Medio 2000 is het verslag over de jaren 1998/1999 verschenen met als inhoud:
• • • • •
Voorwoord President Ontwikkelingen van de Raad Kwantitatieve gegevens Ontwikkelingen in de jurisprudentie Bijlagen
Het voorwoord van de President en het stuk over de ontwikkelingen van de Raad zijn hierna integraal opgenomen. Het hoofdstuk over de kwantitatieve gegevens, het hoofdstuk ontwikkelingen in de jurisprudentie en de bijlagen zijn elders op deze site gepubliceerd.
De bijlagen bevatten:
Bijlage I De samenstelling van de Raad op 31 december 1999 Bijlage II Overzicht van de werkeenheden op 31 december 1999 Bijlage III Lijst van gebruikte afkortingen
Indien u in het bezit wilt komen van het complete Jaarverslag 1998/1999 van de Raad dan kunt u dit verslag via de reactiepagina aanvragen.
Voorwoord van de President van de Centrale Raad van Beroep De Centrale Raad van Beroep is in het begin van het afgelopen decennium ertoe overgegaan periodiek publiekelijk verslag te doen van wat zich binnen zijn organisatie en op zijn werkterrein aan vermeldenswaardigheden in de betrokken verslagperiode had voorgedaan. Aanvankelijk ging het hierbij telkens om een periode van een jaar. In 1998 is voor het eerst verslag uitgebracht over een periode van twee jaar. Ook dit verslag betreft twee jaren, 1998 en 1999.
In het vorige verslag moest nog worden opgemerkt dat de opgenomen cijfermatige gegevens over de in- en uitstroom van zaken weinig gedetailleerd en gespecificeerd konden zijn als gevolg van het ontbreken van een goed managementinformatiesysteem. Aan het einde van de verslagperiode heeft ook de Raad de beschikking gekregen over het managementinformatiesysteem Rapsody Bestuursrecht. Daardoor kunnen over deze verslagperiode meer gegevens worden verstrekt dan eerder over vorige perioden mogelijk was. Dit verslag geeft daar blijk van.
Bij vergelijking, mede aan de hand van eerdere verslagen, van de beschikbare cijfermatige gegevens over de afgelopen tien jaar moet onder meer worden vastgesteld dat zich met betrekking tot de toestroom van zaken bij de Raad een bijzondere ontwikkeling heeft voorgedaan. In de jaren rond 1990 kwamen jaarlijks ruim 6000 zaken binnen. Het aantal jaarlijks inkomende zaken liep vervolgens, via een aantal van rond de 10000 gedurende enkele jaren, op tot bijna 13000 in 1997. In 1998 heeft zich echter een duidelijke trendbreuk voorgedaan: in dat jaar kwamen ruim 9200 zaken binnen en in 1999 nog slechts ruim 6700. Naar verwachting zal het bij deze daling, onder andere veroorzaakt door de invoering van de bezwaarschriftprocedure in alle sociale verzekeringszaken, voorlopig blijven.
De personele bezetting van de Raad heeft door het ontbreken van adequate financiële ruimte de tot 1998 toenemende instroom van zaken niet kunnen volgen. Dat heeft met andere factoren - zoals een gestaag toegenomen bewerkelijkheid van de zaken die de Raad te behandelen krijgt - ertoe geleid dat de Raad intussen een forse werkvoorraad heeft. Van de kant van de Raad wordt met de grootst mogelijke inzet eraan gewerkt die voorraad zover terug te brengen, dat de gemiddelde behandelingsduur van zaken onder de 9 à 12 maanden kan komen. Het is echter duidelijk dat de toekenning van een adequaat budget dat proces zal kunnen versnellen. Bij achterwege blijven daarvan zal het, ondanks het afgenomen aantal inkomende zaken, nog een kwestie van meerdere jaren zijn. De Raad moet er (dan ook) op kunnen vertrouwen dat hem de komende tijd voldoende middelen ter beschikking worden gesteld om te kunnen doen wat van hem verwacht mag worden.
Vooralsnog heeft de Raad dat vertrouwen. Hij vertrouwt er eveneens op dat ook overigens in de toekomst gewaarborgd zal zijn dat hij zijn taak naar behoren kan vervullen. Hij wil de momenteel in gang zijnde operatie tot versterking en
modernisering van de rechterlijke organisatie, waaronder een herstructurering van het bestuur en beheer van en bij de gerechten, in dat perspectief zien. Dat betekent dat naar zijn opvatting deze operatie moet worden beoordeeld vanuit het belang dat voor de rechterlijke colleges zo optimaal mogelijke voorwaarden worden gecreëerd om hun taak zo goed mogelijk uit te oefenen. Daarbij moet in elk geval iedere (maat)regel die hoe dan ook een belemmering vormt voor een ongestoorde aan rechtsstatelijke eisen voldoende uitoefening van de rechterlijke functie, worden vermeden. Een van de belangrijkste vereisten in een rechtsstaat is de onafhankelijkheid van de rechtsprekende macht en de daartoe te rekenen rechterlijke colleges en rechters. Deze onafhankelijkheid zal dan ook steeds duidelijk voorop moeten staan. Daarnaast is het van belang dat wat er ook aan algemene (maat)regelen wordt getroffen, de nodige ruimte blijft voor maatwerk en aanpassing aan de speciale behoeften van de individuele colleges, zeker als het gaat om een bijzonder college als de Centrale Raad van Beroep.
De omslag van dit verslag toont een foto van de behuizing van de Raad in de verslagperiode, aan de ons zo vertrouwde Maliebaan, èn een foto van de eind maart 2000 betrokken nieuwe vestiging van de Raad aan het Vrouwe Justitiaplein te Utrecht. Het kan niet anders dan dat deze nieuwe huisvesting duidelijk zal bijdragen aan de arbeidsvreugde van allen die bij de Raad werken. Zeker ook zal dankzij de nieuwe werkomgeving in verschillende opzichten doelmatiger kunnen worden gewerkt dan voorheen mogelijk was. Beide aspecten betekenen winst en zullen ongetwijfeld positief op de prestaties van de Raad uitwerken.
De inhoud van het verslag zal allereerst gericht zijn op een aantal aspecten van organisatorische, financiële, personele en kwalitatieve aard. Daarna volgt de weergave van een aantal cijfermatige gegevens over de in- en uitstroom van zaken en de werkvoorraden in de verslagperiode, met enige toelichting. Het laatste hoofdstuk geeft een aantal ontwikkelingen weer in de jurisprudentie van belang voor het werkterrein van de Raad. Ten slotte bevat het verslag enkele bijlagen.
H. Bekker
Ontwikkeling van de Raad Onderwerpen op deze pagina: Organisatie Financiën Beheer Personeel Rechterlijke ambtenaren Niet-rechterlijke ambtenaren Bevordering van de kwaliteit van de rechtspraak
Organisatie, financiën en beheer
Organisatie Evenals in de vorige verslagperiode is de indeling in drie als sectoren aangeduide werkeenheden gehandhaafd. De aansturing van deze sectoren is in handen van de sectorvoorzitters. Dit zijn coördinerend vice-presidenten die zelf ook als kamervoorzitter in hun sector functioneren en die tevens zitting hebben in het dagelijks bestuur van de Raad.
