongeren zijn in beeld voor zorg en ondersteuning en hoe is dit verdeeld over de gemeenten?
•
Welke knelpunten spelen er in het huidige stelsel en welke ideeën en mogelijkheden zien professionals en ervaringsdeskundigen voor de toekomst?
Een belangrijke impliciete vraag luidt bovendien: Hoe is de informatiepositie van de gemeenten in de Regio Alkmaar? Hoe en in hoeverre worden gegevens uit de eerste- en tweedelijn geregistreerd en in hoeverre is daaruit een bruikbaar overzicht op te maken?
•
Voor het onderzoek zijn registratiegegevens over het meest recente afgesloten jaar - 2011 - opgevraagd bij de 14 belangrijkste zorgaanbieders uit de eerste en – vooral - tweedelijn die in de regio werkzaam zijn. Deze gegevens zijn door de instellingen zelf aan de bron versleuteld, zodat geanonimiseerde databestanden ontstonden. Deze databestanden zijn aan het onderzoeksbureau aangeleverd en vervolgens gekoppeld, ontdubbeld en geanalyseerd. Via bureauonderzoek is bovendien een beschrijving gemaakt van het aanbod van deze instellingen. Daarnaast voerden we gesprekken met 17 partijen: zorgaanbieders, een aantal cliënten en cliëntvertegenwoordigers. Deze kwalitatieve verkenning kleurt de startfoto nader in: wat is de kracht van de huidige aanbieders en welke successen en knelpunten spelen er in de aansluiting van vraag en aanbod? Dit biedt een basis voor de inrichting van het stelsel voor de toekomst. Afbakening Het werkveld rondom jeugd is uiteraard breder dan de instellingen en organisaties die binnen de grenzen van de startfoto vallen. Voor de praktische uitvoerbaarheid van het onderzoek heeft vooraf selectie van aanbieders plaatsgevonden. De nadruk ligt daarbij op de tweedelijn. Het onderzoek biedt dus geen zicht op het aanbod aan zorg, behandeling en ondersteuning vanuit andere dan de geselecteerde instellingen. Ander aanbod – zoals vanuit het particuliere circuit, de CJG’s en de jeugdgezondheidszorg - is dus niet in dit overzicht meegenomen.
II
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
Resultaten De cijfers In 2011 zijn ruim 3.500 kinderen en jongeren woonachtig binnen de acht gemeenten van de regio Groot Alkmaar in beeld bij de tweedelijns jeugdzorg in het vrijwillige kader.1 Dat is vijf procent van de kinderen en jongeren in deze regio. In de gemeenten Alkmaar en Heerhugowaard (beide 6%) is het aantal kinderen dat in beeld is bij de tweedelijns zorg het hoogst. In Castricum, Graft-de Rijp, Heiloo en Schermer is dit het laagst (allen 3%). De jeugd komt vooral via Bureau Jeugdzorg en de huisarts, op eigen initiatief (ouders) en via het ziekenhuis bij de tweedelijn in beeld. Ook is er veel onderlinge doorverwijzing tussen tweedelijns organisaties: zo komen veel jongeren via een GGZ-instelling weer bij een ander tweedelijns aanbod terecht. In totaal zijn er in 2011 bijna 6.500 ‘trajecten’ geregistreerd in de tweedelijn. Dat varieert van een eenmalig adviesgesprek tot jarenlange behandeling. Het gaat in meerderheid van de gevallen om ambulante zorg, waarbij in de meeste gevallen onbekend is of deze zorg thuis of op locatie plaatsvond. Bijna 500 trajecten betreft dagbehandeling of verblijf. Bijna 30% van de tweedelijns cliënten is in het meetjaar bij meer dan één tweedelijns instelling in beeld; meestal bij twee of drie. De wijze van registreren en de gehanteerde definitie van een traject verschilt sterk per zorgaanbieder. De problematiek betreft in hoge mate gedrags- en ontwikkelingsstoornissen. Ook leer- en schoolproblemen komen veel voor in de tweedelijn. Daarnaast liepen er in 2011 bijna 1.300 trajecten in de eerstelijn. Het gaat daarbij (vooral) om schoolmaatschappelijk werk2 en om circa 200 trajecten bij MEE. Omdat er bij deze eerstelijns organisaties niet op burgerservicenummer wordt geregistreerd, is onbekend om hoeveel unieke cliënten het gaat en of deze kinderen en jongeren ook in de tweedelijn bekend zijn. De scholen en leerplichtambtenaren zijn hier de belangrijkste doorverwijzers. Van veel trajecten zijn de kosten niet geregistreerd. De wijze van bekostiging en de registratie daarvan verschilt per organisatie. Daarbij lopen de gehanteerde definities van een traject uiteen. Een overzicht van gemiddelde kosten per gemeente, per type traject en per zorgsoort is om die redenen in de nulmetingsfase niet te maken.
1
2
Afbakening: BJZ, Parlan, Opvoedpoli, Queeste, ’s Heeren Loo, Leger des Heils, Praktijk, Lijn5, Triversum, Brijder. Ook zijn gegevens opgevraagd van de William Schrikker Groep, maar deze zijn niet aangeleverd. Uitgevoerd door de Wering en Socius
III
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
De zorgaanbieders maken gebruik van verschillende registratiesystemen. De inrichting van deze registratiesystemen is veelal afgestemd op verantwoording richting de financierder. Voor onderlinge uitwisseling, vergelijking van cliëntgegevens en het verkrijgen van een eenduidig overzicht zijn deze systemen niet ingericht. Er is behoefte en draagvlak onder de zorgaanbieders om hierin een betere afstemming te bereiken, waardoor er meer inzicht ontstaat. Informatiepositie Het opvragen en koppelen van de registratiegegevens levert een eerste overstijgend beeld op van het zorggebruik in de Regio Alkmaar. Dit overzicht was er nog niet. Het laat zien hoeveel unieke cliënten er bij de tweedelijn in beeld zijn, waar ze wonen, hoeveel en welke zorgtrajecten er lopen en wat de kenmerken van de kinderen en jongeren zijn. Het toont bovendien aan dat de instellingen in de regio bereid zijn inzicht te geven in aard en omvang van hun clientèle en zelf ook belang zien in een overzicht. Het onderzoek laat ook zien wat we (nog) niet weten. Uit dit onderzoek blijkt dat de huidige informatiepositie over de eerste- en tweedelijns zorg voor de jeugd in Regio Alkmaar nog kwetsbaar, beperkt ontsloten en onvolledig is. De cijfermatige gegevens uit de jaarverslagen kennen onvoldoende diepgang en bieden bovendien geen overzicht van de aard en omvang van jeugdproblematiek in de regio, laat staan een beeld naar gemeente. Gemeenten willen over veel meer (overzichts)gegevens kunnen beschikken dan op basis van de huidige registraties op dit moment mogelijk is. De gegevens uit de instellingsregistraties zijn nog moeilijk te koppelen om te komen tot een overzicht. Dit heeft de volgende redenen: • niet alle instellingen registreren op burgerservicenummer, waardoor het niet mogelijk is te komen tot een overzicht van unieke personen binnen de jeugdzorg; • bepaalde cliënt en trajectkenmerken worden niet bij alle instellingen geregistreerd; • instellingen hanteren afwijkende registratie-eenheden/perioden; • bepaalde cliënt en trajectkenmerken worden wel (uitgebreid) in dossiervorm geregistreerd, maar niet geregistreerd in overstijgende categorieën. Hierdoor is bijvoorbeeld het kenmerk ‘hoofd- problematiek’ niet (gemakkelijk) te analyseren en in een instellingsoverschrijdend overzicht te vatten; • de gehanteerde definities en waarden van cliënt en trajectkenmerken verschillen tussen instellingen; • ook binnen de instellingen worden niet consequent dezelfde definities aangehouden; • de gegevens over een cliënt zijn binnen de eigen registratie niet altijd volledig gevuld; • de instellingen maken gebruik van verschillende registratiesystemen die primair zijn ingericht op verantwoording richting de eigen financierder.
IV
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
De gemeenten willen met name meer informatie over de soort van zorg en ondersteuning die wordt geboden: vindt ambulante zorg thuis of op locatie plaats, hoe intensief is deze - frequentie en duur van contactmomenten – en hoe lang duurt de hulpverlening of behandeling? Ook zijn de kosten in veel gevallen niet (op vergelijkbare wijze) in beeld en kunnen doorverwijzers niet gemakkelijk worden onderscheiden. Cliëntkenmerken als etnische herkomst en huishoudensamenstelling zijn lang niet altijd bekend. Een ander belangrijk gemis is vergelijkbare informatie over de hoofdproblematiek en/of ondersteuningsvraag van de cliënten. Verder zouden gemeenten (op termijn) graag zicht willen op zorgstapeling per gezin en op de mate waarin kinderen zowel van eerste als van tweedelijns aanbod gebruik maken. Om goede invulling te kunnen geven aan de toekomstige regierol in de jeugdzorg – om te kunnen monitoren, evalueren en sturen - is het van groot belang dat de kwaliteit, de eenduidigheid, de volledigheid en de ontsluiting van de registraties van de instellingen verbetert. Dit is ook van belang voor de positie en het interne blikveld van de instellingen zelf. De noodzaak van een goede registratie wordt ingezien en de instellingen zijn welwillend om deze informatie te delen, mits de privacy van de cliënten niet in het geding komt. Het is raadzaam dat de partijen in de regio in gezamenlijkheid formuleren welke gegevens nodig zijn als basis voor een goede regie van de getransformeerde jeugdzorg. Van hieruit kan een set van kernvariabelen worden ontwikkeld met eenduidige en voor alle partijen hanteerbare definities en waarden. Een dergelijke kernvariabelen-set vormt de basis voor de ontwikkeling van een breed gedragen uniform gezamenlijk informatiesysteem (als groeimodel), dat centraal ontsloten is en de basis biedt voor analyse, monitoring en evaluatie voor zowel de regio-gemeenten als voor de instellingen zelf. Ontwikkelingen vraag en aanbodzijde De belangrijkste ontwikkeling die de instellingen signaleren is de toename van het aantal jeugdigen in de jeugdzorg, waarbij de problematiek steeds vaker als complex en/of meervoudig wordt gezien. Dit wordt enerzijds verklaard door het complexer worden van de maatschappij en de eisen die aan het kind gesteld worden, maar anderzijds ook doordat kinderen te laat bij de juiste zorg zouden terechtkomen. De problematiek is dan al ernstig. Verder speelt de indicatiestelling in relatie tot de huidige financieringsstructuur een rol in het hoge aantal indicaties. Een voorbeeld: voor een rugzakje in het onderwijs is een indicatie vereist. Een ander geluid is dat kinderen juist te snel of ongericht naar de tweedelijn worden verwezen, zonder dat daar een gedegen vraagverheldering en commitment aan vooraf is gegaan. Nieuwe ontwikkelingen in de zorgvraag zijn verslaving aan gamen, social media en veelvuldig gebruik van energy drinks. Daarnaast vraagt loverboy-problematiek en eergerelateerd geweld om aandacht en een effectieve aanpak.
V
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
Crisis Het aantal vechtscheidingen neemt al jaren toe en vormt een belangrijke potentiële bedreiging voor gezond en gelukkig opgroeien. Het aanbod aan ondersteuning is niet toereikend en wordt niet altijd tijdig genoeg ingezet. Door de economische crisis kampen bovendien meer gezinnen dan voorheen met problemen rond werk, inkomen en schulden. Bekende breuken in de doorgaande zorglijn vormen de leeftijdsknip (na 18 jaar) en problemen op meer leefgebieden. Groepen die moeilijk in beeld komen zijn zorgmijders, multiproblemgezinnen en zwerfjongeren. Multiproblematiek vindt om meerdere reden moeilijk een passende oplossing: de financiering van de deeltrajecten is versnipperd en er moet door verschillende instellingen en hulpverleners worden samengewerkt. Ontwikkelingen aan de aanbodzijde spitsen zich vooral toe op de naderende transitie. Het aantal aanbieders op de markt is toegenomen. Bepaald aanbod overlapt, wat niet wil zeggen dat het overbodig is: zowel aan cliënt als aan aanbodzijde wordt keuzevrijheid en diversiteit in het aanbod juist geroemd. Lacunes in het aanbod Er is een tekort aan crisisopvang, passende pleegzorggezinnen (vooral voor 16-plus jongeren) en gespecialiseerde opvang en zorg voor jongeren met zeer complexe psychiatrische problematiek of combinaties van problematiek. Jeugd met een IQ net boven 85 valt tussen wal en schip: het lvb-aanbod is voor hen niet toegankelijk, maar het reguliere aanbod is vaak niet passend. Ook jongeren die ernstige sociale problematiek hebben, komen vaak niet op de juiste zorg terecht, zoals zwerfjongeren: een dak en brood zijn voorwaarden om psychosociale behandeling te starten, maar de psychiatrische problematiek bemoeilijkt het vinden van een oplossing voor sociaal maatschappelijke problematiek en is in de eerstelijn soms een contra-indicatie. Datzelfde geldt voor jongeren met een verslaving. Onvoldoende bekendheid en een kloof Verder is het zorg en ondersteuningsaanbod in de volle breedte nog onvoldoende bekend bij jongeren, ouders en andere opvoeders. De versnippering in het aanbod, de veelheid aan instellingen en financieringsstructuren leiden tot een stelsel waarin de cliënt gemakkelijk de weg kwijtraakt. En ook de instellingen zelf weten elkaar lang niet altijd te vinden of kennen elkaars aanbod maar gedeeltelijk. De toenemende marktwerking werkt bovendien concurrentie in de hand, wat soms ten koste gaat van de onderlinge zo nodige openheid van zaken, samenwerking en overdracht van kennis en cliënten. Het ‘opschudden van de markt’ wordt door andere partijen ook als verfrissend en gewenst gezien.
VI
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
De kloof tussen de nulde-, eerste- en tweedelijn is nog groot, het discours en jargon verschillen al in hoge mate. Het Wmo-gedachtengoed en de ontwikkelingen rond de Centra voor Jeugd en Gezin zijn voor veel instellingen nog een ver van mijn bed show. Met name voor bovenregionaal werkende instellingen is het alleen al praktisch gezien lastig een hanteerbare werkvorm te vinden om een lokale voet aan de grond te krijgen. De wens is er veelal wel, maar daarbij is ondersteuning en regie – vanuit gemeenten gewenst. De werelden moeten elkaar nog leren kennen, leren samenwerken en daartoe in staat worden gesteld. Zorgen en kansen Veel instellingen zijn bezorgd over de toekomst. Wordt het kind niet met het badwater weggegooid? Hebben gemeenten wel voldoende expertise om dit complexe stelsel te regisseren? Wordt zwaardere problematiek straks weggewuifd met een opvoedlesje en welke ruimte is er nog voor specialisten? Verdringen nieuwkomers de rest? En hoe moet die groeiende claim op zorg en ondersteuning worden opgevangen met slinkende budgetten? De experts geven aan dat er tegelijkertijd al heel veel is bereikt, zowel op het gebied van diagnostisering en specialistische behandeling als in het overbruggen van verschillen tussen de aanbieders. Er zijn diverse initiatieven waarbij er lijn- en instellingoverschrijdend wordt gewerkt en samenwerkingsafspraken waarbij de expertise vanuit verschillende zorg en ondersteuningslagen succesvol wordt ingezet. En waarbij de cliënt centraal staat. Koesteren Succesfactoren en bereikte resultaten moeten gekoesterd worden, zo benadrukken de instellingen. Een integrale aanpak, 1-gezin 1-plan, zorgcoördinatie, wijkgericht werken en continuïteit in de zorglijn leveren resultaten op. Ook wordt de meerwaarde van cliëntparticipatie benadrukt: (ex)cliënten, maar ook ouders en jongeren kunnen zelf heel goed aangeven wat zij nodig hebben, wat zij verwachten en welke lering kan worden getrokken uit eerdere ervaringen. Cliëntorganisaties willen in de ontwerpfase van het nieuwe stelsel graag nauw betrokken worden. Pedagogische civil society Om te bereiken dat kinderen en jongeren tijdig de juiste ondersteuning ontvangen, zodat verergering van problematiek en daarmee stijgende zorgkosten wordt voorkomen is een bundeling van krachten nodig. Vanuit de pedagogische civil society gezien zijn alle burgers (mede)opvoeders. Problemen manifesteren zich thuis, bij de opvang, het consultatiebureau, op school, in de wijk, bij de sportvereniging. Het niet (tijdig) herkennen van problematiek, handelingsverlegenheid, niet weten hoe de ouders aan te spreken en de weg naar advies niet kennen of angst voor het schaden van de vertrouwensrelatie, leiden ertoe dat veel kinderen te laat de juiste ondersteuning en zorg ontvangen. Of dat ernstiger problematiek juist te lang wordt vastgehouden in een ineffectieve ondersteuning, uit verantwoordelijkheidsgevoel en goede bedoelingen.
VII
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Samenvatting & conclusies
Hiervoor is nodig dat het voorveld ondersteund wordt in probleemherkenning en – vooral – hoe hiermee om te gaan. Dit vereist deskundigheidsbevordering van vrijwilligers en professionals (leren herkennen) en praktische training in communicatie en gesprekstechnieken. Vervolgens is er een goed bekende, nabije en laagdrempelige tussenlaag van generalisten – waar nodig ondersteund door specialisten - nodig die zorgt voor probleemanalyse, het inschatten van de benodigde vervolgstappen en zo nodig de doorgeleiding. Een soepele doorgaande zorglijn daarachter doet de rest, zo is de overtuiging. Daarvoor zijn alle niveaus van deskundigheid even belangrijk. Een interessante lead vormt de (groeiende) groep ouders en jongeren die zelf de weg weten te vinden. Soms noodgedwongen, na stukgelopen eerdere trajecten, soms welbewust. Zij zoeken antwoorden via het particuliere circuit, in internetaanbod en het alternatieve circuit. In hoeverre vinden zij daarin hun weg en een oplossing? En welke leerpunten levert dat op voor het gevestigde stelsel? Nader onderzoek naar aard, omvang, succes en knelpunten van deze cliëntgroep en mogelijkheden vanuit het particuliere circuit verdient aanbeveling. De wil om samen te komen tot een verantwoord stelsel van ondersteuning voor kinderen en de jeugd is bij de professionals uit de eerste- en tweedelijn aanwezig. De wens om hierbij betrokken te zijn ook. Van gemeenten vragen zij visie en een krachtige regie: het bij elkaar brengen van partijen en deskundigheden, het overbruggen van (financiële) belangen en het faciliteren van de samenwerking. Daarnaast is het van belang dat kwaliteit van het zorg- en ondersteuningsaanbod wordt gewaarborgd. Meer uniformiteit in de registratie, voorwaarden voor klanttevredenheidsonderzoek en heldere afspraken over evidence based werken en verantwoording is gewenst. Het toewerken naar een helder informatiesysteem maakt het bovendien mogelijk ontwikkelingen en resultaten door de tijd heen te monitoren, zodat evaluatie en bijsturing beter mogelijk wordt.
VIII
Hoofdstuk
Inleiding
1
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Inleiding
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De nieuwe Wet op de zorg voor jeugd treedt op 1 januari 2015 in werking. De taken op het terrein van de jeugdzorg – provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en reclassering, jeugd-ggz en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten worden – in stappen - overgeheveld naar gemeenten. Dit is een omvangrijke en ingrijpende transitie waarop gemeenten zich terdege en tijdig willen voorbereiden. Met deze transitie beoogt het kabinet de stijgende vraag naar gespecialiseerde zorg terug te dringen en de hulp dichterbij, eerder en sneller in te kunnen zetten. Eén en ander moet leiden tot een structurele bezuiniging op de jeugdzorg. Voor de beleidsvoorbereiding hebben gemeenten behoefte aan inzicht in de vraag en aanbod van preventie, zorg en nazorg per gemeente. De jaarverslagen en andere openbare stukken van jeugdzorgaanbieders leveren vaak wel een beeld, maar veelal zijn de cijfers en kenmerken van de clientèle niet naar gemeente uitgesplitst en beperkt in detail. De gemeenten van Regio Alkmaar hebben I&O Research in samenwerking met KWIZ daarom in kaart laten brengen hoeveel (unieke) jeugdigen gebruikmaken van jeugdzorg en – hulpverlening in de eerste en tweede lijn, en wat hun voornaamste problematiek is. Naast een cijfermatig overzicht wensen de gemeenten inzicht in de mate waarin vraag en aanbod op elkaar aansluiten. Met dit doel heeft I&O Research interviews gevoerd met diverse zorginstellingen in de eerste en tweede lijn en met cliëntvertegenwoordigers. Met dit beeld kunnen de gemeenten in Regio Alkmaar zich voorbereiden op de doelgroep en de taken die in de toekomst onder hun regie vallen. Dit inzicht is nodig om beleidsmatige afwegingen te kunnen maken zoals visie, prioriteitstelling en de verhouding naar de zorgaanbieders. De samenwerkende gemeenten kunnen zo komen tot een goede invulling van hun lokale basisvoorzieningen (verenigd in de CJG’s). Dit brengt een passend preventiebeleid en een sluitend ondersteuningsaanbod binnen bereik.
1.2 Uitvoering van het onderzoek Het onderzoek vormt een drieluik en bestaat uit een overzicht van de belangrijkste instellingen (aanbod), een cijfermatig overzicht van het huidig zorggebruik (vraag) en een weergave van de knelpunten en mogelijkheden gezien vanuit de zorgaanbieders. Deze onderdelen lichten we hieronder apart toe3.
3
Zie de bijlage voor een meer gedetailleerde beschrijving van de onderzoeksopzet.
1
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Inleiding
1. Aanbodoverzicht Door middel van internetsearch, jaarverslagen van de instellingen en informatie verkregen uit de interviews, stelden we een beschrijving op van de belangrijkste instellingen en organisaties die eersteen tweedelijns ondersteuning bieden aan kinderen en jongeren in Regio Alkmaar. 2.
Gegevensopvraag
Om inzicht te krijgen in het aantal unieke jeugdigen in de jeugdzorg en –hulpverlening zijn gegevens opgevraagd uit de cliëntenregistratie van 15 instellingen die werkzaam zijn in Regio Alkmaar (zowel in de eerste- als tweedelijn). Om uitspraken over unieke jeugdigen te kunnen doen, is aan de bron van de gegevensopvraag gebruik gemaakt van persoonlijke gegevens. Er is daarbij bijzondere aandacht besteed aan de beveiliging van de privacygevoelige gegevens, door gebruik te maken van encryptie. Dit houdt in dat de persoonsgegevens aan de bron (dus binnen en door de organisaties zelf) versleuteld zijn door middel van een encryptor. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd door KWIZ in samenwerking met I&O Research.
3. Knelpunten en mogelijkheden Om zicht te krijgen op de mate waarin aanbod en vraag in de jeugdzorg en –hulpverlening op elkaar aansluiten, heeft I&O Research interviews gevoerd met vertegenwoordigers van 15 zorginstellingen in de eerste- en tweedelijn, met de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) en met 5 vertegenwoordigers van Zorgbelang Noord-Holland. Centraal in deze interviews stond de vraag: wat gaat er goed en moet behouden blijven, wat kan er beter en hoe zou dit kunnen? 4
1.3 Afbakening De meetperiode van de cliëntgegevens betreft het meest recente afgesloten kalenderjaar 2011. In het werkgebied Regio Alkmaar zijn tientallen instellingen, organisaties, praktijken en individuele zorgverleners actief in zorg en ondersteuning aan kinderen en jongeren. De gemeenten van Regio Alkmaar hebben in deze nulmeting gekozen voor een selectie hieruit, waarbij de bekendheid en de omvang van het aantal cliënten van deze eerste- en tweedelijns instellingen een rol speelde. Om redenen van hanteerbaarheid van deze startfoto - qua omvang en uitvoeringstermijn - is dus een aantal instellingen en organisaties niet in het onderzoek meegenomen, zoals onder meer het aanbod van particuliere praktijken en individuele aanbieders op de markt.
4
Zie de bijlage de gebruikte checklist.
2
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Inleiding
Dit betekent dat het overzicht van het aantal jeugdigen dat in het peiljaar in beeld is, niet compleet is. Wel is het aantal jongeren meegenomen dat via BJZ werd geïndiceerd en dat vervolgens bij andere dan de onderzochte instellingen een zorgtraject inging. Ook geven we het aantal AWBZ-indicaties – PGB en Zorg In Natura - aan jeugdigen weer. Dit biedt een overzicht van de aantallen jeugdigen die aanspraak kunnen maken op AWBZ-zorg, los van hun daadwerkelijke zorggebruik. Niet alle gegevens waarover de gemeenten graag willen beschikken, konden door de instellingen worden aangeleverd. In bijlage 2 beschrijven we de werkwijze van de gegevensopvraag en de bestandskoppeling, de hiaten in de aanlevering, de redenen hiervoor en de consequenties voor de dataset. Overzicht geïnterviewde instellingen en partijen:
Interview Registratiegegevens • • • • • •
Bureau Jeugdzorg Opvoedpoli Stichting de Praktijk Stichting de Wering Triversum Parlan
• • • • • •
Brijder (jeugd) Lijn5 Leger des Heils GGZ-NH ‘s Heeren Loo William Schrikker Groep
• Raphaëlstichting / Queeste • MEE • Socius • Nederlandse Vereniging Pleeggezinnen (NVP) • Zorgbelang Noord-Holland • Procesregisseurs CJG
Leeswijzer Hoofdstuk 2 start met een globale beschrijving van het aanbod aan jeugdzorg en -hulpverlening in Regio Alkmaar in de eerste- en tweedelijn. De bijlage bevat een factsheet per instelling die een aantal feitelijke gegevens weergeeft, zoals doelgroepen, onderscheidende kenmerken en de kosten van het aanbod. Hoofdstuk 3 biedt een overzicht van de cliëntaantallen en profielen op regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 worden de regio’s naast elkaar gelegd. In het slothoofdstuk 5 beschrijven we de visie van stakeholders op de huidige zorg en verbeterpunten voor de toekomst.
