A DV I E S VAN DE
COMMISSIE DAGARRANGEMENTEN
ADVIES VAN DE
COMMISSIE DAGARRANGEMENTEN
DEN HAAG, JANUARI 2002
COMMISSIE DAGARRANGEMENTEN
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 Tussen twee vuren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 Het Dagarrangement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 Familieportret / Wat willen kinderen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23 De Gebruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27 Wat willen ouders? Gegevens uit onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33 De Aanbieders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37 De Locatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45 Familieportret/ Wat willen kinderen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51 Het Personeel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .55 Familieportret/ Wat willen kinderen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61 De Kosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .65 De Regie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72 Familieportret/ Wat willen kinderen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .76 Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80 bijlage 1. Instellingenbesluit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80 bijlage 2. Leden van de Commissie Dagarrangementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82 bijlage 3. Deelonderzoeken en publicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83 bijlage 4. Activiteiten van de Commissie Dagarrangementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
VOORWOORD
Uit ervaring weet ik hoeveel rust buitenschoolse opvang schenkt. Mijn kinderen zitten op een vensterschool in Groningen. Ze blijven tussen de middag over en maken drie dagen per week gebruik van een middagprogramma. Mijn dochter van tien jaar gaat naar dwarsfluitles en drama, mijn zoon van acht naar pianoles, voetbal en judo. Ze vinden het er heerlijk. Na school lopen ze door een parkje naar de buitenschoolse opvang. Ze bouwen er hutten, hebben hun eigen kletshoek. Mijn zoon kwam pas met een zelfgetimmerd schip thuis. Dat had ik hem niet kunnen leren. Als we onze kinderen onverwacht niet zelf uit school kunnen halen, meld ik dat ‘s morgens. Geen punt, ze kunnen altijd komen. Het beeld bestaat dat naschoolse opvang er voor de ouder is die wel kinderen wil, maar er zelf weinig voor zorgt. Dat is niet zo. De gemiddelde Nederlandse ouder met kinderen in de schoolgaande leeftijd maakt tussen de anderhalve dag en drie dagen gebruik van naschoolse opvang. Doordat steeds meer ouders arbeid en zorg willen combineren, blijft het gebrek aan goede opvang echter groot. Uit de onderzoeken die de Commissie Dagarrangementen onder ouders en kinderen de afgelopen maanden heeft laten doen, blijkt dat een betere samenhang tussen voorzieningen voor onderwijs, opvang en vrije tijd hard nodig is. De commissie heeft een samenhangend pakket van onderwijs, opvang en vrije tijd een dagarrangement genoemd. Ouders en kinderen moeten naar behoefte hun eigen dagarrangementen samen kunnen stellen. Het dagarrangement is geen nieuw verschijnsel, het is op lokaal niveau al in ontwikkeling, zoals de brede school initiatieven en de experimenten in het kader van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling uitwijzen. Daartoe uitgedaagd door de betrokken ministeries komt de commissie nu met concrete voorstellen over de wijze waarop dagarrangementen versneld tot stand kunnen komen. Gesterkt door het onderzoek, gebaseerd op de dagelijkse problemen van de doorsnee Nederlander. Vele lichten staan op groen, er liggen volop kansen de in gang gezette ontwikkelingen met kracht door te zetten.
Henk Pijlman Voorzitter Commissie Dagarrangementen
5
SAMENVATTING
De Commissie Dagarrangementen presenteert een aantal voorstellen om de infrastructuur van onderwijs, opvang en vrije tijd beter af te stemmen op leefstijl en tijdsbesteding van ouders en hun kinderen. Naar behoefte kunnen ouders en kinderen een dagarrangement samenstellen: een doorlopend aanbod van voorschoolse opvang, onderwijs, opvang tussen de middag en culturele, educatieve en sportieve activiteiten na school. Het aanbod is qua tijden afgestemd, wordt vanuit één of meerdere locaties aangeboden en voorziet in vervoer van de kinderen naar activiteiten. Ouders kopen op eenvoudige wijze een pakket in. De aanbieder evalueert het aangeboden pakket, inventariseert de wensen van ouders en kinderen en stelt op basis daarvan een nieuw aanbod samen. Keuzevrijheid voor de gebruiker staat voorop. Kernbegrippen zijn rust, een goede organisatie en aanbod van hoge kwaliteit. Meer en uitnodigende mogelijkheden voor kinderen, beter en handiger voor de dagindeling van ouders. – Met deze voorstellen geeft de commissie invulling aan de opdracht waarmee zij is ingesteld: werken aan een betere samenhang tussen voorzieningen voor onderwijs, opvang en vrije tijd onder meer door een multifunctioneel gebruik van bestaande en nieuwe gebouwen. Flexibele dagarrangementen ontwikkelen die aansluiten bij de behoeften van ouders en kinderen. De Commissie Dagarrangementen werd ingesteld door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede op initiatief van de bewindslieden van Economische Zaken, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Grote Steden- en Integratiebeleid. – Terwijl het kabinetsbeleid erop is gericht om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten, blijkt uit onderzoek onder ouders dat de commissie heeft laten uitvoeren, dat 87 procent van de (aanstaande) moeders mìnder gaat werken om de opvang te regelen. 55 procent neemt zich voor de werktijden opnieuw aan te passen als het kind naar de basisschool gaat. Naast het gebrek aan capaciteit ervaren ouders het tijdsvraagstuk als het grootste knelpunt. Geen aansluiting en te weinig flexibiliteit van de openingstijden, grote afstanden tussen school, dagverblijf of buitenschoolse opvang en geen oplossingen voor onverwachte gebeurtenissen. Het managen van de dagelijkse zorgtaken in combinatie met arbeid wordt steeds lastiger. Ouders creëren vanuit hun eigen verantwoordelijkheid individuele oplossingen, maar deze zijn vaak kwetsbaar. De fysieke en sociale infrastructuur van de Nederlandse samenleving is nog onvoldoende ingericht op nieuwe leefpatronen en samenlevingsverbanden. – Door een betere afstemming van tijd en ruimte kunnen gemeenschapsvoorzieningen op het terrein van onderwijs, opvang en vrije tijd de combinatiedrukte van ouders verlichten. Samenwerking is het sleu-
6
telwoord. Een grote meerderheid van de ondervraagde ouders wil dat ook, het liefst ziet men de voorzieningen gehuisvest onder één dak. Niet alleen vanwege een betere aansluiting met arbeidstijden, ook en vooral omdat de kwaliteit van opvang en onderwijs er door verbetert, het leuker wordt voor hun kinderen en het hun ontwikkelingskansen verhoogt. Ouders en kinderen hebben uitgesproken ideeën over de invulling van die samenwerking. – Het concept dagarrangementen bouwt voort op de brede schoolontwikkeling en gaat tegelijkertijd verder. Inzet is een breed educatief aanbod voor àlle kinderen, met goed onderwijs, kwalitatief verantwoorde opvang en een geïntegreerd pakket van opvang en buitenschoolse activiteiten. Gericht op de verbetering van de dagindeling èn op het vergroten van de ontwikkelingskansen van kinderen. De commissie doet een aantal aanbevelingen om dit aanbod te realiseren. Daarbij is gebruik gemaakt van de 140 experimenten die in het kader van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling in het gehele land lopen. De tussenschoolse opvang ziet de commissie als een vaste schakel in een aaneengesloten schooldag. Na een aanloopperiode, kan dit professioneel worden begeleid. Het rijk stelt de gemeente een budget voor tussenschoolse opvang beschikbaar. De gemeente stelt in overleg met opvangorganisaties en basisscholen vast hoe de middelen worden ingezet. De samenwerkende instellingen kunnen de kinderen steun, toezicht en stimulansen bieden door te werken aan een gedeeld pedagogisch klimaat. De commissie heeft een handleiding pedagogisch klimaat laten ontwikkelen. Wat betreft het naschoolse aanbod pleit de commissie voor een invulling die voor kinderen aantrekkelijk en uitdagend is: een geïntegreerd pakket van opvang en activiteiten, inclusief vervoer tussen locaties. Voor een dergelijke invulling is ruimte in de regelgeving nodig; deze is nu eenzijdig vanuit opvang gedefinieerd. De samenwerkende instellingen realiseren één aanspreekpunt voor ouders, een ‘loket’ op één van de locaties, waar men informatie haalt, afspraken maakt, terecht kan met vragen en oplossingen voor onverwachte gebeurtenissen. De informatievoorziening voor allochtone ouders krijgt extra aandacht. – De clustering van voorzieningen op één locatie betekent een besparing van haal- en brengtijden voor ouders, een reductie van mobiliteit en sluit aan bij het streven naar efficiënter gebruik van grond en gebouwen. De commissie beveelt aan om tot 2010 het aantal multifunctionele accommodaties voor onderwijs en opvang uit te breiden met tweeduizend. Voor de ontwikkeling, het beheer en de exploitatie dient de inschakeling van private partijen zoals woningcorporaties te worden bevorderd. Om aan de vele vragen van gemeenten tegemoet te komen, heeft de commissie de Leidraad voor multifunctionele accommodaties ontwikkeld, die samen met dit advies uitkomt. Samenwerking en gezamenlijke huisvesting vragen om een harmonisatie van regelgeving; nu wordt het enthousiasme voor samenwerking getemperd door niet aansluitende regels. Bij een compleet
7
dagarrangement zullen kinderen meer tijd op één plek doorbrengen. De kwaliteit van de binnen- en buitenruimten verdient grote aandacht: een inspirerende, aantrekkelijke, veilige omgeving waarin geleerd en gespeeld kan worden. Voor de buitenruimten heeft de commissie kwaliteitseisen op laten stellen. De samenwerking tussen instellingen, al dan niet op één locatie, biedt mogelijkheden voor nieuwe vormen van personele samenwerking en het creëren van nieuwe functies. Uit diverse combinaties van onderwijstaken, opvangtaken, vroeg- en voorschoolse educatie, muziekonderwijs of verenigingswerk stelt de commissie drie combifuncties voor. Hiermee komt de commissie tegemoet aan de wens van met name de onderwijsgevenden om zich weer te concentreren op hun kerntaken. Werken in de kinderopvang en het onderwijs kan aantrekkelijker worden: werknemers krijgen perspectief op doorstroom en carrière. Voor een grote groep herintreders, een belangrijk arbeidspotentieel, kan het een nieuwe stap op de arbeidsmarkt zijn. – De maatschappelijke baten van dagarrangementen zijn aanzienlijk. Voor de samenleving als geheel, voor werkgevers, voor ouders en voor kinderen. Een verhoging van de arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit alsmede inverdieneffecten op uitkeringen levert de rijksoverheid op jaarbasis minimaal 800 miljoen euro op. Werkgevers besparen op kosten voor ziekteverzuim en personeelsverloop naar schatting een bedrag van 500 miljoen euro per jaar. Voor ouders zijn de kosten van dagarrangementen niet hoger dan de afzonderlijke voorzieningen die men nu gebruikt; een dagarrangement is immers een koppeling en aaneenschakeling van bestaande activiteiten tot een doorlopend aanbod. De commissie stelt voor de tussenschoolse opvang te professionaliseren en bepleit dat het rijk in de financiering ervan voorziet. Het succes van een dagarrangement hangt in sterke mate af van goede coördinatie en samenwerking. Voor een goede organisatie daarvan zijn middelen noodzakelijk. De commissie verwacht dat dagarrangementen ouders uitnodigen de opvangvoorzieningen langer en vaker gebruiken. Dit werkt door in het beslag dat de opvangkosten op het besteedbaar inkomen leggen. Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse ouders in vergelijking met andere landen een groot aandeel in de kosten van kinderopvang betalen. Tegen de achtergrond van de aanzienlijke maatschappelijke opbrengsten van dagarrangementen geeft de commissie in overweging om een tegemoetkoming in de fiscale sfeer te creëren. – Voor een landelijk dekkend aanbod van sluitende dagarrangementen is organiserend vermogen nodig, dat op korte termijn noch de markt noch het maatschappelijk middenveld tot stand kan brengen. Voor een grootschalige uitbreiding is daarom een regisserende rol voor de overheid weggelegd. De gemeente is daarvoor de meest geëigende overheidslaag. Zij is het beste in staat om lokaal maatwerk te leveren. De gemeente heeft ruimte, instrumenten èn bevoegdheden nodig om regie te voeren. Geen gedetailleerde regelgeving maar wel een landelijk beleidskader met een visie op dagarrange-
8
menten en formulering van de gewenste resultaten. De belangrijkste sturingsinstrumenten voor de gemeente zijn de bevoegdheden die zij op aanpalende beleidsterreinen reeds heeft. Naast communicatie en geld. Het rijk ondersteunt de gemeenten met een beleidskader, een huisvestingsbudget, een stimuleringsbudget, communicatie en landelijk projectmanagement. Het huisvestingsbudget, een investeringsimpuls voor de (ver)bouw van tweeduizend multifunctionele accommodaties tot 2010, bedraagt voor de komende twee kabinetsperiodes gemiddeld 150 miljoen euro per jaar. Een dergelijke impuls sluit aan bij de beleidsvoornemens op het gebied van multifunctioneel bouwen en de kwaliteitsverbetering van schoolgebouwen. Een stimuleringsbudget van 50 miljoen euro per jaar, stelt gemeenten in staat samenwerking te stimuleren, te coördineren en te faciliteren. Lokaal maatwerk is daarbij het uitgangspunt. Gemeenten, rijk en betrokken instellingen maken heldere afspraken over te bereiken resultaten en de wijze van verantwoording.
De Commissie Dagarrangementen beveelt het volgende aan: (instellingen) 1. Instellingen voor onderwijs, opvang en vrije tijd werken op een zodanige wijze samen dat ouders en kinderen een doorlopend aanbod - een dagarrangement - kan worden aangereikt, waaruit de ouder naar behoefte kan kiezen. Zo ontstaat in het gehele land een netwerk van voorzieningen dat aantrekkelijk is voor kinderen en de taakcombinerende ouder faciliteert. 2. De wensen en behoeften van ouders en kinderen dienen vertrekpunt te zijn voor het aanbod van dagarrangementen. Vraagsturing is uitgangspunt. Ouders en kinderen worden ook nauw betrokken bij de keuze van samenwerkende voorzieningen en de inrichting van accommodaties. 3. Op één van de samenwerkende locaties of in de multifunctionele accommodatie wordt één aanspreekpunt gerealiseerd, dat fungeert als schakel tussen ouders en aanbieders van het dagarrangement. 4. De tussenschoolse opvang is een essentiële schakel in het dagarrangement. Er wordt de komende jaren stapsgewijs gewerkt aan professionalisering. De gemeente regisseert de totstandkoming van de tussenschoolse opvang die, afhankelijk van lokale voorkeur, wordt uitgevoerd door de basisschool of een opvangorganisatie. 5. Het naschoolse aanbod omvat een pakket van opvang en vrijetijdsactiviteiten dat voor kinderen van diverse leeftijd aantrekkelijk is. Er is nauwe samenwerking met de lokale infrastructuur van vrijetijdsvoorzieningen. De deelarrangementen die sportverenigingen in het kader van Kinderopvang in de sport (ministerie VWS) ontwikkelen, verdienen navolging in de culturele sector. 6. De personele samenwerking tussen onderwijs, opvang- en vrijetijdsvoorzieningen dient te worden bevorderd door het creëren van combinatiefuncties als onderwijsassistent, pedagogisch
9
medewerker en vrijetijdsmedewerker. Sociale partners wordt verzocht de aanstelling bij één werkgever, de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden, functiewaardering en opleidingsvereisten ter hand te nemen. De ROC’s ontwerpen voor genoemde combifuncties een nieuwe MBOopleiding op meerdere niveau’s. (gemeente) 7. De gemeente verbindt integraal jeugdbeleid met accommodatiebeleid door de (ver)bouw van multifunctionele accommodaties voor onderwijs en opvang. De gemeente stimuleert de participatie van private partijen als woningcorporaties bij de ontwikkeling, het eigendom en het beheer (PPS-constructie). De commissie adviseert in dit verband ook om met de coöperatie als rechtsvorm voor deelnemende instellingen te experimenteren. 8. De gemeente regisseert een intensieve samenwerking tussen onderwijs, opvang en vrije tijdsinstellingen op buurt-, wijk- of dorpsniveau, gebruikmakend van de bevoegdheden en instrumenten op het gebied van jeugdbeleid, welzijnsbeleid, onderwijshuisvesting en ruimtelijke ordening. Uitgangspunt is lokaal maatwerk: de samenstelling, wensen en mogelijkheden van de buurt, de wijk of de dorpsgemeenschap is richtinggevend. 9. In bestemmingsplannen, bij herstructurering van wijken of in het beleid landelijk gebied gaat de gemeente uit van multi-disciplinaire samenwerking en clustering van voorzieningen. (rijk) 10. Er vindt harmonisatie plaats van voorschriften en regelgeving voor voorzieningen die samenwerken aan dagarrangementen. Een flexibeler en gedifferentieerder gebruik van de groepsgrootte-norm is noodzakelijk om voldoende maatwerk te kunnen bieden. 11. Het rijk ontwerpt een beleidskader: impuls dagarrangementen. Het beleidskader omvat een visie op dagarrangementen (de Richting), biedt ruimte voor lokaal maatwerk (Ruimte), kwaliteitseisen en resultaatafspraken (Resultaat) en aanwijzingen voor evaluatie (Rekenschap). 12. Het rijk stelt een stimuleringsbudget vast waarmee een premie op lokale samenwerking ten behoeve van dagarrangementen wordt gestimuleerd. Het budget bedraagt 50 miljoen euro per jaar. 13. Voor de versnelde realisatie van multifunctionele accommodaties stelt het rijk de gemeenten een huisvestingsbudget beschikbaar. Daarmee is in de komende twee kabinetsperiodes een bedrag gemoeid van gemiddeld 150 miljoen euro per jaar. De benodigde gelden worden gekoppeld aan de beleidsvoornemens op het gebied van multifunctioneel bouwen en kwaliteitsverbetering scholenbouw.
10
14. Het rijk stelt de gemeente een budget beschikbaar ten behoeve van de tussenschoolse opvang. De gemeente maakt met schoolbesturen en opvanginstellingen de afspraak hoe deze ingezet kunnen worden voor professionele tussenschoolse opvang van schoolgaande kinderen. Hiermee is een bedrag gemoeid van 147 miljoen euro. 15. Tegen de achtergrond van de gewenste toename van arbeidsparticipatie van vrouwen geeft de commissie in overweging om, met het oog op de toegankelijkheid van opvangvoorzieningen, bij de voorziene evaluatie van het fiscale stelsel de kostentoedeling van kinderopvang aan ouders te heroverwegen.
11
INLEIDING
15 december 2000 installeerde staatssecretaris mr. A.E. Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Commissie Dagarrangementen. De commissie kreeg de opdracht mee om concrete voorstellen te doen voor een betere samenwerking tussen onderwijs, kinderopvang en vrije tijdsvoorzieningen, zodat ouders werk en zorg voor kinderen kunnen combineren. De commissie is gevraagd te adviseren hoe op dit terrein multifunctioneel en flexibel gebouwengebruik kan worden gestimuleerd. Vanwege het intersectorale karakter van de thematiek is de Commissie Dagarrangementen mede geïnitieerd door de bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Grote Steden- en Integratiebeleid. De instelling van de commissie vindt zijn oorsprong in het advies ‘4 + 2 = 7’ dat de Stuurgroep Dagindeling naar aanleiding van de discussie over de vierdaagse schoolweek heeft opgesteld. In ‘4 + 2 = 7’ wordt gepleit voor een betere afstemming van onderwijs- en opvangvoorzieningen op nieuwe leefpatronen in de samenleving. De commissie heeft in haar werkwijze het perspectief van ouders en kinderen voorop gesteld. Zij zijn de gebruikers van de voorzieningen, hun stem telt. In twee onderzoeken heeft de commissie ouders en kinderen geconsulteerd. Hun ervaringen, wensen en ideeën lopen als een rode draad door het voorliggende advies. Het advies is als volgt opgebouwd: Een schets van de combinatieproblematiek van werkende ouders
Introductie van het concept dagarrangementen en de relatie van dagarrangementen tot actuele beleidstrajecten
Wat wil de gebruiker? Resultaten van enquetes en interviews met ouders en klassengesprekken met kinderen Welke voorzieningen werken samen aan dagarrangementen, wat is het aanbod en hoe ziet de samenwerking eruit?
Beschrijving van de multifunctionele accommodatie en de investeringsimpuls die nodig is om het ontstaan van deze accommodaties te versnellen.
