Steeg 3 te Norg
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
2
(ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Plannaam:
Steeg 3 te Norg
Planidentificatienummer: NL.IMRO.1699.2014BP048-ow01 Versie:
Ontwerp
Datum:
28 april 2015
Gemeente
Noordenveld
In opdracht van
BBAW Bouwmanagement, ontwerp en engineering Pompstraat 20 9331 AN Norg
Opsteller
M. Bosman C.A.A. Heshusius
Contactadres
Fonteinkruidstraat 21 6841 KA Arnhem +31 (0)616448119
Afbeelding voorzijde
beeld projectlocatie bestaande situatie
Website
www.ruimtelijkplan.nl
(ontwerp)
3
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Planologisch regime 1.3 Uitgangspunten en begrenzing nieuw bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
6 6 7 7 7
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 2.1 Huidige situatie 2.2 Nieuwe situatie
8 8 10
Hoofdstuk 3 Beleidskaders 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid
11 11 12 12
Hoofdstuk 4 Milieukundige en ruimtelijke aspecten 4.1 Leefbaarheid 4.2 Verkeer en infrastructuur 4.3 Milieuzonering 4.4 Geluid 4.5 Luchtkwaliteit 4.6 Bodem 4.7 Externe veiligheid 4.8 Archeologie en cultuurhistorie 4.9 Water 4.10 Ecologie 4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
19 19 19 19 19 21 21 22 24 26 29 29
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving 5.1 Inleiding 5.2 Planvorm 5.3 Opzet van de regels
30 30 30 30
Hoofdstuk 6
33
Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg 7.1 Inloopavond 7.2 Inspraak 7.3 Wettelijk vooroverleg (art 3.1.1 Bro) 7.4 Zienswijzen
4
34 34 34 34 34
Inhoudsopgave (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Toelichting
Toelichting (ontwerp)
5
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Dit voorliggende document geeft de nieuwe planologische regeling voor een perceel aan de Steeg in Norg, gemeente Noordenveld. De regeling is nodig omdat de eigenaren van de grond een ontwikkeling voorstaan. Het plan heeft de plannaam "Steeg 3 te Norg" gekregen en zal bekend staan onder het planidentificatienummer NL.IMRO.1699.2014BP048-ow01 Dit document vormt de toelichting, regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. In het verleden stond aan de Pompstraat in Norg een grote boerderij. Het achterterrein had een achteruitgang op de Steeg om het vee naar de es te brengen. Na het verdwijnen van het agrarisch bedrijf in 1993, het verdwijnen van de bijgebouwen, schuren en kuilplaats, is ook de achteruitgang niet meer in gebruik. Zo bleef aan Steeg 3 een kavel over met een diepe tuin, alleen toegankelijk vanaf de Pompstraat. Deze situatie is voor de huidige eigenaren onbeheersbaar en ongewenst geworden, de tuin is te groot. Zij willen nu extra bebouwing toevoegen op het achterterrein, de kavel splitsen en één woning toevoegen met een ontsluiting op de Steeg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat het nieuwe bouwwerk aansluit op haar omgeving en een versterking is van het cultuurhistorische waardevolle gebied. Hiervoor zijn de eerste schetsen al besproken met de welstands- en monumentencommissie. Om woningbouw mogelijk te maken heeft BBAW bouwmanagement uit Norg afgelopen jaar diverse onderzoeken uitgevoerd, zodat een herontwikkeling van deze locatie voldoet aan de wettelijk verplichte vereisten. De verschillende rapportages zijn aangeboden aan de gemeente Noordenveld. Het college van B&W van de gemeente Noordenveld heeft op 9 juli 2014 besloten in principe medewerking te verlenen aan het oprichten van een woning aan Steeg 3 te Norg. Nadat op 1 mei 2014 de welstandscommissie het ontwerp van de woning heeft goedgekeurd heeft op 29 juli 2014 het college van B&W ingestemd met het opstarten van een bestemmingsplanprocedure voor het oprichten van een woning aan Steeg 3 te Norg.
Foto projectlocatie
6
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
1.2
Planologisch regime
Het vigerende bestemmingsplan ‘Centrumgebied Norg’ is vastgesteld op 29 maart 2007 en heeft een conserverend karakter. Het is bedoeld om de cultuurhistorische waarden en de karakteristieke ruimtelijke opbouw van het centrumgebied te beschermen en behouden. Voor de projectlocatie geldt een dubbele bestemming. Naast de bestemming Woongebied (Wg) geldt de (dubbel) bestemming 'terrein van hoge archeologische waarde' (zwarte arcering). Juridisch planologisch mag op de betreffende locatie geen woning gebouwd worden, er ligt namelijk geen mogelijkheid op om hoofdgebouwen te realiseren. Dat mag slechts binnen het donkergeel aangegeven deel. Om het bouwen van een woning mogelijk te maken is een bouwvlak nodig.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan met bijbehorende legenda
1.3
Uitgangspunten en begrenzing nieuw bestemmingsplan
Het plangebied ligt aan de Steeg in Norg en wordt ingesloten door twee bestaande woonkavels. Aan de achterzijde grenst het plangebied aan een perceel van de Pompstraat 20, waar het nu nog onderdeel van is. De nieuwe regeling maakt het mogelijk om één woning te realiseren die aansluit op de reeds aanwezige bebouwingskarakteristiek van de Steeg.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk twee volgt een korte planbeschrijving en wordt kort ingegaan op de verkeerskundige aspecten. In hoofdstuk drie worden de relevante de geldende beleidskaders beschreven. Hoofdstuk vier beschrijft de milieukundige en ruimtelijke aspecten van de locatie. In hoofdstuk vijf is de juridische opzet van het bestemmingsplan opgenomen. Tot slot gaan hoofdstuk zes en zeven in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Daarna volgen de regels van het plan.
Toelichting (ontwerp)
7
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Hoofdstuk 2
Planbeschrijving
De planbeschrijving beschrijft de bestaande situatie van het gebied. Het beschrijft hoe het ruimtelijk is opgebouwd, hoe de verkeersstructuur functioneert en welke functies er in de omgeving voorkomen.
2.1
Huidige situatie
De onderstaande luchtfoto geeft een beeld van het perceel in zijn omgeving. Met de zwarte lijn is het plangebied weergegeven. Op dit moment is het terrein vrij van bebouwing.
Ligging plangebied
De ruimtelijke opzet van de Steeg is een andere dan de ruimtelijke structuur van de Pompstraat en de Esweg (een uitgebreide beschrijving van de cultuurhistorische ontwikkeling is opgenomen in bijlage 2 (Cultuurhistorische analyse en stedenbouwkundige randvoorwaarden). De eerste bebouwing van agrarische bedrijven ontstond aan de Pompstraat en de Esweg. De Steeg had meer een secundaire functie. Via de Steeg werd namelijk het vee naar de weiden geleid. Hierdoor staat zichtbaar meer bebouwing aan de Pompstraat en de Esweg dan aan de Steeg. Naarmate de tijd vorderde, is er meer bebouwing toegevoegd aan de Steeg, met name voor ondersteunend personeel. Het gebied tussen Pompstraat, Esweg en Steeg kenmerkt zich door bebouwing overwegend in één laag met een kap. Aan de Pompstraat en de Esweg volgt de bebouwing de weg en is er sprake van een straatwand. Aan de Steeg is er een meer gevarieerd bebouwingsbeeld ontstaan. Van eenduidige structuur is echter geen sprake en een eenduidige beschrijving is niet te geven. Door de verdraaiing ofwel kromming in de straat, ontstaat er al een gevarieerd straatbeeld. Rooilijnen verspringen, bebouwing staat soms haaks, soms evenwijdig aan de straat.
