BRAND JE VINGERS NIET! Een gratis Ondierentuinverhaal door Tais Teng
Brand je vingers niet! Copyright 2011 Tais Teng Omslagillustratie Copyright 2011 Tais Teng Redactie: Mike Jansen ISBN: 978-1-4660-0366-8 Verantwoordelijke uitgever: Tais Teng. Uitgebreide informatie over alle Tais Teng-titels is te vinden op www.taisteng.nl Dit boek is verschenen onder het Verschijnsel-imprint. Verschijnsel is een imprint voor oorspronkelijk Nederlandstalige ideeënliteratuur van meerdere uitgeverijen in digitale vorm. Deze e-boeken zijn bijeengebracht op verschijnsel.net. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the publisher / Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. *** Smashwords Edition, License Notes This ebook is licensed for your personal enjoyment only. This ebook may not be re-sold or given away to other people. If you would like to share this book with another person, please purchase an additional copy for each recipient. If you’re reading this book and did not purchase it, or it was not purchased for your use only, then please return to Smashwords.com and purchase your own copy. Thank you for respecting the hard work of this author.
Over de monsters en mensen van de ondierentuin: Diep onder Artis, achter de deur met TOILET DEFECT, ligt de geheime Ondierentuin. Daar bewaren ze de echt zeldzame dieren waarvan niemand gelooft dat ze werkelijk bestaan: de eenhoorns, draakjes, roze giraffen... Allemaal dieren die eindeloos veel gevaarlijker zijn dan simpele tijgers en leeuwen. VINCENT wil later ondierenoppasser worden, net als zijn ouders Helga en Sven. Hij is dol op modeltreintjes en woeste computerspelletjes. Zijn liefste huisdieren zijn steenvretertjes. INGRID is Vincents oudere zus. Een beetje een kreng maar best wel lief voor eenhoorns en vogelspinnen. JASMINA is Vincents vriendinnetje. Ze rijgt graag kettingen van monstertanden en aait zelfs stekelvarkens. BEREND BASTIAANSE is de grote vijand van de Ondierentuin. Deze ontslagen oppasser is de eigenaar van de duurste dierenwinkel van het land. Hij zou het liefst alle ondieren in zijn winkel te koop zetten. SVEN en HELGA zijn Vincents ouders. Samen met, HERMAN en ANITA zijn ze de oppassers van de ondierentuin en bemannen ze dubbel Z, de noodlijn voor mensen die last hebben van ondieren. Draai hun nummer als je een draak onder je bed vindt of als er weerwolven onder je raam huilen. HUGEIR de trol tenslotte bewaakt de enige ingang. Hij eet het liefst mensen die per ongeluk in de Ondierentuin terechtkomen. Jammer genoeg gebeurt dat bijna nooit en moet Hugeir genoegen nemen met een emmer levende adders.
1. Bert ziet de nieuwe passagiers naar de uitgang van het vliegveld sjokken. Hij sjort zijn broek haastig omhoog, trekt zijn pet recht. De uniformen van de douane hebben maar drie maten: te groot, te klein en 'past helemaal niemand'. ‘Zenuwachtig, Bert?’ vraagt Wolterbrink. ‘Beetje wel,’ zegt Bert Holten. ‘Het is mij eerste echte baan, weet u. Bij de douane op Schiphol werken, is wel wat anders dan pizza's rondbrengen.’ Hij knikt heftig. ‘Lijkt me geinig, meneer. Smokkelaars in de kraag grijpen. Drugs, diamanten en, eh...’ ‘Dropstaven,’ vult Wolterbrink met zijn zware bromstem aan. ‘Laatst probeerde iemand twintig kilo dropstaven Nederland binnen te smokkelen. Die ging dus voor een jaartje of drie de cel in.’ ‘Echt, meneer?’ Bert weet nooit of Wolterbrink hem voor de gek houdt. Die kerel heeft ook zo'n uitgestreken smoel: bij een etalagepop kun je beter zien wat hij denkt. ‘Let nu goed op, Bert. Lui die zenuwachtig aan hun oor frummelen of je niet recht aan durven kijken, mag je door laten lopen. Echte smokkelaars zijn zelden zenuwachtig.’ ‘Dat zal ik onthouden, meneer.’ Drie kwebbelende dames schuiven langs de toonbank met 'Niets aan te geven'. Een familie met een half dozijn jengelende kinderen volgt. Daarna een Arabier met een iPod, die met zijn vingers op de maat meeknipt. Wolterbrink port Bert in zijn zijde. ‘Daar hebben we er eentje. Dat figuur met die onzinnig grote koffer. Kan niet missen.’ ‘Bedoelt u die man die zo nerveus aan zijn oorlelletje trekt? Die met zijn voeten schuifelt en ons niet aan durft te kijken? Maar u zei...’ ‘Precies! Een echte smokkelaar weet dat wij weten dat een echte smokkelaar never nooit zenuwachtig is, ja? Daarom doet hij expres overdreven zenuwachtig, dus. Maar daar trappen wij dus niet in!’ Hij heft zijn hand op. ‘Meneer? Wilt U uw koffer even openen?’ De man wordt prompt zo bleek als een doek. ‘Wat, wie, ik? Welke koffer?’ Nu, als die man niet bloednerveus is, dan speelt hij het verdraaid overtuigend, denkt Bert. Eigenlijk ziet hij er inderdaad wel een beetje als een smokkelaar uit. Hij heeft zo'n witte cowboyhoed en een brede riem van slangenleer. Een grom: Ronald, die onder de toonbank lag te slapen, komt overeind. Ronald is Wolterbrinks hond en vast getraind om verdovende drugs op te sporen. Wow, denkt Bert, drugs! En dat op mijn eerste dag. ‘Uw paspoort graag, meneer.’ ‘Maar, maar die heeft de douane al gezien! Toen ik in China op het vliegtuig stapte.’ ‘En daar kijken we hier dus nog een keer naar. Als u die koffer wilt openmaken, meneer...’ Wolterbrink tuurt in het paspoort. ‘Meneer Bastiaanse?’ Zodra de deksel openklapt, springt de hond luid blaffend op de toonbank en duikt in de koffer. Onderbroeken fladderen door de lucht, plastic flesjes zonnebrand stuiteren over de vloer. Wolterbrink grijnst. Hij heeft er duidelijk plezier in. ‘Zo te zien heeft onze hasjhond iets geroken.’ ‘Ik smokkel helemaal geen drugs! Ik rook niet eens!’ ‘Ronald heeft ook een neus voor heel andere smokkelwaar. Smokkelwaar met staarten of veren.’ Bert kan het even niet volgen. Staarten of veren? Ah, Wolterbrink bedoelt natuurlijk beschermde dieren. Zeldzame dieren smokkelen kan meer opleveren dan drugs of wapens. Dat hebben ze Bert bij de opleiding verteld. De hond zet een poot op een thermosfles en jankt. ‘Zo zo,’ bromt Wolterbrink, ‘en wat is het deze keer, meneer de smokkelaar? Een thermosfles vol zeldzame guppies? Een baby-krokodil?’ ‘Ik raad u dringend aan die thermosfles dicht te laten.’ ‘Hah, zeker bang dat je peperdure paradijsvlinders wegvliegen!’ De dop komt met een vochtige plop los. ‘Skraai?’ klinkt een stem als een tinkelende harp uit de fles. ‘Skraai, skraai?’ ‘Skraai!’ snerpt de stem. Prompt spuit een loeiende steekvlam naar buiten. Zeker vier meter lang en witheet.