3
Hoofdstuk
Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieders
2
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieder
2. Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieders Dit hoofdstuk biedt een overzicht van het zorgaanbod in Regio Alkmaar. We geven een beschrijving en kenmerken van de belangrijkste instellingen die voor de startfoto zijn geselecteerd. In bijlage 4 geven we per instelling een aantal gegevens weer, zoals de cliëntaantallen, de doelgroep, het ondersteuningsen behandelaanbod, financiering en karakteristieken van de organisatie.
2.1 Instellingen in de eerstelijn Het eerstelijns aanbod is in principe voor iedereen toegankelijk: voor dit aanbod is geen indicatie nodig. Tot de eerstelijn behoren onder meer huisartsen, het maatschappelijk werk en (eerstelijns) pedagogen en psychologen. In het kader van dit onderzoek is het aanbod van drie instellingen geïnventariseerd die (ook) in de eerstelijn werken, te weten: • Stichting de Wering (jeugd/schoolmaatschappelijk werk); • Socius (jeugd/schoolmaatschappelijk werk); • MEE Noordwest-Holland; Ook beschrijven we beknopt de vrij toegankelijke zorg die Parlan biedt. We beschrijven het zorgaanbod met informatie verkregen uit bureauonderzoek (internetsearch, jaarverslagen, websites) en interviews met de stakeholders. Maatschappelijk werk en sociaal juridische dienstverlening Socius en Stichting de Wering voeren in Regio Alkmaar het (jeugd/school)maatschappelijk werk uit en bieden sociaal juridische ondersteuning. Socius biedt ook schuldhulpverlening aan inwoners van 18 jaar en ouder. De diensten van beide partijen zijn gratis beschikbaar en worden gefinancierd vanuit gemeentelijke gelden. Hoewel het aanbod overlap kent, verschilt het werkgebied: Socius werkt in de gemeente Castricum en Stichting de Wering is in alle acht gemeenten actief. Individuele (opvoedkundige)- en groepsondersteuning MEE Noordwest-Holland biedt individuele (opvoedkundige) – en groepsondersteuning aan mensen met een beperking en hun directe omgeving bij het organiseren van hun leven, zodat meedoen in de samenleving (weer) mogelijk is. Voor de ondersteuning zelf wordt niets in rekening gebracht. Cliënten kloppen zelf bij MEE aan of worden verwezen door nuldelijns instellingen, maatschappelijk werk of tweedelijns zorginstellingen. MEE Noordwest Holland richt zich op alle levensgebieden: leren & werken, opvoeding & ontwikkeling, regelgeving & geldzaken, samenleven & wonen en voert ook maatschappelijke taken uit om de participatie van mensen met een beperking te vergroten. De volgende vormen van ondersteuning biedt MEE aan kind, jongere en ouders aan: • informatie en advies; • individuele (gezins) ondersteuning en groepsaanbod (cursussen); • bieden van nazorg/evaluatie; • zorgcoördinatie, 1 gezin 1 plan; • ondersteuning bij geld- en regelzaken (ook bezwaar en beroep).
5
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieder
MEE heeft tevens vanuit het ministerie van VWS een kassiers- en regisseursfunctie in de Integrale Vroeghulp Noord-Holland-Noord. Integrale Vroeghulp NoordHolland-Noord ondersteunt, begeleidt en adviseert ouders met jonge kinderen met een complexe vraag rond de ontwikkeling. De Integrale Vroeghulp richt zich op kinderen van nul tot zeven jaar met een (vermoedelijke) ontwikkelingsachterstand of gedragsproblemen waarbij een multidisciplinaire aanpak van meerwaarde is. Partners in het convenant zijn de GGD Hollands Noorden, de Waerden en de MCA Geminigroep. Ook de CJG partners en onderwijs worden en zijn betrokken bij het netwerk. Er wordt getracht om zo vroeg mogelijk een ontwikkelingsachterstand bij het kind te signaleren met als doel deze zoveel mogelijk te beperken en eventuele ondersteuningsbehoefte uit te zetten. Hierdoor wordt preventief gericht gewerkt. Integrale Vroeghulp sluit aan bij de lokale zorgstructuur en voorschoolse voorzieningen in de gemeenten van de Noordkop, West-Friesland en Noord-Kennemerland.
2.2 Tweedelijns jeugdzorgaanbod; het vrijwillige kader Als er meer of andere hulp nodig is dan de eerstelijn kan bieden, kunnen ouders of andere betrokkenen de stap maken naar ‘zwaardere hulp’ - waarvoor een indicatie nodig is - ook wel bekend als de tweedelijns zorg. De toegang tot deze zorg verloopt veelal via de huisarts, Bureau Jeugdzorg of het CIZ. Bureau Jeugdzorg NH: indicatiestelling, kindermishandeling en kindertelefoon Als ouders of andere betrokkenen zich zorgen maken om een kind, kunnen zij contact opnemen met Bureau Jeugdzorg NH. Bureau Jeugdzorg NH fungeert als toegangspoort voor de jeugdzorg: het bureau beoordeelt, adviseert, indiceert en verwijst door. Daarnaast registreert en onderzoekt de instelling meldingen van kindermishandeling (AMK), is verantwoordelijk voor de Kindertelefoon en voor de jeugdbescherming en - reclasseringsmaatregelen. Bureau Jeugdzorg NH heeft een crisisinterventieteam dat hulp biedt als de veiligheid van een kind direct in gevaar is. Bureau Jeugdzorg NH is actief in de hele provincie en voert de AWBZ-indicatiestellingen uit voor jeugdigen tot 18 jaar (zonder verstandelijke beperking). Indicatiestelling In gesprekken met een casemanager van BJZ worden de problemen van een kind in kaart gebracht. Soms zijn een paar gesprekken en tips genoeg om het kind weer op het juiste spoor te krijgen, soms is er meer hulp nodig. Een casemanager adviseert dan over de te nemen stappen. Er kan ook hulp geboden worden bij het zoeken van andere hulp. Andere hulp is bijvoorbeeld geestelijke gezondheidszorg, intensieve gezinsbegeleiding of plaatsing in een leefgroep of pleeggezin. Er zijn verschillende instellingen die deze zorg bieden. CIZ Voor een kind of de jeugdige met een lichamelijke of (licht)-verstandelijke beperking, voert het CIZ de indicatiestelling uit. Het CIZ (Centrum indicatiestelling zorg) indiceert of toetst de aanspraak op AWBZzorg (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten).
6
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieder
Er zijn verschillende tweedelijns jeugdzorg te onderscheiden; provinciale jeugd- en opvoedhulp, jeugdGGZ en jeugd-LVB (licht verstandelijk beperkt). JeugdJeugd-GGZ: GGZ: • Brijder (jeugd) • Queeste • Stichting de Praktijk • Triversum • Opvoedpoli
Provinciale jeugdjeugd- en opvoedhulp • Parlan • Stichting de Praktijk
JeugdJeugd-LVB • Lijn 5 • ’s Heeren Loo • Stichting de Praktijk
We geven hieronder per instelling een beknopte omschrijving van het aanbod. Ambulante en klinische behandeling voor jongeren met psychiatrische problematiek (GGZ) De geestelijke gezondheidszorg richt zich op vier zaken: • het voorkomen van psychische aandoeningen; • het behandelen en genezen van psychische aandoeningen; • het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische aandoening aan de samenleving; • het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken. In Regio Alkmaar zijn vijf GGZ-instellingen actief die ook jongeren behandelen. Het betreft: Brijder Verslavingszorg, Queeste, De Praktijk, Triversum en de Opvoedpoli. Ook de GGZ Noord-Holland Noord heeft Regio Alkmaar als werkgebied, maar behandelt alleen cliënten van 18 jaar en ouder (soms vanaf 17 jaar). Brijder Verslavingszorg is een behandelcentrum voor verslavingsproblematiek en is actief in Noord- en Zuid-Holland. Het centrale kantoor voor Brijder Jeugd is in Alkmaar. Brijder richt zich op het voorkomen en behandelen van problemen en verslavingen met alcohol, drugs, medicijnen en gokken met bijkomende problematiek. Voor de jeugd bestaat het aanbod uit: adviesgesprekken met hulpverleners (12 tot 23 jaar), behandelkliniek voor jongeren (12 tot 21 jaar), opname voor ontgiften (12 tot 21 jaar), praatgroepen voor kinderen met verslaafde ouders (vanaf 8 jaar). De gezinsbehandeling is bedoeld voor gezinnen met kinderen van 12 tot 23 jaar. Queeste is onderdeel van de Raphaëlstichting. Het werkgebied is geheel Noord-Holland, boven het Noordzeekanaal. Queeste biedt ambulante begeleiding en behandeling aan kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen met een psychische/psychiatrische problematiek, wel of niet met een verstandelijke/lichamelijke beperking. De organisatie biedt hulp vanuit een antroposofisch mensbeeld.
7
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieder
De mogelijke behandelingen zijn: behandeling door antroposofisch arts en medicamenteuze therapie, euritmietherapie, fysiotherapie, uitwendige therapie, gesprekstherapie/psychotherapie, integratieve therapie, kunstzinnige therapie, muziektherapie, gezinsbehandeling, psychomotorische therapie, speltherapie en therapeutisch spraakvorming. Verder biedt Queeste logeermogelijkheden en wonen/dagbesteding. Stichting de Praktijk biedt onderzoek en (ambulante) behandeling aan kinderen, jongeren en jongvolwassenen (tot en met 23 jaar) waarbij (waarschijnlijk) sprake is van psychiatrische problematiek. Daarnaast is er een onderdeel geïndiceerde jeugdhulpverlening, bestaande uit intensief orthopedagogische gezinsbehandeling (IOG). Stichting de Praktijk heeft naast een ambulant aanbod GGZ-jeugd en Jeugd en Opvoedhulp (provinciale financiering) ook een klinisch aanbod, dagbehandeling en gezinshuisvormen. Triversum richt zich op dezelfde doelgroep, maar beschikt ook over residentiële behandeling en logeerhuizen. Daarnaast beschikt Triversum als enige GGZ-instelling in Regio Alkmaar over klinische crisisopvang. Verder richt Triversum zich op jongeren tot 18 jaar, soms tot en met 21 jaar. Als de jongeren ouder worden of als ze problematiek ontwikkelen als ze 18 jaar of ouder zijn, komen ze bij de volwassenen GGZ terecht. Triversum heeft ook een BOPZ-functie – gedwongen opname en behandeling. Ook de Opvoedpoli biedt geestelijke gezondheidszorg in de specialistische 2e lijn, de 1e lijn en op particuliere basis en onderwijshulp. Als zorgaanbieder biedt de Opvoedpoli (ambulante) diagnostiek en behandeling op GGZ-vlak. De opvoedpoli heeft vestigingen in Den Helder en Alkmaar. Ambulante begeleiding en verblijf voor jongeren met een licht verstandelijke handicap/beperking Drie instellingen in Regio Alkmaar die LVG-zorg bieden; Lijn5, ’s Heeren Loo en Stichting de Praktijk. Lijn5 is werkzaam in de provincies Noord-Holland, Utrecht en Gelderland. Ook de gemeenten van Regio Alkmaar vallen in dit werkgebied. Lijn5 in NoordHolland biedt met name behandeling en begeleiding aan gezinnen met kinderen en jongeren (6 tot en met 23 jaar) met een licht verstandelijke beperking (IQ 50–85). Het gaat om zowel residentiële als ambulante behandelingen. In Alkmaar zijn er 6 behandelafdelingen van Lijn5, een aantal appartementen waar jongeren zelfstandig wonen en ambulante begeleiding krijgen, het trainingscentrum, de naschoolse dagbehandeling en een ambulant team. 's Heeren Loo is een landelijke organisatie voor mensen met een (licht)verstandelijke beperking met vestigingen in alle provincies. De organisatie heeft aanbod op het gebied van wonen, werken, leren en recreëren.
8
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieder
Het werkgebied in Noord-Holland is de Kop van Noord Holland inclusief Texel, tot aan Alkmaar, Purmerend, Bovenkarspel en Wieringerwerf. In de Kop van Noord Holland bevinden zich twee regio's van 's Heeren Loo met een hoofdkantoor in Schagen en in Julianadorp. ’s Heeren Loo biedt vanuit het expertisecentrum Advisium diagnostiek, behandeling en advies en ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Cliënten in de 24 uurs ondersteuning wonen over het algemeen in groepen. Dat kan op het terrein in Den Helder zijn, maar ook her en der in Noord-Holland. Ook levert ’s Heeren Loo verschillende vormen van hulp aan huis. Zo is er intensieve ambulante gezinsbehandeling (IAG), ambulante ondersteuning van volwassenen met een verstandelijke beperking die zelfstandig wonen, praktisch pedagogische gezinshulp voor ouders met een kind met een verstandelijke beperking en zelfstandig Wonen (met begeleiding). Stichting de Praktijk heeft naast een ambulant aanbod GGZ-jeugd en Jeugd en Opvoedhulp ook een aanbod voor jeugd LVB. Provinciale jeugd- en opvoedhulp Parlan is de uitvoerende organisatie voor jeugd- en opvoedhulp in NoordHolland Noord, inclusief Texel. Het Centraal bureau van de organisatie Parlan is gevestigd in Alkmaar. Parlan biedt zorg op de Parlan locaties in de regio’s (Den Helder, Enkhuizen, Grootebroek, Heerhugowaard, Heiloo, Hoorn, Nieuwe Niedorp en Schagen) en biedt daarnaast jeugd en opvoedhulp in gezinnen, op scholen en op andere plekken waar kinderen zijn. Parlan biedt jeugd en opvoedhulp in de breedste zin aan kinderen en jongeren tot 18 jaar (met indien noodzakelijk een uitloop tot 23 jaar) en hun opvoeders. Parlan biedt lichte vormen van ambulante hulp aan, maar ook zeer intensieve behandelvormen. De organisatie biedt trainingen op maat, ambulante jeugdhulp (zoals Intensieve Gezinsbegeleiding en ambulante spoedhulp), 24-uurshulp, dagbehandeling, pleegzorg en gesloten jeugdzorg (Transferium Jeugdzorg). Stichting de Praktijk biedt ook Jeugd en Opvoedhulp (toegelaten en gesubsidieerd door de provincie Noord-Holland.
9
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieders
Figuur 2.1 Overzicht jeugdzorg in het vrijwillige kader Nuldelijn
Scholen
Eerstelijn
Toegang tot tweedelijnszorg
Tweedelijn
Huisartsen (zorgverzekeraars)
Jeugd GGZ (zorgverzekeraar + AWBZ)
Kinderopvang/ peuterspeelzaalwerk
Consultatiebureaus
Brijder Queeste De Praktijk Triversum Opvoedpoli
(gemeente)
Jeugdgezondheidszorg Verenigingen
(gemeente)
Woningbouwcorporaties
Schoolmaatschappelijk werk & ZAT’s (gemeente)
Wijk- en buurtcentra
Opbouwwerk
Centra Jeugd en Gezin
Bureau Jeugdzorg
(gemeente)
(provincie NH)
Algemeen maatschappelijk werk (gemeente)
Organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp (J&O’s) Provincie NH
Parlan CWZW Mij. Zandbergen De Bascule OCK/Het Spalier De Praktijk
St. de Wering Socius MEE
Overig voorveld
(ministerie VWS)
Jeugd-LVG (zorgkantoor)
Parlan Lijn5 ’s Heeren Loo De Praktijk
Overig lokaal veld Centrum Indicatie Zorg ministerie van VWS 10
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieders
2.3 Tweedelijns jeugdzorgaanbod: het gedwongen kader Wanneer er ernstige zorgen zijn over de situatie waarin het kind opgroeit, kan Bureau Jeugdzorg besluiten de zaak voor te leggen aan de kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming doet vervolgens onderzoek en indien nodig kan de kinderrechter een (tijdelijke) jeugdbeschermingsmaatregel opleggen: voogdij of onder toezichtstelling (OTS). Wanneer jeugdigen een strafbaar feit begaan, kan de rechter ook verplichte begeleiding van jeugdigen opleggen (jeugdreclassering). Het doel is het voorkomen van recidive van strafbare feiten zoals stelen en vechten of spijbelen van school. Ook zeer ernstig schoolverzuim geldt als strafbaar feit. De rechter kan de jongeren bestraffen met bijvoorbeeld een boete of taakstraf. Tijdens de rechtszaak en daarna krijgen jongeren verplicht begeleiding. De rechter of jeugdreclassering maakt – al dan niet samen met de jongere - een plan om de jeugdige weer op het rechte pad te brengen. Het doel van het plan is de redenen wegnemen die de jongere op het verkeerde pad brachten. Drie instellingen doen aan jeugdbescherming en -reclassering Er zijn in Regio Alkmaar drie organisaties bij wie de rechter de uitvoering van deze maatregelen kan neerleggen: Bureau Jeugdzorg, Leger des Heils en William Schrikker Groep. Zij leveren indien nodig een gezinsvoogd die in een periode van (allereerst) 1 jaar het gezag over het kind heeft en onderzoekt hoe de ontwikkelingsdreiging van het kind is op te heffen, zodat de maatregel kan worden opgeheven. Ook begeleiden zij jongeren die in aanraking zijn gekomen met het strafrecht. Bureau Jeugdzorg richt zich op jeugdigen tot 18 jaar. Doelgroep van het Leger des Heils zijn personen die aan (één of meerdere) kenmerken voldoen: christelijke geloofsovertuiging, zwervend/dakloos/thuisloos, gezinnen die steeds verhuizen, Roma-gezinnen, mensen met forse meervoudige problemen op vier of meer levensgebieden, zoals verslaving, dakloosheid, criminaliteit, verstandelijke beperking ouders et cetera. Soms voldoet een gezin niet aan deze kenmerken, maar is er een wachtlijst bij Bureau Jeugdzorg en verwijst de rechter wel naar het Leger des Heils. De William Schrikker Groep richt zich op kinderen en jongvolwassenen (tot en met 18 jaar) met een beperking of chronische ziekte en kinderen van ouders met een beperking. WSG heeft pleegzorgwerkers in dienst, maar biedt geen voogden. In Heerhugowaard instelling voor gesloten jeugdzorg Gesloten jeugdzorg (of jeugdzorgplus) is gedwongen opname in een gesloten verblijf en ook het toepassen van beperkende maatregelen tijdens het verblijf. De rechter moet hiervoor een machtiging gesloten jeugdzorg verlenen, de indicatie verloopt via Bureau Jeugdzorg. In Nederland leveren dertien instellingen jeugdzorgplus. In Heerhugowaard biedt Transferium Jeugdzorg - onderdeel van Parlan gesloten jeugdzorg aan.
11
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Aanbodzijde: een overzicht van zorgaanbieders
Figuur 2.2 Overzicht jeugdzorg in het gedwongen kader
Toegang
Tweede lijn
Jeugdbescherming Jeugdbescherming toezichtstelling (OTS), ontzetting/ontheffing ouderlijke macht
(ministerie VWS)
Kinderrechter (ministerie van Justitie)
Bureau Jeugdzorg William Schrikker Groep Leger des Heils, Parlan Jeugdreclassering (ministerie van Justitie)
Bureau Jeugdzorg William Schrikker Groep Leger des Heils Gesloten jeugdzorg/Jeugdzorg Plus (indicatie van BJZ) Gedwongen opname, gesloten verblijf, gedwongen behandeling (ministerie VWS)
Justitiële jeugdinrichtingen (ministerie van Justitie)
12
Hoofdstuk
Zorggebruik in Regio Alkmaar: Alkmaar: de cijfers
3
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
3. Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers Dit hoofdstuk biedt een cijfermatig overzicht van het aantal unieke cliënten in de jeugdzorg en jeugdhulpverlening uit de acht gemeenten van Regio Alkmaar. Aan bod komen ook de profielen van de jeugdigen in de jeugdzorg en -hulpverlening. Deze maken inzichtelijk: • wat de achtergrondkenmerken zijn van de cliënten (leeftijd, geslacht, enz.); • wat de belangrijkste doorverwijzende instanties zijn; • om welke problematieken het voornamelijk gaat; • welke zorgtrajecten het meest ingezet worden; • jeugdigen met meerdere trajecten; • in hoeverre er sprake is van wachtlijsten. De volgende paragrafen geven een indruk van de lokale en regionale situatie op bovengenoemde punten in de eerste- en tweedelijn.
3.1 Aanmeldingen/trajecten in de eerstelijns instellingen Jeugdigen kunnen bij problemen of vragen op verschillende voorzieningen een beroep doen, onder andere op het aanbod van eerstelijns voorzieningen. Het gaat vaak om informatie, advies en lichte hulpverlening aan jeugdigen en hun ouders. In Regio Alkmaar bestaat het eerstelijns aanbod onder andere uit het jeugd/schoolmaatschappelijk werk, het aanbod van MEE Noordwest-Holland, JGZprocesbegeleiding en maatwerk, jongerenwerk en jongerencoaches enz. Voor de startfoto is alleen gekeken naar het jeugd/schoolmaatschappelijk werk (van de Wering en Socius), het aanbod van MEE en de vrij toegankelijke zorg van Parlan. Aandachtspunten: • Stichting de Wering heeft geen registratiegegevens aangeleverd. Wel beschikken we over het jaarverslag (school)jaar 2010-2011 met daarin cijfers over het jeugd- en schoolmaatschappelijk werk. De cijfers betreffen trajecten/aanmeldingen. Gegevens van augustus-december 2011 waren wel beschikbaar, maar door de beperkte periode niet bruikbaar binnen de kaders van dit onderzoek. • MEE Noordwest Holland en Socius hebben wel registratiegegevens aangeleverd. Deze hebben betrekking op het jaar 2011. • MEE Noordwest Holland en Socius hebben geen BSN-nummers aangeleverd. De gegevens zijn daarom niet te ontdubbelen op cliëntniveau. We spreken in de volgende paragrafen daarom over trajecten/aanmeldingen en niet over cliënten. • Socius heeft geen cijfers aangeleverd over de huishoudensituatie. Wel naar etniciteit. MEE heeft over beide kenmerken geen data aangeleverd. • We gaan ervan uit dat alle cliënten van Socius in Castricum wonen. Dit is wellicht niet altijd het geval omdat leerlingen soms uit omliggende gemeenten afkomstig zijn, maar postcode/woonplaats worden niet genoteerd.
14
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Ruim duizend trajecten bij eerstelijns instellingen MEE Noordwest Holland behandelde in 2011 in totaal 210 hulpvragen van jongeren. Bij Socius ligt dit aantal een stuk hoger; in 2011 telde de organisatie ruim zevenhonderd lopende trajecten met jongeren. De aanmeldingen kwamen vooral via het schoolmaatschappelijk werk binnen. Stichting de Wering ontving in schooljaar 2010-2011 ruim driehonderd aanmeldingen via het consultatiepunt Jeugd en Gezin, de brede scholen in Alkmaar en het voortgezet onderwijs. Dit aantal betreft trajecten waarbij schoolmaatschappelijk-/jeugdmaatschappelijk werk is ingezet. Tabel 3.1 Trajecten/aanmeldingen in eerstelijns zorginstellingen, naar instelling Trajecten/aanmeldingen naar instelling MEE
Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
Totaal
91
15
0
3
68
11
20
2
210 751
Socius
-
-
751
-
-
-
-
-
CJG
-
-
11
-
-
-
-
-
11
JIT
-
-
135
-
-
-
-
-
135
SMW
-
-
605
-
-
-
-
-
605
Stichting de Wering inzet smw/jeugdmw via consultatiepunt Jeugd en Gezin inzet smw/jeugdmw in brede scholen Alkmaar5 inzet smw/jeugdmw op VO scholen7
331 33
1
2
1
30
4
2
0
73
-
-
-
-
-
-
-
-
826
-
-
-
-
-
-
-
-
142
Trajecten vooral betrekking op groep 8-16 jarigen Binnen de meeste jeugdtrajecten van MEE gaat het om 12-16 jarigen. Bij Socius betreft het met name kinderen tussen de 8 tot 12 jaar. Voor de Wering beschikken we niet over cijfers uitgesplitst naar leeftijd. Wel geldt dat de brede schooltrajecten vooral jeugdigen jonger dan 12 jaar betreffen. Bij de inzet van school- en jeugdmaatschappelijk werk op het voortgezet onderwijs gaat het met name om 12plussers. Opvallend is verder dat de trajecten van MEE merendeels jongens betreft, terwijl binnen Socius die verdeling juist andersom is.
5 6 7
Het betreft de brede scholen: Jules Verne, de Wegwijzer, Nicolaas Beets, Kardinaal de Jong, de Fontein en St. Matthias Dit betreft de inzet van jeugd- en schoolmaatschappelijk werk tbv gezinnen Het betreft de voortgezet onderwijs scholen: J.Arentsz Alkmaar, Clusius Alkmaar, Dalton, W.Blaue, Clusius Heerhugowaard, Trinitas JB, Trinitas HF, J. Arentsz N-Scharwoude, Murmellius, Huygencollege, Berger SG, vd Meij, Adriaan Roland Holst, PCC Fabricius.
