Behorende bij de vergunning ingevolge de Wet milieubeheer van Kringloopstation Nieuwegein, d.d. 11 oktober 2005 met nr. 2005WEM004102i.
Bijlage 1: Voorschriften Inhoudsopgave BIJLAGE 1: 1
2
3 4 5 6
7
VOORSCHRIFTEN ...........................................................................1
Algemene voorschriften ............................................................................................2 1.1 Algemeen ........................................................................................................2 1.2 Werktijden.......................................................................................................2 1.3 Terreinen en wegen .........................................................................................2 1.4 Toegang...........................................................................................................2 1.5 Gedragsvoorschriften/instructies.....................................................................3 Milieuaspecten en –componenten .............................................................................3 2.1 (Externe) veiligheid.........................................................................................3 2.2 Geluidhinder....................................................................................................4 2.3 Luchtverontreiniging.......................................................................................5 2.4 Afvalwater.......................................................................................................5 Verruimde reikwijdte.................................................................................................5 3.1 Energiebesparing.............................................................................................5 Specifieke bedrijfsonderdelen/ installaties ................................................................5 4.1 Elektrische installatie ......................................................................................5 4.2 Stookinstallatie (gas) .......................................................................................6 Opslag afvalstoffen....................................................................................................6 5.1 Opslag wit- en bruingoed incl. koel en vriesapparatuur..................................6 Acceptatie en registratie ............................................................................................6 6.1 Acceptatie/registratie van afvalstoffen van particulieren ................................6 6.2 Sturing van afvalstromen ................................................................................7 6.3 Milieulogboek .................................................................................................7 Beëindiging van de inrichting ...................................................................................7
BIJLAGE 2:
BEGRIPSBEPALINGEN...................................................................8
BIJLAGE 3:
LITERATUUR ..................................................................................11
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
1
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
1
Algemene voorschriften
1.1
Algemeen
1.1.1
De inrichting moet in overeenstemming zijn met de bij deze vergunning behorende bescheiden, tenzij de aan deze vergunning verbonden voorschriften anders bepalen. Voor alle documenten en richtlijnen waar in deze vergunning naar wordt verwezen, geldt steeds de versie die ten tijde van het in werking van de vergunning actueel is, tenzij in het voorschrift de versie expliciet is aangegeven.
1.1.2
De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.
1.1.3
De in de inrichting aangebrachte of gebezigde verlichting moet zodanig zijn afgeschermd dat lichtstraling buiten de inrichting niet hinderlijk en/of verblindend is.
1.2
Werktijden
1.2.1
De kringloopwinkel mag alleen in werking zijn van maandag tot en met zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur. Het kantoor is geopend op maandag tot en met vrijdag van 7.30 uur tot 17.00 uur.
1.2.2
In afwijking van het gestelde in voorschrift 1.2.1 mag de inrichting op algemeen erkende feestdagen niet in werking zijn.
1.2.3
In de inrichting moet tijdens de openstelling ten minste één persoon aanwezig zijn die is geïnstrueerd over en verantwoordelijk is voor de naleving van de aan de inrichting opgelegde voorschriften.
1.3
Terreinen en wegen
1.3.1
Het bedrijfsterrein en het wegenstelsel moet zodanig zijn ingericht en de toegankelijkheid moet zodanig worden bewaakt, dat ten behoeve van de hulpverlening bij brand en de bestrijding van brand, calamiteiten of bijzondere omstandigheden elk bedrijfsonderdeel goed bereikbaar is.
1.3.2
De aanvoer, opslag, overslag en afvoer van afval dient zodanig te geschieden dat zich geen afval buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging rondom het terrein van de inrichting plaatsvinden, dan moet deze verontreiniging direct worden verwijderd.
1.3.3
Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ander ongedierte moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden.
1.4
Toegang
1.4.1
Bij de ingangen moeten borden zijn geplaatst waarop duidelijk zijn vermeld: a. naam van de inrichting; b. het telefoonnummer van de inrichting; c. de openingstijden van de inrichting; d. verbod om het terrein buiten openingstijden te betreden; e. telefoonnummer(s) dat bereikbaar is in geval van calamiteiten; f. (globale)acceptatievoorwaarden.
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
2
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
1.4.2
Het terrein van de inrichting moet, afgezien van de noodzakelijke ingangen, rondom zijn afgescheiden door een (aaneengesloten) omheining; de omheining moet zodanig zijn uitgevoerd dat onbevoegden zich geen toegang tot het terrein kunnen verschaffen.