‘Een bom!’ gilt Bert. ‘Niks geen bom!’ roept Wolterbrink, die vloekend met de zwalkende fles staat te worstelen. Het is net een raketmotor: de straal van vuur rukt de fles bijna uit zijn handen. ‘Het is weer zo'n verdraaide Chinese draak!’ De affiches met spullen die niet ingevoerd mogen worden, staan al in lichterlaaie en de passagiers vluchten alle kanten uit. Chinese draak, gaat het door Bert. Wolterbrink is knotsknettergek geworden. ‘Dop, dop, die verduvelde dop....’ hijgt Wolterbrink en rukt zijn hand weg. ‘Brandde mijn stomme fikken. Terug, kreng, terug!’ Een blauw-zilveren slangenkopje wipt uit de opening en Bert kijkt in twee oogjes als vurige kolen. Zijn adem stokt hem in de keel en heel even lijkt Berts hart stil te staan. Een draak is speciaal, onvergetelijk vreemd, en op een of andere manier echter dan alle andere dieren. Echter dan Jaap of Wolterbrink. ‘Skraai, ah, skraai!’ Het draakje opent zijn bekje opnieuw en deze keer wapperen de vlammen helemaal tot het plafond. Vrijwel meteen gaat het brandalarm af en treden de sprinklers in werking. Honderden kraantjes rochelen en sproeien vervolgens een klaterende stortbui vanaf het plafond omlaag. ‘De draak!’ roept Bert. ‘Straks gaat hij uit!’ ‘Ik zorg wel voor de draak,’ gromt Wolterbrink. ‘Grijp die rottige smokkelaar!’ Bert kijkt wild om zich heen in de ruisende regenbui. Daar is die smiecht! Al bijna bij de uitgang. Gelukkig verspert een kluwen jammerende kleuters hem de weg. ‘Hou die dierendief tegen!’ roept hij. ‘Lelijke drakenjatter!’ Bert sprint naar voren en zijn vingers haken zich in de riem van slangenleer. Met een rare sis schiet de riem los en plotseling houdt Bert een kronkelende slang in zijn handen. ‘Veel plezier ermee!’ lacht de man. ‘Het is een ratelslang, jongen.’ Bert verstijft, hikt van ontzetting en slingert de slang zo ver mogelijk van zich af. Uit zijn ooghoeken ziet hij de man heftig met zijn cowboyhoed schudden. Een zwart-witte panda tuimelt in zijn hand en de man gooit hem hoog in de lucht. ‘Vangen!’ Bert heeft geen tijd om na te denken. Een panda is zo ongeveer het zeldzaamste en allerbeschermdste dier van de wereld en hij rent er automatisch achteraan. Stel je voor dat hij zijn poten breekt... Een snoekduik. Hebbes! De panda voelt verkeerd. Veel te licht. Waterdruppels glanzen in de plastic vacht van de panda en zijn ogen zijn bruine kralen. ‘O nee toch...’ ‘Dat kan elke sufferd overkomen,’ zegt Wolterbrink en hij helpt Bert overeind. ‘Het is een oude smokkelaarstruc: een speelgoedpanda en een opwindslang.’ Hij kijkt om zich heen. ‘Nou, die kerel is mooi verdwenen.’ ‘De, de draak?’ stottert Bert. Hij houdt de soppende panda nog steeds krampachtig tegen zijn borst geklemd. ‘Ook weg helaas en een ontsnapte draak is heel wat vervelender dan een smokkelaar.’ Wolterbrink pakt zijn mobieltje. ‘We hebben dringend hulp nodig. Voor half Schiphol in lichterlaaie staat.’ ‘De brandweer, meneer?’ ‘Nee, afdeling dubbel Z. Dat zijn de enigen die met buitenlandse monstertjes om weten te gaan.’
2. Een drakenei moet bij voorkeur uitgebroed worden in een nest van gloeiende kolen of een poel lava. Ze smaken overigens ook heerlijk met verse oregano en handje peterselie. iets wat elke draak zal beamen. Uit: Het Handboek voor de Ondierenoppasser, 245ste geheel herziene druk. Het is hun gewone auto niet ziet Vincent tot zijn vreugde zodra Sven het portier opent. Dierenoppassers kunnen echt niet zo'n mega coole witte Porsche met een zwaailicht betalen.