De structuur is per einde verslagperiode als volgt: •
•
•
een ambtenaren- en pensioensector (hierna AW/PW-sector), bestaande uit drie kamers, belast met behandeling van zaken betreffende de rechtspositie van ambtenaren, waaronder militaire en rechterlijke ambtenaren, pensioenen van ambtenaren (tot aan de Wet privatisering ABP per 1 januari 1996), politieke ambtsdragers en verzetsdeelnemers, gedingen in eerste en enige aanleg betreffende uitkeringen en voorzieningen voor oorlogs- en vervolgingsslachtoffers en WSW-zaken; een arbeidsongeschiktheidssector (hierna WAO-sector), bestaande uit vier kamers met als werkterrein (AAW/)WAO-, Waz-, Wajong- en volksverzekeringszaken, alsmede zaken waarin aspecten van internationaal of supranationaal recht een overheersende rol spelen; een ABW/WW-sector bestaande uit vijf kamers met als werkterrein de Algemene bijstandswet, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet voorzieningen gehandicapten en voorts een kamer belast met behandeling van premie- en dagloonzaken.
De algemene vergadering van de Raad heeft het bestuur van de Raad in handen gelegd van een dagelijks bestuur bestaande uit de president, de drie sectorvoorzitters en drie met 'horizontale' taken (financiën en organisatie, personeel en kwaliteit) belaste coördinerend vice-presidenten. De directeur beheer neemt deel aan de vergaderingen van het dagelijks bestuur. De samenstelling van het dagelijks bestuur was aan het einde van de verslagperiode aldus: mr H. Bekker, president; mr W. van den Brink, voorzitter AW/PW-sector, tevens voorzitter van een van de ambtenarenkamers; mr N.J. Haverkamp, voorzitter van de arbeidsongeschiktheidssector, tevens voorzitter van de kamer die naast AAW/WAO-zaken is belast met de behandeling van zaken met supra- of
internationaalrechtelijke aspecten; mr J.G. Treffers, voorzitter ABW/WW-sector, tevens voorzitter van de bijstandskamer; mr R.C. Schoemaker, coördinerend vice-president belast met financiën en organisatie, tevens lid van de premie- en dagloonkamer; mr H.A.A.G. Vermeulen, coördinerend vice-president belast met personele aangelegenheden, tevens voorzitter van een van de ambtenarenkamers; mr H. van Leeuwen, coördinerend vice-president belast met kwaliteitszorg, tevens voorzitter van een van de aaw/wao-kamers.
Zoals in het vorige verslag voorzien heeft de Raad in deze verslagperiode gewerkt aan de ontwikkeling van normen met betrekking tot kwaliteit en kwantiteit. Aan de hand van de resultaten van een drietal projecten die alle ten doel hadden de wijze waarop in de diverse geledingen invulling aan de beschikbare werktijd wordt gegeven in kaart te brengen, heeft de Raad een werklastmeting uitgevoerd die aansluit bij landelijk ontwikkelde normen (Lamicie-normen), maar rekening houdt met de door het werkterrein van de Raad en zijn positie als hoogste rechter op dat terrein nodige nuanceringen. Aan de hand van de bevindingen van een daartoe ingestelde werkgroep is tegelijkertijd getracht factoren die de onderlinge verstandhouding en samenwerking zouden kunnen (gaan) verstoren in kaart te brengen.
De organisatorische ontwikkelingen bij de Raad werden in het verleden gecoördineerd door een vaste commissie, de commissie Werkwijze. In het kader van de invoering van het Programma Versterking Rechterlijke Organisatie (PVRO) is tijdelijk het accent elders gelegd, en wel bij een zogenoemd lokaal veranderteam dat de werkzaamheden van de commissie Werkwijze in zoverre voortzet in samenhang met de landelijk door het PVRO geboden opzet. Onder de vleugels van dit lokaal veranderteam is een aantal werkgroepen actief. In de tweede helft van 1999 heeft de werkgroep Werkprocessen zich gebogen over de werkprocessen bij de Raad en een aantal voor verbetering vatbare punten gesignaleerd. De resultaten van de werkgroep Werkprocessen worden daarnaast betrokken bij de werkzaamheden van de werkgroep Formatie die tot taak heeft een integraal formatieplan op te stellen dat het uitgangspunt kan vormen bij de invoering van integraal management. Om het draagvlak van het PVRO te verbreden is op 14 juni 1999 in Utrecht/Lunetten een informatiebijeenkomst gehouden voor alle medewerkers van de Raad, die zich in een ruime belangstelling mocht verheugen.
Financiën De financiële positie van de Raad heeft in de verslagperiode geen ingrijpende wijzigingen ondergaan. Het toegemeten budget bleek ongeveer toereikend om de formatie te bekostigen, mede doordat vacatures bij het rechtsprekend deel van de formatie niet steeds tijdig konden worden vervuld. Een belangrijke positieve ontwikkeling was de toewijzing van een eigen budget aan de Raad, los van dat van het arrondissement, met als budgetverantwoordelijke de directeur beheer bij de Raad. Afstemming tussen de voor rechtsprekend en ondersteunend personeel beschikbare budgetten is daardoor veel eenvoudiger geworden, hetgeen het zicht op en de beheersing van de beschikbare middelen bevordert.
De financiële armslag van de Raad was te gering om adequate maatregelen te kunnen nemen, gericht op verkorting van de nog steeds te lange doorlooptijden.
Beheer In de verslagperiode heeft een belangrijke wijziging plaatsgevonden in de beheersstructuur voor de Raad. Tot 1 januari 1998 bestond er met betrekking tot het ondersteunend personeel nog een inbedding in het beheer van het arrondissement Utrecht. Weliswaar had de Raad een eigen Hoofd ondersteunende diensten, maar deze lijnmanager was ondergeschikt aan de directeur gerechtelijke ondersteuning in het arrondissement. Deze directeur was tot 1998 verantwoordelijk voor het totale ondersteunende personeelsbudget, was budgetverantwoordelijke voor het rechtsgeleerd personeelsbudget en was eindverantwoordelijke voor het materiële budget van het hele arrondissement. Dit betekende dat de Raad steeds moest zorgen voldoende mee te delen bij de toedeling en verdeling van de middelen die het arrondissement van het Departement kreeg. Met ingang van 1 januari 1998 is de Raad op beheersgebied verzelfstandigd. De komst van mr P.Chr.M. Bary als directeur beheer met ingang van genoemde datum betekent voor de Raad dat hiermee ook de eigen verantwoordelijkheid op personeelsgebied en materieel gebied gerealiseerd is. Deze verantwoordelijkheid brengt onder meer met zich dat volledig zelfstandig wordt meegedaan met de planning en controlcyclus. De deelname van de directeur beheer aan de vergaderingen van het dagelijks bestuur betekent dat in deze vergaderingen beleid en beheer (beter) aaneen gekoppeld kunnen worden.
De directeur beheer wordt bijgestaan door het managementteam waarvan hij de voorzitter is en waarvan de samenstelling parallellen vertoont met die van het dagelijks bestuur. Het managementteam bestaat naast de directeur beheer uit de coördinatoren voor de drie sectoren van de Raad en de coördinator van het stafbureau Judoc (jurisprudentie-documentatie). De sectorcoördinatoren beheren in het team ieder een raadsbrede portefeuille. Ze zijn voorts belast met de algemene en dagelijkse gang van zaken binnen hun sector, begeleiden de daar in gang zijnde veranderingsprocessen en dragen bij aan de beleidsontwikkeling voor de sector en de Raad.
In het eerste jaar van de verslagperiode hebben zich enige mutaties voorgedaan in het managementteam als gevolg van pensionering of aanvaarding van een functie elders. Vanaf december 1998 is het managementteam op volle sterkte en bestaat het uit:
mr P.Chr.M. Bary, directeur beheer; A.J.Th. Kok, coördinator Judoc, tevens plaatsvervanger van de directeur beheer; drs M. Bartling, coördinator AW/PWsector, tevens portefeuillehouder besturing, begroting en automatisering; A.E.S. van Steenkiste-Verhoef, coördinator WAO-sector en portefeuillehouder huisvesting; M. Nieuwenhuis, coördinator ABW/WW-sector en portefeuillehouder personeel en organisatie.
