College II: Een kortstondig onwaarschijnlijk bondgenootschap 1941-1945 Vorige week hebben we kunnen zien dat de spanningen die tijdens de Koude Oorlog tot uiting kwamen al sinds 1917 in een zekere vorm bestonden. Hierbij zijn een aantal zaken belangrijk. Hiertoe behoren onder andere het revisionisme bij Sovjet-leiders met betrekking tot Brest-Litovsk, de Westerse militaire interventies tijdens de Russische burgeroorlog (en de erfenis die dat in de vorm van angst achterliet bij communistische leiders in de Sovjet-Unie), maar ook het niet-optreden van Groot-Brittannië en Frankrijk tijdens de Spaanse burgeroorlog én de appeasementpolitiek in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Zo gezegd zou een bondgenootschap tussen de grote kapitalistische geallieerden van de Tweede Wereldoorlog en de Sovjet-Unie onwaarschijnlijk zijn. Hitlers inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941 bracht verandering in die situatie: de Sovjet-Unie werd plots een bondgenoot van GrootBrittannië en Frankrijk (na de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 ook van de Verenigde Staten).
§II.1.
Gezamenlijke oorlogsvoering
Hitlers inval in de Sovjet-Unie kwam voor Stalin onverwachts, erger nog, het verliep in het begin bijzonder slecht voor de Sovjet-Unie. Na een periode van lange twijfel nam Stalin hoogstpersoonlijk de leiding van het Rode leger op zich en werd de oorlog tegen NaziDuitsland in een Russisch nationalistisch jasje gegoten: de ‘Grote Vaderlandse oorlog’, waarbij het verslaan van Napoleon als duidelijk voorbeeld diende. Stalins angst dat de Britten het nu op een akkoordje gooiden met Duitsland om zich samen tegen hem te keren werd geen waarheid: Churchill verklaarde juist dat hij de Sovjet-Unie wilde bijstaan. Op 12 juli 1941 volgde een samenwerkingsakkoord tussen de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië, waarin een clausule was opgenomen dat de beide landen geen afzonderlijke vrede zouden afsluiten met Duitsland. Ook de Verenigde Staten begonnen de Sovjets te steunen, nog voordat de VS zelf een geallieerde mogendheid was geworden. President Roosevelt was er van overtuigd dat NaziDuitsland een grotere bedreiging was voor de VS dan het communisme en de Sovjet-Unie. Europa onder Duitse heerschappij zou een Duitse autarkische economische ruimte worden, hetgeen schadelijk zou zijn voor de Amerikaanse economie. Roosevelt breidde daarom in november 1941 de bestaande Lend and Lease act uit naar de Sovjet-Unie. De Sovjet-Unie kon nu militaire leveringen ontvangen uit de Verenigde Staten die pas ná de oorlog terugbetaald moesten worden. Hierbij moet worden aangemerkt dat Roosevelt aanvankelijk ook een ander voordeel zag in deze constructie: de Sovjets zouden de manschappen leveren om NaziDuitsland te verslaan, terwijl de Verenigde Staten het materiaal zouden leveren (en Amerikaanse bedrijven dus mooie winsten konden boeken). Het waren de militaire leveringen in 1941-1942 die er voor zorgden dat de Sovjet-Unie door de eerste oorlogsjaren heen kwam. Stalin had zich op 1 januari 1942 aangesloten bij de Verklaring van de Verenigde Naties. Die verklaring was een uitbreiding van de in augustus 1941 tussen Groot-Brittannië en Frankrijk afgesproken Atlantic Charter. De ondertekenaars van deze verklaring verklaarden geen afzonderlijke vrede met Duitsland af te zullen sluiten. Het Atlantic Charter bevatte bovendien nog een aantal punten ten aanzien van de naoorlogse wereld zoals zelfbeschikkingsrecht, wegnemen van handelsbelemmeringen, vrije doorvaart op de wereldzeeën en de oprichting van een vereniging van naties. Hoewel op de oppervlakte het leek alsof alles tussen de bondgenoten goed ging was dat toch anders: de Amerikanen en Britten vreesden dat Stalin toch een individueel akkoord met Hitler zou gaan sluiten. Het is niet ondenkbaar dat er in 1943 in Stockholm onderhandelingen zijn geweest tussen Duitsland en de Sovjet-Unie, maar bewijzen zijn er niet voor. De geruchten gingen in ieder geval wel rond.