15
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Tabel 3.2 Trajecten/aanmeldingen in eerstelijns zorginstellingen, naar instelling, leeftijd en geslacht Cliënten naar leeftijd
Socius aantal
MEE %
aantal
De Wering %
aantal
%
0 tot 4 jaar
9
1%
11
5%
-
-
4 tot 8 jaar
72
10%
55
26%
-
-
8 tot 12 jaar
246
33%
48
23%
-
-
12 tot 16 jaar
201
27%
73
35%
-
-
16 tot 18 jaar
105
14%
18
9%
-
-
18 jaar tot 24 jaar
118
16%
5
2%
-
-
Man
349
46%
138
66%
648
55%
Vrouw
392
52%
71
34%
52
45%
Onbekend
10
1%
1
0%
-
-
Cliënten naar geslacht
Registratie herkomst beperkt Socius heeft cijfers aangeleverd over de herkomst van de jeugdigen. De meeste trajecten betreft jongeren van autochtone afkomst. Een vijfde deel heeft een allochtone achtergrond. Van de 82 gezinnen waarbij de Wering het team 0-12 heeft ingezet, gaat het om 51 allochtone gezinnen. Bij de inzet van school- en jeugdmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs, hadden 24 van de 142 aanmeldingen betrekking op een allochtone jongere. De uitsplitsing niet-westers en westers allochtoon is daarbij niet gemaakt. Tabel 3.3 Cliënten in eerstelijns zorginstellingen, naar etniciteit Socius
MEE
De Wering
608
-
-
Niet-westers allochtoon
43
-
-
Westers allochtoon
99
-
-
1
210
-
Cliënten naar etniciteit Autochtoon
Onbekend
-
Scholen belangrijke vindplaats Socius heeft ook data aangeleverd over de doorverwijzende instantie. In de meeste gevallen zijn de trajecten opgestart naar aanleiding van een melding vanuit scholen. Ook via de leerplichtambtenaar zijn 47 trajecten doorverwezen.
8
Betreft aantal jongens/meisjes binnen de 82 gezinnen waarbij schoolmaatschappelijk/jeugd maatschappelijk werk op Brede scholen in Alkmaar is ingezet. Het aantal jongens en meisjes telt niet op tot het totaal aantal aanmeldingen omdat het gezinsaanmeldingen betreft.
16
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
De derde en vierde plaats worden ingenomen door de ‘onderwijsvoorziening’ en ‘op eigen initiatief van de cliënt’. Een enkel traject is opgestart na melding van de zorgverzekeraar, huisarts en de GGD. Tabel 3.4 Cliënten in eerstelijns zorginstellingen, instanties die naar Socius verwijzen Verwijzingen Scholen
607
Leerplichtambtenaar
47
Onderwijsvoorziening
18
Eigen initiatief cliënt
19
Halt en Stop
11
AMW
9
Politie
7
Op initiatief van BJZ
5
Jeugdgezondheidszorg
4
GGZ
2
Familie / Kennissen
2
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)
2
Zorgverzekeraar
1
Huisarts
1
GGD
1
Overige beroepsmatige verwijzers
14
Ruim de helft van de meldingen die zijn binnengekomen bij het Consultatiepunt Jeugd en Gezin (van de Wering), is doorverwezen naar (andere) hulpverlenende instanties. Zij gingen vooral naar de Opvoedpoli, de Praktijk, het Antwoord, Toegang van BJZ en het AMK. Binnen het school- en jeugdmaatschappelijk werk werd doorverwezen naar met name de Opvoedpoli, Helpende Hand, het maatschappelijk werk, Care Express, Valscherm, particuliere psychologen en de Praktijk. Diversiteit in problematiek De problematiek waar de jeugd- en schoolmaatschappelijk werkers van de Wering tegenaan liepen, varieerde sterk. Het ging onder andere om scheidingsproblematiek, gedragsproblemen van het kind, pestproblematiek, problemen met sociale contacten en opvoedondersteuning. Onderstaande tabel biedt een totaaloverzicht.
17
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Tabel 3.5 Problematiek school- en jeugdmaatschappelijk werk de Wering Brede scholen in Alkmaar
Voortgezet onderwijs
Scheidingsproblematiek
(sociaal) gedrag, emotie en denken
Gedragsproblemen op school
Pedagogisch klimaat, opvoeding, verzorging
Pestproblematiek
Schoolprestaties
Problemen met sociale contacten
Overige omstandigheden gezin
Opvoedingsondersteuning
Overig psychosociaal functioneren
Psychiatrische problematiek van ouders
Sociaal netwerk kind
Communicatieproblemen school-ouders
Functioneren ander gezinslid dan het kind
Weerstand voor hulpverlening
Overige problemen
Onvoldoende zicht op thuissituatie vanuit school
Algemeen ontwikkelingsniveau
Ouder met handicap
Sociaal netwerk gezin
Huiselijk geweld in gezin
Overige vaardigheden/verstandelijke ontwikkeling
Schulden in gezin
Overige omgevingsomstandigheden Gebruik middelen/verslaving ouders Aan lichaam gebonden functioneren
3.1.1
Parlan (onderdeel vrij toegankelijke zorg)
Voor sommige vormen van hulp kunnen ouders en kinderen rechtstreeks terecht bij Parlan zonder indicatie. Dit kan enerzijds vanuit provinciegelden ten bate van de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg, anderzijds in opdracht van gemeenten en onderwijs. Ook verzorgt Parlan bemoeizorg en projecten rondom buurtjeugdhulp en waarbij jongeren en kinderen in beeld kunnen komen. Parlan heeft in 2011 in haar hele werkgebied 1.094 cliënten geholpen in de vrij toegankelijke zorg (Bron: Jaarverslag 2011), waarvan 15 uit Regio Alkmaar voor de projecten “Jeugdzorg in de Buurt” en “Samenwerking Kinderopvang”.
3.2 Gebruik tweedelijns jeugdzorg in het vrijwillige kader 3.2.1
Toegang tweedelijns jeugdzorg
Om gebruik te kunnen maken van tweedelijns jeugdzorg is een verwijzing nodig. Bureau Jeugdzorg (BJZ) vormt een toegang tot de geïndiceerde jeugdzorg; ze neemt de hulpvraag aan, stelt de indicatie (bepalen aard & ernst) en verwijst vervolgens door naar zorgaanbieders. BJZ doet dit voor jongeren onder de 18 jaar met een totaal IQ van ten minste 85. Ook via de huisarts kunnen jongeren een verwijzing krijgen voor GGZ-zorg. Wanneer het gaat om een (licht)verstandelijke beperking verloopt de indicatiestelling via het CIZ.
18
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Aandachtspunten: • Gegevens van Parlan zijn aangeleverd door Bureau Jeugdzorg. Daarnaast heeft Parlan cijfers aangeleverd die niet in de gegevenskoppeling konden worden opgenomen, deze zijn schuingedrukt weergegeven in de tabellen. Zie ook tekstkader over Parlan. • Lijn5 registreert niet naar etniciteit. De andere instellingen doen dit deels. Alleen bij het Leger des Heils is de herkomst van alle cliënten bekend. • Brijder en Lijn5 registreren niet naar huishoudensituatie. Bij de andere instellingen is dit niet volledig gevuld. • De Opvoedpoli en Triversum registreren op bsnnummers, maar niet voor alle cliënten. De gegevens van de cliënten zonder bsnnummer zijn niet te ontdubbelen. We gaan er in onze berekening vanuit dat dit unieke cliënten zijn, maar kunnen dit niet met zekerheid zeggen. Ook bij Bureau Jeugdzorg is niet van alle contacten het bsnnummer bekend, maar gegevens van cliënten zonder bsnnummer zijn door hen niet geleverd.
Ruim dertienhonderd jongeren in zorg bij BJZ In 2012 waren vanuit Regio Alkmaar ruim tweeduizend kinderen in beeld bij Bureau Jeugdzorg. Het ging relatief gezien om veel jongeren vanuit de gemeente Alkmaar. De cliënten die te maken hebben met jeugdbescherming en jeugdreclassering worden besproken in paragraaf 3.4. Voor de overige werksoorten van Bureau Jeugdzorg hebben ruim achthonderd onderzoeken naar kindermishandeling plaatsgevonden. Een vergelijkbaar aantal jongeren maakte gebruik van de toegang tot de jeugdhulpverlening. Tabel 3.6 Aantal jongeren in beeld bij BJZ in 2012 Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
aantal jongeren in beeld
931
101
134
32
554
77
229
24
2082
aantal 0 t/m 19 jarigen
20558
6292
8047
1614
13671
5279
7023
1414
63898
5%
2%
2%
2%
4%
1%
3%
2%
3%
363
33
61
16
235
21
90
2
821
346
43
42
10
187
43
102
18
791
% van totaal 0-19 jarigen
totaal
naar werksoort9 onderzoeken AMK Jeugdhulpverlening (toegang)10
3.2.2
Gebruik tweedelijns zorg in het vrijwillige kader
Vanuit BJZ, de huisarts en het CIZ worden jeugdigen doorverwezen naar tweedelijns jeugdzorg instellingen. In de regio Kop Alkmaar gaat het vooral om de organisaties Parlan (provinciaal gefinancierde jeugdzorg), Brijder Jeugd, Queeste, Opvoedpoli, Triversum (GGZ-jeugdzorg), Stichting de Praktijk (GGZ-jeugdzorg, provinciaal gefinancierde jeugdzorg, LVB) en Lijn5 (LVB) en ’s Heeren Loo (LVB en VG/LG).
9 10
Een cliënt kan voorkomen in meerdere werksoorten. In een intake worden problemen in kaart gebracht en gekeken bij welke instelling de cliënt het beste af is. Er volgt dan een indicatiebesluit en doorverwijzing naar een andere jeugdzorginstelling. Dit is vaak provinciaal georganiseerde jeugdhulp, zoals Parlan of OCK het Spalier.
19
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Bijna vierduizend cliënten bij tweedelijns instellingen 3.571 kinderen en jongeren (0 tot en met 23 jaar) in Groot Alkmaar ontvangen zorg in het vrijwillige kader van een tweedelijns zorginstelling; dit is 5% van alle 0-23 jarigen in de regio. Zij kunnen ook eerstelijns zorg ontvangen of te maken hebben met processen vanuit de gesloten jeugdzorg, hier is overlap mogelijk. Tabel 3.7 Aantal unieke cliënten in tweedelijns zorginstellingen aantal unieke cliënten aantal inwoners (0-23 jaar) deel 0-23 jarigen in zorg
Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
1.434
257
238
57
977
201
364
43
totaal 3.571
25.065
7.322
9.489
1.844
15.994
6.065
8.165
1.653
75.597
6%
4%
3%
3%
6%
3%
4%
3%
5%
Triversum heeft de meeste jongeren in zorg, gevolgd door De Praktijk. Van 117 unieke cliënten is (nog) niet bekend bij welke tweedelijns instelling zij zorg (gaan) ontvangen. Dit zijn voornamelijk cliënten die een intakegesprek hebben gehad bij Bureau Jeugdzorg en worden doorverwezen. Daarnaast zijn 157 cliënten doorverwezen naar een andere instelling dan de tweedelijns instellingen die in dit onderzoek zijn meegenomen. Dit zijn vooral GGZ NHN, OCK Spalier, Stichting de Bascule, Stichting Harreveld en Jeugd Riagg NH-Zuid. Tabel 3.8 Cliënten in tweedelijns zorginstellingen, naar instelling Cliënten naar instelling11 Brijder (GGZ) Lijn5 (LVB) Opvoedpoli (GGZ) Queeste (GGZ)12 De Praktijk (GGZ)13 Triversum (GGZ) ’s Heeren Loo (LVB)14 Parlan (provinciale JZ)15 Andere instelling Instelling nog onbekend
11
12 13
14 15
Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
totaal
99 45 245 97 492 486 12 180 65 46
14 6 28 20 99 116 0 19 8 6
11 5 38 15 75 105 0 20 21 19
3 0 7 0 16 37 0 4 1 2
62 35 115 15 250 633 1 124 49 27
12 2 54 5 69 89 1 20 2 4
20 10 36 5 112 218 0 43 10 12
1 0 2 4 8 28 0 8 1 1
222 103 525 161 1.121 1.712 14 418 (717) 157 117
Het kan zijn dat een cliënt binnen een instelling meerdere keren wordt geregistreerd. Bij de uitsplitsing ‘cliënten naar instelling’ zijn deze cliënten ontdubbeld, zodat een uitspraak gedaan kan worden over het aantal cliënten per instelling. Als cliënt gebruik maakt van nog een andere zorginstelling, is deze cliënt ook bij de andere zorginstelling meegerekend. Alleen de LVB populatie is hier in beeld gebracht in de Kop van N-H. De VG/LG populatie is niet meegenomen in deze cijfers Stichting De Praktijk levert naast GGZ-jeugd ook provinciale Jeugd en Opvoedhulp en LVB-jeugdzorg. Omdat het merendeel van de cliënten 2de lijns GGZ-zorg betreft, is de Praktijk ingedeeld bij de GGZ-aanbieders. Alleen de LVB populatie is hier in beeld gebracht in de Kop van N-H. De VG/LG populatie is niet meegenomen in deze cijfers Gegevens van Parlan zijn aangeleverd door Bureau Jeugdzorg. Daarnaast heeft Parlan cijfers aangeleverd die niet in de gegevenskoppeling konden worden opgenomen, deze zijn schuingedrukt weergegeven in de tabellen. Zie ook tekstkader over Parlan.
20
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Parlan De gegevens van Parlan konden niet bij de datakoppeling worden betrokken, omdat Parlan als gevolg van wettelijke bepalingen geen registratie op BSN mag hanteren, zo geeft de organisatie aan. Om die reden zijn alleen de cliënten van Parlan die via Bureau Jeugdzorg zijn ingestroomd in de koppeling opgenomen, omdat Bureau Jeugdzorg voor hen wel het BSN registreert. Parlan maakt geen gebruik van BSN in haar registratie. Parlan geeft hiervoor in het kader van dit onderzoek de volgende reden aan:
Parlan zelf heeft voor dit onderzoek de volgende cijfers ter beschikking gesteld (schuingedrukt in de tabel, omdat ze niet in de koppeling konden worden meegenomen en ontdubbeling hierdoor niet mogelijk is): In 2011 ontvangen 717 717 jeugdigen uit Noord-Kennemerland tweedelijns jeugdzorg bij Parlan. • Alkmaar (357); • Heerhugowaard (188); • Castricum (22); • Langedijk (71); • Schermer (21); • Graft-de-Rijp (7); • Heiloo (28); • Bergen (23). De zorg kan bestaan uit 24-uurszorg, ambulante jeugdzorg, dagbehandeling, pleegzorg of gesloten jeugdzorg via Transferium. Zie meer informatie over de gesloten jeugdzorg in paragraaf 3.4. Relatief veel jongens in zorg vrijwillig kader In tabel 3.9 en figuur 3.1 staat de verdeling van de 0 tot en met 23 jarigen in de regio Groot Alkmaar weergegeven naar leeftijd en geslacht. Ook de verdeling van de cliënten is hierin opgenomen. Duidelijk wordt dat er naar verhouding veel jongens in de zorg zitten. Zo blijkt uit de figuur dat 52% van de 0-23 jarigen in de bevolking een jongen is, onder de cliënten is dit 63%. Ook de cliënten in de leeftijd van 8 tot 18 jarigen zijn oververtegenwoordigd.
21
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Tabel 3.9 Aantal cliënten naar leeftijd en geslacht Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
0
2
0
9
4
1
1
40
21
22
0
108
23
31
3
347
67
12
282
53
120
15
1.030
22
272
62
104
15
969
10
159
33
52
5
552
13
147
26
56
4
633
166
37
629
132
221
29
2.233
72
20
348
68
143
14
1.337
Cliënten naar leeftijd 0 tot 4 jaar
23
4 tot 8 jaar
139
8 tot 12 jaar
405
76
12 tot 16 jaar
367
70
57
16 tot 18 jaar
201
38
54
18 jaar en ouder
299
52
36
Cliënten naar geslacht Man
864
155
Vrouw
570
102
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
totaal
Figuur 3.1 Verhouding cliënten naar leeftijd en geslacht 15%
0 tot 4 jaar 4 tot 8 jaar
10%
17%
52%
18%
8 tot 12 jaar
17%
12 tot 16 jaar 9%
16 tot 18 jaar
18% 10%
63%
27%
48% Vrouw
15%
18 jaar en ouder 0%
Man
29%
24%
37% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
20%
30%
40%
populatie populatie
cliënten
cliënten
Allochtone kinderen lijken oververtegenwoordigd in de jeugdzorg Een aantal organisaties registreert de etnische herkomst van cliënten. De cijfers zijn te onvolledig om conclusies aan te verbinden. Er zijn meer allochtone jongeren in de tweedelijns zorg, dan hun aandeel in de bevolking. Het gaat hierbij echter vooral om westerse allochtone jongeren. Omdat de factor onbekend zeer groot is, is hieraan geen brede conclusie te verbinden. Datzelfde geldt voor de gezinssamenstelling. Van ongeveer drie op de tien cliënten is de huishoudsamenstelling van het gezin bekend. Of de gehanteerde definities van co-ouderschap en eenoudergezinnen tussen de instellingen overeenstemmen, is niet vast te stellen. 30% van de kinderen in de zorg groeit op in een eenoudergezin en 58% in een 2-oudergezin. Landelijk is bekend dat 13% van de 0 tot en met 25 jarigen opgroeit in een eenoudergezin. 16
16
Landelijke jeugdmonitor 2011, CBS.
22
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Tabel 3.10 Cliënten in tweedelijns zorginstellingen, naar etniciteit en huishoudensituatie Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Autochtoon
196
37
Niet-westers allochtoon
29
3
Westers allochtoon
70 1.139
Scherm
totaal
45
8
135
21
3
0
28
4
52
9
503
8
0
2
14
1
16
75
5
10
1
119
215
176
48
798
171
294
33
2.874
Cliënten naar etniciteit
Onbekend Cliënten naar huishouden Eénoudergezin
179
18
12
6
60
20
17
5
317
Meeroudergezin
283
54
60
12
105
60
42
3
619
Co-ouderschap
19
2
3
3
2
3
0
2
34
Residentieel
4
1
3
0
10
1
0
0
19
Pleegouder
16
3
3
1
9
1
11
2
46
Adoptief
2
0
0
0
0
1
2
0
5
Zelfstandig
4
0
0
0
1
0
0
0
5
Familie/vrienden
7
0
0
1
2
0
1
0
11
Anders
11
0
0
0
4
1
0
0
16
909
179
157
34
784
114
291
31
2.499
Onbekend
3.3 Trajecten in de tweedelijns instellingen 3.3.1
Aantal trajecten
Vooraf willen we opmerken dat elke door de instellingen aangeleverd record van een cliënt in deze startfoto is meegeteld als ‘traject’ (en, ontdubbeld, als unieke cliënt), ook al ging het om een kortdurend of mogelijk eenmalig contact. De aard, intensiteit en frequentie van het contact waren niet sluitend uit de registraties af te leiden. We zijn daarom afgegaan op hetgeen werd aangeleverd. De wijze van registreren en de gehanteerde definitie van een traject verschilt sterk per zorgaanbieder. In de regio Groot Alkmaar zijn in 2011 ruim zesduizend trajecten in de gespecialiseerde zorg in vrijwillige kader gestart en/of afgesloten. Dit aantal komt hoger uit dan het aantal unieke cliënten, omdat een cliënt meerdere trajecten (tegelijk of opvolgend) kan volgen. Bij 352 trajecten vindt de zorg plaats bij een andere of onbekende instelling.
23
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Tabel 3.11 Aantal ingezette trajecten in tweedelijns zorginstellingen (waar in 2011 sprake was van zorg) Alkm.
Bergen
Brijder
115
16
16
Lijn5
170
15
10
Opvoedpoli
255
28
40
Queeste
109
22
17
De Praktijk
516
106
86
Triversum
863
227
12
0
’s Heeren Loo
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
totaal
4
70
12
23
1
257
0
139
5
54
0
393
7
124
58
39
2
553
0
18
5
7
4
182
19
268
71
125
11
1.202
190
64
1.076
180
335
58
2.993
0
0
1
1
0
0
14 418
Parlan17
180
19
20
4
124
20
43
8
(922)
Andere instelling
76
9
22
1
105
2
19
1
235
Instelling nog onbekend
46
6
19
2
27
4
12
1
117
2.342
448
420
101
1.952
358
657
86
6.364
Parlan Volgens de cijfers die Parlan in het kader van deze Startfoto heeft aangeleverd waren er over het jaar 2011 922 ‘trajecten’. Parlan hanteert hierbij een iets andere definitie, zij spreekt niet van trajecten maar van ‘cliënten per zorgvorm’. Als eenzelfde cliënt in 2011 bijvoorbeeld twee verschillende vormen van 24uurs zorg heeft gebruikt (crisiszorg en daarna gesloten instelling), wordt deze maar eenmaal geteld. Anderzijds wordt de cliënt door Parlan wel tweemaal geteld als deze in hetzelfde jaar zowel van 24uurszorg als van ambulante zorg gebruik maakt. De uitgesplitste cliënten naar zorgvorm: Tabel 3.12 Cliëntaantallen opgaaf Parlan Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
totaal
24-uurszorg
58
4
4
2
33
5
17
3
126
Ambulant
225
13
16
5
127
22
41
13
462
Dagbehandeling Pleegzorg Transferium
57
6
0
0
33
8
11
3
118
106
4
5
1
47
3
21
3
190
12
0
1
1
11
0
1
0
26
458
27
26
9
251
38
91
22
922
Zie meer informatie over de gesloten jeugdzorg in paragraaf 3.4. Ruim drie op de tien cliënten staat in 2011 in meer trajecten geregistreerd
17
Gegevens van Parlan zijn aangeleverd door Bureau Jeugdzorg. Daarnaast heeft Parlan cijfers aangeleverd die niet in de gegevenskoppeling konden worden opgenomen, deze zijn schuingedrukt weergegeven in de tabellen. Zie ook tekstkader over Parlan.
24
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Bijna zeven op de tien cliënten komen één keer voor in de registraties van tweedelijns instellingen in het jaar 2011. De rest komt meermalen voor (is dus bij meer instellingen en/of meermalen per instelling voor een trajectsoort geregistreerd). De meeste van deze kinderen komen twee of drie keer voor, met enkele uitschieters tot boven de tien keer. Tabel 3.13 Aantal cliënten dat in 2011 in 1 of in meer trajecten voorkomt (in tweedelijns zorginstellingen) totaal Geregistreerd in 1 traject
2.553
Geregistreerd in meer trajecten
1.018
Totaal unieke cliënten
3.571
Met name huisarts is verwijzer naar tweedelijnszorg De huisarts en Bureau Jeugdzorg kunnen verwijzen naar tweedelijns zorginstellingen. De huisarts is de meest voorkomende verwijzer naar tweedelijns zorginstellingen, bij 3.593 trajecten is dit het geval. De huisarts verwijst met name naar GGZ-instellingen. Bureau jeugdzorg gaf aan 791 kinderen en jongeren een indicatiebesluit en doorverwijzing naar een andere jeugdzorginstelling. Dit is vaak provinciaal georganiseerde jeugdhulp, zoals Parlan. Tabel 3.14 Verwijzers cliënten in tweedelijns zorginstellingen totaal Huisarts
3.593 trajecten
Jeugdhulpverlening (toegang)
791 indicaties
AWBZ-indicaties
Niet bekend
Er worden door instellingen ook andere bronnen van herkomst genoemd, zoals het ziekenhuis, GGD of docenten. Maar ook op eigen initiatief komen veel cliënten in tweedelijns zorg, aldus de registratiegegevens.
25
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Tabel 3.15 Herkomst cliënten tweedelijns zorginstellingen totaal zelf/eigen initiatief
516
ziekenhuis
182
GGZ
170
een specifieke naam genoemd18
110
leraar/school/leerplichtambtenaar
69
GGD
62
Raad kinderbescherming
9
politie
6
Brijder/verslavingszorg
4
penitiaire inrichting/reclassering
4
CJG
3
MEE
3
directe omgeving
2
anders
144
nvt
667
onbekend
3.3.2
1.682
Zorgsoort
Met name Jeugd-GGZ De meest verleende vorm van zorg is Jeugd-GGZ; ruim vierduizend trajecten vallen hieronder. Dit betekent dat een kwart van de trajecten valt onder Jeugd-GGZ (zie figuur 3.2a). Er zijn veel minder trajecten in de jeugd-LVB en Provinciale Jeugd- en Opvoedhulp. Hierbij wijzen wij er op dat de wijze van registreren en de gehanteerde definitie van een traject per zorgaanbieder verschilt. Om die reden is ook de maat ‘verdeling cliënten naar soort zorg’ weergegeven. Bij het aantal unieke cliënten per zorgsoort is de GGZ eveneens het grootst: 82% van de tweedelijns cliënten ontvangt GGZ-zorg. Negen procent betreft Provinciale Jeugd en Opvoedhulp en eveneens drie procent valt onder Jeugd-LVB. Figuur 3.2a Verdeling trajecten naar soort zorg
18
Figuur 3.2b Verdeling cliënten naar soort zorg
In de registratie worden vaak eigennamen weergegeven, waarbij onduidelijk is of dit al dan niet gaat om een professional en/of van welke instantie deze doorverwijzing komt.
26
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Aandachtspunten: • De problematiek die per traject werd aangeleverd door de Opvoedpoli is uiteindelijk niet meegenomen in de rapportage. De omschrijving van de problematiek was in deze registratie dermate uitvoerig dat er binnen de mogelijkheden van dit onderzoek geen vergelijkbare duiding van de problematiek uit kon worden geëxtraheerd. • Alleen bij Brijder, Queeste en Triversum wordt de problematiek in kernwoorden geregistreerd. Toch zijn ook hier lege cellen aangeleverd.
