Broodje gezond. Veel mensen hebben het druk. Ze hebben niet veel tijd om te eten. Ze kopen vlug een broodje gezond. Zo eten ze toch verse groenten

Centrum Basiseducatie Brusselleer Weetjes

Oefenmap lezen en schrijven Broodje gezond

p. 1 Niveau 2

Broodje gezond

Veel mensen hebben het druk. Ze hebben niet veel tijd om te eten. Ze kopen vlug een ‘broodje gezond’. Zo eten ze toch verse groenten.

Pablo leeft in Mexico. In zijn eethuis maakt hij een taco. Dat is een pannenkoekje van maïs.

Hij vult de taco met miereneitjes, larven van vlinders en sprinkhanen. “Dat is pas echt gezond!”, zegt Pablo.

(w)

Tekst uit: De Kleine Wablieft 396 (aangepast)



Weet je dit?

Mexico

Mexico is een land in Midden-Amerika. Het land grenst aan de VS, Honduras en Belize. Mexico is 64 keer groter dan België. De hoofdstad is Mexico Stad. Er zijn 10 keer meer Mexicanen dan Belgen. Mexicanen spreken meestal Spaans.


p. 2 Niveau 2


1


p. 3 Niveau 2

Wat zie je? Schrijf het naast de prent of foto.

de

sprinkhaan - de mieren - Mexico - de vlinder

..........................................................

..........................................................

..........................................................

..........................................................



1


p. 4 Niveau 2

Wat zie je? Schrijf het naast de foto.

de

taco - de larve - de maïs - de miereneitjes

..........................................................

..........................................................

..........................................................

..........................................................



1


p. 5 Niveau 2

Wat zie je? Schrijf het naast de foto.

de

groenten - het broodje - het eethuis - de pannenkoekjes

..........................................................

..........................................................

..........................................................

..........................................................



1

p. 6 Niveau 2

Waar of niet waar?

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

2


Veel mensen hebben het druk. Ze hebben veel tijd om te eten. In een ‘broodje gezond’ zitten verse groenten. Pablo maakt broodjes. Taco’s maakt men van maïs. Pablo vult de taco’s met spinnen. Pablo zegt dat de taco’s gezond zijn.

waar

niet waar

Zoek het antwoord in de tekst.

1. Waarom hebben veel mensen geen tijd om te eten? ......................................................................................................................... 2. Wat kopen ze vlug? ......................................................................................................................... 3. Waar woont Pablo? ......................................................................................................................... 4. Wat zijn taco’s? ......................................................................................................................... 5. Waarmee vult Pablo de taco’s? ......................................................................................................................... 6. Wat zegt Pablo over de taco’s? .........................................................................................................................

3

Wat is het tegengestelde? (niet vlug, maar ... )

1. vlug 2. druk 3. veel

rustig weinig traag


1. 2. 3.

......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................


1


p. 7 Niveau 2

Hoe staat het in de tekst?

1. Ze hebben weinig tijd om te eten. ......................................................................................................................... 2. Ze kopen snel een broodje met kaas, ei en rauwkost. ......................................................................................................................... 3. Pablo woont in Mexico. ......................................................................................................................... 4. In zijn restaurant maakt hij een taco. ......................................................................................................................... 5. Hij vult de taco met miereneitjes. ......................................................................................................................... 6. “Dat is pas werkelijk gezond!”, beweert Pablo. .........................................................................................................................

2

Vul een passend woord in. Kies uit de eerste kolom.

te zo het van pas zijn

3

1. 2. 3. 4. 5. 6.

Veel mensen hebben ........................ druk. Ze hebben niet veel tijd om ........................ eten. ........................ eten ze verse groenten. In ........................ eethuis maakt hij een taco. Dat is een pannenkoekje ........................ maïs. Dat is ........................ echt gezond.

Schrap het woord dat niet in de rij past. Let op de betekenis. 1. 2. 3. 4.

eethuis - het bord - het restaurant - de bistro Mexico - Congo - Brussel - België de pannenkoek - de taco - het eethuis - het broodje gezond de worm - de mier - het land - de slak het



1


p. 8 Niveau 2

Kruis aan wat het betekent.

1. insect dat in grote kolonies op de grond leeft de vlieg

2.

de mug

de mier

Mexicaanse pannenkoek van maïsmeel met een vulling van vlees of groenten

de pizza

de taco

de tortilla

3. broodje met kaas, ei en rauwkost

2

het slaatje

het ‘broodje gezond’

het stokbrood

Kruis aan wat het betekent.