Steeds vaker komt bundeling van krachten tussen de portefeuillehouders van de overeenkomstige portefeuilles van het dagelijks bestuur en het managementteam voor, hetgeen ontegenzeggelijk het beheer van de organisatie ten goede komt.
Inmiddels is ook voor de Raad het managementinformatiesysteem Rapsody ontwikkeld en geïmplementeerd. De vastlegging en het beheer van formatiegegevens en statistiekgegevens zijn in eigen hand genomen, teneinde te kunnen streven naar een optimale betrouwbaarheid. Door de komst van een medewerker managementondersteuning zijn de mogelijkheden om de sectorvoorzitters en sectorcoördinatoren van de juiste managementinformatie te voorzien sterk vergroot. Daardoor zal het ook mogelijk worden om de sectoren inzicht te geven in hun formatiekosten en het gebruik van de middelen bij de sectoren neer te leggen.
Personeel Rechterlijke ambtenaren Personeelsbestand In de verslagperiode heeft de Raad enkele zeer ervaren rechters zien vertrekken. In verband met het bereiken van de zeventigjarige leeftijd is in de loop van 1998 eervol ontslag verleend aan de vice-presidenten mr C.G.L. Plomp en mr H.J. Grendel; op hun verzoek is in 1998 voorts eervol ontslag verleend aan de vice-presidenten mr P.H. Hugenholtz en mr P.A.W. Hermans. Per 1 mei 1998 heeft mr L.J.A. Damen zijn functie van raadsheer verruild voor die van hoogleraar bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aan raadsheer mr H.C. Cusell is op zijn verzoek met ingang van 1 september 1999 eervol ontslag verleend in verband met zijn benoeming tot vice-president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De mrs Hugenholtz, Damen en Cusell zijn aansluitend aan hun vertrek benoemd tot raadsheer-plaatsvervanger in de Raad.
Aan de vice-president mr A.F.M. Brenninkmeijer is op zijn verzoek
buitengewoon verlof van lange duur verleend in verband met de aanvaarding van het ambt van decaan van de juridische faculteit van de Universiteit Leiden.
Als nieuwe raadsheren zijn in het verslagjaar 1998 benoemd en geïnstalleerd mr T.L. de Vries, voorheen vice-president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, mr J.H. van Kreveld, voorheen plaatsvervangend directeur Wetgeving op het Ministerie van Justitie en raadsheer-plaatsvervanger in de Raad, en mr drs N.J. van Vulpen-Grootjans, voorheen rechter in de rechtbank te Utrecht. In 1999 is tot raadsheer benoemd en in functie getreden mr drs J.Th. Wolleswinkel, voorheen rechter in de rechtbank te Utrecht. Aan het eind van de verslagperiode zijn benoemd tot raadsheer mr K. Zeilemaker, rechter in de rechtbank te Den Haag, en mr H.J. Simon, universitair hoofddocent aan de Universiteit Maastricht en raadsheerplaatsvervanger in de Raad. De ingangsdatum van hun benoeming valt evenwel buiten de verslagperiode.
In het eerste jaar van de verslagperiode zijn als vice-president benoemd en geïnstalleerd mr G.A.J. van den Hurk, mr R.C. Schoemaker, mr Chr. van Voorst en mr W.D.M. van Diepenbeek, allen raadsheer in de Raad. In november 1999 zijn de raadsheren mr G.P.A.M. Garvelink-Jonkers en mr J.C.F. Talman tot vicepresident van de Raad benoemd.
Naast de boven reeds vermelde benoemingen tot raadsheer-plaatsvervanger heeft in de verslagperiode eveneens benoeming tot raadsheer-plaatsvervanger plaatsgevonden van mr H.J. Simon, bovengenoemd, van prof. mr F.A.M. Stroink, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit Maastricht, van mr Tj. Gerbranda, rechter in de rechtbank te Maastricht, en van mr F.P. DresselhuysDoeleman, ondervoorzitter van het College van beroep studiefinanciering.
In verband met het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar is aan de raadsheren-plaatsvervangers mr G.L.J. Cazemier, mr R.A.F. de Guasco, mr G.E. ten Feld en mr A.G. van Galen eervol ontslag verleend. Ook de raadsherenplaatsvervangers mr J. Boesjes en mr P.H. Hugenholtz bereikten tegen het einde van de verslagperiode de leeftijd van zeventig jaar. Op hun verzoek is in de verslagperiode verder eervol ontslag als raadsheer-plaatsvervanger verleend aan mr A.J.Th. Dörenberg en aan prof. mr I.P. Asscher-Vonk. Mr P. Lourens heeft zijn functie van raadsheer-plaatsvervanger neergelegd in verband met zijn benoeming tot raadsheer in de Hoge Raad.
Per 1 september 1999 is mr C.G. Kasdorp teruggetreden als coördinerend vicepresident, lid van het dagelijks bestuur en voorzitter van de ABW/WW-sector. Zij is in de laatste hoedanigheid opgevolgd door de coördinerend vice-president mr J.G. Treffers, tot dan voorzitter van de AW/PW-sector. Mr R.C. Schoemaker, tot dan vice-president, is benoemd tot coördinerend vice-president van de Raad en aangewezen als lid van het dagelijks bestuur. Zij is als zodanig belast met de portefeuille financiën en organisatie, als opvolger van mr W. van den Brink. Deze is mr Treffers opgevolgd als voorzitter van de AW/PW-sector.
Tot slot verdient hier met betrekking tot de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren van de Raad vermelding dat in de loop van de verslagperiode mr H. Bekker, president van de Raad, is benoemd tot staatsraad in buitengewone dienst zonder vaste deeltaak en dat de vice-president mr F.P. Zwart is benoemd tot staatsraad in buitengewone dienst ter vervulling van een vaste deeltaak; de omvang van de taak van vice-president van de Raad van mr Zwart is in verband met die benoeming teruggebracht tot 50% van een volledige betrekking.
In de verslagperiode zijn tot gerechtsauditeur bij de Raad benoemd mr I. Ravenschlag en mr A.G.M. van der Zanden, beiden tot dan toe als stafjurist werkzaam bij de Raad. Aan de gerechtsauditeur mr M.J. Sluijs is op zijn verzoek eervol ontslag verleend. Eveneens is op hun verzoek eervol ontslag verleend, tegen het einde van de verslagperiode, aan de gerechtsauditeurs mr D. van Kralingen en mr J.J. Catsburg. Laatstgenoemden behoorden tot de - op dat moment - in totaal negen gerechtsauditeurs van de Raad die benoemd zijn tot rechterplaatsvervanger in een arrondissementsrechtbank en die hun carrière wensen voort te zetten als rechter; tot hen behoren verder mr H.M.H. de Koning, mr E.W. Akkerman, mr A.M.C. Kolkert, mr J.H. de Wildt, mr F.M.D. Aardema, mr J.P.M. Zeijen en mr I. Ravenschlag.
Vermelding verdient hier tot slot de benoeming van de senior-gerechtsauditeur mr A.B.J. van der Ham tot rechter-plaatsvervanger in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam.
