FFP 03-01
COMMISSIE VAN TOEZICHT FEDERATIE VAN FINANCIËLE PLANNERS BINDEND ADVIES Inzake de klacht van mevrouw [X] wonende te [A.], hierna te noemen Klaagster, tegen de heer [Y] FFP, kantoorhoudende te [A.], hierna te noemen Verweerder.
De Commissie van Toezicht FFP heeft kennis genomen van de op 23 januari 2003 ontvangen klacht en van het verweerschrift van de heer [Y] d.d. 13 maart 2003 en verdere stukken van partijen. De Commissie heeft partijen gehoord in haar zitting van 23 april 2003. Op die zitting zijn voor haar verschenen: -
Klaagster in persoon
-
Verweerder [Y] in persoon.
De Commissie heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het in behandeling nemen van de klacht als omschreven in de artikelen 4, 6 en 15 van het Reglement Commissie van Toezicht, is voldaan.
1
FFP 03-01
1. INHOUD VAN DE KLACHT De klacht is vervat in Klaagsters brieven van 21 januari, 15 en 24 februari 2003 met bijlagen en is als volgt samen te vatten. Medio oktober 2002 heeft Klaagster aan [bedrijf Q] advies gevraagd. Direct in dat telefoongesprek noemde de heer [Z] van [bedrijf Q] een product van Nationale Nederlanden: de FlexGarant polis. Klaagster stelt dat [Z] haar een product heeft voorgespiegeld dat hij niet kon waarmaken. Het zou gaan om een ‘buitenkansje’. Later bleek van een buitenkansje geen sprake. Nationale Nederlanden kent een uniform tarief en verleent geen kortingen. Van een andere, naderhand door haar ingeschakelde adviseur ontving Klaagster precies dezelfde aanbieding voor hetzelfde product. Klaagster kreeg van [bedrijf Q] een uitgebreid financieel advies waaraan zij geen behoefte had. Klaagster voelt zich misleid en onder druk gezet. Klaagster weigerde in eerste instantie de rekening voor het ontvangen advies ad. EUR 743,75 te betalen. Later heeft zij alsnog betaald, onder druk, maar zij vordert het betaalde thans terug. Klaagster dient de klacht in tegen de heer [Y] in diens hoedanigheid van bestuurder/werkgever van de heer [Z].
2. INHOUD VAN HET VERWEER De stellingen van Verweerder in zijn brieven van 22 januari, 13, 18 en 19 maart 2003 zijn als volgt samen te vatten. 1.
De klacht kan niet in behandeling worden genomen omdat de planner [Z] niet FFP-geregistreerd is. Bovendien betreft het slechts een dispuut over een declaratie. 2
FFP 03-01
2.
3.
4.
5.
6.
Verweerder heeft Klaagster niet persoonlijk geadviseerd en heeft op geen enkele wijze de gedragscode van de FFP overtreden. Een klacht kan uitsluitend tegen een persoon worden ingediend en niet tegen een onderneming. De gedragscode heeft betrekking op het optreden als planner en niet op het optreden als bestuurder of werkgever. Formeel is Verweerder geen bestuurder van de vennootschap [Q] B.V. Die B.V. heeft geen werknemers in dienst. Klaagster was bekend met Verweerders algemene voorwaarden. Ook de aanpassing van de algemene voorwaarden in november 2000 heeft Klaagster ontvangen. Zij wist dus dat er werd gerekend op basis van uren x tarief. In het gesprek met de heer [Z] is de afspraak gemaakt dat maximaal 5 uur zou worden besteed aan het advies. Klaagster heeft dit nog bevestigd toen zij reclameerde over een fout in de eerste declaratie. Verweerder heeft geen druk uitgeoefend op Klaagster. Klaagster was vrij in de keuze van tussenpersoon. Verweerder is onafhankelijk en ontvangt geen vergoeding van tussenpersonen. Klaagster heeft uiteindelijk het door [Z] gegeven advies opgevolgd en gekozen voor het product van Nationale Nederlanden: de FlexGarant polis. Klaagster stelt dat haar een ongevraagd financieel advies is opgedrongen. Zij heeft echter zelf ingestemd met dit advies en van te voren is afgesproken wat de kosten daarvoor zouden zijn. Klaagster refereert aan Verweerders brochure en stelt dat daarin een harde toezegging wordt gedaan of een verkeerde voorstelling van zaken wordt gegeven. Klaagster citeert onvolledig. Er staat dat Verweerder ‘vaak’ betere voorwaarden kan bedingen en dat de advieskosten daarmee ‘vaak’ ruimschoots worden terugverdiend. 3
FFP 03-01
7.
