BELEIDSPLAN 2015
Voorwoord We weten allemaal dat de toenemende druk op het ziekenhuislandschap verregaande consequenties zal hebben. Ziekenhuizen hebben hun financiële robuustheid in de loop van de jaren moeten verbeteren. Tegelijkertijd moeten ziekenhuizen voldoen aan een sterk veranderende zorgvraag in combinatie met steeds hoger wordende verwachtingen over de kwaliteit en de transparantie van de zorg. Eén van de centrale doelstellingen van de federale regering, in haar regeerakkoord van 9 oktober 2014, bestaat erin om aan alle burgers van het land een kwaliteitsvolle, betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg te garanderen, aangepast aan de evoluerende noden van de patiënt en diagnostische en therapeutische vrijheid. Het federale kenniscentrum voor gezondheidszorg sluit daarbij aan met de uittekening van een conceptueel kader voor de hervorming van de ziekenhuisfinanciering. Het doel van het Vlaamse gezondheidsbeleid in het Vlaamse regeerakkoord 2014-2019 bestaat erin om, binnen het kader van de beschikbare middelen, de gezondheidsstatus en de functionele toestand van de ganse bevolking te optimaliseren. De belangrijkste punten in de beleidsnota van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van 24 oktober 2014, zijn: de voorziening van een laagdrempelige eerstelijnszorg en meer preventie; het stroomlijnen van de zorg, onder meer in de ziekenhuizen; de kwaliteit van zorg stimuleren en sociaal ondernemerschap een kans geven door het realiseren van het decreet: gegevensdeling met het oog op cliëntgerichte zorg; het bouwen aan een duurzame welzijns- en verzorgingsinfrastructuur; het herzien van het kwaliteitsdecreet met gerichte aandacht voor registratie van kwaliteitsindicatoren en het bestendigen van Flanders' Care als katalysator voor systeeminnovatie in de zorg; een beleid onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek. Om dit verder mee uit te bouwen, voorziet ook de Vlaamse regering in de oprichting van een Vlaams Kenniscentrum in 2015. ICURO wil in deze wijzigende context van verbetering en optimalisatie een belangrijke bijdrage blijven leveren om haar leden te ondersteunen, zowel in de belangenbehartiging naar de overheid toe, als in de concrete werking. In dit beleidsplan worden niet alleen toekomstperspectieven toegelicht, maar wordt geregeld ook kort gereflecteerd naar wat reeds werd gerealiseerd. We hopen daarmee aan de verwachtingen van onze leden te beantwoorden en staan uiteraard graag open voor bijkomende inzet en voorstellen.
Inhoudstafel Deel 1 - De publieke dimensie in de ziekenhuiswerking
2
3
Stakeholdersoverleg Pensioenfinanciering Quality & Safety integreren in de ziekenhuisfinanciering Quality & Safety en IT Werkgroep “Ethiek in de kliniek” Geestelijke Gezondheidszorg
3 6 7 7 8 12
Deel 2 - De Q & S-werking
13
De dynamiek in de algemene ziekenhuizen Q & S in de geestelijke gezondheidszorg
13 20
Deel 3 - Generieke thema’s
23
Overheidsopdrachten De verpleegkundige samenwerking / Werkgroep “Directie Verpleegkundig Departement”
23 24
Deel 4 - Toekomstige positionering van ICURO
25
Deel 1 - De publieke dimensie in de ziekenhuiswerking 1. Stakeholdersoverleg (SO) Strategische opties Het voorbije jaar (2013-2014) werd verder nieuwe invulling en vorm gegeven aan de inspiratie van de publieke dimensie in het ziekenhuisbestuur door 6 pilootprojecten stakeholdersoverleg binnen de ziekenhuizen. Dit is een belangrijke prioriteit van ICURO voor de komende jaren. Dit nieuwe project kadert binnen de context van goed bestuur in ziekenhuizen waarbij wordt getracht een betere interactie te ontwikkelen met ‘stakeholders’ (belangrijke belanghebbenden) over diverse thema’s inzake de ziekenhuiswerking. Vanuit ICURO werden eerder een aantal expliciete aanbevelingen uitgewerkt inzake goed ziekenhuisbestuur (‘HG-2012’). Deze aanbevelingen reiken het kader voor dit project aan. Gesteund en geïnspireerd vanuit tal van inzichten en aanbevelingen onder andere aangereikt vanuit de Koning Boudewijnstichting (KBS) en het Vlaams Patiëntenplatform (VPP), is ICURO concreet aan de slag gegaan om praktijkervaringen op te bouwen. Vanuit ICURO hebben we dit aangemoedigd en ondersteund, gekaderd in de bestuursvernieuwing bij het begin van 2013. We zijn ervan overtuigd dat deze thematiek de komende jaren ook sterk aan belang zal gaan winnen - een strategisch thema worden - met expliciete verwachtingen en ook steeds meer in de publieke belangstelling zal komen. ICURO wil de ziekenhuizen die daarop anticiperen, dan ook ten volle ondersteunen. In deze pilootprojecten ‘Stakeholdersoverleg’ komen interne en externe vertegenwoordigers stakeholders - samen rond belangrijke ziekenhuisbrede thema’s en geven ze daarover een advies aan de raad van bestuur. De focus wordt daarbij autonoom door de deelnemers bepaald en kan, bijvoorbeeld, gaan over de grote opties van het ziekenhuisbestuur, over het beleidsplan voor volgend jaar en over het jaarverslag met specifieke aandacht voor de kwalitatieve resultaten van de