Personeelsbeleid In verband met de hiervoor vermelde wisselingen in het personeelsbestand was het in de verslagperiode opnieuw noodzakelijk veel zorg en aandacht te besteden aan de bezetting van de verschillende kamers en aan de positie van gerechtsauditeurs. Ten aanzien van de rechters is daarbij gebruik gemaakt van de in het vorige jaarverslag genoemde inventarisatie van hun wensen, welke inventarisatie is gemaakt in het kader van het beleid om meer systematisch aandacht te besteden aan roulatie. De Raad is erin geslaagd goede kandidaten te vinden voor de verschillende vacatures. Mede gezien de financiële rechtspositie van de bij de Raad te vervullen rechterlijke functies, ook in vergelijking met de salariëring bij de rechtbanken, blijft de wervingskracht voor de Raad niet eenvoudig. In de eerste helft van 1999 is een nieuwe selectieprocedure voor buitenstaanders bij de appèlcolleges, ook voor raadsheren-plaatsvervangers, in werking getreden, waarvan het effect nog moet worden afgewacht.
Ook bij de gerechtsauditeurs is de in- en externe mobiliteit een belangrijk
aandachtspunt geweest. Ten behoeve van de interne verplaatsingen is een belangstellingsregistratie opgezet en zijn er na overleg met alle betrokkenen concrete beslissingen voor de verslagperiode en voor de eerste tijd daarna genomen. Zoals hiervoor vermeld vinden relatief veel gerechtsauditeurs na enige jaren werken bij de Raad een plaats als rechter in een arrondissementsrechtbank. De Raad stimuleert deze ontwikkeling. Deze mobiliteit heeft onmiskenbaar voordelen voor betrokkenen en voor de organisatie, maar heeft als keerzijde dat er telkens geïnvesteerd moet worden in werving en in opleiding en dat er voortdurend ervaring verdwijnt. Voorts verleent de Raad de betrokken gerechtsauditeurs faciliteiten die ten koste gaan van de productiecapaciteit van de Raad: zij komen in aanmerking voor studiefaciliteiten die ook betrekking kunnen hebben op voor de Raad niet direct relevante rechtsgebieden en vanaf het moment dat zij benoemd zijn tot rechter-plaatsvervanger, worden zij gedurende één dag per week vrijgesteld van het werk voor de Raad ten behoeve van het werk als rechter-plaatsvervanger. Overleg over de omvang van de faciliteiten en over productienormen heeft plaatsgevonden in het Algemeen Gerechtsauditeursoverleg van de Raad. In verband met de vacatures die ontstaan (zijn) als gevolg van de uitstroom van gerechtsauditeurs naar de rechtbanken, is in de tweede helft van 1999 een wervingscampagne gevoerd. Blijkens de respons op de desbetreffende advertentie is de Raad voor juristen met behoorlijke ervaring, affiniteit met het bestuursrechtelijke terrein en belangstelling voor rechterlijk werk nog altijd een aantrekkelijke werkgever.
Op beperkte schaal zijn compenserende faciliteiten geboden aan rechters die naast het rechterlijke werk en de gebruikelijke inzet in commissies en dergelijke, extra inspanningen hebben geleverd. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan degenen die grote bijdragen hebben geleverd in het kader van de ter hand genomen modernisering en versterking van de rechterlijke organisatie.
In het belang van zowel de gezondheid en het welzijn van de rechterlijke ambtenaren als in het belang van het goed functioneren van de organisatie van de Raad is bijzondere aandacht besteed aan het (melden van) ziekteverzuim.
Als vast onderdeel van het personeelsbeleid hebben in de verslagperiode functioneringsgesprekken plaatsgevonden met de gerechtsauditeurs en hebben periodiek gesprekken plaatsgevonden ter evaluatie van het functioneren van de rechters. In die gesprekken kan tevens aan de orde komen het oordeel van de medewerker over de gang van zaken in zijn kamer of sector of in de Raad. Als gevolg van de nieuwe wijze van inschrijving voor door de Stichting Studiecentrum Rechtspleging gegeven cursussen is een begin gemaakt met meer gerichte aandacht voor het volgen van opleidingen.
In het kader van het PVRO is in de tweede helft van 1999 een werkgroep
Formatie aan het werk gegaan om te komen tot een opzet voor een integraal organisatie- en formatieplan voor de Raad (zie ook onder 1.2.2).
Niet-rechterlijke ambtenaren Personeelsbestand In de verslagperiode is het aantal feitelijk bij de Raad werkzame nietrechterlijke ambtenaren min of meer stabiel gebleven op 82 fulltime equivalenten. Wel is er in de loop van 1999 een tweetal nieuwe functies ingesteld en ingevuld, te weten die van stafjurist en die van adjunct-secretaris. Naast het gebruikelijke verloop heeft een aantal medewerkers zowel in- als extern gebruik gemaakt van de regeling Interim Functievervulling. Ook zijn er op basis van die regeling medewerkers bij de Raad werkzaam.
Personeelsbeleid In de afgelopen periode is door het managementteam van de Raad veel aandacht besteed aan het personeelsbeleid ten aanzien van het ondersteunend personeel. Bij individuele personen is veelvuldig gebruik gemaakt van sterkte/zwakte analyses en het bespreken van een verdere loopbaan. De mobiliteit is bevorderd, onder meer door regelmatig het hierbovengenoemde instrument van Interim Functievervulling toe te passen. Van de prognoses over de verwachte instroom van zaken, zowel in aantal als in soort, is gebruik gemaakt om de medewerkers zo gericht mogelijk in te zetten. Ook zijn deze gegevens gebruikt om gerichte opleidingen te kunnen aanbieden.
Het opleidingenaanbod wordt gecoördineerd door de portefeuillehouder personeel en organisatie in het managementteam in samenspraak met de portefeuillehouder kwaliteit in het dagelijks bestuur. In de verslagperiode is een opleidingenplan voor het ondersteunend personeel tot stand gebracht. Het managementteam heeft de verslagperiode tevens benut om een meer betrouwbaar totaal formatieoverzicht van de medewerkers van de Raad op te zetten en bij te houden. De plaatsing van (senior- en adjunct-)secretarissen in de verschillende kamers vindt plaats in samenspraak met de portefeuillehouder personeel van het dagelijks bestuur, waarbij gezocht wordt naar een zo evenwichtig mogelijke verdeling over en bezetting van de verschillende kamers.
In de verslagperiode is voorts het overleg in het sociaal-medisch team geformaliseerd.
In dit team wordt iedere 6 weken het arbeidsverzuim binnen de organisatie van de Raad besproken. De bedrijfsarts, de maatschappelijk werker en de personeelsfunctionaris van de stafafdeling P & O adviseren de president voorzover het de rechterlijke ambtenaren betreft en de directeur beheer voorzover het de overige medewerkers betreft. De adviezen zijn gericht op een zo adequaat en spoedig mogelijke terugkeer van verzuimende medewerkers in de organisatie. Deze adviezen kunnen met name van belang zijn daar waar het arbeidsverzuim in verband staat met een niet optimale werkomgeving. In veel gevallen kon door deze adviezen de werkplek op korte termijn verbeterd worden.
Met vrijwel alle medewerkers worden thans door de leidinggevende ten minste eenmaal per jaar functioneringsgesprekken gehouden.
Zoals hiervoor reeds aangestipt, is in het kader van PVRO een werkgroep doende om vanuit de huidige afzonderlijke formatieplannen voor rechtsgeleerd en ondersteunend personeel te komen tot een integraal formatieplan voor de gehele Raad. Daarbij wordt de zogenaamde competentiemethodiek toegepast. Dit houdt kort gezegd in dat bij de functieomschrijvingen tevens wordt bezien welke personele kwaliteiten in termen van kennis en (gedrags)vaardigheden benodigd zijn om de functie goed te kunnen uitvoeren.