8.
3.
Klaagster stelt dat Verweerder schriftelijk zou hebben gedreigd een deurwaarder in te schakelen. Het kantoor van Verweerder werkt echter met een incassobureau. Het is een gangbare procedure binnen het bedrijfsleven om nota’s die langer dan 3 maanden onbetaald zijn gebleven uit handen te geven aan een incassobureau. Klaagster eist schadeloosstelling voor het door haar betaalde bedrag van EUR 734,75. Klaagster heeft echter Verweerders advies opgevolgd en zich tijdens het adviestraject nimmer beklaagd. Mede gezien het feit dat Klaagster nadrukkelijk akkoord is gegaan met de hoogte van de in rekening te brengen kosten, ziet Verweerder geen reden om haar in haar eis tegemoet te komen.
DE MONDELINGE BEHANDELING Ter zitting zijn de volgende verklaringen afgelegd: De voorzitter: “De Commissie gaat eerst onderzoeken of zij bevoegd is.” De heer [Y]: “Ik ben bestuurder van mijn personal holding. Die is bestuurder van een andere N.V. (daar zijn de mensen in dienst). Die is weer bestuurder van [Q] B.V. We zijn met 3 adviseurs (2 partners + 1 medewerker). Er is overleg en controle. Wij kijken in principe op kantoor altijd met 4 ogen naar een zaak. [Q] is de opdrachtnemer. Zij heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.” (na korte schorsing) De voorzitter:
4
FFP 03-01
“De Commissie is bevoegd. Appèl van deze beslissing kan alleen tezamen met eindbeslissing.” Mevrouw [X]: “Ik heb eigenlijk niets toe te voegen aan mijn brieven.” De heer [Y]: “Idem. Maar: zie brief Arcadium: ik wil wel weten of [W] mijn rekening heeft vergoed aan mevrouw [X].” Mevrouw [X]: “[W] zei: belachelijk, dat hoeft u niet te betalen. Zij hebben mij inderdaad de hele nota van [bedrijf Q] betaald (excl. BTW) met de afspraak dat ik dat aan hen terugbetaal als ik dat hier weer via u terugkrijg.” De voorzitter: “U heeft een gesprek gehad bij [bedrijf Q]. U heeft advies gekregen en de rekening daarvoor gekregen, maar u heeft pas laat geklaagd. Waarom was dat?” Mevrouw [X]: “Ik heb meteen bezwaar gemaakt tegen de veel te hoge rekening. Meneer [Z] vergiste zich een paar keer. Daar wees ik hem dan op. Maar hij bracht die telefoontjes dan wel aan mij in rekening. [Z] denderde steeds over me heen. Hij luistert niet. Het zat niet goed tussen ons. Hij kende mijn dossier al. Daar zat de lijst met polissen in. Ik ken mijn situatie. Alleen pensioenen vind ik heel moeilijk. Daar zat ik tegenaan te hikken. Ik moest met mijn polissen naar [Z] komen maar daar keek hij niet naar. Die bespreking heeft geen 3 uur geduurd zoals in de specificatie van de declaratie staat, maar ik denk 1 uur. Ik wist dat het geld kost om met zo’n adviseur te praten, daarom keek ik steeds op mijn horloge. De nota zou pas komen na mijn verblijf in 5
FFP 03-01
Costa Rica maar kwam te vroeg. Toen ik hem aan de telefoon had, had [Z] meteen al een wervend verhaal over dat product van Nationale Nederlanden.” De heer [Y]: “Mevrouw heeft zelf in haar klacht geschreven dat zij met ons had afgesproken: 2-5 uur. Ik heb niet naast de heer [Z] gezeten dus ik weet niet of de specificatie klopt. Mevrouw was op de hoogte van onze werkwijze en uurtarieven; ook de nieuwe algemene voorwaarden had ze vooraf gekregen. Wij hebben helemaal geen financieel belang bij dat Flex Garant product. Ik wil graag in de notulen dat mevrouw heeft gezegd dat [W] heeft gezegd dat het een belachelijk advies was van ons.” Mevrouw [Z]: “Ze hadden tegen me moeten zeggen dat ze niet voor mij specifiek onderhandelden. Ik denk dat ze werk hebben gecreëerd om uurtjes te schrijven.” De heer [Y]: “[W] is aangesteld door Arcadium (dochter van Nationale Nederlanden). Die zal wel provisie krijgen en daarvan mag hij een deel teruggeven aan de klant. De provisie op zo’n product is 7% totaal waarvan 2% voor Arcadium.” Mevrouw [X]: “Ik heb tegen [W] gezegd dat ik al bij [bedrijf Q] was geweest. Ik had heel snel een offerte van [W] in huis. Van [Z] heb ik helemaal geen offerte gehad. Ik kreeg alleen maar van die arrogante brieven van [bedrijf Q]. Ik wil met deze zaak ook bereiken dat andere mensen dat niet hoeven meemaken.”