ziekenhuiswerking. Maar het advies kan ook gaan over heel concrete thema’s, zoals de financiële toegankelijkheid, het jaarverslag van de ombudsdienst en over duiding bij specifieke resultaten van de ziekenhuiswerking, zoals bijvoorbeeld indicatoren. Externe stakeholders zijn vertegenwoordigers van buiten het ziekenhuis. Er participeren afgevaardigden uit patiëntenverenigingen vanwege het Vlaams Patiëntenplatform, de verschillende ziekenfondsen, de lokale artsen en de lokale zorg- en welzijnsorganisaties. Interne stakeholders zijn bestuurders, directie en afgevaardigden van de artsen van het ziekenhuis. Er wordt pariteit nagestreefd tussen de interne en de externe stakeholders en voor elk project werd een onafhankelijke voorzitter aangesteld. Hierbij is het wel belangrijk om van meet af aan de juiste focus te houden. Binnen het brede kader zijn er verschillende vormen van participatie (informeren, consulteren, adviseren, evalueren en mee besturen). Er zijn ook drie verschillende niveaus van participatie: het eerste niveau omvat de betrokkenheid van de patiënt in zijn eigen zorgproces en speelt zich voornamelijk af tussen de patiënt en de individuele zorgverlener. Deze pilootprojecten situeren zich echter op het tweede niveau, namelijk in de samenwerking tussen clinici, managers en de patiënten en hun vertegenwoordigers (bijvoorbeeld via patiëntenverenigingen) en richten zich op de strategische besluitvorming of dienstverlening die de individuele relatie met de clinicus overstijgt.
3
Hierbij wordt aangegeven dat de raad van bestuur van het ziekenhuis dit kan realiseren door een stakeholdersoverleg met een adviserende bevoegdheid op te richten. Het derde niveau omvat een participatie in het kader van belangrijke opties/keuzes in de bredere organisatie van gezondheidszorg. Dit is meer politiek en beleidsmatig georiënteerd, richt zich op de burgers en is niet het voorwerp van de pilootprojecten. Uiteraard zal binnen het SO soms onvermijdelijk gekeken worden naar het eerste en tweede niveau, maar de hoofdfocus dient wel te worden bewaakt.
Realisaties in 2014 en vooruitzichten 2015 In 2014 kwamen de projecten op werksnelheid. Na de installatie in 2012 van een ‘ad hoc werkgroep’ die zorgde voor kennisopbouw tussen de vertegenwoordigers van participanten (KBS en UZGent), potentiële ziekenhuizen en externe stakeholders (patiënten, ziekenfondsen) werden in het voorjaar 2013 de pilootprojecten concreet voorbereid en uitgewerkt. De oprichting van het stakeholdersoverleg door het vernieuwd ziekenhuisbestuur vond plaats in het voorjaar van 2013. Dit project loopt in 5 algemene ziekenhuizen: ZNA Antwerpen, Stedelijk Ziekenhuis Roeselare, Jessa Ziekenhuis Hasselt, erica algemeen ziekenhuis campus Geel en Algemeen Stedelijk Ziekenhuis Aalst. Het project is daarnaast opgestart in het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum van Rekem waarbij ook afgevaardigden van familieleden participeren aan het overleg. De pilootprojecten worden wetenschappelijk begeleid door de Universiteit Gent. Hiervoor werden middelen bekomen van de Koning Boudewijnstichting en van ICURO. In alle deelnemende ziekenhuizen wordt gestreefd om minimaal 4 en liefst 6 goed voorbereide samenkomsten plaats te laten vinden; die lijken minimaal noodzakelijk voor een goede werking. Op 8 juli 2014 werden zoals bij de opstart in 2013 de voorzitters en secretarissen van de 6 projecten samengebracht in een tussentijds vormingsmoment. De bijeenkomst diende vooral als round-up; als tussentijdse stand van zaken en als fase van bewustmaking. De gemaakte aandachtspunten kunnen binnen elk SO meegenomen worden en kaderen in de omslag die binnen de projecten wordt gemaakt van SO-management naar SO-engagement. Deze aandachtspunten betreffen vooral communicatie, continuïteit, advies, beleidsgericht en corporate governance: Het toenemend belang van SHs (patiënten; overheden) wordt benadrukt, alsook van de 1ste lijn. Er duikt ook de vraag op naar de haalbaarheid van de betrokkenheid van andere groepen (bijvoorbeeld verpleegkundigen) die in de weegschaal worden gelegd met gedragenheid van een advies langs de ene kant en werkbaarheid van het SO aan de andere kant. De behandelde thema’s moeten relevant, gedragen, afgebakend, maar liefst ook verruimend zijn. De vergaderfrequentie moet voldoende hoog zijn voor een goede continuïteit, afbakening en infooverdracht. Het geformuleerde advies moet ruimer zijn dan infofase; het dient ook concreet, bruikbaar en beleidsgericht te zijn. Er moet rond het SO duidelijke governance zijn inzake het proces van het advies dat naar de raad van bestuur gaat die feedback geeft. Ook de opvolging moet verzekerd zijn, alsook de wijze waarop hierover (eventueel) extern wordt gecommuniceerd. Reeds heel wat inzichten en ervaringen werden aangereikt en kunnen inspirerend werken voor de verschillende ziekenhuizen. De ‘ad hoc werkgroep’ zal hierbij verder als forum van uitwisseling en begeleiding fungeren, bijvoorbeeld om bij te sturen om eventuele knelpunten aan te pakken.
