BMC r advies Spacelab 4 3824 MR Amersfoort POSTADRES
Postbus 490 3800 AL Amersfoort TELEFOON
033 - 496 52 00
Actualisering strategie WAA groep
BMC Advies B.V. November 2015 dr. M.L. Wilke Projectnummer: 430199 Correspondentienummer: AD-3011-77269
WEBSITE
www.bmcadvies.rd
INSCHRIJVING KVK
nr. 32078667 ABN-AMRO
NL 91ABNA0504035754 eihiC is lid van ne Raad van Orbanisat ie-adviesbureaus 3110*1 en Ingeschreven bij
BTW
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC
advies
INHOUD HOOFDSTUK 1 ACHTERGROND EN ONDERZOEKSVRAAG
2
HOOFDSTUK 2 WERKWIJZE
5
HOOFDSTUK 3 STRATEGIE ALGEMEEN
6
3.1 Bevindingen
6
3.2 Conclusies en aanbevelingen
7
HOOFDSTUK 4 SAMENWERKING BINNEN WSP
8
4.1 Bevindingen
8
HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE RISICO'S EN STURING
10
5.1 Bevindingen
10
5.2 Conclusies en aanbevelingen
11
HOOFDSTUK 6 BESCHUT
12
6.1 Bevindingen
12
6.2 Conclusies en aanbevelingen
13
HOOFDSTUK 7 GROEN/SCHOONMAAK
14
7.1 Bevindingen
14
7.2 Conclusies en aanbevelingen
15
HOOFDSTUK 8 SAMENWERKING SW-BEDRIJVEN
16
8.1 Bevindingen
16
8.2 Conclusies en aanbevelingen
16
HOOFDSTUK 9 DE ONDERZOEKSVRAGEN
18
BIJLAGE 1 BRONNEN EN GEÏNTERVIEWDE PERSONEN
20
BIJLAGE 2 FINANCIËLE VERHOUDINGEN, KENGETALLEN EN STURING
21
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC
advies
Hoofdstuk 1 Achtergrond en onderzoeksvraag Eind 2013 heeft het algemeen bestuur (AB) van de WAA groep het strategisch koersdocument 'Samen Groeien' vastgesteld. Deze strategische koers is hoofdzakelijk gebaseerd op het gegeven dat vanaf 1 januari 2015 er geen nieuwe SW-medewerkers meer instromen. Bij de opstelling van 'Samen Groeien', dat door de WAA groep is uitgewerkt in een meerjarig perspectief 'Samen Anders', stonden de doelstellingen voor gemeenten en bedrijf duidelijk voor ogen. Inmiddels zijn de deelnemende gemeenten (Beesel, Bergen en Venlo) bezig met de integrale invulling van de P-wet (P-wet) binnen het onlangs opgerichte werkbedrijf Noord-Limburg en in het Werkgevers Service Punt (WSP). Zowel deze ontwikkeling als de voortgang van Samen Groeien/Samen Anders zijn voor de gemeenten aanleiding om de gekozen koers tegen het licht te houden en te actualiseren via een bestuursopdracht, die op 8 oktober 2015 is vastgesteld. De bestuursopdracht is als volgt verwoord. Achtergronden: Het algemeen bestuur (AB) heeft september 2013 het koersdocument 'Samen Groeien' voor de WAA vastgesteld. Dit document is door de deelnemende gemeenten (Beesel, Bergen en Venlo) goedgekeurd. Op basis van deze koers heeft de WAA-groep in 2014 het strategisch plan 'Samen Anders' opgesteld. Dit plan is gebaseerd op de wetenschap dat per 1 januari 2015 de instroom van nieuwe SW-medewerkers niet meer mogelijk is, met alle gevolgen voor de uitvoering van de Wsw van dien. Per 1 januari 2015 is de P-wet in werking getreden waardoor de gemeenten verantwoordelijk zijn voor een brede doelgroep. Beleidskeuzes van individuele gemeenten na 1 januari 2015 op deze terreinen synchroniseren als gevolg van de nieuwe (aangepaste) regelgeving en voortschrijdend inzicht nu op sommige punten niet meer optimaal met 'Samen Groeien'. • De deelnemende gemeenten van de WAA beoogden met 'Samen groeien' een gecontroleerde afbouw van de SW te bereiken. De volgende overwegingen stonden centraal: Een goede, sociale omgeving voor de SW-medewerkers Een bij voorkeur dalende gemeentelijke (financiële) bijdrage Geen bedrijfsvoering risico's voor gemeenten bij de uitvoering van de Wsw • De kenmerken van 'Samen Anders' zijn: De bestaande PMC's/bedrijfsonderdelen worden verkocht of afgestoten. De betrokken SW-medewerkers worden gedetacheerd. De infrastructuur wordt of door de overnemende partij meegenomen of afgebouwd. 'Beschut binnen' wordt vrijwel geheel afgebouwd: het merendeel van het betrokken personeel gaat (in Venlo) naar 'huizen in de wijk'. De algemene overhead kosten van WAA worden afgebouwd in lijn met het krimpende SW-bestand. WAA ontwikkelt zich (vrijwel geheel) tot een duurzaam 'detacheringsbedrif (met zowel groeps- als individuele detachering) voor SW-medewerkers.
2/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
Aanleiding bestuursopdracht: • Aanleiding voor de bestuursopdracht is de invoering van de P-wet. Deze wet is in het koersdocument 'Samen Groeien' (nog) niet in haar volle breedte ingebakken en ingepast. • In de verschillende gemeenten worden scenario's verkend om een deel van het medewerkersbestand van de WAA groep over te nemen (met name schoonmaak en groen); dan wel om SW-medewerkers nabij hun woonplaats een werkplek te organiseren. Gemeenten willen integrale afwegingen maken over de inzet van het participatiebudget. De koers van WAA dient hierop aan te sluiten en met de praktische en inhoudelijke uitrol van de P-wet in de loop van 2015 door de gemeenten, is duidelijk geworden dat dit op sommige punten nu niet helemaal het geval is. • De gemeenteraad van Beesel heeft in mei 2015 gevraagd aan de andere raden van de deelnemende gemeenten om de strategische koers met betrekking tot de WAA nog eens kritisch tegen het licht te houden. De huidige wijze van samenwerken in het schap was hierbij een belangrijk aandachtspunt • Bij deze verkenningen spelen aanvullende overwegingen een rol: - Kansen voor SW-medewerkers/werkzoekenden zouden meer centraal moeten staan in plaats van ontwikkeling PMC's - Vervoerskosten en -tijd zouden meer moeten meespelen - De (lokale) overheid heeft inmiddels ook een rol bij het invullen van de banenafspraak • In de arbeidsmarktregio is inmiddels het Werkgeversservicepunt (WSP) ingericht en wordt gewerkt aan een gezamenlijk Werkbedrijf Noord-Limburg. Hier werken de SWbedrijven (Intos, NLW en WAA), UWV en de sociale diensten in het werkgebied met elkaar samen. Dit uitgangspunt is niet opgenomen in 'Samen Groeien' en in haar verlengde het strategisch plan 'Samen Anders'. Onderzocht dient te worden hoe we dit optimaal kunnen realiseren met een kritisch oog voor de individuele belangen van alle deelnemers. • Door de gemeenten is de meest recente meerjarenraming van de WAA groep die gebaseerd is op 'Samen Anders' ambtelijk getoetst. Geconcludeerd kan worden dat die raming bijzonder ambitieus is, en dat het verstandig is om de risico's goed in beeld te houden en te volgen. • Voor de continuïteit van de bedrijfsvoering bij de WAA groep is het van groot belang om een duidelijke, stabiele koers te varen. • Het is nog onduidelijk wat de toekomst is van het restant 'beschutte werk' (industrie) binnen de WAA in relatie tot het nieuwe gemeentelijke beleid voor deze groepen vanaf 2015 De opdracht luidt: Houd de strategische keuze van de in 'Samen Groeien' en in haar verlengde in 'Samen Anders' gekozen beleidskeuzes tegen het licht van de actualiteit. Breng de risico's die verbonden zijn aan deze koers in beeld (zowel kwantitatief als kwalitatief). • Toets de strategische koers van WAA en het hiervan afgeleide beleid aan het beleid dat de drie deelnemende gemeenten voeren aangaande de P-wet. • Toets de strategische koers van WAA aan de beleidsvoornemens die het regionale werkbedrijf respectievelijk WSP voorbereidt; zowel inhoudelijk als wat betreft de regionale samenwerking. Betrek hierbij de mate waarin de WAA als organisaties flexibel kan inspelen op opties die in de arbeidsmarktregio spelen. • Geef op basis van de voortgaande analyses een advies over een mogelijke bijstelling van de koers en hieruit voortvloeiende beleidslijnen die de WAA en de gemeenten zou moeten volgen in de periode 2016-2020 ten opzichte van de P-wet en de Wsw.
