2001-04 BINDEND ADVIES VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT FEDERATIE VAN FINANCIËLE PLANNERS in de geschilzaak: X. tegen Y.
1. Het verloop van de procedure De raadsvrouwe van X. heeft namens X. (hierna te noemen: Eiser) bij brief van 8 mei 2001 met bijlagen een geschil aanhangig gemaakt tegen Y. (hierna te noemen: de Planner). Eiser heeft schriftelijk verklaard de uitspraak van de Commissie van Toezicht als bindend te zullen aanvaarden. De Commissie heeft het geschil in behandeling genomen. De Planner heeft bij brief van 23 augustus 2001 schriftelijk verweer gevoerd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 7 september 2001. Ter zitting zijn verschenen Eiser in persoon tezamen met zijn raadsvrouwe, de Planner, en een door de Planner meegebrachte getuige, Z. 2. De klachten van Eiser Het geschil dat door Eiser aanhangig is gemaakt betreft de factuur d.d. 19 juli 1999 van de werkgever (W. BV) van de Planner ad ƒ 1.727,25 inclusief BTW terzake van de door de Planner geleverde adviesdiensten. Eiser weigert deze factuur te betalen. Hij voert als grond voor dat standpunt aan dat de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende was. Hij heeft niet gekregen wat hij had gevraagd, althans wat hij had verwacht. Wat hij wel heeft gekregen had hij ofwel niet nodig, ofwel het waren standaard berekeningen- en adviezen. Hij had van aanvang af gezegd dat hij geen behoefte had aan standaardverhalen. De adviezen die hij kreeg betroffen in feite alleen een pensioenberekening en een offerte voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Als hij dat had geweten had hij geen opdracht aan de Planner gegeven want dat had hij bij bank of verzekeringsmaatschappij kosteloos kunnen krijgen. Hij vindt de verkregen adviezen oppervlakkig en niet in overeenstemming met de verwachtingen die partijen waren overeengekomen (brief Eiser 28 december 1999), respectievelijk met de verwachtingen die door de Planner waren gewekt (brief van Eisers raadsvrouwe d.d. 8 mei 2001). Eiser verzoekt de Commissie van Toezicht (ook) om een oordeel of de adviezen van de Planner van voldoende kwaliteit waren.
15
3. Het verweer De Planner stelt daar in zijn verweerschrift d.d. 20 juli 2001, het volgende tegenover. Eiser is akkoord gegaan met het schriftelijke voorstel inzake de door de Planner te verlenen diensten. Op 2 juli 1999 heeft de Planner een advies uitgebracht inzake arbeidsongeschiktheid en de omzetting van de eenmanszaak naar een BV. Omdat de wijze waarop pensioen wordt opgebouwd afhangt van de structuur van de onderneming is afgesproken dat de Planner op de pensioenkwestie zou terugkomen. De Planner heeft Eiser geadviseerd dat vanuit fiscaal oogpunt omzetting naar een BV niet voordelig zou zijn. Hierover heeft Eiser op diens verzoek op 13 juli 1999 mondelinge toelichting gekregen. Op 27 juli 1999 heeft de Planner een offerte uitgebracht voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Op 19 november 1999 heeft de Planner een advies uitgebracht omtrent het pensioen van Eiser. De Planner stelt dat tijdens het traject intern regelmatig overleg is geweest. De Planner staat nog steeds achter het gegeven advies. Aan daadwerkelijke adviesuren is 11,5 uur besteed. Een declaratie van 7 uren acht de Planner volledig acceptabel. 4. De zitting Ter zitting zijn de volgende verklaringen afgelegd. Eiser: "De kwaliteit voldeed niet aan de verwachtingen. In het eerste gesprek is over tarief gesproken. Ik zit zelf ook in de advieswereld." De Planner: "Ik heb weinig toe te voegen aan de stukken. Onze oplossing voor zijn problematiek was in zijn ogen misschien niet zo spectaculair. Niet iets volslagen nieuws. Ook over de B.V. hebben we het gehad. De uitkomst was misschien niet verrassend maar in onze ogen wel de beste voor hem. Dat vinden wij nu nog." De raadsvrouwe van Eiser: "Het leek Eiser een standaardadvies." Eiser: "Of ik het om fiscale redenen zus of zo moest doen had ik ook in een belastinggids kunnen zien of aan een accountant kunnen vragen. Ook pensioen etc. wist ik zelf ook wel. Notarieel, juridisch, erfrecht, daar heb ik geen verstand van."