17/104
Andere spanningen ontstonden rondom het vraagstuk van de opening van een tweede front. De Sovjet-Unie had de volledige klap van Hitlers krijgsmacht opgevangen en stond er in feite, materiële hulp uitgezonderd, alleen voor. Stalin was bovendien bevreesd dat de Britten en Amerikanen het op een afzonderlijk akkoord met Hitler zouden gooien. Enerzijds om meer druk op Duitsland te kunnen uitoefenen, anderzijds om de Amerikanen en Britten meer in het conflict te betrekken en een afzonderlijk akkoord minder logisch te maken, stond Stalin op de opening van een tweede front in Europa. De Amerikanen beloofden in februari 1942 dat te doen zodra de Sovjet-Unie zelf een Tweede Front tegen Japan zou openen (Japan had zich in 1941 gehouden aan het neutraliteitspact dat eerder tussen de Sovjet-Unie en Japan was gesloten). Roosevelt zat daarbij in een lastig pakket: hij kon niet ingaan op de Sovjeteis dat de gebiedsuitbreiding van 1939 erkend zou blijven, anderzijds wilde hij voorkomen dat de Sovjets zelf een afzonderlijke vrede zouden sluiten. Roosevelt wilde daarom in 1942 een landing in Noord-Frankrijk organiseren om daarmee meer druk op de Duitse oorlogsmachine te zetten. Deze landing zou er echter nooit komen: Churchill wist er een landing in Noord-Afrika van te maken, vooral om de Britse transportroutes naar India te beschermen. Ook in 1943 wist Churchill een landing in Frankrijk te verhinderen: Tijdens de conferentie van Casablanca (januari 1943) werd afgesproken om via Sicilië en het Italiaanse vasteland een invasie van Europa te ondernemen. Dat was niet het tweede Front waar Stalin om gevraagd had: het zou zelfs gelezen kunnen worden als een poging om via een afsnijroute eerder in Duitsland te zijn dan Stalins leger. Als doekje voor het bloeden werd wel een concessie gedaan aan Stalin: Churchill en Roosevelt beloofden enkel een onvoorwaardelijke Duitse en Japanse overgave te accepteren. Dit alles was niet bevorderlijk voor Stalins vertrouwen in zijn bondgenoten. De eerder besproken geruchten over onderhandelingen in Stockholm in 1943 waren mogelijk een middel om meer druk op de Britten en Amerikanen te zetten. Stalin trok in 1943 zelfs demonstratief zijn ambassadeurs uit Londen en Washington terug. Pas toen op 13 mei 1944 de Britten en Amerikanen het besluit namen tot de landing in Normandië (operatie Overlord) toonde Stalin zijn goede wil door de Komintern af te schaffen en de illusie weg te nemen dat hij het kapitalisme zou willen bestrijden. De grote drie (Churchill, Roosevelt en Stalin) kwamen tussen 28 november-1 december 1943 bijeen in Teheran. Tijdens deze conferentie werd beloofd om in 1944 een tweede front in Frankrijk te openen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Amerikanen en Britten niet langer konden wachten, anders zou Stalin in zijn eentje geheel Duitsland veroveren. Wederom wantrouwen dus. Ook Stalins wantrouwen werd er niet minder op: hij dacht dat de invasie enkel en alleen plaats had om te voorkomen dat hij geheel Europa zou innemen. Ook was hij nog steeds bevreesd over een afzonderlijke vrede tussen de Amerikanen, Britten en Duitsers (bijv. bij de onderhandelingen over de overgave van Duitse legers in Italië in februari 1945).
§II.2.