Bevordering van de kwaliteit van de rechtspraak Ook in de jaren 1998 en 1999 heeft de Raad ernaar gestreefd de kwaliteit van zijn rechtspraak te behouden en waar mogelijk te vergroten. Hoewel uiteraard binnen de gehele organisatie in al haar activiteiten de totstandbrenging van kwaliteit wordt nagestreefd, is een aantal activiteiten te noemen die meer in het bijzonder op het aspect van de kwaliteit zijn gericht. Dit zijn enerzijds de werkzaamheden van een aantal coördinerende adviescommissies binnen de Raad en van externe commissies met coördinerende taken en anderzijds activiteiten die verband houden met bevordering van deskundigheid en de informatie- en documentatievoorziening, waaronder het beheer van de bibliotheek.
De werkzaamheden van de coördinerende commissies betreffen met name onderwerpen die uitstijgen boven één van de aan de rechtspraak van de Raad toevertrouwde specifieke wetgevingscomplexen (zoals arbeidsongeschiktheidswetgeving, ambtenarenwetgeving, bijstandswetgeving of werkloosheidswetgeving). Binnen de Raad functioneren onder meer de volgende coördinerende adviescommissies: • •
Commissie Bestuursrechtspraak, belast met aangelegenheden van algemeen juridische aard en betreffende de toepassing van de Awb; Commissie Schadevergoeding, met als taak het ontwikkelen en
•
coördineren van de jurisprudentie over de toepassing van artikel 8:73 van de Awb en het zuiver schadebesluit; Commissie Sancties en Terugvordering, die zich onder meer bezig houdt met aangelegenheden betreffende de toepassing van de regelgeving die door de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid (hierna Wet Boeten) per 1 augustus 1996 is ingevoerd.
Deze commissies zijn samengesteld uit leden van de Raad en gerechtsauditeurs en vergaderen ongeveer een keer per maand. Daarbij valt in de onderhavige verslagperiode een verhoogde activiteit van de Commissie Sancties en Terugvordering op, omdat in dat tijdvak hoger beroepszaken waarin de desbetreffende regelgeving aan de orde was de Raad voor het eerst bereikten. Nadat reeds eerder een zekere privaatrechtelijke inkleuring van het bestuursrecht in het bestuurlijk schadevergoedingsrecht had plaatsgevonden, kregen daarmee ook bepaalde strafrechtelijke noties een plaats in het sociale bestuursrecht. De aard en ingewikkeldheid van de materie waarmee de genoemde adviescommissies werden geconfronteerd, brachten met zich dat de aan die commissies verbonden werkzaamheden een aanzienlijke belasting vormden voor degenen die daarvan deel uitmaakten. Binnen de Raad is voorts een werkgroep ingesteld die, in samenwerking met de afdeling Judoc van de Raad, de adviezen van deze commissies en de op die basis gevormde jurisprudentie toegankelijk probeert te maken door deze te systematiseren en aldus schriftelijk vast te leggen. Voorts zijn de medewerkers van de afdeling Judoc betrokken bij het toegankelijk maken van de jurisprudentie van de Raad in een specifieke databank (KRIS). De digitale informatie van deze databank wordt via Justex - het Bureau jurisprudentiedocumentatie van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging - ook ter beschikking gesteld aan andere rechterlijke colleges.
De vereiste coördinatie binnen een bepaald wetgevingscomplex (bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidswetgeving of ambtenarenwetgeving), vindt plaats in periodieke overlegvergaderingen van de kamers die met de rechtspraak op het betrokken gebied zijn belast.
Een van de eerder bedoelde externe commissies is het zogenaamde contactpuntenoverleg (Cpo). Dat is een commissie van medewerkers die werkzaam zijn bij de hoogste met bestuursrechtspraak belaste colleges. Het Cpo staat onder voorzitterschap van een senior-gerechtsauditeur van de Raad en het secretariaat berust bij de onderzoekseenheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het komt ongeveer een maal per zes weken bijeen. Er worden onderwerpen besproken die coördinatie tussen deze colleges behoeven, in hoofdzaak op het gebied van het bestuursprocesrecht. Verder bereidt deze commissie de vergadering van het zogenoemde externe voorzittersoverleg voor. Aan dit op coördinatie gerichte overleg nemen deel de voorzitters van de hoogste bestuursrechtelijke colleges en van de belastingkamers van de Hoge Raad. Ook wordt aan het overleg deelgenomen door een lid van de civiele kamer van de Hoge Raad.
De bibliotheek van de Raad werd ook in deze verslagperiode beheerd door een Bibliotheekcommissie. Door het vertrek van een aantal zeer ervaren
medewerkers is de normale voortgang van de werkzaamheden en te verlenen diensten in 1999 tijdelijk ontregeld geweest. Er is voor gekozen om na de verhuizing naar de nieuwbouw de bibliotheek van de Raad als zelfstandige collectie onder verantwoordelijkheid van de Bibliotheekcommissie te behouden en deze niet te doen opgaan in een centrale bibliotheek samen met die van de rechtbank en het parket. De Raad meent dat op deze wijze ook voor de toekomst de informatievoorziening het beste gewaarborgd is. Een onderzoek is voorts gestart naar de mogelijkheden het gebruik van losbladige uitgaven te beperken en gedeeltelijk te vervangen door digitale informatiedragers.
Naast deelname van individuele leden en medewerkers van de Raad aan diverse cursussen, waaronder in het bijzonder de door de Stichting Studiecentrum Rechtspleging georganiseerde cursussen, zijn zowel in 1998 als in 1999 door een daartoe ingestelde commissie van de Raad tweedaagse studiebijeenkomsten voor leden van de Raad georganiseerd die in hoofdzaak waren gewijd aan de thema's rechter en bestuur (1998) en recente ontwikkelingen in het civiele arbeidsrecht (1999).