16
Z.: "Ik vind ook dat het advies wel wat dun was. Maar zeker niet onvoldoende. Ook na het advies hebben wij de problematiek nog besproken. Dat is allemaal niet gedeclareerd." Eiser: "Zij hadden mij nog getipt om ook even te kijken naar AOV. Daar had ik zelf niet aan gedacht. Ik wilde de inhoudelijke zaken weten, maar geen berekeningen. Wat zijn de mogelijkheden t.a.v. een pensioen. We hadden samen nog niet besloten B.V. òf eenmanszaak." Z.: "Eiser is waarschijnlijk teleurgesteld dat wij geen B.V. adviseerden maar wij zien het nu eenmaal zo. Naast wij tweeën had ook een kantoorgenoot zich nog met de zaak bezig gehouden. Dat is niet allemaal gedeclareerd." De Planner: "Toen wij wisten dat hij ontevreden was heb ik nog diverse malen contact met hem gehad. Op uw vraag of hij iets geheel anders heeft gekregen dan hij aan ons had gevraagd, antwoord ik met een volmondig: neen." 5. Beoordeling van het geschil Na de partijen te hebben gehoord, en kennis genomen hebbende van de tussen partijen gewisselde stukken en de overige correspondentie voorafgaande aan de indiening van de klacht, alsmede van de verklaring van de door Eiser meegebrachte getuige, komt de Commissie tot de volgende bevindingen. De Planner heeft grotendeels samen met een collega met Eiser besprekingen gevoerd op 15 juni, 13 juli en 21 oktober 1999, en schriftelijke adviezen en offertes aan Eiser uitgebracht op 21 juni, 2 juli, 27 juli en 16 november 1999. Het is evident dat W. BV aan de advisering van deze cliënt twee à driemaal zoveel uren heeft besteed dan de 7 in rekening gebrachte uren. (Nog los van de uren die moesten worden besteed doordat Eiser de onderhavige procedure heeft gestart, welke uren in beginsel ook niet relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.) Het uurtarief van ƒ 245 exclusief BTW voor werkzaamheden nà het kosteloze intakegesprek is vooraf tussen partijen besproken. Het vormt als zodanig geen punt van geschil en het komt de Commissie ook ambtshalve niet uitzonderlijk hoog voor, voor een
17
professionele organisatie van universitair gevormde financiele planners. De Planner heeft tegenover zijn cliënt op prudente wijze helderheid betracht over de kosten. In de offerte van 21 juni 1999 heeft de Planner aangegeven dat hij 3 onderwerpen zal behandelen: opbouw pensioenvoorziening, arbeidsongeschiktheidsverzekering en de vraag of het voor Eiser wenselijk is om zijn eenmanszaak om te zetten in een B.V. Eiser heeft hiermee ingestemd. Zijn klacht achteraf over het feit dat hij inderdaad advies kreeg over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen stuit reeds daarop af. Het feit dat hijzelf in eerste instantie niet was begonnen over dat onderwerp doet daaraan niets af. De inhoud van de opdracht was immers na dat gesprek tussen partijen schriftelijk vastgelegd in de brief van 21 juni 1999. Met die vastlegging heeft de Planner prudent gehandeld. In zijn brief van 29 september 1999 maakt Eiser duidelijk dat zijn klacht (ook) inhoudt dat de verstrekte adviezen met betrekking tot de omzetting in een B.V. en met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsverzekering standaardverhalen zijn. Dit is als zodanig nimmer een terechte klacht. Een klant wendt zich tot een planner omdat die know how heeft die hij zelf mist. Het kan ook zijn dat hij dat doet omdat hij bij de