China in de Tweede Wereldoorlog
Voor China was de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog goed nieuws. Niet langer stond het land alleen tegenover Japan. Zowel de Kwomintang als de Chinese communistische partij zaten in een lastig parket. De Kwomintang behaalde her en der kleine overwinningen op de Japanners, maar over het algemeen was het duidelijk dat de Kwomintang geen vuist kon maken. De Chinese communistische partij stond er alleen voor, na het opdoeken van de Komintern in 1943 werden de communisten in China er nog meer geïsoleerd. Tijdens de conferentie van Jalta (4-11 februari 1945) kwamen de communisten nog meer alleen te staan: Stalin beloofde zich te mengen in de oorlog in Japan en met de Kwomintang te onderhandelen. Er werd in augustus 1945 daarom een vriendschaps- en alliantieverdrag gesloten tussen de Kwomintang en de Sovjet-Unie. Dit alles gaf Mao de mogelijkheid zijn macht over de communistische partij verder te vergroten. Het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam voor de Kwomintang en communisten als een verrassing, beiden waren nog niet voorbereid op vrede.
18/104
§II.3.
Diplomatieke strijd om Polen
Een verder pijnpunt in de betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en de andere geallieerden was de positie van Polen, het land waar de Tweede Wereldoorlog om begonnen was. Stalin had zich in 1939 delen van Polen toegeëigend en was er op gebrand deze bezittingen te behouden. De Poolse regering in ballingschap kon dit uiteraard niet accepteren. Deze eis was voor Churchill niet onoverkomelijk, maar Roosevelt weigerde over grenzen te onderhandelen voordat de oorlog geëindigd was. De Polen weigerden over dit Sovjet-voorstel te onderhandelen. Toen de Duitsers in april 1943 een massagraf van Poolse officiers ontdekten bij de bossen van Katyń kwam het tot een echte breuk tussen Polen en de Sovjet-Unie. De Sovjets gaven de Duitsers de schuld van de massamoord, terwijl Polen het Duitse verhaal dat de Sovjets de massamoord hadden begaan geloofde. De Sovjets verbraken daarom de diplomatieke contacten met de Poolse regering in Londen. Voor de westerse geallieerden was Polen niet belangrijk genoeg om het bondgenootschap met de Sovjet-Unie op het spel te zetten. Tijdens de conferentie van Teheran werd daarom de afspraak gemaakt de grens van 1939, die grotendeels overeenkwam met de Curzonlinie van december 1919, te handhaven. Een voor Polen bijzonder pijnlijke episode is de opstand van Warschau in augustus 1944. De Sovjets stonden voor de poorten van Warschau en keken toe hoe de Duitsers deze door de Poolse regering in Londen aangestuurde opstand neersloegen. Stalin had eerder al in de Stad Lublin een eigen Poolse regering (het Lublin-comité). Stalin wist de geallieerden er van te overtuigen dat dit de Poolse regering moest worden (uitgebreid met enkele leden van de regering in Londen). Stalin beloofde ook vrije verkiezingen, maar dit was natuurlijk een wassen neus.
§II.4.
De conferenties
De naoorlogse ordening van Europa is tot stand gekomen door middel van een aantal conferenties tussen de leiders van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie. De wijze waarop dit is gebeurd verdient nadere behandeling. Hoe gingen de regeringsleiders de Conferentie van Teheran in? Roosevelt was totaal niet geïnteresseerd in Oost-Europa, conform het Atlantic Charter moesten geschillen na de oorlog onderling worden geregeld. Roosevelt vond ook dat de SovjetUnie het recht had zich tegen een nieuw recalcitrant Duitsland te beschermen door een zone van vriendschappelijke landen om zich aan te leggen. Roosevelt geloofde in een werldorde waarin de VS, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en China gezamenlijk als internationale politiemacht zouden dienen in een systeem gelijkend op de Volkenbond. De Amerikaanse economie had de rest van de wereld nodig om een nieuwe depressie na WO II te vermijden en had daarvoor de medewerking van de Sovjets nodig. Bovendien dacht Roosevelt de Sovjets nodig te hebben in de oorlog met Japan. Roosevelt was Stalins uitbreidingspolitiek dus redelijk welgezind. Churchill wilde het Britse imperium behouden, en dus invloedssfeer in het Midden-Oosten en