3/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
In hoofdstuk 9 worden deze vragen beknopt beantwoord: dit hoofdstuk kan dan ook als samenvatting worden beschouwd. In de andere hoofdstukken wordt thematisch ingegaan op de belangrijkste aspecten die zijn aangetroffen.
4/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC
advies
Hoofdstuk 2 Werkwijze De bestuursopdracht is op 8 oktober 2015 vastgesteld. Op 23 november 2015 moet het advies beschikbaar zijn om het bestuur tijdig de kans te bieden om tot een (mogelijke) actualisering van de strategische koers over te gaan. Het advies wordt opgesteld door een projectgroep van beleidsambtenaren en directieleden WAA groep die aan BMC hebben gevraagd om de inhoudelijke werkzaamheden ter hand te nemen. Bij de uitwerking van de onderzoeksvragen zijn verschillende thema's benoemd die ook in dit rapport aan de orde komen: • strategie algemeen; relatie P-wet; • (financiële) risico's; • samenwerking met werkbedrijf/VVSP; • beschut werken; • groen/schoonmaak; • samenwerking tussen de SW-bedrijven in de regio Noord-Limburg. BMC heeft interviews gehouden met de drie leden van het dagelijks bestuur (DB) van de WAA groep, met verschillende betrokken ambtenaren van de gemeenten, leden van de directie WAA groep; en met voortrekkers van het WSP en de directeuren van de SWbedrijven. Daarnaast is relevante documentatie bestudeerd. Voor een overzicht van de interviews en documentatie zie bijlage 1. In verschillende sessies zijn de bevindingen en de conclusies/aanbevelingen besproken met de projectgroep. Daarnaast heeft BMC inzichten verwerkt die opgedaan zijn bij vergelijkbare ontwikkelingen in andere arbeidsmarktregio's en bij andere SW-bedrijven.
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC F advies Hoofdstuk 3 Strategie algemeen 3.1 Bevindingen In vrijwel alle gesprekken blijkt het onderwerp 'strategie algemeen' de boventoon te voeren. Twee elementen komen hierbij terug: • De strategische koers van 'Samen Groeien' is voornamelijk vanuit het gemeentelijk perspectief ten opzichte van de WAA groep opgesteld: gegeven het feit dat de instroom van nieuwe SW-medewerkers per 1 januari 2015 ophoudt. De betrokken spelers hebben behoefte aan een strategie die recht doet aan een inbedding van de strategie met betrekking tot de WAA groep in een overallaanpak van de P-wet. • Met name binnen de WAA groep wordt Samen Groeien/Samen Anders beschouwd ais een 'ombouwscenario': het bedrijf verlegt zijn aanpak om op een andere wijze vorm te geven aan zijn kerntaak: het organiseren van werkplekken voor mensen met beperkingen. In de deelnemende gemeenten wordt — op diverse wijzen — zowel impliciet als expliciet de mogelijkheid overeind gehouden om 'Samen Groeien/Samen Anders' als een afbouwscenario te zien. De aanpak van de P-wet In Noord-Limburg krijgt steeds meer vorm. Vanaf 2014 zijn gemeentelijke sociale diensten, het UWV en de drie SW-bedrijven (Intos, NLS en de WAA groep) stapsgewijs meer gaan samenwerken in het WSP. In dit samenwerkingsverband staat met name de werkgeversdienstverlening centraal. Onlangs (oktober 2015) is de samenwerking van partijen weloverwogen gecontinueerd. Recent is eveneens het werkbedrijf Noord-Limburg opgericht. Dit werkbedrijf gaat op strategisch niveau integraal de opgaven van de arbeidsmarktregio invullen. In het werkbedrijf werken sociale partners, UWV en gemeenten gezamenlijk aan die opgaven. Het werkbedrijf fungeert als bestuurlijk opdrachtgever voor het WSP. Door alle betrokkenen wordt gewezen op de aanwezigheid van vele mogelijkheden voor werkzoekenden in de regio. Met name op het terrein van logistiek/warehousing wordt uitbreiding van duizenden banen verwacht. Juist omdat de regio het risico kent van een invulling van dergelijke banen door EU-arbeidsmigranten is het zaak voor de samenwerkende partijen deze vraag zo actief mogelijk in te vullen. Het oprichten van arbeidspools, het invullen van werk-leermogelijkheden, het opzetten van detacheringsconstructies: aan allerlei mogelijkheden wordt gedacht om te voldoen aan de vraag van werkgevers. Aan ideeën ontbreekt het niet; operationalisering is soms wel lastig (zie verder volgend hoofdstuk). Het perspectief van de bestuurders van de verschillende deelnemende gemeenten is eenduidig: men wil de uitvoering van de P-wet integraal benaderen. Het gaat om creatie van zoveel mogelijk kansen voor werkzoekenden, waarbij het (wettelijk) kader van en voor de werkzoekende secundair is. Uitbreiding van de samenwerking binnen het WSP wordt door allen bepleitl.
Met daarbij de kanttekening dat lokaal maatwerk voor de invulling van kansen voor werkzoekenden in samenspraak met bedrijven mogelijk moet blijven.