8
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Stedenbouwkundige uitgangspunten
De percelen aan de Steeg zijn met hagen van elkaar gescheiden. Het terrein is een open ruimte, omringd met verschillende bomen. In het verleden diende het open terrein voor de opslag van veevoer. Het voer lag op verharding. Na het verdwijnen van het agrarisch bedrijf is het hele terrein tot een diepte van anderhalve meter gesaneerd en opgeschoond (1993).
Puin opruimen op de projectlocatie
Toelichting (ontwerp)
9
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
2.2
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie wordt er één woning toegevoegd aan de Steeg. Het toevoegen van een woning sluit goed aan bij de bestaande woningen in de straat. Het gebouw wordt maximaal één bouwlaag met een kap, haaks op de Steeg. Bijgebouwen komen verder naar achteren op het terrein, zodat de bijgebouwen niet het bebouwingsbeeld van de straat bepalen. Om het groene beeld te versterken in de straat ligt de voorgevelrooilijn op circa 15 meter uit de voorste perceelsgrens. In bijlage 1 (Ontwerp woning Steeg 3) is het goedgekeurde ontwerp toegevoegd.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
De ontsluiting komt aan de oostzijde van het perceel. De afstand van de zijdelingse perceelsgrens is ruim, zodat er voldoende ruimte is om parkeerplaatsen te realiseren op het zijerf. Uiteindelijk is ervoor gekozen om in afwijking van de stedenbouwkundige randvoorwaarden de kap een kwartslag te draaien, zodat het gebouw haaks op de straat komt te staan en minder ruimtelijke impact heeft. De commissie welstand heeft dit op 1 mei 2014 goedgekeurd.
10
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Hoofdstuk 3
Beleidskaders
3.1
Rijksbeleid
3.1.1
Structuurvisie infrastructuur en ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Deze structuurvisie betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt: Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Met bovengenoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen gemoeid die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Te denken valt aan excellente ruimtelijke economische structuur, energievoorziening en energietransitie, netwerken voor buisleidingen, efficiënt gebruik van de grond, zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de structuurvisie van het Rijk geen directe raakvlakken met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.1.2
Monumentenwet
De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op archeologisch onderzoek. In 2007 is de wet gewijzigd door het aannemen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). In 2009 is de Monumentenwet nogmaals gewijzigd met als gevolg dat alle gemeenten beslissingsbevoegd zijn en moeten beschikken over een monumentenverordening en een onafhankelijke en deskundige monumentencommissie.
3.1.3
Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Toelichting (ontwerp)
11
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
3.2
Provinciaal beleid
3.2.1
Omgevingsvisie en omgevingsverordening Drenthe
Op 2 juni 2014 heeft de provincie Drenthe de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld. Met deze omgevingsvisie wil de provincie binnen de kaders van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zelf actief aan de slag vanuit de basishouding 'Decentraal wat kan, centraal wat moet'. Deze omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie kent een duidelijke relatie met bestaande programma's en plannen. Dat geldt op landsdelig niveau (bijvoorbeeld de Gebiedsagenda Noord - Nederland en de Samenwerkingsverband Noord -Nederland (SNN) - agenda), op regionaal niveau (bijvoorbeeld Regiovisie Groningen - Assen), op provinciaal niveau (bijvoorbeeld Regionaal Specifiek Pakket (RSP) en provinciaal Meerjarenprogramma (pMJP) en uitwerkingen van het collegeprogramma van Gedeputeerde Staten (GS) (bijvoorbeeld programma Klimaat en Energie). Deze programma's en plannen zijn medebepalend geweest bij het tot stand komen van de Drentse omgevingsvisie en worden benut bij de uitvoering ervan. Bestaande bestuurlijke afspraken zijn gerespecteerd. De omgevingsvisie is uitgewerkt in een omgevingsverordening. In deze Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen: de provinciale structuurvisie op grond van de Wro; het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm); het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving; het Provinciaal Verkeers -en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De missie van de provincie is het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten. De gemeente Noordenveld maakt onderdeel uit van de regio Groningen - Assen, de belangrijkste concentratie van bevolking en werkgelegenheid in Noord-Nederland. De regio streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid, een voldoende gevarieerd woningaanbod, en behoud van rust, ruimte en schone lucht. Norg ligt in een Esdorpenlandschap. Het provinciaal belang is gericht op het borgen van de samenhang van het dorp met de brink en de essen. Het beleid richt zich op herstel van de samenhang, waar nodig door middel van bebouwing in het dorp. Het toevoeging van één woning sluit aan op ambitie van de provincie, het bieden van een gevarieerd woningaanbod.
3.3
Gemeentelijk beleid
In de volgende paragraaf zijn de vastgestelde beleidskaders van de gemeente Noordenveld opgenomen die relevant zijn voor de ontwikkeling.
3.3.1
Vigerend bestemmingsplan
Op de planlocatie geldt het bestemmingsplan Centrumgebied Norg, vastgesteld door de raad op 29 maart 2007. Voor het perceel geldt de bestemming Woongebied, artikel 4. In de doeleindenomschrijving is opgenomen dat de aangewezen gronden bestemd zijn voor: wonen, aan huis gebonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw met een maximum van 45 m2, verkeer en verblijf, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water,
12
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
en tevens voor: zakelijke dienstverlening, voor zover de gronden zijn aangegeven met "dienstverlening", lichte industrie, groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid-, en installatiebedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen, voor zover de gronden zijn aangegeven met "bedrijven"; detailhandel voor zover de gronden zijn aangegeven met "detailhandel", een molen, voor zover de gronden zijn aangegeven met "molen". In de bebouwingsbepalingen staat onder andere dat voor wonen de hoofdgebouwen binnen de aangegeven bouwvlakken moeten worden gebouwd en het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal. De realisatie van een woning ter plaatse van Steeg 3 is daardoor niet mogelijk. In de 'vrijstellingsbepalingen van de bebouwingsmogelijkheden' zijn geen mogelijkheden opgenomen om hiervoor vrijstelling te kunnen verlenen. Onder Artikel 16 is een regeling opgenomen ten behoeve van archeologische waarden. Het plangebied heeft de dubbelbestemming "terrein van hoge archeologische waarde". Onder de bebouwingsbepalingen staat opgenomen dat nieuwe bouwwerken mogen worden opgericht met een oppervlakte van ten hoogste 50m2 voor zover het de hoofdbestemming toelaat. Op het gehele terrein geldt een aanlegvergunningstelsel. Voor de realisatie moet duidelijk zijn of archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn.
3.3.2
Woonvisie
In 2000 heeft de gemeente haar Woonnota 'Noordenveld, een gemeente om te wonen' vastgesteld. In februari 2006 is de woonvisie herijkt met de 'Tussenbalans'. De regiovisie Groningen - Assen was volop in ontwikkeling en door de conjunctuur is deze gewijzigd. Aan de hand van de demografische trends wordt het verder programma aangepast en via een thematische weg wordt het woonbeleid voor de gemeente neergezet, ingezoomd op het woonprogramma. Daarbij wordt een vraagverschuiving verwacht van eensgezinswoningen naar wonen voor kleine huishoudens en met name naar wonen voor senioren. Uit het oogpunt van volkhuisvesting (‘contingentering’) is er geen bezwaar tegen het oprichten van een woning aan Steeg 3 te Norg. Binnen de Regiovisie Groningen - Assen is conform de ladder voor duurzame verstedelijking afgesproken dat toevoeging aan de woningvoorraad zoveel mogelijk binnendorps en binnenstedelijk plaatsvindt. Om incidentele d.w.z. niet ingeplande toevoegingen mogelijk te maken, hebben alle gemeenten binnen het samenwerkingsverband van de regio op hun door de regio vastgestelde planningslijsten een pm post opgenomen. Dat geldt ook voor Noordenveld. De pm-post van Noordenveld, heeft nog ruimte voor deze ontwikkeling.