Kwantitatieve gegevens 2.1 Totaalcijfers ingekomen zaken, afgedane zaken, werkvoorraad en toelichting Bij het vergaren van de in dit verslag opgenomen cijfermatige gegevens met betrekking tot ingekomen zaken, afgedane zaken en werkvoorraad heeft de Raad voor het eerst gebruik kunnen maken van het recent geïmplementeerde managementinformatiesysteem Rapsody Bestuursrecht. De gegevens konden daardoor meer gedetailleerd en gespecificeerd zijn dan in vorige jaarverslagen, toen de tellingen nog (vrijwel) geheel handmatig plaatsvonden. De invoering van het nieuwe systeem in december 1999 vormt tevens de verklaring voor enig verschil tussen de in dit jaarverslag opgenomen cijfermatige gegevens over de jaren 1996/1997 en de gegevens over die jaren in het vorige verslag. De Raad verwacht dat dergelijke verschillen voortaan tot het verleden behoren. Aan de totaalcijfers valt als meest opvallende tendens te ontlenen dat het aantal in de verslagjaren ingekomen nieuwe zaken aanzienlijk is afgenomen. Kwamen er in 1997 nog 12849 nieuwe zaken in, in 1998 was dat aantal afgenomen tot 9232 en in 1999 tot 6776. Inherent aan een daling van enige omvang van het aantal nieuwe zaken is dat ook de uitstroom van zaken een daling laat zien. Dit heeft te maken met het feit dat bij een afname van het aantal inkomende zaken het aantal intrekkingen en het aantal eenvoudig af te handelen zaken naar evenredigheid vermindert. Hierin is een algemene - niet sectorspecifieke - verklaring gelegen voor de afname van het totale aantal afgedane zaken. Daarnaast kunnen per sector ook andere factoren een rol spelen. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichtingen op de cijfers per sector. Voor de daling van het aantal ingekomen zaken is een dergelijke algemene verklaring minder eenvoudig te geven. Hierbij spelen veelal specifieke, per wet verschillende, factoren een rol. Deze worden vermeld in de per sector verstrekte toelichting op de cijfers. 2.2 Ingekomen zaken, afgedane zaken, werkvoorraad AW/PW -sector en toelichting In de pensioenkamer is de grote groei van het aantal inkomende zaken in 1998 tot staan gekomen, waarna een forse daling van het aantal inkomende pensioenzaken is ingezet. Door de teruglopende instroom is het mogelijk geweest om mede dankzij een forse inspanning in 1999 bijna 600 zaken meer af te doen dan er binnenkwamen. De werkvoorraad daalde dan ook tot omstreeks 1250 pensioenzaken op het moment van de millenniumwisseling. Uiteraard speelt in de pensioenkamer de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds een rol, zij het dat de gevolgen daarvan pas tegen het einde van de verslagperiode aanwijsbaar werden. Wat de ambtenarenzaken betreft is de instroom in de verslagperiode ongeveer gestabiliseerd op het niveau dat in 1997 was bereikt. Het in de vorige verslagperiode genomen besluit dat nog slechts één kamer met afdoening van ambtenarenzaken was belast moest dan ook worden teruggedraaid. Doordat de noodzakelijke bezetting van de andere sectoren van de Raad niet toeliet dat weer aanstonds een tweede ambtenarenkamer kon worden geïnstalleerd en doordat de bezetting van de ondersteuning, met name op het niveau van gerechtsauditeurs
evenmin op korte termijn kon worden versterkt, kon in de verslagperiode niet op de werkvoorraad worden ingelopen, maar moest worden toegestaan dat die voorraad nog met enkele honderden zaken toenam. In het nieuw aangebroken tijdperk zal met een meer volledige bezetting de aanval op de achterstand worden ingezet. Een punt van zorg is daarbij wel dat in de verslagperiode geconstateerd moest worden dat de bewerkelijkheid van het soort zaken waarmee de ambtenarenkamers belast zijn duidelijk toeneemt. Daarbij blijkt dat de Awb een veelheid van nieuwe vraagstukken oproept. De elders in dit verslag opgenomen jurisprudentieoverzichten illustreren dat. Daarnaast blijkt dat de invoering van de verplichte bezwaarschriftprocedure in ambtenarenzaken minder verlichting biedt dan wellicht in andere sectoren van het bestuursrecht, hetgeen mogelijk te verklaren valt uit het feit dat vele ambtenarenrechtelijke regelingen reeds sinds jaar en dag procedurevoorschriften ten aanzien van heroverweging en intern beroep kenden. Het besluitbegrip van de Awb brengt ten slotte met zich dat de ambtenarenkamers zich inhoudelijk moeten buigen over beslissingen die voorheen niet zelfstandig appellabel waren, zoals diverse deelbeslissingen in een reorganisatietraject en besluiten over waardering van organieke functies. Een sluitende verklaring voor de toename van de werklast in de ambtenarensector is moeilijk te geven. Elementen lijken te zijn een toenemende proceslustigheid, onvrede binnen onder druk staande ambtelijke organisaties en de enkelvoudige afdoening van zaken in de eerste aanleg. De betekenis van die verschillende elementen laat zich echter bezwaarlijk kwantificeren. 2.3 Ingekomen zaken, afgedane zaken, werkvoorraad WAO-sector en toelichting In 1998 is een spectaculaire daling begonnen in de instroom van nieuwe zaken. Was het aantal nieuwe zaken in 1997 nog 6513, in 1998 was dat al teruggelopen naar 4514 en in 1999 heeft die tendens zich voortgezet; de instroom bedroeg toen 2530 zaken. Als verklaring voor deze daling valt te denken aan de verdwijning van de piek in beroepszaken die zich voordeed na de invoering van een strenger arbeidsongeschiktheidscriterium in de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (Tba) in 1993. Een tweede verklaring kan gevonden worden in de zeefwerking als gevolg van de invoering van een bezwaarschriftprocedure in 1997 bij het bestuursorgaan (Lisv). Ook de uitstroom van zaken is verminderd. Dit is ten dele een gevolg van het feit dat het aantal kamers in de sector op 1 april 1999 moest worden teruggebracht van vijf naar vier. Ook was in de piekjaren een grote werkvoorraad ontstaan (einde 1998 was de voorraad 6236 zaken en einde 1999 5168 zaken), waarvan de oudere en meer bewerkelijke zaken moesten worden afgedaan. Daarnaast speelt een rol het in de algemene toelichting op de totaalcijfers reeds vermelde gegeven dat een dalende instroom leidt tot daling van de uitstroom. Verder heeft de sector te maken gehad met langdurige onderbezetting bij de auditeurs en een tijdelijk niet opvullen c.q. niet op kunnen vullen van vacatures. Desondanks was vanaf 1998 de uitstroom veel groter dan de instroom, waardoor sterk op de werkvoorraad kon worden ingelopen. In de sector loopt vanaf 1998 een project zaakstypering, waarbij iedere binnengekomen zaak van kenmerken wordt voorzien. Hierdoor is onder meer geclusterde afdoening mogelijk. Welk rendement dat oplevert zal echter pas in 2000 duidelijk kunnen worden.
2.4 Ingekomen zaken, afgedane zaken, werkvoorraad ABW/WW-sector en toelichting Doordat in de sector verschillende rechtsgebieden zijn ondergebracht is het moeilijk een algemeen beeld te geven. Daarom volgt hieronder een toelichting per kamer.
Bijstandskamer Vergeleken met de instroom in 1998 is de instroom van bijstandszaken in 1999 iets gegroeid. Hiertoe kan gewezen worden op externe ontwikkelingen. In de eerste plaats moet worden gedacht aan de invoering van de (nieuwe) Abw met ingang van 1 januari 1996 en de herbeoordelingen die dit in de loop van 1996 in alle gemeenten van het land heeft meegebracht. Verder zijn de repercussies van de invoering van de Wet Boeten voor de bijstandswetgeving per 1 juli 1997 al enigszins voelbaar. Met name kan worden gewezen op de overgangsperikelen van deze wet. Voorts is de Raad bevoegd in hoger beroep te oordelen over na 1 juli 1997 genomen besluiten tot terugvordering van bijstand. Hiertegenover staat dat op 1 juli 1998 de mogelijkheid van rechtstreeks beroep op de Raad voor vreemdelingen, voor wie de normale beroepsgang niet openstond, is vervallen. Deze ontwikkelingen leidden tevens tot een toename van de complexiteit van zaken, omdat aan de Raad in een diversiteit van zaken om uitleg van de nieuwe regels wordt gevraagd. In het jurisprudentieoverzicht zijn de eerste resultaten hiervan zichtbaar gemaakt. Vermeld moet voorts worden dat de uitstroom van zaken in de verslagperiode licht is gestegen ondanks het gegeven dat de kamer in de laatste maanden van 1998 en het eerste kwartaal van 1999 te kampen had met onderbezetting. Deze stijging kan goeddeels toegeschreven worden aan het relatief grote aantal zaken van rechtstreeks bij de Raad in beroep gekomen vreemdelingen dat "buiten zitting" kon worden afgedaan en het relatief grote aantal voorlopige voorzieningszaken waarbij tevens de hoofdzaak werd afgedaan.
WW-kamer De WW-kamer bereikte in 1999 een hoge productie doordat, dankzij een forse inspanning, het zogenoemde Havencluster kon worden afgedaan (zie het jurisprudentieoverzicht). Als dit cluster buiten beschouwing wordt gelaten, was de uitstroom, ondanks enkele personele wisselingen binnen de kamer, in 1998 en 1999 nog steeds hoger dan in 1997.
