FFP 05-02
COMMISSIE VAN TOEZICHT FEDERATIE VAN FINANCIËLE PLANNERS
BINDEND ADVIES Inzake de klacht van de heer [X] wonende te [G], hierna te noemen Klager, tegen de heer [Y] FFP, kantoorhoudende te [H], hierna te noemen Verweerder.
1.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De Commissie van Toezicht FFP heeft kennis genomen van de klacht zoals vervat in Klagers brieven d.d. 8 mei 2005, 2 juni 2005 en een ongedateerde brief ontvangen op 12 juli 2005, en van het verweerschrift van Verweerder d.d. 30 augustus 2005. Beide partijen hebben bijlagen overgelegd. De Commissie heeft Klager en Verweerder gehoord in haar zitting van 20 oktober 2005. De Commissie heeft vastgesteld dat aan alle voorwaarden voor het in behandeling nemen van de klacht als omschreven in het Reglement Commissie van Toezicht, is voldaan.
1
FFP 05-02
2.
INHOUD VAN DE KLACHT
Klager stelt dat hij aan Verweerder in het jaar 2000 advies heeft gevraagd over zijn (twee) bouwkavels in België. Klager wilde weten of het financieel aantrekkelijk was om op de kavels te gaan bouwen. Verweerder heeft daarop niet geantwoord. Verweerder heeft in het advies aangegeven 100.000 gulden te beleggen terwijl later bleek dat dat 100.000 euro was. Klager stelt dat hij ongeveer 175.000 euro schade heeft en dat dit door een beter intakegesprek en advies voorkomen had kunnen worden. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de komst van de euro, aldus nog steeds Klager.
3.
INHOUD VAN HET VERWEER
Verweerder stelt dat hij voor en op 7 augustus 2000 heeft gesproken met Klager. Klager wilde advies over zijn inkomensen vermogenspositie en wilde weten of eerder stoppen met werken mogelijk was. Klager wist dat Verweerders kantoor op basis van uurtarief werkte. De aantekeningen van het gesprek op 7 augustus 2000 zijn de basis geweest voor het schriftelijk advies d.d. 19 augustus 2000 (dat door Klager reeds is overgelegd). Klager had al ervaring in beleggen in Robecofondsen en bouwkavels in België. Klager had kunnen weten dat beleggingsfondsen sedert 1 januari 1999 al genoteerd waren in euro. Klager heeft op eigen initiatief besloten de bouwkavels te verkopen. Verweerder wist ten tijde van de intake/het advies niet dat Klager verkoop ernstig overwoog. In het uiteindelijke schriftelijk advies is hiermee geen rekening gehouden. Verweerder heeft in het adviesgesprek de risicorendementprofielen van IRIS/Robeco gebruikt en Klager gewezen op de mogelijke negatieve uitslagen per jaar. Verweerder heeft in zijn berekening niet het historisch
2
FFP 05-02
rendement gebruikt maar is uitgegaan van 8% voor een portefeuille. Ook voor een inschatting van de waardeontwikkeling van de bouwgrond in België is uitgegaan van een aanname van 5%. Klager heeft Verweerder later niet meer geconsulteerd over de beslissing om te verkopen. Verweerder is van mening dat Klager pas is teruggekomen van zijn beslissing om te verkopen nadat in de loop van 2001 de fondsprestaties negatief bleken en hij deze is gaan afzetten tegen de gemiste rendementen van de kavels. Verweerder heeft niet geadviseerd om 100.000 euro te beleggen, maar 100.000 gulden. Verweerders advies noemde een eerste fase van 40.000 gulden, daar heeft Klager van gemaakt 40.000 euro. Ondanks dat heeft Klager in de periode tot 6 december 2000 de beleggingen nog uitgebreid (uit het beleggingsoverzicht blijkt een belegd vermogen van EUR 56.645,10). Hij had de transacties gedeeltelijk terug kunnen draaien maar heeft dat niet gedaan. Verweerder wijst er op dat in het Alex-ordersysteem wat Klager gebruikte ook de NLG-bedragen werden vermeld alvorens de belegger definitief akkoord voor de order gaf. Als gevolg van tegenvallende beursontwikkelingen heeft Klager zijn beleggingen niet verder uitgebouwd en is tot zomer 2004 liquide gebleven. In de loop van 2001 kreeg Verweerders kantoor de mogelijkheid klanten aan te leveren bij Robeco en Delta Lloyd. De provisieinkomsten boekt Verweerder terug aan zijn cliënten. Deze keuze heeft Verweerder Klager voorgehouden. Verweerder wil niet dat de indruk ontstaat dat Verweerder uren declareert en ook nog provisie ontvangt.