3.3.3
Welstandsnota
In 2008 is de Welstandsnota voor de gemeente opgesteld en vastgesteld door de raad op 18 december 2008. De welstandsnota heeft als belang de lokale gemeenschap een aantrekkelijke bebouwde omgeving te behouden. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen daarbij met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving. Een aantrekkelijke leefomgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. Voor de hele gemeente gelden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria. De algemene welstandscriteria gaan in op: relatie tussen vorm, gebruik en constructie; relatie tussen bouwwerk en omgeving; betekenis van vormen in de sociaal-culturele context; evenwicht tussen helderheid en complexiteit; schaal en maat verhoudingen; materiaal, textuur, kleur en licht.
Toelichting (ontwerp)
13
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
De gebiedsgerichte welstandscriteria zijn opgedeeld in verschillende gebieden. De straat Steeg behoort tot deelgebied 1, Norg - Dorpscentrum en Esweg. De gebiedsbeschrijving is als volgt: "Het centrum van Norg wordt gekarakteriseerd door de brinkenstructuur. Aan de centrale brink ligt de oude kerk. Rondom de brinken is in de loop der eeuwen bebouwing ontstaan. Het betrof hier voornamelijk kleinschalige en traditioneel-ambachtelijk e bebouwing in de vorm van boerderijen. In de loop van de negentiende en twintigste eeuw was sprake van een verdichting waarbij ook niet-agrarische bebouwing werd gerealiseerd. Het ging hierbij om woningen al of niet in combinatie met functies zoals winkels, horeca en dergelijke. In dit gebiedsdeel is de verdichting niet ten koste gegaan van de oorspronkelijke structuur en bleef het traditionele bebouwingsbeeld bestaande uit voornamelijk boerderijbebouwing dominant. Opvallende bouwwerken zijn de kerk en het herenhuis aan de westkant." Het beleid is gericht op handhaving en versterking van de structuur en de bebouwing. Het bestemmingsplan houdt hier rekening mee. De omgeving van de kerkbrink en de Esweg wordt beschouwd als waardevol. Binnen dit gebied worden geen opvallende ontwikkelingen verwacht ten aanzien van de bebouwing. De criteria zijn voor het hele gebied als volgt uitgewerkt: Ligging/situering de bebouwing dient min of meer vrij in de ruimte te liggen (conform huidige situatie); de bebouwing staat in een onregelmatige rooilijn; de oriëntatie/richting van de hoofdvorm is niet eenduidig ten opzichte van elkaar maar wordt bepaald door de positie van de entree (bij een boerderij veelal de baanderdeur); er moet gestreefd worden naar een dorpse overgang van straat naar particulier erf middels hagen of eenvoudige groenaanleg. Maatvoering/massa de hoofdvorm dient te worden bepaald door één bouwlaag met duidelijke en langgerekte kap, tenzij de huidige situatie hiervan afwijkt; de massaopbouw is enkelvoudig (woning onder één kap) of kent een duidelijk onderscheid tussen representatief deel (woonhuis) en bedrijfsdeel; in hoeksituaties of hoekligging is een samengestelde hoofdvorm niet uitgesloten; de vormbehandeling is geënt op de ambachtelijk-traditionele bouw; bijgebouwen zijn ondergeschikt; bij boerderijen bij voorkeur op het achtererf (tenzij het een stookhok betreft); aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt. Vorm/gevelopbouw in bestaande gevels domineert de traditionele indeling waarbij de gevelopeningen vooral een verticale gerichtheid hebben; bij boerderijen zijn de (langs)gevels van het bedrijfsgedeelte laag en is de gevelcompositie eenvoudig; detaillering is eenvoudig maar verzorgd (zoals blijkt uit duidelijke dagmaten, zorgvuldige kozijn- en raamverhoudingen, zorgvuldig vormgegeven goten et cetera); nieuwe invullingen kunnen modern zijn, mits ze respect tonen voor de omliggende kwaliteiten (zonder dat daarbij direct sprake is van imitatie). Materiaal/kleurgebruik gevels met toepassing van baksteenachtige materialen in aarde kleuren en/of hout; daken met riet en/of gebakken pannen, met uitzondering van hoogglans geglazuurde en daarmee gelijk te stellen dakpannen, omdat die niet passend zijn in een historische omgeving; afwijkende materialen en kleuren dienen respectvol te zijn ten opzichte van omliggende kwaliteiten; kleurgebruik is traditioneel. De welstandscommissie heeft op 1 mei 2014 het ontwerp van de woning voor het perceel Steeg 3 goedgekeurd.
14
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
3.3.4
Milieubeleidsplan
Op 18 december 2008 heeft de Raad van de gemeente Noordenveld het Milieubeleidsplan 2008-2012 vastgesteld. Onder de hierin opgenomen ambities staat vermeld dat de gemeente Noordenveld in haar overkoepelend beleid inzet op: het behouden van de werkgelegenheid en de voorzieningenstructuur van de grote kernen; het handhaven van de bestaande kwaliteiten van de kleinere dorpen en het landelijk gebied; duurzame ontwikkelen, waarbij een balans wordt nagestreefd tussen ecologische, economische en sociale duurzaamheidaspecten. De ontwikkeling is een lokaal initiatief en draagt bij aan de voorzieningenstructuur. In de verdere uitwerking van het plan zal waar mogelijk duurzame materialen worden toegepast.
3.3.5
Landschapsbeleidsplan
Aanleiding voor de gemeente Noordenveld om een Landschapsbeleidsplan (LBP) op te laten stellen is het feit dat na de gemeentelijke herindeling de bestaande LBP's niet meer gemeentedekkend waren. Het Landschapbeleidsplan is in 2002 opgesteld. Het LBP vormt een kader voor alle maatregelen die betrekking hebben op natuur en landschap in de gemeente Noordenveld. In het landschapsbeleidsplan voor het buitengebied van de gemeente Noordenveld wordt een visie weergegeven welke zich richt op het bieden van ruimte aan nieuwe processen en het versterken en behouden van bestaande waarden. Het LBP geeft beleid aan en doet op een abstract niveau uitspraken over hoe om te gaan met het landschap. Het LBP biedt houvast bij nieuwe ontwikkelingen en heeft aandacht voor accenten en bijzonderheden in het landschap. Het landschapsbeleidsplan heeft geen juridische status. Het is een toetsend en kaderstellend beleidsdocument, de aanbevelingen en voorstellen uit dit plan zijn dus niet dwingend van karakter. De cultuurhistorische waarden zijn hoog in de gemeente Noordenveld. Dit blijkt wel uit de genoemde vondsten en restanten uit het verleden. Het Norger esdorpenlandschap is één van de best bewaarde en meest herkenbare landschappen van Nederland. Het landschapstype is een typisch agrarisch cultuurlandschap. De opbouw van dit landschapstype komt voort uit het agrarisch gebruik en is sterk gerelateerd aan de lokale agrarische dorpsgemeenschap. Voor het in stand houden van het esdorpenlandschap was een agrarisch grondgebruik van groot belang. De huidige landbouw is echter te grootschalig, kleinschalige landbouw is dan ook een voorwaarde. Voor een aantal plekken geldt dat gestreefd dient te worden naar maatregelen die tot op detailniveau doorwerken. Dit geldt voor het behouden en beschermen van karakteristieke dorpsopbouw in het esdorpenlandschap (losse structuur, gericht op het landschap, entrees van dorpen door middel van lanen, akkerbouwcomplexen), het beschermen van de belangrijkste cultuurhistorische landshapskenmerken, zoals de karakteristieke erf beplantingen, zoals de hagen, de groentetuinen en de kleine boomgaarden.