4
Het onderzoeksequipe van het UZ Gent staat ook verder in voor de wetenschappelijke evaluatie. Enerzijds door middel van niet-participerende observatie van het SO in drie ziekenhuizen (ZNA Antwerpen, Jessa Ziekenhuis Hasselt en Algemeen Stedelijk Ziekenhuis Aalst) van september 2013 tot en met december 2014. Anderzijds door van alle ziekenhuizen een gevalideerde vragenlijst af te nemen in december 2014. Focusgroepen worden georganiseerd met afgevaardigden van interne en externe stakeholders in januari en februari 2015. De voorstelling van de resultaten vindt dan plaats in juni 2015. Dit zal binnen ICURO gepaard gaan met het organiseren van een symposium en met het formuleren van beleidsaanbevelingen en het werken aan een structurele inbedding.
Actiepunten in 2015 We adviseerden de deelnemende organisaties om minstens tot aan de studiedag van juni 2015 de lopende projecten te continueren met de huidige modaliteiten. De inhoud en de format van de studiedag zullen in belangrijke mate bepaald worden door de wetenschappelijke equipe (externe evaluatie), maar ook van de andere SHs (KBS, ziekenfondsen, VPP, …) en uiteraard van de projecten zelf. Dit zijn belangrijke kapstokken voor de voorbereiding en uitwerking van de studiedag qua timing en inhoud, maar ook voor de boodschap en de opvolging. De studiedag wordt het moment om een bilan op te maken vanuit verschillende perspectieven en te kijken hoe en met welke modaliteiten er verder kan gewerkt worden. Dit geldt in de eerste plaats voor de zes reeds actieve instellingen. Dit moet ook het moment zijn van valorisatie van de zes lopende projecten, want zij hebben de spits afgebeten en het zijn in de eerste plaats hun ervaringen waaruit lessen kunnen getrokken worden. Maar ook moet er opening zijn naar de andere Vlaamse ziekenhuizen die hieromtrent zoekende of vragende partij zijn. Ook voldoende aandacht moet gegeven worden aan andere ontwikkelingen die zich rond hospital governance voordoen. Zoals bij de opstart in juli 2013 lijkt aangewezen om op dat moment ook de visie van de Vlaamse minister aan bod te laten komen. ICURO is hoe dan ook een belangrijk forum om de integratie ‘Hospital governance stakeholdersoverleg - en het kwaliteitsperspectief’ verder te ontwikkelen. De kernopdracht van het ziekenhuis - kwaliteitsvolle zorg realiseren - is immers dé bestuurlijke prioriteit. Als ruimer kader heeft hospital governance nood aan een stimulerend, expliciet extern macrokader inzake healthcare governance (zorg- en financieringsmodel: zie Q & F). De realisatie van die kernopdracht vereist gemotiveerde professionals (met leidende rol van de artsen). Interne afstemming en samenwerking inzake kwaliteitsvolle zorg is een kritische succesfactor voor de succesvolle realisatie ervan. Dergelijke werking vraagt nieuwe bestuursmodellen en specifieke competenties van hoofden, directies en bestuurders omdat openheid en maatschappelijke interactie steeds belangrijker wordende aspecten zijn. Goede interactie op het niveau van dit SO is op zichzelf al een kwalitatieve meerwaarde of heeft de ambitie dit te zijn/worden. Adviezen van het SO zijn ‘ziekenhuisbreed’: kunnen gaan over Q & S als zodanig of over aspecten die ook weer de ambitie hebben om tot kwaliteitsvolle zorg bij te dragen (bijvoorbeeld behoorlijk ontslagmanagement). Uit de evaluatie van 2015 zal blijken in welke mate de procedurele voorwaarden voor effectieve participatie (nog niet) aanwezig zijn en wat de impact van SO is op kwalitatieve zorg.