6/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC
advies
Het draagvlak om de WAA groep als (mede) uitvoerder van bepaalde taken van de P-wet binnen het WSP uit te voeren ligt gedifferentieerd. Rode draad hierbij is de beoordeling van de WAA groep op basis van aantoonbare kwaliteiten/competenties. Ofwel: de WAA moet zich kunnen bewijzen als een effectieve en efficiënte uitvoerder van (onderdelen van) de Pwet. Het 'eigenaarschap' van de WAA groep en het vraagstuk van de continuïteit van het bedrijf staan niet centraal bij die afweging. 'Ombouw' versus 'afbouw' zijn voor het bedrijf van cruciaal belang. Zowel binnen als buiten het bedrijf wordt hier verschillend over gedacht. Met verschillende interpretaties over te maken keuzes van dien. Als de WAA geen (noemenswaardige) rol krijgt bij de uitvoering van de P-wet dan is er de facto sprake van een afbouwscenario. Enerzijds omdat het natuurlijk verloop zorgt voor een jaarlijkse inkrimping van het bedrijf. Anderzijds als het (mogelijk) gevolg van afbouw door ontwikkelingen rondom beschut alsmede gemeentelijke wensen rondom organisatie groen/schoonmaak (zie de desbetreffende hoofdstukken). Bovendien ontstaat er ook een gebruikelijke spiraal: als het bedrijf geen ander perspectief heeft dan de afbouw van de dienstverlening dan is er een grote kans op een niet gestuurde 'implosie'. 3.2 Conclusies en aanbevelingen • De strategie met betrekking tot de WAA groep moet passen binnen de (regionale) strategie met betrekking tot de P-wet: de 'Participatiewetstrategie' is leidend. Het maximaal benutten van kansen voor werkzoekenden (ongeacht hun `wettelijke' achtergrond) is daarbij de rode draad. De samenwerking van partijen om de werkgeversdienstverlening optimaal in te vullen is een essentiële randvoorwaarde om die kansen te benutten. De deelnemende gemeenten moeten gegeven het voorgaande op afzienbare termijn (bij voorkeur voor medio 2016) bepalen of zij de WAA groep als instrument willen gebruiken voor de uitvoering van taken in het kader van de P-wet. De kaders van dit instrument worden in het volgende hoofdstuk benoemd. Als de deelnemende gemeenten niet kiezen voor het inzetten van de WAA groep als instrument bij de uitvoering van de P-wet, dan kiezen ze in feite voor afbouw van het bedrijf. Aanbevolen wordt om zo'n keuze te expliciteren; inclusief te voorzien van een duidelijke termijn: uiterlijk in 2020 zou de WAA groep dan afgebouwd moeten zijn. Die duidelijkheid bevordert eenduidig handelen van alle actoren binnen en buiten het bedrijf. Het formele werkgeverschap van de dan nog resterende SW-medewerkers kan door gemeenten zelf worden overgenomen en/of via andere constructies. Vanzelfsprekend moet een dergelijk (scherp) afbouwscenario op al zijn facetten worden uitgewerkt.
7/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
Hoofdstuk 4 Samenwerking binnen WSP 4.1 Bevindingen De samenwerking van verschillende partijen in het WSP Noord-Limburg kan het beste betiteld worden als een zoektocht. Een zoektocht omdat de verschillende partijen weliswaar het belang inzien van het inrichten van een gezamenlijke optimale dienstverlening naar werkgevers, maar tegelijkertijd hun eigen doelstellingen moeten realiseren. Daar het WSP tot nu toe een relatief licht samenwerkingsverband is, zonder strakke sturing, is het niet verwonderlijk dat de realisatie van de eigen doelstellingen met enige regelmaat de boventoon voert. Vandaar dat er onlangs al conclusies zijn getrokken over de 'doorstart' van het WSP. Een betere inbedding in het werkbedrijf en het inrichten van een meer strakke sturing op afspraken die gemaakt zijn. Uitschakeling van onderlinge concurrentie ('wie kan de beste voorwaarden aan bedrijven bieden?') is een essentiële opgave. Het gezamenlijk benaderen van bedrijven door een eenduidig opereren van het accountmanagement van de samenwerkende bedrijven blijft primair staan. Bestuurlijk wordt de combi van werkbedrijf en WSP als de belangrijkste ontwikkeling van de uitvoering van de P-wet gezien. Partijen weten elkaar steeds beter te vinden als het gaat om het invullen van mogelijkheden voor werkzoekenden. Bij het invullen van meerjarige contracten en/of afstoten van PMC's moet de WAA groep een 'leveringsplicht' kunnen garanderen. Als er te weinig SW-medewerkers beschikbaar zijn, is het zaak om primair andere werkzoekenden uit de bestanden van gemeenten of UWV te benutten. Door meningsverschillen over loonkostensubsidies en kwaliteiten van werkzoekenden leverde dit problemen op. Inmiddels wordt door partijen aangegeven dat met beter met elkaar kan samenwerken; gezamenlijk worden diagnose en bepaling loonwaarde van kandidaten ter hand genomen. Binnen het WSP worden voor de nabije toekomst in de regio voldoende kansen gezien. Men ziet veel mogelijkheden voor detacheringsconstructies om flexibiliteit voor bedrijven te organiseren en (arbeidsrechtelijke) risico's weg te nemen ('ontzorgen'). Overigens niet als concurrentie van uitzendbureaus die hun klassieke rol als flexibele organisatie die zorg draagt voor 'piek en ziek' behouden. Gedacht wordt aan het inrichten van branchegerichte arbeidspools waar bedrijven in een branche gericht kunnen zoeken naar gekwalificeerde medewerkers. In deze pools worden werkzoekenden met een forse afstand tot de arbeidsmarkt ondersteund met gerichte vakmatige cursussen en trainingen. Er is een organisatie nodig (of meerdere) die de ontwikkeling van arbeidspools en/of het detacheren van werkzoekenden 'met een afstand tot de arbeidsmarkt' als invulling van de werkgeversdienstverlening ter hand neemt. Zo'n organisatie maakt in opdracht van het WSP afspraken met individuele bedrijven (al dan niet in brancheverband) die medewerkers zoeken. SW-bedrijven als de WAA groep worden als mogelijkheid genoemd, gezien de ervaring die deze bedrijven hebben op deze terreinen. Maar er kunnen natuurlijk ook alternatieve private of (semi)publieke partijen gezocht worden voor die rol. Conclusies en aanbevelingen • Continuering van samenwerking met andere partijen binnen het WSP is voor de WAA van groot belang. Het WSP is het belangrijkste 'vehikel' voor de uitvoering van de opgaven voor de arbeidsmarktregio Noord-Limburg.