de oostelijke Middellandse zee. Churchill was niet bevreesd voor meer Sovjet-invloed, maar wel voor een aantasting van de Britse belangen. Zoals we weten wilde Stalin de tussen 1918-1920 verloren territoria terugwinnen. Tevens wilde hij een bufferzone tussen Duitsland en de Sovjet-Unie omdat hij bang was dat de Duitsers binnen een jaar of twintig opnieuw een oorlog zouden ontketenen tegen de Sovjet-Unie. Ook stond Stalin op herstelbetalingen om de Sovjeteconomie te compenseren voor verliezen door de oorlog. Stalin stond op zich positief ten opzichte van Amerikaanse voorstellen voor een naoorlogs bestuur, doormiddel van een directoraat van de grote Drie en China. §II.4.1. Teheran Tijdens de conferentie van Teheran (28 november-1 december 1943) verkeerden de westerse geallieerden overduidelijk in een zwakkere positie. Stalin had de kaarten in handen: hij al-
19/104
leen voerde oorlog tegen Hitler en verkeerde in een positie om met Hitler te onderhandelen (Daargelaten of Hitler daar wel oren naar had). Roosevelt wilde dat de Sovjets mee zouden doen met de Verenige Naties, en stond daarom op toezeggingen omtrent een tweede front in Frankrijk. Churchill moest daarom accepteren dat de Italië-route niet de belangrijkste route zou worden voor de oorlogsvoering tegen Duitsland. Duitsland bleef het belangrijkste twistpunt tussen de geallieerden. Roosevelt en Churchill stelden zich echter niet onbuigzaam op: de nieuwe Poolse oostgrenzen werden aanvaard en het Sovjetbezit van de Baltische staten werd erkend, evenals een pro-Sovjet bufferzone tussen de Sovjet-Unie en Duitsland. §II.4.2. Conferentie van Moskou De Britse politiek ging uit van het behouden van Britse invloed in het Oostelijke Middellandsezeegebied. Daarin was Griekenland een belangrijke schakel. De Sovjets hadden inmiddels Roemenië en Bulgarije, in de herfst van 1944, veroverd. Churchill was bevreesd dat Griekenland het volgende land was dat door het Rode leger zou worden ingenomen (Griekenland gold al decennialang als Britse pion in de regio). Om het erger te maken moest de Griekse verzetsbeweging ELAS worden ontwapend. En juist deze beweging bestond voor een belangrijk deel uit communisten. Churchill en Stalin maakten daarom op 9 oktober 1944 in Moskou een deal over de verdeling van invloedssferen in Zuid-Oost Europa. Invloedssferen zagen er als volgt uit: Bulgarije Griekenland Hongarije Roemenië Joegoslavië
Sovjet-Unie 75% 10% 50% 90% 50%
Westen 25% 90% 50% 10% 50%
De uiteindelijke percentages werden op 11 oktober door de ministers van Buitenlandse zaken nog iets veranderd: de Sovjet-Unie verkreeg 80% invloed in Hongarije en Bulgarije en 60% in Joegoslavië. Voor Churchill betekende dit dat zijn toegang tot het Suez-kanaal kon worden behouden. Roosevelt keurde deze afspraken later goed. Overigens golden deze verdelingen uitsluitend voor de duur van de oorlog en golden de percentages enkel voor buitenlandse politiek. Het betekende volgens Churchill geenszins dat landen in de Sovjet-invloedssfeer communistisch zouden worden. Landen die door westerse legers bevrijd zouden worden bleven in westerse invloedsfeer liggen. Het geheel betekende dat de Britten in Griekenland de vrije hand zouden hebben de communistische verzetsbeweging neer te slaan. §II.4.3. Conferentie van Jalta De tweede topconferentie van de Grote Drie in Jalta vond plaats tussen 4 en 11 februari 1945. De westerse geallieerden waren wederom in een slechte onderhandelingspositie: zij stonden bij Stalin in het krijt omdat Stalin de druk aan het oostfront had opgevoerd tijdens het Ardennenoffensief (December 1944 – Januari 1945). Roosevelt was bovendien opnieuw de vragende partij: hij wilde de Sovjet-deelname aan de oorlog tegen Japan verzekeren. Afgesproken werd dat de Sovjet-Unie uiterlijk drie maanden ná de Duitse capitulatie Japan de oorlog zouden verklaren. In ruil daavoor kreeg de Sovjet-Unie de in 1905 verloren gebieden en invloedssferen terug.Ook kreeg de Sovjet-Unie de Koerilleneilanden toegewezen. Afgesproken werd ook dat het gebied Buiten-Mongolië (het huidige Mongolië) ‘onafhankelijk’ zou worden, in ruil daarvoor zegde Stalin toe dat hij de Chinese communisten niet zou steunen na de Japanse nederlaag.