6
FFP 03-01
4.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
4.1
De klacht richt zich tegen de heer [Y] FFP. Het enkele feit dat deze niet degene was met wie Klaagster heeft gesproken en die het aan Klaagster gerichte advies heeft ondertekend, is niet voldoende om te concluderen dat de klacht moet worden afgewezen of dat de Commissie zich onbevoegd moet verklaren respectievelijk Klaagster niet-ontvankelijk moet verklaren. Een persoon die FFP-geregistreerd is, is onderworpen aan de Gedragscode FFP bij de uitoefening van zijn beroep/bedrijf in het algemeen; niet alleen voor de adviezen die hij zelf geeft of ondertekent. In theorie is denkbaar dat hij in zijn hoedanigheid van werkgever, meerdere, of bestuurder iets doet of nalaat wat hem in aanvaring brengt met die Gedragscode.
4.2
Verweerder lijkt te suggereren dat de Commissie buiten haar boekje is gegaan door Klaagster op weg te helpen bij het indienen van de klacht. Ook die stelling wordt verworpen. Het is inherent aan de aard van de werkzaamheid en het maatschappelijk doel van de Commissie van Toezicht van de FFP en van deze laagdrempelige rechtsgang – waarbij klagers niet verplicht zijn zich te voorzien van rechtsbijstand – dat brieven van particuliere cliënten vaak juridisch imperfect zijn. Het secretariaat legt dan de regels uit, hetgeen dan leidt tot intrekking van de klacht of tot aanvulling van de klacht met de benodigde gegevens. Dit laatste is ook in de onderhavige zaak gebeurd. Uit de van Klaagster ontvangen stukken bleek dat zij relaties had met de heer [Z] en [bedrijf Q] B.V. en dat diverse brieven van die laatste werden ondertekend door de heer [Y]. Nadat zij van het secretariaat heeft vernomen dat [Z] en [bedrijf Q] als zodanig niet FFP-geregistreerd zijn, heeft zij meegedeeld dat de klacht – waarvan de materiële inhoud gelijk bleef – zich richt tegen [Y], die wel FFP 7
FFP 03-01
geregistreerd is. [Y] heeft gelijk waar hij stelt dat onder de huidige reglementering klachten tegen ondernemingen en rechtspersonen niet behandeld kunnen worden, maar dat doet zich hier niet voor. Het secretariaat van de Commissie heeft niet gehandeld in strijd met de reglementering noch met fundamentele rechtsbeginselen. 4.3
De rechtspersoon die de adviezen aan Klaagster heeft verstrekt en derhalve de contractuele wederpartij van Klaagster, was [bedrijf Q] B.V. Integrale beoordeling van geschillen tussen die beide partijen is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Uit ambtshalve onderzoek door de Commissie bij het Handelsregister is gebleken dat [Y] inderdaad geen bestuurder is van die vennootschap. Wel is hij enig aandeelhouder en bestuurder van [Y’] B.V., die bestuurder is van [Y”] Group N.V. die weer bestuurder is van [bedrijf Q] B.V. Ook overigens is ter zitting komen vast te staan dat [Y] tezamen met een andere natuurlijk persoon leidinggevende en (in feitelijke en economische zin) bestuurder is van de laatstgenoemde B.V. en dat hij medeverantwoordelijk is voor, en belanghebbende bij de bedrijfsvoering en de uitgaande adviezen en facturen. Dat hij en zijn compagnon hun bedrijf zo hebben ingericht dat de B.V. die de adviezen verstrekt geen werknemers in dienst heeft, verandert daar niets aan. Het voorgaande betekent echter niet dat hij mag worden vereenzelvigd met de planner waarover het gaat ([Z]), noch met de rechtspersoon. Het betekent ook niet dat hij aansprakelijk is voor alle handelingen van [Z] en/of de vennootschap. De contractuele wederpartij van Klaagster was [bedrijf Q], niet de heer [Y]. De Commissie dient te onderzoeken of [Y] zelf, in zijn vermelde hoedanigheid, de Gedragscode heeft overtreden of op andere gronden civielrechtelijk aansprakelijk is 8