1.4.3
De ingangen moeten buiten werktijd zijn gesloten, tenzij deze onder toezicht staan van een daartoe door de bedrijfsleiding aangewezen persoon.
1.5
Gedragsvoorschriften/instructies
1.5.1
De vergunninghoudster moet alle binnen de inrichting werkzame personen (inclusief personeel van derden) instrueren over de voorschriften van deze vergunning, de algemene veiligheidsvoorschriften, het praktische gebruik van kleine blusmiddelen en de voorschriften in geval van brand, voor zover een en ander op hen van toepassing is.
2
Milieuaspecten en –componenten
2.1
(Externe) veiligheid Algemeen
2.1.1
Hoofdafsluiters voor gas en elektriciteit moeten zijn voorzien van een duidelijk leesbaar opschrift. De hoofdafsluiters moeten voor bevoegden op een bereikbare plaats aanwezig zijn. Brandblusmiddelen
2.1.2
Ten einde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten voldoende brandblusmiddelen aanwezig zijn. De brandblusmiddelen die zijn aangegeven op de plattegrondtekening GD-9301-01 van de aanvraag moeten ten minste in de inrichting aanwezig zijn.
2.1.3
Een brandblusmiddel moet op een in het oog lopende plaats of wijze zijn aangebracht, onbelemmerd bereikt kunnen worden, in goede staat van onderhoud verkeren en steeds voor direct gebruik beschikbaar zijn.
2.1.4
Draagbare blustoestellen en slanghaspels moeten jaarlijks worden geïnspecteerd en onderhouden volgens de voorschriften vermeld in de NEN 2559 en NEN-EN 671-3. Bedrijven die de blusmiddelen onderhouden en inspecteren moeten beschikken over een REOB-erkenning (Regeling voor de Erkenning van Onderhoudsbedrijven kleine Blusmiddelen). Na inspectie moeten blustoestellen en slanghaspels worden voorzien van een van een label of sticker met de inspectiedatum. Draagbare blustoestellen moeten bovendien worden voorzien van een zegel.
2.1.5
Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer. Slanghaspels moeten voldoen aan het gestelde in NEN-EN 671-1.
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
3
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
2.2
Geluidhinder
2.2.1
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de geluidsbronnen in de inrichting mogen, in de representatieve bedrijfssituatie, ter plaatse van de aangegeven beoordelingspunten niet meer bedragen dan de in de onderstaande tabel aangegeven waarden. De beoordelingspunten komen overeen met de beoordelingspunten zoals opgenomen in het bij de aanvraag behorende akoestisch onderzoek (Tauw, rapportnummer R001-4372508JEA-rvb-V01-NL, d.d. 27 januari 2005) Beoordelingspunt KW 1, controlepunt noord KW 2, controlepunt oost KW 3, controlepunt zuid KW 4, controlepunt west
2.2.2
Dagperiode 07.00-19.00 uur 36 38 39 46
LAr,LT in dB(A) Avondperiode 19.00-23.00 uur -
Nachtperiode 23.00-07.00 uur -
Het maximale geluidsniveau (LAmax) veroorzaakt door de geluidsbronnen in de inrichting mogen, in de representatieve bedrijfssituatie, ter plaatse van de aangegeven beoordelingspunten niet meer bedragen dan de in de onderstaande tabel aangegeven waarden. De beoordelingspunten komen overeen met de beoordelingspunten zoals opgenomen in het bij de aanvraag behorende akoestisch onderzoek (Tauw, rapportnummer R001-4372508JEA-rvb-V01-NL, d.d. 27 januari 2005). Beoordelingspunt KW 1, controlepunt noord KW 2, controlepunt oost KW 3, controlepunt zuid KW 4, controlepunt west
Dagperiode 07.00-19.00 uur 69 67 72 79
LAmax in dB(A) Avondperiode 19.00-23.00 uur -
Nachtperiode 23.00-07.00 uur -
2.2.3
De geluidsniveaus als bedoeld in de voorschriften 2.2.1 en 2.2.2 worden beoordeeld op een hoogte van 5,0 meter boven het plaatselijke maaiveld.
2.2.4
Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” (uitgave 1999, Ministerie van VROM).
2.2.5
De muziekinstallatie van de inrichting, alsmede een eventueel in werking zijnde muziekinstallatie van een transportvoertuig tijdens het laden en/of lossen, moet zodanig zijn afgesteld dat deze buiten de inrichting niet hoorbaar is.