5
De ondersteuning van de pilootprojecten door ICURO gebeurt via de stafmedewerker van ICURO Stefaan Van Roey die hierbij een beroep kan doen op de ‘ad hoc werkgroep’ die de eerste inzichten, ervaringsuitwisseling, ondersteuning, … verder begeleid.
2. Pensioenfinanciering Het streven naar de volledige financiering van de gevolgen van de hervorming van de pensioenfinanciering van de statutaire medewerkers in de lokale en provinciale overheden blijft ook in 2015 één van de belangrijkste prioriteiten van ICURO. In 2014 werd ongeveer 56 miljoen euro vrijgemaakt om de betrokken ziekenhuizen te ondersteunen. Met dit bedrag wordt de meerkost van de hervorming van de pensioenfinanciering voor de statutaire medewerkers in de ziekenhuizen echter nog niet volledig geneutraliseerd. Daarbij komt dat vanaf 2015 deze 56 miljoen euro elk jaar opnieuw over de betrokken ziekenhuizen wordt verdeeld, op basis van de recentste gegevens. Aangezien de responsabiliseringsbijdragen met zekerheid zullen toenemen omwille van het stopzetten van statutaire aanstellingen dienen er dus in elk geval extra middelen te worden toegevoegd, dit is een eerste actiepunt. Een tweede belangrijk actiepunt is de aanpassing van de verdeelsleutel die voor de toekenning van de middelen wordt aangewend. Hoewel de responsabiliseringsbijdrage correct wordt meegenomen, wordt ook de volledige basisbijdrage in de formule gebruikt in plaats van de meerkost aan basisbijdragen. Dit zorgt voor een sterke scheeftrekking en dient absoluut te worden aangepast. Door middel van een overzichtelijke fiche werden deze twee aspecten van het pensioendossier naar aanloop van de verkiezingen in 2014 bij de grootste politieke partijen onder de aandacht gebracht. In het regeerakkoord, gepubliceerd op 9 oktober 2014, werd op pagina 55 de volgende passage opgenomen: “ Het beleid inzake neutralisatie van de bijdrageverhogingen van ziekenhuizen die aangesloten zijn bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ter compensatie van de pensioenlasten van hun statutair personeel wordt verdergezet. “ We zijn zeer verheugd dat de pensioenfinanciering van de statutaire ziekenhuismedewerkers zo nadrukkelijk in het regeerakkoord werd opgenomen. ICURO zal op alle mogelijke vlakken inzetten op de uitvoering van dit engagement. Wat de (verdere) toekomst betreft, streeft ICURO samen met Zorgnet Vlaanderen naar een gemeenschappelijk basisstatuut voor alle medewerkers in de ziekenhuizen waarbij ook een tweede pensioenpijler kan uitgebouwd worden. Zeer concreet blijven we in 2015 ijveren voor de volledige financiering van de meerkosten die voortvloeien uit de aanpassing van het financieringssysteem voor de statutaire pensioenen. We kunnen ons daarvoor beroepen op het engagement geformuleerd in het regeerakkoord. We houden daartoe een goed contact met de nieuwe minister van Volksgezondheid en haar kabinet. De resultaten uit de enquête die ICURO eind 2014 voerde onder de Vlaamse ziekenhuizen, vormen een stevig aanknopingspunt om de impact van de problematiek te schetsen. Het zou opportuun zijn om deze enquête in oktober 2015 te herhalen zodat alle informatie uit de betekening van het BFM in juli en de responsabiliseringsfacturen in september kan meegenomen worden.
6
De vorderingen binnen dit dossier worden naar goede gewoonte gerapporteerd en afgestemd op de werkgroep "Ziekenhuispersoneel" van ICURO en via omzendbrieven. Dit aandachtsdomein wordt vanuit ICURO opgevolgd door Katia Debaetselier.