3
FFP 05-02
Verweerder stelt niet tekort te zijn geschoten in zijn advisering aan Klager. Verweerder is van mening dat hij in geen enkel opzicht de gedragscode van de FFP heeft overtreden.
4.
DE MONDELINGE BEHANDELING
De Voorzitter stelt aan Klager de vraag of Klager nu wel of niet onvoorwaardelijk instemt met beslechting van het geschil door deze Commissie bij wege van bindend advies. Op die vraag van de secretaris in de voorgaande correspondentie had Klager niet helemaal duidelijk instemmend geantwoord, en de Commissie wenst eerst een onvoorwaardelijk antwoord alvorens inhoudelijk tot de mondelinge behandeling van het geschil over te gaan. Klager: “Mijn antwoord op uw vraag is: ja. Mijn klacht is eigenlijk dat hij niet heeft gekeken of ik met die grond door moest gaan. Zijn advies was te weinig gespecificeerd naar de diverse vermogenscategorieën: onroerend goed, aandelen enz. Mijn hypotheek was aftrekbaar. Ik had al een bod gekregen op een van mijn kavels in België. Ik wist niet of ik die kavelsbouwgrond zou verkopen of erop moest gaan bouwen of de kavels gewoon aanhouden. De Verweerder zei dat ik beter kon beleggen i.p.v. het onroerend goed aanhouden.” Verweerder: “U vraagt wanneer de klacht mij heeft bereikt. Tussen 2000 en nu bleek dat Klager ontevreden was over de waardeonttrekkingen van zijn beleggingen. Die hypotheek was al voor 1996 afgesloten. Die was gewoon aftrekbaar en is nu ook nog aftrekbaar. Daarom heb ik destijds in mijn advies niet opgenomen om de hypotheek af te lossen. Ik heb wel nog even overwogen of het zinvol was om de hypotheek over te sluiten
4
FFP 05-02
maar dat was niet erg efficiënt in verband met de kosten. Voorzover ik weet was er in België geen hypotheek.” Klager: “Die grond had ik al in 1991 gekocht dus daar had hij dan ook in zijn advies de historische rendementen moeten noemen en over adviseren. Daar had-ie dan naar moeten vragen bij de intake.” Verweerder: “In mijn advies heb ik wel degelijk onderscheid gemaakt tussen categorieën: eigen aandelen die er al waren, 100.000 gulden beleggen in één of meer beleggingsfondsen en ten derde het onroerend goed. Want hij vroeg mij wat hij het beste kon doen op de lange termijn met zijn vermogen. Tussen mijn advies en het moment dat de kavels verkocht zijn is bij hem toch ergens een knop omgegaan waardoor hij heeft besloten om zijn grond in België te verkopen en het geld te beleggen in effecten. Nu krijg ik het verwijt dat achteraf is gebleken dat de effectenbelegging tegenviel en hij misschien beter zijn grond had kunnen aanhouden. Dat werpt hij mij dus voor de voeten al enkele jaren. Daar ben ik het niet mee eens dus daarom zitten we nu hier. In het advies had ik een rekenrendement van 5% aangehouden voor dat onroerend goed. Ik had aangenomen dat die grond zou worden aangehouden. Hij speelde wel met de afweging wat kan ik er het best mee doen. Hij kwam naar mij toe met de vraag kijk eens naar mijn inkomens- en vermogenspositie. Zo’n opdracht begint vrij breed en wordt dan steeds concreter in het gesprek. Er was in zijn positie niets bij dat absoluut niet deugde, waarvan ik vond dat het per se anders moest.”