Aandachtstekortstoornis meest voorkomend Drie instellingen hebben aangeleverd om welke problematiek het in de trajecten gaat, waarbij Triversum de grootste aantallen trajecten kent. Bij deze instelling komen gedragsproblemen en stoornissen het meest voor. Tabel 3.16 Problematieken (tweede lijn, aantal trajecten met betreffende problematiek) Brijder 0
Queeste 0
Triversum 908
leer/schoolproblemen
0
0
206
bipolaire stoornis
0
9
95
relatieproblemen/scheidingsangst
0
0
73
fysieke stoornissen
0
0
37
gedragsproblemen/stoornissen
trauma/verleden
0
0
21
101
0
4
geheugenklachten
0
0
1
aandachtstekortstoornis
0
0
0
aanpassingsstoornis
0
7
0
angststoornis
0
41
0
ontwikkelingsstoornis
0
0
0
stoornis kind
0
58
0
overig/niet bekend
156
67
1.648
totaal
257
182
2.993
middelengebruik/gokken/gamen
27
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
3.3.3
Soort ingezette trajecten
Gegeven zorg is voornamelijk ambulant De ingezette trajecten zijn vooral ambulant (thuis of op locatie). Dagbehandelingen en residentiële verblijven komen in mindere mate voor. Tabel 3.17 Aantal ingezette trajecten in 2011, naar gemeente (tweedelijns instellingen) Ambulant
Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
totaal
2.032
415
365
96
1.640
339
570
82
5.539
Verblijf
88
15
12
2
93
13
26
2
251
dagbehandeling
100
2
2
0
87
0
30
0
221
122 2.342
16 448
41 420
3 101
132 1.952
6 358
31 657
2 86
353 6.364
Onbekend
Tabel 3.18 Aantal ingezette trajecten in 2011, naar instelling (tweedelijns instellingen) Brijder 257
Lijn5 78
Opvoed poli 553
Queeste 182
Praktijk 1.201
Triversum 2.886
’s Heeren Loo 4
Parlan 378
anders/ onbekend 0
verblijf
0
108
0
0
0
107
10
26
0
dagbehandeling
0
207
0
0
0
0
0
14
0
onbekend
0
0
0
0
1
0
0
0
352
ambulant
3.3.4
Duur van de trajecten
Zorgzwaarte Zorgzwaarte kan deels worden afgeleid uit het aantal uren dat een traject telt. Alleen de Opvoedpoli en Triversum hebben hierover gegevens aangeleverd. • Opvoedpoli registreert de zorgzwaarte in het totaal aantal uren, variërend van 0,17 tot 625,54 uur. • Triversum registreert de zorgzwaarte in categorieën, bijvoorbeeld van 0-49 minuten, 50-99 minuten, 100-249 minuten. De hoogste categorie is ‘meer dan 18.000 minuten’. Ook registreert Triversum een combinatie van verblijf in aantal dagen en behandeling in minuten, zoals ‘Verblijf - 8 tot en met 14 dagen - vanaf 800 tot en met 1.199 minuten’. Meest voorkomende trajectduur is zes tot twaalf maanden In onderstaande tabel staat de duur van het traject weergegeven, dit is de tijd die zit tussen de startdatum en einddatum van de zorg. De meeste trajecten duren een half jaar tot een jaar.
28
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Tabel 3.19 Duur van het traject (startdatum zorg -einddatum zorg) Brijder
op zelfde dag afgesloten 0
1 tot 4 weken 24
1 tot 6 maanden 107
6 tot 12 maanden 109
1 tot 3 jaar 0
3 jaar of langer 0
onbekend 17
Lijn5
8
57
161
88
65
14
0
Opvoedpoli
6
29
125
150
103
0
140
Queeste
0
0
17
126
17
4
18
De Praktijk
0
0
4
9
29
5
1.155
Triversum
0
51
369
1.301
678
2
592
’s Heeren Loo
0
0
0
0
0
0
14
Parlan
0
2
5
35
128
25
223
Andere instelling
0
7
20
61
37
13
97
Instelling nog onbekend
0
3
101
3
4
2
4
14
173
909
1.882
1.061
65
2.260
19
Van de trajecten in tweedelijns instellingen die in 2011 plaatsvonden, is bijna de helft in 2011 uitgestroomd. De rest is in 2012 afgerond (of is nog bezig). Van ruim tweeduizend trajecten is uit de registraties niet op te maken of het traject nog loopt. Tabel 3.20 Afgesloten trajecten (tweedelijns zorginstellingen) voor 2011 gestart
in 2011 gestart
onbekend
totaal
in 2011 geëindigd
1.889
1.057
0
2.946
in 2012 geëindigd
184
974
0
1.158
onbekend
275
875
1.110
2.260
2.348
2.906
1.110
6.364
totaal
Tabel 3.21 Aantal uitgestroomde cliënten in 2011 (tweedelijns zorginstellingen) Brijder
Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
Totaal
71
10
13
3
43
7
15
1
163 277
Lijn5
121
8
8
0
100
5
35
0
Opvoedpoli
114
20
16
1
54
25
19
2
251
Queeste
93
18
15
0
17
5
6
4
158
De Praktijk
5
3
2
0
7
0
3
0
20
Triversum
514
138
127
42
596
97
209
35
1.758
0
0
0
0
0
0
0
0
0 121
’s Heeren Loo 20
Parlan
58
5
12
1
36
0
6
3
Andere instelling
23
6
12
0
48
0
8
0
97
Instelling nog onbekend
40
5
16
2
24
4
10
0
101
1.039
213
221
49
925
143
311
45
2.946
19
20
Gegevens van Parlan zijn geleverd door Bureau Jeugdzorg (Parlan heeft daarnaast zelf ook gegevens aangeleverd over duur van de trajecten. Deze zijn in deze rapportage niet weergegeven). Gegevens van Parlan zijn geleverd door Bureau Jeugdzorg.
29
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
3.3.5
Wachttijden
Vaak begint de zorg vóór de indicatieverstrekking De datum van de start van de indicatiestelling tot en met het moment dat de cliënt daadwerkelijk zorg krijgt, noemen we wachttijd. In de meeste registratiegegevens is de datum van de start indicatie en/of start zorgverlening niet bijgehouden. In de gevallen waar dit wel bekend is, valt op dat veelal de hulpverlening eerder start dan de indicatiestelling ingaat: er is dus meteen een vorm van behandeling begonnen. Bij 239 trajecten is er sprake van (bekende) wachttijd. In sommige gevallen betekent een lange tijd tussen indicatiestelling en start van de zorg niet dat de cliënt lang heeft moeten wachten (bij deze instelling): dit geldt vooral als een cliënt vanuit een andere instelling is doorgeplaatst. De indicatiestelling (en soms ook aansluitende ondersteuning) heeft dan al eerder plaatsgevonden. Dit geldt in ieder geval regelmatig bij ’s Heeren Loo. Tabel 3.22 Aantal behandelingen met wachttijd wachttijd onbekend 257
zorg eerder dan indicatie 0
geen wachttijd 0
Lijn5
2
0
177
214
Opvoedpoli
32
263
238
20
Brijder
Queeste
wachttijd 0
152
30
0
0
De Praktijk
1.110
92
0
0
Triversum
2.972
21
0
0 3
’s Heeren Loo
0
11
0
Parlan21
0
413
3
2
andere instelling
93
142
0
0
instelling nog onbekend
3.3.6
0
117
0
0
4.618
1.089
418
239
Kosten
Van drie tweedelijns instellingen in het vrijwillige kader zijn de kosten per behandeling bekend. Dit zijn Brijder, Opvoedpoli en Triversum De kosten van de trajecten (voor zover deze bekend zijn) lopen uiteen van 14 euro tot ruim 178.000 euro en bedragen gemiddeld € 4.065,- per traject. Gezien de beperkte beschikbaarheid van gegevens over de kosten en de vermoedelijke ongelijksoortigheid van de achterliggende trajecten, kunnen aan deze getallen in de huidige fase van nulmeting geen conclusies worden verbonden.
21
Gegevens van Parlan zijn geleverd door Bureau Jeugdzorg.
30
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Zorggebruik in Regio Alkmaar: de cijfers
Om een sluitend overzicht van de kosten te krijgen, zo komt uit de rondgang onder de instelling naar voren, is een andere opzet nodig, waarbij ook ruimte is voor een uitgebreide toelichting van de organisaties op hun werkwijze, de gehanteerde definitie van het begrip traject en de andere bijzonderheden.
3.4 Gebruik tweedelijns jeugdzorg in het gedwongen kader Ouders die niet goed voor hun kinderen (kunnen) zorgen, kunnen van de rechter een jeugdbeschermingsmaatregel opgelegd krijgen zoals een ondertoezichtstelling of voogdij. Jeugdreclassering is verplichte, door de rechter opgelegde begeleiding van jeugdigen na het begaan van een strafbaar feit. De landelijk werkende organisaties Bureau Jeugdzorg, het Leger des Heils en de William Schrikker Groep zijn verantwoordelijk voor uitvoering van de maatregelen, alsook Parlan. Onder gesloten jeugdzorg wordt begrepen, het gedwongen opnemen in een gesloten verblijf en ook het toepassen van beperkende maatregelen tijdens het verblijf. De rechter moet hiervoor een machtiging gesloten jeugdzorg verlenen, de indicatie verloopt via Bureau Jeugdzorg. Uitgevoerde jeugdbescherming- en reclasseringsmaatregelen In 2011 kwamen ruim vierhonderd kinderen in Regio Alkmaar in een jeugdbeschermingsmaatregel bij Bureau Jeugdzorg terecht. Bij het Leger des Heils kwamen minder cliënten en van de William Schrikker Groep zijn geen gegevens bekend. In mindere mate zaten er kinderen in een jeugdreclasseringsmaatregel. Tabel 3.23 Aantal kinderen in jeugdbescherming en jeugdreclasseringsmaatregel in 2011 Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
Totaal
202
27
28
3
137
18
33
1
449
William Schrikker Groep
57 -
4 -
5 -
0 -
32 -
2 -
6 -
0 -
57 -
Jeugdreclassering Bureau Jeugdzorg
79
10
15
3
28
2
17
3
157
4 -
1 -
0 -
0 -
1 -
0 -
0 -
0 -
4 -
Jeugdbescherming Bureau Jeugdzorg Leger des Heils
Leger des Heils William Schrikker Groep
Gesloten jeugdzorg bij Transferium Bureau Jeugdzorg geeft indicaties af voor gesloten jeugdzorg, waarna de kinderrechter een machtiging afgeeft. In 2011 heeft Bureau Jeugdzorg in totaal 25 indicaties afgegeven. Transferium - onderdeel van Parlan - is de meest nabije voorziening voor gesloten jeugdzorg. Hier waren in 2011 156 kinderen in gesloten jeugdzorg, waarvan 26 afkomstig uit de Regio-Alkmaar. Tabel 3.24 Aantal afgegeven indicaties gesloten jeugdzorg 2011 Bureau Jeugdzorg
Alkm.
Bergen
Castr.
Graft-d.
Hhw
Heiloo
L’dijk
Scherm
Totaal
12
-
1
-
7
1
3
1
25
31
Hoofdstuk
Regio’s naast elkaar
4
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Regio’s naast elkaar
4. Regio’s naast elkaar Het onderzoek startfoto transitie jeugdzorg is ook uitgevoerd in de regio’s Kop van Noord-Holland en West-Friesland. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de gebruikscijfers van de tweedelijns zorg in de Regio Alkmaar, West-Friesland en de Kop van Noord-Holland. De werkwijze van de startfoto is in alle drie regio’s gelijk, maar de selectie van organisaties verschilt wel (licht) per regio. Tabel 4.1 Vergelijkingen tussen de drie regio’s tweedelijns zorg in vrijwillige kader Regio Alkmaar
West-Friesland
Kop van Noord-Holland
aantal jongeren in beeld BJZ22
2.082
1.987
1.626
0 t/m 19 jaar
63.898
51.089
38.225
3%
4%
4%
onderzoeken AMK
821
895
447
Jeugdhulpverlening/toegang
791
705
693
3.571
4.339
1.797
75.597
60.256
45.092
toegang naar 2e lijn
% van totaal aantal 0-19 jarigen
Cliënten aantal unieke cliënten 0 t/m 23 jaar % van totaal aantal 0 t/m 23 jarigen
5%
7%
4%
% jongen
63%
64%
65%
% meisje
37%
36%
35%
% 0 t/m 3 jaar
1%
1%
2%
% 4 t/m 7 jaar
10%
11%
8%
8 t/m 11 jaar
29%
30%
22%
12 t/m 15 jaar
27%
31%
28%
16 t/m 17 jaar
15%
15%
14%
18 jaar en ouder
18%
12%
26%
aantal trajecten
6.364
14.90823
6.764
% Jeugd-GGZ
73%
85%
90%
% Jeugd-LVB
6%
9%
5%
% Provinciale jeugd- en opvoedhulp
7%
2%
4%
% onbekend
19%
4%
1%
29%
45%
23%
trajecten
% kinderen in meerdere trajecten
22 23
Betreft voor de regio’s West-Friesland en Regio Alkmaar het peiljaar 2012 Opvallend is het hoge aantal trajecten bij GGZ NHN, dit zijn niet alleen behandeltrajecten. Zo is er ook sprake van advisering (714 trajecten), anamnese/vragenlijsten (434), extern overleg met derden (1443), intake/screening (676), interne patiëntbespreking (1556), no show (696) en verslaglegging algemeen (1443). Wel hebben deze trajecten betrekking op de cliënt.
33
Hoofdstuk
Kansen en knelpunten
5
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
5. Kansen en knelpunten Welke kansen en knelpunten doen zich momenteel voor binnen de jeugdzorg en wat betekent de aanstaande transitie/decentralisatie van de jeugdzorg voor zorgaanbieders, gemeenten, de cliënten en andere betrokkenen in Regio Alkmaar? Dit hoofdstuk beschrijft de ervaringen en verwachtingen van verschillende stakeholders. De resultaten zijn gebaseerd op 17 gesprekken met sleutelinformanten werkzaam bij zorginstellingen en belangenorganisaties. Vanuit hun praktijkervaring en kennis van het werkveld kunnen zij gemeenten voorzien van de bouwstenen waaruit de vernieuwde regionale jeugdzorg vorm krijgt. Dit onderdeel biedt inzicht in de verbeterpunten binnen de jeugdzorg, zoals gezien vanuit de professionals die momenteel zorg en ondersteuning aan kinderen en jongeren aanbieden. We belichten daarbij ook de cliëntinvalshoek, vanuit gesprekken gevoerd met een belangenvereniging en enkele cliënten. Hoewel de geïnterviewde professionals bekend en/of werkzaam zijn in Regio Alkmaar, overstijgt het gros van de bevindingen de regionale schaal. Waar mogelijk zijn regionaal of lokaal specifieke aspecten belicht. De uitkomsten stroomlijnen we langs de drie fasen van een zorgtraject, te weten; instroom, behandeling en uitstroom.
1. Instroom
Signalering, toeleiding en toegang passend aanbod
2. Behandeling (begeleiding)
3. Uitstroom
Interventie, samenwerking en doorstroom
Nazorg
5.1 Transitie jeugdzorg Voordat we de verschillende fasen binnen een zorgtraject beschrijven, gaan we eerst kort in op de aanleiding en doelstellingen van de aanstaande transitie jeugdzorg. Landelijk ervaren knelpunten in Wet op de jeugdzorg Momenteel is de Wet op de jeugdzorg nog van toepassing. Uitgangspunt van deze wet is de hulpvraag van kinderen, jongeren en ouders en opvoeders met opgroei- en opvoedproblemen.
35
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
De aanstaande transitie jeugdzorg is ingegeven door de volgende knelpunten binnen deze huidige wetgeving:24 • er is een tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen; • er is een grote druk op gespecialiseerde zorg, (mede) door de financieringsconstructie is de inzet van diagnostische instrumenten in de jeugdzorg toegenomen. Dit werkt – volgens sommige critici – bovendien een afnemende tolerantie ten opzichte van kinderen en jongeren in de hand, waarbij druk of enigszins afwijkend gedrag van jeugdigen wordt geproblematiseerd, gecriminaliseerd en gemedicaliseerd. De toename van diagnosticeren heeft enerzijds bijgedragen aan een grotere probleemherkenning, maar tegelijkertijd ook geleid tot overdiagnostisering, een toename van de zorgconsumptie en daarmee van de zorgkosten; • overslaan van de fase van vraagverheldering, analyse en committment betekent dat er ineffectieve en onnodige trajecten worden ingezet. Transitie moet ervoor zorgen dat knelpunten worden opgelost Om de tekortkomingen uit de evaluaties op te lossen en om de jeugdzorg goedkoper te maken is, er gekozen om de ondersteuning en zorg voor jeugd te decentraliseren.25 De verantwoordelijkheden van de provincie op dit gebied komen bij de gemeenten te liggen. De gemeente is dan zowel bestuurlijk als financieel in staat om integraal jeugdzorgbeleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden. De gemeente staat immers dichter bij haar inwoners dan de provincies en kan daarom het beleid goed afstemmen op de lokale en individuele situatie. De decentralisering (ook wel transitie genoemd) moet resulteren in een transparanter zorgstelsel en ondersteuning in een vroegtijdig stadium, om duurdere zorg te voorkomen. Ook zal de transitie naar verwachting leiden tot een betere samenwerking rond gezinnen en zorg op maat.
5.2 Instroom van cliënten Hoe verloopt de instroom van jeugdigen in de jeugdzorg, welke ontwikkelingen doen zich daarin voor en hoe verloopt de vroegsignalering en toeleiding naar het juiste zorgaanbod? Deze vragen staan in deze paragraaf centraal.
1. Instroom
Signalering, toeleiding naar passend aanbod
24
25
2. Behandeling
3. Uitstroom
Interventie, samenwerking en doorstroom
Nazorg
Bron: Evaluatieonderzoek Wet op de jeugdzorg, BMC (2009) en Parlementaire Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg, Jeugdzorg Dichterbij (2010). Bron: Beleidsbrief stelselwijziging jeugd ‘Geen kind buiten spel’ (8 november 2011).
36
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
5.2.1
Trends en ontwikkelingen in instroom
Welke ontwikkelingen doen zich voor aan ‘vraagzijde’ van de zorg?
Er zijn steeds meer kinderen met problemen en de problematiek verergert Het groeiend beroep dat wordt gedaan op de tweedelijns zorg is een landelijk verschijnsel dat zich al enige jaren voordoet: zo verdubbelde het aantal afgegeven indicaties voor gespecialiseerde jeugdhulp tussen 2005 en 2010 (Verwey Jonker, 2012). Maar ook in de eerstelijn signaleren professionals een toename van het aantal mensen dat in de knel zit en hulp nodig heeft. Deze ontwikkelingen zijn landelijk en worden door de zorgaanbieders in Regio Alkmaar herkend. De professionals in Regio Alkmaar signaleren de volgende trends rondom instroom:
Steeds meer kinderen hebben professionele hulp nodig 1.
Steeds meer kinderen krijgen thuis met problemen te maken. Hierbij vallen twee trends op, die nagenoeg alle professionals in de regio signaleren: het aantal (vecht)scheidingen stijgt; meer gezinnen kampen met sociale problemen door recessie (werkloosheid, faillissementen, schulden, sociaal isolement).
De (instap)problematiek wordt of lijkt complexer 2.
De problematiek waarmee kinderen en jongeren bij de hulpverlening binnenkomen, lijkt zwaarder/ complexer. Hierbij worden de volgende ontwikkelingen genoemd: Toenemende complexiteit van de maatschappij – er worden steeds meer eisen gesteld aan kinderen, waardoor steeds meer kinderen het niet meer kunnen bijbenen en uitvallen. - Hierbij wordt soms ook gewezen op de afnemende tolerantie: de maatschappij ‘verhardt’ waardoor gedrag dat enigszins lijkt af te wijken, eerder als afwijkend en onacceptabel wordt beschouwd. Er worden meer diagnoses gesteld door toenemende kennis en verbetering diagnostiek: de kennis en instrumenten om te diagnosticeren ontwikkelen zich, waardoor aandoeningen die eerder niet of op latere leeftijd werden herkend, nu eerder en beter te herkennen zijn en in de gespecialiseerde zorg terecht komen. Er worden meer diagnoses gesteld omdat het huidige financieringsstelsel diagnostisering in de hand werkt, omdat ouders en scholen zonder indicatie geen financiering voor ondersteuning ontvangen. Kinderen die eerder geen ‘etiket’ kregen, krijgen dat nu wel. Eigen bijdragen in de zorg belemmeren (tijdig en passend) zorggebruik. Uit angst voor de kosten, kloppen ouders en (oudere) jeugd niet aan voor ondersteuning. Pas als de situatie escaleert – en zware zorg nodig is – komen ze (weer) in beeld. Dit geldt in het bijzonder voor jongeren die 18 zijn geworden: zij moeten zich veelal zelf (weer) melden voor (vervolg)zorg in het volwassenencircuit, maar doen dit soms niet uit financiële overwegingen. Ook zeggen sommige professionals dat ouders ‘kiezen’ voor gratis hulpverlening (bijvoorbeeld maatschappelijk werk), terwijl de problematiek daarvoor te zwaar is. Dit leidt tot vertraging in passende ondersteuning. Er is onvoldoende vroegsignalering, waardoor te laat wordt aangeklopt voor hulp – de problemen zijn dan zo ernstig, dat zwaardere hulp nodig is.
37
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
− “De eigen bijdrage van €200,- is een grote drempel voor de 18+
jeugd. Ze hebben meestal weinig geld.” − “Het is gratis bij het AMW en daarom komt men bij ons. Terwijl sommige mensen echt thuishoren bij de GGZ. Dan krijg je problematiek die echt niet hier op te vangen is.”
5.2.2
Vroegsignalering
Vroegsignalering speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van instroom van jeugdigen in de ‘zwaardere’ zorg. Opgroeien en opvoeding van kinderen en jongeren beperkt zich niet tot het eigen gezin. De huisarts en het consultatiebureau ‘zien’ kinderen, maar ook buren, familie en professionals in de wijk, de school en de (sport)verenigingen zijn allen op enige wijze betrokken bij de ontwikkeling en het opgroeien van kinderen. In dit ‘voorveld’- ook wel de nuldelijn genoemd – manifesteert zich ook (mogelijke) problematiek. Als problemen in het voorveld vroeg worden gesignaleerd, kan tijdige en juiste ondersteuning probleemverergering voorkomen. Naast dat dit op persoonlijk en deels ook op maatschappelijk niveau ‘schade’ reduceert, wordt ook voorkomen dat er een te groot beroep wordt gedaan op de - duurdere - tweedelijns zorg.
Er komen nog te weinig signalen uit het voorveld Met de invoering van de Centra voor Jeugd en Gezin met ingang van 1 januari 2011 wordt al ingezet op betere vroegsignalering, door een laagdrempelig ‘opvoed- en opgroeiloket’ te bieden in de nabijheid van het kind en zijn omgeving. Desondanks signaleren de geïnterviewde professionals, bijna zonder uitzondering, dat de vroegsignalering (nog) onvoldoende functioneert. Hierbij wijzen zij verschillende oorzaken en factoren aan. Algehele individualisering van de maatschappij: we letten niet meer op elkaar en durven onze vrienden, buren en medeburgers op straat niet meer aan te spreken op ongewenst gedrag en/of mogelijke problematiek. Iedereen bemoeit zich louter met zijn eigen zaken. En omgekeerd: mensen met problemen, durven geen hulp meer te vragen of reageren ‘met een kort lontje’ als ze wel worden aangesproken. Kortom: de civil society moet nieuw leven ingeblazen krijgen. Professionals en vrijwilligers uit het voorveld ontberen de kennis om problematiek te herkennen. De consultatiebureau verpleegkundige, de wijkverpleegkundige, de leidster op de crèche, de voetbaltrainer en de onderwijzer zijn onvoldoende in staat om bepaalde problematiek bij kinderen te herkennen (wat is normaal en wat niet?). Handelingsverlegenheid: als buren, leerkrachten en de overblijfjuf denken dat er iets ‘niet pluis’ is, durven ze niet tot handelen over te gaan. Ze durven de ouder er niet op aan te spreken en/of durven geen melding te doen: ze weten niet hoe ze dit moeten aanpakken, waar ze terecht kunnen en/of zijn bang om de vertrouwensrelatie met de persoon te schaden. Dit laatste speelt vooral in het onderwijs een rol: onderwijzers en leerkrachten zijn bang de relatie met de ouders op het spel te zetten. Onbekendheid met regelingen om anoniem melding te doen en/of waar men laagdrempelig terecht kan voor een ondersteunings/adviesvraag zijn daar debet aan.
38
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Sommige professionals laten na proactief op te treden in gezinssituaties waarbij de kinderen niet direct centraal staan, maar waarbij wel problemen voorzien kunnen worden, zoals bij huisuitzetting, schuldenproblematiek, echtscheiding en huiselijk geweld jegens de partner. Hierbij spelen verschillende verklaringen een rol: het wordt simpelweg vergeten (en ontbreekt dus in het protocol!), onbekendheid met de mogelijkheden en angst voor schenden vertrouwensrelatie.
Bepaalde doelgroepen worden slecht bereikt Dan zijn er bepaalde doelgroepen kinderen en jongeren die om verschillende redenen vaak buiten beeld blijven: Zorgwekkende zorgmijders vermijden vaak hulpverlening en verhuizen bijvoorbeeld uit angst voor uithuisplaatsing van het kind. Het betreft veelal multiproblem gezinnen waarin sprake is van werkloosheid en/of schulden, lagere sociaal economische status, veel schooluitval. Licht verstandelijk beperkte jongeren is een kwetsbare groep die zorg mijdt. Van zwakbegaafde jongeren wordt verwacht dat zij zichzelf melden bij een instantie. Daar is deze groep vaak niet toe in staat. De ouders van deze jongeren zijn vaker zelf ook sociaal of verstandelijk beperkt. Niet alleen een taalprobleem (bij de ouders), maar ook culturele verschillen maken dat allochtone jongeren of hun ouders problemen vooral in de eigen kring proberen op te lossen. De doelgroep (zwakbegaafde) zwerfjongeren is nog onvoldoende in beeld.