3. Quality & Safety integreren in de ziekenhuisfinanciering In 2013 gaf de federale minister van Volksgezondheid het startschot voor een grondige wijziging van de ziekenhuisfinanciering. In lijn met het toen geformuleerde stappenplan gaf het KCE in 2014 een voorzet voor een nieuw kader voor de ziekenhuisfinanciering. In 2015 wordt dit volop uitgewerkt. Ook andere organisaties schreven voorstellen en memoranda. ICURO participeert uiteraard graag aan de uitwerking van de voorstellen tot een nieuwe ziekenhuisfinanciering. We willen echter ook een eigen input aanreiken vanuit de doelstellingen van ICURO als koepelorganisatie. Eind 2013 werd de werkgroep “Q & F” (Quality & Finance) opgestart. De werkgroep heeft tot doel het formuleren van kleine, maar concrete bouwstenen die bestaande financiële beloningen voor het leveren van een mindere kwaliteit van zorg wegwerken. Hiermee komen we niet in het vaarwater van andere projecten die een wijziging van het gehele financieringssysteem tot doel hebben. We willen sensibiliseren, mobiliseren en inspireren rond het integreren van specifieke kwaliteitsaspecten in de nieuwe modellen voor ziekenhuisfinanciering. De werkgroep “Q & F” presenteert in het voorjaar van 2015 negen aanbevelingen voor een doelgericht systeem van ziekenhuisfinanciering nodig voor een duurzame, kwaliteitsvolle ziekenhuiszorg. Deze worden zo goed mogelijk afgestemd met een aantal belangrijke stakeholders. De aanbevelingen worden gepubliceerd in de vorm van een brochure (in de lijn van de ICUROpublicatie rond Governance). De publicatie zal de basis vormen voor een aantal cahiers die dieper ingaan op een of meerdere aanbevelingen. In 2015 wordt van start gegaan met de uitwerking ervan. De cahiers zullen de concrete voorstellen bevatten die we in het bredere debat rond ziekenhuisfinanciering willen aanreiken. Bij de uitwerking van de cahiers wensen we een bredere groep stakeholders te betrekken zodat de concrete voorstellen die daarin worden opgenomen, breed worden gedragen door de sector. Dit aandachtsdomein wordt vanuit ICURO opgevolgd door Katia Debaetselier.
4. Quality & Safety en IT De groeiende aandacht voor kwaliteit en veiligheid van zorg in onze ziekenhuizen, gekoppeld aan het toenemend belang voor de betaalbaarheid ervan, maakt de noodzakelijkheid van goede digitale ondersteuning urgent. Dit geldt niet alleen voor de ziekenhuizen en andere zorgverleners die willen hypergeconnecteerd zijn, maar meer en meer ook voor de patiënt die als belangrijke stakeholder in het proces, informatie wenst over zijn eigen data. Beide trends zouden best geïntegreerd aangepakt worden. De hogere eisen aan informaticatoepassingen spruiten voort uit de behoefte om in de dagdagelijkse werking in het ziekenhuis plaats- en tijdsonafhankelijke data over de patiënt beschikbaar te hebben.
7
Maar ook om de zorgprocessen te kaderen in een kwaliteitsvolle dienstverlening, aangevuld met data in verband met onderzoek, opleiding en managementprocessen. In die zin groeit ook de behoefte aan geïntegreerde functionaliteiten om de eenmaal vastgelegde data voor meerdere doeleinden te gebruiken. Dit stelt steeds hogere eisen aan de informatievoorziening van ziekenhuizen. Vele ziekenhuizen zijn bezig met een EPD-selectietraject (elektronisch patiëntendossier) in dit verband. Aangezien het voor een ziekenhuis een vaak complexe en kapitaalsintensieve investering is om over te stappen naar een nieuw systeem, geven sommige ziekenhuizen er de voorkeur aan om hun huidige systeem verder te blijven gebruiken. Andere ziekenhuizen willen dan weer oriënteren op de nieuwe tendensen in de markt. Daarnaast speelt zeker ook de toename van samenwerkingsverbanden en fusies een grote rol, om te kiezen voor één systeem. Ook dient vastgesteld dat in de huidige netwerkmaatschappij, de samenwerkingen ook verder gaan dan enkel de eigen ziekenhuisorganisatie. De leveranciers van hun kant laten geen moment onbenut om met steeds meer geïntegreerde producten en functionaliteiten op de markt te komen. ICURO pleit in dit verband voor een globale en gestructureerde benadering waarin alle relevante stakeholders worden betrokken en waarbij zeker ook de bestaande samenwerking met Zorgnet Vlaanderen verder moet geïntensifieerd worden. Maar ook de mobiele gezondheidszorg (mHealth) is één van de grootste technologische doorbraken van deze tijd. In het kader van een verhoogde zorg voor kwaliteit biedt de inzet van deze technologie veel voordelen zoals meer vrijheid, zelfredzaamheid en veiligheid voor de patiënt, maar wellicht ook oplossingen voor het naderende personeelstekort en de stijgende kosten in de zorg. Ten slotte volgen we ook met aandacht de stijgende impact van disruptieve technologieën in de gezondheidssector, vooral met het oog op regulering en veiligheid.
5. Werkgroep “Ethiek in de kliniek” Terugblik op bijna 10 jaar ethiek binnen koepel van ziekenhuizen met publieke partners De werkgroep “Ethiek in de kliniek” (WEK) werd opgericht op 17 oktober 2005. De werkgroep “Ethiek in de kliniek” (WEK) fungeert als tweemaandelijks forum. Onze bijdragen dienen enerzijds als hefboom voor bepaling positie en standpunt van ICURO en anderzijds als bijdrage voor de werking van de ziekenhuizen en de wisselwerking tussen beide. De structuur (multidisciplinaire samenstelling van een enthousiaste groep die gestaag uitbreidt), de wijze van opbouw van de bijeenkomsten, de frequentie, de open geest op de bijeenkomsten en de open participatie naar andere initiatieven op het vlak van ethiek … moeten hiertoe een gunstige omgeving scheppen.