12
Waar liggen de kansen op personele samenwerking tussen samenwerkende voorzieningen en hoe zien de nieuwe combi(natie)functies eruit? Kosten én baten van dagarrangementen
Voorstellen voor het samenspel van rijk en gemeenten in de bestuurlijke vormgeving van dagarrangementen
In de realisatie van dagarrangementen en de samenwerking tussen instellingen die daarvoor nodig is, speelt de gemeente een sleutelrol. Tegelijk met dit advies verschijnt de Leidraad voor multifunctionele accommodaties, een handleiding voor gemeenten om hen bij het samenbrengen van partijen en de totstandkoming van multifunctionele accommodaties te ondersteunen. Als basismateriaal voor dit advies heeft de commissie diverse deelonderzoeken uitgezet. In de bijlage is hiervan een overzicht opgenomen.
13
TUSSEN TWEE VUREN
Combinatiedrukte De standaardlevensloop van leren-werken-rusten of leren-zorgen-rusten bestaat niet meer. Er is een variëteit aan basispatronen ontstaan, uitgesmeerd over elke levensfase. Nederlanders zijn in hun vrije tijd weliswaar nog steeds veel thuis en eten ’s avonds om zes uur in gezinsverband 1. Daar staat tegenover dat de tijd die geïnvesteerd wordt in betaalde arbeid de afgelopen vijf jaar met 2,1 uur per week per hoofd van de bevolking is toegenomen. Dat betekent niet dat individuen een langere werkweek maken, de reden voor de stijging is dat méér mensen gaan werken: vooral vrouwen en jongeren. Het emancipatiebeleid heeft zijn vruchten afgeworpen. 52 Procent van de vrouwen in Nederland neemt deel aan betaalde arbeid, waaronder veel herintredende vrouwen. Dat is een verdubbeling sinds 1975. Van de vrouwen met jonge kinderen werkt 67 procent. De participatie van vrouwen heeft ertoe geleid dat het traditionele kostwinnersmodel uitgroeide tot een anderhalverdienersmodel. Het aantal mensen dat arbeid en zorg combineert nam tussen 1995 en 2000 toe van 38 tot 47 procent. Dat succes op de arbeidsmarkt blijft echter niet zonder gevolgen. Het werk, de opvoeding van de kinderen, de zorg voor eigen ouders, het op peil houden van kennis, het huishouden; werkende ouders zijn bezig voortdurend te combineren en over te schakelen van de ene activiteit naar de andere. Vooral voor ouders met jonge kinderen is het is een hele toer om prioriteiten te stellen in de dagelijkse combinatiedrukte. Niet iedereen slaagt daarin. Veel Nederlanders ervaren problemen bij het combineren van werk en privé. Onder hen ook een groeiend aantal eenoudergezinnen. Uit interviews met ouders van schoolgaande kinderen van 4 tot 12 jaar, in opdracht van de Commissie Dagarrangementen, blijkt dat het tijdsvraagstuk voor ouders het meest problematisch is. ‘Altijd vliegen en draven’ is een veelgehoorde opmerking, ‘om zes uur op om alles voor elkaar te krijgen’2. Tijdens haar recente staatsbezoek aan Roemenië zei koningin Beatrix zich zorgen te maken over ‘de vele jonge mensen die zo hard moeten werken dat ze amper de tijd vinden een weekend met elkaar door te brengen’. Vooral de vroege ochtenduren voordat de school begint, zijn lastig te overbruggen. Verder veel klachten van ouders met meer kinderen over de afstanden tussen de voorzieningen, met name na school. Het gebrek aan samenhang en flexibiliteit bij de betrokken instellingen wreekt zich. Bij ziekte of onverwachte gebeurtenissen loopt de kwetsbare constructie vast.
1 Sociaal en Cultureel Planbureau, Trends in de tijd, 2001 2 M&A van Gelder & Partners, Beelden en meningen van 400 kinderen en 400 ouders, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, 2001 (www.dagarrangementen.net).
14
Werk-privé balans Het wringt en het gaat steeds meer wringen. De geëmancipeerde werknemer wíl graag werken, maar het wordt ook van hem of haar verwacht. De overheid stimuleert de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Een hoge arbeidsparticipatie is vanuit economisch perspectief nodig om de voortschrijdende vergrijzing van de samenleving op te vangen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau schreef de economische groei vorig jaar toe aan de toetreding van de vrouw op de arbeidsmarkt. Maar constateerde tevens dat er nog onbenut arbeidspotentieel te vinden is onder moeders. Nederlandse moeders werken gemiddeld veertien uur per week buitenshuis. Menselijk kapitaal blijft schaars, ook in tijden van een stagnerende economische groei. Dat is een maatschappelijk gegeven. Werkgevers kampen met moeilijk vervulbare vacatures en hebben er belang bij om personeelsverloop in hun organisatie te voorkomen. Dat brengt hoge kosten met zich mee. Het werven, aannemen, inwerken en scholen van een werknemer kost de werkgever afhankelijk van het salarisniveau tussen de 27.000 en 55.000 euro per werknemer. Werkende ouders van jonge kinderen lopen eerder het risico overbelast te raken. Ze zijn genoopt bij onvoorziene gebeurtenissen als ziekte van de kinderen of de oppas zelf thuis te blijven. Dat kan effect hebben op het ziekteverzuim. Ouders blijken ook voor een kortere werkweek te kiezen om werk en privé te combineren. Een onderzoek dat de Consumentenbond in opdracht van de commissie deed naar de invloed van kinderen op de werktijd van hun ouders toont aan dat 87 procent van de moeders minder uren gaat werken, tegenover 27 procent van de vaders. 55 procent van de ouders past hun werktijd opnieuw aan als het kind naar de basisschool gaat3. De werknemer met een jong gezin klaagt ook over het gebrek aan flexibiliteit van werktijden. De mogelijkheden om werktijd naar eigen inzicht in te delen zijn beperkt. De mogelijkheid om werk deels aan huis te verrichten zou een oplossing kunnen bieden voor het mobiliteitsvraagstuk en tegelijkertijd ouders verlichten bij hun taakcombinatie. De praktijk is echter weerbarstig. Uit een recent onderzoek van het ministerie van Economische Zaken blijkt dat bij een groot deel van de onderzochte bedrijven een paar procent van de werknemers af en toe mag telewerken 4.
Sociale infrastructuur Ouders blijven een capaciteitstekort in de kinderopvang ervaren. Ondanks de Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang. Het aantal feitelijk gerealiseerde plaatsen in de kinderopvang lijkt nu het door het SCP geraamde vraagniveau te bereiken. Ondernemers in de kinderopvang investeren echter in een groter aantal
3 Consumentenbond, Kinderopvang, gebruik en wensen, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, 2001. 4 Ministerie van Economische Zaken, Dubbel delen in de digitale delta, 2001.
15
kindplaatsen. Het Ministerie van VWS merkt in haar brief aan de Tweede Kamer5 dan ook op dat de ramingen van de vraag wellicht ‘iets aan de conservatieve kant zijn’. Neem de gemeente Bussum, waar de Stichting Kinderopvang Bussum-Naarden permanent tweehonderd plaatsen tekort komt en wachtlijsten hanteert van twee jaar. De gemeenten in de regio Gooi en Eemland hebben de gestelde uitbreidingsnorm in het kader van de Stimuleringsregeling Kinderopvang overschreden, maar om een evenwicht te bereiken tussen vraag en aanbod zouden nog 5.000 plaatsen nodig zijn. Het informele oppascircuit schiet tekort. Intussen geven hoogopgeleide moeders in Bussum hun baan op om op hun kinderen te passen6. In 2004 treedt de Wet Basisvoorziening Kinderopvang in werking. Het wetsvoorstel introduceert een systeem van vraagfinanciering. Effect: meer keuzevrijheid voor de ouders. Opvang van leerlingen vóór schooltijd is lang niet overal geregeld. Basisscholen bieden meestal alleen een overblijflokaal aan en zelfs die service is niet altijd vanzelfsprekend. In Leiden luidden veertien openbare basisscholen deze zomer de noodklok. Zoals op veel basisscholen in het land werkten de Leidse scholen met vrijwillige overblijfkrachten die een vergoeding ontvingen voor hun werkzaamheden. De gemeente Leiden wilde deze vorm van ‘zwart werk’ niet langer gedogen en spoorde de scholen aan het probleem op te lossen. Geadviseerd werd een continuerooster in te voeren of een geschoolde ‘witte’ kracht aan te stellen. Daardoor zouden de prijzen van de overblijf met tweehonderd procent stijgen. Inmiddels hebben de meeste scholen oplossingen gevonden: ‘witte’ krachten, inzet van ouders of leerkrachten of samenwerken van vrijwilligers met leidsters van de naschoolse opvang. Tenslotte hebben veel ouders last van een logistiek probleem. De naschoolse opvang in Nederland opereert onafhankelijk van de school. De opvangtijden sluiten weliswaar aan op de schooltijden, maar er is geen sprake van samenwerking. In een enkel geval wordt het schoolgebouw gebruikt voor naschoolse activiteiten, maar vaak wordt er gebruik gemaakt van verschillende locaties die op afstand liggen van elkaar. Het capaciteitsprobleem, het afstemmingsprobleem en het logistieke probleem laten zien dat kinderopvang in Nederland nog steeds een hoogst individuele zaak is. Er bestaat een discrepantie tussen de werkende ouder en instituties op het terrein van opvang en onderwijs. Die instituties zijn nog teveel gericht op een standaardlevensloop en sterk aanbodgericht. Geen wonder dat ouders tegen de dag opzien dat hun kind vier jaar wordt7. Dan begint het wachten op een plaatsje in de naschoolse opvang. De zoektocht naar een oppas. En het gedraaf met kinderen van de ene voorziening naar de andere. 5 Ramingen van Kinderopvang, Brief aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten Generaal, 24 juni 2001. 6 NRC Handelsblad, Moeders zitten ongewild thuis, 19 maart 2001. 7 Margo Trappenburg, NRC Handelsblad Recht op kinderopvang, 7 september 2001.
16
Opvoeden: gedeelde verantwoordelijkheid Dat de sociale infrastructuur tekort schiet, blijkt ook uit een recent advies aan de regering van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)8. Familie, buurt, kerk, speeltuin en sportvereniging spelen een minder grote rol in de opvoeding van kinderen. Die infrastructuur is weggevallen of niet meer op zijn taak berekend. De continuïteit tussen de instellingen zoals die vroeger bestond, is er niet meer. Jeugd- en jongerenwerk, het sociaal-cultureel werk en het opbouwwerk zijn in de jaren tachtig getroffen door overheidsbezuinigingen. Het daaraan gekoppelde vrijwilligerswerk is afgenomen. Ouders dragen in toenemende mate alleen de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen, terwijl ze tegelijkertijd meer buitenshuis werken. Er is een pedagogisch gat ontstaan. De balans tussen steun en toezicht, twee essentiële opvoedingselementen, is zoekgeraakt. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling pleit voor een ‘verdichting’ van de opvoeding. Er moeten meer op jongeren gerichte voorzieningen komen, meer mensen die zich persoonlijk en op een constructieve manier om hen bekommeren. Niet alleen ter ondersteuning, maar ook als toezichthouder: kinderopvang, onderwijs, jeugdwelzijnswerk, buurtgenoten, vrijwilligers. Zo wordt, schrijft de RMO, het opvoeden van kinderen weer een gedeelde verantwoordelijkheid. Het van oorsprong Afrikaanse gezegde It takes a village to raise a child heeft ook hier en nu grote betekenis.
Keuzevrijheid In Nederland is de opvang van kinderen vooral een individuele zaak, terwijl het een maatschappelijke verantwoordelijkheid zou moeten zijn. Als de overheid vrouwen wil stimuleren deel te nemen aan het arbeidsproces, dient zij voorzieningen te scheppen, een maatschappelijke infrastructuur aan te bieden. Pas dan is er sprake van een keuzemogelijkheid voor moeders en vaders. Willen zij werken? Willen zij zorgen? Of willen ze beide combineren? Zo’n infrastructuur bestaat uit een netwerk van klantgerichte, op elkaar afgestemde voorzieningen, waarin kinderen zich voor, tussen en na schooltijd thuis voelen. Een sociale infrastructuur waar ouders blind op kunnen varen. De Rijksoverheid is zich bewust van de dubbele belasting van werkende ouders. De afgelopen jaren zijn tal van maatregelen genomen om werkende ouders te faciliteren. Zoals betere verlofregelingen (Wet Arbeid en Zorg), vraaggestuurde kinderopvang (Wet Basisvoorziening Kinderopvang), het wettelijk recht op deeltijdwerk (Wet Aanpassing Arbeidsduur). Ook de Stimuleringsmaatregel Dagindeling en het instellen van de Commissie Dagarrangementen zijn daar uitdrukking van. De Commissie Dagarrangementen heeft de mogelijkheid onderzocht om de sociale infrastructuur aan te passen aan de eisen des tijds. Daarvoor introduceert zij het begrip dagarrangementen, een samenhangend pakket van onderwijs, opvang en vrije tijd. 8 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Aansprekend opvoeden. Balanceren tussen steun en toezicht, 2001.
17
HET DAGARRANGEMENT
Taken combineren in Nederland Een hoge arbeidsparticipatie van moeders gaat doorgaans samen met een groot aanbod van opvangvoorzieningen. Die wetmatigheid geldt in Zweden, Denemarken, Finland, Noorwegen, Frankrijk en delen van Duitsland. De situatie in Nederland is anders. De gemiddelde arbeidsparticipatie van vrouwen is inmiddels ook in ons land vrij hoog, hoewel het aantal arbeidsuren door de vele deeltijdbanen relatief laag is. De participatie van moeders met kinderen onder de twaalf jaar ligt beduidend lager9. Hoe komt dat? De Nederlandse kinderopvang is altijd gekoppeld geweest aan de arbeidsparticipatie van moeders. Lange tijd was die laag, mede door de diepgewortelde traditie van ‘zelf zorgen’. Door de komst van de geïnstitutionaliseerde verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog in Nederland en de economische voorspoed in de jaren zestig, bleef het kostwinnersmodel in zwang. Een huisvrouw thuis gaf het gezin status. Veel ouders ervaren kinderdagverblijf en naschoolse opvang nog steeds als een tweede keuze. Die houding heeft implicaties gehad voor de sociale en didactische waarde van opvang. Er is jarenlang minder in geïnvesteerd dan nodig was10. Sinds enige tijd vindt er in Nederland een omvangrijke professionaliseringsslag plaats, gericht op een meer ‘kindgerichte’ invulling. In de Scandinavische landen zijn opvangvoorzieningen er niet alleen ter ontlasting van werkende moeders, ze worden beschouwd als ‘recht van kinderen’. Ze leveren een wettelijk vastgelegde bijdrage aan het welzijn van kinderen. Fritidshem, betekent in het Zweeds letterlijk: vrijetijdshaven, en de jeugdclub staat in het teken van ‘ontspanning, opvoeding en leren’. Ze sluiten naadloos aan op de schooltijden en vallen ook onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs. De opvangvoorziening heeft een natuurlijke plaats gekregen in het dagelijks leven. Die natuurlijke plaats zou de kinderopvang in Nederland ook moeten krijgen. Buitenschoolse opvang als een thuishaven. Pas als die thuishaven gestalte krijgt, hebben taakcombinerende ouders meer rust. Ouders die nu omwille van de kinderen thuis blijven, oriënteren zich zodra er goede voorzieningen in de buurt zijn, wellicht eerder op de arbeidsmarkt.
Het dagarrangement Het is de opdracht van de Commissie Dagarrangementen om voorstellen te doen over de wijze waarop onderwijs-, opvang- en vrijetijdvoorzieningen – vaak verspreid over diverse locaties in de wijk en met verschillende openingstijden – beter op elkaar kunnen worden afgestemd. 9 Evelien Tonkens/NIZW, Good practices in Europa en de Verenigde Staten, Projectbureau dagindeling, 2001. 10 Tonkens, idem.
18
Ouders ervaren de vroege ochtend, tussen 7.00 en 8.00 uur als een groot knelpunt op de dag11. Ouders willen voor hun kinderen na school een samenhangend programma van spel, sport, cultuur en huiswerkbegeleiding. Ze maken zich zorgen over het gebrek aan opvang tussen de middag, een even grote groep zou een peuterspeelzaal in de buurt willen hebben. Verder staan op het verlanglijstje: begeleiding naar (sport)clubs, ruimere crèchetijden en opvang vóór schooltijd. Conclusie: op werkdagen hebben ouders behoefte aan een arrangement. Een dagarrangement. Een dagarrangement omvat opvang vóór schooltijd, onderwijs, doorlopende opvang tussen de middag en een scala van culturele, sport- en educatieve activiteiten na lestijd. Een netwerk van instellingen in een buurt of wijk stemt de activiteiten zo goed mogelijk op elkaar af. Die worden bij voorkeur aangeboden vanuit één locatie: een multifunctionele accommodatie. Dat kan een bestaand, een gerenoveerd of een nieuw gebouw zijn. Misschien onderdeel van een dienstenknooppunt: een wijkvoorziening die afhankelijk van de behoeften van de bewoners onderdak biedt aan faciliteiten als scholen, kinderdagverblijven, medische voorzieningen, bibliotheek, sportaccommodatie. Het dagarrangement biedt een breed pakket aan mogelijkheden waaruit ouders en kinderen kunnen kiezen. Aan het begin van het schooljaar stellen ouders per kind een weekarrangement samen en kopen dat in. De aanbieder evalueert zijn aanbod, inventariseert de wensen van de ouders en past het pakket periodiek aan. Voorbeeld: een alleenstaande ouder met een kind van tien jaar heeft een parttime baan. Ze brengt het kind om 8.00 uur naar de `inloop’-opvang en haalt het kind woensdag om 13.00 uur. De resterende dagen maakt ze gebruik van het activiteitenaanbod na lestijd: huiswerkbegeleiding, voetbaltraining, saxofoonles. Zelf volgt ze een computercursus in de avonduren op dezelfde locatie. Nog een voorbeeld: Twee ouders werken beiden buitenshuis. Ieder van hen is één dag thuis. Voor drie dagen wordt voor beide kinderen een dagarrangement ingekocht van 07.30 tot 18.00 uur. Het oudste kind gaat op twee van de drie dagen na schooltijd naar de hockeyclub waar ook opvang en huiswerkbegeleiding is. De derde dag gaat ze naar de ‘huiskameropvang’. De jongste gaat drie dagen naar de crèche. De moeder is vrijwilliger bij dezelfde hockeyclub, op haar deeltijddag traint ze aan het eind van de middag het meidenteam.
11 Er is een groot verschil in behoeften tussen stad en platteland. In de stedelijke en sub-urbane gebieden nemen ouders vaker beiden deel aan het arbeidsproces, waardoor de druk op formele opvang (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang) groter is. Op het platteland is meer informele opvang voor handen. M&A van Gelder & Partners, Beelden en meningen van kinderen en ouders, 2001.
19
4-12 jarigen 0-4 jarigen
Illustratie: ‘Een sluitend dagarrangement’.
Samenwerking Hoe kan zo’n dagarrangement in de praktijk worden gerealiseerd? Het sleutelwoord is ‘samenwerking’. Dat is het eerste vereiste: onderwijs, opvang en vrijetijdsvoorzieningen moeten bereid zijn openingstijden, aanbod en onderkomen op elkaar af te stemmen. Dat vraagt creativiteit en flexibiliteit van de betrokkenen. Ze moeten hun manier van werken willen aanpassen. Samenwerking biedt mogelijkheden voor nieuwe functies: een pedagogisch medewerker die kinderen voor en tussen de middag opvangt en de onderwijzer in de klas ondersteunt. Een voetbalcoach die traint en huiswerkbegeleiding geeft. Is die bereidheid er èn is er een gebouw voor handen, dan is de weg vrij voor een nieuwe voorziening waar veel meer gebeurt dan leren alleen. De verschillende instellingen die meedoen, delen pedagogische uitgangspunten. Ze kunnen ervoor kiezen samen één beheersorganisatie te vormen die een samenhangend personeelsbeleid voert en oog heeft voor de behoeften van de gebruiker. Resultaat is een breed en gevarieerd aanbod dat àlle leerlingen in staat stelt zich optimaal te ontwikkelen. De school ontwikkelt zich dan volgens een groeimodel van een leerplek naar een leefplek. De meest ideale vorm van samenwerking, waar elk denkbaar dagarrangement uitvoerbaar is. Nederland is uniek om zijn verenigingsleven. De Commissie Dagarrangementen wil sportclubs die geïnteresseerd zijn stimuleren ook buitenschoolse opvang aan te bieden. Zelfstandig, of in samenwerking met een opvanginstelling. Het gaat dan om een deelarrangement: de club verzorgt één of twee dagen in de week een aanbod voor kinderen. Experimenten dagindeling en de experimenten sport en kinderopvang hebben tot nu toe geleid tot enthousiaste reacties van alle betrokken partijen. Deze initiatieven verdienen navolging in de culturele sector.