3.3.6
Groenvisie
In hetzelfde jaar als het Landschapsbeleidsplan (2002) is ook de Groenvisie Noordenveld opgesteld. In de Groenvisie wordt het huidige groen naar inrichting en beheer in beeld gebracht. Het plan legt de groenstructuur en de gewenste kwaliteit voor het groen in de gemeente vast. Allereerst is een visie op hoofdlijnen en basisstrategieën uiteengezet dat uiteindelijk uitmond in een actieplan. De volgende doelstellingen zijn geformuleerd voor de groenstructuur: 1. behouden en versterken van de landschappelijke uitstraling en de karakteristieke opbouw van de dorpen; 2. aandacht voor de vele cultuurhistorische aspecten; 3. streven naar een groenstructuur waarin ecologisch groen een wezenlijke plek krijgt; 4. versterken van identiteit van afzonderlijke 'plekken' in voornamelijk de grote kernen, zoals centrum Roden en groene 'brinken' in de woonwijken.
Toelichting (ontwerp)
15
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
De volgende doelstellingen zijn geformuleerd voor de groenkwaliteit: binnen de kom streven naar 'cultuurlijk' groen met hoge kwaliteit; buiten de kom streven naar groen met een basis kwaliteit en waar mogelijk streven naar 'natuurlijk groen'. In de kleinere dorpen hebben erven soms nog de oorspronkelijke erfindeling en het karakteristieke aanzicht. Langzamerhand vervaagt dit echter doordat moderne beplantingen en tuinelementen aan het erf worden toegevoegd. Om deze dorpen met hun karakteristieke indeling en beeld te behouden dient aandacht te zijn voor de oorspronkelijke erfbeplantingen en erfopbouw. De gemeente kan bewoners stimuleren hun erf verantwoord in te richten en te onderhouden door middel van bijdragen in de aanleg en/of beheerkosten. Landschapsbeheer Drenthe regelt subsidie voor herstel en onderhoud aan erfbeplanting. Identiteitsdragers Norg herkenbare esdorpenstructuur brink met kerk en dorpscafé oude, zware boombeplantingen ingebed in groot boscomplex boermarken Groen als begeleiding of als verbinding met het landschap In Norg heeft het groen een duidelijk begeleidende functie, de bezoeker wordt een natuurlijke wijze de entree van het dorp naar de kern van het dorp geleid. De opbouw bestaat uit veelal oude, zware lanen naar de kern van het dorp toe. De kern wordt veelal gekenmerkt door losse boomgroepen en open ruimten. De samenhang van deze opbouw door open ruimten, lanen, losse bomen en bos is zeer waardevol door de cultuurhistorische achtergrond en de verbinding met het landschap. Het is van groot belang deze oude structuur te behouden en te beschermen. Groene ruimten in woonomgeving (brinken) In Norg zijn een aantal cultuurhistorische brinken te vinden. Het samenspel tussen de gegroepeerde boerderijen en de brinken is nog een goed bewaard kenmerk van het Drentse esdorp. Bij het beheer van deze waardevolle brinken is het van belang bij vernieuwing of herplant in te spelen op het verhaal van het ontstaan en de functie van de brink. De entrees worden duidelijk aangegeven door een onderbreking van de lanen. Veelal ligt deze 'aanwijzing' nog bij de entree van de oude dorpskern. Vanuit historisch oogpunt is dit waardevol en dus van belang om te behouden.
Uitsnede Groenvisie Op de afbeelding is te zien dat de projectlocatie vrij is van een aanduiding. Aan de rand van het projectgebied geeft volgens de legenda de aanduiding 'bos binnen bebouwing'. De locatie ligt tussen
16
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg twee cultuurhistorische brinken die behoudenswaardig zijn. De Steeg vormt geen cultuurhistorische radiaal. Voor Norg komen er geen specifieke acties voor uit de Groenvisie. De locatie ligt niet aan een brink. Wel dient er aandacht te zijn voor een zorgvuldige erfbeplanting. De locatie ligt van de openbare weg af en wordt gescheiden door een groenstrook. Ook is er op de erfgrens een haag aanwezig die het perceel met de openbare ruimte scheidt. De haag sluit aan op de hagen van de aangrenzende percelen en bepaalt in sterke mate het groene beeld van het straatprofiel.
3.3.7
Waterplan
Het doel van het Waterplan is het verkrijgen van een gezamenlijke visie op het stedelijke en landelijke waterbeheer, het afstemmen van waterbeleid tussen de gemeente, het waterschap en andere partijen en het maken van concrete afspraken over ambities, maatregelen en de bekostiging daarvan. Het Waterplan is tot stand gekomen door middel van een interactief planvormingsproces. De projectgroep, bestaande uit leden van de gemeente, het waterschap en de Dienst Landelijk Gebied, is vanaf het begin gesteund door een klankbordgroep, waarin vertegenwoordigers zaten van belangengroeperingen uit de gemeente Noordenveld (bijvoorbeeld alle dorpsbelangenverenigingen, de visverenigingen maar ook NLTO, natuurorganisatie en recreatieondernemers). De Raad van de gemeente heeft het Waterplan op 23 februari 2006 vastgesteld. Het Waterplan Noordenveld bestaat uit twee onderdelen: de visie en het projectenplan. Aan de visie ligt een achtergronddocument ten grondslag, waarin een beschrijving van het gebied staat en een kansenen knelpuntenanalyse. In het projectenplan zijn de voorgestelde maatregelen uitgewerkt met een inschatting van de kosten van de maatregelen. In de Visie is de missie voor water in de gemeente Noordenveld verwoord. Deze luidt als volgt: Door een duurzame en integrale benadering van water een optimale situatie scheppen voor een hoogwaardige, leefbare en economisch gezonde gemeente, nu en in de toekomst. Belangrijke ingrediënten voor dit Waterplan vanuit de beleidskaders zijn: vasthouden, bergen en dan pas afvoeren van water; schoonhouden, scheiden en dan pas zuiveren van waterstromen; toepassen van de Watertoets bij ruimtelijke planvorming: de Watertoets is een onderbouwing in bijvoorbeeld bestemmingsplan- of andere planologische procedures waarin de gevolgen voor water beschreven zijn. Hierover vindt overleg plaats met gemeente en waterschap. Het Waterplan heeft drie koersen die altijd toepasbaar zijn. De drie te onderscheiden koersen met bijbehorende doelstellingen zijn; Integraal en duurzaam: water vertalen in ruimtelijke plannen, het voorkomen en opheffen van wateroverlast, het voorkomen van verdroging en het verbeteren van de waterkwaliteit; functioneel en belevingswater: vergroten en verbeteren van de functies van het water en het vergroten van de landschappelijke en ecologische waarde; proces en organisatie: structureren van de samenwerking tussen verschillende partijen, het creëren van maatschappelijke draagkracht voor duurzaam omgaan met water en het scheppen van duidelijkheid over verantwoordelijkheden. Op basis van de landschappelijke kenmerken van de gemeente Noordenveld is in het Waterplan de gemeente ingedeeld in drie deelgebieden: Noord, Midden en Zuid. Elk deelgebied kent zijn eigen accenten en koersen ten aanzien van water. Norg valt in het deelgebied Zuid. Dit deelgebied bestaat uit zand. Kenmerkend voor dit deelgebied is de mogelijkheid voor het infiltreren van water. Initiatieven van burgers om water af te koppelen en/of te infiltreren worden hier gestimuleerd.
3.3.8
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2013 - 2017
De gemeente Noordenveld heeft in 2012 het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan opgesteld. De gemeente dient in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) naast de gebruikelijke zorg voor de riolering vast te leggen hoe zij deze wettelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater vervult.