8/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
•
•
2
9/23
Om zijn rol als werkgeversdienstverlener in te kunnen vullen, kan het WSP — al dan niet op brancheniveau — gebruikmaken van detacheringsconstructies (eventueel aangevuld met leer-/trainingsplekken) om bedrijven die werk aanbieden beter te ondersteunen. Het WSP kan daarbij een uitvoerende organisatie gebruiken. De WAA groep kan (al dan niet in samenwerking met andere SW-bedrijven) als trainer/opleider en detacheerder gaan functioneren: een doorontwikkeling/ombouw van het bedrijf2. Een aantal voorwaarden staan hierbij centraal: Het WSP heeft de opdrachtgevende rol en bepaalt derhalve de (strategische) doelstellingen van detacheringsconstructies. - De WAA groep als mogelijk 'sociaal detacheringsbedrijf is gespecialiseerd in het detacheren van mensen met een forse 'afstand tot de arbeidsmarkt' (<50% loonwaarde < 80%). Het bedrijf moet zich niet richten op de matchingsproblematiek die bedrijven met private uitzenders oplossen. Het 'sociaal detacheringsbedrif moet op basis van een gezonde businesscase kunnen opereren. Weliswaar betekent ondersteuning van werkzoekenden met een forse afstand tot de arbeidsmarkt een financiële interventie van de overheid, maar niet 'ongericht'. In principe zouden ook particuliere partijen voor deze rol kunnen opteren. Binnen het WSP moet optimale helderheid komen over de toepassing van loonkostensubsidies en aanpalende randvoorwaarden daar partijen in het WSP zowel als vrager als aanbieder van arbeid kunnen optreden.
En wellicht is het daarbij verstandig om exclusief gebruik te maken van het label 'vindt' i.p.v. 'de WAA groep'.
BESTUURSOPDRACHT WAA
Hoofdstuk 5 Financiële risico's en sturing 5.1 Bevindingen Alhoewel er in bestuurlijke termen voldoende draagvlak is voor de uitgezette koers van de WAA groep, maakt men zich wel zorgen over het financiële beeld. Daarbij komen in ieder geval drie aspecten kijken: • De structurele bijdrage van de gemeenten (ruim € 3 miljoen op jaarbasis) wordt als (te) hoog beschouwd; zeker daar het aantal SW-medewerkers de komende jaren gaat dalen. • Er is onvoldoende zicht op de 'businesscase' beschut werk (gedecentraliseerd naar bijvoorbeeld 'huizen in de wijk'). • Door de onduidelijkheid over het strategisch perspectief ('om- of afbouw') is er te weinig zicht op de duur/horizon van de gemeentelijke bijdragen. Bij bestudering van 'Samen Anders' (en uitwerking hiervan in de meerjarenbegroting 2016-2022) vallen de volgende financiële risico's op: • In de businesscase 'huizen in de wijk' wordt een opbrengst per fte op jaarbasis van € 3.300,— begroot. Deze opbrengst wordt bij lange na niet gehaald in het eerste halfjaar 2015 en het is maar de vraag in hoeverre die opbrengst sowieso gehaald kan worden in constructies die eerder lijken op arbeidsmatige dagbesteding. De 'opbrengst' wordt dan ook behaald door een (extra) vergoeding van € 2.800,— per fte in de uitvoeringskosten. Het is van belang om de precieze uitvoeringskosten (toerekeningsproblematiek) goed in de gaten te houden; zeker als begeleiding van SW-medewerkers gemixt wordt met andere activiteiten (bijvoorbeeld arbeidsmatige dagbesteding en/of algemene welzijnsactiviteiten). • Het decentraal inzetten van SW-medewerkers zal niet alleen via het opnemen van deze medewerkers in buurthuizen plaatsvinden. Er wordt eveneens nagedacht over het inrichten van kleinschalige werkplaatsen in buurten/wijken. Dit is zeker een mogelijkheid om tot een goede mix van opbrengsten en uitvoeringskosten te komen. Om een en ander af te wegen blijft het eenvoudige schema dat in bijlage 2 is opgenomen nuttig. Op basis van bestuurlijke uitspraken wordt er in meerjarig perspectief nog steeds een restvoorziening 'industrie' bij de WAA groep overeind gehouden ten behoeve van beschut werk. Dit is opvallend, gezien het beperkt aantal medewerkers (in 2018 nog zo'n 30 fte) dat hiervan gebruikmaakt. De kans dat dit een (relatief) zeer dure voorziening wordt is groot. • In het totale model wordt een substantieel aantal medewerkers die nu als laagproductief ('geel') worden bestempeld in de komende jaren ondergebracht in de categorie 'werken op locatie' met een fors hogere opbrengst per fte dan zij nu opbrengen. Ter vergelijking: in de 'industrie' wordt gemiddeld een jaaropbrengst per fte van € 4.000,— geraamd en die bij 'werken op locatie' ruim € 12.000,—. Dit is niet onmogelijk, maar wel een forse opgave. • Het voorgaande geldt des te meer daar bij het afstoten van PMC's naar private of publieke partijen (en omzetting naar groepsdetachering/werken op locatie) die partijen via twee wegen scherp zullen opereren: - Het tarief per ingezette medewerker zal men proberen zo laag mogelijk te houden; de onderhandelingen met bijvoorbeeld post.ni laten dit zien. Het realiseren van een gemiddelde opbrengst van € 12.500,— per fte 'werken op locatie' is op z'n minst als een forse uitdaging te bestempelen.
10/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
Men zal efficiënter willen opereren. De ontwikkelingen rondom het pakhoes zijn wat dat betreft duidelijk: lang niet alle SW-medewerkers kunnen in de nieuwe constructie hun plek behouden. Daarbij komt dat detacheringstarieven sowieso onder druk staan: de realisatiecijfers over het eerste halfjaar 2015 laten zowel bij individuele als groepsdetachering zien dat de opbrengst per fte stevig achterloopt op de begrote cijfers (zo'n 10%) 5.2 Conclusies en aanbevelingen • Op basis van de huidige strategische koers zijn er verschillende realisatierisico's te schetsen: op zich zijn die geen aanleiding om de koers bij te stellen. Wel is het zaak om de beleidslijn en voornemens goed te monitoren in de P&C-cyclus van de WAA groep. • De geschetste risico's geven aan dat er geen aanleiding is om het financiële meerjarenperspectief in optimistische zin bij te stellen. • Bestuurlijk is gekozen voor een meerjarig stabiele gemeentelijke bijdrage. Het risico is echter groot dat het draagvlak bij gemeenten vermindert om deze bijdrage te leveren: zeker gezien het feit dat het aantal SW-medewerkers daalt. • Het genoemde 'draagvlakrisico' is onder andere groot, omdat gemeenten onvoldoende inzicht hebben in de besteding van hun bijdrage (WAA groep is teveel een 'black box'). • Afhankelijk van de algemene strategische keuze wordt voorgesteld om per 1 januari 2018 de inhoudelijke en financiële sturing op beschut werk geheel in handen te leggen van gemeenten en de WAA groep volledig in te richten als een sociaal detacheringsbedrijf3 dat onder de juiste randvoorwaarden zonder bijdrage 'om niet' moet kunnen opereren. • De WAA groep moet voor 1 juli 2016 aangeven: - Wat het volledig decentraliseren van 'beschut' impliceert in bedrijfsmatige en financiële termen voor zowel het bedrijf als gemeenten (inclusief frictiekosten). Onder welke randvoorwaarden men kan functioneren als een (financieel) gezond sociaal detacheringsbedrijf. Welke gevolgen de keuzes die het bestuur op basis van deze rapportage maakt hebben voor de gemeentelijke bijdragen waarvoor men verantwoordelijk is.