20
Voertuig voor vernieuwing Dagarrangementen vraagt niet om een nieuw systeem, maar initieert vernieuwing en bundelt samenhangende initiatieven. Het concept past in een reeks actuele beleidstrajecten. Dagarrangementen sluit prima aan bij de brede school ontwikkeling. Halverwege de jaren negentig is de brede school gestart als een netwerk van voorzieningen – onderwijs, welzijnswerk, jeugdzorg – in en rond de basisschool om zo onderwijsachterstanden bij jonge kinderen aan te kunnen pakken12. De eerste Vensterschool in Groningen ging in 1995 open, de tweede brede school een jaar later in Rotterdam. Op dit moment zijn er tussen de twee en driehonderd brede scholen in Nederland. Tweederde van de 500 gemeenten geven aan de komende jaren werk te willen maken van brede scholen13. De afgelopen zes jaar is het karakter van de brede school behoorlijk veranderd. Nog steeds is het doel: maximale ontwikkelingskansen voor kinderen, maar niet alleen voor kinderen in een achterstandssituatie. De brede school staat nu ook in nieuwbouwwijken en sociaal-economisch sterke wijken. De brede schoolontwikkeling is een bruikbaar voertuig voor de totstandkoming van dagarrangementen. Het dagarrangement voegt aan de brede school een aantal essentiële elementen toe die het een voorziening maken voor een betere dagindeling van taakcombineerders: – langere openingstijden – afstemmen van openingstijden tussen de voorzieningen onderling, zodat een doorlopende opvang ontstaat – samenwerking van voorzieningen op één locatie, bij voorkeur in een multifunctionele accommodatie. In het BANS akkoord maken gemeente, rijk en provincie onder andere afspraken over de versterking van samenhang tussen voorzieningen voor de jeugd. Er worden ook expliciet voorstellen gevraagd die het combineren van arbeid en zorg vergemakkelijken. Het organiseren van dagarrangementen is zo’n voorstel. Het concept dagarrangementen past in het grote stedenbeleid en de revatilisering van het landerlijk gebied. De aanpak bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt en de economische ontwikkeling. De bouw van multifunctionele gebouwen is een investering in de woonomgeving en de sociale infrastructuur maakt er gebruik van en de revitalisering van het landelijk gebied. In het landelijke gebied schrijdt de verdunning van het voorzieningenniveau snel voort. Hier is concentratie van de nog levensvatbare voorzieningen bij scholen en dorpshuizen in kleinere kernen een oplossing. De behoefte aan diensten en arrangementen neemt toe door de groeiende arbeidsparticipatie en de steeds grotere afstanden van huis tot werk. In 2003 gaat de Stimuleringsregeling Taakcombinatie Landelijk gebied van start. 12 Sociaal en Cultureel Planbureau, Knelpunten in het stedelijk jeugdbeleid, 2000. 13 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Voortgangsbericht over Brede scholen in Nederland, november 2001.
21
Dagarrangementen zijn een oplossing voor onevenredig belaste, taakcombinerende ouders. Maar de invloed strekt verder. De werkgelegenheid van jonge ouders wordt bevorderd, zodat hun menselijk kapitaal op de arbeidsmarkt behouden blijft. De invoering van dagarrangementen kan ziekteverzuim en werkdruk verminderen, evenals de instroom van werknemers in de WAO. In die zin zijn ook werkgevers belanghebbenden bij een goede afstemming van voorzieningen. Verzuim en personeelsverloop zijn voor bedrijven een belangrijke kostenpost14. Ook voor kinderen is een dagarrangement bevorderlijk. De brede (buurt)school wordt aantrekkelijker voor àlle kinderen met of zonder achterstand. Voor achterstandsleerlingen kan de leertijd worden verruimd en binnen- en buitenschools leren gecombineerd. Er is meer tijd voor intensieve onderwijsprogramma met de nadruk op basale cognitieve vaardigheden, een brede ontwikkeling en een verbetering van sociale competenties. De tweedeling in het onderwijs wordt tegengegaan en er ontstaat een nieuwe pedagogische infrastructuur.
Verkenningen In de verkenning Sociale Infrastructuur vervult het concept dagarrangementen een sleutelrol in het `beleidsprogramma brede scholen’. Daarin wordt de uitbreiding van brede scholen tot volwaardige dienstenknooppunten geschetst. In de onderwijsverkenning Grenzeloos leren15 stimuleert het ministerie van OC&W de vorming van brede scholen. Voor wat betreft het beleid 0 - 6 jarigen zijn er in deze verkenning drie opties geformuleerd. Eén daarvan is om te komen tot een geïntegreerd voorzieningenaanbod van educatie, zorg en opvang. De afstemming tussen de voorzieningen is een lokale zaak. Dit sluit nauw aan bij het concept van dagarrangementen: integrale aanpak, lokaal maatwerk, sleutelrol van de gemeente. De commissie ondersteunt deze optie en beveelt aan de geleidelijke integratie van voorzieningen verder uit te werken.
14 Nyfer, Kosten en baten dagarrangementen, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, 2001. 15 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Grenzeloos leren, Een verkenning naar onderwijs en onderzoek in 2010, 2001.
22
LEUK WERK ÉN EEN LEUK GEZIN
Petra Dahm (37) en Geert Lankhorst (39) wonen met hun dochters Suzanne (5) en Astrid (2) in een herenhuis in Rijswijk. Ze werken beiden 36 uur per week. Suzanne gaat naar de basisschool en de buitenschoolse opvang, Astrid gaat vier dagen per week naar de crèche. Hun derde kind is op komst. Geert werkt als wetgevingsambtenaar bij het ministerie van Justitie, Petra als juridisch adviseur bij de provincie Zuid-Holland. Ze nemen om de beurt ouderschapsverlof op, zodat ze Suzanne twee middagen om half vier van school kunnen halen. ,,Ouderschapsverlof is een mooi recht, maar ik heb er geen dossier minder door gekregen’’, verzucht Geert . ,,Zijn baas vond, wat je normaal in 36 uur doet, krijg je best in dertig uur gedaan’’ vult Petra aan. Het belangrijkste knelpunt ligt op tafel: hun drukke banen. Petra: ,,Ik was blij dat mijn ouderschapsverlof vorig jaar voorbij was. Had ik eindelijk meer tijd om mijn werk te kunnen doen.’’ Hoewel, geven ze meteen toe, hun werk eigenlijk nooit af is. Prioriteiten stellen, is moeilijk. ,,We willen alles’’, vat Petra het samen. ,,Leuk werk én een leuk gezin.’’ Hoe combineren zij hun werk met de zorg voor twee jonge kinderen? Het was geen probleem toen ze allebei op de crèche zaten. Petra: ,,De crèche zit in het provinciehuis waar ik werk, dus dat was vier dagen per week ’s ochtends beneden brengen en rustig naar boven wandelen. Nooit gestresst in de file, nooit te laat op de crèche.’’
23
Aan die relaxte tijd kwam een einde toen Suzanne naar de basisschool ging. Overblijven, naschoolse opvang, speelafspraken met vriendinnetjes, balletles. En dan ineens is de leerkracht ziek en moeten de vierjarige kleuters thuis blijven. Petra brengt ’s ochtends om acht uur Astrid naar de crèche. Geert zorgt dat Suzanne om kwart voor negen op school is. Hij gaat dan met de fiets meteen door naar zijn werk en haalt haar om kwart voor zes weer op. ,,Soms vraagt ze of ik eerder wil komen. Vandaag was ik er om kwart over vijf.’’ Suzanne blijft iedere dag over op school. De eerste drie maanden vroeg ze wel of ze écht moest overblijven. Nu horen Geert en Petra haar er niet meer over. Ze gaat twee middagen naar de buitenschoolse opvang. Petra: ,,Ze heeft een hekel aan het busje waarmee ze naar de naschoolse opvang wordt gebracht. Ik ben zelf ook een keer meegereden en het is inderdaad niet prettig, allemaal grotere kinderen.’’ Geert: ,,Ik begrijp niet waarom die naschoolse opvang niet gewoon in haar eigen school is. Het gebouw is al helemaal verwarmd, de lokalen staan toch leeg.’’ Hoe hun leven eruit zal zien als Astrid dadelijk ook op school zit en de derde er is, weten ze niet. Langer dan een jaar kijken ze niet vooruit. Petra: ,,Ik zie met angst en beven de tijd tegemoet dat Suzanne naar zwemles moet. Het schoolzwemmen is afgeschaft.’’ En zo zijn er meer dingen die ze missen. Voorschoolse opvang, invallers op school als een leerkracht ziek is en een goed activiteitenprogramma na school. Geert: ,,Maar we willen ondanks de stress niet teveel klagen. We hebben elkaar, we hebben heerlijke kinderen en we hebben leuk werk. En gelukkig zijn we allemaal gezond.’’
24
WAT WILLEN KINDEREN?
Besnik’s eigen dagindeling
25
WAT WILLEN KINDEREN?
Alles heel precies bedacht
Met chips op de bank in de eigen ruimte
26
DE GEBRUIKERS
Ouders en kinderen centraal Ouders en kinderen kunnen naar eigen behoefte dagarrangementen samenstellen en onderdelen afnemen. De aanbieders van een dagarrangement dienen dan ook rekening te houden met de mening van de gebruiker bij het samenstellen van het aanbod: aan welke eigenschappen en kwaliteit moet een dagarrangement voldoen? De gebruiker speelt een hoofdrol. Die gebruiker is de ouder of verzorger van een kind tussen ongeveer drie maanden en twaalf jaar oud. Hij of zij kan vader of moeder zijn, maakt deel uit van een gezin en werkt meestal. Maar de gebruiker is ook het kind zèlf dat op een kinderdagverblijf zit of op school.
Ruim 2.500 ouders en 400 kinderen geven hun mening De Commissie Dagarrangementen heeft de wensen, behoeften en ervaringen van ouders en kinderen laten optekenen in twee rapportages. Allereerst zijn op negen locaties verspreid over het land 400 ouders geïnterviewd en is met 400 kinderen gesproken. Bij de keuze voor de locaties is rekening gehouden met de verdeling grote stad - kleinere steden - dorpen en met de bevolkingssamenstelling. De interviewteams waren telkens meertalig samengesteld zodat allochtone ouders desgewenst in de eigen taal ondervraagd konden worden. Er is gevraagd naar knelpunten in de combinatie werk en zorg en naar suggesties voor oplossingen. De Consumentenbond deed in opdracht van de commissie onderzoek naar het gebruik en wensen van kinderopvang door ouders van 0 tot 4 jarigen en 4 tot 12 jarigen. Circa 2.250 ouders reageerden op een oproep in de Consumentengids of via oudercommissies in de kinderopvang. Veertig procent woont in stedelijke gebieden en zestig procent in weinig stedelijke gebieden.
Ouders passen werktijden aan Er is één grote overeenkomst tussen beide onderzoeken: ouders ervaren de combinatie van arbeid en zorg als bijzonder zwaar. Zij voelen zich gedwongen om oplossingen in de privésfeer te zoeken. Ze ondervinden het capaciteitsgebrek in de kinderopvang aan den lijve. Uit het onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat 87 procent van de ondervraagde moeders minder is gaan werken om voor de kinderen te kunnen zorgen. Van de vaders doet 27 procent dat.
27
Tabel 1: Verandering aantal werkuren in verband zorg voor kinderen Vrouwen
Mannen
(n=978)
(n=954)
Minder werken
87%
27%
Aantal werkuren bleef gelijk
11%
70%
Meer werken Totaal
2%
3%
100%
100%
Bron: Consumentenbond
Tabel 2: Hoe heeft men de werktijd aangepast op de arbeid en zorg-combinatie Vrouwen
Mannen
Voor een aantal uren ontslag genomen
70%
40%
Ouderschapsverlof (onbetaald)
19%
23%
Van werk veranderd
18%
11%
Ouderschapsverlof (betaald)
14%
21%
Minder werk aannemen (als zelfstandige/freelancer)
3%
7%
Loopbaanonderbreking/ Onbetaald verlof
2%
2%
Anders
5%
13%
Totaal
131%
117%
Bron: Consumentenbond
De tabel laat zien dat 70 procent van de vrouwen voor een aantal uren ontslag neemt. 18 procent verandert van werk. De mannen kiezen voor een meer tijdelijke oplossing in de vorm van ouderschapsverlof, betaald of onbetaald.
Waar zitten de knelpunten van ouders? – De meest genoemde klacht in beide onderzoeken is dat de schooltijden en de werktijden niet op elkaar aansluiten. Kinderen worden vaak tot in de hoogste klassen van de basisschool gebracht en gehaald door hun ouders. Doordat de basisschool pas om 8.30 uur begint, melden veel ouders hierdoor te laat op het werk te komen. De situatie nà schooltijd wordt moeilijk genoemd. Soms is er wel sprake van buitenschoolse opvang maar is het vervoer vanuit school niet geregeld – Ouders ervaren een groot capaciteitsprobleem in de hele sector kinderopvang. Dit speelt bij kinderdagverblijven, waar 26 procent van de ouders met wachtlijsten langer dan 10 maanden wordt geconfronteerd, maar in nog grotere mate bij de buitenschoolse opvang. Daar krijgt 39 procent te maken met wachtlijsten langer dan 10 maanden tot meer dan één jaar – 55 procent van de ondervraagden heeft ook behoefte aan een grotere flexibiliteit. Met name ouders met afwijkende werktijden wijken noodgedwongen uit naar informele opvangvormen omdat hier in de reguliere kinderopvang geen (betaalbare) oplossingen voor zijn. 87 procent van de ondervraagden wil incidenteel afwijken van het afgesproken rooster. Ze hebben behoefte aan
28
het ruilen van een dagdeel of af en toe een extra opvangdag, vooral in de vakanties – Over de wijze waarop de overblijf is geregeld bestaat ontevredenheid. De kwaliteit van de (vrijwillige) begeleiding is vaak matig tot slecht, waardoor de sfeer voor de kinderen niet altijd ontspannen is. Als kinderen niet graag gaan omdat zij een voorziening niet aantrekkelijk vinden, levert dit voor ouders problemen op – Opvallend vaak keert in beide onderzoeken de opmerking terug: ‘let op de kosten!’ Ouders zeggen dolgraag een dagarrangement te willen, maar het dient betaalbaar te zijn. Vervoerskosten, extra kosten voor clubs en lessen achten ze niet haalbaar naast de hoge kosten voor de buitenschoolse opvang.
Welke problemen verwacht men als het kind naar de basisschool gaat? Voor werkende ouders verandert er veel bij de vierde verjaardag van zoon of dochter. Er moet nieuwe opvang worden geregeld. 55 procent van de ondervraagden zegt opnieuw de werktijden aan te passen, nu aan het schoolrooster.
Tabel 3: Verwachte knelpunten (aantal keren genoemd) Schooltijden zijn moeilijk te combineren met werktijden (school begint pas om 8.30, mensen te laat op werk)
(63)
Andere activiteiten (sport, zwemmen, muziek) moeilijk te combineren met werktijden (hoe komen ze van school daar naartoe?)
(30)
Wegbrengen en ophalen van school
(24)
Verschillende locaties school, kinderdagverblijf (kdv), buitenschoolse opvang (bso)
(26)
Geen bso/na schoolse opvang (nso) aanwezig
(13)
Wachtlijsten bso/nso
(7)
Files
(6)
Tijdens bso/nso geen andere (sport)activiteiten mogelijk (er wordt niet weggebracht)
(6)
Verschillende tijden school, crèche en kdv
(6)
Vervoer van school naar bso/nso
(3)
Tijden komen niet overeen met werk
(2)
Bron: Consumentenbond
29
Ouders willen voorzieningen bij elkaar Wat wensen ouders? Begrippen die steeds terugkeren in de rapportages zijn ‘veiligheid’, ‘kwaliteit’, ‘organisatie’ en ‘rust in de dagindeling’, zowel voor de kinderen als voor zichzelf. Vooral over de veiligheid maken ze zich nogal eens zorgen. Veiligheid van de ruimte om de locatie heen, van het vervoer en in het verkeer. Samenwerking van onderwijs en kinderopvang op één locatie is een uitdrukkelijke wens van ouders; de belangrijkste voorzieningen voor kinderen van 0-12 jaar dicht bij elkaar. Het kinderdagverblijf erbij is vooral ook in het belang van ouders met meer dan één kind. Driekwart van de ouders denkt dat de clustering van voorzieningen de rust ten goede komt. Voor de kinderen en voor de ouders. De discrepantie tussen werktijden en school/opvangtijden wordt zo opgelost en het tijdrovende brengen en halen is verleden tijd. En de kinderen kunnen gemakkelijker deelnemen aan sport, culturele activiteiten of clubs. Daarnaast ziet 40 procent van de ouders ook inhoudelijke argumenten voor samenwerking.
Tabel 4: Type samenwerking waaraan men behoefte heeft (0-4 en 4-12jaar) Enquête 0-4
Enquête 4-12
Samenwerking op één locatie (bij elkaar plaatsen van voorzieningen)
73%
69%
Eén loket waar ik alles kan regelen
56%
56%
Aansluitende openingstijden
45%
40%
Afstemming pedagogisch beleid
41%
37%
215%
202%
Bron: Consumentenbond
De geïnterviewde ouders hebben uitgesproken ideeën over zo’n clustering. Het gebouw moet veiligheid en knusheid bieden voor de kleintjes en aantrekkelijke ruimtes herbergen voor de grote kinderen. Er moeten veel mogelijkheden zijn om binnen èn buiten te spelen. De kinderen zelf gaven in klassengesprekken, tekeningen en foto’s hun visie op het dagarrangement. Ze beschouwen de koppeling van vrijetijdsactiviteiten aan school als vanzelfsprekend. Hun fantasieën strekken zich uit van een zwembad bij de school tot en met chips op de bank in je eigen tv-kamer. Vrije speelruimte komt vaak voor op hun verlanglijstje, veel sport, meer buitenruimte, iets met dieren en een eigen plek die spannend is, maar toch niet gevaarlijk. Verder: ‘bosjes zonder stekels’ en veel computers. De oudere kinderen hebben behoefte aan privacy, de kleintjes aan geheime plekjes buiten het zicht van volwassenen. In ‘Beelden en meningen’ vragen ouders ook nadrukkelijk om één loket voor ‘noodscenario’s’. Je staat in de file of je zit in de trein en je loopt een uur vertraging op. Wie vangt je kinderen op? Dat loket zou tegelijkertijd dienst kunnen doen als informatiepunt. Vooral allochtone ouders zeggen het overzicht over de mogelijkheden binnen de kinderopvang te missen.
30
Samenwerking tussen voorzieningen 80% van de ondervraagde ouders heeft grote behoefte aan samenwerking tussen onderwijs, opvang en vrijetijdsinstellingen. Die zou in elk geval moeten leiden tot de afstemming van openingstijden. Nu komt het halen en brengen van school en naar clubs en lessen neer op ouders. Een ‘doorlopend aanbod binnen kantoortijden‘ is een nadrukkelijke wens. Ouders gaan ervan uit dat samenwerking de kwaliteit van de voorzieningen verbetert. Er komt meer afwisseling en het aanbod wordt professioneler. Er zullen minder verschillende gezichten zijn en dat bevordert de rust en continuïteit. Volgens de kinderen wordt het leuker De wensen zijn groot, de behoeften zijn groot, maar de verwachtingen zijn laag, zo constateren de onderzoekers. 31 procent van de ouders constateert een inhoudelijke afstemming tussen buitenschoolse opvang en school, terwijl 72 procent dat wenst.
Tabel 5: Verwachtingen en wensen met betrekking tot de buitenschoolse opvang Meerdere antwoorden waren mogelijk. De grootste verschillen tussen wens en werkelijkheid zijn in deze tabel grijs.