20/104
Roosevelt wilde ook dat de Sovjets verder mee zouden gaan in zijn plannen voor de Verenigde Naties. Stalin eiste dat alle sovjet-deelrepublieken deel zouden nemen in de algemene vergadering van de VN. Als een compromis werd besloten dat naast de Sovjet-Unie ook de Wit-Russische en de Oekraïense Sovjet-republieken lid zouden worden van de Verenigde Naties. (De VN kende bij oprichting slechts 51 leden, waarvan de Sovjet-Unie en de twee republieken deel van uitmaakten). De Britten wensten dat Frankrijk ook een bezettingszone in Duitsland zouden krijgen en een zetel in de geallieerde controlecommissie die het land moest gaan besturen. Dit plan was bedoeld om te voorkomen dat de Sovjets té veel invloed zouden krijgen in Duitsland. De belangrijkste eis van de Sovjets was dat Duitsland een aanzienlijk bedrag aan herstelbetalingen moest verrichten aan de Sovjet-Unie. Het principe en het bedrag van 10 miljard dollar werden door Roosevelt bespreekbaar geacht, maar door Churchill niet. Een daadwerkelijke beslissing over de na-oorlogse status van Duitsland werd verder uitgesteld. Stalin wilde het land verdelen in meerdere kleine staten, Churchill en Roosevelt waren niet bereid hierover te praten. Ook de kwestie Polen werd besproken: de oostgrens zou die van 1939 worden, maar over de westgrens was men het niet eens. De verstandhouding in Jalta was dus redelijk goed. Op veel pijnpunten werd overeenstemming bereikt. De drie vaardigden een gezamenlijke ‘verklaring over het bevrijde Europa’ uit waarin zij de verantwoordelijkheid op zich namen voor de politieke en sociaaleconomische toekomst van Europa, daarbij hoorde ook een interventierecht. Landen zouden wel democratische regimes krijgen en door middel van vrije verkiezingen worden bestuurd. Stalin was geenszins van plan zich echt aan die laatste belofte te houden, maar besefte dat Roosevelt die toezegging nodig had om de afspraken in de Verenigde Staten te kunnen verkopen. Vooralsnog hadden de drie grote mogendheden meer belang bij elkaar dan de spanningen te laten prevaleren. De samenwerking zou echter snel schade oplopen. Roosevelt overleed op 12 april 1945. Opvolger Harry Truman was minder realistisch ingesteld dan Roosevelt en was eerder geneigd zijn principes te volgen in plaats van overeenstemming te bereiken. Truman was bovendien niet goed op de hoogte van Buitenlandse politiek als Roosevelt. In de Verenigde Staten spelen Vicepresidenten vaak een ondergeschikte rol en worden vaak buiten de daadwerkelijke macht gehouden. Truman was bovendien een Amerikaanse nationalist die er van uitging dat de Verenigde Staten Gods uitverkoren natie was en derhalve de Amerikaanse samenleving en waarden superieur waren aan andere landen. Truman kon zich dus slecht inleven in de problemen die andere landen ondervinden. Truman poogde de buitenlandpolitiek van Roosevelt voort te zetten, maar kon slecht onderscheid maken tussen Roosevelts retoriek en zijn daadwerkelijke politieke handelen. §II.4.4. Europa & Japan Churchill vreesde dat de Amerikanen net zo als na de Eerste Wereldoorlog het Europese continent snel zouden verlaten. Dit terwijl de communisten in Roemenië en Bulgarije steeds meer invloed kregen; Churchill was dus bevreesd voor de Sovjets, en hun eventuele machtsgrepen in West-Europa. Hij had daarom aan de Britse bevelhebber Bernard Montgomery de opdracht gegeven wapens van Duitse krijgsgevangenen op te slaan zodat eventueel na een Amerikaanse terugtrekking Duitsland