5
FFP 05-02
Klager: “Toen ik de eerste kavel verkocht had, heb ik Verweerder gebeld. Daar hoorde ik niks op. Toen heb ik de tweede kavel ook verkocht.” Verweerder: “Ik heb niet tegen hem gezegd dat hij moest aanhouden of moest verkopen.” Klager: “U vraagt mij wat ik precies bedoelde met mijn stelling dat ik advies van Verweerder wilde over mijn vermogen “op de langere termijn”. Dat weet ik ook niet meer precies. Met de rekenmachine in de hand zei Verweerder tijdens dat gesprek dat ik heel veel geld zou hebben in de toekomst. Ik kreeg gewoon het gevoel dat ik met dat kapitaal van de grond ook beter had kunnen beleggen.” Verweerder: “De overzichten die ik voor hem gemaakt heb en die we ook hebben besproken, heeft hij misschien niet goed bekeken, er staat alles in. Dat idee van hem is niet door mijn advies gekomen (dat hij beter in alles in aandelen kon stoppen). Ik heb ook geen rendementsverwachtingen op aandelen van 10 of 12% genoemd, maar 8%. Nu zou ik door voortschrijdend inzicht nog een paar procenten lager nemen voor dat soort berekeningen.” Klager: “De bank maakte inderdaad wel onderscheid tussen euro’s en guldens. Ik sloot mij aan bij ALEX en ging toen zelf beleggen.” Verweerder: “In mijn advies zijn alle bedragen in guldens opgenomen. De fout waarover de klacht gaat, heeft hij zelf gemaakt. Nadat hij zelf die beleggingstransactie had gedaan, kwam hij erachter dat het in euro’s was. Hij belde mij
6
FFP 05-02
daarover toen op. Toen had hij dat met gemak zelf ook weer kunnen herstellen.” Klager: “Ik belde niet over die euro’s maar over de grond.” Verweerder: “Daar ben ik het niet mee eens.” Op verzoek van de Commissie legt Klager zijn boekje met dagafschriften van de beursorderlijn ALEX over. Verweerder krijgt van de Commissie ter plaatse gelegenheid deze dagafschriften in te zien. De Commissie ziet de dagafschriften en de effectennota’s van Klagers orders van oktober 2000. De Commissie constateert dat de bedragen op de nota’s luiden in euro’s. Vervolgens stelt de Commissie vast dat Klager op 17 oktober 2000 en 3 november 2000 geldbedragen overboekte van een andere rekening over naar deze beleggingsrekening. Ook die bedragen op de dagafschriften luiden in euro’s. De eerste overboeking van Klager naar deze rekening is een grillig bedrag in euro’s hetgeen erop wijst dat Klager het desbetreffende bankgiroformulier had ingevuld in guldens. Verweerder: “Bovendien meen ik dat de noteringen destijds op het scherm bij ALEX zowel in euro’s als in guldens luidden. Op een vraag van u antwoord ik dat ik inderdaad in mijn advies destijds duidelijk had opgenomen: “beleg (nog) 100.000 gulden in effecten”.” Klager: “Op een vraag van u antwoord ik dat ik inderdaad zelfstandig de beslissing heb genomen om toch veel meer in effecten te beleggen dan die 100.000 gulden. Tenslotte ben ik toch van mening dat er te nonchalant met mijn belangen is omgesprongen door de Verweerder. Het advies had
7
FFP 05-02
uitgebreider in moeten gaan op de diverse mogelijkheden die ik had met de bouwkavels, zoals verkopen, verhuren enz.”