3
Dit geldt dus alleen als gekozen wordt voor zo'n rol binnen de uitvoering van de P-wet. Als gekozen wordt voor een pure afbouw, dan is deze splitsingsgedachte niet nodig. 4 Waarbij 'gezond' staat voor een situatie waar het bedrijf niet afhankelijk is van een gemeentelijke bijdrage 'om niet'.
11/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
Hoofdstuk 6 Beschut 6.1 Bevindingen De lijn om laagproductieve', 'gele', medewerkers op decentraal niveau in te zetten ('huizen in de wijk') wordt op hoofdlijnen door alle betrokkenen ondersteund. Wel worden er met name op bestuurlijk niveau vraagtekens gesteld bij het financiële model (de tusinesscase') dat er achter ligt. De eerste resultaten die bereikt worden in 2015 laten ook een lage opbrengst per fte zien (zie verder hoofdstuk 5). Een exacte definitie van wie onder de groep 'beschut' valt is moeilijk te geven. Soms wordt de loonwaarde als criterium genomen (loonwaarde <30/40% ML); soms het verdienvermogen (<€ 5.000,-- netto toegevoegde waarde per fte). In de meerjarenraming van WAA wordt (afgerond) zo'n 150 fte toegerekend aan deze groeps. Als we de gemiddelde aandelen van de deelnemende gemeenten hanteren, betekent dit per gemeente het volgende beeld: Tabel 1: Aantallen fte 'beschut' SW
Beesel Bergen Venlo Totaal
Fte's in 2018 15 18 117 150
Binnen de gemeente Venlo is gestart met het project om medewerkers activiteiten te laten verrichten in 'huizen in de wijk'. Gezien de schaal waarop Beesel en Bergen opereren, denkt men daar aan het inzetten van deze groep bij specifieke bedrijven. Beesel en Bergen geven overigens wel aan dat een 'vangnetvoorziening' voor deze groep nuttig kan zijn: men weet niet zeker of er wel een geschikt aanbod gedaan kan worden voor alle betrokkenen en wil waken voor het opdoeken van bestaande voorzieningen voordat er voldoende alternatieve mogelijkheden zijn. Waarbij Bergen aantekent dat de reisafstand tussen die gemeente en Venlo (locatie Edisonstraat) lastig is. In Venlo wordt overwogen om op gemeentelijk niveau kleine werklocaties in te richten voor deze doelgroep om lichte industriële werkzaamheden mogelijk te maken.
Bij dit aantal zijn kanttekeningen te plaatsen. De belangrijkste is dat de beweging van medewerkers naar 'werken op locatie' volgens planning verloopt. Als dat tegenvalt zijn de aantallen 'beschut' een stuk hoger. Zo wordt voor Bergen in de tabel het aantal van 18 fte genoemd (in 2018). Op dit moment zijn er (opgave WAA) ruim 40 fte medewerkers uit Bergen in de categorie 'beschut'.
12/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC
advies
In de financiële uitwerking van 'Samen Anders' wordt in 2018 nog steeds uitgegaan van een voorziening 'industrie' waarvoor voor ruim 30 fte werk verricht kan worden. Het is echter de vraag in hoeverre zo'n voorziening in de toekomst financieel houdbaar is. In algemene zin ziet de kosten-batencalculatie voor beschut werk er als volgt uit: Tabel 2: Kosten/baten beschut werk. SW alle bedra pen op jaarbasis oer fte 2015
Kosten Subsidieresultaat Productieresultaat Totaal
Baten € 28.000,— € 8.000,— € 36.000,—
Saldo € 26.000,— € 4.000,— € 30.000,—
-1- € 2.000,— -1- € 4.000,— -1- € 6.000,—
De tabel geeft natuurlijk een gestileerde weergave van de werkelijkheid. Maar de eenvoud biedt inzicht in de 'knoppen' waaraan gedraaid kan worden. De loonkosten van € 28.000,— per medewerker zijn inclusief werkgeverslasten en vanuit de optiek van de gemeenten en WAA groep een gegevene. De baten betreffen (afgerond) de rijksbijdragen per fte/SE. Deze worden de komende jaren met in totaal € 3.000,— afgebouwd. Het saldo subsidieresultaat zal daarmee met € 3.000,— per fte verslechteren. Overigens liggen er de komende jaren nog forse risico's op dit vlak. De loonkosten kunnen aanzienlijk stijgen; met name als gevolg van cao-afspraken en — dit risico is wellicht nog groter — als gevolg van stijging werkgeverslasten; met name de pensioenpremies.7 De kosten die geboekt staan bij het productieresultaat zijn de bedrijfsvoeringskosten: begeleiding, administratie, investeringen, huisvesting, staf/leiding et cetera. Gemeenten moeten deze huidige kostprijs vergelijken met alternatieve mogelijkheden. Dat geldt eveneens voor de opbrengst. De hier vermelde € 4.000,— is afgeleid van de begrote opbrengst ('netto toegevoegde waarde') uit de begroting van WAA. Naast de discussie over het bestaande beschutte werk voor SW-medewerkers is er eveneens het debat over 'beschut nieuw'. Het kabinet wil graag dat gemeenten uiteindelijk 30.000 plaatsen realiseren. Het aantal plaatsen waarvoor gemeenten een financiële bijdrage ontvangen is voorlopig echter zeer gering. Venlo, Bergen en Beesel zijn dan ook nog zoekend of en op welke wijze 'beschut nieuw' wordt ingericht. Waarbij men in ieder geval wil aansluiten op de bestaande (groeiende) praktijk. 6.2 Conclusies en aanbevelingen • De sturing op invulling van beschut (zowel bestaand als nieuw) moet op gemeentelijk niveau liggen. • Deze sturing zal waarschijnlijk met name gericht zijn op beheersing van kosten; opbrengsten zijn voor deze doelgroep sowieso gering. • Het is aan te raden om de gewenste aanpak per gemeente goed in te richten en vervolgens hier met het beleid rondom 'beschut nieuw' op aan te sluiten.
6 Partijen hebben aangegeven dat de cao niet ter discussie gesteld wordt. 7 Door het stopzetten van de instroom van SW-medewerkers vergrijst het actieve deelnemersbestand ('premiebetalers') in het pensioenfonds van de SW: het PWRI. Daardoor zal de premie geleidelijk aan (bij een ongewijzigd aansprakenpakket) toenemen. Er is hiervoor nog steeds geen afdoende antwoord op geformuleerd.