Ziektewetkamer De gevolgen van de privatisering van de ZW in 1996 waren voor de Ziektewetkamer in 1998 voor het eerst goed merkbaar. De ZW dient nu alleen nog als vangnet voor bijzondere groepen, waaronder uitzendkrachten en werklozen met een WWuitkering. Waar het aantal ingekomen zaken in 1997 nog rond de 700 lag, daalde de instroom uiteindelijk naar ruim 200 zaken in 1999. Daarom kon ook de werkvoorraad in 1998 versneld worden teruggebracht. Een en ander had als neveneffect dat in 1999 de uitstroom van zaken sterk verminderde.
Voorzieningenkamer
In het verslag van 1996/1997 is reeds vermeld dat een toename viel te constateren van het aantal zaken in het kader van de WVG. De invoering van deze wet, welke wordt uitgevoerd door gemeenten, heeft tot een groot aantal beroepszaken geleid. De totale instroom van zaken in deze kamer heeft zich in 1998 en 1999 gestabiliseerd. Het aantal afgedane WVG-zaken is in 1998 in vergelijking tot 1997 flink gestegen. Het jaar 1999 geeft een verdere toename van het door de kamer afgedane aantal zaken te zien, ondanks het feit dat relatief veel AWBZ- en ZFW-zaken, evenals sommige WVG-zaken, bewerkelijk blijken te zijn.
Premie- en dagloonkamer De kamer die binnen de Raad belast is met de afdoening van o.a. verzekeringsplicht-, premie- en dagloonzaken kende in 1998 en 1999 een verhoogde instroom ten opzichte van 1997. Mede als gevolg van het feit dat de kamer in de verslagperiode werd geconfronteerd met een groot aantal personele verschuivingen, is de afdoening van zaken iets teruggelopen, waardoor het niveau van de werkvoorraad eind 1999 per saldo beduidend hoger ligt dan in 1997.
Grafieken: 1996
1997
1998
1999
2927 6760 2810 12497
2468 6513 3868 12849
1972 4514 2746 9232
1616 2530 2630 6776
2284 5252 2706 10242
1979 5683 2652 10314
1930 5136 2560 9626
1979 3598 3486 9063
2600 6028 2260 10888 1996
3089 6858 3476 13423 1997
3131 6236 3662 13029 1998
2768 5168 2806 10742 1999
1316 1586 25 2927
934 1475 59 2468
931 1013 28 1972
910 677 29 1616
Afgedane zaken Ambtenarenrecht Pensioenrecht Sociale Werkvoorziening Totaal
1170 1079 35 2284
664 1288 27 1979
742 1157 31 1930
676 1255 48 1979
Werkvoorraad Ambtenarenrecht Pensioenrecht
761 1813
1031 2000
1220 1856
1454 1278
Ingekomen zaken AW/PW-sector WAO-sector WW/ABW-sector Totaal Afgedane zaken AW/PW-sector WAO-sector WW/ABW-sector Totaal Werkvoorraad AW/PW-sector WAO-sector WW/ABW-sector Totaal Ingekomen zaken Ambtenarenrecht Pensioenrecht Sociale Werkvoorziening Totaal
Sociale Werkvoorziening Totaal
26 2600
58 3089
55 3131
36 2768
1996
1997
1998
1999
6452 82 226 6760
6098 121 294 6513
4104 73 337 4514
2100 44 386 2530
Afgedane zaken Arbeidsongeschiktheidswetten Toeslagenwet Volksverzekering Totaal
4989 58 205 5252
5391 75 217 5683
4720 75 341 5136
3288 53 257 3598
Werkvoorraad Arbeidsongeschiktheidswetten Toeslagenwet Volksverzekering Totaal
5665 70 293 6028
6372 116 370 6858
5756 114 366 6236
4568 105 495 5168
Ingekomen zaken Arbeidsongeschiktheidswetten Toeslagenwet Volksverzekering Totaal
Ontwikkelingen in de jurisprudentie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Algemeen bestuursrecht Ambtenarenrecht en militair ambtenarenrecht Pensioenrecht Arbeidsongeschiktheid Internationaal en supranationaal recht Volksverzekering Algemene Bijstandswet Werkloosheidswetgeving Ziektewet Voorzieningen en verstrekkingen Premie- en dagloonzaken
Zie onder Voor juristen
Bijlagenoverzicht De bijlagen bevatten: • • •
Bijlage I De samenstelling van de Raad per 31 december 1999 Bijlage II Overzicht van de werkeenheden op 31 december 1999 Bijlage III Overzicht van gebruikte afkortingen
Samenstelling Raad op 31 december 1999 (Bijlage I bij het Jaarverslag 1998/1999) President mr H. Bekker
Coördinerend vice-presidenten mr J.G. Treffers mr N.J. Haverkamp mr W. van den Brink mr H.A.A.G. Vermeulen mr H. van Leeuwen mr R.C. Schoemaker
Vice-presidenten mr B.J. van der Net mr C.G. Kasdorp mr K.J.S. Spaas mr J. Janssen mr F.P. Zwart prof. mr A.F.M. Brenninkmeijer 1) mr M.I. 't Hooft mr M.A. Hoogeveen mr G.A.J. van den Hurk mr Chr. van Voorst mr W.D.M. van Diepenbeek mr G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
mr J.C.F. Talman
1)Buitengewoon verlof van lange duur
Raadsheren mr Ch. de Vrey mr J.M.A. van der Kolk-Severijns mr G.L.M.J. Stevens mr D.J. van der Vos mr Th.C. van Sloten mr M.M. van der Kade mr Ch.J.G. Olde Kalter mr T. Hoogenboom mr A. Beuker-Tilstra mr H. Bolt mr J.W. Schuttel mr H.R. Geerling-Brouwer mr G. van der Wiel prof. mr R.M. van Male mr Th.M. Schelfhout mr T.L. de Vries mr J.H. van Kreveld mr drs N.J. van Vulpen-Grootjans mr drs J.Th. Wolleswinkel
Raadsheren-plaatsvervangers
mr H.M.J.I. Steenbergen mr L. van Vollenhoven mr B.C. Punt mr P.G.M. Zwartkruis mr P.A.L.M. van der Velden prof. mr A.Q.C. Tak mr W.M.G. Eekhof-de Vries mr M. van Liere prof. mr J.B.J.M. ten Berge mr B.N.J. Pompen mr R.P.Th. Elshoff mr C.W.M. van Ballegooijen mr C.J. Bax mr P.J. Stolk mr G.J. Pos mr H.G. Lubberdink mrK. de Vries mr P. Ingelse mr H.L.C. Hermans mr B.I. Klaassens mr I. Ritter mr C.P.J. Goorden prof. mr E.M.H. Hirsch Ballin mr K.J. Kraan mr L. Dorhout
prof. mr W.M. Levelt-Overmars prof. mr M. Schreuder-Vlasblom mr G.J. van Muyen mr B. van Wagtendonk mr F.L.J. Pennings prof. mr L.J.A. Damen mr P.H. Hugenhotz mr H.J. Simon prof. mr F.A.M. Stroink mr Tj. Gerbranda mr F.P. Dresselhuys-Doeleman mr H.C. Cusell
Overzicht van de werkeenheden op 31 december 1999 (Bijlage II bij het Jaarverslag 1998/1999) AW/PW-sector mr W. van den Brink mr H.A.A.G. Vermeulen mr C.G. Kasdorp mr G.P.A.M. Garvelink-Jonkers mr G.L.M.J. Stevens mr A. Beuker-Tilstra mr H.R. Geerling-Brouwer mr J.H. van Kreveld mr drs J.Th. Wolleswinkel