FFP 03-01
geworden jegens Klaagster. In het algemeen zal zich dat in een constellatie als deze slechts voordoen indien de belangen van de cliënt op grove wijze door de ondergeschikte zijn benadeeld, en daarvan ook aan de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt bijvoorbeeld omdat hij verzuimd heeft elementaire maatregelen in de organisatie te treffen om te voorkomen dat de belangen van de cliënt ernstig konden worden benadeeld. 4.4
Van dit alles is in deze zaak evenwel niets gebleken. Er is geen aanwijzing dat [Y] in zijn vermelde hoedanigheid ernstig jegens Klaagster is tekortgeschoten, noch dat hij persoonlijk een bepaling van de Gedragscode heeft overtreden. Om tot dit oordeel te kunnen komen heeft de Commissie de feiten moeten onderzoeken waarop de klacht betrekking heeft. Voorop staat dat Klaagster vrijwel geen financieel belang meer heeft bij de ingestelde vordering, sinds zij van het tweede adviesbureau gerestitueerd heeft gekregen wat zij aan [bedrijf Q] had betaald (met uitzondering van de B.T.W.). Ten overvloede overweegt de Commissie dat zij geen aanwijzingen heeft gevonden van misstanden en ernstige benadeling van de belangen van Klaagster als particuliere cliënt. Dat een andere adviseur hetzelfde advies gaf als [bedrijf Q] is eerder een teken dat dat eerste advies van [Z] goed was dan dat het fout was. Ook uit het feit dat de tweede adviseur – die zeer waarschijnlijk retourprovisie ontvangt, in tegenstelling tot [bedrijf Q] – geen betere aanbieding kon doen dan [bedrijf Q], pleit eerder voor laatstgenoemde dan tegen. Verder maakt het voor Klaagster geen verschil of [bedrijf Q] ad hoc voor haar onderhandelt met de maatschappij of dat zij door haar sterke marktpositie generiek voor haar klanten goede voorwaarden heeft weten te bedingen bij die maatschappij. Het resultaat is voor Klaagster gelijk. 9
FFP 03-01
Tenslotte is niet gebleken dat [bedrijf Q] buiten de door Klaagster aan haar verstrekte opdracht is getreden. Temeer niet, nu Klaagster heeft erkend dat zij vooraf wist dat voor het werk 2 à 5 uren zouden worden gedeclareerd, en in feite 5 uren zijn gedeclareerd. [Bedrijf Q] aan de andere kant, kan zich niet beklagen over het feit dat zij intussen een veelvoud van die 5 uren aan deze zaak is kwijtgeraakt, want dat is het risico van het vak en één van de gevolgen van de registratie bij een organisatie als de FFP die zich sterk maakt voor kwaliteit in het vak en dat moet worden gerekend tot het bedrijfsrisico. 4.5
Uit het voorgaande vloeit voort dat de klacht moet worden afgewezen. De overige weren van Verweerder behoeven geen behandeling.
5. DE BESLISSING De Commissie van Toezicht van de Federatie Financiële Planners wijst de klacht af. Deze uitspraak is op __________________ 2003 tot stand gekomen met inachtneming van het Reglement Commissie van Toezicht FFP en is gewezen door Mr C.J.B. Ebeling (voorzitter), Drs M.V.K. Ramsingh MBA en Mr J.B.H. Röben (leden van de Commissie) waarbij Mr M.L. Laumen als secretaris optrad.
C.J.B. Ebeling ______________ M.L. Laumen ______________
10