Verbinding voorveld en instellingen nog onvoldoende De instellingen koesteren de wens en verwachting dat met de transitie de inzet op de vroegsignalering vergroot gaat worden. Gemeenten zijn immers heer en meester op het terrein van het voorveld. De instellingen zien gemeenten veelal als de aangewezen instantie om vroegsignalering te verbeteren en om het voorveld en de eerste- en tweedelijn beter te laten aansluiten. De CJG’s zouden hierin de katalysatorfunctie moeten vervullen.
CJG’s moeten groeien in bekendheid en deskundigheid Nu worden de CJG’s door de instellingen nog niet gezien als een spin in dit web. Voor sommigen is het slechts een kwestie van tijd en bekendheid dat de CJG’s hun rol kunnen nemen. Maar andere instellingen bezien de beoogde spilfunctie van het CJG ook met enige scepsis. Om de volgende redenen functioneren de CJG’s nog niet zoals dat zou moeten: • CJG’s zijn (nog te) onbekend bij de burger. • CJG’s zijn (nog te) onbekend bij de instellingen. • Er is te weinig specialistische deskundigheid aanwezig binnen de CJG’s; sommige instellingen maken zich daardoor ernstig zorgen of de CJG’s ernstige(r) problematiek wel kunnen herkennen. Met name bij de specialistische instellingen signaleren ze met bezorgdheid de tendens om alle problematiek te zien als opvoedproblematiek en dus oplosbaar met een beetje ondersteuning van de ouders. Zij wijzen op het grote belang van het herkennen van (achterliggende) psychiatrische problematiek bij sommige schijnbaar lichte zorgvragen. Ook vrezen zij dat de financiering van gespecialiseerde jeugdzorg door deze vermeende opvoedfocus in de knel kan komen.
39
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Waterscheiding tussen het land van gemeenten en zorgaanbieders Veel geïnterviewde instellingen geven aan dat zij zich weinig betrokken hebben gevoeld en voelen bij het vormgeven en de implementatie van de CJG’s. De kennis van aanverwante lokale ontwikkelingen zoals de (kanteling van de) Wmo en de twee andere transities, is met name bij de tweedelijns organisaties summier. Bij de organisaties die van oudsher al met de gemeenten samenwerken, is die band veel sterker. Maar bij de andere organisaties worden de CJG’s toch nog met enige onwetendheid en soms ook scepsis bezien, met name omdat zij weinig tot geen verbinding ervaren. Met name de instellingen die bovenlokaal werken, vinden het moeilijk zich een werkbare samenwerking met al die verschillende lokale CJG’s voor te stellen. Dit wordt nog bemoeilijkt doordat elke gemeente het CJG weer anders vormgeeft. Er is wel veel belangstelling voor de CJG’s; elke instelling wenst een bepaalde vorm van betrokkenheid, al menen sommige instellingen die al een stevige basis in het lokale veld hebben, dat de meerwaarde van het CJG ten opzichte van hun eigen rol gering is. Alle instellingen wijzen erop dat het van groot belang is dat de sociale kaart van het aanbod bij de CJG’s goed bekend is en vragen zich af welke criteria de CJG’s hanteren bij hun doorverwijzing. Veel instellingen zien graag een grotere rol van zichzelf of voor het specialisme dat ze vertegenwoordigen in het CJG. Gespecialiseerde instellingen ‘lenen’ graag hun kennis uit aan de CJG’s, zo geven zij aan. Zo zetten zij hun deskundigheid graag in om CJG-medewerkers te voorzien van: • (Advies bij) diagnostiek; • (Advies bij) ondersteuning en doorverwijzing. In de huidige financieringssystematiek is het voor instellingen lastig om hun deskundigheid ten dienste van het CJG in te zetten, zo geven zij aan. Zij moeten een adviesfunctie uit eigen overhead betalen, omdat zij hiervoor geen cliëntfinanciering kunnen declareren. De instellingen zien het belang in van een verbetering in de verbinding tussen het voorveld, de eersteen de tweedelijn. Sommige instellingen zijn al enige jaren actief met een preventief en/of lokaal aanbod, anderen sluiten (nieuwe) samenwerkingsverbanden. Enkele voorbeelden: Autisme – convenant (Triversum); GGZ-zorg bij de huisarts (project Vicino).
− “De gedachte achter het CJG is goed, maar het moet nog vorm krijgen. Dat is nog een heleboel werk.
Daar zitten nog wel gaten.” − “De CJG’s lopen nog niet heel goed, dat zou veel meer een gezamenlijk project moeten zijn.”
40
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Samenwerking van voorveld en tweedelijns instellingen optimaliseert vroegsignalering Om de vroegsignalering te versterken, wordt voorgesteld om tweedelijns instellingen in te zetten. Hier is immers de specialistische kennis al aanwezig. De meeste tweedelijns instellingen zijn voorstander van deze koppeling tussen het voor- en geïndiceerde veld en willen zich hier in de toekomst actief voor inzetten. Samenwerking tussen het voorveld en tweedelijns instellingen op het gebied van vroegsignalering is er wel, maar kan beter. Volgens Triversum en Bureau Jeugdzorg kunnen tweedelijns GGZ-instellingen relatief makkelijk helpen om gevallen in te delen in lichte en zware problematiek. Face to face contact is daarvoor vaak niet nodig, men denkt aan het opzetten van een checklist of meelezen met dossiers. De financieringssystematiek moet daar dan wel ruimte voor bieden. − “Veel jongeren komen pas laat bij de hulpverlening terecht, terwijl duidelijk uit de levensloop is dat
− −
−
− −
er al vroeg iets aan de hand was. Sommige docenten hebben geen antenne voor problematiek, andere denken er zelf mee aan de slag te kunnen. Ze proberen het kind uit de hulpverlening te houden, met de beste bedoelingen. Het helpt als docenten en leerkrachten worden ondersteund en deskundigheidsbevordering krijgen in signalering en handelen daarna. Ze weten ook vaak niet waar ze met een vraag/probleem heen moeten.” “Instellingen moeten weten wat zij elkaar te bieden hebben en die kennis benutten.” “Schoolverzuim heeft vaak een onderliggende problematiek, dat het voorveld onvoldoende oppikt. Het is de moeite waard om de ‘aanpak schoolverzuim’ van Bureau Jeugdzorg in een eerder stadium (voor een proces-verbaal) in te zetten.” “Achter eetproblemen of aanpassingsproblematiek schuilt soms ernstigere problematiek. Dit wordt niet altijd tijdig gezien vanwege onderbrekende deskundigheid daar waar de vragen binnenkomen, zoals CJG en Bureau Jeugdzorg.” “Instellingen moeten ook uren krijgen voor dossierbeoordeling of dossierconsultatie.” “Wij kunnen pas declareren als de cliënt is gezien. Meekijken met een dossier van een andere instelling wordt dus niet betaald.”
Schoolmaatschappelijk werk in de knel Bestaande instrumenten voor vroegsignalering, zoals het schoolmaatschappelijk werk, worden in hun voortbestaan bedreigd. De geïnterviewde instellingen wijzen erop dat scholen belangrijke vindplaatsen van jongeren met een zorgbehoefte zijn. De financiering van het schoolmaatschappelijk werk is momenteel problematisch. Behoud preventienetwerken waarmee goede ervaring is opgedaan, zo bepleiten de geïnterviewde professionals. Nu worden zorgvragen van kinderen en jongeren (en leerkrachten) wellicht over het hoofd gezien.
41
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
5.2.3
Toeleiding naar het juiste zorgaanbod
Als problematiek eenmaal is gesignaleerd, is het zaak dat de jongere zo snel mogelijk de meest passende ondersteuning ontvangt. Tussen het moment van probleemsignalering – door wie dan ook – en instroom bij de juiste instelling, doen zich in de praktijk de volgende knelpunten voor: • het kind klopt niet bij de juiste instelling aan; • voor sommige jongeren is geen passend aanbod; • voor sommige hulp bestaat een wachtlijst / is zeer beperkt aanwezig; • sommige hulp is niet of niet nabij aanwezig. We bespreken deze knelpunten.
Onbekendheid en zorgversnippering leidt tot verlies zorgvragers Het gebeurt in de praktijk regelmatig dat een gezin of jongere niet bij de juiste deur aanklopt voor ondersteuning. Onbekendheid met het aanbod en de te bewandelen wegen van de ouders of van doorverwijzers is hiervan de hoofdoorzaak. Het huidig aanbod aan jeugdzorg is breed, versnipperd en ondoorzichtig, daarover zijn alle partijen in het veld het eens. Er zijn veel instellingen en individuele en particuliere aanbieders in het speelveld actief en deels overlapt hun aanbod. Het is weliswaar positief dat er ‘iets te kiezen valt’, zo menen professionals, maar lang niet alle ouders en jongeren zijn voldoende op de hoogte van het aanbod om een goede keus te kunnen maken. Instellingen signaleren dat ouders met een hogere sociaal economische status, vaardiger zijn in het zoeken en vinden van ondersteuning voor hun kind. Ook de organisaties zelf kennen elkaars zorgaanbod lang niet altijd! De kans bestaat dat meerdere partijen bij één cliënt betrokken zijn en cliënten wellicht eerder gaan shoppen. Het wordt dan steeds lastiger om zicht te krijgen op de netwerken rondom de jongere. Voor de zorgvrager betekent het vastlopen op verkeerd aanbod op zijn minst tijdverlies in het vinden van een oplossing voor zijn probleem. Dit kan ook tot verergering van problematiek leiden. Een teleurstellende ervaring met hulpverlening kan ervoor zorgen dat sommige mensen die hulp nodig hebben, de deur helemaal sluiten, met alle gevolgen van dien. Volgens sommige geïnterviewden is de overlap in het zorgaanbod ontstaan door de financiële krapte en de aankomende transities. Instanties willen meer cliënten naar zich toetrekken zodat ze meer financiële middelen toegekend krijgen. Dit doen ze bijvoorbeeld door zich in te zetten in de vroegsignalering en het uitbreiden van hun zorgaanbod. Op zich zou een verruiming van het zorgaanbod positief zijn, maar dan moet het zorgaanbod wel voor iedereen helder zijn en moet de cliënt bewust kunnen kiezen. Een goede, actuele sociale kaart en helderheid en eenduidigheid in financiering zijn voorwaarden voor een goede routing naar de juiste ondersteuning.
42
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Bepaalde jongeren vallen tussen wal en schip; er is geen passend aanbod Voor sommige gevallen blijkt er geen passende voordeur te bestaan. In de praktijk worden jongeren die net te licht zijn voor zwaardere (geïndiceerde) zorg soms terugverwezen naar het voorveld dat voor hen geen geschikt aanbod heeft. Een aantal voorbeelden: • Een kind met een IQ van 86 komt niet in aanmerking voor LVB-zorg, terwijl de problematiek wel LVB-verwant is. Deze jongeren zijn aangewezen op andere, minder passende zorg. • Kinderen met hooggevoeligheid en met buitengewone intelligentie kunnen onevenwichtig worden of van slag raken door allerlei prikkels. De problematiek is vaak niet zo ernstig dat ze in aanmerking komen voor GGZ of eerstelijns en zij lopen vaak het alternatieve circuit af. • Kinderen met psychiatrische problemen die zwerven worden nog wel eens door- en terugverwezen naar instellingen. De vraag bestaat dan: eerst behandelen of eerst de primaire randvoorwaarden (onderdak en eten)? • Sinds vorig jaar mag de jeugd-GGZ kinderen met aanpassingstoornissen niet meer behandelen. Deze cliënten moeten nu naar de eerste lijn, wat volgens de instellingen onvoldoende aansluit bij deze problematiek.
Tekort aan crisisplekken en passende pleeggezinnen Ondanks het grote aanbod, blijkt dit in Regio Alkmaar op diverse terreinen toch ontoereikend om adequaat op bestaande hulpvragen in te spelen. Er bestaat in de regio de volgende tekorten: crisisopvang; opvangplekken voor (zwakbegaafde) zwerfjongeren; ondersteuning van kinderen in gezinnen in (v)echtscheiding; onderdak en zorg aan meisjes/jonge vrouwen met jonge kinderen; jongeren met zeer complexe psychiatrische problematiek en/of een dubbele diagnose (op orthopedagogisch en psychiatrisch terrein) van 12 tot 18 jaar (bijvoorbeeld combinatie ODD/ADHD); capaciteit voor procesdiagnostisch onderzoek bij jonge kinderen (< 12 jaar); huisvesting voor en ambulante begeleiding voor LVB-jongeren; passende pleeggezinnen. Residentiële zorg neemt af: aantal crisismeldingen stijgt Een landelijke trend in de jeugdzorg is dat de residentiële zorg afneemt en de ambulante zorg groeit. Dit gebeurt vanuit de breed gedeelde visie dat thuis (of binnen een alternatief gezin) de beste plek is voor een jongere. Tegelijkertijd merken de instellingen een stijging van meldingen bij de crisisdienst. De relatie tussen de afbouw van residentiële plekken en toename van crisismeldingen is wellicht het onderzoeken waard. Pleegzorg sluit hierbij aan en past ook in het gedachtegoed dat kinderen in een gezinssituatie moeten worden opgevangen: kleinschalig, in de maatschappij en het liefst in de vertrouwde/bekende omgeving. Dit in tegenstelling tot residentiële zorg die veel duurder is en het kind uit zijn of haar omgeving haalt. Er wordt steeds meer netwerkpleegzorg geboden; bekenden of familie vangen het kind op, vooral sinds zij voor vergoeding in aanmerking komen en onder (na indicatie) pleegzorg vallen. Een goede voorbereiding en begeleiding van de pleeggezinnen is hierbij van belang.
43
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
− “Een paar instellingen in de regio hebben crisisplekken voor tijdelijke uithuisplaatsing. We werken
samen met hen, dat is prima. Niet alle zorginstellingen moeten dit aanbieden. Maar er zijn te weinig bedden per instelling. Dit blijkt iedere keer een zoektocht te zijn. Soms lukt het om binnen het sociale netwerk van het kind of via BJZ een plek te vinden, maar lukt dat niet dan blijft het probleem bestaan of verergert.” − “Er melden zich heel veel pleeggezinnen aan. Met name in plattelandsgebieden is het aanbod groot. Toch zijn er knelpunten. Er moeten ongeveer viermaal zoveel pleegouders zijn als dat er pleegkinderen zijn, omdat er een match gemaakt moet worden. Voor pleegkinderen vanaf 16 jaar en voor kortdurende crisispleegzorg zijn er schrijnende tekorten.” Voor de pleegzorg geldt dat de werving en selectie van pleeggezinnen bijzondere voorwaarden vereist, willen pleegouders het bijltje er niet al snel bij neergooien. Een brede werving leidt tot veel teleurstelling. In de toekomst verwacht de Nederlandse Vereniging voor Pleegzorg dat de tekorten gaan groeien, met name omdat de traditionele doelgroepen voor pleegouderschap in onze moderne maatschappij steeds minder aanwezig zijn: gezinnen met (fysieke) leefruimte en tijd om tegen onkostenvergoeding pleegzorg te verlenen. Pleeggezinnen krijgen met veel juridische en financiële moeilijkheden te maken, wat pleegzorg onaantrekkelijk maakt. De vereniging en cliëntvertegenwoordigers wijzen daarom op de volgende verbeterpunten in de pleegzorg die het aanbod van geschikte pleegouders moeten garanderen:
goede voorlichting over de juridische en financiële consequenties van pleegouderschap; een betere rolverdeling tussen en samenwerking met de voogd en pleegzorgbegeleidende instantie; zekerheid over deze rollen in de toekomst (als gemeenten de jeugdzorg regisseren); meer aandacht aan het emotionele aspect van pleegouderschap; hierbij is uitwisseling van kennis en ervaring tussen pleegouders (en de begeleiding/facilitering daarvan) van belang.
Wachtlijsten ook door financiële limitering Door de tekorten, zijn er wachtlijsten die tijdige toeleiding naar juiste hulp in de weg staan. Wachtlijsten ontstaan mede door een grotere zorgvraag dan aanbod bij een instelling. Veel zorginstellingen hebben een wachtlijst door groei van het aantal cliënten. Dit speelt vooral voor lvbjongeren, de zwaardere/ingewikkelde problematiek, jonge kinderen en kinderen vanaf 16 jaar. Sommige instellingen zoeken passend aanbod in andere regio’s. Zo is Lijn5 genoodzaakt vanwege haar wachtlijst naar alternatieven elders in het land te zoeken, omdat er in Regio Alkmaar geen lokaal aanbod is. Tot slot hebben wachtlijsten uiteraard ook te maken met limitering van het budget vanuit de zorgverzekeraars.
44
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Binnen regio is er geen gesloten voorziening voor probleemjeugd Ook zijn enkele voorzieningen helemaal niet aanwezig in de regio. Zo mist er een gesloten voorziening voor de jongeren met zware problematiek (bv criminaliteit) zoals de Doggershoek in Den Helder.
5.3 Behandeling Wat zijn de succesfactoren bij de behandeling van jeugdigen en met welke knelpunten moeten de gemeenten als nieuwe regisseurs rekening houden? In deze paragraaf belichten we de ervaringen van zorginstellingen met de behandeling van jeugdproblematiek.
1. Instroom
Signalering, toeleiding naar passend aanbod
2. Behandeling
3. Uitstroom
Interventie, samenwerking en doorstroom
Nazorg
Nieuwe zorgvragen vereisen expertise Als belangrijke succesfactor bij de ondersteuning en behandeling van kinderen en jongeren geldt het inzetten van expertise en ervaring. De instellingen wijzen er zonder uitzondering op dat de opgebouwde deskundigheid vanuit de verschillende instellingen niet verloren mag gaan in een stelselherziening. Ook al zal de jeugdzorg anders worden georganiseerd en zal expertise wellicht heel anders worden ingezet, put hierbij uit de opgebouwde expertise, want deze is van onschatbare waarde. Ook instellingen die zich kritisch uitlaten over werkwijze van collega-instellingen wijzen op het belang van het behoud van opgebouwde ervaring in de jeugdzorg. − “Ook al valt er veel te verbeteren in de huidige, laten we in ’s hemelsnaam
het kind niet met het badwater weggooien door het wiel opnieuw te gaan uitvinden. Koester en benut de deskundigheid die er is.” Deze expertise zal broodnodig zijn bij het ontwikkelen van een ondersteuningsaanbod voor nieuwe problematieken, zo geven de instellingen aan. Nieuwe problematieken (of bestaande problematiek waarvoor nog geen passend aanbod is) die aandacht vereisen, zijn volgens de instellingen: loverboyproblematiek; eergerelateerd geweld; verslaving aan gamen, internet en social media; overmatig gebruik van energy-drinks.
45
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Maatwerk is de sleutel Het transitiemodel gaat uit van de meest effectieve zorg, om de zorgvraag zo snel mogelijk op te lossen. Zorg op maat vormt het sleutelwoord en geldt als belangrijke succesfactor. Hoewel alle instellingen aangeven dat zij maatwerk bieden, is hier in de praktijk niet altijd sprake van. Uit cliëntervaringen blijkt dat procedures en behandelprotocol soms prevaleren boven de persoonlijke behoeften en belangen van de cliënt. Een groepsaanbod heeft in veel gevallen meerwaarde, maar het aanbod moet dan wel ruimte bieden voor de specifieke situatie van de individuele cliënten. Een niet passend aanbod kan leiden tot uitval en teleurstelling. − “Er worden soms kinderen in bestaand groepsaanbod ‘gepropt’ terwijl dat niet goed past bij de
hulpvraag.” − “De opvoedondersteuning is vaak een standaardproduct en geen maatwerk, wat wel van belang is
voor deze cliënten.” Netwerkaanpak en integraliteit boeken succes Als derde succesfactor geldt de netwerkaanpak. Uit landelijke evaluaties blijkt dat er binnen de jeugdzorg weinig aandacht is voor de gezinssituatie van het kind. Het betrekken van het hele gezin bij de hulpvraag is dan ook één van de doelstellingen van de transitie. Hier spelen zorginstellingen in de regio momenteel al op in door steeds meer niet alleen de cliënt zelf te behandelen, maar ook het gezin ofwel de hele thuissituatie. Te denken valt aan de inzet van familiesessies en het werken met het concept 1-gezin, 1-plan. Het betrekken van het gezinssysteem en de omgeving van het kind doet recht aan de persoonlijke ontwikkeling en de context waarin het kind opgroeit. Veel professionals geven aan dat het kind bij voorkeur binnen zijn leefomgeving behandeld wordt, of de leefomgeving in ieder geval nauw bij de behandeling betrokken moet zijn. − “ Kijk naar de levensfase waarin de jongere zit. Zorg dat het kind zijn school en vrienden niet
kwijtraakt als het naar een pleeggezin moet. En dat behandeling de opleiding niet in de weg staat, maar er juist op is gericht het kind te motiveren met school door te gaan. Het is zo belangrijk dat het toekomstperspectief niet verloren gaat. Soms lijkt het wel alsof de behandeling als een losstaande prioriteit wordt gezien, waarnaar al het andere aangepast moet worden. Terwijl de jongere straks toch verder moet kunnen in het leven.” Zorgcoördinatie of meervoudig aanbod vindt vaak geen geldpotje Ook komt het nog vaak voor dat behandeling zich slechts richt op één of enkele deelproblemen van het kind. Terwijl er in heel veel gevallen meer aan de hand is in het gezin dan alleen de ontwikkelingsstoornis van het kind. Sociaal maatschappelijke problemen van het gezin, een broer of zus of de jongere zelf – schulden, werkloosheid, huisvestingsproblemen – worden dan niet of onvoldoende bij de behandeling betrokken, omdat dit geen kernactiviteit is van de behandelaar. In de praktijk staat dit een succesvolle behandeling in de weg.
46
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Instellingen geven aan dat er nog een fikse verbeterslag nodig is en de integraliteit van ondersteuning, waarbij soms eerste- en tweedelijns organisaties moeten samenwerken. Een integraal aanbod en/of zorgcoördinatie in geval van meerdere behandelaars/ probleemgebieden is hierbij een majeure succesfactor, die bij alle instellingen tussen de oren zit, maar nog lang niet altijd in de praktijk wordt gebracht. Hierbij zit het huidige financieringssysteem soms in de weg: als er voor een kind een Diagnose Behandel Combinatie is gestart door zorgaanbieder A, kan zorgaanbieder B voor de aanvullende of coördinerende ondersteuning aan ditzelfde kind niet nog eens declareren. Een combinatie van eerste- en tweedelijns zorg is lastig qua financiering. De aanpak van 1-gezin, 1-plan zou gemeengoed moeten worden, zo vinden veel professionals. Dit vereist dan wel goede afspraken en samenwerking tussen de instellingen. − “De aanpak van 1-gezin, 1-plan zorgt voor ontschotting omdat de belangen van de organisaties
wegvallen en het belang van het gezin centraal staat.”
Uniformering nodig in financiering Het uniform regelen van de financiering in de zorg zou de samenwerking en doorstroom tussen instellingen ten goede komen. Als momenteel door een instelling ook andere instellingen bij de behandeling worden ingeschakeldbijvoorbeeld vanwege een bepaalde expertise - blijkt dat de financieringsstroom dit soms bemoeilijkt. Dit komt omdat financiering vanuit verschillende bronnen kan komen en omdat per cliënt maar 1 DBC (Diagnose Behandel Combinatie) kan worden geopend.26 De zorg loopt hierdoor vertraging op, veroorzaakt wachtlijsten of wordt soms zelfs tijdelijk stopgezet. Keuze voor het ontschotten van het financieringsstelsel heeft naar verwachting ook een positief effect op de transparantie van het zorgstelsel voor instellingen en cliënten.
“Een uniforme financiering moet nog bereikt worden, dat zal voor veel verbetering kunnen zorgen omdat er daarmee 1 regievoerder komt. Overlegmomenten met het systeem en hulpverleners van verschillende organisaties worden nu bij verschillende financiers in rekening gebracht. Op het moment dat alle zorg door de gemeente wordt gefinancierd, vraagt een dergelijk overleg wel om een forse investering. Het dus is belangrijk dat hierop een duidelijke visie komt vanuit de gemeente.” − “Voor de behandeling van LVB jongeren met een verslaving is samenwerking tussen meerdere instanties nodig, maar dat komt door de huidige financieringstructuur niet van de grond. Een jongere met een licht verstandelijke beperking volgt nu twee losse trajecten.” − “Soms ligt een traject weken stil omdat er een financieringsprobleem is bijvoorbeeld omdat er een probleem is met de overgang in financieringsvorm of omdat instellingen niet komen tot goede afspraken.” −
26
zie bijlage voor een uitleg over de huidige financieringsstromen in de jeugdzorg
47
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Leeftijd en personeelsverloop zorgen voor breekpunten Een andere succesfactor is continuïteit in het zorgaanbod. In de pleegzorg ervaart men de negatieve effecten van een groot personeelsverloop bij de voogden van BJZ. Zo zijn er voorbeelden waarbij een jongere zes voogden in een jaar krijgt. Dit zorgt voor een onstabiele situatie in het pleeggezin. Dat jeugdzorg stopt op de achttiende verjaardag van een cliënt blijft een breekpunt. Veel instellingen spelen hier al op in doordat zorgverlenging soms mogelijk is en de volwassenen GGZ neemt nieuwe cliënten al vanaf hun 17-jaar aan. Toch zorgt de leeftijdsgrens nog in vele gevallen voor een onwenselijk breekpunt in een zorgtraject en ontbreekt soms de warme overdracht naar vervolgzorg. Met name in gevallen waar de jongere het belang van behandeling niet zelf inziet, stopt de hulpverlening, terwijl de ondersteuningsbehoefte onveranderd is. Bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking en bij pleegkinderen is dit vaak het geval. Samenwerking maakt zorg effectief en transparant Om de gezinsaanpak en de integraliteit en continuïteit van de zorg te vergemakkelijken, is samenwerking tussen zorginstellingen van groot belang. Het bevorderen van samenwerking behoort tot één van de doelstellingen van de decentralisatie van de jeugdzorg. Voordeel hiervan is dat de cliënt beter wordt bediend, er kan makkelijker gewerkt worden aan een gezinsaanpak met meerdere instellingen, de doorstroom naar andere instellingen loopt vloeiender en de zorg wordt transparanter. Op dit moment bestaat er al een brede samenwerking in het werkveld met ketenpartners. Voorbeelden hiervan zijn vertaald in verschillende convenanten, zoals autismeconvenant, convenant voor verstandelijk gehandicapten en het convenant met het veiligheidshuis. Ook zoekt men elkaar op als een instelling zelf niet in bepaalde hulp kan voorzien; specifiek aanbod of kennis wordt gemist. − “Door met elkaar samen te werken, kun je elkaars expertise bundelen en beter benutten en kun je
meer aanpakken. Zo draag je bij aan een meer sluitende zorgketen.” Samenwerken zorgt voor meer efficiency en klantvriendelijkheid Steeds meer instellingen werken bij de intake al samen met andere instellingen of zijn dit voornemens. Een voordeel voor instellingen is dat op deze manier dubbele diagnoses worden voorkomen. Nu komt het nog vaak voor dat een instelling een diagnose van een eerdere zorgaanbieder niet overneemt, maar opnieuw uitvoert. Voor een cliënt is één intake klantvriendelijk, zodat een cliënt niet steeds ‘zijn verhaal’ hoeft te doen. Ook wordt dan een geïntegreerd behandelplan gemaakt, de jongere volgt dan één traject en heeft niet te maken met verschillende instellingen. − “De Rotonde van Esdégé-Reigersdaal heeft een expertisecentrum waarin zij met de GGZ samenwerken.