pijlsnel zou kunnen worden herbewapend. Stalin was echter niet van plan om door te stoten naar West-Europa, integendeel, hij wilde vooral dat de kwestie over herstelbetalingen geregeld zou worden. De oorlog tegen Japan verliep in Amerikaans voordeel, zo werd in juni 1945 het eiland Okinawa veroverd. De Amerikanen vreesden echter dat een invasie in mensenlevens te veel zou gaan kosten omdat de Jappanners hun vaderland tot de laatste snik zouden verdedigen, in overeenstemming met de Boeshido (Samoerai-code). Truman hield vast aan het principe van
21/104
de onvoorwaardelijke overgave, terwijl binnen het Amerikaanse leger steeds meer werd overwogen een overgave op voorwaarde dat de keizer zijn positie mocht behouden te accepteren. Ook in Japan gingen er stemmen op om een dergelijk vredesakkoord te accepteren. Japanse diplomaten zochten daarom actief contact met de Sovjets voor bemiddeling met de Verenigde staten. De Sovjets hielden de boot echter af want Stalin wilde echter geen vrede maar wilde zo snel mogelijk Japanse troepen in Mantsjoerije en Korea aan vallen zodat hij daarna gebieden kon inlijven die hij in Jalta beloofd had gekregen. §II.4.5. Conferentie van Potsdam De achtergrond van handelen vond de conferentie van Potsdam plaats tussen 17 juli en 2 augustus 1945. Truman dacht over goede kaarten te beschikken: op 16 juli was de eerste atoomproef ooit geslaagd. Op 1 juni was al besloten dit wapen tegen Japan in te zetten. Truman had daar twee redenen voor: enerzijds konden zo de enorme uitgaven m.b.t. de ontwikkeling worden verantwoord anderzijds kon hij daarmee de Sovjets te snel af zijn en de Jappanners tot overgave overwegen voordat de Sovjets op 15 augustus de oorlog aan Japan zouden verklaren. De Sovjets hadden dan niets in te brengen over het naoorlogse lot van Japan. Ook een voorstel van Churchill om 500.000 Britse soldaten te leveren voor een invasie in Japan in ruil voor invloed in Japan werd door Truman genegeerd. Truman zag het atoomwapen en het monopolie dat de VS daarop hadden als een middel om de Sovjet-Unie onder druk te zetten democratische regimes in Europa te steunen. Te Potsdam werden de laatste beslissingen over de bezettingszones in Duitsland genomen en werden besluiten genomen over herstelbetalingen. De Amerikanen en Britten konden niet toestaan dat Duitsland werd kaalgeplukt, zoals ook na Versailles in 1919 was gebeurd. Dat was niet voor herhaling vatbaar. Maar onredelijk vond men de wensen van de Sovjets ook niet. Het compromis dat werd bereikt is dat ieder in bezettingszone herstelbetalingen moest organiseren. Van de 20 miljard dollar werden er 10 miljard aan de Sovjet-Unie toegewezen. De Sovjets mochten ook beschikken over 25% van de industrieën in de westelijke zones. Daarvan was 10% herstelbetaling, en voor de overige 15% moest worden betaald in vorm van grondstoffen en voedselleveranties. Het gevolg van deze afspraken was dat Stalin nu voorstander was van een blijvende Duitse eenheid. In de praktijk heeft Stalin uit de westerse zones nauwelijks machinerie kunnen weghalen. Langetermijngevolg was dat in de diverse bezettingszones van Duitsland ieder een eigen economische politiek gevoerd zou worden, hetgeen de eenheid van Duitsland nader in het geding zou brengen. Stalin wilde Duitsland als industriële grootmacht uitschakelen, de VS en Groot-Brittannië zouden daar later anders over gaan denken. Iets soortgelijks gold voor de afspraak dat Duitsland zich niet meer mocht bewapenen.
§II.5.