8
De studiereizen (2013: Utrecht; 2014: Lubbeek/Hasselt) dragen hiertoe inhoudelijk, maar ook op het vlak van teambuilding bij. De meest in het oog springende realisatie is het jaarlijks symposium dat stilaan een mooie, goede en erkenbare traditie kent: 2014: ‘Ethische debatcultuur in de zorg: fictie of realiteit?‘ 2013: ‘Relaties in de zorg: zorg in relatie’ 2012: ‘Spanningsvelden bij toegankelijkheid van zorg’ 2011: ‘Vroegtijdige zorgplanning’ 2010: ‘Ethiek in de commissie en op de werkvloer: stand van zaken en wisselwerking’ 2009: ‘Op-weg naar ethisch overleg’ 2008: ‘Geraakt door ethiek’ Van deze symposia verscheen telkens een verslag in ‘Ethische perspectieven’ (zie link via onze website). Eind 2014 loopt er een publicatie van de pers over de symposia 2008-2013. De flyer (cfr. eerste versie 2008; aanpassing 2011) met zijn 10 (VAST)STELLINGEN OVER ‘ETHIEK IN DE KLINIEK’ kan als onze programmaverklaring beschouwd worden: 1. 2. 3. 4.
Heel de zorgpraktijk én de instelling als zorg-onderneming zijn inherent moreel geladen. Ethiek beklijft pas als ethiek is verankerd in de organisatie en ook leeft op elk niveau. Ethiek in de kliniek is van alledag en van iedereen en stijgt uit boven de wettelijke minima. De ethische commissie is een centraal forum voor ethiek en van wezenlijk belang voor begeleiding en toetsing en voor de behandeling van individuele casussen. 5. Ethisch overleg in de commissie en op de werkvloer zijn complementair en staan in interactie met mekaar op een bevruchtende en interdisciplinaire manier. 6. Een ethisch overlegproces verloopt beter in een klimaat van open communicatie. 7. Met ethiek ver(ant)woorden de professionals en de instelling wat en hoe ze dit doen op alle niveaus. 8. Bij ethisch overleg raakt men aan waarden-geladen kwesties op een niet-vrijblijvende en kwetsbare manier. 9. De multi-culturele en multi-levensbeschouwelijke diversiteit van de samenleving kleuren het ethisch overleg. 10. De toegankelijkheid van de zorg is een basisvoorwaarde voor zorginstellingen met een publiek karakter.
Niveaus van de WEK-werking Integratie binnen ICURO Voorop staat de integratie van het ethisch perspectief in de werking van ICURO en binnen de ziekenhuizen zodat de publieke, pluralistische, ethische dimensie in de gezondheidszorg nog meer een degelijk en uitnodigend gestalte krijgt. Naast de klassieke (macro en micro; highbrow en basale) ziekenhuiszorgthema’s is er in onze werking groeiende aandacht voor de meso-kwesties van de organisatie-ethiek. Die kunnen een link leggen naar andere aspecten van de ICURO-werking: Hospital Governance en Quality en Safety.
9
Integratie binnen ziekenhuis De WEK wil het netwerk verder uitbouwen met ethiek-actoren binnen het ziekenhuis (ethische commissies; andere fora). WEK streeft verder naar multidisciplinaire, open kwalitatief sterke samenstelling met verschillende professionals; gezondheidszorg zelf en ethisch overleg verlopen immers ook zo. WEK wil de ziekenhuisexpertise op vlak van ethisch instellingsbeleid meer aan bod laten komen (overlegorgaan(en); overlegproces; bekendmaking; aandacht voor medewerkers; implementatie) via bijkomende vorming, (aan)gepaste afweging en gebruik van overleg en afstandscommunicatie (e-mail; website). WEK streeft naar interdisciplinaire afstemming en naar interlevensbeschouwelijke dialoog, met het oog op een optimalisering van de zorgethische reflectie.
Extern WEK participeert aan het voortdurend maatschappelijk debat rond ethische kwesties in gezondheidszorg en op het publieke forum. WEK past zich in in netwerk met andere organisaties: bijvoorbeeld KBS, Universiteiten, Hoge Scholen, Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen, Raadgevend Comité voor Bioethiek, ministeries die specifiek werken rond (publieke) ethiek, Zorgnet Vlaanderen, AHLEC (Leerstoel Gezondheidsrecht en Gezondheidsethiek - UA), … We participeren aan de activiteiten van andere organisaties die een meerwaarde kunnen betekenen voor onze eigen werking en waar onze aanwezigheid ook een meerwaarde kan bieden. We gaan verder het gesprek aan met organisaties in het zorglandschap die in geest van openheid en respect op een constructieve en dynamische manier werken aan de uitdagingen voor de ethiek van de zorg.