Onze dienstauto, denkt Vincent en hij voelt zijn wangen gloeien van trots. Van afdeling dubbel Z. En ja, onze sirene doet het echt! Niet dat een politiesirene helpt op een zonnige zaterdagmorgen in Amsterdam, denkt hij zodra zijn vader de file probeert in te draaien. ‘Zet dat lawaaigeval uit,’ beveelt Helga als ze een kwartier later de ingang van Artis nog steeds kunnen zien. ‘Dit heeft geen enkel zin.’ Zodra de sirene zwijgt, begint Sven telefoon opnieuw Dikkertje dap te spelen. ‘Tja, meneer wolterbrink, we doen ons best maar het verkeer zit hier volkomen vast. Oh. Ja, dat is rottig. En hij heeft alle parfumflessen leeggedronken voor jullie de dichtgesmolten deur openwrikten? Nee, nee, juist logisch. Omdat in de meeste parfums alcohol zit en alcohol brandt prima. Brandstof, ja.’ Hij kijkt over zijn schouder naar zijn vrouw. ‘Loopt een beetje uit de hand op Schiphol.’ ‘Laat die minkukels dan een helikopter sturen!’ zegt Helga. ‘Er zijn toch vliegtuigen zat op Schiphol?’ ‘Hoorde u dat? Prima. Luister, wij staan over een kwartier op de apenrots en dan laten jullie een touwladder zakken, oké?’ In de auto leek de apenrots nog zo'n goede landingsplaats... ‘Papa,’ jammert Ingrid, ‘die stomme chimpansee heeft mijn Game Boy gejat!' ‘Welke idioot speelt er nu ook computerspelletjes op een apenrots? Die halen straks wel terug.’ ‘Maar ik had mijn level nog niet gesaved!’ ‘Eh, papa? Mijn pet...’ ‘Gwak, kai ai!’ Een hele horde apen danst om hen heen, smijt met verdroogde keutels, oude bananenschillen. De grootste draagt Vincents Red Rudolph the Red Nosed reindeer pet. Wat zijn vader ook belooft, die ziet hij vast nooit meer terug. Nee, misschien was de apenrots toch niet zo'n slim idee. Eigenlijk is het hier best wel eng. Volgens Grzimeks Grote Dierenencyclopedie zijn chimpansees bijna vier keer zo sterk als mensen. Ze kunnen zo ongeveer een knoop in een parkeermeter leggen en die grote, gele hoektanden bevallen Vincent ook niet bijster. ‘Daar komt de helikopter!’ juicht Helga. Ze wappert met haar felrode bodywarmer. ‘Hierheen! Hierheen!’ Het gekrijs van de apen wordt oorverdovend en er moeten zeker tweehonderd mensen om de apenrots heen staan. Een stel juicht als de helikopter daalt, anderen gooien met bierblikjes. De touwladder zwiept over: Vincent grijpt als eerste een sport vast en hijst zich omhoog. Op school heeft hij voor gym nooit minder dan een tien gehaald. ‘Kom aan boord, stelletje slome slakken!’ joelt hij terwijl hij boven de betonnen rots zwiert. Afdeling dubbel Z is dolle gein! Ik word later toch maar geen trambestuurder, neemt hij zich dat ogenblik voor, ondierenoppasser is veel leuker. Amsterdam zakt onder hen weg tot Artis niet meer dan een grijze vlek is. De piloot neemt zijn sigaar uit zijn mond en tikt de as af op het radarscherm. ‘Eerste keer dat ik iemand van een apenrots heb opgepikt. Het is zeker weer iets geheims. Zijn jullie van de politie?’ ‘Afdeling dubbel Z,’ zegt Sven, ‘en meer wil je niet weten. Geloof me.’ ‘Zoiets als de X files?’ dringt de piloot aan. ‘Buitenaardse vampiermonsters en vliegende schotels?’ ‘Erger.’ Dikkertje dap schalt prompt weer uit Svens achterzak. ‘Zodra ik een moment rust heb, verander ik dat wijsje. Ik word er hoorndol van. Dubbel Z, ja?’ Hij heft zijn ogen ten hemel. ‘Allemachtig! Nooit een draak natspuiten zei ik toch? Nee, gewoon uit de buurt blijven tot wij er zijn.’ De piloot staart hem aan. ‘Draak, zei u. Ik hoorde het u zeggen. Draak.’ ‘Sorry, geheim. Nee, ik heb het niet tegen u! De piloot. Hen lokken. Hete kooltjes lijkt me het beste, want ik verwacht niet dat jullie lava in voorraad hebben. Nee, probeer geen eigen kooi te maken. Zijn adem smelt dwars door vanadiumstaal heen. Goed, prima dan. Tot zo.’ Hij klapt de telefoon dicht. ‘Ze