13/23
BESTUURSOPORACHT WAA
BMC
advies
Hoofdstuk 7 Groen/schoonmaak 7.1 Bevindingen Eén van de aanleidingen van de bestuursopdracht is de Verkenning die in verschillende gemeenten plaatsvindt of en op welke wijze specifieke medewerkers van de WAA groep overgenomen zouden kunnen worden door gemeenten. Deze verkenning gaat soms onder de vlag van de 'banenafspraak'. Mede met het oog op deze problematiek gaan de gemeenten Venlo en Beesel na of het overnemen van de WAA-medewerkers in het groenonderhoud en schoonmaak een haalbare en nuttige optie is. Op de schaal van WAA gaat het in 2015 op dit moment om 80 fte in het groen en ruim 50 in de schoonmaak. Met name de gemeente Beesel is ver met deze 'overname' plannen. Men ziet met name flexibiliteitsvoordelen als de medewerkers worden overgenomen en direct worden aangestuurd. Venlo is bezig met verschillende modellen te onderzoeken waarbij bedrijfsvoeringsaspecten centraal staan. Vormen van `publiek-privaat partnerschap' behoren nadrukkelijk tot de mogelijkheden8. Voor Bergen staat een 'overname' nog niet prominent op het netvlies. Qua P&O-koers wil deze gemeente met name inkrimpen en minder uitvoerende taken zelf verrichten. Vanuit de WAA groep wordt deze ontwikkeling positief beschouwd. Men ziet dit in het verlengde van haar rol als 'sociaal detacheerder'. In die zin wil de WAA groep wel wijzen op risico's voor gemeenten die te maken hebben met het werkgeverschap. SW-medewerkers kennen een eigen rechtspositie (cao en pensioenvoorziening). De afbreukrisico's met betrekking tot afkeuring zijn groot. Eenmaal in dienst bij gemeenten, zijn gemeenten ook zelf verantwoordelijk voor herplaatsing van niet of minder functionerende medewerkers terwijl ze wellicht minder opties voor herplaatsing hebben dan de WAA groep. Gemeenten beseffen zelf ook goed dat het invullen van de (formele) werkgeversrol geen eenvoudige zaak is. Daarnaast is het van belang om erop te wijzen dat voor de invulling van de banenafspraak het in dienst nemen van medewerkers niet een randvoorwaarde is. Werkgevers (dus ook gemeenten) mogen gebruikmaken van detacheringsconstructies8. Op regionale schaal zijn de gemeenten in Noord-Limburg bezig hun beleid rondom de invulling van de banenafspraak nader te formuleren. Eén van de meest lastige aspecten is het financiële vraagstuk: bij vrijwel alle gemeenten staan de (personeels)budgetten onder forse druk waardoor er nauwelijks middelen zijn om 'extra' banen te creëren, hoe zeer ook de maatschappelijke wens om mogelijkheden voor mensen met beperkingen uit te breiden gedeeld wordt.
Zo'n sturingsvorm wordt eveneens overwogen bij de aansturing van de kringloop ('pakhoes'). Voor gemeenten geldt wel de 'herbezettingsvoorwaarde'; om constructies te voorkomen dat alleen met bestaande SW-medewerkers 'geschoven' wordt om daarmee de resultaten enkel fictief in te vullen.
9
14/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
7.2 Conclusies en aanbevelingen • De gemeenten Beesel en Venlo onderzoeken serieus om medewerkers groen/schoonmaak direct aan te sturen. Als zij dit op substantiële schaal gaan doen, dan zal de WAA groep geen 'volume' meer overhouden om zelf deze PMC's uit te besteden. De medewerkers groen/schoonmaak die niet door deze gemeenten worden overgenomen dienen op andere contracten te worden ingezet (WOL of individuele detacheringen). Dat geldt dan onder andere voor deze medewerkers uit de gemeente Bergen. • Gemeenten kunnen deze medewerkers ook in formele zin 'overnemen' van de WAA groep. Het invullen van het formele werkgeverschap is echter niet eenvoudig. Het is dan ook aan te raden — mits de strategische keuze over de toekomst van de WAA groep dit toelaat — de WAA groep als detacheerder in te zetten.
15/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC t advies Hoofdstuk 8 Samenwerking SW-bedrijven 8.1 Bevindingen De drie SW-bedrijven volgen een eigen koers. Intos (Gennep; Mook en Middelaar) is het integrale re-integratiebedrijf voor die gemeenten en heeft die rol eveneens voor de P-wet in het algemeen. NLW (Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venray) biedt bedrijven namens de deelnemende gemeenten zowel mensen als productiefaciliteiten aan. De strategische koers van WAA is onderwerp van dit advies en kan op dit moment geschetst worden als een bedrijf dat zich ontwikkelt tot een 'sociaal detacheringsbedrif. De drie bedrijven werken samen in de arbeidsmarktregio Noord-Limburg"; ook binnen het WSP. Gegeven de verschillende strategische perspectieven van de bedrijven is samenwerking niet altijd eenvoudig. Op twee manieren wil men samenwerking invulling geven: • Via het 'Win-Win-project'. In dit project onderzoeken de bedrijven of ze een gezamenlijk 'shared service center' kunnen oprichten waarin specialistische bedrijfsvoeringstaken ondergebracht kunnen worden. Genoemd worden: personeels- en financiële administratie, arbodienstverlening, juridische ondersteuning, ICT, facilitaire zaken et cetera. Primair doel is het terugdringen van (overhead)kosten in de bedrijfsvoering. • Met behulp van middelen die voor de SW-sector zijn vrijgemaakt ('Kerstensgelden') wordt de vorming van een gemeenschappelijk detacheringsbedrijf onderzocht. Men onderkent het belang van het ontzorgen van werkgevers in het kader van de werkgeversdienstverlening en wil zo snel mogelijk een (juridische) entiteit oprichten die daadwerkelijk zaken kan doen met bedrijven". Deze vormen van samenwerking lijken niet stevig te worden geschraagd door een bestuurlijke wens van de deelnemende gemeenten van de WAA groep. Gegeven de geografische ligging van Bergen, verkent deze gemeente duidelijk de mogelijkheden die Intos voor zijn medewerkers kan bieden. Venlo is niet per se gekant tegen nadere vormen van samenwerking tussen de bedrijven, maar is in strategische zin meer gericht op de uitbouw van het werkbedrijf en WSP als het gaat om de invulling van de arbeidsmarktregio Noord-Limburg. 8.2 Conclusies en aanbevelingen • De beweging om door samenwerking meer kostenefficiënt te kunnen optreden zal door alle stakeholders instemmend worden begroet. • Er is in de arbeidsmarktregio (werkbedrijf en WSP) nog geen keuze gemaakt of en wie in opdracht van regionale partijen werkzoekenden in het kader van de P-wet kan gaan detacheren (zie hoofdstukken 3 en 4). Aan de directies van deze bedrijven wordt dan ook van harte aanbevolen om — naast de ontwikkeling van een businesscase — ook de bestuurlijke dimensie snel te verkennen.
10
11
Met de aantekening dat Intos ook zijn blik heeft op de regio 'Rijk van Nijmegen', waar de gemeente Mook en Middelaar deel van uitmaakt. Daarbij aangetekend dat het WSP op dit moment enkel een samenwerkingsverband is en niet als entiteit een contractuele relatie aan kan gaan met bedrijven.