Er zijn veel mogelijkheden tot spelen binnen en buiten
Verwacht dat
Zou wensen dat
deze diensten
deze diensten
worden
worden
aangeboden
aangeboden
(in %)
(in %)
88
97
Mijn kind wordt van school gehaald door de BSO
84
90
De BSO besteedt aandacht aan sociale vaardigheden
79
95
De BSO biedt een gezellige huiskamer
79
94
62
86
58
92
53
88
De BSO heeft groepen ingedeeld op leeftijd in een “onderbouw” en een “bovenbouw” De BSO beschikt over verschillende ruimten voor verschillende activiteiten (computeren, sport, knutselen etc.) Als kinderen huiswerk krijgen kunnen ze dat op de BSO doen en daarbij ondersteund worden De BSO heeft groepen ingedeeld waarbij de kinderen in leeftijd variëren van 4 tot 12 jaar (bij activiteiten wordt wel rekening gehouden met leeftijd)
52
46
De BSO vangt mijn kind incidenteel op als dit nodig is
47
85
Mijn kind wordt voor schooltijd opgevangen door de BSO
37
44
31
72
Er is inhoudelijke afstemming tussen school en BSO met betrekking tot activiteiten
31
Mijn kind kan af en toe een vriendje of vriendinnetje meenemen naar de BSO
29
56
8
48
De BSO brengt en haalt mijn kind naar een sportclub, voetbaltraining etc. De BSO brengt en haalt mijn kind naar muziekles, jazzballet, schildercursus etc.
7
46
De BSO zorgt dat mijn kind zwemles krijgt
5
38
2
19
De BSO brengt mijn kind aan het eind van de dag bij mij thuis Bron: Consumentenbond
Participatie van ouders en kinderen De wensen en behoeften van ouders en kinderen hebben in beide onderzoeken een sterke lokale inkleuring. In hun wensen spelen het beschikbare voorzieningenniveau en andere buurtspecifieke elementen een rol: de samenstelling van de bevolking van een buurt, de leeftijdsopbouw, het opleidingsniveau, de mate van arbeidsparticipatie, de veiligheidsbeleving. De voorzieningen zullen dus sterk vraaggestuurd moeten gaan werken. Ook bij de totstandkoming van nieuwe locaties kunnen ouders en kinderen uitstekend meedenken. Het betrekken van kinderen bij het planproces heeft diverse voordelen. Creatieve ideeën van kinderen kunnen worden benut in het ontwerp. Dat komt de gebruikswaarde ten goede. Daarnaast voelen kinderen meer betrokkenheid bij de ruimte. Ze zullen die als eigen beschouwen en er bewuster mee omgaan. In de jaren zestig en zeventig zijn vooral in de kleine kernen talloze gemeenschapshuizen gebouwd. Daar waar de bewoners van dorpen of buurten mede-eigenaar van die multifunctionele gebouwen zijn, worden ze het beste benut (om die reden is de gedachte van de coöperatie interessant – zie de Locatie). De Commissie Dagarrangementen pleit ervoor om ouders en kinderen actief te betrekken bij zowel de inhoudelijke als organisatorische vormgeving van dagarrangementen, en bij de planning en inrichting van locaties.
32
WAT WILLEN OUDERS?
titel onderzoek
onderzoeker
Beelden en Meningen
Van Gelder & Partners
respondenten 470 ouders van schoolgaande kinderen;
(interviews)
341 kinderen
Kinderopvang,
Consumentenbond
1.130 Ouders met kinderen < 4 jr
gebruik en wensen
315 Ouders met kinderen > 4 jr
(enquête)
824 Ouders met kinderen < + > dan 4 jr 2.269 Ouders HET GEBRUIK
Waarom kinderopvang nodig?
2% 2% 3%
in verband met werk goed voor de ontwikkeling van het kind
4%
99%
meer tijd voor de ouder zelf in verband met studie
35%
in verband met ziekte andere reden
Tabel 1 Onderzoek Consumentenbond
Verandering aantal uren werk in verband met zorg kinderen 87%
100%
70% 80% 60% 27%
mannen
40% 11% 20%
3%
0% minder werken
werkuren blijven gelijk
meer werken
Tabel 2 Onderzoek Consumentenbond
33
2%
vrouwen
Hoe heeft men minder werk geraliseerd?
ontslag voor aantal uren ouderschapsverlof (onbetaald) ander werk mannen
ouderschapsverlof (betaald) minder werk (zelfstandige) loopbaanonderbreking anders
vrouwen
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Tabel 3 Onderzoek Consumentenbond
IS DE OPVANG NAAR WENS? 55% van de ondervraagde ouders heeft behoefte aan meer flexibiliteit in de opvang. Wat wordt daar precies mee bedoeld? Meer flexibiliteit door... 13% 24%
Dag(deel) ruilen eerder-later halen/brengen incidenteel schuiven
35%
87%
anders
Tabel 4 Onderzoek Consumentenbond
De grote wens is om ‘s ochtends vanaf 07.00/ 07.30 uur de kinderen te kunnen brengen; ‘s middags zou 67% de kinderen tussen 18.00 en 18.30 willen ophalen. 28% vraagt om een ophaaltijd tot 19.00 uur. Welke knelpunten ervaart u bij het indelen van uw dag? – Altijd regelen en tobben – Combinatie werk en school moeilijk – Regelen van bezoek clubjes en zwemles – Openingstijden opvang niet flexibel – Tijden peuterspeelzaal – Wanneer er vergaderingen op de school zijn – Werkloos zou graag gaan werken, maar gaat nu niet
– Combinatie hele kleine kinderen en oudere kinderen – Gebrek aan vrije tijd in het weekend – Bij onverwachts overwerken – Alles aangepast aan het kind – Het overblijven – Wil werken maar kan niet – Inkomen te laag voor opvang
Tabel 5 Interviews met ouders door Van Gelder & Partners
34
– Bij ziekte worden grootouders ingeschakeld – Op puberleeftijd opvoedproblemen – Ouders zijn veel te gehaast – Grootouders moeten inspringen op vaste dagen in de week – Tijdsdruk
OPLOSSINGEN VAN OUDERS?
80% van de respondenten ziet graag dat voorzieningen met elkaar samenwerken.
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% samenwerking
Eén loket
Aansluitende
Afstemming
op één locatie
waar ik alles
openingstijden
pedagogisch
kan regelen
beleid
Tabel 6 Onderzoek Consumentenbond
Uit de gesprekken die voor ‘Beelden en Meningen’ zijn gevoerd blijkt dat ouders veel voorzieningen rondom de basisschool willen. Als hen de keuze wordt gelaten plaatsen ze alle voorzieningen onder één dak.
Welke voorzieningen willen ouders onder één dak samen met de basisschool?
wijkgebouw sport consultatiebureau wijkagent bibliotheek muziekschool kinderopvang BSO peuterspeelzaal oudercursussen 0%
10%
20%
30%
40%
Tabel 7 Van Gelder & Partners
35
50%
60%
70%
80%
90%
Wat vinden ouders van dagarrangementen? Wat vindt u belangrijk bij een dagarrangement?
40% 30% 20% 10% 0%
anders
de kosten
aanbod vanuit één loket
culturele en sportieve activiteiten
naar eigen wens samenstellen
Tabel 8 Onderzoek Consumentenbond
Het zijn met name ouders met wat oudere kinderen (4 - 12 jaar) die interesse hebben in deze vorm van dienstverlening. Meer dan 60% vindt één aanspreekpunt een goed idee.
9% Goed idee Neutraal Geen goed idee
29%
62%
Tabel 9 Onderzoek Consumentenbond
Zal gebruik maken van een dagarrangement
50% 40% 30%
kinderen < 4 jr
20% kinderen 4 - 12 jr
10% 0% ja
Tabel 10 Onderzoek Consumentenbond
weet nog niet
nee
36
DE AANBIEDERS
Wat willen ouders van aanbieders? Uit het onderzoek dat de Consumentenbond deed onder ouders van kinderen van nul tot twaalf jaar, blijkt dat 80 procent van de respondenten vindt dat de school, kinderopvang en clubs beter met elkaar moeten samenwerken. Bij voorkeur op één locatie. Dat is precies de bedoeling van het dagarrangement: verschillende partijen werken samen om voor kinderen van nul tot twaalf jaar en ouders één gezamenlijk aanbod te ontwikkelen. Niet één aanbieder, maar samenwerking tussen meer aanbieders staat centraal, ten behoeve van de gebruikers. De commissie wil dat ouders èchte keuzevrijheid hebben, zowel tussen soorten opvang, als tussen de begin- en eindtijden van die opvang. Om die keuzemogelijkheid te garanderen zijn ruimere en flexibele openingstijden nodig, van 7.00 uur tot 19.00 uur. Er is afstemming nodig tussen verschillende locaties en een oplossing voor het vervoersprobleem tussen die locaties. En er is een gevarieerd aanbod nodig. De ouders geven in beide onderzoeken aan een voorkeur te hebben voor één aanspreekpunt, een loket op de locatie van het dagarrangement, waar ze alles kunnen regelen dat betrekking heeft op de aanbieders van hun arrangement. Vanuit deze helpdesk wordt ook de opvang bij calamiteiten geregeld. Dagen ruilen, een uurtje bijboeken; de gewenste flexibiliteit wordt dan geboden.
Wie zijn de aanbieders? In zijn minimale vorm bestaat het dagarrangement uit een doorlopend aanbod van basisonderwijs met opvang voor schooltijd, tussenschools, en na schooltijd. Voor jongere kinderen maken het kinderdagverblijf en de peuterspeelzaal onderdeel uit van het aanbod. Wie zijn de aanbieders van een dagarrangement? – Voor het grootste deel van de tijd - negen dagdelen per week – is dat het basisonderwijs, dat een onderwijsaanbod verzorgt op een school in de buurt. In veel gevallen doen basisscholen mee aan voor- en vroegschoolse educatie (VVE), gericht op het voorkomen van achterstand. De basisschool is momenteel ook de aanbieder van de tussenschoolse opvang, meestal wordt deze echter door vrijwilligers georganiseerd. – Dan is er de kinderopvang die bestaat uit kinderdagverblijven voor nul tot vier-jarigen en buitenschoolse opvang voor vier tot twaalfjarigen. Meestal biedt dezelfde organisatie zowel een kinderdagverblijf als de buitenschoolse opvang aan. Buitenschoolse opvang is opvang vóór en nà schooltijd en tijdens vakanties. De kinderopvang wordt soms ingehuurd door scholen om goede tussenschoolse opvang te realiseren. De kinderopvang kan ook exploitant zijn van peuterspeelzalen waar kinderen van twee tot vier jaar twee ochtenden in de week ontwikkelingsgericht kunnen spelen.
37
– Het welzijnswerk speelt een rol in het naschoolse aanbod en in de opvang gedurende de vakantie. Jeugdwerkers zijn van oudsher een belangrijke uitvoerder van wat we nu verlengde schooldagprogramma’s noemen. Welzijnsinstellingen bieden voor jonge kinderen peuterspeelzalen en soms kinderdagverblijven aan. – De vierde groep aanbieders is het meest divers van aard. Dit kan een muziek- en dansschool zijn waar kinderen eens of twee keer in de week een uur les hebben. Een sportvereniging waarvan kinderen lid zijn of een identiteitsgebonden jeugd- en jongerenorganisatie zoals Scouting of Nivon of verenigingen van plattelandsjongeren. Zij vermaken kinderen vanaf vier jaar eens per week met sport en spel, na school of in het weekend en in de vakantie. Speeltuinen zijn de aanbieders van een voorziening met de minste ‘verplichtingen’ voor kinderen. Ervaring met samenwerking De aanbieders van dagarrangementen kennen elkaar vaak al. Zowel organisatorisch als inhoudelijk komen de professionals die met kinderen werken incidenteel samen. In de brede school is die samenwerking al in een verder gevorderd stadium. Ook bij ‘onderwijs- en opvoedingsondersteuning’ werken welzijn, onderwijs, en ook peuterspeelzalen samen onder andere in voor- en vroegschoolse educatie-programma’s. Zo is het schoolbestuur van een basisschool in Den Bosch verantwoordelijk voor de peuterspeelzalen en zo werken welzijn en onderwijs in Amsterdam-Zuidoost nauw samen aan een ‘summerschool’. Er zijn buurten waar scholen en buurtcentra samenwerken in een ‘Heel de buurt’-project om de leefbaarheid te verbeteren. In veel multifunctionele wijk- en dorpscentra delen instellingen en verenigingen de ruimte. Sportverenigingen onderhouden contact met het onderwijs, bijvoorbeeld bij het schoolzwemmen, met welzijnsinstellingen en kinderopvang in de buitenschoolse opvang. Soms treden sportverenigingen zelf op als organisator van kinderopvangvoorzieningen. Ze beschikken over accommodaties die overdag leegstaan en zoeken naar een nieuwe functie. De omni-sportvereniging Kampong in Utrecht beschikt over een groot sportterrein en heeft op haar terrein ook een kinderopvangvoorziening. Nu nog alleen voor buitenschoolse opvang, maar de bedoeling is om hier op termijn ook een kinderdagverblijf te vestigen.
Het aanbod Om ouders een sluitend dagarrangement aan te kunnen bieden, moeten de aanbieders op de volgende onderdelen samenwerken: – de afstemming van tijden: voorzieningen passen hun begin- en eindtijden op elkaar aan, of er worden nieuwe voorzieningen gecreëerd om de ’wachttijd’ op te vangen – bijvoorbeeld tussen het einde van de lestijd en het begin van de georganiseerde buitenschoolse activiteit – ruimtelijk samenvoegen: onderwijs, opvang en vrijetijdsvoorzieningen voor kinderen van 0-12
38
worden in elkaars omgeving of samen in één multifunctioneel gebouw gehuisvest. Dit voorkomt onnodig vervoer en bevordert bovendien de inhoudelijke en personele samenwerking van de aanbieders – tussenschoolse opvang: de tussenschoolse opvang dient een duidelijke plaats te krijgen in het aanbod. De gemeente kan, passend bij de lokale omstandigheden, voor professionele uitvoering ervan de basisschool of de kinderopvang inhuren – het pedagogisch klimaat: de voorzieningen die in een dagarrangement samenwerken maken afspraken over de wijze waarop wordt omgegaan met kinderen en hun ouders en formuleren gezamenlijke pedagogische uitgangspunten – integratie van activiteiten in een breed buitenschools aanbod: aanbieders van opvang en vrijetijdsactiviteiten werken samen aan een attractief en uitdagend aanbod voor de kinderen. De lokale vrijetijdsinfrastructuur wordt optimaal benut – Eén aanspreekpunt voor ouders op één van de locaties: ouders krijgen op één punt alle informatie over de mogelijkheden van het dagarrangement. Ze kunnen hier inschrijven en hun wensen neerleggen. Uitval van activiteiten of calamiteiten wordt hier gesignaleerd en opgelost. Op de Vensterscholen in Groningen wordt niet alleen het pedagogisch klimaat afgestemd tussen de aanbieders van een dagarrangement, maar gaat de samenwerking ook verder. Een eenvoudig voorbeeld daarvan vormt een muziekproject. In de muziekles op de basisschool wordt een nieuw muziekinstrument geïntroduceerd. In de buitenschoolse opvang krijgt een groepje kinderen vervolgens in een project een aantal weken les en maakt samen een presentatie. Het optreden is weer op de basisschool. Onderwijsgevenden en leidsters in de buitenschoolse opvang verbinden op deze wijze binnen- en buitenschools leren met elkaar.
Vorm en inhoud van de samenwerking De samenwerking tussen voorzieningen die het dagarrangement aanbieden kan verschillend van vorm zijn. Van invloed op die samenwerking zijn bijvoorbeeld de ruimtelijke situatie, het vervoer tussen de lokaties, de staat van de huisvesting, de financiële situatie van voorzieningen en de gemeente. In de praktijk kan het dagarrangement worden aangeboden vanuit: 1. Een netwerk van voorzieningen waarbij de partners bij voorkeur niet te ver uit elkaar liggen. Als de afstand te groot is, moet het arrangement ook een vervoersoplossing bieden. 2. Een gedeelde bundeling van voorzieningen. Bijvoorbeeld een vrijetijdscentrum met welzijnsen opvanginstellingen in de buurt van één of meer scholen. 3. Een multifunctionele accommodatie waarin alle aanbieders onderdak hebben. (Zie de Locatie).
39
Lokaal maatwerk Bij de organisatorische vormgeving van dagarrangementen is het van belang dat bestaande samenwerking op buurt-, wijk- en dorpsniveau wordt benut. Die benadering maakt de invulling van dagarrangementen afhankelijk van de lokale situatie en sluit aan bij de geografische en demografische kenmerken van wijk, stad of dorp, de bestaande infrastuctuur en van de behoeften van de bewoners. Lokaal maatwerk is om meer redenen van belang. Op lokaal niveau is de gebruiker te raadplegen. Zijn wensen en behoeften kunnen gemakkelijker in kaart worden gebracht en hij kan worden betrokken bij de vormgeving en het beheer en bestuur van gebouwen. Professionals, werkzaam bij de betreffende voorzieningen, hebben vaak ook een goede kijk op wat wenselijk is en wat past in de buurt. Daarnaast kan de infrastructuur die al aanwezig is, worden uitgebreid. In dorpen kiest men voor andere combinaties van voorzieningen dan in steden. Keuzes die in de praktijk gemaakt worden betreffen combinaties met het consultatiebureau, de bibliotheek, een wijkagent, het plaatselijke verenigingsleven, tieneropvang, brede welzijnsvoorzieningen, sportvelden, en volwasseneneducatie.
Aandachtspunten Samenwerkingspartners in experimenten dagindeling en brede schoolinitiatieven zien steeds meer de voordelen van samenwerking. Men constateert een hogere kwaliteit van het aanbod en een grotere deelname van kinderen. Bij een volgende stap, een verdere integratie van activiteiten, ervaart men uiteenlopende knelpunten. Een dagarrangement is een integraal aanbod. De voorzieningen dragen daar vanuit hun ‘corebusiness’ ieder aan bij. Niet de eigen historie, cultuur of regels is richtinggevend, maar de vraag van de gebruiker. Dit stelt hoge eisen aan de professionaliteit maar vooral aan flexibiliteit en het vermogen tot multidisciplinaire samenwerking. Kortom ontkokering. Omgaan met verschillen – Verenigingen en sportclubs werken vaak met vrijwilligers terwijl functies in het dagarrangement volledig geprofessionaliseerd zijn – Kinderopvanginstellingen zullen met ingang van 2004 geprivatiseerd zijn en zullen zich wellicht vanuit commerciële motieven anders willen profileren dan de publieke voorzieningen – De discussie over het pedagogisch klimaat kan een positieve bijdrage leveren aan het begrip voor ieders positie en verschillen overbruggen. Knelpunten in wet- en regelgeving Verschillen in wet- en regelgeving vormen vaak een struikelblok voor samenwerking tussen voorzieningen. Onderstaand schema laat de grote versnippering van wetten en regels zien.
40
Een selectie: – Wet Primair Onderwijs – AmvB, Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang – Gemeentelijke verordening op de kinderopvang (kwaliteitsregels en inspectie) – Financieringsregelingen voor kinderopvang en Primair Onderwijs – Formatieregeling Basisonderwijs – Gemeentelijke subsidieverordeningen voor sociaal cultureel werk, sport, kinderopvang en scholen – Vergunningenbeleid van gemeenten voor kinderopvang, scholen, vrije tijds- en welzijnsinstellingen – Belastingregeling voor aftrek van kosten kinderopvang – Inkomstenbelasting – BTW-plicht – Werkgelegenheidsmaatregelen – Vrijwilligersvergoedingen – CAO´s Kinderdagverblijven, Sociaal Cultureel Werk, Primair Onderwijs – Bouwvergunningen, Ruimtelijke ordening en Bouwbesluit – Verzekeringen (W.A.) – Arbo-wetgeving – Wet BIG (Beroepenregistratie in de Gezondheidszorg) – Arbeidstijdenwet De versnippering wreekt zich op een aantal terreinen: – Onderwijs, welzijn, sport, cultuur worden aangestuurd en gefinancierd vanuit verschillende beleidsonderdelen van gemeentes of rijk. Er gelden andere beleidstradities, financieringsregimes en verantwoordingsvoorschriften. Bestuurlijke schotten bemoeilijken het management van de samenwerking – De kwaliteitsregels sluiten niet op elkaar aan. Voor de voorzieningen gelden verschillende eisen voor bijvoorbeeld het aantal kinderen per pedagogische medewerker of het aantal vierkante meters binnen- en buitenruimte per kind. De GGD hanteert voor kinderopvang en buitenschoolse opvang strengere eisen voor veiligheid en hygiëne dan voor basisscholen en vrijetijdsvoorzieningen. Waar opvang en sport in deelarrangementen samenwerken zouden verenigingen forse aanpassingen van de sportaccommodaties moeten realiseren. In de praktijk wordt het enthousiasme voor samenwerking daardoor ernstig getemperd – Verschillen in normen voor groepsgrootte. De ratio van één professionele leidster op tien kinderen voor de buitenschoolse opvang gaat uit van een ‘gesloten’ groep kinderen (geen inloop van bijvoorbeeld buurtkinderen) en van een situatie waarin niet wordt samengewerkt met vrijetijdsvoorzieningen (bijvoorbeeld in de sport)
41
– Tussenschoolse opvang: de Wet op het Basisonderwijs regelt dat scholen een ruimte beschikbaar moeten stellen. De kwaliteit en de financieringsbasis zijn (nog) niet geregeld, waardoor de tussenschoolse opvang veelal drijft op vrijwilligers – In multifunctionele centra kan personeel van verschillende partners prima samenwerken. Waar samenwerking combinatiefuncties oplevert, bijvoorbeeld onderwijsassistent en leidster naschoolse opvang, leidt dit in de praktijk tot problemen rond de aanstelling, de functiewaardering en de beloning Harmonisatie van opleidingseisen, functiewaardering en beloning is nodig. – De ene dienst van het dagarrangement valt wel onder het BTW-regime, de ander niet. Maaltijdvoorziening door de kinderopvangorganisatie is zo’n voorbeeld. Ruimte gewenst Voor samenwerken aan dagarrangementen is harmonisatie van regelgeving nodig, maar vooral ook ruimte voor flexibiliteit en differentiatie in het gebruik van de regels.