Toelichting (ontwerp)
17
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
De doelen van de gemeentelijke watertaken zijn: 1. Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt. 2. Doelmatig inzamelen van regenwater (daar waar de perceelseigenaar redelijkerwijs niet in staat is dit zelf te doen). 3. Doelmatig verwerken van het ingezameld regenwater. 4. Voorkomen dat grondwater de bestemming van een gebied structureel belemmert. 5. Voorkomen van overlast voor de omgeving (in de brede zin van het woord). Voor particulieren geldt dat de grondeigenaar verantwoordelijk is voor de staat van zijn woning en perceel. Dit betekent dat hij zelf verantwoordelijk is voor het op eigen perceel treffen van maatregelen voor de inzameling van stedelijk afvalwater en de afwatering van hemel- en grondwater. Zo is hij in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het hemelwater wat op zijn terrein valt. Ook de gevolgen van overtollig grondwater of een lage grondwaterstand vallen onder de verantwoordelijkheid van de grondeigenaar. Pas als de particulier zich niet met redelijke inspanning van deze zorg kan ontdoen ligt er een taak voor de gemeente. Het ingezamelde stedelijke afvalwater dient de eigenaar tot de perceelsgrens af te voeren. Hier gaat de verantwoordelijkheid over naar de gemeente. Veelal is op de erfgrens een zogenaamd ontstoppingsstuk aangebracht. Via dat ontstoppingsstuk kan in geval van een verstopping worden nagegaan in welke deel van de riolering de verstopping aanwezig is (particulier of gemeente).
18
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Hoofdstuk 4 4.1
M ilieukundige en ruimtelijke aspecten
Leefbaarheid
De gemeente Noordenveld wil in principe medewerking verlenen aan nieuwe functies in vrijkomende gebouwen (scholen, voormalige agrarische bedrijven, etc.) en karakteristieke panden, mits passend in de omgeving. De gemeente wil kleinschalige initiatieven op het gebied van bedrijvigheid, horeca, recreatie, cultuur en maatschappelijke voorzieningen stimuleren. De locatie betreft een voormalig agrarisch bedrijf. In het verleden is bedrijfsbebouwing verwijderd op de locatie waar de initiatiefnemer een woning wil realiseren. Voorafgaand aan het verwijderen van de bebouwing heeft de gemeente aangegeven dat ze in principe bereid is medewerking te verlenen aan de realisatie van een woning na sanering van het agrarisch bedrijf. Door sanering van een agrarisch bedrijf ontstaat er een verbetering van de leefbaarheid van het gebied.
4.2
Verkeer en infrastructuur
Het perceel Steeg 3 ligt aan de Steeg en binnen de bebouwde kom van Norg. De Steeg verbindt de Esweg met de Schoolstraat en in het straatprofiel ligt een verharding van klinkers. Het straatprofiel is smal en heeft aan weerszijden een groene berm. Er geldt een 30 km/uur-regime. Er is voldoende ruimte op het terrein om te voorzien in de parkeerbehoefte voor één woning. Het toevoegen van een extra uitrit op een weg met een 30km/uur regime is mogelijk.
4.3
Milieuzonering
Milieuzonering is erop gericht om bij zowel de bestaande als nieuwe functies te voldoen aan het geldend (milieu)beschermingsniveau. Bij een onderzoek naar milieuzonering wordt gekeken naar samenhang tussen milieugevoeligheid en milieubelasting van bestaande en nieuwe functies. Naast de functie wordt ook rekening gehouden met het karakter van de omgeving. De invloed van omliggende bedrijven en overige activiteiten op de milieukwaliteit binnen de ontwikkelingslocatie wordt bepaald door de gevoeligheid van functies binnen het plan en door de redelijkerwijs te verwachten milieubelasting van activiteiten in de omgeving. In de omgeving van het perceel zijn geen milieuhinderlijke bedrijven aanwezig. De toevoeging van een woning heeft geen milieuhinderlijke gevolgen op haar omgeving.
4.4
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals bijvoorbeeld woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.
Toelichting (ontwerp)
19
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Op basis van artikel 74 van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur-gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen- of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het algemeen komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied. Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting. De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde. Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt: 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan, of hoger is dan 70 km/uur; 2 - 5 dB voor overige wegen. Overigens mag de aftrek niet worden toegepast voor het bepalen van de in het Bouwbesluit omschreven vereiste geluidwering. Goede ruimtelijke ordening De Steeg ligt in een 30 km/uur-zone. Hierdoor is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Toch kan de geluidbelasting van wegen in een 30 km/uur-zone hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Bekend is dat al vanaf een intensiteit van 1.500 motorvoertuigen per etmaal bij asfalt/stille klinkers of 600 motorvoertuigen per etmaal bij klinkers de voorkeurswaarde al kan worden overschreden. Daarom moeten in het kader van een goede ruimtelijke ordening voor Steeg 3 wel de geluidsaspecten worden beoordeeld. Het is gezien de aard en breedte van de weg aannemelijk dat de verkeersintensiteit beneden 600 motorvoertuigen per etmaal blijft. Met deze intensiteit is een indicatieve berekening van het verkeerslawaai op de voorgevel uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de gevelbelasting (met aftrek art. 110 Wet geluidhinder) uitkomt op 56 dB. Hoewel dit meer is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan deze waarde binnen de bebouwde kom in een bestaande woonomgeving als acceptabel worden beschouwd. Zodoende is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Geluidsituatie in plangebied De Steeg ligt in een 30 km/uur-zone binnen de bebouwde kom. Er zijn geen andere (autosnel)wegen in de omgeving waarvan de zone Steeg 3 raakt of overlapt. De gevel komt op minimaal 13 meter vanuit de kant (bermstrook) van de weg. Indicatief is berekend dat de gevelbelasting op de voorgevel, ter plaatse van de voorgevelrooilijn, uitkomt op 61 dB. Op de linkerzijgevel (vanaf de weg gezien) is de belasting 58 dB. In het kader van het Bouwbesluit moet daarom worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels zodanig groot is, dat aan de binnenwaarde wordt voldaan. Dit betekent dat bij de aanvraag om Wabo-vergunning in het kader van het aspect Bouwen een onderzoek naar geluidswering van de gevels moet zijn gevoegd, waaruit blijkt dat de geluiddemping voldoende groot is.
20
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
4.5
Luchtkwaliteit
Luchtvervuiling is schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu. Verkeer, industrie en huishoudens brengen grote hoeveelheden schadelijke stoffen in de lucht. Het doel van de op 15 november 2007 van kracht geworden Wet luchtkwaliteit, als onderdeel van de Wet milieubeheer, is mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. De wet bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In de wet is aangegeven in welke gevallen gemeenten en provincies de luchtkwaliteit in kaart moeten brengen en wanneer zij maatregelen dienen te treffen. Nieuw zijn, naast de wijzigingen in de Wet luchtkwaliteit, een aantal nieuwe Ministeriële regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's). Een van deze nieuwe AmvB's is de AmvB 'Niet in Betekende mate' (NIBM). Projecten die 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreinigingen, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden). Hiervoor wordt een grens gehanteerd van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10 projectbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 µg/m3. Als van een project aannemelijk is gemaakt dat het niet meer dan 1,2 µg/m3 aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 bijdraagt, is het 'NIBM' vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht uit de Wet milieubeheer. In het verlengde van een goede ruimtelijke ordening is per 16 januari 2009 het Besluit gevoelige bestemmingen van kracht. Dit Besluit ziet erop toe dat gevoelige groepen niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling nabij provinciale en rijkswegen. Zo zijn bijvoorbeeld voorzieningen bedoeld voor langdurig verblijf voor ouderen, kinderen en zieke personen aangemerkt als gevoelige bestemmingen. Woningen zijn hierbij niet als gevoelige bestemming aangemerkt. Desondanks is het vanuit een goede ruimtelijke ordening zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. De woning aan Steeg 3 valt onder de werking van de Regeling NIBM. Hierin is vastgelegd dat projecten met maximaal 1.500 woningen zijn vrijgesteld van berekeningen en toetsing aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, omdat deze bij voorbaat al voldoen aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit. Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet van kracht, omdat woningen niet zijn aangemerkt als gevoelige bestemming. Gezien op het bovenstaande kan voor het aspect luchtkwaliteit worden gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, en dat hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid 1 sub c uit de Wet milieubeheer. Daarnaast wordt er ook voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening, omdat er in het plangebied en de directe omgeving geen grenswaarden worden overschreden. Een luchtonderzoek is op basis van de situatie overbodig, omdat het slechts één woning betreft die onder de werkingssfeer van de Regeling niet in betekenende mate valt.