In samenwerking met Zorgnet Vlaanderen Het project zorg en levensbeschouwing vanuit een pluralistisch perspectief. Dit project is in bespreking. Hierbij kan verwezen worden naar de bijlage bij Ethiek in Beleidsplan 2014 (Ethiek aspect van levensbeschouwing en zingeving).
Actiepunten 2015 die op de verschillende niveaus worden geconcretiseerd Visie-ontwikkeling Bij verschillende gelegenheden (bijvoorbeeld visietekst levenseinde) blijkt de nood aan een standpunt-visiebepaling van ICURO (‘vanuit welk mens-wereldbeeld werkt en denkt ICURO en wat is de visie van ICURO op de samenleving, pluralisme, verscheidenheid, verhouding: individu/ gemeenschap en zijn bijdrage hieraan?’).
10
Met name wil WEK bijdragen leveren tot de inhoudelijke (Wat?) en methodologische (Hoe omgaan met? Hoe verloopt besluitvormingsproces binnen en communicatieproces vanuit ICURO hierover?) uitwerking van die thema’s. Deze uitwerking zal de humus leveren waarin andere, soms gevoelige ethische thema’s (bijvoorbeeld visietekst levenseinde) een steviger fundament kunnen krijgen.
Symposium nr. 8 op 16 oktober 2015 De aandacht zal gaan naar de uitwerking van het thema ‘kwetsbaarheid’ dat ook naar voor wordt geschoven als symposiumthema. Het is evident dat hierbij in de eerste plaats aan de patiënt wordt gedacht, maar in toenemende mate geldt dit ook voor de zorgverlener en … directie en beleid ten aanzien van ethiek in de kliniek. Met name de openheid op ‘laatste vragen’ waaruit ook kwetsbaarheid (emotie) blijkt, zou op elk niveau van de kliniek aan bod moeten kunnen komen.
Nieuwe kwesties Naast de klassieke (macro en micro; highbrow en basale) ziekenhuiszorgthema’s is er groeiende aandacht voor de meso-kwesties van de organisatie-ethiek met als deel-focus ‘Q & S: ethiek en accreditering’. Ethiek kan niet alleen kritische vragen stellen bij deze ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen focussen ook kritisch op de ethiek in de kliniek. We moeten voortdurend alert blijven voor thema’s die zich maatschappelijk en binnen de gezondheidszorg aandienen, zoals bijvoorbeeld dementie, levensmoeheid, de relatie tussen gezondheidsethiek en -recht, … Ook het laatste symposium deed een aantal aanbevelingen die we in onze werking willen integreren. Zoals de voortdurende aandacht in opleiding en permanente vorming dat niet alleen medische rationaliteit, maar ook ruimere meer algemene humanistische redelijkheid in de zorg een rol moet spelen. De visie van een organisatie is niet altijd zichtbaar op de werkvloer. Door enkele ankerfiguren samen te brengen, kan dit bewerkstelligd worden. Als koepelorganisatie kunnen wij raden van bestuur en directies aansporen hier werk van te maken. Zingeving is immers een belangrijke motivatie voor alle zorgverleners en is een belangrijk persoonlijkheidsaspect waar je als zorgverlener ook iets aan hebt.
Publicatie(s)-website Met gepaste info naar buiten komen, is naast de info-overdracht ook een goede manier om zich te tonen en te profileren. Naast een goede inhoudelijke opbouw van thematieken willen we ook aangepaste structuur/cultuur rond publicaties ontwikkelen. Naast de klassieke media (omzendbrieven; brochure) houdt dit ook in het verder ontwikkelen van website: bijvoorbeeld een luik ‘good practices’, aanbevelingen, …
11
Projectmatige invulling We willen in 2015 participeren aan het projectidee van ‘ethos’, expertisecel ethiek KHLim, om een lerende gemeenschap op te starten voor leden van de commissies medische ethiek uit de provincie Limburg. Deze lerende gemeenschap beoogt een praktijkgerichte vorming en interactie tussen de leden van de ethische commissie (EC) tot stand te brengen zodat die leden binnen de eigen organisatie een ethische zorgcultuur verder kunnen ontwikkelen. Momenteel is het doorgaans zo dat de EC als aparte eilanden functioneren, terwijl de boodschap die van hen ook komt, is dat er nood is aan uitwisseling over de grenzen van de eigen organisatie heen. Deze lerende gemeenschap wordt opgestart bij wijze van piloot om vervolgens (na evaluatie) over gans Vlaanderen uit te rollen. Daarnaast willen we ook de mogelijkheid verkennen om een uitwisselingsmoment of avondseminarie te organiseren in samenwerking met ‘ethos KHLim’ voor directieleden over ethische issues waarmee zij worstelen. Dit is een vraag die we ook opvangen van ziekenhuisdirecties.