zijn hem kwijt, maar misschien kunnen ze hem lokken met hete kooltjes. De douane gaat een hele rij barbecues neerzetten voor de winkel die hij het laatst in de fik heeft gestoken.’ De helikopter strijkt neer voor de aankomsthal. Zodra de haldeuren openschuiven, hoort Vincent het geruis van een regen. Een hoosbui stroomt uit het plafonds omlaag over de toonbanken en transportbanden. Hier en daar dobberen nog wat achtergelaten koffers en whiskey flessen. Een douaneman sopt hen tegemoet onder een paraplu. ‘We durfden het sprinklersysteem niet uit te zetten,’ zegt hij. ‘Elk ogenblik kan er weer ergens anders brand uitbreken.’ Hij steekt een kletsnatte hand uit. ‘Rupert Wolterbrink is de naam. En die verzopen kat daar is mijn collega Bert.’ ‘Blij dat jullie er zijn,’ zegt de bleke jongeman, die er inderdaad uitzonderlijk doorweekt uitziet. ‘We denken dat hij nog ergens tussen de winkels zit. Zo nu en dan gaat er tenminste een nieuw brandalarm af.’ ‘Hebben jullie die smokkelaar nog te pakken gekregen?’ vraagt Sven. ‘Wij van afdeling dubbel Z hebben serieus de pest aan dierensmokkelaars. Meer dan de helft van hun dieren overlijdt tijdens de reis.’ Wolterbrink schudt zijn hoofd. ‘Die kerel was te slim en te snel. Ik heb zijn riem en zijn panda, maar dat is ook alles.’ ‘U heeft zijn paspoort toch bekeken?’ zegt zijn collega. ‘Mijn geheugen is gatenkaas, jongen. Ik weet nog iets van Bast. Bastaard, Basterdsuiker. Nee, sorry.’ ‘De draak?’ zegt Helga. ‘Volg me!’
3. Onder een lange rij paraplu's staan de barbecues te gloeien. ‘Ziet er goed uit,’ zegt Sven. ‘Heet genoeg om je wenkbrauwen te schroeien. Jammer dat het niet genoeg was om onze draak te lokken.’ Hij reikt in zijn tas en mikt een klein voorwerp tussen de kolen. ‘Misschien helpt dit.’ Sven gaat hen voor in een afgebrande hamburgertent en gebaart dat ze achter de half gesmolten toonbank moeten hurken. ‘Doodstil blijven zitten nu,’ fluistert Sven. ‘Verroer geen vin. Draken besteden totaal geen aandacht aan geluid, maar ze merken elke beweging op.’ Vanaf zijn plaats kan Vincent de middelste barbecue prima zien. Wat heeft papa daar net toch neergelegd? Iets zilverachtigs en ronds. Een ei! Een drakenei. ‘We zouden intussen kniediep door de draken moeten waden,’ zegt Sven. ‘Draken leggen elke week zo'n drie, vier eieren. Gelukkig zijn ze op niets zo dol als op verse drakeneieren en op hun eigen eieren nog het meest. Hoogstens een op de duizend eieren komt daarom uit.’ ‘Hoop je dat hij het ei ruikt?’ vraagt Wolterbrink. ‘Ja, drakeneieren moeten in de lava of op hete kolen uitgebroed worden. Elke dubbel Zetter heeft altijd een drakenei in zijn werktas zitten.’ Helga stoot hem aan. ‘Ik zag iets. Een zilverige flits. Ja! Daar hurkt hij. In die etalage met kletsnatte sigaren.’ Nu ontdekt Vincent het draakje ook. Vier, vijf seconden blijft hij nog in de doos met sigaren schuilen en dan glipt het diertje van paraplu naar paraplu. Het draakje is amper langer dan Vincents onderarm, maar zo soepel dat hij wel van elastiek lijkt. Zijn ogen zijn het dieprood van smeulende kooltjes en Vincent begrijpt dat geen illusie is. Dat oog is letterlijk zo heet als een kool. Raakt de draak aan en je handen worden ter plaatse gekookt. ‘Nadat ze een ei hebben gegeten, vallen ze subiet in slaap,’ zegt Sven. ‘Met mijn speciale drakennetje schep ik hem op en laat ik hem in onze thermosfles glijden.’ ‘En gered is onze nationale luchthaven,’ bromt Wolterbrink. ‘Ik hoop van harte dat het lukt.’