mr M.Th. van Wel mr M.J. Dalman mr M.F.T. Gras mr D. Verduijn mr G. Sijtsema mr L.A.C.W. Dusée mr J.P.M. Zeijen
drs M. Bartling mr A.W.M. van Bommel E. Heemsbergen mr M.M. van Maurik mr S.P. Madunic
mr A.W.E. de Rooij J.P. Schieveen A. Bach Kolling D. Boers
M.L. Ipenburg-Kneefel W.J. van de Haar R. Koerts D.W.M. Kaldenhoven C. Don T. de Meij-Hartgers I. Martens-Klop J. Schutter E. de Vries P.W.J. Hospel H. Hoeflaken H.E. Dijk
WAO-sector mr N.J. Haverkamp mr H. van Leeuwen mr K.J.S. Spaas mr J. Janssen mr F.P. Zwart mr W.D.M. van Diepenbeek
mr M.M. van der Kade mr T. Hoogenboom mr H. Bolt mr J.W. Schuttel prof. mr R.M. van Male mr T.L. de Vries mr drs J.Th. Wolleswinkel
mr E.L. Benetreu mr J.F. Bandringa mr A.E. Zandstra-Dollekamp mr H.M.H. de Koning mr A. Horst mr A. Wentzel mr R. Boekhorst mr A. Westerink-Hendriks mr J.J. Catsburg mr P.E.M. Messer-Dinnissen mr J. Bührs-Platschorre mr I. Ravenschlag mr A.G.M. van der Zanden mr E.A. van Agt mr J.E. Jansen
A.E.S. van Steenkiste-Verhoef J.J.B. van der Putten
mr M.F. van Moorst mr B. Serno C.H.T.W. van Rooijen mr H.E. Scheepers-van Die mr P.W.A. van Geloven M.H.A. Uri mr B. Fijnheer mr P.E. Broekman J.W. Engelhart mr M. Schiphorst J.D. Streefkerk
B.R.A. van de Zand R.B.E. van Nimwegen J.G.M. Tersteeg-van Montfoort J. Verrips B. Baelde B. de Wit W.L.A. Lensen W.M. Louhenapessy G.B. de Koster K. el Mourabit A.B. Bookelmann A.C. van der Wolf-Goedhart C.A. Koster
T.R.H. van Roekel F. de Jong A.A. Bruinsma I. Schrederhof
ABW/WW-sector mr J.G. Treffers mr R.C. Schoemaker mr B.J. van der Net mr M.I. 't Hooft prof. mr A.F.M. Brenninkmeijer 1) mr M.A. Hoogeveen mr G.A.J. van den Hurk mr Chr. van Voorst mr J.C.F. Talman mr Ch. de Vrey mr J.M.A. van der Kolk-Severijns
mr D.J. van der Vos mr Th.C. van Sloten mr Ch.J.G. Olde Kalter mr G. van der Wiel mr Th.M. Schelfhout mr drs N.J. van Vulpen-Grootjans 1)Buitengewoon verlof van lange duur
mr A.B.J. van der Ham mr M.M. Hamaker-Visser mr J.B. Radstake mr M. van Suchtelen van de Haare-Heuves mr J.C. Gelderblom-van Ravestein mr J.F. Bandringa mr A. Horst mr D. van Kralingen mr E.W. Akkerman mr A.M.C. Kolkert mr P.M.F. van Driel mr P.J. Balk mr J.H. de Wildt mr F.M.D. Aardema mr I.M. Fliers
M. Nieuwenhuis mr drs J.W.E. Pinckaers-Smink mr A. Dekker D. Nebbeling mr I. de Hartog mr H.D. Wolthuis mr S.A.M. Schoenmaker-Zehenpfenning R.E. Lysen mr L.H. Vogt
M. van 't Kooster mr P. de Wit mr drs A.M. Overbeeke
A.H. Huls I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg P. Boer
C.M. Voet-Diwisch M.D.F. de Moor P.N. Rijnsewijn B. Schuurman E. Laudisio I. Hemelrijk-van den Oudenalder P.A.M. Hulsdouw-Bodegom A.F.A. Geerlings L.B. Mannoesingh-Bissessur H. Alajai B.P. Binnekamp A.F. Bruijnes C. Becerikli J.P. Larsen-van Oss A. van Wijk-Bove J. de Bruijn-Schager
Bureau voorlopige voorzieningen
mr N.A. de Regt D. Plante-van Wijk B.N. van Burken-Tolsma I.M. Kersten-Achterberg E. de Vries
Stafafdeling mr P.Chr.M. Bary B.C. Rog C.A. Reith H.J. Bootsma E. Oosterbaan J.M. van Noord
Afdeling jurisprudentiedocumentatie A.J.Th. Kok mr R. Roeland R.L. Rijnen J.A. Kastelein-Cannegieter
Lijst van gebruikte afkortingen (Bijlage III bij het Jaarverslag 1998/II1999) AAW Algemene Arbeidsongeschiktheidswet AB Nederlandse Jurisprudentie, Administratiefrechtelijke beslissingen ABP Algemeen burgerlijk pensioenfonds ABPw Algemene burgerlijke pensioenwet ABW Algemene Bijstandswet Abw Algemene bijstandswet (1996) AKW Algemene Kinderbijslagwet Wet Amber Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie Anw Algemene nabestaandenwet AOW Algemene Ouderdomswet ARAR Algemeen Rijksambtenarenreglement AW Ambtenarenwet Awb Algemene wet bestuursrecht AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten AWW Algemene Weduwen- en Wezenwet
BV Bedrijfsvereniging B.V. Besloten Vennootschap BW Burgerlijk Wetboek BWOO Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel
CRvB Centrale Raad van Beroep CSV Coördinatiewet Sociale Verzekering
EEG Europese Economische Gemeenschap EG Europese Gemeenschappen ESH Europees Sociaal Handvest EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
GMD Gemeenschappelijke Medische Dienst
HR Hoge Raad HvJ EG Hof van Justitie Europese Gemeenschappen
IVBPR Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten IVESCR Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten
JABW Jurisprudentie Algemene Bijstandswet JB Jurisprudentie Bestuursrecht JSV Jurisprudentie Sociale Voorzieningen
KB Koninklijk Besluit
Lisv Landelijk instituut sociale verzekeringen
MRT Militair Rechtelijk Tijdschrift
NA Nieuwsbrief Awb NJ Nederlandse Jurisprudentie, uitspraken in burgerlijke en strafzaken
OSV Organisatiewet Sociale Verzekering
Wet Pemba Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen PUR Pensioen- en uitkeringsraad PVRO Programma Versterking Rechterlijke Organisatie
RAwb Rechtspraak Algemene wet bestuursrecht Wet REA Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten RSV Rechtspraak Sociale Verzekeringen RvS Raad van State RZA Rechtspraak Zorgverzekering
Stb. Staatsblad Stcrt. Staatscourant SVB Sociale Verzekeringsbank SVr Sociale Verzekeringsraad
TAR Tijdschrift voor Ambtenarenrecht Wet Tba Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen Tica Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming TW Toeslagenwet
USZ Uitspraken Sociale Zekerheid
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Waz Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen Wpa Wet privatisering ABP
WSW Wet Sociale Werkvoorziening WUBO Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers WUV Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 WVG Wet voorzieningen gehandicapten WW Werkloosheidswet
ZFW Ziekenfondswet ZW Ziektewet