16/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
•
•
17/23
Het heeft, gegeven de uiteenlopende strategische vergezichten van de drie bedrijven, weinig zin om een formele samenwerkingsconstructie te onderzoeken en/of te ontwikkelen. Gegeven de beperkte omvang van de industriële faciliteit van de WAA groep in de nabije toekomst zou op korte termijn onderzocht moeten worden of deze faciliteit niet beter gesloten zou kunnen worden. Waarbij de faciliteiten van de andere SW-bedrijven — wellicht — beter benut kunnen worden als 'vangnetvoorziening' voor de deelnemende gemeenten van de WAA groep.
BESTUURSOPDRACHT WAA
BMC 1 advies Hoofdstuk 9 De onderzoeksvragen Op basis van de bevindingen en conclusies/aanbevelingen in de besproken deelthema's kunnen de onderzoeksvragen als volgt beantwoord worden: 1. De koers die in 'Samen Groeien' en 'Samen Anders' is vastgelegd, is getoetst aan verschillende actuele ontwikkelingen. Er is op zich geen aanleiding om het beleid met betrekking tot verkoop of afstoting van bestaande bedrijfsonderdelen te wijzigen. Bij de meerjarige financiële uitwerking liggen hier wel verschillende realisatierisico's. Er is geen aanleiding om binnen de huidige koers van een meer optimistische ontwikkeling van de gemeentelijke bijdrage uit te gaan. Een van de uitgangspunten van 'Samen Groeien' (een dalende gemeentelijke bijdrage) wordt binnen de huidige aanpak naar alle waarschijnlijkheid niet bereikt (in de periode 2016-2022). De decentralisatie van beschut binnen moet worden doorgezet: de sturing op 'beschut' moet volledig in handen komen van gemeenten. De WAA groep kan op korte termijn doorrekenen welk financieel effect het volledig afbouwen van de industrie betekent (eveneens gevolgen op frictiekosten). Bij het invullen van de werkplekken van 'beschut binnen' kunnen gemeenten een beroep doen op het aanbod van de andere SW-bedrijven in de regio en/of andere aanbieders. Het volledige financiële risico (optelsom van gemeentelijke bijdragen) voor gemeenten is dan afhankelijk van de volgende componenten: • De kosten van 'beschut werk' die de gemeenten zelf invullen (zie voor kengetallen, bijlage 2). • De herziene afbouw van de infrastructuur van de WAA groep (afhankelijk van strategische keuze: zie punt 4 hieronder). 2. De koers die door de WAA groep is ingezet (Samen Groeien/ Samen Anders) is teveel gebaseerd op de afbouw van de SW. De strategische koers die gekozen wordt voor de uitvoering van de P-wet moet centraal staan, met het werkbedrijf/WSP als de belangrijkste instituties. 3. De WAA groep kan zich nader ontwikkelen (al dan niet in samenwerking met NLW en intos) als detacheringsbedrijf waarbij het WSP opdrachtgever is. Als die ontwikkeling gewenst is, kan op korte termijn het inrichten van branchegerichte pools voor werkzoekenden ter hand worden genomen. Gegeven de te verwachten uitbreiding van de regionale vraag in de logistieke sector is het logisch om hier een speerpunt van te maken. 4. Stapsgewijs worden de volgende adviezen aan het bestuur gedaan: • Continueer de ingezette koers met betrekking tot afstoting van bedrijfsonderdelen. • Verscherp de koers met betrekking tot decentralisatie van 'beschut binnen'. Maak de deelnemende gemeenten geheel verantwoordelijk voor de inrichting van beschut binnen (inclusief financiële sturing). Voor de WAA groep betekent dit dat het bedrijfsonderdeel 'industrie' op afzienbare termijn volledig afgebouwd wordt. De WAA groep kan wel het (formele) werkgeverschap van de medewerkers behouden. Geef de WAA groep de opdracht om op korte termijn (binnen een halfjaar) een volledig businessmodel te ontwikkelen om als sociaal detacheringsbedrijf in het kader van de Pwet te opereren; al dan niet in samenspraak met de andere SW-bedrijven. Zo'n bedrijf moet zonder gemeentelijke bijdragen 'om niet' kunnen opereren. Als er niet gekozen wordt om de WAA groep voorgaande rol te geven, dan wordt geadviseerd om het bedrijf versneld af te bouwen (uiterlijk in 2020) en de zorg voor de resterende SW-medewerkers onder te brengen bij de gemeentelijke diensten voor werk en inkomen.
18/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
•
19/23
Als de gemeenten Beesel en Venlo opteren voor het direct aansturen van groenonderhoud en schoonmaakactiviteiten (al dan niet in samenwerking met particuliere bedrijven) vervalt de ratio om deze bedrijfsonderdelen verder 'in de markt' te zetten. Eventueel niet betrokken medewerkers kunnen via andere plekken bij individuele detacheringen en/of groepsdetacheringen geplaatst worden.
BESTUURSOPDRACHT WAA
Bijlage 1 Bronnen en geïnterviewde personen De volgende personen zijn geïnterviewd: • Gemeente Beesel: J. Smolenaars (wethouder), M. v.d. Broek (beleidsadviseur) • Gemeente Bergen: L. Roefs (wethouder), D. Kropman (beleidsadviseur) • Gemeente Venlo: V. Tax (wethouder), K. Orval-Jacobs, G. Franssen (beleidsadviseurs), L. Litjens, A. Lucassen, R. Versieijen (afdelingshoofden), R. de Ligt (hoofd P&O) • WAA groep: J. Walraven (directeur), R. Rovers (concerncontroller). A. Schuil (directeur talentontwikkeling) • NLW groep: P. Fleuren (directeur) • Intos: J. Noy (directeur) • WSP: G. de Swart, H. Schreurs Geraadpleegde bronnen: • Samen Groeien; nieuwe antwoorden op nieuwe vragen in veranderende tijden • Samen Anders! Van PMC's naar duurzame detachering • Win-Win-project: quickscan. Mogelijkheden van samenwerken tussen Intos, NLW groep en WAA groep • Meerjarenraming WAA 2016 tot en met 2021; voorjaarsnota 2015 • Halfjaarcijfers WAA groep (1 januari 2015— 1 juli 2015)
BESTUURSOPDRACHT WAA
Bijlage 2 Financiële verhoudingen, kengetallen en sturing A. Beschut SW-medewerkers In de hoofdtekst zijn reeds opmerkingen gemaakt over 'beschut'. Voor SW-medewerkers gelden de volgende belangrijke kengetallen (E's per fte): Loonkosten: Rijksbijdrage: Subsidieresultaat:
28.000,-12 26.000,-13 -1- E 2.000,—
Dit subsidieresultaat verslechtert de komende jaren (inclusief eerder geschetste risico's) en is niet of nauwelijks beïnvloedbaar. Voor de opbrengsten hanteren we in eerste instantie 4.000,— per fte (begrote opbrengst in industrie bij WAA). Omgerekend is dit ruim 3,— per uur. De kosten (begeleiding, huisvesting, afschrijvingen, staf, leiding, magazijn et cetera) bedragen bij de WAA gemiddeld 8.000,— per fte op jaarbasis14. Dit leidt tot de volgende opstelling: Opbrengsten productie: Productiekosten: Bedrijfsresultaat:
4.000,— E 8.000,— -/- 4.000,—
Het bedrijfsresultaat is wel beïnvloedbaar. Achter de decentralisatiegedachte zit met name het idee om de productiekosten terug te dringen. Als er bijvoorbeeld door de gemeente een afspraak met een onderneming gemaakt kan worden dat een laagproductieve medewerker 'om niet' wordt opgenomen in het bedrijf, dan zou de volgende opstelling — als voorbeeld — kunnen gelden: Opbrengsten productie: Productiekosten: Bedrijfsresultaat:
0,— E 2.500,— 2.500,—
De productiekosten bestaan uit twee elementen: • een fee voor de WAA ter dekking kosten personeelsadministratie (€ 1.000,— per fte); • toerekening begeleidingskosten (jobcoaching 'light') van gemeente (€ 1.500,- per fte) Juist om deze reden wordt bepleit dat gemeenten direct de invulling van 'beschut' zelf invullen en hier zowel inhoudelijk als financieel op sturen. De kosten zijn inzichtelijk en men is zelf direct verantwoordelijk voor de gemaakte keuzes. Het verslechterende subsidieresultaat de komende jaren is moeilijk beïnvloedbaar (maar dat geldt voor meerdere begrotingsposten van de gemeente).