4.6
Bodem
Terra bodemonderzoek BV heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is opgenomen in de bijlage (Verkennend bodemonderzoek). Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse norm NEN 5740. Een bodemonderzoek moet uitkomst geven of de grond geschikt is voor het beoogde gebruik, namelijk om op Steeg 3 een woonbestemming te realiseren. Hierbij wordt onderzocht in hoeverre de locatie schoon is te verklaren. De hypothese "onverdacht" dient te worden verworpen. Niet alle analyseresultaten voldoen aan de achtergrondwaarden. Tijdens het verkennend asbestonderzoek ter plaatse van de puinhoudende grond is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. De zeer lichte verontreiniging met lood in de bovengrond hangt vermoedelijk samen met de aanwezige puinresten.
Toelichting (ontwerp)
21
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Op basis van de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de onderzochte grond aan de (Toetsingsregel) achtergrondwaarden en valt de grond in de categorie 'altijd toepasbaar'. De onderzochte grond bevat weinig puin. Het gemiddelde puingehalte ligt vermoedelijk ruim beneden de 10% (W/W). Door de bemonsteringsmethode (edelmanboor) is deze schatting indicatief van aard. Omdat tijdens het verkennend asbestonderzoek geen asbestverdacht materiaal is aangetroffen, kan nader asbestonderzoek ons inziens achterwege blijven. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen. De aangetroffen concentraties vormen geen risico's voor de volksgezondheid, het milieu en/of het ecosysteem. Uit milieuhygiënisch oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen. Gesteld kan worden dat de aangetroffen overschrijdingen geen aanleiding geven tot het instellen van een vervolgonderzoek.
4.7
Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven. Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vervat in de circulaires 'Zonering langs hogedruk aardgasleidingen' (1984) en 'Voorschriften zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie' (1991). Het Ministerie Infrastructuur en Milieu bereidt een nieuw Besluit buisleidingen voor dat deze Circulaires binnenkort zal vervangen. Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang: Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden. Hoogspanningsleidingen: Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseerde de toenmalig Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Zendmasten: Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellingslimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet (1998). Detailgegevens over risicocontouren van specifieke zendmasten zijn geregistreerd op de website www.antenneregister.nl.
22
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Uitsnede risicokaart (Bron: risicok aar) Risicobedrijven: Er zijn geen inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.Op 580 meter van het plangebied ligt een LPG vulpunt. Het vulpunt heeft geen invloed op de ontwikkeling. Transport van gevaarlijke stoffen: Er zijn geen transportroutes aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. Buisleidingen: Op 760 meter ligt een buisleiding van de Gasunie. Er is geen buisleiding aanwezig die met risicocontouren het plangebied beïnvloeden. Hoogspanningslijnen: Er zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. Zendmasten: Volgens de gegevens op de website www.antenneregister.nl zijn in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig. De dichtstbijzijnde antennemast ligt op de hoek Schapendrift Langeloerweg, ongeveer 780 meter van het plangebied af en heeft geen invloed op het plangebied.
Toelichting (ontwerp)
23
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Beoordeling nieuwe risicosituatie: De toekomstige situatie zal naar verwachting niet leiden tot het ontstaan van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico. Er is daarom geen noodzaak voor (nader) onderzoek van de externe veiligheidsaspecten. Conclusie Er is zowel in de bestaande als de nieuwe situatie geen sprake van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico en er is geen noodzaak voor het uitvoeren van een risicoanalyse. Het plangebied voldoet daarmee voor zowel het PR als het GR aan het ambitiekwaliteitsniveau.
4.8
Archeologie en cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Cultureel erfgoed bestaat uit archeologische, historisch-(steden)bouwkundige en historisch-geografische aspecten. Een complete inventarisatie van cultureel erfgoed bevat daarom een beschrijving van deze drie waarden (voor zover aanwezig in een gebied): Archeologische waarden zijn de bijzondere zichtbare en onzichtbare resten van vroegere culturen op het land, in de bodem en onder water. De historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren, terpen en wegen. Bij historisch-(steden)bouwkundige waarden gaat het om gebouwde elementen met een bijzondere betekenis, zoals molens, bruggen, kastelen of hele dorpen en binnensteden. 4.8.1
Archeologie
De gemeente Noordenveld heeft op 3 oktober 2012 de gemeentelijke erfgoedverordening met bijhorende archeologische beleidsadvieskaart voor de hele gemeente vastgesteld. In de onderstaande figuur is een uitsnede van de beleidsadvieskaart weergeven. Uit de figuur kan opgemaakt worden dat ter plaatse van Steeg 3, sprake is van een terrein van hoge archeologische waarde (AMK 14006).
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart Volgens de gemeentelijke erfgoed verordening en bijbehorende beleidsadvieskaart mogen deze terreinen 24
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg van hoge archeologische waarde niet worden verstoord. Het verbod is niet van toepassing indien de bodemingreep: betrekking heeft op een reeds verstoord gebied; niet dieper reikt dan 30 cm; een gebied betreft kleiner dan 100 m2. Het verbod is verder niet van toepassing indien een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn. Toetsing Op het terrein heeft eerder een boerderij gestaan. Deze boerderij is in begin jaren ’90 gesaneerd, waarbij in de periode 1992, 1993 de toenmalige opstallen (inclusief funderingen) zijn gesloopt. De funderingen, inclusief mestgruppen van de stallen, zijn hierbij ook verwijderd. Deze hadden een diepte van ongeveer 150 cm onder maaiveld. Ook de voersilo’s inclusief funderingen en betonplaten zijn verwijderd, deze zaten op een diepte van ongeveer 100 – 150 cm. Het volledige terrein is destijds volledig afgegraven, waarbij de grond is omgezet tot een diepte variërend van ongeveer 100 cm tot 150 cm en vervolgens is aangevuld met ongeveer 1000 m3 schone grond. Conclusie In overleg met de stichting Libau is er tot de conclusie gekomen, dat de bodem ter plaatse van ontwikkeling dermate is verstoord, dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
4.8.2
Historisch-geografische waarden
Het plangebied is gelegen in het dorp Norg. Norg kent een oude bewoningsgeschiedenis. Het dorp wordt voor het eerst in 1139 genoemd (Nurh of Nurech, later Norich) in een akte van de bisschop van Utrecht. De naam betekent 'het veld in het noorden' of 'het noorderveld'. Norg ligt namelijk ten noorden van het Norgerholt, een van de oudste bosrestanten van Nederland. Norg kan worden aangemerkt als een esdorp. Rondom de kern liggen essen, waarvan de oudste dateren uit de periode 650-750 na Christus. Het dorp Norg ontstaat in de middeleeuwen op de hoger gelegen zandgronden van het Drents Plateau. De gronden zijn geschikt voor akkerbouw, terwijl de beekdalen die in de winter onder water staan, worden gebruikt voor veeteelt. Er ontstaan in het gebied eenmansbedrijven die in groeperingen tot stand komen. Zo ontstaat Norg rond twee boerderijgroepen aan respectievelijk het Oost- en Westeind. Rondom de brink bouwen de boeren hun boerderijen met erven, waarbij de brink de functie heeft voor de samenkomst van de dorpsgemeenschap. Op de brinken stonden vroeger ook schaapskooien. Met het verdwijnen van de schapen zijn ook deze schaapskooien veelal verdwenen. Op dit moment is nog veel van de oude structuur te herkennen. Hierover is meer te vinden in bijlage 2, de Cultuurhistorische analyse.