Het draakje besluipt de barbecue met het ei als een jagende kater ziet Vincent. Een stel snelle passen, in elkaar duiken, een plotselinge sprong. Hij heeft er duidelijk plezier in en heel even vindt Vincent het eigenlijk reuze zielig dat het draakje straks gevangen zit. Hoewel... Tussen een stel andere draken is het vast veel gezelliger dan hier, waar iedereen je nat wil spuiten. ‘Schiet op, teutebel!’ sist Sven. ‘Een ei hoef je toch niet te besluipen? Dat vliegt heus niet weg.’ Met een heldere ping! zigzagt een barst door het ei. ‘O nee toch!’ roept Sven. Een verblindende flits en de scherven gieren door de hal, plonzen sissend in het bluswater. Als de zwarte vlekken voor Vincents ogen wegtrekken, ziet hij een tweede draakje in de barbecue hurken. Hij is zeker een kop groter dan het eerste draakje en het is Vincent een raadsel hoe hij ooit in dat piepkleine eitje gepast heeft. ‘Dat kan leuk worden,’ zegt Ingrid. ‘Het is óók een mannetje.’ ‘Wat is daar mis mee?’ vraagt de jongste douaneman. ‘Mannetjes vechten,’ antwoordt Ingrid. Het eerste draakje richt zich in zijn volle dertig centimeter lengte op, trommelt met piepkleine vuistjes op zijn borst. ‘Ghanach?’ ‘Gnar!’ antwoordt het tweede draakje prompt. ‘Op de grond!’ brult Sven en sleurt Vincent en Ingrid omlaag. Geen seconde te laat. Een gordijn van vuur strijkt over de toonbank en Vincent knijpt zijn ogen stijf dicht. Misschien is trambestuurder zo'n beroerde baan nog niet, flitst het door hem heen. Hij hoort het gebulder van vlammen; de laatste ruit van de sigarenzaak knapt en de stank van van honderden brandende bolknakken golft door de hal. ‘Dat was één,’ zegt Sven. ‘Blijf liggen.’ ‘Ghanach?’ hoort Vincent het draakje dat net gespuwt heeft zeggen. Het klinkt nogal uitdagend. ‘Heb je genoeg gehad, knul?’ vertaalt Helga hoestend. ‘Zoiets.’ ‘Gnar!’ antwoordt zijn tegenstander. De tweede vlam smelt de helft van de barbecues tot klodders ijzer. ‘Lelietjes van dalen,’ zegt Helga ongelovig, ‘ik ruik lelietjes van dalen en lavendel...' ‘Hij kloekte liters en liters van het duurste parfum naar binnen,’ zegt Wolterbrink. ‘Joop en Chanel. Het verbaast me niks dat zijn adem een beetje naar bloemetjes ruikt.’ ‘Ghanach?’ ‘Gnar!’ Een nieuwe vuurstoot. ‘Hoelang houden ze dit vol?’ kreunt Wolterbrink. ‘Het water waar we in liggen, begint verdacht heet te worden. Straks worden we nog levend gekookt!’ ‘Niet lang meer,’ zegt Sven. ‘Die laatste vlam was al veel zwakker.’ ‘Ghanach? Gnar!’ De vlam is deze keer eerder oranje dan witheet. ‘Ghanach?’ Die laatste 'Ghanach' klonk verdacht zacht, denkt Vincent. Hij begint hardop te tellen. Als er bij de twaalf geen 'Gnar!' en geen vlam gekomen is, steekt hij zijn hoofd voorzichtig boven de smeulende toonbank uit. ‘Je thermosfles, Helga!’ roept Sven. ‘Ik heb het schepnetje van trollenhaar in aanslag.’ De twee draakjes liggen uitgeput in de sissende kolen van de laatste barbecue. Hun vuurgevecht heeft al hun energie opgebruikt: ze zijn gekrompen tot ze amper langer dan Svens duim zijn. Een zwiep van Svens schepnetje en ze ploppen in de open thermosfles. ‘Dat was het?’ vraagt Wolterbrink. ‘Dat was het. De monsters zijn gevangen.’ Sven glimlacht. ‘Als u nog eens problemen heeft, u kent ons nummer.’ ‘Bewaar me,’ zegt Wolterbrink. ‘Kom ,Bert. Hopelijk probeert de volgende klant alleen maar een atoombom of een uitgehongerde Bengaalse tijger Nederland binnen te smokkelen.’