Gemiddeld per fte bij WAA. Afgeronde huidige bijdrage per SE; deze loopt af in de komende 6 jaar naar € 23.000,—. 14 Gemiddelde in Nederland is € 9.000,- per fte met een grote differentiatie. 12 13
21/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
B. Detacheren SW-medewerkers Voor de WAA groep die volledig als sociaal detacheringsbedrijf zou moeten opereren moet een businessmodel opgesteld worden. Ter illustratie zijn hier enige kengetallen weergegeven hieronder zijn ruw en moeten zeker niet beschouwd worden als een 'eindversie': Het subsidieresultaat van SW-medewerkers die gedetacheerd worden in 2015 is -/- € 5.000,-15 , dat de komende jaren verslechtert tot -1- € 8.000,— (met daarbij de risico's die reeds in hoofdstuk 6 gemeld zijn). Voor individuele detacheringen geldt: Opbrengsten tarief detacheringen: Kosten begeleiding: Bedrijfsresultaat:
€ 13.000,-16 € 4.500,-17
€ 8.500,—
Voor groepsdetacheringen geldt: Opbrengsten tarief detacheringen: Kosten begeleiding: Bedrijfsresultaat:
€ 12.000,— € 8.000,—
€ 4.000,—
De kostenbegeleiding bij groepsdetacheringen ligt veel hoger daar de WAA groep niet alleen 'op afstand' jobcoaching verzorgt, maar ook begeleiding — op locatie — van het productie-/dienstverleningsproces. De gemiddelde loonwaarde van medewerkers die via groepsdetacheringen aan het werk zijn is lager dan die op individuele basis gedetacheerd worden. Vandaar dat de hogere kosten ook niet verrekend kunnen worden een hoger tarief (de gemiddelde opbrengst is zelfs lager, conform de meerjarenbegroting van de WAA). De positieve bedrijfsresultaten in bovenstaande opstelling zijn in 2015 van (net) voldoende omvang om het negatieve subsidieresultaat te dekken. Daar het subsidieresultaat verslechtert, geldt dit over een aantal jaren niet meer bij groepsdetacheringen (als verder alle kengetallen constant blijven). Om kostendekkend te kunnen draaien zal het bedrijf een gunstige verhouding tussen individuele en groepsdetacheringen moeten hebben. Dat kan in een uitgewerkt businessmodel een probleem opleveren daar voor de doelgroep juist groepsdetacheringen het beste kunnen passen. C. Detacheren P-wet De businesscase detacheren bij de P-wet is afhankelijk van verschillende parameters. Een van de belangrijkste is de loonwaarde (en dus loonkostensubsidie) waar we vanuit gaan. In deze illustratie gaan we uit van een loonwaarden van 60%.
'5 De loonkosten van deze medewerkers zijn ongeveer € 31.000,— per fte.
16
Afgeronde opbrengsten conform meerjarenraming WAA. Afgeronde kosten per fte conform opgave WAA businesscase post.
17
22/23
BESTUURSOPDRACHT WAA
Tabel 3: detacherin en 'P-wet' (op basis van 1 fte Detacheren Loonkosten Loonkostensubsidie Netto loonkosten Detacheringsopbrengsten Beschikbaar voor dekking uitvoeringskosten Uitvoeringskosten Bijdrage gemeente uit participatiebudget
P-wet 23.000 (minimumloon) 9.200 13.800 13.800 0 4.000 4.000
In dit model gaan we uit van de veronderstelling dat voor mensen met een loonwaarde van 60% er een (gemiddeld) uurtarief van € 10,— gerealiseerd kan worden. Dit ervaringscijfer is mede gerelateerd aan marktconforme tarieven van detacheerders die mensen op minimumloonniveau leveren aan bedrijven (zonder lage loonwaarde). Nog los van de rijksbijdrage loonkostensubsidie en participatiebudget is deze constructie voor gemeenten budgettair neutraal als we ervan uitgaan dat een uitkeringsgerechtigde geplaatst wordt: Opbrengsten: Besparing op uitkeringslasten: Kosten: Loonkostensubsidie Bijdrage uitvoeringskosten:
€ 13.200,_18 € 9.200,— € 4.000,—
Naarmate deze rekenpartij wordt toegepast op mensen met een lagere loonwaarde (<60%) wordt het voor gemeenten financieel steeds minder aantrekkelijk: de loonkostensubsidie wordt hoger bij een lagere loonwaarde (terwijl de loonkosten; het minimumloon gelijkblijft. Bij toepassing voor mensen met een hogere loonwaarde dan 60% ontstaat er een voordeel voor gemeenten (de loonkostensubsidie wordt lager). Het is niet onbelangrijk om erop te wijzen dat deze opstelling aan de krappe kant is. De kosten van begeleiding (€ 4.000,— per fte) betreffen de gehele kosten van de organisatie; en dat is allesbehalve een 'vetpot'. Het is maar de vraag of private partijen op basis van zo'n bijdrage tot uitvoering zouden willen overgaan. Groepsdetacheringen met hun intensieve begeleiding zijn niet mogelijk binnen deze opstelling of zouden gefinancierd moeten worden door extra opbrengsten uit de markt19. Opleidingsactiviteiten (zie de opmerkingen over branchegerichte pools) dienen apart gefinancierd te worden. Desalniettemin alle aanleiding om dit model door de WAA volwaardig te laten uitwerken.
18 Aanname gemiddelde uitkeringslasten; verschilt per gemeente. 19 In de gestileerde rekenvoorbeelden is geen rekening gehouden met een mogelijke besparing op uitvoeringskosten van de uitkeringsinstantie. Het inzetten van uitkeringsgerechtigden in — bijvoorbeeld — groepsdetacheringsconstructies zou (deels) gefinancierd kunnen worden door dergelijke besparingen. Dit kan terugkomen in de uitwerking van het detacheringsconstruct door de WAA.
23/23