4.8.3
Historisch-(steden)bouwkundige waarden
Zoals hiervoor reeds is geschetst, is Norg ontstaan in de middeleeuwen op de hoger gelegen zandgronden van het Drentse Plateau. Het dorp is ontstaan rond twee boerderijgroepen aan respectievelijk het Oosteind en het Westeind die gescheiden waren door een tussengebied. Geleidelijk breidden beide kernen zich uit en rond de dertiende eeuw ging het tussengebied deel uitmaken van het dorp. Rondom de Steeg is de middeleeuwse structuur van een esdorp met hoofdzakelijk bebouwing in de vorm van (voormalige) boerderijen en een aantal brinken nog duidelijk aanwezig. Rondom het plangebied
Toelichting (ontwerp)
25
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg zijn verschillenden monumentale boerderijen, karakteristieke panden, groenstructuren, waaronder het brinkje aan de Esweg, aanwezig. Deze gebiedseigen karakteristieken geven een authentieke sfeer aan het gebied. Het plangebied en het gebied rondom zijn dan ook aangemerkt als een cultuurhistorisch waardevol gebied. De opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen en een afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimten. Het beeld wordt bepaald door kleine en iets grotere boerderijen. Deze zijn veelal voorzien van een lage gootlijn, kleine ramen aan de zijkant en rieten daken. Op de erfgrenzen staan veelal beukenhagen en op sommige plekken ontbreekt een erfafscheiding en is sprake van een open grasstrook tussen de weg en bebouwing. Vooral de open en directe relatie tussen erf en openbaar gebied leidt tot de sfeer van informele gemeenschappelijkheid. Het behoud van de erven (met inbegrip van de voortuinen) is tevens een streven ter behoud van de oorspronkelijk agrarische sfeer. In de jaren zeventig bestond dan ook het voornemen om het centrum van Norg, inclusief dit gebied, aan te wijzen als beschermd dorpsgezicht. Vanwege de verspreide ligging en de beperkte samenhang van de historisch-ruimtelijk waardevolle gebieden is dit echter nooit geëffectueerd.
4.8.4
Monumenten
Hoewel binnen het plangebied zelf geen monumenten voorkomen, zijn er rond het plangebied wel verschillende rijksmonumenten en (overige) karakteristieke panden aanwezig. In de onderstaande figuur is de ligging van de verschillende monumenten en karakteristieke panden aangegeven.
Ligging monumenten en karakteristieke bebouwing
4.9
Water
In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.
26
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Waterbeleid Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen en het waterschap. Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen. De provincie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkeling door de gebieden te benadrukken die van nature het eerst onder water komen te staan bij hevige regenval of overstromingen. De provincie wil dat deze gebieden gevrijwaard blijven van kapitaalintensieve functies. Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerplan 2010 - 2015 en in de Notitie Water en Ruimte 2013. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap. Toetsing en advies Waterschap Noorderzijlvest Op 16 september 2014 heeft er een digitale toetsing plaatsgevonden (de toets is in de bijlage 5 Watertoets opgenomen). Op de projectlocatie komen ondiepe storende lagen voor. Deze lagen, die vaak uit klei of leem bestaan, zorgen ervoor dat hemelwater moeilijk in de grond kan infiltreren. Hierdoor kan er wateroverlast ontstaan bij hevige neerslag. Deze locaties zijn zonder aanvullende maatregelen ongeschikt voor bijvoorbeeld woningbouw. De wijziging van de bestemming en/of de omvang van onderdelen in het plan hebben invloed op de waterhuishouding en/of raken de belangen van het waterbeheer en/of die van de initiatiefnemer. Gelijkblijvend/afname verhard oppervlak Indien het verhard oppervlak in een ruimtelijk plan toeneemt met meer dan 750m2 is het vereist om de mogelijkheden voor afkoppelen van regenwater te onderzoeken en vast te leggen. Het verhard oppervlakte neemt toe met 222m2 en blijft onder de 750m2. Een onderzoek naar afkoppeling is dan ook niet vereist. Riolering Bij de aanleg van riolering in een nieuw plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar het, gelet op de aard van de aangesloten verharde oppervlakken en de mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is. De initiatiefnemer van een afkoppelproject dient aannemelijk te maken dat het omringende watersysteem over voldoende berging- en afvoercapaciteit beschikt. Dit wordt in samenspraak met waterschap Noorderzijlvest vastgelegd. Tevens worden mogelijkheden om water langer vast te houden, worden zoveel mogelijk benut. Het perceel is groot genoeg om regenwater te infiltreren. Hiervoor worden passende maatregelen genomen. Vervuiling verhard oppervlak Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak, aangemerkt als schoon, af te koppelen. Dit wordt in overleg
Toelichting (ontwerp)
27
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg met waterschap Noorderzijlvest bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen dan wel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: Voorbeelden beperken gebruik uitlogende materialen Uitlogende materialen voorzien van een coating Toepassen van olie-/ vetafscheiders bij wegen en parkeerplaatsen In sommige gevallen mag hemelwater van vervuild verhard oppervlak via een voorzuivering, zoals een bodempassage (groenstrook), helofytenfilter of afscheider worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of grondwater. Bij ernstiger vervuild oppervlak dien een verbeterd gescheiden rioolsysteem te worden toegepast. Bestaand stedelijk gebied In bestaand stedelijk gebied is ruimte moeilijk te vinden. Bij herinrichting zal het als streefdoel worden ingebracht door het waterschap in het planvormingsproces. Ruimte voor oppervlaktewater in stedelijk gebied is vaak duur. Inzetten op meervoudig ruimtegebruik is daarom een mogelijkheid om te overwegen. Als dat niet voldoende ruimte oplevert zal buiten het stedelijk gebied ruimte moeten worden gezocht ter compensatie. Uitgangspunt is het behoud van het watersysteem en het bergend vermogen ervan in het stedelijk gebied. Binnen het bebouwde gebied mogen hiertoe geen watergangen worden gedempt, tenzij er met het waterschap afspraken zijn gemaakt over compensatie van de afvoer en berging. Met het dempen van sloten, aanleggen van dammen en lange duikers in plaats van een sloot moet kritisch worden omgegaan. Goed omgaan met het relatief schone hemelwater biedt veel kansen. Zo kunnen we veel problemen in het stedelijk watersysteem oplossen of voorkomen. Grondwateronttrekking voor drinkwater worden minder als men in stedelijk gebied meer gebruik maakt van hemelwater. Bijvoorbeeld voor sproeien van tuinen of spoelen van toiletten vanuit een grijs watercircuit. In het plan zijn geen watergangen aanwezig. Er vindt geen aanpassing plaats van het bestaande watersysteem. Grondwater In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,30 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden. In een ruimtelijk plan kan een variërende drooglegging gerealiseerd worden in overleg met waterschap Noorderzijlvest. Bij gebieden die met enige regelmaat mogen inunderen kan een kleinere drooglegging toegepast worden (groenstroken, ecologische zones). Op deze manier kan op creatieve wijze invulling gegeven worden aan de vereiste waterberging (zie onderstaande tabel minimale droogleggingseisen). Als dit toegepast wordt dient dit in de waterparagraaf vastgelegd te worden. Droogleggingeisen: Woningen met kruipruimte 1,30 meter Woningen zonder kruipruimte 1,00 meter Gebiedsontsluitingswegen 0,80 meter Erftoegangswegen 0,80 meter Groenstroken / ecologische zones 0,50 meter Er zal een woning worden gerealiseerd zonder kruipruimte. Invloed op de waterhuishouding Het aanwezige oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk. Bij oppervlaktewatersystemen in stedelijk gebied wordt daarom gestreefd naar zo groot mogelijke eenheden. Er wordt geen oppervlakte water toegevoegd. De ontwikkeling zal geen invloed hebben op het beheer van de waterhuishouding.