deskundige bevestiging zoekt van de ideeën die hij zelf al heeft. Het advies van de planner kan al in het eerste uur van onschatbare waarde zijn en voor de cliënt een reusachtig financieel voordeel opleveren. Als die planner dat advies ook aan een aantal andere cliënten geeft of heeft gegeven blijft dat zo en wordt het voor de specifieke cliënt niet minder waardevol. Het is menselijk dat klanten al gauw denken dat adviezen "standaard" zijn. Vaak wordt aldus miskend hoeveel know how en ervaring in het advies zijn verwerkt. Iets anders is het, als een planner aan een specifieke klant een advies verstrekt dat in het geheel niet past bij die specifieke klant en diens specifieke omstandigheden. Dat zou een wanprestatie zijn van de planner. In het onderhavig geval is niets gebleken van dien aard. Integendeel, de schriftelijke adviezen zijn toegespitst op de persoon, wensen, behoeften en overige gegevens van Eiser. De Planner heeft onbetwist volgehouden dat het advies over eventuele omzetting in een B.V. ook bij nadere bestudering nog een juist advies was voor Eiser, en inderdaad is uit niets gebleken dat dat niet zo zou zijn. Aldus blijft nog te onderzoeken over of de adviseur anderszins is tekort geschoten.
18
De Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij eigenlijk alleen andere dingen van de Planner had willen horen dan hij zelf zonder veel kosten ook elders had kunnen leren, bijvoorbeeld bij zijn accountant, bank of verzekering of uit een belastingalmanak. Dat brengt de Commissie derhalve weer terug bij de – inderdaad wezenlijke – vraag wat de opdracht was. Een financiele planner die is geregistreerd bij de Federatie Financiële Planners dient zich in te spannen om duidelijkheid te creëren omtrent de inhoud van de opdracht. Alleen aan een duidelijke opdracht kan hij deugdelijk voldoen. Een goede methode daarvoor is de opdracht schriftelijk te bevestigen. Aan de andere kant is ook de opdrachtgever gehouden om duidelijk te zijn over wat zijn eigen opdracht eigenlijk inhoudt. Een opdrachtgever kan een andere voorstelling van zaken hebben over wat de opdracht inhoudt, maar als hij dat niet vooraf duidelijk kenbaar maakt kan dat geen rol spelen; behalve voor zover het ontstaan of voortbestaan van de verkeerde voorstelling van zaken bij de cliënt is te wijten aan de planner. Dat laatste deed zich hier niet voor. Als Eiser méér of anders had verwacht of gehoopt te krijgen, dan had het op zijn weg gelegen om daarover vooraf duidelijkheid te creëren. Dat geldt in het algemeen al, maar in dit geval in het bijzonder nu Eiser zelf immers ook een gespecialiseerde professional is die zelf ook in de advieswereld werkzaam is. De Commissie stelt vast dat er geen gronden zijn om te oordelen dat de Planner of zijn kantoorgenoten op enigerlei wijze zijn tekortgeschoten jegens Eiser, en de vordering van de Planner met inbegrip van rente en kosten (voor zover toepasselijk) zal dan ook door Eiser betaald dienen te worden. 6. Het bindend advies De Commissie stelt het bindend advies vast dat de klacht en de vordering worden afgewezen. Deze beslissing is tot stand gekomen met inachtneming van het Reglement Commissie van Toezicht FFP en is gewezen door Mr C.J.B. Ebeling (voorzitter), W.J.H. Draisma en Mr W.A. Mooij (leden van de Commissie) waarbij Mr M.L. Laumen als secretaris optrad.
19