2.2.6
Gedurende het laden en/of lossen mag de motor van een transportvoertuig niet in werking zijn, tenzij dit noodzakelijk is voor het gebruik van de laad- en losapparatuur van het voertuig.
2.2.7
Ter voorkoming van onnodig geluidsoverlast van rijdend materieel dienen de wegen op het terrein van de inrichting in een goede staat van onderhoud te verkeren en gehouden te worden.
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
4
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
2.3
Luchtverontreiniging
2.3.1
Uitmondingen in de buitenlucht van afvoerleidingen van ventilatiesystemen, luchtbehandelinginstallaties of afzuigsystemen, ten aanzien waarvan in deze vergunning geen andere voorschriften zijn gesteld, moeten zodanig zijn gelegen dat van de hierdoor uittredende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen overlast wordt ondervonden buiten de inrichting.
2.4
Afvalwater
2.4.1
Bedrijfsafvalwater mag uitsluitend in een openbaar riool worden gebracht, als door de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid ervan: a. de doelmatige werking niet wordt belemmerd van een openbaar riool of de bij een zodanig openbaar riool behorende apparatuur, en b. de verwerking van rioolslib, verwijderd uit het openbaar riool, niet wordt belemmerd.
2.4.2
De volgende stoffen mogen niet worden geloosd: stoffen die stankoverlast kunnen veroorzaken; stoffen die verstopping of beschadiging van een openbaar riool of van de daaraan verbonden installaties kunnen veroorzaken; grove afvalstoffen, evenals snel bezinkende stoffen met een korreldiameter van meer dan 0,75 millimeter.
2.4.3
Bedrijfsafvalwater mag niet in een openbaar riool worden gebracht als dat water meer dan 200 mg/l aan minerale olie in enig steekmonster bevat, bepaald volgens NEN-EN-ISO 9377-2.
2.4.4
Bedrijfsafvalwater, waarin zich ten minste één verontreinigende stof bevindt of kan bevinden waarvoor een concentratiegrenswaarde geldt, moet voor vermenging met ander (bedrijfsafval)water door een goed toegankelijke controlevoorziening worden geleid, die zodanig is uitgevoerd dat op eenvoudige wijze representatieve watermonsters kunnen worden genomen.
3
Verruimde reikwijdte
3.1
Energiebesparing
3.1.1
Het energieverbruik dient per jaar, per energiedrager (gas, elektriciteit) geregistreerd te worden. Deze gegevens dienen bewaard te worden in het in voorschrift 6.3.1 genoemde logboek.
3.1.2
Het waterverbruik van de inrichting moet tenminste over elk kalenderjaar worden geregistreerd. Deze gegevens dienen bewaard te worden in het in voorschrift 6.3.1 genoemde logboek.
4
Specifieke bedrijfsonderdelen/ installaties
4.1
Elektrische installatie
4.1.1
De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 1010.
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
5
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
4.2
Stookinstallatie (gas)
4.2.1
Verwarmings- en stooktoestellen moeten zodanig zijn afgesteld dat een optimale verbranding plaatsvindt; binnen een inrichting mogen geen andere brandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie bedrijfsmatig worden verstookt of verbrand.
4.2.2
Aan een verwarmings- of stooktoestel en een verbrandingsgasafvoersysteem moet ten minste éénmaal per kalenderjaar onderhoud worden verricht. beoordeling, afstelling, onderhoud en reparaties moet geschieden door: a. een voor die activiteit of activiteiten gecertificeerde natuurlijke persoon of rechtspersoon, of b. een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die over aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt voor die activiteit of activiteiten; beoordeling, afstelling, onderhoud en reparaties moet zodanig worden uitgevoerd dat roet, stof of ander vuil zich daarbij niet buiten de inrichting kan verspreiden.
4.2.3
Nabij de stookruimte moet de plaats van de brandschakelaar en de afsluiter duidelijk zijn aangegeven; bij de afsluiter moet duidelijk het doel en de wijze van sluiten zijn aangegeven.
4.2.4
Afsluiters in vaste gasleidingen moeten goed bereikbaar zijn en zijn aangebracht: a. direct voor of na binnenkomst van de leiding in een gebouw; b. aan het einde van elk aftakking van een vaste leiding naar een gebruikstoestel.
4.2.5
Brandstofleidingen moeten tegen mechanische beschadiging zijn beschermd of zodanig zijn aangebracht dat hiervoor niet behoeft te worden gevreesd.