4. Het acht uur journaal valt een beetje tegen.
‘Vanochtend liep het vliegverkeer enige vertraging op door een brandje in het winkelcentrum, ' zegt de omroepster. ‘Men vermoedt dat hier sprake was kortsluiting.’ Een opname van Wolterbrink, die iets mompelt van ‘Och ja, dat kan ieder bedrijf overkomen en het blussen was erger dan de brand zelf.’ De uitgebrande sigarenzaak verschijnt even in beeld, schoonmakers met zuigslangen en pompen. Geen woord over draken of de dappere oppassers van Afdeling dubbel Z. ‘Ze zeiden niks over ons!’ protesteert Vincent. ‘Heel Schiphol had wel af kunnen branden!’ ‘Maar heel weinig mensen weten dat afdeling dubbel Z bestaat,’ zegt Sven. ‘Dat willen we graag zo houden. Het journaal is wel de laatste plaats waar we onze eigen gezichten willen zien.’ ‘Het Jeugdjournaal dan?’ zegt Vincent smekend. ‘Of het Klokhuis? Daar leggen ze alles altijd heel goed uit.’ ‘Absoluut niet.’ Sven werpt een bedachtzame blik op de klok. ‘De hoogste tijd om naar bed te gaan.’ ‘Ik vind het maar stom,’ moppert Vincent. ‘Wat heb ik nu aan een geheim dat ik aan niemand mag vertellen?’
OVER TAIS TENG Tais Teng (14-4-52) is behalve schrijver ook illustrator, decorschilder en beeldhouwer. Hij schrijft eigenlijk voor elke leeftijd, van het eerste spreukenboekje voor kleuterheksen tot gedegen handleidingen voor zeshonderdjarige dark lords. Zijn meest recente boeken zijn Gestolen zielen en Onder parelmoeren hemels, en daarnaast Schaduwschepen en Een Miljoen zeilen (Mynx) en een sfroman die hij voor de Milieufederatie geschreven heeft: Een horizon vol eilanden. Hij heeft zo’n honderd boeken geschreven, waaronder de fantasyroman De jongen van smaragd (MiYu) en de op Noorse mythologie gebaseerde Het net van de vuurgod en De grijns van de Djinn (Ploegsma). Hij is genomineerd voor een zilveren griffel. Zijn sf-verhalen voor volwassenen zijn vergeleken met het werk van Jack Vance en Heinlein, en geprezen als behorend tot de beste moderne sf die wereldwijd geschreven wordt. Vakanties brengt Tais het liefst onder water door. Zijn liefste wens is al jaren een mooi starwarslaserkanon, om bergtoppen mee te beeldhouwen. Hij heeft ook een eigen website.
ANDERE BOEKEN VAN TAIS TENG Bij Verschijnsel (www.verschijnsel.net): Romans: Noem mij maar Percy d’Arezzo Glazen speren Computercode Cthulhu Verhalenbundels: Steden van zilver en leisteen Neonmaan Lovecraft mijn liefste Laserlicht Gouden dwaalwegen De avonturen van Hans d’Ancy: Aan de oevers van de nacht De gunsteling van Sedna In de gloed van vulkanen Onder parelmoeren hemels Bij Mynx: De Gran Terre Saga: Schaduwschepen Een miljoen zeilen Bij Miyu: De jongen van smaragd Bij Milieufederatie ZH (www.goodforall.eu/winkel/index/107): Een horizon vol eilanden Een volledig overzicht is te vinden op www.taisteng.nl
Over Verschijnsel Uitgeverij verschijnsel brengt romans van Nederlandse en Belgische auteurs die iets te zeggen hebben over de steeds sneller groeiende stroom aan radicaal nieuwe ideeën in onze samenleving. Een boek van Verschijnsel biedt spanning, schrijfkwaliteit en eigen, verrassende gedachten. Wij sluiten geen genres uit: fantastiek van eigen bodem evengoed als grensverleggende literatuur of goede sciencefiction. Verschijnsel-boeken zullen u interesseren en boeien tot ver na de laatste pagina. Verschijnsel.com is een etalage voor deze boeken en voor boeken van andere uitgeverijen die binnen onze selectiecriteria vallen. Een etalage met inhoud: ruime fragmenten van boeken en complete verhalen, recensies en nieuw materiaal exclusief voor dit portaal. Recent verschenen bij Verschijnsel is onder meer werk van Mike Jansen, Tais Teng, Guido Eekhaut, Jaap Boekestein en vele anderen.
www.verschijnsel.net