Ze vervullen een voortrekkersrol in de aanpak van de dubbele diagnoseproblematiek.”
48
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Marktwerking kan samenwerking belemmeren De al langer bestaande instellingen weten de weg naar elkaar doorgaans goed te vinden. Er zijn echter ook in korte tijd relatief veel nieuwe aanbieders op de markt gekomen, met wie de samenwerking niet altijd even soepel verloopt. De marktwerking zorgt voor concurrentie, waarbij ook het vertrouwen tussen instellingen soms schade oploopt. Daarnaast worden door de bekostiging (in de meeste gevallen) alleen klantgeboden uren gefinancierd, waardoor samenwerking praktisch gezien moeilijk wordt. − “Als er transparantie en vertrouwen is in het veld ga je samenwerken, maar soms is dat vertrouwen er
niet. Dan vraagt bijvoorbeeld een andere zorgaanbieder een draaiboek bij je op en gaat het vervolgens zelf aanbieden.” Hoewel er samenwerking is, kan deze volgens sommige instellingen nog wel beter. Enkele zorgaanbieders pleiten voor een samenwerkingsmodel die dit helpt te verbeteren. Hierbij moeten dan zorgaanbieders, de financiers (ziektekostenverzekeraars), de overheid (gemeenten, VWS, provincie) en cliënten worden betrokken. De (samenwerkende) gemeente(n) kan optreden als regisseur. Regionale samenwerking tussen gemeenten vinden de instellingen van groot belang, om willekeur te voorkomen en zodat niet iedere gemeente opnieuw het wiel moet uitvinden. Hulp wordt dan beter afgestemd en overstijgend overleg biedt bovendien een halt aan ‘hokjesdenken’. Voor bovenregionaal werkende organisaties zijn aparte overlegstructuren met elke gemeente en/of elk CJG geen haalbare kaart. − “De samenwerking tussen ketenpartners moet beter georganiseerd worden. Je moet samen een project
kunnen opzetten en de continuïteit ervan kunnen borgen. Daar zou de gemeente een rol in moeten spelen.” − “De OGGZ/bemoeizorg voor jongeren zou geïntensiveerd moeten worden. Hier moet meer samenwerking komen, bijvoorbeeld door de medewerkers op verschillende instanties op 1 werkplek te plaatsen. In de kop van Noord-Holland wordt al op deze manier gewerkt.” Samenwerking met vrijwilligersorganisaties: noodzakelijk kwaad of kans? Samenwerking op het gebied van behandeling met informele instanties, zoals kerkelijke organisaties, vrijwilligersorganisaties bestaat nu vooral op casusniveau. Instellingen zien hiervoor wel mogelijkheden, maar deskundigheidbevordering en goede begeleiding zijn hierbij wel van belang. Sommige instellingen menen dat de ondersteuning aan hun doelgroep te specialistisch is om (deels) door vrijwilligers te laten uitvoeren, andere instellingen doen dit al wel, vooral voor aanvullende taken zoals hulp bij administratie en klusjes in en om het huis en voor de sociale contacten. De AWBZhervormingen waarbij de indicatieverlening voor professionele begeleiding wordt beperkt, zetten hierin wel druk op de ketel.
49
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Met name de organisaties die niet in de wijken werken, hebben minder kennis van de mogelijkheden. Men wijst op het belang van een goede sociale kaart. Ook zouden er ‘markten’ georganiseerd kunnen worden, waar de verschillende partijen elkaar kunnen leren kennen. Instellingen die hiervoor voelen, wijzen de gemeente aan als trekker en coördinator van een goede match. − “Op onze doelgroep kun je niet de eerste beste vrijwilliger zetten, omdat de bejegening zo fragiel is,
zo nauw luistert. Daarom is het moeilijk om met vrijwilligers te werken. Liefst zou ik het wel hebben, maar het kan niet met deze groep.” − “Voor ondersteuning bij de budgettering bij GGZ-cliënten maken we gebruik van vrijwilligers van Humanitas. En van het maatjesproject, omdat veel mensen zo eenzaam zijn. Dat werkt heel goed.” Ook samenwerking met andere partners nodig De instellingen besteden de beschikbare uren liever aan de zorg dan aan het regelen van randvoorwaarden. Toch houden verschillende instellingen zich bezig met vervoer naar instellingen, passend onderwijs of werk. Ook het vinden van geschikte woningen blijkt een groot knelpunt, vooral omdat in de huidige huurwoningmarkt weinig beweging zit. Daarnaast is de doelgroep vaak niet in staat een woning te kopen. Om het probleem te ondervangen is het Transferpunt in het leven geroepen en zoeken instellingen samenwerking met bijvoorbeeld woningcorporaties. Als de samenwerking met dergelijke instellingen meer in de procedure wordt opgenomen, kunnen zorginstellingen zich meer met de zorgvraag bezig houden. − “Er is niets geregeld voor het vervoer naar instellingen. Medewerkers halen soms jongeren persoonlijk
op, dit is kostbaar.” Privacybescherming staat samenwerking en continuïteit van de zorg soms in de weg Ook privacy-regels maken samenwerken tussen instellingen soms lastig. Enkele voorbeelden: • De verwijsindex vergemakkelijkt de samenwerking tussen instellingen. Nadeel van dit instrument is wel dat de zorg soms stopgezet wordt als een gezin erachter komt dat ze zijn ‘aangegeven’ bij meerdere instellingen. Vanuit een gevoel dat hun privacy niet gewaarborgd is, kiezen ze ervoor om de behandeling te stoppen. Om dit te voorkomen, werken sommige instellingen bewust niet met de verwijsindex. • Vanwege privacywetgeving en beroepsethiek mag bijvoorbeeld de jeugd-GGZ geen cliëntgegevens uitwisselen met Bureau Jeugdzorg zonder toestemming van de cliënt (in dit geval meestal de ouders). In de praktijk blijkt het vaak dat als BJZ een psychologisch onderzoek door de GGZ laat uitvoeren ten behoeve van de indicatiestelling, ouders vaak (na het lezen van het resultaat) geen toestemming verlenen om de vertrouwelijke informatie aan BJZ te geven. Dit bemoeilijkt de indicatiestelling.
50
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
5.4 Uitstroom Deze paragraaf gaat in op de uitstroom van jongeren. Wat zijn de succesfactoren in de uitstroom en nazorgfase en welke verbeterpunten zien de instellingen hier?
1. Instroom Instroom
Signalering, toeleiding naar passend aanbod
2. Behandeling
3. Uitstroom
Interventie, samenwerking en doorstroom
Nazorg
Automatische leeftijdsuitstroom is onwenselijk Jeugdzorg gaat in principe tot en met 18 jaar. Na uitstroom uit de jeugdzorg vallen jongeren soms in een gat. Een warme overdracht ontbreekt vaak, terwijl er nog wel een ondersteuningsbehoefte is. Maar er blijkt geen passend vervolgaanbod of het aanbod moet vrijwillig gevolgd worden, wat voor deze doelgroep erg lastig blijkt. Sommige instellingen spelen hierop in en passen hun leeftijdsgrens aan of houden de zorg langer aan dan eigenlijk mag. Zoals ook in paragraaf 5.3. naar voren komt is continuïteit in de zorg van groot belang – ook als een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. De kunstmatige grens van achttien jaar is volgens de professionals dan ook niet werkbaar. - Lijn5 is in de regio de enige instelling waar zwaardere problematiek met licht verstandelijke beperking terecht kan. Zij hanteren een leeftijdsgrens van 23 jaar. De cliënten zijn daarna nog steeds licht verstandelijke beperkt, maar er zijn geen alternatieven. Nu gaan zij vaak naar verstandelijk gehandicaptenzorg, maar deze kan de groep eigenlijk niet aan. - Brijder hanteert de leeftijdsgrens voor jeugd bij 23 jaar. - Parlan breidt de leeftijdsgroep uit naar 23 jaar. - Bureau Jeugdzorg kan een cliënt tot zijn 21e volgen in het vrijwillige kader. - Bij de Onder toezichtstelling (OTS) vervalt na het 18e levensjaar de onder toezichtstelling en ook de machtiging voor gesloten zorg en uithuisplaatsing. Er kan wel een beroep worden gedaan op MEE, maar dit moet uit eigen wil en dat gebeurt vaak niet. Gevolg is dat de William Schrikker Groep zorg langer vast houdt, om de jongere niet uit het oog te verliezen, maar dat is op gegeven moment niet meer haalbaar. - Ook de pleeggezinnen doen de suggestie om pleegzorg na 18 jaar te laten doorlopen.
Uit huis geplaatste jongeren soms uit beeld Daarnaast ontbreekt momenteel een overzicht van uit huis geplaatste jongeren. De residentiële zorg vindt soms buiten de gemeente plaats waardoor de cliënt uit beeld is. Als de zorg afloopt en de cliënt terugkeert naar de eigen gemeente, staat er geen vangnet klaar.
51
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Instellingen pleiten voor regionale coördinatie en uitwisseling van informatie over jongeren die tijdens hun zorgtraject regionale of gemeentegrenzen overgaan. Met de decentralisatie van de jeugdzorg is dit een extra punt van zorg, waarvoor helikopterview vanuit een bovenregionale instantie of samenwerkende regio’s vereist is. Nazorg is nog niet gewoon Monitoren blijft ook na de behandeling belangrijk. Nazorg – een vinger aan de pols - is een veelgenoemd succespunt. Veel instellingen doen dit nu niet, vanuit tijd- en kostenoverwegingen is het volgens hen moeilijk te realiseren. Hier liggen mogelijkheden voor het voorveld en de eerstelijns organisaties. Momenteel schakelen sommige instellingen Actiezorg en het maatschappelijk werk in voor nazorg. Professionals wijzen erop dat nazorg onderdeel zou moeten uitmaken van een zorgtraject en dat er structureel afspraken over de naleving en uitvoering hiervan gemaakt moeten worden. Van veel cliënten in de zorg is vooraf bekend dat een vinger aan de pols na het behandeltraject noodzakelijk is en terugval en probleemescalatie kan voorkomen. Gemeenten zouden hiervoor de trekker kunnen zijn om voor – samen met het voorveld, de eerste- en tweedelijns organisaties een sluitende nazorgstructuur te ontwikkelen.
5.5 Ideeën en aandachtspunten transitie jeugdzorg Welke kansen biedt de transitie en waarmee moeten gemeenten rekening houden? Deze paragraaf belicht de knel- en aandachtspunten en positieve punten van de transitie, zoals gezien door de zorgaanbieders en andere betrokken partijen. Dit onderdeel van het hoofdstuk bestaat uit een weergave van de belangrijkste ideeën en aandachtspunten zoals de professionals en ervaringsdeskundigen die hebben aangedragen. Gemeente vooral regierol in de wijziging van het stelsel De rol van de gemeente binnen de transitie is volgens de instellingen vooral die van ‘kartrekker’ en ‘regievoerder’. De gemeente moet volgens de instellingen niet zozeer het aanbod zelf bepalen, maar wel faciliteren en kaders stellen waardoor het aanbod beter op elkaar wordt afgestemd, concurrentie reduceert en samenwerking mogelijk maakt. Alle partijen willen betrokken worden om mee te denken over het vormgeven van het nieuwe stelsel, ook cliënten. Zoek daarbij ook samenwerking met andere gemeenten en regio’s om versnippering tegen te gaan.
52
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
− “Als je alle organisaties ziet die nu opeens op de eerste lijn beginnen te werken, dan ontstaat er veel
overlap. Het worden nu concollega’s. Dat is lastig. Dus is het ook heel belangrijk dat gemeenten hierin regie voeren.” − “Er moet een afspraak komen van: wie doet wat, en dan ga je niet met ellebogen werken. We moeten samenwerken en niet opgehitst worden tegen elkaar.” − “Gemeente moet een verbindende schakel zijn tussen de partijen, over de schuttingen heen kunnen kijken.” Cliëntparticipatie als must Cliëntparticipatie maakt een belangrijk onderdeel uit van het plan transitie jeugdzorg. De angst bestaat bij cliënten en hun vertegenwoordigers dat dit een papieren verhaal blijft. Luisteren naar cliënten en betrekken van cliënten en belangenorganisaties is niet alleen een succesfactor in het ontwerp van jeugdzorg nieuwe stijl, maar een voorwaarde voor succes. Cliënten en hun organisaties willen graag meedenken over de decentralisatie. Hun ervaringsdeskundigheid kan richting geven aan de inrichting van de transitie en het nieuwe stelsel. Gemeenten kunnen inhaken op de bestaande structuur van cliëntbelangenorganisaties. Maar cliënten geven zelf aan dat er veel meer cliënten willen meepraten, dan alleen zij die zich hebben verenigd in organisaties. Dit is een beperktere en deels ook specifieke groep, waarin bijvoorbeeld jongeren en allochtonen slecht vertegenwoordigd zijn. Een breder forum biedt ook een breder gezichtsveld. Hierbij kan ook gedacht worden aan een ‘denktank gezinnen’ en ‘denktank jongeren’ in plaats van alleen cliënten van zorgaanbieders. Hoe leggen gemeenten contact met de doelgroepen? Cliëntorganisaties geven daarbij de volgende tips: spreek cliënten persoonlijk aan en let hierbij op de taal, stijl en gevraagde inspanning. Zet verschillende instrumenten in, waarvan de gevraagde inspanning verschilt: themabijeenkomsten maar ook bijvoorbeeld een laagdrempelig internetpanel of discussies via social media waarin iedereen kan meedoen. Vooral in het geval van jongeren moet de tijdsbelasting en het programma van bijeenkomsten aantrekkelijk zijn: geen lange vergaderingen, maar koppel participatie aan ‘leuke dingen doen’. Werf op plaatsen waar jongeren samenkomen. Bij cliëntorganisaties is enige mate van professionele ondersteuning voor de organisatie en facilitering van belang. Van groot belang is de terugkoppeling van en naar de deelnemers, dit kan via internet, een nieuwsbrief of bijeenkomsten.
53
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Speciale aandachtspunten De geraadpleegde partijen wijzen op een aantal extra complexe kwesties die de transitie met zich meebrengt. Zij denken hierover graag mee. Vijf specifieke aandachtspunten springen eruit: 1.
Wie draagt straks verantwoordelijkheid voor pleegzorg? Nu krijgt een jongere bij uithuisplaatsing een voogd van Bureau Jeugdzorg toegewezen. Maar is dit straks ook nog de rol van (louter) BJZ? Wie coördineert in de toekomst de pleegzorg en wie draagt verantwoordelijkheid voor de jongere? − “Wie betaalt straks de pleegvergoedingen? Waar ga je straks heen met klachten en problemen, naar
de gemeenteraad, B&W? En als er een nieuwe burgemeester komt of een nieuw college dat alles weer anders gaat doen?” − “Wie is er straks voogd als de Wet op de Jeugdzorg niet meer geldt. De burgmeester? Hebben gemeenten daar wel over nagedacht?” 2.
3.
4.
5.
Wordt jeugdbescherming aan de CJG’s gekoppeld en zo ja, is het CJG hier klaar voor? De koppeling van gedwongen jeugdzorg aan de CJG’s kan de laagdrempeligheid beïnvloeden. Tegelijkertijd is de jeugdzorg gebaad bij een zo sluitend mogelijke zorgketen en dus zo min mogelijk versnippering. Gedwongen jeugdzorg vereist echter ook dat er goed wordt nagedacht over het veiligheidsbeleid. De instellingen denken graag mee over deze uitdaging. Hoe verloopt in de toekomst de toedeling van de trajecten in de jeugdbescherming en jeugdreclassering? Instellingen voor jeugdbescherming en –reclassering krijgen nu opdrachten vanuit een landelijk orgaan (Raad voor de Kinderbescherming), maar moeten na de transitie worden betaald vanuit gemeentelijke gelden. Als de kinderrechter een uitspraak doet, moet het traject starten. Hoe zal dat zich gaan vormgeven? In Regio Alkmaar houden nu de William Schrikker Groep en Bureau Jeugdzorg zich bezig met jeugdbescherming en -reclassering. Is er ruimte voor herverdeling van de provinciale gelden over nieuwe partijen? Nieuwe zorgaanbieders hebben in Noord-Holland niet kunnen delen in de jeugdzorggelden die de provincie voor een periode van vier jaar heeft toebedeeld. Nieuwe aanbieders zijn daarmee nu in het nadeel voor de ontwikkeling van hun aanbod. Sommigen investeren nu noodgedwongen met eigen middelen om zich een positie te verwerven. Hoe blijft de gespecialiseerde zorg behouden? Sommige instellingen vrezen dat de positie voor de gespecialiseerde (o.a. psychiatrische) zorg onder druk komt te staan. Als de nadruk te zeer komt te liggen op preventie en laagdrempelige steun, dichtbij huis en in de eigen gemeenschap, kan ‘vergeten’ worden dat sommige gezinnen en jongeren langdurig gespecialiseerde zorg nodig hebben. Deze deskundigheid zal in de CJG’s niet standaard aanwezig zijn. Gevreesd wordt dat uiteindelijk het draagvlak om voor deze zorg te indiceren en te betalen krimpt. Uiteindelijk bestaan daardoor ook zorgen dat er een beroepstekort ontstaat als psychiaters niet meer voor de specialisatie jeugdpsychiatrie kiezen uit onzekerheid voor de toekomst van het vak.
54
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
− “De gemeente heeft het over buurthuizen en speeltuinverenigingen om de problemen op te lossen.
Aan de doelgroep kleeft ook vaak psychiatrische problematiek en dat moeten ze niet onderschatten. Specifieke deskundigheid is nodig en dus ook professionele zorgorganisaties.” − “Kleinere gemeenten hebben nog weinig zicht op jeugdzorg, zij hebben geen notie van de doelgroep in het gedwongen kader/jeugdbescherming.” − “Verdiep je in de doelgroep, bv door gesprekken met zorginstellingen en cliënten.” − “In het provinciaal jeugdbeleid stond geen letter over jongeren met een beperking. Dat is enerzijds te prijzen omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen groepen jongeren, maar zover is het nog helemaal niet. De samenleving is daar nog helemaal niet op ingericht om jongeren met een beperking gelijke kansen te bieden. Bovendien zijn het jongeren die belemmeringen ervaren in het dagelijks leven, waar je meer aandacht aan moet besteden, ook in beleid.” Aandacht voor bijwerkingen van concurrentie De invoering van de decentralisering en het feit dat gemeenten bepalen welke zorgtrajecten worden meegenomen in het nieuwe stelsel, brengt wel wat teweeg onder de zorgaanbieders. Instellingen zijn bang om buiten de boot te vallen en zijn bezig om het aanbod uit te breiden naar meer leeftijdsgroepen of zich meer in zetten op een samenwerking met het voorveld of vroegtijdig signaleren. Ook zijn instellingen bezig om de contacten met gemeenten en CJG’s te intensiveren. Dit laatste geldt in mindere mate voor provinciale zorginstellingen. Als het daadwerkelijk zover is om aanbestedingen uit te brengen, zal naar verwachting de concurrentie sterker toenemen. − “Het grote voordeel van deze hele transitie is dat men meer gaat samenwerken. Dat vind ik een hele
mooie ontwikkeling. Het nadeel is alleen dat ik bang ben dat een prijsvechter de zorg gaat neerzetten en de cliënt de dupe is.” − “Marktwerking is bedoeld om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de prijs te laten dalen. Aan ene kant ontstaat er dan een concurrentiebeginsel en aan de andere kant wordt er duidelijk om samenwerking gevraagd en versterking van de keten. Er is een spanningsveld in de zorg.” − “Je moet gaan lobbyen met de gemeente. Klopt allemaal op dezelfde deur. We kunnen onze tijd beter aan de cliënten besteden.” − We vissen nu uit dezelfde vijver, maar die vijver is groot genoeg waardoor we mensen niet hoeven te ontslaan. Er is een redelijk rust en stabiliteit. Het kan niet anders dan dat verstoord raakt door de transitie jeugdzorg.” Kwaliteit boven kosten Er zijn grote zorgen over verschraling van het zorgaanbod als gevolg van de transitie. Instellingen zijn bang voor ‘prijsvechters’ die met goedkope aanbiedingen richting gemeenten gaan. Hoewel het in het kader van de bezuinigingen interessant is om goedkope contracten af te sluiten, is goedkoop soms duurkoop, volgens de geïnterviewden. Slechte of niet passende zorg, kan schadelijke effecten hebben voor de cliënt en indirect ook voor de samenleving.
55
Decentralisatie van de Jeugdzorg • Kansen en knelpunten
Na verloop van tijd kan toch weer meer, zwaardere en/of duurdere zorg nodig zijn om geëscaleerde problematiek op te vangen. Ook ligt het antwoord niet altijd in zorgbundeling en schaalvergroting. Ook voor kleine partijen en partijen met een heel eigen signatuur moet ruimte blijven.
“Gemeenten moeten met aantal aanbieders gaan werken vanuit hun expertise en niet alleen omdat ze goedkoper zijn. Ik wil graag dat de gemeente de expertise leert zien die we hebben.” − “Het is funest voor de doelgroep als we allemaal prijsvechters worden.” − “Cliënten met een angstproblematiek komen eerder bij een kleine organisatie dan bij een instelling die groter is.” −
Zorginstellingen willen betrokken worden Instellingen maken zich zorgen over hun voortbestaan. Financieel kenden sommigen het afgelopen jaar krappe tijden met een dalende omzet. Men is bang dat dit met de transities nog verder doorzet. Er is veel belangstelling voor de nieuwe begrotingen en behoefte aan duidelijkheid en eenduidig beleid vanuit de gemeenten. Instellingen willen graag betrokken zijn en op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.
56
bijlagen
Bijlage 1. Huidige jeugdzorg in kaart Wet op de jeugdzorg: landelijke landelijke overheid geldschieter voor provincies Sinds 2005 bestaat de Wet op de jeugdzorg. Uitgangspunt van de wet is de hulpvraag van kinderen, jongeren en hun ouders en opvoeders die opgroei- en opvoedproblemen hebben. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) zijn samen verantwoordelijk voor de jeugdzorg. VWS richt zich op de vrijwillige hulpverlening, de hulpverlening aan licht verstandelijk gehandicapten en jongeren met psychische problemen. VenJ houdt zich bezig met kinderen en jongeren die extra bescherming nodig hebben (voogdij/gezinsvoogdij) of in contact zijn gekomen met het jeugdstrafrecht. Wet op de jeugdzorg: uitvoering op provinciaal niveau Elke provincie krijgt geld van het Rijk. De provincie financiert met dat geld Bureau Jeugdzorg (BJZ) en daarmee de toegang tot de jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg voor jeugd (jeugd-ggz), jeugdbescherming en jeugdreclassering. Bureau Jeugdzorg beoordeelt namelijk of jeugdzorg nodig is en zorgt voor aansluiting op jeugdhulpverlening, de jeugdgeestelijke gezondheidszorg en justitiële jeugdinrichtingen. Ook behoren tot de taken van het bureau gezinsvoogdij, jeugdreclassering en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Daarnaast koopt de provincie jeugd- en opvoedhulp in bij diverse jeugdzorginstellingen en maakt ze met gemeenten resultaatgerichte afspraken over de verantwoordelijkheden voor jongeren met problemen. Wmo: gemeenten zetten in op preventie van zwaardere zorg Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) moeten gemeenten zorg dragen voor ondersteuning van de jeugd en hun ouders om zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg te voorkomen. De gemeentelijke functies op dit gebied zijn: • signalering van problemen bij opgroeien en opvoeden: de coördinatie tussen signalerende instellingen; • toeleiding tot het lokale en regionale zorgaanbod; • pedagogische hulp: het bieden van opvoedingsondersteuning aan ouders en gezinnen waar problemen zijn of dreigen te ontstaan en schoolmaatschappelijk werk; • coördinatie van zorg: het afstemmen en bundelen van zorg als er bij een hulpvraag meerdere hulpsoorten nodig zijn. Zorgverzekeringswet: AWBZ en DBC’s De op genezing gerichte ggz zit sinds 1 januari 2008 in het basispakket van de zorgverzekering. Omdat het valt onder het basispakket wordt een wettelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrage gevraagd en hebben cliënten te maken met het eigen risico. De zorgverzekering werkt met een Diagnose Behandeling Combinatie (DBC). De DBC beschrijft aan de hand van vier codes (zorgtype, zorgvraag, diagnose, behandeling) met welke klacht en hoe een patiënt de zorginstelling binnenkomt, welke diagnose er gesteld is, en het beschrijft de voorgenomen behandeling. De DBC is het geheel van een geleverd zorgproduct aan een persoon. Onder de op genezing gerichte ggz valt een wekelijks gesprek, dagbehandeling, medicijnen en ook opname in een GGZ-instelling gedurende het eerste jaar. Als de opname in een GGZ-instelling langer duurt dan één jaar, worden de kosten betaald vanuit de AWBZ (ook vanuit de zorgverzekeringswet); de DBC wordt dan omgezet in een zorgzwaartepakket (zzp). Ook de niet-geneeskundige kosten, zoals persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en activerende en ondersteunende begeleiding, worden dan betaald uit de AWBZ. Zorg voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapten (LVG) worden standaard betaald uit de AWBZ.