5
Opslag afvalstoffen
5.1
Opslag wit- en bruingoed incl. koel en vriesapparatuur
5.1.1
De opslag van wit-/bruingoed en koel-/vriesapparatuur dient plaats te vinden in een overdekte ruimte of container die voorzien is van een aaneengesloten verharding.
5.1.2
Koel- en vriesapparatuur moet bij het in en uit de opslagruimte plaatsen zo worden behandeld dat het koelsysteem, de warmtewisselaar en de isolatiematerialen niet worden beschadigd.
5.1.3
Koel- en vriesapparatuur die lekkage vertoont moet zodanig worden opgeslagen dat de gelekte vloeistoffen worden opgevangen in een vloeistofdichte lekbakconstructie.
6
Acceptatie en registratie
6.1
Acceptatie/registratie van afvalstoffen van particulieren
6.1.1
In de inrichting mogen uitsluitend herbruikbare goederen (grof huishoudelijke afvalstoffen, wit- en bruingoed en textiel) worden geaccepteerd. De te accepteren afvalstoffen mogen uitsluitend afkomstig zijn van particuliere huishoudens.
6.1.2
Van alle af te voeren (delen van) partijen afvalstoffen moet in een register op een overzichtelijke wijze die gegevens worden geregistreerd die op grond van de Wet milieubeheer/Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen verplicht zijn te registreren.
6.1.3
Aan het eind van elk kalenderjaar moet een jaartotaal worden gemaakt van de door particulieren aangeboden hoeveelheden (gevaarlijke) afvalstoffen. De jaartotalen moeten worden bewaard in het in voorschrift 6.3.1 genoemde logboek. Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
6
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
6.2
Sturing van afvalstromen
6.2.1
Afvalstoffen moeten aan daartoe gerechtigde instanties worden afgegeven; voor zover in redelijkheid kan worden verlangd, moet gekozen worden voor afgifte (via een inzamelaar) aan een verwerker die een verwerkingsmethode hanteert met de minst nadelige gevolgen voor het milieu, te weten (in voorkeursvolgorde voor afvalbeheer): nuttig toepassen door producthergebruik; nuttige toepassing door materiaalhergebruik; nuttige toepassing als brandstof; verbranden als vorm van verwijdering; verwijdering: storten.
6.2.2
De ingezamelde en binnen de inrichting ontstane afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik naar soort worden gescheiden, gescheiden blijven, verzameld, bewaard en gescheiden worden afgevoerd.
6.2.3
Geaccepteerde afvalstoffen mogen maximaal één jaar binnen de inrichting worden bewaard.
6.2.4
Voorschrift 6.2.3 is niet van toepassing voor de opslag van afvalstoffen welke ten behoeve van voor nuttige toepassing worden afgegeven. Voor deze afvalstoffen geldt een opslagtermijn van maximaal drie jaar.
6.3
Milieulogboek
6.3.1
Er moet een milieulogboek worden bijgehouden, waarin vanaf het van kracht worden van deze vergunning tenminste de volgende zaken worden opgenomen; a deze beschikking, alsmede overige relevante (milieu)vergunningen; b de bewijzen, resultaten en/of bevindingen van de in deze vergunning voorgeschreven inspecties, onderzoeken, keuringen, onderhoud en/of metingen. d. de registratie van afvalstoffen afkomstig van binnen de inrichting; e. de registratie van het jaarlijks elektriciteit-, water- en gasverbruik; f. datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdstip, tijdsduur, aard, hoeveelheid, oorzaak, plaats en windrichting) van voorgevallen incidenten die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van de genomen maatregelen. De documenten genoemd onder c. tot en met g. moeten ten minste vijf jaar worden bewaard. Het milieulogboek moet te allen tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door het bevoegd gezag aangewezen toezichthoudend ambtenaar.
7
Beëindiging van de inrichting
7.1.1
Uiterlijk 3 maanden voordat de activiteiten van de inrichting worden beëindigd moet hiervan door of namens vergunninghoudster schriftelijk melding worden gedaan aan het bevoegd gezag. Bij deze melding moeten tevens de volgende gegevens worden overgelegd; de wijze waarop de in de inrichting aanwezige grond-, hulp- en afvalstoffen en overige milieuschadelijke stoffen zullen worden verwijderd; de toekomstige bestemming en gebruik van de gebouwen en het terrein van de inrichting; Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het buiten werking stellen van de inrichting.