28
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
4.10
Ecologie
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De "Flora- en faunawet" heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Door buro Bakker, adviesburo voor ecologie is een quick scan ecologie opgesteld (Quick scan ecologie). De ecologische quickscan is als bijlage 3 opgenomen. Op 4 juli 2014 heeft het bureau een bezoek gebracht aan de projectlocatie. De ontwikkeling heeft geen inlvoed op de EHS of het nabijgelegen Natura2000 gebied Norgerholt. Bij de verdere ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met broedvogels. In de periode van half maart t/m half juli mogen deze niet worden verstoord door bijvoorbeeld het verwijderen van beplanting. Hiervoor kan geen ontheffing worden aangevraagd. Verblijfplaatsen van overige zwaar beschermde soorten (tabel 2 of 3) komen in het onderzoeksgebied niet voor. Voor de geplande werkzaamheden is geen ontheffing van de Flora- en faunawet benodigd.
4.11
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De activiteit waarvoor toestemming wordt gevraagd en ten behoeve waarvan dit bestemmingsplan is opgesteld, heeft betrekking op het oprichten van een woning. In de gevraagde situatie worden de in de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r., genoemde drempelwaarden niet overschreden. De waarden uit bijlage D zijn echter indicatief waardoor in het onderhavige geval sprake is van de zogenoemde vergewisplicht. Op basis van de informatie uit het document “Bestemmingsplan Steeg 3 te Norg, plannummer NL.IMRO.1699.2014BP048-ow01,” betreffende de milieuhygiënische aspecten (lucht, externe veiligheid, geluid, water, bodem en ecologie) kan worden geconcludeerd dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten voor het milieu zijn te verwachten. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet nodig. Zie bijlage 7 voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toelichting (ontwerp)
29
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Hoofdstuk 5 5.1
Juridische vormgeving
Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit: een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen; de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd; de toelichting op de regels en de verbeelding. Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en de gemeentelijk standaard toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.
5.2
Planvorm
Het bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan. Met deze herziening wordt een bouwinitiatief, bestaande uit één woning, mogelijk gemaakt. Qua planvorm is conform de gemeentelijk standaard gekozen voor het functioneel en gedetailleerd bestemmen. Flexibiliteit wordt zowel rechtens als via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Een groot voordeel hiervan is dat de ruimtelijke (en functionele) structuur direct en eenduidig op de verbeelding inzichtelijk kan worden gemaakt.
5.3
Opzet van de regels
De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken. Hoofdstuk 1 Inleidende regels Hoofdstuk 1 geeft een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen, alsmede de wijze van meten. Begrippen In dit artikel zijn de standaard begripsomschrijvingen van de gemeente Noordenveld opgenomen, aangevuld met die begrippen, die specifiek in dit bestemmingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen. Wijze van meten Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is aangegeven hoe deze worden gemeten.
30
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Hiernavolgend wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.
Tuin Voorkantsituaties en/of ruimtelijk samenhangende, als tuin ingerichte (privé)gronden voor de voorgevel of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijden van gebouwen, hebben de bestemming 'Tuin'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Van dit verbod kan worden afgeweken voor de bouw van erkers, toegangsportalen en carports.
Wonen Het perceel is conform het toekomstige gebruik bestemd als 'Wonen'. Er mag slechts één vrijstaande woning worden gebouwd. Het hoofdgebouw (de woning) moet in het bouwvlak worden gebouwd. De aanuitbouwen en bijgebouwen mogen zowel in het bouwvlak als in het gebied dat als 'bijgebouwen' is aangeduid worden gebouwd. De te realiseren gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwede aan-, uitbouwen en bijgebouwen is afhankelijk van het bebouwingsgebied van het nieuwe woonperceel, met een maximum van 150m2. De woning dient uit één bouwlaag met kap te bestaan.De goothoogte mag maximaal 4 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 9 meter bedragen. Binnen de woonbestemming zijn aan huis verbonden werkactiviteiten bij recht toegestaan, alsmede kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een bed-and-breakfastvoorziening. Het gebruik voor deze activiteiten is toegestaan voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning en de bijbehorende gebouwen met een maximum van 45 m2, indien de activiteiten gezamenlijk worden gebezigd.
Waarde - Cultuurhistorie 2 Conform de gemeentelijke standaard zijn de historische elementen in het plangebied beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is toestemming nodig in de vorm van een omgevingsvergunning. Hoofdstuk 3 Algemene regels In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouw- en gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.
Anti-dubbeltelregel Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
Algemene bouwregels In de algemene bouwregels zijn bepalingen over ondergeschikte bouwdelen opgenomen. In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen. In dit bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit verbod geldt voor alle bestemmingen.
Toelichting (ontwerp)
31
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Algemene afwijkingsregels In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing. Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt. Het gebruik van gronden en opstallen in strijd met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
32
Toelichting (ontwerp)
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening is het aspect kostenverhaal dat in afdeling 6.4 van de wet is geregeld. Artikel 6.12 lid 1Wro stelt een exploitatieplan verplicht voor gronden waarop een bij amvb aangewezen bouwplan is voorgenomen. Art. 6.12 lid 2 Wro geeft de raad de bevoegdheid om te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen in bij amvb aangewezen gevallen of indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is (sub a) of indien er sprake is van een geval als genoemd onder b of c van lid 2. Op grond van art. 6.2.1 van het Bro is een bouwplan voor één of meer woningen exploitatieplan-plichtig. Artikel 6.2.1a Bro maakt hierop een uitzondering voor de gevallen waarin: a. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van art. 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000; b. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in art. 6.2.4, onderdelen b tot en met f; c. de verhaalbare kosten bedoeld in 6.2.4, onderdelen b tot en met f, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen. In de situatie bedoeld in onderdeel b (en c) is geen sprake van specifieke grondexploitatiekosten, maar veelal uitsluitend van apparaatskosten (kosten die de gemeente maakt). Deze kunnen via de leges worden verhaald. Het bouwplan voor Steeg 3 te Norg valt onder de categorie genoemd in 6.2.1a lid c Bro. Er is geen exploitatieplan nodig. Er wordt geen anterieure overeenkomst afgesloten. De ambtelijke apparaatskosten zullen worden verhaald via de legesverordening. Met de aanvrager wordt een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten.
Toelichting (ontwerp)
33
bestemmingsplan Steeg 3 te Norg
Hoofdstuk 7
Inspraak en overleg
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden. De reacties uit zowel het vooroverleg als de zienswijzenperiode zullen worden voorzien van een beantwoording en verwerkt worden in het bestemmingsplan.
7.1
Inloopavond
Op 8 oktober 2014 heeft er een inloopavond plaatsgevonden. De initiatiefnemer heeft samen met zijn architect het plan toegelicht. Tijdens deze inloopavond zijn de bewoners van de Esweg en de Steeg geinformeerd over de ontwikkeling.In bijlage 5 Verslag inloopavond is het verslag opgenomen.
7.2
Inspraak
Het voorontwerp is ter kennisgeving aangeboden aan de raad van de gemeente Noordenveld. Vanaf 26 februari 2015 heeft het plan gedurende 4 weken ter inzage gelegen in het kader van de inspraak. De gemeente heeft vier inspraakreacties ontvangen. De inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de bijlage 8 Inspraaknota. De inspraakreacties leiden niet tot een wezenlijke wijziging van het ontwerpbestemmingsplan. De naamgeving van het plan (plannaam) is aangepast. "De Steeg 3 te Norg" is gewijzigd in "Steeg 3 te Norg" . In de gehele toelichting is deze wijziging doorgevoerd.
7.3
Wettelijk vooroverleg (art 3.1.1 Bro)
Ingevolge artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is overleg gevoerd met verschillende instanties over het voorontwerpbestemmingsplan. De resultaten van dit overleg zijn, voor zover nodig in deze passage verwerkt. De volgende instanties hebben een reactie gegeven: Provincie Drenthe Waterschap Noorderzijlvest De reacties van beide partijen zijn samengevat en beantwoord in de bijlage 8 Inspraaknota. Beide partijen kunnen instemmen met het voorgestelde voorontwerpbestemmingsplan. De vooroverlegreacties leiden niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
7.4
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd voor zienswijzen.
34
Toelichting (ontwerp)