42
Pedagogisch klimaat Voorzieningen die samenwerken aan dagarrangementen hebben een gezamenlijke pedagogische opdracht: het bevorderen van een voorspoedige ontwikkeling van het kind. Dat maakt het streven naar een gedeeld pedagogisch klimaat eigenlijk vanzelfsprekend. De Commissie Dagarrangementen heeft het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) gevraagd een handleiding op te stellen om voorzieningen daarin te ondersteunen. Het pedagogisch klimaat verwijst naar de opvoedingscontext waarin de instelling haar opdracht uitvoert. Het gaat om de sfeer die de instelling uitstraalt en de wijze waarop kinderen en ouders tegemoet worden getreden. Sfeer en bejegening worden vaak vastgelegd in afspraken en regels. Een belangrijk onderdeel van het pedagogisch klimaat is de wijze waarop wordt toegezien op naleving van deze afspraken. Maar ook de inrichting van de ruimtelijke omgeving is er uitdrukking van. De school die als motto had: "wij zijn een leefgemeenschap" verbouwde zijn klaslokalen tot kleine ruimtes voor kleine groepen. Men wilde het onderscheid tussen leerplek en speelplek laten vervagen. Samenwerkingspartners willen duidelijkheid bieden aan ouders en kinderen. Dat geldt wanneer men samenwerkt in één gebouw, maar ook als het dagarrangement vanuit een netwerk van instellingen wordt aangeboden. Ook dan is het niet goed als kinderen te maken krijgen met afwijkende of elkaar tegenwerkende normen en regels. Tegelijkertijd hoeft het niet te betekenen dat de sfeer en de regels de hele dag door hetzelfde moeten zijn. Omstandigheden verschillen, mensen verschillen. Kinderen leren daardoor ook omgaan met verschillen. Van belang is dat ouders met het pedagogisch klimaat instemmen. Voor kinderen is het belangrijk mee te kunnen praten over het hoe en waarom van de leefregels. Cultuurverschillen, levensbeschouwelijke aspecten, lokale omstandigheden, tradities kleuren de aard van de afspraken. Enkele Somalische ouders vinden het klimaat op school te vrij, daar hebben ze thuis last van. Wat te doen? Oplossing: aanscherpen van regels, meer toezicht maar vooral kinderen positieve aandacht geven. Werken aan een gedeeld pedagogisch klimaat gaat stapsgewijs. Een eerste stap is elkaars werksoort leren kennen en waarderen, over de schutting heen te kijken. Het is geen zaak van afspraken tussen het management, maar het moet gaan leven op alle niveaus in de organisatie. Het moet groeien, vaak onder de aandacht komen, verbeteren en vastleggen. Een continu proces. ‘Samenwerken aan steun, toezicht en stimulans’ biedt aanwijzingen en voorbeelden om dit proces te ondersteunen. NIZW/Liesbeth Schreuder, Samenwerken aan steun, toezicht en stimulans, het pedagogisch klimaat bij dagarrangementen voor schoolkinderen, Deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, november 2001
43
DE LOCATIE
Voor kinderen die gebruik maken van een compleet dagarrangement is de plek waar ze voor en na schooltijd verblijven, belangrijk. Of dat nu steeds dezelfde locatie is of een netwerk van gebouwen. Kinderen hebben uitgesproken ideeën over hun ideale gebouw. Hun tekeningen die in deze publicatie zijn opgenomen, getuigen hiervan. Ouders hebben een voorkeur voor het bijeenbrengen van voorzieningen op één locatie. Ze zien de meerwaarde vooral in de rust die het hun kinderen brengt. De commissie is gevraagd voorstellen te doen om die locaties – multifunctionele accommodaties – versneld tot stand te laten komen.
Wat is een multifunctionele accommodatie? De aanbieders van het dagarrangement zijn gehuisvest in één gebouw, een complex met een centrale functie in de wijk of dorp. De participanten zijn bijvoorbeeld het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal, de buitenschoolse opvang en één of meer basisscholen. Het aanbod richt zich op de kinderen tussen 0 en 12 jaar. De ruimtes in het gebouw zijn exclusief of gezamenlijk te gebruiken en zijn zowel geschikt voor opvang van 0-4 jarigen als voor schoolgaande jeugd. Voor onderwijs, opvang vóór schooltijd, tussenschoolse opvang en naschoolse activiteiten voor uiteenlopende leeftijdsgroepen. De buitenruimte is ruim bemeten, creatief en uitdagend ingericht en berekend op intensief gebruik. Het gebouw heeft uitgebreide openingstijden en biedt gelegenheid voor gebruik door andere doelgroepen (buurtbewoners, verenigingen etc). Het beheer wordt gezamenlijk of vanuit één beheersorganisatie uitgevoerd. De commissie ziet in deze combinatie van functies in één gebouw duidelijk voordelen: – voor kinderen wordt school meer dan alleen een plek om te leren – het vereenvoudigt de dagelijkse planning van ouders; een besparing van haal- en brengtijden met name voor gezinnen met kinderen van verschillende leeftijd – maximale kansen voor een doorlopend aanbod; geen versnippering meer – er is één aanspreekpunt voor ouders – vermindering van vervoersproblemen, minder onveilige verkeerssituaties – gedeelde huisvesting vergemakkelijkt en versnelt de inhoudelijke en pedagogische samenwerking van voorzieningen die zich met de ontwikkeling van het kind bezig houden16 – elke afzonderlijke voorziening heeft meer en flexibeler mogelijkheden door de grotere variëteit in ruimten – personele samenwerking; mogelijkheden voor combinatiefuncties door koppeling van uren; meer carrièreperspectieven door een grote variatie van functies – een hoog kwaliteitsniveau van het gebouw vanwege meervoudig gebruik en efficiëncyvoordelen 16 In de experimenten dagindeling wordt duidelijk dat veel brede scholen die hun aanbod uitbreiden tot dagarrangementen, maar nog vanuit los van elkaar staande voorzieningen werken, willen toegroeien naar een multifunctionele accommodatie.
44
Multifunctioneel bouwen: een trend Multifunctioneel bouwen past in een algemene trend van solitaire bouw naar gezamenlijke huisvesting; van apart, los van elkaar en ‘aanbodgericht’ naar integraal met oog voor de behoefte en gezamenlijke meerwaarde voor de individuele gebruiker. Voor gemeenten is het multifunctionele (school) gebouw een uitgelezen kans om de integrale aanpak van jeugdbeleid een fysieke vertaling te geven. Samenhangend jeugdbeleid - een van de hoofdgedachten van het bestuursakkoord nieuwe stijl - wordt hiermee gekoppeld aan accommodatiebeleid. De multifunctionele accommodatie kan uitgebouwd worden tot een dienstenknooppunt. Daarin is een reeks van functies gehuisvest om de werk en privétaken van burgers te vergemakkelijken: publieke en particuliere diensten op het gebied van gezondheidszorg, inburgering, opvoedingsondersteuning, welzijn e.d17. De combinaties verschillen per wijk, het is lokaal maatwerk. Een dienstenknooppunt heeft een sterke sociale functie in buurt en gemeenschap en is om die reden een belangrijk onderdeel van de sociale infrastructuur. Dit geldt voor een stedelijke omgeving maar zeker voor het landelijke gebied. Denk bijvoorbeeld aan de transformatie van het oude dorpshuis tot een kleinschalig servicecentrum. In de Vensterschool het Vlechtwerk in Noordwolde is naast de school en de kinderopvang een dansschool, het welzijnswerk, de wereldwinkel, de stichting Dorpsarchief, de bibliotheek en het VVV te vinden. En er is een verbinding met het Nationaal Rietvlechtmuseum. In Sluis-Aerdenburg is een multifunctioneel centrum gepland midden op de sportvelden (gelegen in het bebouwde gebied); twee basisscholen van twee denominaties, het lokale verenigingsleven en de jeugdgezondheidszorg zijn betrokken en de tieners krijgen een eigen hangplek.
Versneld realiseren van multifunctionele accommodaties De commissie is gevraagd voorstellen te doen om de realisatie van multifunctionele accommodaties te versnellen. Het tekort aan financiële middelen voor huisvesting en voor de regierol, noemen gemeenten als belangrijkste obstakel voor het doorzetten van de brede schoolontwikkeling18. Dit werd bevestigd in de gespreksronde met lokale bestuurders die de commissie organiseerde. Tegen deze achtergrond stelt de commissie een investeringsimpuls voor ten behoeve van de (ver) bouw van multifunctionele accommodaties. In opdracht van de commissie zijn de kosten berekend voor renovatie en nieuwbouw van multifunctionele accommodaties voor onderwijs en opvang19.
17 M. Hidding/ Equa, Arbeid en Zorg op de plankaart gezet, Leeuwarden 2001. 18 Oberon, Brede scholen in Nederland, Jaarbericht 2001 19 Deloitte & Touche/ICS Adviseurs, Investeringsimpuls multifunctionele accommodaties, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, november 2001.
45
Basismodel Voor het vaststellen van een groeiscenario en de benodigde investering, is uitgegaan van het volgende basismodel. Een multifunctionele accommodatie omvat: – 1,9 basisschool – kinderdagverblijf (3 groepen) – buitenschoolse opvang (2 groepen) – peuterspeelzaal – multifunctionele (sport) ruimte – multifunctionele binnen- en buitenruimte
Volume Uit onderzoek onder gemeenten blijkt dat tweederde van de gemeenten werk wil maken van de brede school. Het ministerie van OC&W verwacht dat 70 procent van de basisscholen onderdeel gaat vormen van een brede school20. Niet alle scholen zullen onder één dak worden gehuisvest; op grond van ervaringsgegevens van Deloitte & Touche is dat aantal door de commissie vastgesteld op 75 procent. De praktijk wijst uit dat een multifunctionele accommodatie gemiddeld 1,9 basisschool bevat21. Deze gegevens leiden tot het volgende groeiscenario:
Tabel 6: Groeiscenario multifunctionele accommodaties Groeiscenario mfa’s
in 2010
Aantal basisscholen
8.000 basisscholen
Verwacht aantal brede scholen (70%)
5.600 brede scholen
Waarvan in mfa’s (75%)
4.200 brede scholen
Aantal mfa’s (:1,9)
+/- 2.200 mfa’s
Het huidige aantal brede scholen is 300, waarvan er 200 opgenomen zijn in een multifunctionele accommodatie. De groei tot 2010 bedraagt derhalve 2.000 accommodaties. Voor de eerste regeerperiode 2002 - 2006 wordt de ambitie op 750 accommodaties gesteld. Daarvan zal 40 procent gerealiseerd worden door renovatie van bestaande gebouwen en 60 procent door nieuwbouw. In 2010 zal 50 procent van de basisscholen ondergebracht zijn in een multifunctioneel gebouw. Omvang investeringsimpuls De stichtingskosten van een multifunctionele accommodatie met bovengenoemde omvang bedragen circa 3,6 miljoen euro voor renovatie en circa 4,7 miljoen euro voor nieuwbouw. Ten opzichte van solitaire bouw zijn de meerkosten van een multifunctionele voorziening tussen de 10 en 15 procent. 20 Grenzeloos Leren, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, juli 2001 21 Stuurgroep Dagindeling, Bouwen aan Samenwerking, maart 2001
46
Gemeenten staan eveneens voor de taak vervroegd af te schrijven. Op basis hiervan stelt de commissie de noodzaak vast van een investeringsimpuls van 12,5 procent van de stichtingskosten.
Tabel 7: investeringsimpuls Periode
Volume
Investeringsimpuls
2002 – 2006
750
418 miljoen euro
2007 - 2010
1250
785 miljoen euro
2002 - 2010
2000
1203 miljoen euro
Huisvestingsbudget De investeringsimpuls wordt vertaald in een huisvestingsbudget dat gemeenten ter beschikking wordt gesteld. De gemeente zet op basis van lokale afwegingen in op nieuwbouw of renovatie in een beperkte of uitgebreide variant. Gemeenten hebben de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de verbetering van de huisvesting van schoolgebouwen. Dit gebeurde na de decentralisatie van het huisvestingsbudget naar de gemeenten door het rijk. Toch zijn er nog grote achterstanden. Ook de komende jaren zullen er forse investeringen nodig zijn. De commissie meent dat deze claims gehonoreerd moeten worden en mede ingezet dienen te worden voor nieuwe multifunctionele accommodaties. Daarvoor is in ICES-verband inmiddels 590 miljoen euro geraamd. Het rijk onderhandelt op dit moment met de gemeente over een structurele verhoging van het huisvestingsbudget. De commissie beveelt aan om de bouw van multifunctionele accommodaties daarin mee te nemen. Als deze gelden beschikbaar komen dan kan een groot deel van het benodigde budget van 1,2 miljard euro worden bekostigd. Op een aantal aspecten van multifunctionele accommodaties voor onderwijs en opvang gaan we nader in.
Eigendom, beheer en exploitatie Gemeenten geven aan dat het regelen van eigendom, beheer en exploitatie van de accommodaties één van de grootste knelpunten22 is. De in opdracht van de commissie ontworpen Leidraad voor Multifunctionele Accommodaties biedt diverse varianten van beheer en eigendom en gaat in op de voor- en nadelen. Zowel de gemeente als de gezamenlijke gebruikers kunnen eigenaar van het gebouw zijn. Gebruikers kunnen een coöperatie vormen en gedeelde verantwoordelijkheid voor het gebouw nemen. Deze vorm sluit aan bij de emancipatorische gedachte achter de brede school. Ook woningcorporaties of vastgoedontwikkelaars zijn in dit verband interessante partijen. 22 Oberon, Brede Scholen in Nederland, Jaarbericht 2001.
47
Woningcorporaties opereren steeds vaker als maatschappelijke ondernemers en zijn betrokken bij nieuwe concepten van wonen, zorg en educatie. Uit gesprekken met woningcorporaties blijkt grote belangstelling voor projecten die bijdragen aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Slecht geregeld beheer is een doorn in het oog en kan een zware wissel op samenwerking trekken. Niet zelden is het ook het stiefkindje in een gloedvolle inhoudelijke samenwerking. Beheer en beheerplan moeten al snel op de agenda staan, niet in de laatste plaats omdat de samenwerkende instellingen een verschil in kwaliteitsregels voor onderhoud, veiligheid, hygiëne, personeel e.d. kennen. Ook hier kan het betrekken van professionele beheerders zijn voordeel bewijzen.
Leidraad voor gemeenten Voor de gemeenten die aan de slag willen met multifunctionele accommodaties voor onderwijs en opvang, heeft de commissie een leidraad laten ontwikkelen, onder de titel Leidraad voor Multifunctionele Accommodaties23. Deze handleiding die tegelijk met dit advies verschijnt, beschrijft het proces van idee tot realisatie. De leidraad biedt informatie over: – de koppeling van accommodatie - en vastgoedbeleid aan lokaal jeugdbeleid – sturingsinstrumenten voor het bijeenbrengen van instellingen en scholen – bouwstenen voor een planmatige aanpak van samenwerken en bouwen – voorbeelden van intentie- en samenwerkingsovereenkomsten voor partijen – modellen voor eigendom, beheer en exploitatie – profiel en taakomschrijving van een locatiemanager Bij het opstellen van de leidraad is gebruik gemaakt van ervaringen in tien gemeenten die recentelijk multifunctionele accommodaties hebben ontwikkeld en voorbeelden uit de publicatie Bouwen aan Samenwerking24.
Kwaliteitseisen voor binnen- èn buitenruimten Pedagogische kwaliteit vertaalt zich ook in de kwaliteit van de fysieke omgeving en stelt dus eisen aan de inrichting en omgeving van de accommodatie. In een compleet dagarrangement brengen, met name de jongere kinderen, meer tijd op één plek door. Naast een goed pedagogisch klimaat is het de uitdaging een aantrekkelijke, inspirerende omgeving te creëren waarin geleerd en gespeeld wordt. Om te zoeken naar mogelijkheden om kleinschaligheid in te bouwen en daarmee voor kinderen werkbare en leefbare eenheden te laten ontstaan. 23 Commissie Dagarrangementen/ Deloitte&Touche ICS Adviseurs, Leidraad voor Multifunctionele Accommodaties, januari 2002 24 Stuurgroep Dagindeling, Bouwen aan Samenwerking, maart 2001
48
Dat is ook de richtlijn bij de ligging van voorzieningen in het gebouw, bij de vereiste, gewenste en ongewenste relaties tussen voorzieningen en de bestemming van gemeenschappelijke ruimten. De gerealiseerde accommodaties laten tal van varianten in gedeeld ruimtegebruik zien. Buitenruimten zijn in de planvorming van multifunctionele gebouwen vaak sluitpost in ontwerp en begroting. In opdracht van de Commissie zijn een aantal kwaliteitseisen voor buitenruimtes opgesteld25. Enkele voorbeelden van deze kwaliteitseisen: – De buitenspeelruimte is ruim bemeten: 8 tot 10 vierkante meter per kind – De inrichting is afgestemd op intensief gebruik door verschillende leeftijdsgroepen, breed bespeelbaar en professioneel ontworpen. Kinderen denken mee als ervaringsdeskundigen – Er is een open relatie met de buurt. Er zijn logische routes naar sportvelden, bibliotheek of bijvoorbeeld kinderboerderij – Voor de buitenruimte zijn de vierkante meters en geldstromen samengevoegd; de buitenruimte maakt integraal deel uit van het beheersplan.
Coördinatie Samenwerken gaat niet vanzelf. De `locatiemanager’ speelt daarin een belangrijke rol. Deze spin in het web stuurt de samenwerking tussen de voorzieningen aan, is het gezicht naar de klant, gaat samenwerkingsverbanden aan met verenigingen, muziekschool, culturele voorzieningen voor de buitenschoolse activiteiten en bewaakt de kwaliteit van de dagarrangementen. De locatiemanager kan in dienst zijn van de gemeente, de beheersorganisatie of bij één van de afzonderlijke aanbieders. In de Leidraad Multifunctionele Accommodaties wordt een profielschets en taakomschrijving van de locatiemanager gegeven.
25 Stichting Jeugdinformatie Nederland, Buitenruimten bij multifunctionele accommodaties voor kinderen, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, november 2001.