58
Bijlage 2. Onderzoeksverantwoording Het onderzoek bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deel: 1. Kwalitatief deel: Aanbod, knelpunten en mogelijkheden Om zicht te krijgen op de mate waarin aanbod en vraag in de jeugdzorg en -hulpverlening op elkaar aansluiten, heeft I&O Research interviews gehouden met vertegenwoordigers van 15 zorginstellingen in de eerste en tweede lijn, met de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) en met 5 vertegenwoordigers van Zorgbelang Noord-Holland. De checklist die is gebruikt in de interviews is ontwikkeld in overleg met het projectteam. De geïnterviewden ontvingen een gespreksverslag en kregen de mogelijkheid om hier desgewenst nog op te reageren. Om het aanbodoverzicht compleet te maken, is verder gebruik gemaakt van een internetsearch en jaarverslagen van de instellingen. Overzicht geïnterviewde instellingen en partijen: Interview Registratiegegevens • • • • • •
Bureau Jeugdzorg Opvoedpoli Stichting de Praktijk Stichting de Wering Triversum Parlan
• • • • • •
Brijder (jeugd) Lijn5 Leger des Heils GGZ-NH ‘s Heeren Loo William Schrikker Groep
• Raphaëlstichting / Queeste • MEE • Socius • Nederlandse Vereniging Pleeggezinnen (NVP) • Zorgbelang Noord-Holland • Procesregisseurs CJG
2. Kwantitatief deel: Gegevensopvraag Om inzicht te krijgen in het aantal unieke jeugdigen in de jeugdzorg en –hulpverlening zijn gegevens opgevraagd uit de cliëntenregistratie van 15 instellingen die werkzaam zijn in regio Alkmaar (zowel in de eerste als tweede lijn). Om uitspraken over unieke jeugdigen te kunnen doen, is aan de bron van de gegevensopvraag gebruik gemaakt van persoonlijke gegevens (bsnnummer). Er is daarbij bijzondere aandacht besteed aan de beveiliging van de privacygevoelige gegevens, door gebruik te maken van encryptie. Dit houdt in dat de persoonsgegevens aan de bron (dus binnen en door de organisaties zelf) versleuteld zijn door middel van een encryptor. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd door KWIZ in samenwerking met I&O Research. Hieronder staat de werkwijze beschreven.
Aankondigen van het onderzoek bij zorginstellingen De contactpersonen bij de instellingen zijn middels een brief op de hoogte gesteld van het onderzoek. In de brief werd het doel van het onderzoek toegelicht en ze om medewerking kon worden gevraagd voor leveren van registratiegegevens en een interview. Ook zijn via deze personen de contactgegevens van de applicatiebeheerders van de betreffende instelling verzameld. De applicatiebeheerders ontvingen een brief met een instructie voor het gebruik van de encryptytool en de gewenste registratiegegevens. Een week na verzending van deze brief nam Kwiz contact op met de applicatiebeheerder om te vragen of er nog onduidelijkheden waren en of er ondersteuning nodig was. Om inzicht te krijgen in het aantal unieke cliënten in regio Alkmaar, was het noodzakelijk om te ontdubbelen op bsnnummer van de cliënt. Dit is uiteraard privacygevoelige informatie, daarom is een ‘encryptie’ (systematische versleuteling van bestanden) gebruikt. Na encryptie bevatten de – geanonimiseerde bestanden – geen privacygevoelige gegevens meer. De bsnnummers zijn versleuteld en het onderzoeksbureau kan het werkelijke bsnnummer niet meer achterhalen. Wanneer de persoonsgegevens, zoals het draaiboek voorschrijft, op locatie worden geanonimiseerd, is de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) op deze datasets niet meer van toepassing en is geen instemming van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) nodig.
59
Verspreiden en gebruiken van de encryptor Kwiz heeft de encryptytool naar een contactpersoon van de projectgroep gemaild, die deze beveiligde met een wachtwoord en vervolgens naar de applicatiebeheerders van de instellingen stuurde. De gevraagde gegevens zijn door de applicatiebeheerders opgeslagen in een bepaald formaat, de tool las dit bestand in en versleutelde de gegevens tot een onderzoeksbestand. Aandachtspunten gegevens gegevens tweedelijn tweedelijn • De zorginstelling William Schrikker Groep heeft geen registratiegegevens toegestuurd. Gegevens van Parlan zijn geleverd door Bureau Jeugdzorg. • De Opvoedpoli, Triversum en Brijder registreren deels op bsnnummers. De gegevens van de cliënten zonder bsnnummer zijn niet te ontdubbelen. We gaan er in onze berekening vanuit dat dit unieke cliënten zijn, maar kunnen dit niet met zekerheid zeggen. Bij Bureau Jeugdzorg is niet voor alle cliënten het bsnnummer bekend, maar de cliënten zonder bsnnummer hebben zij niet geleverd. Aandachtspunten gegevens eerstelijn eerstelijn • Stichting de Wering heeft geen registratiegegevens aangeleverd. De gegevens die zijn gebruikt in deze rapportage, zijn afkomstig uit het jaarverslag. • Socius en Mee hebben geen bsnnummer aangeleverd. De gegevens zijn daarom niet te ontdubbelen. We gaan er in onze berekening vanuit dat dit unieke cliënten zijn, maar kunnen dit niet met zekerheid zeggen. We gaan ervan uit dat alle cliënten van Socius in Castricum wonen. Dit is niet altijd het geval, maar postcode/woonplaats worden niet genoteerd.
60
In onderstaande tabel staat een overzicht van de ontvangen gegevens. BJZ
Brijder
Leger des Heils
Lijn5
Queeste
Opvoedpoli
Praktijk
Triversum
s Heeren Loo Parlan
Burgerservicenummer (bsn) Geboortedatum van de persoon Geslacht van de persoon Etniciteit Postcode Gemeente ouders/verzorgers Gezinssituatie Verwezen door Instelling die de zorg biedt Vervolg aanmelding Verwezen naar Reden doorverwijzing Type traject/hulp Wijze van zorgverlening 1e of 2e lijn Problematiek/hulpvraag Problematiek/hulpvraag 2 Grondslag/categorie Zorgzwaarte Financieringsvorm Kosten traject Begindatum indicatie
Legenda
Einddatum indicatie
gevuld deels gevuld
Begindatum traject Einddatum traject
niet gevuld
Bruto wachttijd in dagen Netto wachttijd in dagen
Aandachtspunten • De instelling die de zorg aanbiedt, is verkregen door twee variabalen (zorgaanbieder en aanleverende organisatie) • ‘Type traject/hulp’ en ‘Wijze van zorgverlening’ is wel gevuld, maar niet altijd bruikbaar. • De wachttijd is uiteindelijk berekend door uit te gaan van ‘begindatum indicatie’ en ‘begindatum traject’.
61
Bijlage 3. Checklist interviews aanbieders Opdrachtgever: de acht gemeenten van regio Alkmaar Onderzoeksvragen 1. Wat is het gebruiksprofiel van de huidige tweedelijns zorg (hoeveel en welke jongeren maken gebruik van welk aanbod en wat is hun ondersteuningsvraag?) 2. Wat is het gebruiksprofiel van de huidige eerstelijns zorg (hoeveel en welke jongeren maken gebruik van welk aanbod en wat is hun ondersteuningsvraag)? 3. Hoe sluiten vraag en aanbod op elkaar aan? Ofwel: Kernvragen interview Wat werkt goed en moeten we behouden? Wat werkt minder goed en moeten we veranderen? Hoe kunnen we dat verbeteren? Methoden: Analyse registratiegegevens; Interviews met aanbieders, jeugdregisseurs en cliëntorganisaties: aansluiting vraag & aanbod.
• •
Aanbodanalyse • Check: is jaarverslag in bezit / zijn er afspraken gemaakt over registratiegegevens/ bijzonderheden; • Langslopen van het aanbodoverzicht & zonodig aanvullen / corrigeren. Werkwijze van uw organisatie • Wat is de werkwijze van uw organisatie? (aanmelden, indicatie, intakegesprek, behandeltraject etc.; • Hoe komen cliënten bij uw organisatie terecht (doorverwijzing)? • Wat is de probleem top 5? • Wat is het cliëntprofiel? (geslacht, leeftijd, gezinssituatie, sociale status etc.); • Welke ontwikkelingen doen zich hierin voor? • Hoe wordt de zorg gefinancierd? • Wat kost het en hoe kunnen deze kosten inzichtelijk worden gemaakt? • Waarin onderscheidt uw organisatie zich? • In hoeverre zijn de prestaties / kengetallen ten aanzien van uw organisatie inzichtelijk voor gemeenten? Successen (wat werkt goed en moeten we behouden?) • Wat zijn de successen binnen uw aanbod (projecten / werkwijze) – waarop bent u trots? • Welke factoren bepalen dit succes? (denk aan: werkwijze, aanpak, benadering, toegang); • Hoe meet u: o de effectiviteit van uw aanbod? o de klanttevredenheid? • In hoeverre is uw aanbod evidence based? Knelpunten (Wat werkt minder goed en moeten we veranderen?) • Knelpunten aansluiting vraag & aanbod: o Is er voldoende & voldoende dekkend aanbod in de regio –(qua fasen preventie, behandeling etc. en qua locatie/afstand)? o Wat ontbreekt / wordt gemist? o Is er overlap in het aanbod, zo ja waar? o Is de zorgketen sluitend? Zo nee, waar zitten de gaten? o Wat is er nog niet bereikt?
62
Drempels In hoeverre is het aanbod bekend? In hoeverre is het aanbod voldoende toegankelijk? Zijn er wachtlijsten / bij welk aanbod / hoe lang?
• • •
Doelgroepen / witte vlekken • Welke doelgroepen worden onvoldoende bereikt / zijn onvoldoende in beeld? + wat zijn verborgen problematieken? • Hoe komt dit en hoe kan dit worden verbeterd? • Waarover maakt u zich met name zorgen: o (doel)groepen; o Ten aanzien van problematiek; o Ten aanzien van het aanbod (specialisaties / spreiding / personeel); o Ten aanzien van landelijke ontwikkelingen (wetgeving / toegang / kosten). Toekomst / transities / Welzijn Nieuwe Stijl
Laat steeds concrete voorbeelden noemen – waaruit blijkt dit / hoe uit dat zich? • • • •
• • •
27
Welke wijzigingen in uw aanbod / aanpak staan op stapel? In hoeverre is uw werkwijze ‘gekanteld’ (vraaggericht)? In hoeverre sluit uw werkwijze aan op de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl27? Welke samenwerking is er al en welke mogelijkheden ziet u daarin voor de toekomst: o Tussen reguliere instellingen; o Tussen gemeenten/ regio / instellingen; o Professioneel / informele samenwerking (bv met kerkelijke organisaties, vrijwilligersorganisaties etc. Welke mogelijkheden ziet u voor verbinding tussen de transities? (Wwnv, AWBZ, Jeugdzorg) in termen van effectiviteit en efficiëntie? Wat zijn uw ambities voor de toekomst? Outside the box-ideëen?
Welzijn Nieuwe Stijl kent acht bakens: 1. vraaggericht, 2. eigen kracht , 3. outreachend 4. Samenwerking informeel/formeel, 5. collectief voor individueel, 6. integraal aanbod /werken 7. resultaatgericht en meetbaar, 8. ruimte voor de professional. 63
Bijlage 4. Factsheets zorginstellingen Tabel b.1 Kenmerken Stichting de Wering Type zorg 1e lijns zorg Vestigingen/werkgebied - De Wering is in zeven van de acht gemeenten van Regio Alkmaar actief - De gemeente Castricum valt buiten het werkgebied, hier is Socius werkzaam - Binnen Regio Alkmaar heeft de Wering (hoofd)vestigingen in Alkmaar en Heerhugowaard Aanbod voor kinderen en jongeren Het zorgaanbod van de Wering voor kinderen en jongeren bestaat uit (jeugd)maatschappelijk werk en sociale raadslieden. - Het jeugdmaatschappelijk werk consulteert en adviseert beroepskrachten (docenten van het basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en wijkmeesters). Het aanbod is toegankelijk zonder indicatie, de beroepskrachten schakelen de Wering in. Met 16-17 jarigen op scholen werkt de Wering vaak direct met de leerlingen zelf, bij jongere leerlingen vaak met de ouders. Ze geven ondersteuning op het gebied van onder meer probleemverheldering, hulpverlening en toeleiding naar passende hulp. - Het algemeen maatschappelijk werk (AMW) van de Wering is voor cliënten van 16 jaar en ouder, Ze biedt begeleiding, trainingen en cursussen op het terrein van weerbaarheid en assertiviteit, inkomen en administratie, rouw/verwerking van verlies partner, omgaan met echtscheiding en kinderen en opvoeding van kinderen. Men kan zelf naar AMW toestappen of wordt doorverwezen vanuit een andere instelling. - Bij de sociaal raadslieden kan men terecht met vragen over sociale voorzieningen, wetten en regelingen (voor 18 jaar en ouder). Problematiek (top 5) 1. Psychosociale problematiek 2. Partnerrelatie 3. Verwerking 4. Financiën 5. Familierelatie Cliëntprofiel Evidence of practice based methoden Aanbod is voornamelijk practice based Evaluatie - Eindevaluatie bij afsluiting hulptraject - Geen specifieke nazorgprocedure - Cliënttevredenheidsonderzoek (1 keer per 2 jaar) Financiering Cliënten hoeven niet te betalen voor gebruik van het (jeugd)maatschappelijk werk en de sociaal raadslieden. Het aanbod wordt gefinancierd vanuit gemeenten. De Wering heeft een verantwoordingsverplichting richting gemeenten. Wachtlijsten ja Onderscheidend vermogen Het maatschappelijk werk kijkt naar het systeem waarin mensen functioneren, de kracht van mensen, naar potenties, mogelijkheden van de persoon en van het systeem.
64
Socius is niet geïnterviewd. Voor de werksoort schoolmaatschappelijk werk is gekozen voor een interview met Stichting de Wering, omdat deze een groter werkgebied heeft in de regio. Hierdoor is van Socius minder informatie beschikbaar. Tabel b.2 Kenmerken Stichting Socius Type zorg 1e lijns zorg Vestigingen/werkgebied - Socius is binnen Regio Alkmaar actief in de gemeente Castricum Aanbod voor kinderen en jongeren Socius voert het (school)maatschappelijk werk, sociaal juridische dienstverlening/sociaal raadslieden en schuldhulpverlening uit. Daarnaast biedt Socius diverse (opvoed)cursussen aan. - Het Schoolmaatschappelijk werk (SMW) van Socius richt zich op leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs. Bij problemen of zorgen kan de school de leerling aanmelden bij de schoolmaatschappelijk werker (SMW’er). De SMW’er ondersteunt leerlingen, ouders en docenten bij problemen die het functioneren van het kind thuis en op school beïnvloeden. De ondersteuning bestaat uit hulp aan ouders en leerlingen bij problemen rond opvoeding, opgroeien en school, ondersteunen en begeleiden van docenten, leerkrachten, intern begeleiders en mentoren bij het signaleren van en omgaan met leerlingen die extra zorg nodig hebben;, zonodig verwijzen naar en coördineren van gespecialiseerde hulpverlening en deelname aan het zorgoverleg op school. - Bij het algemeen maatschappelijk werk kunnen inwoners terecht voor ondersteuning bij psychosociale problemen, relationele problemen en problemen met materiële zaken, zoals schulden of problemen met inkomen, arbeid en scholing. - Bij de sociaal juridische dienstverlening kunnen inwoners van 18 jaar en ouder informatie krijgen over sociale voorzieningen, wetten en regelingen. De schuldhulpverlening (vanaf 18 jaar) bestaat uit budgetbegeleiding, advies en hulp bij aanvragen schuldregeling, begeleiding tijdens schuldregeling, cursus Beter leren omgaan met geld en Financiële Administratie Thuis. Financiering Cliënten hoeven niet te betalen voor gebruik van de diensten van Socius. Het aanbod wordt geregeld vanuit gemeentegelden.
65
Tabel b.3 Kenmerken MEE Noord-West Holland Type zorg 1e lijns Vestigingen/werkgebied - MEE Noord-West Holland bedient heel Noord-West Nederland. Dat betekent dat alle gemeenten van Regio Alkmaar onder het werkgebied van MEE vallen. - Het regiokantoor van Regio Alkmaar is gevestigd in Alkmaar. Aanbod voor kinderen en jongeren Het aanbod van MEE bestaat uit informatie, advies en ondersteuning voor mensen met een handicap, beperking of chronische ziekte en mensen in hun directe omgeving (bijv. ouders van kinderen met een beperking. Bij MEE kan men terecht voor onder meer: tips en adviezen om het dagelijkse leven zo zelfstandig mogelijk in te richten of de opvoeding van een gehandicapt kind, hulp bij juridische problemen met bijvoorbeeld gemeente of ziektekostenverzekeraar of bij het aanvragen van zorg van een aangepaste woning of van een persoonsgebonden budget. Daarnaast organiseert MEE diverse cursussen voor de doelgroep, waaronder cursussen voor ouders van kinderen met een beperking. Cliënten kloppen zelf bij MEE aan of worden verwezen door nuldelijns instellingen, maatschappelijk werk of tweedelijns zorginstellingen. Problematiek (top 5) - aansluiting lager onderwijs en vervolgonderwijs - opvoedkundige problematiek - vragen gericht op de toekomst van de jongeren vanuit ouders en jongeren zelf Cliëntprofiel Circa 34% (actieve cliënten tussen 01-01-11 en 01-07-12) van de cliënten van MEE bevindt zich in de leeftijd van 0 tot 20 jaar. De groep van 12 tot 19 jaar is bij MEE Noordwest-Holland meer vertegenwoordigd dan andere jongeren. Grootste groep jongeren zijn jongeren met een verstandelijke beperking gevolgd door jongeren met een lichamelijke beperking. Evidence of practice based methoden Het aanbod is met name practice based. Evaluaties - Bij doorverwijzing naar een andere instelling, na 2 of 3 maanden contact voor evaluatie - Tussentijds en aan het einde van de ondersteuning vinden evaluaties plaats met de cliënt - Klanttevredenheidsonderzoek (1 keer per 2 jaar) Financiering Cliënten betalen voor sommige cursussen een onkostenvergoeding (van 10 euro) en hoeven niet te betalen voor hulp en advies. (klopt dat?). De activiteiten van MEE worden gefinancierd vanuit VWS (AWBZ middelen). Er is een voorgenomen besluit dat MEE activiteiten over gaan naar de WMO. Wachtlijsten MEE Noordwest Holland heeft geen wachtlijst
Onderscheidend vermogen Expertise op terrein van mensen met een beperking, focus op het netwerk, expertise van de hele sociale kaart.
66
Tabel b.4 Kenmerken Bureau Jeugdzorg Noord-Holland Type zorg 2e lijns Vestigingen/werkgebied - Bureau Jeugdzorg is actief in heel Nederland. Dat betekent dat alle gemeenten van Regio Alkmaar onder het werkgebied van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland vallen. - Het regiokantoor van Regio Alkmaar is gevestigd in Alkmaar. Aanbod voor kinderen en jongeren Bureau Jeugdzorg richt zich op kinderen tot en met 17 jaar. Het zorgaanbod van Bureau Jeugdzorg in het vrijwillige kader bestaat uit: - Indicatiestelling AWBZ: Bureau Jeugdzorg voert de AWBZ-indicatiestellingen uit voor jeugdigen tot 18 jaar met psychiatrische problemen (zonder verstandelijke beperking) - Advies- en Meldpunt kindermishandeling (AMK): registreert en onderzoekt meldingen van kindermishandeling, neemt actie indien nodig - Crisisinterventieteam: biedt hulp als de veiligheid van een kind direct in gevaar is. Werkt onder meer samen met de politie en de vertrouwensarts van het AMK - Kindertelefoon Ouders of jeugdigen stappen zelf naar Bureau Jeugdzorg, of worden verwezen via het voorveld. Ook heeft Bureau Jeugdzorg aanbod in het justitieel kader: - Jeugdbescherming: voert bij uitspraak van de kinderrechter Onder Toezicht Stelling en Voogdij uit - Jeugdreclassering: begeleidt jongeren die in aanraking met strafrecht zijn gekomen Bij deze vormen van dienstverlening worden de cliënten via een kinderrechter doorverwezen. Problematiek (top 5) 1. 2. 3. 4. 5.
Gezins- en gedragsproblemen Vermoeden van een klinische stoornis of achterstanden in de (functie)ontwikkeling Veiligheidsprobleem Gezondheidsproblemen/ somatische aandoeningen Persoonlijkheidsproblemen/ problemen met vrije tijd
Cliëntprofiel Echtscheidingen: alle lagen van de samenleving, alle leeftijden enz. Kindermishandeling: idem Overig: vooral gezinnen met lage sociaaleconomische status, LVB (ouders), schuldproblemen >> multiprobleemgezinnen Evidence of practice based methoden Alle gebruikte methoden zijn evidence based Evaluaties - Tussentijds vinden informele evaluaties plaats, aan het eind van de behandeling wordt formeel getoetst in hoeverre de doelen zijn behaald - Klanttevredenheidsonderzoeken (exit-vragenlijst) Financiering Voor de onderdelen die onder het justitiële kader vallen, ontvangt Bureau Jeugdzorg van de provincie budget. Het ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dit beschikbaar. De benodigde gelden voor het vrijwillige kader worden tot nu toe jaarlijks aan de provincie ter beschikking gesteld (via het ministerie van VWS). Cliënten betalen geen eigen bijdrage voor gebruik van het aanbod van Bureau Jeugdzorg, Wachtlijsten Ja Onderscheidend vermogen Onafhankelijke rol, fungeert als toegangspoort, selecteert, indiceert en verwijst door. BJZ heeft overzicht van het totale aanbod in de jeugdzorg, ook justitieel kader, fungeert als regionale crisisdienst
67
Tabel b.5 Kenmerken William Schrikker Groep Type zorg 2e lijns Vestigingen/werkgebied De William Schrikker Groep is een landelijk werkende instelling en werkt ook in de gemeenten van Regio Alkmaar. Aanbod voor kinderen en jongeren De William Schrikker Groep is een landelijk opererende instelling voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg. De William Schrikker Groep geeft gespecialiseerde begeleiding bij pleegzorg middels een pleegzorgwerker en heeft crisisopvang (per direct tijdelijke opvang). De doelgroep is kinderen en jongeren (tot en met 23 jaar) met een beperking of chronische ziekte en kinderen van ouders met een beperking. De cliënten worden via een kinderrechter doorverwezen. . Het Expertisecentrum draagt actief bij aan het ontwikkelen, borgen en overdragen van kennis en vaardigheden die nodig zijn op het grensvlak van jeugdzorg en gehandicaptenzorg. Problematiek (top 5) - situatie van de ouders (kampen zelf met verstandelijke beperking, verslaving en andere problemen) - ontwikkelingsproblemen Cliëntprofiel - Vooral lage sociaal economische status (uitzonderingen daargelaten) - Veel ouders met een handicap, soms ook ouders zonder persoonlijke problemen waarvan de zoon of dochter volledig is ontspoord. - Veel echtscheidingen/gescheiden gezinnen, of ouder die steeds een nieuwe partner in huis neemt - De grootste groep cliënten is tussen de 14 en 18 jaar. Tussen de 12 en 14 stijgt het aantal aanmeldingen al. Jeugdigen tussen de 0 en 12 jaar zijn in de minderheid. -De meeste cliënten hebben een verstandelijke beperking (IQ van 85 of lager). Soms zijn er grensgevallen met een IQ net boven de 85 maar wel ernstige gedragsproblematiek die in verband staat met de verstandelijke beperking. Evidence of practice based methoden De methoden die worden gebruikt bij de jeugdreclassering zijn voornamelijk evidence based. Jeugdbescherming maakt gebruik van een combinatie van de Delta Methodiek aangevuld met elementen van Signs of Safety. Door middel van korte aftekenlijstjes wordt het niveau van veiligheid in kaart gebracht. Evaluaties Klanttevredenheid wordt elk jaar gemeten Financiering Het aanbod van de William Schrikker Groep valt onder de Wet op de Jeugdzorg en wordt gefinancierd door de Stadsregio Amsterdam (en aan de bron door het ministerie van Veiligheid en Justitie). Wachtlijsten Nee Onderscheidend vermogen De WSG werkt voor een speciale doelgroep: mensen met een beperking.