5.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1
De Commissie onderscheidt in het betoog van Klager twee afzonderlijke klachten. Zij beoordeelt eerst de klacht die betrekking heeft op de valutakwestie euro/gulden. Ook na dieper doorvragen is over de aard van deze klacht niet anders vast komen staan dan dat Klager teleurgesteld is over het koersverlies op zijn effectenbeleggingen. Die beleggingen heeft hij gedaan in euro’s en daardoor is zijn verlies groter uitgevallen dan wanneer hij dezelfde nominale bedragen had ingelegd in guldens. Deze klacht stuit eerstens af op het feit dat Klager zelf de bewuste effectentransacties heeft gedaan evenals de bijbehorende geldoverboekingen om die effectenaankopen mogelijk te maken. Verweerder heeft daarmee geen enkele feitelijke betrokkenheid gehad. Voorts stuit de klacht af op het feit dat Verweerder in het schriftelijk advies d.d. 19 augustus 2000 duidelijk heeft geadviseerd om 100.000 gulden te beleggen, niet 100.000 euro. Overigens luidden alle in dat advies genoemde geldbedragen in guldens.
5.2
Het tweede onderdeel van de klacht gaat over het onroerend goed van Klager in België. Daarover overweegt de Commissie als volgt. Verweerder heeft in zijn advies van 19 augustus 2000 niet aangeraden om het onroerend goed in België te verkopen en de opbrengst in effecten te beleggen. Het advies zegt er niets over. Uit de bijlagen blijkt dat Verweerder destijds ook een cijferopstelling aan Klager heeft gegeven waarin een jaarlijks rekenrendement voor
8
FFP 05-02
diens onroerend goed van 5% werd gehanteerd. Ook is niet vast komen te staan dat Verweerder daarvóór of erna mondeling heeft geadviseerd om het onroerend goed om te zetten in een effectenbelegging. Klagers mededeling ter zitting (niet in zijn klachtbrieven) dat Verweerder destijds tegen hem heeft gezegd dat hij beter het onroerend goed kon verkopen, moet dan ook worden gepasseerd, ook al omdat deze mededeling door Verweerder gemotiveerd is weersproken. Voor Klagers beslissing om de kavels te verkopen is hij dan ook uitsluitend zelf verantwoordelijk. Als Klager destijds – niet nu – van mening was dat Verweerder in diens advies bepaalde onderwerpen zoals het onroerend goed in België was vergeten, dan had het op zijn (Klagers) weg gelegen om daarover vragen te stellen en alsnog nader advies daarover te verzoeken. Dat heeft hij destijds niet gedaan. Verweerder heeft ook niet uit zichzelf nader advies over de kwestie uitgebracht. Klager heeft dit min of meer toegegeven ter zitting door te zeggen dat hij vóór verkoop van zijn tweede en laatste kavel nog een keer tevergeefs naar Verweerder had gebeld. Als Klager destijds toch serieus concreet advies hierover wenste, en dat bij Verweerder niet kreeg, had hij zich tot een andere adviseur kunnen en moeten wenden. 5.3
Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht in al zijn onderdelen moet worden afgewezen. Ten overvloede wijst de Commissie erop dat in veel gevallen onduidelijkheid, teleurstelling en geschillen kunnen worden voorkomen als de financiële planner alleen duidelijk omschreven opdrachten accepteert, en als de planner en/of de cliënt schriftelijk vastleggen wat de opdracht inhoudt en waarover de planner wel en niet zal adviseren.
9
FFP 05-02
6.
DE BESLISSING De Commissie van Toezicht Planners wijst de klacht af.
van
de
Federatie
Financiële
Deze uitspraak is op 25 november 2005 tot stand gekomen met inachtneming van het Reglement Commissie van Toezicht FFP en is gewezen door Mr C.J.B. Ebeling (voorzitter), Mr F.M.M. Duynstee en Mr W.G. van Nieuwkerk (leden van de Commissie) waarbij Mr M.L. Laumen als secretaris optrad.
10