1. druk niet af rustig onrustig 2. vers pas geoogst uit de vriezer ver weg 3. gezond slecht voor je lichaam gebruind door de zon goed voor je lichaam



1


Kruiswoordraadsel. Zoek het woord onder de pijl.

1. de 2. de 3. 4. het

HORIZONTAAL (van links naar rechts) 1. 2. 3. 4.

eetbare planten die rauw of gekookt gegeten worden in kolven groeiend graan met gele korrels land in Midden-Amerika klein brood, ongeveer zo groot als een vuist

VERTICAAL (van boven naar onder) Het woord onder de pijl is: .....................................................

De oplossing van het kruiswoordraadsel vind je op p. 15.


p. 9 Niveau 2


1

3

co - Me - xi koek - pan - je - nen ïs - ma haan - sprink ei - mie - tjes - ren zond - ge

1. ............................................. 2. het ............................................. 3. de ............................................. 4. de ............................................. 5. de ............................................. 6. .............................................

Maak een samenstelling. 1. pannen

koek

1. de .............................................

2. mieren 3. eet

huis eitje

2. het ............................................. 3. het .............................................

Zoek het meervoud in de tekst. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

4

p. 10 Niveau 2

Zet de lettergrepen in de goede volgorde. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

2


één mens één groente één larve één pan één vlinder één eitje

meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer .......................................................

Zoek het verkleinwoord in de tekst. 1. een groot brood 2. een groot ei 3. een grote koek


een klein ................................................. een klein ................................................. een klein .................................................


1


p. 11 Niveau 2

Welk woord ontbreekt? Schrijf de zin goed. 1. Veel mensen hebben druk. ......................................................................................................................... 2. Ze kopen vlug een broodje. ......................................................................................................................... 3. Zo eten ze toch groenten. ......................................................................................................................... 4. Taco’s zijn van maïs. .........................................................................................................................

2

Maak met de zinsdelen een zin. 1. het druk / veel mensen / hebben ......................................................................................................................... 2. om te eten / niet veel tijd / hebben / ze ......................................................................................................................... 3. verse groenten / ze / zo / eten / toch ......................................................................................................................... 4. vult / de taco / hij / met miereneitjes .........................................................................................................................

3

Schrijf de woorden van elkaar. Plaats hoofdletters en leestekens. 1. zekopenvlugeenbroodjegezond ......................................................................................................................... 2. pabloleeftinmexico ......................................................................................................................... 3. hijvultdetacometmiereneitjeslarvenvanvlindersensprinkhanen ......................................................................................................................... 4. datispasechtgezondzegtpablo .........................................................................................................................



1


p. 12 Niveau 2

Schrijf de zinnen in de goede volgorde. -

Dat is een pannenkoekje van maïs. In zijn eethuis maakt hij een taco. Pablo leeft in Mexico. “Dat is pas echt gezond!”, zegt Pablo. Hij vult de taco met miereneitjes, larven van vlinders en sprinkhanen.

1.

.........................................................................................................................

2.

.........................................................................................................................

3.

.........................................................................................................................

4.

.........................................................................................................................

5.

.........................................................................................................................



1


p. 13 Niveau 2

Zelf schrijven. Vind jij gezond eten belangrijk? Waarom wel? Waarom niet? Bedenk een titel voor je tekst.

...................................................

......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... .........................................................................................................................




Weet je dit?

Insecten.

Veel insecten zijn eetbaar. Eetbare insecten leven meestal in Amerika, Azië en Afrika. Ze zijn erg voedzaam. Mieren en sprinkhanen zijn insecten. Vlinders, vliegen, muggen, bijen, wespen, kevers, luizen, vlooien, … ook. Er zijn één miljoen soorten.

Insecten hebben zes poten en twee antennes. De meeste insecten hebben vleugels. Hun lichaam heeft drie delen: kop, borststuk en achterlijf.

Een insect verandert drie keer: het eitje wordt een larve, de larve een pop en de pop een volwassen dier.

(Een rups is een larve van een vlinder.)


p. 14 Niveau 2



Oplossing kruiswoordraadsel.

1. de

g

3.

r

o

e

n

t

e

2. de

m

a

ï

M

e

x

i

c

o

4. het

b

r

o

o

d


s

j

e

p. 15 Niveau 2

Broodje gezond. Veel mensen hebben het druk. Ze hebben niet veel tijd om te eten. Ze kopen vlug een broodje gezond. Zo eten ze toch verse groenten

Recommend Documents