49
Het kindlint Kinderen worden tot op hoge leeftijd vervoerd: een kind van negen jaar achter op de fiets bij de ouders is in de grote stad geen uitzondering, maar ook op het platteland blijken kinderen vaak gehaald en gebracht. Meer nog dan de weg naar school wordt de route naar de club afgelegd onder begeleiding van een volwassene. De grootste boosdoener in deze is de verkeersonveiligheid. Langzamerhand ontstaat er in kringen van beleidsmakers en ontwerpers, maar ook bij ouders en kinderen, de overtuiging dat hierin verandering moet komen. Het draagvlak voor het ontwikkelen van door kinderen zelfstandig te lopen of te fietsen routes neemt toe. De geboorte van het concept "Kindlint" is hiervan een getuigenis. Een kindlint is een kindvriendelijke route binnen en tussen woonwijken die de belangrijkste kinderdomeinen met elkaar verbindt. De route is duidelijk afgebakend en met veiligheidseisen omgeven. Bij splitsing van verkeerssoorten hebben de gebruikers van het kindlint meestal voorrang. Voorbeeld den Bosch/Hambaken Bij de ontwikkeling van het kindlint in Den Bosch zijn naast de gemeente, het SOAP, de Brabantse Milieu Federatie en het Bureau Emancipatiezaken Noord Brabant betrokken. Het is een experiment in het kader van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling. Het bureau Emancipatiezaken heeft het kindlint op de agenda gezet naar aanleiding van een onderzoek onder taakcombineerders. Het bleek dat verkeersonveiligheid door de gezinnen met kinderen als een groot probleem werd ervaren. Vanuit het denken in termen van dagindeling van (werkende) ouders kost het halen en brengen van kinderen veel tijd en stress. Ook gaat het vaak gepaard met het vergroten van de onveiligheid voor anderen en met milieuvervuiling: in veel gevallen wordt de auto gebruikt. Deze analyse van het probleem in meerdere aspecten heeft geleid tot de samenwerking van genoemde organisaties. Onder het motto: verbind wat hen beweegt is het Kindlint als gecertificeerd keurmerk ontwikkeld. Ruimte voor het kindlint is in de wijk Hambaken aanwezig. De uitvoering zal in gedeelten worden aangepakt en starten bij de Brede Bosche School in Den Bosch Noord. Stichting Jeugdinformatie Nederland/ Lia Karsten, Buitenruimten bij multifunctionele accommodaties, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, november 2001
50
HET DORP ALS KINDEROPPAS
Edith Delhaas (33) woont met haar twee kinderen Silas (7) en Junah (3) in het Friese Achlum. Ze werkt op een boerderij en geeft een paar uur per week humanistisch vormingsonderwijs op de basisschool. Ze kwamen elkaar tegen in Australië, Edith en Peter, twee vrije vogels. Terug in Nederland ging Peter weer als schipper werken op het IJsselmeer. Edith had MDGO-inrichtingswerk gedaan en ging werken in de drugshulpverlening. Het was een bewuste keus om kinderen te krijgen. Bij de geboorte van Silas woonden ze deels op het schip en deels in een huisje in Friesland. Edith: ,,Het plan was: fifty-fifty. Als Peter werkte, zou ik voor Silas zorgen en omgekeerd. Maar achteraf ging het varen altijd voor en dat liet ik ook gebeuren.’’ Edith ging aan de wal wonen toen Silas vier werd en naar school moest. Peter kon er niet wennen. ,,Vanaf het moment dat Junah is geboren, liep het mis. Ineens waren we een echt gezin, met al het gedoe dat daarbij hoort. Maar dat was niet het leven dat hij wilde. Hij is nu weekendvader en dat past beter bij hem.’’ Edith vindt het een voordeel om in een klein dorp te wonen. ,,Natuurlijk was ik de roddel van het dorp, maar de mensen willen je ook helpen. Na de scheiding bracht de buurtvereniging een bos bloemen, dat vond ik om een dikke keel van te krijgen.’’ In een dorp vind je altijd wel iemand die op je kinderen wil passen. En zo iemand heb je nodig als je, zoals Edith, probeert om je wereld weer wat groter te maken. De afgelopen twee jaar haalde ze een onderwijsbevoegdheid. Ze zit in de oudercommissie van school en 51
ze is gaan sloeproeien. ,,Aan Junah’s peuterleidster vroeg ik of zij twee ochtenden op Junah kon passen. Dan kon ik naar school en bleef Silas tussen de middag over.’’ Inmiddels werkt ze drie uur per week op twee verschillende basisscholen. Daarnaast twee dagen op een boerderij. Junah gaat drie ochtenden per week naar de peuterspeelzaal in het dorpshuis. Silas loopt zelf naar school. De schooltijden vindt Edith ongunstig: ’s morgens van vijf over acht tot tien voor half twaalf. ’s Middags van vijf over één tot tien voor half vier. De kleuters hebben de hele vrijdag vrij, groep drie en vier hebben iedere vrijdagmiddag vrij. Zelf is Edith op donderdag en vrijdag vrij. Edith vindt het organiseren moeilijk. ,,De kinderen zijn nog klein en ik wil zoveel mogelijk voor ze kunnen zorgen. Ik heb toch al steeds het gevoel dat ik gehaast ben.’’ De drukste dag van de week is woensdag. Silas zit dan op judo in Witmarsum, op voetbal in Achlum en laatst moest hij ook nog afzwemmen in Harlingen. ,,Kom ik aan het eind van de dag thuis, dan staat er geen eten op tafel. Als ik het niet goed geregeld heb, moet ik eerst weer weg om eten te kopen.’’ Een brede school waar alle activiteiten georganiseerd worden, dát zou ze geweldig vinden. Zeker als Junah straks ook naar de basisschool gaat. ,,Kom ik eindelijk weer meer aan mezelf toe.’’
52
WAT WILLEN KINDEREN?
De hoogte in
53
WAT WILLEN KINDEREN?
Van school naar moskee en terug
Jamie: “Muziekles”
54
HET PERSONEEL
Toenemende vraag Met een aanbod van passende dagarrangementen voor ouders zal het gebruik van opvangvoorzieningen toenemen. En daarmee stijgt de vraag naar gekwalificeerd personeel. Het zal gezien de voortdurende personeelsschaarste op een nog steeds krappe arbeidsmarkt niet eenvoudig zijn dat personeel te krijgen. Er zullen nieuwe groepen aangeboord dienen te worden. Met name onder herintreedsters en allochtone vrouwen zit een potentieel dat mogelijk te interesseren is voor functies in de kinderopvang, het onderwijs en vrijetijdsvoorzieningen voor kinderen. Werken in deze sectoren is voor veel vrouwen aantrekkelijk. Zo is werken in deeltijd goed mogelijk en kunnen de werktijden worden aangepast aan de schooltijden van de kinderen. Bovendien vallen in het onderwijs de vakanties voor werknemers nagenoeg gelijk met die van de kinderen. De commissie heeft de mogelijkheden van nieuwe functies – combinatiefuncties – laten onderzoeken26.
De huidige functies De verschillende voorzieningen voor onderwijs, kinderopvang en vrijetijdsbesteding hebben een aantal verwante functies. Doordat de voorzieningen los van elkaar georganiseerd zijn, verschillen de opleidingsvereisten en de arbeidsvoorwaarden zoals zij geregeld zijn in respectievelijk de CAO Kinderopvang, Welzijnswerk en Onderwijs. In het overzicht aan het eind van dit hoofdstuk zijn de huidige functies in schema gezet voor – het onderwijs – de peuterspeelzalen – de voor- en vroegschoolse educatie – de kinderopvang – de tussenschoolse opvang – de buitenschoolse opvang – het gastouderschap en – de vrije tijdsvoorzieningen. Voor functies in de tussenschoolse en naschoolse opvang is vaak sprake van aanstellingen van kleine omvang waardoor het inkomen beperkt is. Voor de tussenschoolse opvang geldt bovendien dat het nog steeds voornamelijk vrijwilligerswerk is waarvoor hooguit een onkostenvergoeding mag worden verstrekt van 667 euro op jaarbasis.
26 Phasis, Combifuncties onderwijs, opvang, vrije tijd, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, oktober 2001.
55
De loopbaanmogelijkheden zijn beperkt: eenmaal leidster in een crèche, altijd leidster in een crèche. Alleen als er voldoende hoogwaardige werkgelegenheid wordt gecreëerd zal de sector in staat zijn om het beschikbare potentieel aan arbeidskrachten aan te trekken en voor langere tijd aan zich te binden.
Combifuncties Zowel vanuit het perspectief van de werkgever en de werknemer in de sector als vanuit het perspectief van de gebruikers (ouders en kinderen) is het aantrekkelijk om combinatiefuncties te creëren. De werknemer heeft uitzicht op een volwaardige aanstellingsomvang, afwisselend werk en loopbaanperspectieven. De werkgever kan aantrekkelijker functies aanbieden. Dat vergroot de kans om voldoende personeel aan te trekken. Ouders en kinderen zijn gebaat met dezelfde leidsters in de opvang, als in het onderwijs of de vrijetijdsactiviteiten. ‘Eén gezicht’ waarborgt de continuïteit en een eenduidige pedagogische aanpak27. Een combi(natie)functie is een functie waarbij de werknemer taken verricht in meerdere onderdelen van het dagarrangement. Voorbeeld: een herintreedster met jonge kinderen heeft een deeltijdbaan voor vijf ochtenden in de week van 7.30 tot 12.30. Dat stelt haar in de gelegenheid een functie in de voorschoolse opvang met die van onderwijsassistent in het basisonderwijs te combineren. Nog een voorbeeld: een student pedagogie vervult een combifunctie van tussenschoolse opvang en naschoolse opvang. Zijn werktijd loopt van 12.00 uur ‘s middags tot 19.00 uur ’s avonds; ’s morgens kan hij studeren. Een aantal experimenten dagindeling toont aan dat combinatiefuncties onderwijs – opvang in de praktijk haalbaar zijn. Voorbeelden zijn Heerenveen en Enschede. Ook in Rotterdam wordt inmiddels, met de Scandinavische landen als voorbeeld, aan combifuncties gewerkt. Deze experimenten laten zien, dat samenwerking tussen gemeenten, scholen en instellingen voor kinderopvang tot concrete resultaten leidt. Combifuncties blijken aan te spreken.
27 Evelien Tonkens/NIZW, Good practices in Europa en de Verenigde Staten, Projectbureau Dagindeling, 2001.
56
Diverse varianten Bij het samenstellen van combifuncties ligt een aantal varianten voor de hand. Tabel 8: Combifuncties onderwijs, opvang, vrije tijd PZ/VVE/OW Naam functie
Taak
Werkniveau
Onderwijsassistent
– begeleiding bij spelen
OW/BSO
OW/BSO/VT
Pedagogisch
Vrijetijds-
medewerker
medewerker
– voorschoolse opvang
– professionele begeleiding
– groepsvorming
– organisatie BSO
– wegwerken taalachterstanden
– assistentie onderwijs
– vak onderwijs
vrije tijdsactiviteiten
– (voorbereiding op) onderwijs
– zinvolle invulling vrije tijd
– BSO
Zelfstandig of onder
Zelfstandig of onder
Zelfstandig
begeleiding leerkracht
begeleiding leerkracht
Vereiste opleiding
SPW 3 of 4
SPW 3
MBO/HBO Vakopleiding
Werkgever
School
Instelling voor opvang
Vrije tijdinstelling, instelling
of school
voor opvang of school
OA, WBK
VWS afspraken
Beleidsmaatregel
GOA, GSB, VVE, Inburgering
sportbonden Bron: Phasis
Toelichting – De combinatie van onderwijsassistent met die van leidster peuterspeelzaal is interessant. Op dit moment wordt er veel geïnvesteerd in de voor- en vroegschoolse educatie van kinderen die met een achterstand op de basisschool komen. De combifunctie is gericht op begeleiding bij het spelen, groepsvorming, het wegwerken van taalachterstanden en (de voorbereiding op) het onderwijs – Het tweede type, de pedagogisch medewerker, combineert opvangtaken met onderwijstaken. Zoals die van de onderwijsassistent met die van de leidster voor-, tussen- of naschoolse opvang. De werknemer staat bijvoorbeeld ‘s morgens de leerkracht in het basisonderwijs bij en begeleidt ’s middags het vrijetijdsprogramma van de naschoolse opvang – Een combifunctie kan ook sport of kunstzinnige vorming in verenigingen samen laten gaan met werken in de opvang of het onderwijs. Een muziekdocent kan werkzaam zijn op de muziekschool èn in de naschoolse opvang. Een trainer van een sportvereniging kan vakleerkracht sport in het basisonderwijs zijn en/of een basiscursus in de naschoolse opvang geven. Voetbalvereniging Buitenveldert in Amsterdam heeft vanuit de sport als activiteit kinderopvang opgezet. Zij biedt voetbaltraining aan als buitenschoolse opvang, waar kinderen één of meer middagen per week op in kunnen tekenen. Buitenveldert werkt hierin samen met een hbo-instelling, die geïnteresseerd is in de combinatie sporttrainer-kinderopvangleider.
57
Overheidsbeleid Combifuncties sluiten aan bij actuele beleidsinitiatieven in de onderwijs- en opvangsector. Om de professionalisering van de tussenschoolse opvang te bevorderen, is een experimentele éénjarige opleiding gestart, die vooral in trek is bij herintreedsters. In het onderwijs is een paar jaar geleden de functie van onderwijsassistent in het leven geroepen. Een onderwijsassistent ondersteunt de leraar in groep 1 tot en met 4 van de basisschool met eenvoudige onderwijskundige taken en verricht daarnaast meer verzorgende taken. Op dit moment werken er zo’n 2.800 onderwijsassistenten in het basisonderwijs. Het succes van de brede school en de voor- en vroegschoolse educatie bieden goede mogelijkheden om combifuncties te introduceren. Veel allochtone moeders beheersen zelf de Nederlandse taal onvoldoende om hun kind voor te bereiden op een goede start in het basisonderwijs. Door aansluiting van de taalprogramma’s voor deze moeders op de voor- en vroegschoolse educatie van hun kinderen kunnen deze programma´s elkaar versterken. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in 2001 met een aantal landelijke sportbonden afspraken gemaakt over de mogelijkheden om sport en kinderopvang te combineren. NOC*NSF ontwikkelt een werkgelegenheidsplan, waarin zij onderzoekt welk type combifuncties op dit terrein uitvoerbaar zijn. Onderdeel daarvan is het voorstel om in het belang van een goede lichamelijke ontwikkeling weer vakleerkrachten sport op de basisschool aan te stellen. De combinatie van een aanstelling als sportleraar basisonderwijs met een trainersfunctie bij een sportvereniging is zeer wel denkbaar.
Opleiding De sector Zorg en Welzijn kent sinds 1999 een nieuwe kwalificatiestructuur met opleidingen op drie niveaus: Helpende Welzijn op niveau twee en Sociaal Pedagogisch Werk (SPW) op niveau drie en vier. De opleidingseisen voor de uitvoerende functies in de opvang en die van onderwijsassistent zijn nagenoeg gelijk. Het gaat om verschillende uitstroomrichtingen binnen de opleiding SPW op niveau drie en - voor onderwijsassistent - op niveau vier. De opleidingen zouden moeten voorzien in nieuwe combinaties van de bestaande uitstroomrichtingen, om zo de instroom in combifuncties mogelijk te maken. De aanbieders van de opleidingen zullen hun onderwijsaanbod zodanig moeten inrichten dat het ook mogelijk en aantrekkelijk is voor herintreedsters en allochtone vrouwen om in te stromen. In dat geval moet rekening gehouden worden met flexibele instroom, erkenning van eerder verworven competenties (EVC), mogelijke taalachterstanden en culturele verschillen. Bij het betreden van de arbeidsmarkt hebben de cursisten begeleiding nodig en kinderopvang. De introductie van een variant op de leerkracht in opleiding (LIO) – de pedagogisch medewerker in opleiding – kan een stimulans zijn om te kiezen voor zo’n opleiding. Deze LIO-studenten zijn nog in opleiding maar hebben al een aanstelling op de basisschool. Een dergelijke combinatie van leren en werken is voor herintreedsters en allochtone vrouwen aantrekkelijk. Ze hoeven niet meer hele dagen naar school en verdienen onmiddellijk een eigen inkomen. Een aantal Regionale Opleidingscentra (ROC) die de SPW opleidingen verzorgen hebben al belangstelling getoond voor het aanbieden van zo’n opleidingsroute.
58
Arbeidsvoorwaarden en regelgeving Werknemers in het onderwijs en de verschillende vormen van opvang hebben meestal een verschillende werkgever en de daarbij behorende rechtspositie en arbeidsvoorwaarden. Dat is een knelpunt bij het realiseren van combifuncties, omdat het hebben van twee werkgevers, twee CAO’s en twee pensioenfondsen niet aantrekkelijk is. Heerenveen werkt met de nieuwe functie ‘pedagogisch medewerker’. De functie is als officiële nietnorm functie met behulp van Fuwasys en de onderwijsregelingen gecreëerd. De functie is gewaardeerd door een extern bureau. De personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad heeft positief geadviseerd. De onderwijsvakbond AOB staat er geheel achter. In Heerenveen willen mensen graag in deze combifunctie werken, omdat het hun de mogelijkheid biedt tot het vervullen van een volwaardige baan. Ook in andere experimenten dagindeling blijkt dat tijdens de experimenteerfase, met de nodige creativiteit, oplossingen worden gevonden voor verschillen in rechtspositie en regelgeving. Voor korte tijd kan dat, maar voor het welslagen van combifuncties op de lange termijn zijn duurzame oplossingen nodig. Daarbij gaat het om zaken als harmonisatie van arbeidsvoorwaarden, aanstelling bij één werkgever, functiewaardering en opleidingsvereisten. Zowel de overheid als de werkgevers en werknemersorganisaties in de betreffende sectoren dienen zich te buigen over de vraag hoe deze knelpunten kunnen worden opgelost.
Arbeidsmarkteffect Het huidige kabinet heeft zich ten doel gesteld om de arbeidsparticipatie van vrouwen in 2010 op 65 procent van de vrouwelijke beroepsbevolking te brengen. Volgens berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is daar de komende tien jaar een netto instroom van 750.000 vrouwen op de arbeidsmarkt voor nodig28. Door deze sterke stijging van het aantal werkende vrouwen zal de behoefte aan dagarrangementen - die het vrouwen en mannen mogelijk maken arbeid en zorg te combineren – alleen maar toenemen. Door de komst van combifuncties te bevorderen, slaat de overheid twee vliegen in een klap. Er wordt nieuwe werkgelegenheid voor vrouwen gecreëerd en diezelfde werkgelegenheid maakt het voor anderen mogelijk om werk en privé beter te combineren.
28 CPB-notitie, Arbeidsparticipatie van vrouwen, mei 2001
59
60
Bron: Phasis
VT
OW
GO
BSO/NSO
TSO
KO
VVE
Werk-soort PZ
leidster niveau A leidster niveau B Voorschoolse Educatie Consulente/ Buurtmoeder Kinderdagverblijven Groepshulp Groepsleidster Adjunct hoofd Hoofd C, B, A, AA Tussenschoolse opvang Vrijwilligers georganiseerd door oudercommissies Buiten/naschoolse opvang Groepshulp Groepsleidster Adjunct hoofd Hoofd C, B, A, AA Gastouder Bemiddelingsmedewerker A/B Sectorhoofd of coördinator Directeur Onderwijs Onderwijsassistent Leraar in opleiding (lio) Vrije tijds activiteiten Sportleraar Muziekleraar Docent drama, KV, etc. Sociaal cultureel werker
Functie Peuterspeelzaal
Tijdsbesteding na school
Onderwijs en zorgtaken
Dagopvang en verzorging jonge kinderen
Opvang voor en na school
Organisatie overblijven
Dagopvang en verzorging jonge kinderen
Wegwerken taalachterstanden
Taak Groepsvorming en spel jonge kinderen
Welzijnswerk
Onderwijs
Kinderopvang
Kinderopvang
Geen
Kinderopvang
Geen
CAO Welzijnswerk
14.30 - 18.00
9.00 - 15.00
7.30 - 18.00
14.30 - 18.00
12.00 - 14.00
7.30 - 18.00
8.00 - 12.00
Werktijden 9.00 - 12.00
Tabel 9 Huidige functies in opvang en onderwijsondersteuning
Cios ALO HBO HBO HBO SCW
SPW 3 + 4 HBO
MBO HBO HBO
SPW 3 SPW 4
Geen
SPW 3 SPW 4
SPW 3 SPW 3
Opleiding
schaal 3-19
schaal 12-30 schaal 22-33 schaal 24-36
schaal 3-12 schaal 0-19 schaal 16-26 schaal 16-40
vergoeding vrijwilligers
schaal 3-12 schaal 0-19 schaal 16-26 schaal 16-40
schaal 6-18 schaal 10-23
Salarisschaal
EEN PRACHTKANS!