68
Tabel b.6 Kenmerken Leger des Heils Type zorg 1e en 2e lijns Vestigingen/werkgebied Het Leger des Heils werkt landelijk en is dus ook actief in de gemeenten van Regio Alkmaar. Aanbod voor kinderen en jongeren - project ‘vast en verder’ – kamertraining voor jongeren (Alkmaar, Den Helder en Hoofddorp). - 10 voor toekomst – ambulante begeleiding - Boshout – ontmoetingsplek / aanlooplocatie voor buurtbewoners oud/jong (HHW) In Noord-Holland zijn er zo’n 400 gezinnen met een maatregel jeugdreclassering/jeugdbescherming, waarvan er zo’n 80 door LdH worden uitgevoerd. Problematiek (top 5) 1. Vechtscheidingen 2. ongewenst ouderschap 3. psychiatrische problemen in combinatie met drugsverslaving 4. jarenlange persoonlijke problematiek, zoals geen huisvesting/zwerven 5. kind met gedragsproblemen Cliëntprofiel Doelgroep van het Leger des Heils. Mensen die aan (1 of meerdere) kenmerken voldoen: - christelijke geloofsovertuiging - zwervend / dakloos / thuisloos - gezinnen die steeds verhuizen (dus buiten BJZ-regio kunnen vallen) - Roma-gezinnen (zigeuner) - mensen met forse meervoudige problemen op 4 of meer levensgebieden, zoals verslaving, dakloosheid, criminaliteit, verstandelijke beperking ouders etc. Jongeren van 17 plus, die door de wachttijd bij BJZ onvoldoende geholpen kunnen worden aangezien zij binnen het jaar 18 jaar worden waarmee de OTS maatregel definitief komt te vervallen Evidence of practice based methoden - Deltamethodiek - Jeugdreclasseringinstrumenten - Balance score card met prestatie-indicatoren (intern) Evaluaties - Klantwaarderingssysteem, jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek. - Exit vragenlijst - Medewerkerstevredenheidsonderzoeken Financiering Vast en verder (kamertraining) is AWBZ-zorg. Jeugdbescherming en reclassering is provinciale jeugdzorg (bron is het ministerie van Veiligheid en Justitie) Wachtlijsten Nee Onderscheidend vermogen Hands-on-mentaliteit, werken vanuit hart & ziel & geloof, gaat ook door waar andere organisaties grenzen trekken, veel vrijwilligerswerk, komt bij de gezinnen thuis, ondersteunen cliënten ook materieel
69
Tabel b.7 Kenmerken Stichting de Praktijk Type zorg 2e lijns Vestigingen/werkgebied - Stichting de Praktijk richt zich naast de Regio Alkmaar, ook de regio’s Kop van Noord-Holland en West-Friesland. - Regiokantoren in Hoorn en Alkmaar Aanbod voor kinderen en jongeren Stichting de Praktijk is een centrum voor ambulante kinder- en jeugdpsychiatrie. De Praktijk biedt onderzoek en behandeling aan kinderen, jongeren en jongvolwassenen (tot en met 23 jaar) waarbij (waarschijnlijk) sprake is van psychiatrische problematiek. Ook de rest van het gezin wordt bij de behandeling betrokken, die in het centrum of in de thuissituatie plaatsvindt. Problematiek (top 5) ADHD, Autisme Spectrum Stoornis (ASS), en gedragsproblemen. Daarnaast veel stemmingsproblemen, angst. In het Voortgezet Onderwijs komen problemen voor op het terrein van seksuele ontwikkeling, omgang met leeftijdsgenoten en schooluitval daarnaast meer op de voorgrond te staan. Veelal zijn er problemen op meerdere gebieden, zowel bij het kind, de jongere als bij het gezinssysteem. Cliëntprofiel Zeer gevarieerd, uit alle lagen van de maatschappij, St. De Praktijk is er in principe voor jeugdigen van 0 t/m 23 jaar, maar ziet vooral jongeren tussen de 5 en 18 jaar. Evidence of practice based methoden -
als er evidence based methoden beschikbaar zijn dan maakt De Praktijk daarvan gebruik zoveel mogelijk gebruik van behandelprotocollen volgen richtlijnen expertisecentra voor ADHD en autisme de vaktherapieën (psychomotorische en creatieve therapie) zijn (nog) niet evidence based maar hebben hun succes in de praktijk bewezen - neemt zelf ook deel aan onderzoek naar de effectiviteit van bepaalde methodieken Evaluaties - Via Routine Outcome Measurement (vragenlijst bij start en afsluiting zorgtraject) - Exit-onderzoek - Mysteryguest onderzoek Financiering Jongeren met een indicatie van Bureau Jeugdzorg worden gefinancierd door de provincie. De overige jongeren in de 2e lijn worden gefinancierd door de zorgverzekeraar en moeten naast een wettelijke eigen bijdrage, ook het eigen risico betalen. Wachtlijsten Ja Onderscheidend vermogen Outreachende werkwijze, naar gezinnen toe/huisbezoek, laagdrempelig, lange adem (indien behandeling moeilijk op gang komt), veel ervaring met multiprobleemgezinnen, avondopenstelling waarbij cliënten tot 20.00 uur een afspraak kunnen maken
70
Tabel b.8 Kenmerken Triversum Type zorg 2e lijns Vestigingen/werkgebied - Het werkgebied van Triversum centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie is de gehele provincie Noord-Holland uitgezonderd de regio’s Amsterdam en het Gooi. - De hoofdvestiging van Triversum is in Alkmaar, hier zijn ook de kinder- en jeugdklinieken te vinden. Verder heeft Triversum twee logeerhuizen, in De Goorn en Schoorl en zeven poliklinieken waaronder in Heerhugowaard en Alkmaar. Aanbod voor kinderen en jongeren Triversum biedt hulp aan kinderen en jongeren van 0 t/m 18 jaar met psychiatrische problemen, in specifieke gevallen tot 21 jaar. De medewerkers van Triversum maken een diagnose, geven ambulante behandeling (zorgprogramma’s) en in meer ernstige of bij aanhoudende problemen is er een klinische behandeling (opname in een kliniek) mogelijk. Triversum is de enige GGZ-instelling in Regio Alkmaar met klinische crisisopvang. In de logeerhuizen behandelt Triversum niet, maar begeleiden uitsluitend zodat de ouder verlicht wordt in zijn of haar taken. Cliënten worden verwezen door (huis)artsen, GGD, Bureau Jeugdzorg of andere 2elijnsinstellingen. Problematiek (top 5) Drie ongeveer even grote delen: Autisme Spectrum Stoornis, ADHD en breed scala aan psychiatrische stoornissen Cliëntprofiel De problematiek van de cliënten van Triversum is meestal vrij complex / zwaar. Verder minder allochtone cliënten dan op basis van bevolkingsverdeling te verwachten is. Evidence of practice based methoden Triversum werkt zoveel mogelijk met evidence based methoden en neemt deel aan onderzoek naar de effectiviteit van bepaalde methodieken Evaluaties Klanttevredenheidsonderzoek Financiering Het aanbod wordt grotendeels gefinancierd door de zorgverzekeraar. Cliënten betalen naast een wettelijke eigen bijdrage, ook het eigen risico. Zorg langer dan 1 jaar wordt uit de AWBZ betaald alsook intramuraal aanbod. Wachtlijsten Ja Onderscheidend vermogen Triversum heeft als enige organisatie in NK een klinisch aanbod, centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie, met veel ervaring en deskundigheid in de meer complexe problematiek, expertise en een gericht behandelaanbod, vraaggericht werken/ maatwerk
71
Tabel b.9 Kenmerken GGZ NHN Type zorg 2e lijns Vestigingen/werkgebied GGZ NHN bedient de Kop van Noord-Holland, Westfriesland en ook alle gemeenten in Regio Alkmaar. Aanbod voor kinderen en jongeren Het doel van GGZ NHN is het voorkomen en behandelen van (ernstig) psychische problemen en psychiatrische stoornissen bij volwassenen (18 jaar en ouder). Het aanbod bestaat onder meer uit cursussen, behandelgroepen en gespreksgroepen. Ook hebben zij klinische behandeling in een open of gesloten verblijf, beschermd wonen, begeleid zelfstandig wonen. Ook heeft GGZ NHN een woonwerkvoorziening voor autisten. Cliënten kunnen zichzelf aanmelden en worden verwezen door (huis)artsen, GGD, Bureau Jeugdzorg of andere 2elijnsinstellingen. Problematiek (top 5) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
depressie angst verwaarlozing in verleden pestverleden trauma’s (misbruik/mishandeling) ouders met psychiatrie psychiatrische problematiek van jongeren (ADHD, autisme)
Cliëntprofiel Het gaat altijd om jeugd waarbij psychiatrische problematiek speelt en heel vaak ook verwaarlozing in het verleden Evidence of practice based methoden GGZ NHN werkt met zorgpaden via de GGZ-richtlijnen Evaluaties - Klanttevredenheidsonderzoek - ROM (routine outcome measure) standaard bij intake, na 3 maanden en uitstroom Financiering Het aanbod wordt grotendeels gefinancierd door de zorgverzekeraar. Cliënten betalen naast een wettelijke eigen bijdrage, ook het eigen risico. Het werk voor de ZAT teams gaat op WMO gelden via de gemeenten. Langdurende zorg via Factteams via AWBZ. Wachtlijsten Circa 2/3 weken tot intake. Loopt soms op rond vakanties. Onderscheidend vermogen Veel aandacht voor zelfredzaamheid, zelfstandigheid jongere, multidisciplinair werken, veel aandacht aan preventie / voorveld ter voorkoming van ernstiger problematiek.
72
Tabel b.10 Kenmerken Opvoedpoli Type zorg 1e en 2de lijnszorg Vestigingen/werkgebied Opvoedpoli heeft vestigingen in 7 steden: Alkmaar, Amsterdam, Utrecht, Den Helder, Haarlem, Zoetermeer, Den Haag Aanbod voor kinderen en jongeren - Opvoedpoli biedt diagnostiek, behandeling en gezinscoaching, training van professionals (scholen, kinderdagverblijven), individuele behandeling en groepen (sociale vaardigheid, faalangst, meiden- en jongensflex (groepen voor tieners met diverse problemen) - Er is geen vast programma: groepsaanbod wordt op maat gemaakt zodra er vraag is Problematiek (top 5) 1. Scheidingsleed / Vechtscheidingen 2. ADHD/PDD-NOS en andere stoornissen 3. Overige psychiatrische achtergronden 4. Opvoedondersteuning/vragen 5. Faalangst Cliëntprofiel 0-23 jaar, veel kinderen uit gescheiden gezinnen Evidence of practice based methoden Opvoedpoli werkt met evidence based methoden. Ook ruimte voor nieuw aanbod, want methodiek van jongens en meiden-flexgroep was nieuw en wordt nu onderzocht op effectiviteit Evaluaties -
Opvoedpoli is ISO-gecertificeerd. Hierin is ook onderzoek naar klanttevredenheid en effectiviteit geborgd Evaluatie per gezin halfjaarlijks en bij afsluiting Onderzoek gestart naar effectiviteit hulpverlening vanuit UvA Jaarplan met doelen
Financiering 1e lijnshulp: zorgverzekeraar, bij 2de lijns hulp: AWBZ of provinciale jeugdzorggelden Vaak sprake van combinatiefinanciering: via de zorgverzekering en jeugdzorg/GGZ/scholen/AWBZ/kinderopvang Wachtlijsten Geen wachtlijsten Onderscheidend vermogen Multifocale teams, 1 coach/contactpersoon (hulpverlener) op 1 gezin, 1-e en 2- lijn door elkaar, financieringsstromen door elkaar(combifinanciering), geen wachttijden, ambulant, systemisch, tot 23 jaar, wrap around care : gericht op het systeem rondom de jongere (gezin/omgeving).
73
Tabel b.11 Kenmerken Parlan Type zorg 1e en 2e lijnszorg Vestigingen/werkgebied Parlan is de organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp in Noord Holland noord, inclusief Texel, vestiging in Alkmaar Aanbod voor kinderen en jongeren Parlan biedt Jeugd en Opvoedhulp, vooral hulpverlening gericht op het kind en gezin. De zorgzwaarte varieert van lichte vormen van ambulante hulp tot zeer intensieve behandeling Aanbod: hulp aan thuissituatie, training en begeleiding, daghulp, 24-uurshulp, pleegzorg Problematiek (top 5) 1. Problemen in handelingsvaardigheden ouders (als het gaat om de opvoeding van hun kind) 2. Multiprobleemgezinnen: bijv. naast gedragsproblemen van het kind ook schuldenproblematiek van ouders en kinderen en agressie, drankgebruik 3. Bij jongeren vanaf 12 jaar staan op de voorgrond: gedragsproblemen, agressie, vermijding, criminaliteit, schoolverzuim, loverboys. 4. Bij jonge kinderen (2 tot 6 jaar) is de onduidelijkheid van de problematiek/diagnose een veelvoorkomend probleem. Hierin werkt Parlan samen met o.a. Triversum en onderwijs (rec4.5). 5. Bij de 16-plussers problematiek rondom zelfstandigheid/zelfstandig worden (wonen enz.) 6. Pleegzorg (capaciteitsproblemen) Ondanks de uitbreiding de afgelopen jaren is er nog steeds een gebrek aan capaciteit Cliëntprofiel - IQ van cliënt moet hoger zijn dan 80 (muv de gesloten jeugdzorg en het residentiële behandelcentrum). - In de residentiële en gesloten jeugdzorg zitten jeugdigen met extra zware gedragsproblematiek uit de hele regio, omdat zij een gevaar kunnen zijn voor zichzelf of de omgeving. - De meeste cliënten voor deze vormen van zorg zijn tussen de 12 en 18. Parlan breidt de begeleidingsleeftijd voor jongeren de komende jaren uit naar 23 jaar. - De cliënten zijn meer jongens dan meisjes en ook jeugdigen uit eenouder- of samengestelde gezinnen zijn relatief oververtegenwoordigd. Qua sociaal economische status (van de ouders) variëren de cliënten sterk. Evidence of practice based methoden Een aantal modules is evidence based (op diverse niveaus), zoals de FFT (Functional Family Therapy), de videohometraining, Samen Anders, KIES, Triple P. Verder is het overige aanbod gebaseerd op praktijkervaring. Doel is om in de toekomst het evidence based ( of practice based) aanbod uit te breiden Evaluaties Parlan werkt met EXIT-vragenlijsten (belevingsvragen over oa de mate waarin de hulp geholpen heeft) Financiering Door de Provincie Noord-Holland. Klein deel van het aanbod wordt gefinancierd door de gemeenten. Combinaties zijn ook mogelijk (dus er is ook aanbod dat gefinancierd wordt door zowel gemeente als provincie bv. Helpende Hand in de Wijk) Wachtlijsten Vooral bij complexere zorgvragen (grootste deel van de doelgroep) geldt een wachtlijst. Bij enkelvoudige jeugdhulp zijn de wachtlijsten korter. Bij Helpende Hand in de Wijk is de wachttijd ook beperkt. De bruto wachttijd varieert van een aantal maanden tot een half jaar, de netto wachtlijst is korter: bijna alle gezinnen kunnen binnen een maand met de (tijdelijke/alternatieve) hulp starten Onderscheidend vermogen Familieplan verschillende behandelmodules op de cliënt/ het gezin, expertise in ingewikkelde gezinnen, diagnostiek voor jonge kinderen, aansluitende en totaalpakketten (van licht ambulant tot zwaar residentieel), levert de zorg zoveel mogelijk lokaal, op lokale en regionale ontwikkelingen en op de praktijk, biedt Pleegzorg en gezinshuizen.
74
Tabel b.12 Kenmerken Brijder verslavingszorg Type zorg 1e en 2e lijns zorg Vestigingen/werkgebied Brijder heeft meer dan veertig vestigingen van Texel tot Zeeland en is een van de grootste verslavingszorginstellingen in Nederland. Als zelfstandig zorgbedrijf werkt Brijder Verslavingszorg binnen de Parnassia Bavo Groep. Aanbod voor kinderen en jongeren Brijder (jeugd) werkt met 2 afdelingen: preventiewerk en ambulant werk Doorverwijzer Preventiewerkers van Brijder, ZAT-teams, spreekuur op scholen (primair en voortgezet onderwijs) Problematiek (top 5) 1. Dubbele diagnose: psychiatrische aandoening (bijv. ADHD, ASS, PDDNOS) + verslavingsproblematiek. Jongeren met psychiatrische problemen zijn gevoeliger voor middelengebruik. Bij ASS is er vooral een vergrote kans op game/computer/internetverslaving 2. Jongeren uit multiprobleemgezinnen 3. Middelengebruik; vooral om blowen en alcohol. GHB begint ook iets op te komen maar dat is tot nu toe een beperkt aantal Cliëntprofiel De Brijder legt de leeftijdsgrens voor de jeugd bij 23 jaar. De jongeren komen bij de Brijder binnen als zij gemiddeld 15 jaar zijn (met uitschieters naar beneden en boven). De grootste groep jeugdige cliënten is tussen de 16 en 18 jaar. Het gaat zowel om jongens als meisjes, en evenzeer om allochtonen als om autochtonen. Evidence of practice based methoden Brijder maakt gebruik van een CGT-module (cognitieve gedragstherapie) en MDFT. Het effect hiervan is met wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Het overige aanbod is geselecteerd op basis van praktijkervaring en eigen expertise (de Brijder beschikt ook over een expertiseplatform) Evaluaties Bij preventie via evaluatieformulieren Bij behandeling via klanttevredenheidsonderzoeken Financiering Preventiewerk: door de Wmo (grootste deel) en deels particulier ingekocht door scholen Ambulante behandeling: door de zorgverzekeraars (de Brijder valt onder de Parnassia Bavo Groep, en die heeft afspraken met zorgverzekeraars over de financiering van trajecten) Wachtlijsten Soms 2 weken Onderscheidend vermogen Specialist in verslavingszorg en beschikt over veel actuele kennis hierover, belangrijke signalerende functie.
75
Tabel b.13 Kenmerken Lijn5 Type zorg 2e lijns zorg Vestigingen/werkgebied Lijn5 is een organisatie actief in de provincies Noord-Holland, Utrecht en Gelderland. In Noord-Holland Noord heeft Lijn5 locaties in Alkmaar, Hoorn en Den Helder, waarvan Alkmaar de grootste is. Aanbod voor kinderen en jongeren Lijn5 biedt residentiële en ambulante begeleiding: - Residentiële behandeling: hulp aan jongeren die tijdelijk niet thuis kunnen wonen. Zoals: behandelgroepen met verblijf voor kinderen (6 tot 12 jaar), behandelgroepen met verblijf voor pubers en jongvolwassenen (12 tot en met 23 jaar), crisisopvang voor jongeren, kamertrainingscentrum (17 tot 23 jaar): zelfstandig leren wonen, observatieplaatsen (6 tot 18 jaar): kijken wat er aan de hand is, zeer intensieve (besloten) behandelgroepen met verblijf (6 tot en met 18 jaar) en een gezinshuis - Ambulante behandeling: hulp voor jongeren met gedragsproblemen die thuis wonen. Hieronder valt: trainingscentrum (16 tot 23 jaar): leren vaardigheden, Naschoolse Dagbehandeling, Ambulante Gezinsbehandeling, Ambulante Spoedhulp, Therapie en behandeling Problematiek (top 5) - gedragsproblemen Cliëntprofiel In Noord-Holland ligt de focus op de doelgroep licht verstandelijk beperkte jongeren (LVB) – AWBZ gefinancierd. Ook kinderen uit multiproblem gezinnen Cliënten komen binnen bij Lijn5 vanaf 6 jaar. Vanaf 6 jaar kan er namelijk een IQ test gedaan worden. 8-12 jaar is een belangrijke groep, 12-16 jaar is de grootste groep, gevolgd door 18+. Op jongere leeftijd weinig verschil tussen jongens/meisjes. Vanaf 15 jaar is zichtbaar dat het met name jongens betreft. Evidence of practice based methoden Meeste producten van Lijn5 zijn evidence based, bijvoorbeeld IAG methode. In de naschoolse dagbehandeling werkt Lijn5 nu met het programma Samen Stevig Staan, waarbij de effectiviteit van de behandeling gemeten wordt. Op dit moment wetenschappelijk onderzoek naar dialogisch communiceren, verder loopt er een pilot integrale zorg. Evaluaties Cliënt Tevredenheids Onderzoek; ene jaar staan de residentiële klanten centraal, andere jaar de ambulante klanten. Daarnaast wordt ook tweejaarlijks een MedewerkersTevredenheidsOnderzoek gehouden. Lijn5 is HKZ gecertificeerd. Financiering Voor een deel AWBZ, en voor een deel jeugdzorg - dus via de provincie. In Noord-Holland zit Lijn5 meer op de LVG kant, dat is meer AWBZ. Wachtlijsten Ja Onderscheidend vermogen Veel kennis en expertise van LVB jeugd tussen 70 en 85 IQ , Kunnen inzetten van 1-gezin, 1 plan zowel intern als extern, stepped-care benadering (licht waar kan, zwaar waar moet).
76
Tabel b.14 Kenmerken ‘s Heeren Loo Type zorg 2de lijnszorg Vestigingen/werkgebied ’s Heeren Loo is een landelijk werkende organisatie met 20 regio’s verspreid over heel Nederland. Noord-Holland telt 3 regio’s op dit moment. Aanbod voor kinderen en jongeren Verblijf (24-uurs ondersteuning wonen, zelfstandig wonen in appartement), ambulante gezinsondersteuning, orthopedagogische ondersteuning en opvoedkundige ondersteuning Problematiek (top 5) 1. 2. 3. 4. 5.
verslavingsproblematiek agressie, met name verbale agressie kleine criminaliteit anti-sociaal gedrag, matig ontwikkeld sociaal aanpassingsvermogen seksueel overschrijdend gedrag
Cliëntprofiel Jongeren met licht verstandelijke beperking, Vaak levenlang van mislukken achter de rug, geen succeservaringen, fysiek geweld, verslaafde ouders Evidence of practice based methoden Onbekend Evaluaties Altijd een exit gesprek na afloop behandeling. cyclus van plan-do-check-act om te kijken of de cliënt nog op het goede spoor zit. ’s Heeren Loo is HKZ gecertificeerd. De cliënttevredenheid wordt ook in het plan jaarlijks gemeten. Financiering AWBZ. De cliënten die bij ’s Heeren Loo in verblijf zijn hebben een ZZP (zorg zwaarte pakket). Wachtlijsten Er is een wachtlijst voor de ingewikkelde cliënten Onderscheidend vermogen Veel kennis van de LVB doelgroep en specifiek beleid gericht op deze doelgroep
77
Tabel b.15 Kenmerken Queeste Type zorg 2de lijnszorg Vestigingen/werkgebied Alkmaar, Texel. Regio Alkmaar is het voornaamste voedingsgebied van Queeste. Vanuit Westfriesland, de Kop van NoordHolland en Zaandam zijn er ook cliënten, maar dat gaat om kleinere aantallen. Aanbod voor kinderen en jongeren Ambulante begeleiding en behandeling aan kinderen, jongeren en volwassenen met een psychische/psychiatrische problematiek, wel of niet met een verstandelijke/lichamelijke beperking. Daarnaast biedt Queeste logeermogelijkheden in Logeerhuis Het Molenhuis en bij logeergezinnen, en wonen/dagbesteding op Zorgboerderij Novalishoeve op Texel. Aanbod: GGZ-diagnostiek, GGZ-behandeling, ambulante begeleiding, Logeren, Wonen en dagbesteding Problematiek (top 5) 1. angststoornis (fobieën, dwang/angststoornissen, ptss, posttraumatische stressstoornissen) 2. PDD 3. ADHD 4. andere aandoeningen zoals reactieve hechtingsstoornis Cliëntprofiel 20% van de cliënten een (licht) verstandelijke beperking. Kinderen jonger dan 4 jaar ziet Queeste weinig. Evidence of practice based methoden Een aantal modulen van Queeste zijn evidence based Evaluaties Queeste meet de klanttevredenheid na een behandeling en jaarlijks middels een klanttevredenheidsonderzoek. De effectiviteit van de behandeling wordt eveneens jaarlijks gemeten. Queeste is een HKZ - ISO 9001 gecertificeerde instelling. Financiering Ziektekostenverzekeraar, AWBZ Wachtlijsten Nee Onderscheidend vermogen Queeste biedt hulp vanuit een antroposofisch mensbeeld
78
Tabel b.16 Cliëntaantallen Cliënten naar instelling
Cliëntaantallen
Gebied
MEE Noordwest Holland
5.819 cliënten
Noordwest Holland
Socius
Jeugd Interventie Team: 209
Castricum
De Wering
Onbekend
Bureau Jeugdzorg
AMK Advies: 3.130
Noord-Holland
AMK Consult: 740 AMK Onderzoek: 3.760 Jeugdbescherming/OTS: 2.200 Jeugdbescherming Voogdij: 320 Jeugdreclassering: 900 Toegang: 5.060 Crisisinterventie: 760 AWBZ: 2.290 Kindertelefoon contacten: 35.000 Brijder
Brijder Jeugd: 800 cliënten
Noord- en Zuid-Holland
Leger des Heils
Jeugdzorg: 3406
Landelijk
Lijn5
Ambulant: 360
Noord-Holland
Residentieel: 228 Totaal: 588 Opvoedpoli
4583 cliënten (0-23 jaar + ouders)
Noord- en Zuid-Holland, Utrecht
Queeste
186 cliënten (<18 jaar)
Noord-Holland-Noord
Praktijk
1.776 cliënten
Regio Alkmaar, Kop van Noord-
Triversum
3.258 cliënten
William Schrikker Groep
onbekend
Parlan
Provinciaal geïndiceerde zorg: 896
Holland, Westfriesland Noord-Holland excl. agglomeratie Amsterdam en Gooi- en Vechtstreek Regio Alkmaar
- ambulant: 462 - dagbehandeling: 118 - 24-uurszorg: 126 - Pleegzorg: 190 Transferium: 26 Totaal: 922 ’s Heeren Loo
700 cliënten in verblijf, 160/170 cliënten ambulante begeleiding
79
Noord-Holland