De Japanse overgave
Waar wel overeenstemming over werd bereikt was dat er niet onderhandeld zou worden met de Japanners. De Britten wilden wel, maar de Amerikanen waren tegen. Uiteraard met het atoomwapen in de achterzak, maar ook omdat zij wraak wilden nemen voor Pearl Harbor. Op 27 juli werd in Potsdam een ultimatum opgesteld aan Japan: Japan moest zich onvoorwaardelijk overgeven en het ultimatum werd ondertekend door de VS, Groot-Brittannië en China. Het was uiteraard de bedoeling dat Japan het ultimatum zou negeren. De Sovjets begonnen het Amerikaanse spel door te krijgen en gaf de opdracht een eigen atoomproject te starten én een invasie in Mantsjoerije voor te bereiden. Op 6 augustus augustus werd voor het eerst een kernwapen gebruik boven de stad Hirosjima. Op 8 augustus verklaarden de Sovjets de oorlog aan Japan en een dag later werd Mantsjoerije binnengevallen. Op diezelfde 9 augustus werd nog een atoombom ingezet bij Nagasaki. Geschokt door het kernwapen en de Sovjet-oorlogsverklaring maakte de Japanse keizer bereid capitulatie te accepteren, onder de voorwaarde dat de positie van de keizer in stand
22/104
bleef. De Japanners dachten dat door de Sovjet-oorlogsverklaring de Amerikanen wel bereid zouden zijn vrede te sluiten onder voorwaarden, want de Amerikanen hadden geen belang om de Sovjets de kans te geven grote overwinningen in Mantsjoerije te behalen. Het Japanse voorstel werd met de nodige discussie ontvangen, maar inderdaad, de Amerikanen wilden de Sovjets niet te veel tijd geven. De Amerikanen, accepteerden de Japanse overgave met instemming van de Britten, de Chinezen en na veel moeite de Sovjets. De formele formulering was dat het om een onvoorwaardelijke overgave ging waarbij de keizer en de Japanse regering onder bevel kwamen te staan van de geallieerde opperbevelhebber. Op 18 augustus staakte het Japanse leger zijn vijandelijkheden, de Sovjets bleven tot 2 september echter oprukken om zo veel mogelijk winst te behouden. De vraag is of de atoombom wel zo’n grote rol heeft gespeeld in de Japanse overweging te capituleren. De Sovjet-oorlogsverklaring was in feite veel belangrijker. Het Japanse capitulatievoorstel was ingegeven door het feit dat Japan in feite al virtueel verslagen was door de Verenigde Staten, en de Sovjet-invasie zou dat enkel nog maar bespoedigen. Bovendien waren er al 600.000 Japanse burgerslachtoffers bij bombardementen gevallen en waren er miljoenen geëvacueerd. Daarbij vergeleken waren de 110.000 burgerslachtoffers van de atoombommen een klein offer. De belangrijkste les van het gebruik van het atoomwapen was deze: Truman heeft nooit het bevel gegeven deze te gebruiken. Dat is door het leger besloten en Truman heeft het enkel laten gebeuren, want als opperbevelhebber had hij de aanval uiteraard kunnen laten verbieden. Truman liet daarom de beslissingsmacht voor het kernwapen direct onder de president plaatsen, zodat de president voortaan de laatste zeggenschap zou hebben. Het kernwapen zorgde echter ook voor nieuwe problemen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Die laatste had geen kernwapens. De Sovjets zagen de inzet van kernwapens door de Verenigde Staten als een middel om de Sovjet-Unie te intimideren en niet zo zeer om de Japanners tot capitulatie te doen overgaan. Het belangrijkste element van de Koude Oorlog was geboren: er was een kernwapen. Volgende week gaan we zien hoe dat zich verder ontvouwt, daarnaast zullen we zien hoe de spanningen tussen de Sovjet-Unie en het westen steeds groter zullen worden, bijvoorbeeld over de vraag hoe om te gaan met de positie van Duitsland, maar ook andere vraagstukken van internationale orde, bijvoorbeeld de naoorlogse ordening op het Europese continent, de positie van Iran en de Turkse zeestraten.
23/104