Nazha Lemhadi (38) werkt parttime en is daarnaast bezig met het opzetten van een eigen kinderdagverblijf. Samen met haar man zorgt ze voor hun twee zoontjes: Mohammed (3) en Ayoud (1). Nazha is een doorzetter. Ze weet wat ze wil: een eigen kinderdagverblijf en daar werkt ze aan. Ook als de subsidies op zich laten wachten. Ook als de makelaar geen ruimte kan vinden. Ook als ze dagelijks uren aan de telefoon zit om het allemaal netjes volgens de wet te regelen. ,,Ik ben geen thuiszitter, ik wil iets doen.’’ Ze praat vrolijk, energiek. Vertelt dat ze uit een ondernemende familie komt. ,,Als de woningbouwvereniging akkoord gaat, wil ik als zelfstandige beginnen.’’ Nazha woont samen met haar man en kinderen op een benedenwoning in een oude stadswijk. Haar man werkt fulltime bij Stadstoezicht, Nazha werkt parttime bij de sociale dienst. Toen ze zwanger was van haar oudste zoon hoorde ze van een collega dat ze haar kind al voor de geboorte op een crèche moest opgeven. ,,Veel Marokkaanse mensen weten dat niet. Ik vond het ook heel raar: welke naam moet ik opgeven? Je hoort vaak dat allochtone ouders de zorg informeel regelen. Ik denk dat de meeste ouders formele opvang zoeken, maar door onbekendheid met de wachtlijsten geven ze hun kind te laat op.’’ Bij de crèche kreeg ze te horen dat het twee jaar kon duren voor ze een plek had. ,,In deze wijk staan meer dan zeshonderd kinderen op de wachtlijst voor een bedrijfsplek!’’ 61
Ze werd gedwongen om de kinderopvang zelf ook informeel te regelen. Haar man is op onregelmatige uren gaan werken, Nazha in deeltijd. Het eerste jaar na de geboorte van Mohammed kreeg ze hulp van een schoonzus. Inmiddels gaat Mohammed vijf ochtenden per week naar de peuterspeelzaal, om te wennen aan het schoolsysteem en om de taal te leren spreken. ,,Ik ben een actieve moeder. Als hij op de peuterspeelzaal liedjes leert, oefen ik die thuis met hem. Op die manier leert hij de Nederlandse taal.’’ Nazha kiest er bewust voor om de kinderen hun eerste twee jaar in de moederstaal op te voeden. Op die manier leren ze taalvaardigheid en begrip. Daarna laat ze het accent verschuiven naar de Nederlandse taal. Dit principe zou ze ook in haar eigen kinderdagverblijf willen toepassen. ,,Ik wil een gemengd kinderdagverblijf, dus toegankelijk voor alle kinderen. Maar ik kan me voorstellen dat ik voor allochtone kinderen aparte programma’s aanbied.’’ Zover is het nog niet. De afgelopen tijd heeft ze tevergeefs veel energie gestoken in het vinden van een ruimte. ,,Wij bewonen een benedenhuis met een tuin. Na lang zoeken dacht ik: waarom niet hier?’’ De inspecteur en iemand van de woningbouwvereniging zijn langs geweest om te kijken of de woning geschikt is als kinderdagverblijf. Dat kan, weet ze nu. Inmiddels hebben Nazha en haar man een nieuwbouwhuis gekocht in een andere buurt. ,,Tot dat klaar is, trekken we in bij mijn broer.’’
62
WAT WILLEN KINDEREN?
Lennie: “Stekelbosjes moeten weg er moeten andere planten komen zonder stekels”
63
WAT WILLEN KINDEREN?
Ninette: “Een hut”
Klaslokalen in de minderheid 64 64
DE KOSTEN
Het aandeel van Nederlandse ouders in de kosten van kinderopvang is één van de hoogste in Europa: 44 procent (vergelijk België 28 procent, Zweden tussen 2 – 20 procent)29. In het onderzoek dat de commissie onder ouders heeft verricht waren de hoge kosten eveneens een terugkerend item, zeker voor gezinnen met meer kinderen. Hoe is de financiering van dagarrangementen nu geregeld? Zijn er onderdelen die nu niet worden gefinancierd, zo ja hoe zou dit kunnen? En allereerst, wat zijn de baten van een goede opvangstructuur?
Dagarrangementen en maatschappelijke baten. Met een verbeterde sociale infrastructuur kan een aanzienlijke maatschappelijke winst worden geboekt. In het onderzoek onder ouders bleek dat een overgrote meerderheid van de vrouwen (87 procent) minder gaat werken om de opvang van kinderen te regelen. Is goede kinderopvang beschikbaar dan hebben ouders de keuze om te blijven werken. Door een gebrek aan voorzieningen en een niet goed aansluiten van voorzieningen hebben de ouders die keuze nu vaak niet. Dat kan de samenleving grote sommen geld kosten. Het behalen van de kabinetsdoelstelling van een arbeidsdeelname van vrouwen in 2010 van 65 procent vraagt een betere sociale infrastructuur. Deze is ook nodig om niet nog meer mensen, met name vrouwen, naar kleine deeltijdbanen te laten stromen of zelfs (tijdelijk) af te laten vloeien van de arbeidsmarkt. Het dagarrangement biedt de ouder een aantal voordelen: een dagindeling die beter aansluit bij het werkritme, de mogelijkheid meer te verdienen en een verantwoorde omgeving voor het kind waarin het voldoende mogelijkheden heeft zich te ontplooien. De maatschappelijke baten liggen op het vlak van groei van de werkgelegenheid en de arbeidsproductiviteit, een versterking van het pedagogisch klimaat en bestrijding van achterstanden. In opdracht van de commissie zijn de maatschappelijke baten van dagarrangementen berekend30. Daaruit ontstaat het volgende beeld.
Verhoging arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit Voor zowel het gezinsinkomen als voor de schatkist loont het wanneer vrouwen hun carrière niet onderbreken zodra ze kinderen krijgen. Een betere aansluiting van werk en privé maakt het mogelijk
29 OECD, Starting Strong, Early Childhood Education and Care, 2001. 30 Nyfer, Kosten en baten van dagarrangementen, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, november 2001.
65
dat méér vrouwen aan het arbeidsproces deelnemen. Voor een schatting van het aantal extra vrouwen dat (weer) gaat werken of meer uren gaat werken, maakt Nyfer de vergelijking met Frankrijk. Het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt en de omvang van het aantal uren per week ligt in de buurt van Nederland. Als Nederland er in slaagt om het verschil met Frankrijk voor de helft in te lopen, stijgt de arbeidsparticipatie met 3,5 procent. Dit komt neer op een toetreding van 90.000 vrouwen op de arbeidsmarkt31. Het is een voorzichtige raming. Reeds werkzame vrouwen zijn in de gelegenheid het aantal uren dat men werkt uit te breiden met gemiddeld twee uur in de week. Er is een belangrijk inverdieneffect te realiseren. Een deel van de herintreders maakt niet langer of in mindere mate aanspraak op uitkeringen of bijstand. Voor werkgevers ligt het voordeel van een betere werk-privé balans in een afname van het ziekteverzuim, inclusief ziekmeldingen bij gebrek aan opvang van kinderen. Tenslotte zijn er de kosten van voortijdig en ongewild vertrek, de verloopkosten, waarvan 5 tot 10 procent uit problemen bij het combineren van arbeid en zorg zijn te verklaren32.
Tabel 10: Opbrengsten en uitgespaarde kosten Structurele opbrengsten (per jaar)
BBP
Rijk
Werkgevers
(33% belasting)
3,5% hogere arbeidsparticipatie
1,4 miljard
0,5miljard
2 uur langer werken per week
0,7miljard
0,2 miljard
Uitgespaarde kosten
BBP
Besparing op uitkeringen
Rijk
Werkgevers
0,1 miljard
Betere schoolresultaten
p.m.
p.m
Minder jeugdcriminaliteit
p.m.
p.m
Minder ziekteverzuim en WAO-risico
0,3 miljard
Besparing op personeelskosten (verloop)
0,2 miljard
Bron: Nyfer
Een betere aansluiting tussen werk en privé levert, volgens schattingen van Nyfer, in totaal 1,3 miljard euro op jaarbasis op.
Maatschappelijk rendement is groter Een betere organisatie en samenwerking levert dus aanzienlijke baten op: voor de samenleving als geheel, voor de werkgevers en voor het individu. Maar het maatschappelijke rendement is groter.
31 Vrouwen in Frankrijk werken gemiddeld 4 uur per week langer en 7 procent meer vrouwen werkt. Gezien de Nederlandse traditie zullen vrouwen hier kiezen voor parttime werk. In de kwantificering is dit meegenomen. 32 Nyfer, Besparing op de kosten van personeelsverloop en ziekte door balans werk en privé, november 2000.
66
De samenwerkende voorzieningen, bijvoorbeeld in brede school verband of in een multifunctionele accommodatie, werken aan kwaliteitsverbetering van het educatieve aanbod. Buiten - en binnenschools leren wordt gecombineerd en sociale competenties van leerlingen bevorderd. De winst vertaalt zich in verbetering van de motivatie, de binding aan school, het zelfvertrouwen en de verantwoordelijkheid van leerlingen. Onderzoek in Engeland en de Verenigde Staten laat een relatie zien met de verbetering van schoolprestaties. De ontwikkelingskansen en het startkapitaal van jongeren uit achterstandsgroepen wordt verhoogd33. Versterking van de keten van voorzieningen rond ouders en kinderen is tevens een investering in de sociale infrastructuur, die bijdraagt aan de sociale cohesie en veiligheid in de wijk. Ook het vrijwilligerswerk kan een nieuwe impuls krijgen. Het grootbrengen van kinderen wordt weer als een gedeelde verantwoordelijkheid opgevat, zoals de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling bepleit. Conclusie Kwalitatief goede opvang overstijgt het belang van het scheppen van mogelijkheden om werk en privé te combineren. De gehele maatschappij heeft er baat bij als er op grotere schaal dan tot nu toe een betere aansluiting komt tussen dagritmes van kinderen en hun ouders. Werkgevers hebben een aanzienlijk belang door besparing op gederfde inkomsten door ziekte en verloop. Werknemers zijn niet gedwongen om minder uren te gaan werken om de opvang voor hun kinderen te regelen.
Financiering van dagarrangementen Het dagarrangement bestaat uit verschillende soorten activiteiten, die uit uiteenlopende bronnen worden gefinancierd.
Basisonderwijs Kinderopvang (WBK) Vrijetijdsactiviteiten Voor- en vroegschoolse opvang/peuterspeelzalen Tussenschoolse opvang bron: Nyfer
33 OECD, Starting Strong, Early Childhood Education and Care, 2001.
67
Werkgevers
Ouders
achterstandsbestrijding
Gemeentebudget
jeugdbeleid/sociale zekerheid
Gemeentebudget
(BZK, SZW, VWS, OC&W)
achterstandsbestrijding
Rijksgelden
(VWS, SZW)
Rijksgelden kinderopvang
(OC&W)
Rijksgelden onderwijs
Tabel 11: huidige financiering van onderdelen van het dagarrangement
Tussenschoolse opvang Wat opvalt is dat de tussenschoolse opvang volledig afhankelijk is van de bijdrage van de ouders. In het concept van dagarrangementen past een sluitend systeem van overblijven, professioneel geleid in een prettige en voor kinderen aantrekkelijke ambiance. De commissie stelt voor om de tussenschoolse opvang middels een doeluitkering aan gemeenten te financieren. De gemeente als verantwoordelijke voor jeugdbeleid, kan deze gelden inzetten in samenspraak met de instellingen – scholen en kinderopvangorganisaties. De feitelijke uitvoering kan afhankelijk van de lokale situatie plaatsvinden door de basisschool of de opvangvoorziening. De commissie stelt een stapsgewijze ontwikkeling van professionalisering van de tussenschoolse opvang voor. Schatting van de benodigde gelden: 147 miljoen euro34.
Integratie van opvang en vrijetijdsactiviteiten In bovenstaand schema zijn opvang en vrije tijdsactiviteiten gescheiden. In het dagarrangement wordt een breed naschools aanbod voorgesteld, met een sterke koppeling van opvang en vrijetijdsactiviteiten. Kinderen maken kennis met een breed scala van muzikale, creatieve en sportieve activiteiten in kortdurende basiscursussen, al dan niet op locatie. Kinderen die lid zijn van verenigingen of clubs worden gehaald en gebracht. De contributiekosten zijn voor rekening van de ouders of worden voor lage inkomensgroepen gesubsidieerd door de gemeente. Een dergelijk aanbod hoeft niet tot kostenverhoging te leiden. De ervaring in experimenten dagindeling en brede scholen leert dat de deelname van kinderen aan deze activiteiten sterk toeneemt. De opvangcomponent neemt af en daarmee de benodigde personele capaciteit volgens de huidige normering van de buitenschoolse opvang. Hiermee kunnen weer andere kosten worden verrekend, zoals vervoer. Bij een Utrechtse welzijnsorganisatie, die de buitenschoolse opvang organiseert, worden vrijetijdsactiviteiten ingekocht bij verenigingen, zoals de muziekschool. Deze afspraak wordt vastgelegd in een ‘productie-partnerschapsovereenkomst’. Het brengen en halen van kinderen regelt de welzijnsorganisatie. Met de gemeente is overeengekomen dat alle kosten kunnen worden ondergebracht in de integrale prijs van buitenschoolse opvang, waarvan ouders een inkomensafhankelijk deel betalen. Financiering van het totale geïntegreerde naschoolse aanbod valt onder de Wet Basisvoorziening Kinderopvang. Passend bij de geschetste opzet dient de groepsgrootte flexibel te kunnen worden gehanteerd.
34 Bron: Interdepartementale werkgroep Tussenschoolse Opvang.
68
Coördinatiekosten Een nieuw type kosten is de coördinatiekosten die met het samenstellen van het dagarrangement zijn gemoeid. Hieronder vallen: contact met ouders, contracten met verenigingen en afstemming tussen betrokken organisaties. In deze coördinatiekosten kan tijdelijk worden voorzien met het stimuleringsbudget Dagarrangementen dat het rijk de gemeenten ter beschikking stelt. (Zie Regie). De commissie stelt voor dat een gemeente die werk maakt van dagarrangementen, een premie op samenwerking ontvangt.
Toegankelijkheid Als ouders uit een scala van dagarrangementen een keuze kunnen maken die past bij hun dagritme en behoefte, dan leidt dat tot een intensiever gebruik van de voorzieningen. Een dagarrangement is op zich niet duurder. Een dagarrangement is immers een aaneenschakeling van bestaande activiteiten tot een doorlopend aanbod. Echter naar verwachting zullen ouders hun kinderen langer of vaker gebruik laten maken van de voorzieningen. Dat zal een zwaarder beslag leggen op het besteedbare inkomen. Dit geldt des te sterker voor ouders met meer kinderen. Zij maken zich ernstig zorgen over de betaalbaarheid van de benodigde opvang.
Nederlandse ouders betalen verhoudingsgewijs veel voor kinderopvang. De voorbeelden van Inkomensplaatjes en kosten gebruik kinderopvang illustreren dit. In dit hoofdstuk is berekend dat met een verbeterde infrastructuur aan inverdieneffecten, meeropbrengsten en besparingen jaarlijks een bedrag van 1,3 miljard euro is gemoeid. Tegen deze achtergrond geeft de commissie in overweging om gezinnen met kinderen tegemoet te komen, bijvoorbeeld in de fiscale sfeer. Bij de voorziene evaluatie van het fiscale stelsel kan dit worden meegenomen. Dit voorstel sluit aan bij de wens van de Tweede Kamer om de koopkracht van ouders met kinderen te verbeteren35. De Earned Income Tax Credit zoals die in de Verenigde Staten wordt gehanteerd kan als inspiratie dienen.
35 Financiële beschouwingen Begroting 2002; Financieel Dagblad, 11 oktober 2001
69
INKOMENSPLAATJES
In het deelonderzoek Kosten en baten van dagarrangementen schetst Nyfer welke druk de kinderopvangkosten op het resterende gezinsbudget legt. In onderstaande voorbeelden is enkel uitgegaan van de opvangkosten van kinderen van vier tot twaalf jaar. Wanneer er binnen het gezin ook kinderen jonger dan vier jaar zijn, lopen de kosten voor het gezin verder op.
Inkomensplaatje van het gezin met één kind tabel 12 Kosten gezin met 1 kind voor 5 dagen BSO 800 700
Een gezin met 1 kind dat 5 dagen in 600
de week van de kinderopvang gebruik maakt, houdt ongeveer
500
100 per
maand over om uitgaven aan het huis 400
(onderhoud, interieur), vakanties en eventuele hobbies te besteden.
300 200 100
10
20
11
83
12
65
13
47
15
10
16
80
18
51
____ WBK-ouderbijdrage 1 kind (5 dagen)
19
36
21
06
22
77
23
14
25
32
30
56
33
17
35
80
37
52
38
50
------ gezinsbudget na aftrek vaste lasten en kosten voor levensonderhoud en kleding
Bron: Nyfer
70
Inkomensplaatje van het gezin met twee kinderen tabel 13 Kosten gezin met twee kinderen voor 3 dagen BSO 800 700
Een gezin met twee kinderen dat voor 3 600
dagen in de week gebruik maakt van kinderopvang houdt ongeveer
500
125
per maand over. Hiervan dient men nog 400
uitgaven aan het huis (onderhoud, interieur), vakanties en eventuele hobbies te
300
bekostigen. 200 100
10
20
11
83
13
47
15
02
15
94
17
66
18
53
20
22
____ WBK-ouderbijdrage 2 kinderen (3 dagen)
21
81
23
05
23
61
27
94
31
27
34
94
36
67
38
50
46
19
------ gezinsbudget na aftrek vaste lasten en kosten voor levensonderhoud en kleding
Inkomensplaatje van het gezin met twee kinderen tabel 14 Kosten gezin met 2 kinderen voor 5 dagen BSO 800
Een gezin met twee kinderen dat 5
700
dagen in de week van kinderopvang 600
gebruik maakt, houdt weinig tot niets over per maand. Dit betekent dat er
500
weinig geld overblijft voor uitgaven 400
aan het huis (onderhoud, interieur), vakanties en eventuele hobbies.
300 200 100
1020 1101 1183 1265 1347 1428 1502 1510 1594 1680 1766 1851 1853 1936 2022 2106 2277 2306 2314 2361 2532 2794 3056 3127 3317 3494 3580 3667 3752 3850 3850 4619
____ WBK-ouderbijdrage 2 kinderen (5 dagen)
------ gezinsbudget na aftrek vaste lasten en kosten voor levensonderhoud en kleding
Bron: Nyfer
71
DE REGIE
Impuls Voor een landelijk dekkend aanbod van sluitende dagarrangementen is organiserend vermogen nodig. Een vermogen dat niet zelfstandig door de markt of het maatschappelijk middenveld tot stand komt. Hier ligt een taak voor zowel de lokale als voor de rijksoverheid. Gelet op de discrepantie tussen vraag naar en aanbod van dagarrangementen is een forse impuls gewenst. De rijksoverheid dient daartoe de voorwaarden te scheppen. De lokale overheid moet over voldoende sturingsinstrumenten beschikken om te kunnen bevorderen dat dagarrangementen in de lokale gemeenschap tot stand komen. Hoe kan de bestuurlijke vormgeving van dagarrangementen eruit zien?
Uitgangspunten en sturingsprincipes Voor de bestuurlijke vormgeving van dagarrangementen sluit de commissie aan bij de uitgangspunten zoals geformuleerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau in de inleiding op de kabinetsverkenningen: Richting, Ruimte, Resultaat en Rekenschap36. De overheid is richtinggevend aan het begin van het beleidsproces. Ze vraagt rekenschap af te leggen aan het einde. Wie richting geeft, definieert ook de handelingsruimte. Wie om rekenschap vraagt, wil ook resultaten zien. Een tweede uitgangspunt is het benaderen van de gemeente als (keten)regisseur. Het versterken van de (professionele) keten van voorzieningen voor ouders en kinderen past in de veranderde rol van de gemeente: minder uitvoeren, meer regisseren. Het stimuleren van de totstandkoming van dagarrangementen sluit daar bij aan.
Sturingsprincipes – Subsidiariteitsbeginsel: wat burgers zelf kunnen doen moet de overheid niet doen en wat de gemeente kan doen, moet niet door provincie of rijk worden gedaan. – Vraaggericht: arrangementen sluiten aan bij de vraag van ouders én kinderen die gebruik maken van de arrangementen. Niet de eigen historie, cultuur of regels van de voorziening maar de vraag van de gebruiker is richtinggevend. – Processturing: de overheid geeft in grote lijnen aan welke richting zij op wil, c.q. welke resultaten zij wil bereiken, maar laat het aan de andere actoren over om hier nadere invulling aan te geven. De rol van de overheid is daarbij: visie uitdragen, kaders stellen, initiëren, stimuleren en organiseren van samenwerking. Het mobiliseren en steun verwerven en het faciliteren van nieuwe ontwikkelingen. 36 Sociaal en Cultureel Planbureau, Bedreven en gedreven, een heroriëntatie op de rol van de Rijksoverheid in de samenleving, augustus 2001.
72
Beleidskader In het beleidskader geeft het rijk concreet haar visie op de doelstelling en schetst de contouren van de vormgeving van dagarrangementen. Gedetailleerde regelgeving dient achterwege te blijven, omdat lokaal ruimte nodig is om in te kunnen spelen op de specifieke vraag. Voor het succes van dagarrangementen is wel van belang dat de sterk verkokerde wet- en regelgeving, zowel landelijk als lokaal, wordt geharmoniseerd. Bij elke in te voeren regel moet de vraag worden gesteld: bevordert deze regel het realiseren van een samenhangend vraaggericht aanbod op lokaal niveau?