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
7
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
Bijlage 2: Begripsbepalingen In de bij deze vergunning behorende voorschriften wordt verstaan onder: Afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij de richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; onder het zich ontdoen van afvalstoffen wordt mede verstaan: a. het nuttig toepassen of verwijderen van afvalstoffen binnen de inrichting waarin deze zijn ontstaan; b. het voor nuttige toepassing of verwijdering brengen van afvalstoffen vanuit een inrichting naar een elders gelegen inrichting die aan dezelfde natuurlijke of rechtspersoon behoort; c. het tijdelijk voor nuttige toepassing afgeven van afvalstoffen; Afvalwater: Alle water waarvan de houder zich, met het oog op de verwijdering daarvan, ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of zich moet ontdoen. Bevoegd gezag: Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, telefax 030-2 52 25 64 of het milieuklachtennummer: 06-022 55 10. Brandbare vloeistof: Stof in vloeibare toestand die een vlampunt heeft dat hoger ligt dan 55°C. CPR: Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen, uitgaven van het Directoraat Generaal van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. dB(A): DeciBell met toepassing van de A-weging. Tienmaal de logaritme met basis tien van de verhouding van twee vermogens (geluidsniveau versus een referentiewaarde). Draagbaar blustoestel: Toestellen die voldoen aan het "Besluit draagbare blustoestellen 1986", Staatsblad 1986, 553. Geluidsniveau: De geluidsniveau's zijn uitgedrukt in dB(A). Ter plaatse van beoordelingspunten worden geluidsniveau's bedoeld van het invallende geluid. Ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen zijn de geluidsniveau's exclusief gevelreflectie. Het maximale geluidsniveau (LAmax) dient te worden gemeten in de meterstand 'Fast'. Hergebruik: Het als product of materiaal opnieuw gebruiken van een afvalstof. Huishoudelijk afval: Afvalstoffen afkomstig van particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen. Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
8
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
ISO: een door de International Organization for Standardization uitgegeven norm. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: Het energetisch gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999”. Maximale geluidsniveau (LAmax): Het piekniveau, een kortstondige verhoging van het geluiddrukniveau gemeten in de meterstand "Fast". NEN: Een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. NEN-EN: Een door het Comité Européen de Normalisation opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm. NER Nederlandse Emissie Richtlijnen. Nuttige toepassing: Het als product of materiaal opnieuw gebruiken van een afvalstof in dezelfde of andere toepassing en het toepassen van een afvalstof met een hoofdgebruik als afvalstof. Opslaan: Het tijdelijk in bezit hebben van afvalstoffen, almede het samenpakken, samenvoegen of sorteren hiervan ten behoeve van dat in bezit hebben. Openbaar riool: Gemeentelijke voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. Riolering: Bedrijfsriolering of openbaar riool voor de inzameling en het transport van afvalwater. Storten: Het op of in de bodem brengen van afvalstoffen, al dan niet verpakt, om deze stoffen daar te laten. Sturing: Het bevorderen dat het afval op de meest geëigende wijze en plaats wordt be- en/of verwerkt. Toezichthouder: Een door gedeputeerde staten van de provincie Utrecht aangewezen persoon, belast met het toezicht op de naleving van de milieuwetgeving. Wet milieubeheer: De Wet milieubeheer (Stb. 1992, 551).
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
9
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
Woning: Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd. Wvo: De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1969, 536).
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
10
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005
Bijlage 3: Literatuur NEN 1010
Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties (incl. correctieblad en aanvullingen).
NEN 2559
Draagbare blustoestellen, controle en onderhoud.
NEN 3011
Veiligheidskleuren en –tekens.
NEN-EN 671-1
Vaste slanghaspels met rubber slang en straalpijp (incl. correctieblad).
NEN-EN 671-3
Vaste brandblusinstallaties; Brandslangsystemen; Deel 3: Onderhoud van brandslanghaspels met vormvaste slang en brandslanginstallaties met plat opgerolde slang.
NEN-ISO 9096
Emissie van stationaire bronnen – Bepaling van de concentratie aan vaste deeltjes.
N.B. Voor zover een DIN-, ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-EN-ISO, of NEN-ISO-norm, een NVN of NPR waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop deze vergunning van kracht is geworden, laatst uitgegeven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel - voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm die bij de aanleg en/of installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald grof huishoudelijk secundaire afvalstoffen (meubelen, boeken/tijdschriften, fietsen, kinderwagens, gereedschap, kachels, sport-, kampeer- en tuinartikelen, muziekinstrumenten, speelgoed, etc.), wit- en bruingoed en textiel
Provincie Utrecht Sector V&H/Ketenbeheer
11
Kringloopcentrum Nieuwegein Besluit d.d. 11 oktober 2005