De gemeente als regisseur De gemeente heeft invloed op tal van beleidsterreinen die relevant zijn voor dagarrangementen: het lokale onderwijsbeleid, het onderwijsachterstandenbeleid, het jeugdbeleid, welzijnsbeleid, cultuur, sport, ruimtelijke ordening en lokaal arbeidsmarktbeleid. De gemeente voert daarbij steeds minder taken zelf uit, maar treedt steeds vaker op als regisseur van het lokale netwerk van voorzieningen. Via hun taken op het gebied van ruimtelijke ordening en onderwijshuisvesting kunnen gemeenten de totstandkoming van multifunctionele accommodaties bevorderen. Uitbreidingsplannen of nieuwbouw, bijvoorbeeld van sportaccommodaties, kunnen van meet af aan multidisciplinair worden ingevuld. In de planning van nieuwbouwwijken, bij herstructurering van wijken kan de gemeente direct uitgaan van de wens tot clustering van voorzieningen. In opdracht van de commissie zijn gesprekken gevoerd met gemeenten, zowel grote steden als plattelandsgemeenten37. De gemeenten delen de opvatting dat zij een belangrijke regisserende rol zouden moeten vervullen bij het verwezenlijken van dagarrangementen. Gemeentebestuurders merken daarbij wel op dat het tot stand brengen van samenwerking tussen voorzieningen met een zeer diverse achtergrond en cultuur geen geringe opgave is. Bovendien doen zich vaak forse ruimtelijke ordenings- en huisvestingsknelpunten voor bij het realiseren van multifunctionele accommodaties. Ook geeft men het signaal af dat de nieuwe Wet Basisvoorziening Kinderopvang de regierol niet gemakkelijker maakt.
37 Zunderdorp BV, Dagarrangementen en bestuurlijke vormgeving, deelonderzoek Commissie Dagarrangementen, november 2001.
73
Projectmanagement en Communicatie Voor de regisserende gemeente is communicatie een belangrijk sturingsinstrument. Effectieve samenwerking tussen veel partners is immers niet van bovenaf af te dwingen, maar vereist draagvlak en enthousiasme bij alle partijen. Het rijk kan gemeenten faciliteren door het oprichten van een projectmanagement annex kenniscentrum dat gemeenten gedurende een aantal jaren adviseert bij de totstandkoming van dagarrangementen. Een dergelijk landelijk projectmanagement stimuleert het proces, verzamelt en verspreidt goede voorbeelden, het signaleert hiaten in kennis en vult deze waar nodig op door het (laten) uitvoeren van onderzoek. In een samenspel met de ministeries van OC&W en VWS kan dit projectmanagement een rol vervullen bij de uitwerking van de investeringsimpuls en het stimuleringsbudget. Het zal aansluiten op de al bestaande landelijke ondersteuning van de brede schoolontwikkeling en de voor- en vroegschoolse educatie.
Financiële middelen De voorzieningen die worden aangeboden in het kader van een dagarrangement kennen ieder hun eigen financieringsgrondslag. De meerkosten voor het tot stand brengen van een dagarrangement liggen voornamelijk op het terrein van huisvesting en regievoering en coördinatie. Gelet op de maatschappelijke noodzaak om een krachtige impuls te geven aan de totstandkoming van dagarrangementen acht de commissie het wenselijk dat de rijksoverheid naast het al eerder genoemde huisvestingsbudget gedurende een aantal jaren een stimuleringsbudget ter beschikking stelt. Gemeenten hebben voldoende bestedingsruimte nodig om aan te kunnen sluiten bij de lokale vraag. Een gemeente kan het budget deels gebruiken voor de bekostiging van haar regisseursrol. Maar zij kan ook een stimuleringsbudget beschikbaar stellen voor de samenwerkende instellingen. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente één of enkele van de lokale organisaties de opdracht geeft om het ‘product’ dagarrangement te ontwikkelen. Het stimuleringsbudget stelt de organisaties daartoe financieel in staat. De omvang van het stimuleringsbudget bedraagt circa 50 miljoen euro per jaar en is gebaseerd op een tijdelijke tegemoetkoming voor tweeduizend samenwerkingsinitiatieven voor een periode van drie jaar van 65.000 euro per jaar. Het huisvestingsbudget fungeert als tegemoetkoming in de kosten van de versnelde totstandkoming van multifunctionele gebouwen. Ook hiervoor geldt dat de uitvoering lokaal maatwerk is. In het ene geval gaat het om het ombouwen van een dorpshuis tot lokaal servicecentrum. In een ander geval om een gerenoveerd multifunctioneel `vrije tijdscentrum’ of de nieuwbouw van een basisschool met opvangvoorzieningen.
74
Het huisvestingsbudget – zie hoofdstuk: de Locatie – bedraagt gemiddeld 150 miljoen euro per jaar, gebaseerd op een investeringsimpuls van tweeduizend locaties in de periode tot 2010.
Afspraken over resultaat en rekenschap Rijk en gemeenten maken heldere afspraken over de resultaten die moeten worden bereikt met de inzet van het huisvestingsbudget en het stimuleringsbudget. Uiteraard moeten de minimumeisen bepaald worden waaraan de dagarrangementen moeten voldoen. Gemeenten maken vervolgens resultaatafspraken met instellingen en afspraken over de manier waarop instellingen zich verantwoorden. Op een van tevoren vastgesteld moment vindt de eindevaluatie plaats, zowel op gemeentelijk als op landelijk niveau. Het gaat dan om een – Effectevaluatie. Zijn de ambities waargemaakt? – Procesevaluatie. Hoe is de uitbreidingsoperatie verlopen? Heeft de gemeente voldoende instrumenten? – Klanttevredenheidsonderzoek. Zijn ouders en kinderen tevreden over het dagarrangement? Op basis van deze eindevaluatie worden beslissingen genomen over consolidatie van het concept dagarrangement.
Tot slot Het kabinet wil groei van de arbeidsdeelname, met name van vrouwen. Dat is mogelijk als werknemers arbeid en zorg kunnen combineren, als de organisatie van de samenleving, de sociale infrastructuur, daarop is afgestemd. Voor ouders met jonge kinderen is een betere organisatie van onderwijs, opvang en vrijetijdsvoorzieningen hard nodig. Het concept dagarrangementen levert daaraan een concrete bijdrage. De gemeente en het rijk kunnen - ieder vanuit hun eigen rol - de realisatie van dagarrangementen een belangrijke impuls geven. En daarmee een moderne sociale infrastructuur, een infrastructuur van de 21e eeuw, dichterbij brengen.
75
EENOUDER-STRESS
Jahaira de Lima (27) is alleenstaande moeder met twee kinderen: Shairon (4) zit op de basisschool, Sharaina (3) gaat vijf dagen per week naar het kinderdagverblijf. Jahaira werkt 36 uur per week als administratief medewerker in Amsterdam. ,,Soms ben ik zo moe en moet ik nog zóveel doen. Dan kan ik alleen maar huilen’’, zegt Jahaira. Zoals vanochtend. Ze had Shairon naar de basisschool gebracht. Vervolgens ging ze met Sharaina met de bus naar het kinderdagverblijf in Amsterdam Zuidoost. Om half tien was ze op haar werk. Geen ideale situatie, vertelt ze er meteen bij – eigenlijk zou ze om half negen op haar werk moeten zijn – maar hoe moet ze dat regelen? De school gaat pas om kwart over acht open. Voor haar dochtertje is er geen plek op het kinderdagverblijf in de buurt. En soms moet ze ook nog op de bus wachten. ,,Als ik te laat kom, vinden ze dat op mijn werk niet leuk.’’ Jahaira komt uit Curacao en woont sinds acht jaar in Nederland. De verzorging en opvoeding van de kinderen doet ze alleen, zonder alimentatie. Tot voor kort was het prima geregeld, legt ze uit. In januari verhuisde ze naar een nieuwbouwappartement in de wijk Zeeburg. Ze nam ’s ochtends om zeven uur met de kinderen de bus en was op tijd op haar werk. In april werd Shairon vier en toen begon ,,de stress’’. ,,In mijn oude buurt had ik Shairon opgegeven op een basisschool waar hij om half acht ’s ochtends kon komen tot half vijf ’s middags. In mijn nieuwe buurt is zo’n school er niet. Hij
76
kan iedere dag overblijven, maar voor de naschoolse opvang staat hij op de wachtlijst. Er zijn nog twintig kinderen vóór hem.’’ Ook haar dochter staat bij het kinderdagverblijf in de buurt op de wachtlijst. Jahaira’s week ziet er zo uit: op maandag en vrijdag brengt ze haar zoontje zelf naar school. De andere ochtenden doet een buurvrouw dat. Verder heeft ze een kennis bereid gevonden om hem ’s middags uit school te halen en met de bus naar haar werk te brengen. ,,Hij kijkt dan tot vijf uur videobanden of speelt met lego.’’ Daarna halen ze samen Sharaina op en zijn om half zeven thuis. De vrouw die Shairon uit school naar haar werk brengt, gaat er komend voorjaar mee stoppen. Ze hoopt dat de naschoolse opvang voor haar zoon dan geregeld is. Het zou voor haar een oplossing zijn als er vanuit de naschoolse opvang activiteiten worden georganiseerd. ,,Ik wil dat hij zwemles krijgt, maar ook daar is een wachtlijst voor. Verder houdt hij van muziek, dansen en trommelen.’’ Jahaira zou dicht bij huis werk kunnen zoeken, maar via deze baan heeft ze voor Sharaina een gesubsidieerde plaats op het kinderdagverblijf. ,,Als Sharaina vier is, zoek ik een baan in de buurt. Ik hoop dan dat ik wat minder uren kan werken voor hetzelfde salaris. Kan ik ook eens leuke dingen met ze gaan doen.’’
77
WAT WILLEN KINDEREN?
Zwemmen ook voor mensen uit de wijk
78
WAT WILLEN KINDEREN?
Lyane: “Goede beveiliging bij school”
Femke: “We kunnen veilig uit school want er is eerst een grote parkeerplaats en dan pas de straat“
79
BIJLAGE 1: INSTELLINGSBESLUIT De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Besluiten Artikel 1. Instelling De Commissie Dagarrangementen wordt ingesteld voor een periode van 1 jaar, van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001. Artikel 2. Omvang De Commissie Dagarrangementen bestaat uit maximaal 8 leden, waaronder begrepen de voorzitter. Artikel 3. Taken en werkwijze 1. De Commissie Dagarrangementen heeft tot taak te adviseren ten behoeve van een samenhangend beleid ten aanzien van nieuwe dagarrangementen voor ouders en kinderen. Onderdeel hiervan is het analyseren van bestaande beleidstrajecten, vanuit de optiek van ontkokering en ontschotting, op kansen en knelpunten voor een dagarrangement voor ouders en kinderen. Daarbij worden de inzichten en ideeën van de gebruikers, kinderen en hun ouder(s), en andere belanghebbenden, zoals werkgevers, betrokken. 2. Het adviseren inzake een multifunctioneel en flexibel gebouwengebruik op het terrein van onderwijs, opvang en, inclusief het doen van voorstellen voor financiering en mogelijke bundeling van geldstromen. 3. Het ontwikkelen van voorstellen voor nieuwe bestuurlijke arrangementen, waarbij nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan decentrale bevoegdheden en de regierol van de gemeenten. Artikel 4. Secretariaat De Commissie Dagarrangementen heeft een secretaris; benoemd door de staatssecretaris. De secretaris wordt bijgestaan door het Projectbureau Dagindeling. Zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding zal de commissie haar werkplan en werkwijze voorleggen aan de staatssecretaris. Artikel 5. Rapportage – De commissie streeft er naar haar advies vóór 31 december 2001 uit te brengen aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken Werkgelegenheid. – Na het uitbrengen van het advies is de Commissie opgeheven. Artikel 6. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2002.
80
Artikel 7. Staatscourant Dit besluit wordt aangehaald als Besluit instelling Commissie Dagarrangementen. Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (mr. A.E. Verstand-Bogaert)
De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, (mr. K.G. de Vries)
81
BIJLAGE 2: LEDEN VAN DE COMMISSIE DAGARRANGEMENTEN De heer drs. H.J. Pijlman (voorzitter) Plaatsvervangend voorzitter van het College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen; voorheen wethouder van de gemeente Groningen en initiatiefnemer van de Vensterscholen; lid van de Stuurgroep Dagindeling. De heer prof. dr. J.Th.J. van den Berg Voorzitter van de directieraad van de VNG. Mevrouw I.G.C. Faber Directeur marketing van de Faber Halbertsma Groep BV en (oud) voorzitter van Jong Management VNO/NCW. Mevrouw prof. ir. F. Houben Mecanoo Architects; Professor aan de Technische Universiteit Delft en aan de Università della Svizzera italiana, accademia de architettura. De heer drs. A. Kasem Vennoot bij Van de Bunt, Adviseurs voor Organisatie en Beleid, Amsterdam. Mevrouw drs. R. Peetoom Predikant en lid van de Provinciale Staten van Groningen voor het CDA. Mevrouw drs. C.P. Vogelaar Projectleider van de Taskforce Inburgering. De heer J.Th.J. Wakkie Directeur Koninklijke Nederlandse Hockey Bond. Projectsecretaris: Mevrouw drs. A.M. Duin Projectondersteuning Projectbureau Dagindeling (Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid)
82
BIJLAGE 3: DEELONDERZOEKEN EN PUBLICATIES Deelonderzoeken – Beelden en meningen van ouders en kinderen M&A van Gelder en Partners, september 2001 (www.dagarrangementen.net) Rapportage van de interviews met 400 ouders en gesprekken en activiteiten met 400 kinderen op negen locaties verspreid over het land. Met ouders is gesproken over de knelpunten in hun dagindeling en de oplossingen die men wenselijk vindt. Kinderen zetten via tekeningen, foto’s en brieven hun schoolomgeving neer.
– Kinderopvang: gebruik en wensen Consumentenbond, december 2001 Onderzoek onder 2500 ouders over gebruik en wensen ten aanzien van opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar en 4 tot 12 jaar. Mening van ouders over samenwerking en clustering van voorzieningen en het concept dagarrangementen.
– Investeringsimpuls multifunctionele accommodaties Deloitte&Touche /ICS Adviseurs, oktober 2001 Kostenberekening van de investeringsimpuls om de bouw van multifunctionele accommodaties voor onderwijs en opvang te versnellen. Gebaseerd op praktijkgegevens en het groeiscenario van de Commissie Dagarrangementen.
– Samenwerken aan steun, toezicht en stimulans. Het pedagogisch klimaat bij dagarrangementen voor schoolkinderen NIZW, november 2001 Notitie over het toewerken naar een gedeeld pedagogisch klimaat in voorzieningen die samenwerken in een dagarrangement. Met praktijkvoorbeelden en suggesties voor procesbegeleiding.
– Buitenruimten bij multifunctionele accommodaties voor kinderen Stichting Jeugdinformatie Nederland, november 2001 Notitie over het belang van buitenruimte en buiten spelen, kwaliteitscriteria en suggesties voor totstandkoming en beheer. Geïllustreerd met praktijkvoorbeelden.
83
– Combifuncties onderwijs, opvang, vrije tijd Phasis bv, oktober 2001 Notitie over de kansen voor personele samenwerking van voorzieningen die een integraal dagarrangement bieden. Beschrijving van bestaande functies en drie nieuwe combi(natie)functies naar taak, niveau en opleidingseis. Oriëntatie op de arbeidsmarkt voor deze functies.
– Dagarrangementen en hun bestuurlijke vormgeving Beleidsadvies & management Zunderdorp bv, november 2001 Notitie over de bestuurlijke vormgeving van dagarrangementen op basis van gesprekken met lokale bestuurders en beleidsmakers. Uitwerking van de rol van de lokale en de rijksoverheid vanuit het sturingsprincipe van Richting, Ruimte, Resultaat en Rekenschap.
– Kosten en baten van dagarrangementen Nyfer, december 2001 Rapport over de economische en maatschappelijke winst van de invoering van dagarrangementen. Een overzicht van de financiering van onderdelen van het dagarrangement en aandacht voor de kosten voor verschillende type gezinnen.
Genoemde deelonderzoeken zijn te raadplegen via www.dagarrangementen.net of www.dagindeling.nl en op te vragen bij het projectbureau Dagindeling (postbus 556, 2501 CN Den Haag).
Publicaties – Advies Commissie Dagarrangementen januari 2002 – Leidraad voor multifunctionele accommodaties Commissie Dagarrangementen, Deloitte&Touche /ICS adviseurs, januari 2002 Handleiding voor gemeenten voor het regisseren van de samenwerking tussen onderwijs, opvang en vrijetijdsvoorzieningen, gericht op gezamenlijke huisvesting in een multifunctionele accommodatie. Planmatige beschrijving van het beleidsproces aan de hand van praktijkvoorbeelden, aandacht voor samenhang van vastgoedbeleid, accommodatiebeleid en jeugbeleid en voorbeeldmodellen voor eigendom, beheer en exploitatie van gebouwen.
De publicaties zijn te verkrijgen bij het Projectbureau Dagindeling (postbus 556, 2501 CN Den Haag). Het advies is tevens te vinden op de websites www.dagarrangementen.net en www.dagindeling.nl
84
BIJLAGE 4: ACTIVITEITEN VAN DE COMMISSIE DAGARRANGEMENTEN – Ontmoeting met de Commissie Tieneropvang; oriëntatie op de opdracht en afstemming van werkzaamheden. (februari 2001) – Presentatie van de plannen van de Commissie Dagarrangementen op de bijeenkomst Bouwen aan Samenwerking georganiseerd door de Stuurgroep Dagindeling. (maart 2001) – Bijdrage aan de Conferentie Tussenschoolse Opvang, georganiseerd door de Interdepartementale Werkgroep TSO. (april 2001) – Videopresentatie over dagarrangementen op de startbijeenkomst van Kinderopvang in de sport, ministerie van VWS. (mei 2001) – Consultatie van ouders en kinderen; interviews en klassengesprekken op negen locaties in het land. (juni, juli 2001) – Adviesgesprek met de Interdepartementale Werkgroep TSO. (juli 2001) – Bijdrage aan de Verkenning Sociale Infrastructuur in samenwerking met de Stuurgroep Dagindeling. (juli 2001) – Gesprekken met Directeuren-generaal en directies van de departementen VWS, OC&W, BZK/GSIB en SZW aan hand van de gespreksnotitie ‘Visie op dagarrangementen’. (juni, juli, augustus 2001) – Expertmeeting Multifunctionele accommodaties ten behoeve van de Leidraad voor multifunctionele accommodaties, met vertegenwoordigers van gemeenten, de VNG en het ministerie van OC&W. (juli en oktober 2001) – Webpoll Jong Management; bezoekers van de site stemmen over stellingen over werk en privé (zomer 2001)
85
– Kringbijeenkomst van Jong Management / VNO-NCW. Discussie met jonge ondernemers over het werkgeversbelang bij een goede infrastructuur van onderwijs, opvang en vrijetijdsvoorzieningen. (september 2001) – Diverse presentaties tijdens de Week van de Kinderopvang voor leidsters, opleidingsinstituten en ondernemers in de kinderopvang. (september 2001) – Klankbordgroep Pedagogisch klimaat; raadpleging van experts op het gebied van brede schoolontwikkeling en pedagogisch beleid in het basisonderwijs. (september 2001) – Bijdrage aan de themabijeenkomst van de VNG over beheer en samenwerking in brede scholen. (september 2001) – Gesprekken met lokale bestuurders en beleidsmakers over gemeentelijke regie en bestuurlijke vormgeving van dagarrangementen (oktober 2001) – Deelname aan de discussiebijeenkomst Tussenschoolse opvang van het Ministerie van OC&W. (november 2001) – Informeel overleg met vertegenwoordigers van VNO-NCW, Jong Management en individuele werkgevers over het werkgeversbelang bij dagarrangementen. (november 2001) – Inleiding op het Congres ‘Geef ze de ruimte’ van de VNG (afdeling Lokaal Jeugdbeleid) over kwaliteitseisen aan buitenruimten van multifunctionele accommodaties, vanuit het perspectief van kinderen. (december 2001)
86
COLOFON
Tekst: Commissie Dagarrangementen Redaktie: Jutta Chorus Interviews: Annemies Gort Vormgeving: Beelding 23, Nicole van Dijk, Rotterdam Fotografie: Eveline Jacq Druk: PlantijnCasparie Vlaardingen Copyright januari 2002: Commissie Dagarrangementen Dit advies kan worden opgevraagd bij: Projectbureau Dagindeling Postbus 556 2501 CN Den Haag Telefoon:070-3765912 E-mail:
[email protected] of
[email protected]
Internet: www.dagarrangementen.net of www.dagindeling.nl
87