10 jaar WEK en studiereis 2015 In 2015 (17 oktober) bestaat WEK dus 10 jaar. Ook dat verjaardagsjaar zal gedragen worden door een dynamische en enthousiaste werkgroep die hiervoor gepast wordt gewaardeerd. De 3de studiereis zal onze werking zowel inhoudelijk als op vlak van teambuilding ondersteunen.
6. Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) Strategie: ICURO-werkgroep “GGZ”: ‘locale publieke verankering GGZ’ De aandacht voor GGZ geschiedt enerzijds via een integratie van ICURO-GGZ in de generieke GGZwerking van Zorgnet Vlaanderen. Anderzijds wil de werkgroep “GGZ” speciale aandacht besteden aan de geestelijke gezondheidszorg in een publieke context. Focus: de aspecten van geestelijke gezondheidszorg die specifiek zijn voor de publieke context van voorzieningen met publieke partners, komen in deze werkgroep aan bod. Dit kan betrekking hebben op zowel de formele publieke invalshoek (bijvoorbeeld toegankelijkheid vanuit publiek oogpunt) als specifieke publieke thema’s (bijvoorbeeld de specifieke sociale opdracht, de beheers- en beleidsrelatie met openbare stakeholders, de bijzondere functionele relatie met ‘openbare’ partners, zoals OCMW’s, andere lokale en regionale besturen, enz.). Van zeer specifiek belang zijn ervaring en positie van de OPZ’s van Rekem en Geel.
Verdere integratie in ICURO De werkgroep kan een forum van uitwisseling, kanalisering en dynamisering zijn van de ervaringen van de leden ziekenhuizen met publieke partners en van de twee OPZC’s. Door de huidige leden wordt dit als belangrijk beschouwd maar - als gewenst - zou via een concrete daadkrachtige aanpak de werkgroep breder uit kunnen gebouwd worden (aantal leden, draagvlak). Het aspect Quality en Safety in de GGZ verloopt in een apart traject (zie verder in het beleidsplan, Deel 2, punt 2.). Sinds 2012 verzorgt de werkgroep een workshop op het WEK-symposium: 2012 rond ‘Toegankelijkheid in de GGZ’; 2013 rond het thema ‘De vertrouwensrelatie: de basis van een veranderende GGZ’ en 2014 rond ‘Participatie’.
12
Verdere doorgedreven samenwerking met Zorgnet Vlaanderen inzake GGZ 2015 staat in het teken van een nog grotere integratie tussen Zorgnet Vlaanderen en ICURO inzake geestelijke gezondheidszorg. Zorgen voor voldoende vertegenwoordiging vanuit ICURO in de vernieuwde werkgroepenwerking van Zorgnet Vlaanderen, zoals bijvoorbeeld deze rond de psychiatrische ziekenhuizen. Binnen de samenwerking is er momenteel niet meer ruimte dan voor 3 leden; mogelijk, afhankelijk van de beslissingen in de samenwerking, zou dat kunnen veranderen. Ervaring ziekenhuizen met publieke partners: met betrekking tot het thema ‘publieke verankering’ kan de werkgroep “GGZ” scharnierfunctie / liaison verzorgen met werkgroepen binnen Zorgnet Vlaanderen. Het QI-project dat in uitwerking is in de geestelijke gezondheidszorg zal hierbij ook op een doordachte wijze moeten gepositioneerd worden. De actuele werking is immers gebouwd op een tijdelijke projectfinanciering. Inbreng vanuit ICURO: Peter Cosemans.
Verdere integratie in GGZ-landschap Lokale verankering GGZ: een aantal actuele en prioritaire problemen zoals onder meer geestelijke gezondheidszorg (zelfdoding, eenzaamheid, verslaving), betere integratie van wonen en zorg (serviceflats, woonzorgnetwerken), … komen te weinig uit de verf op lokaal vlak. Nochtans biedt het gemeentelijk niveau een uniek platform om ons zorgensysteem beter af te stemmen op de gezondheidsnoden van de lokale bevolking. Op dit ogenblik zijn een aantal belangrijke structurele GGZ-thematieken aan de orde zoals artikel 107, Staatshervorming, Financiering, Overlegplatforms, … die vanuit ICURO nog niet voldoende worden ondersteund en van kortbij gevolgd. Dit vraagt vanuit ICURO een investering naar gepaste omkadering. Extern: met betrekking tot het thema ‘publieke verankering’ verzorgen van scharnierfunctie / liaison met andere actoren binnen GGZ: RIZIV, NRZV - permanente WG-GGZ, VVSG, FDGG, VVGG, … VI’s, LOGO’s, SEL’s, CAW’s , Patiëntenverenigingen. In dit kader werd in 2012-2013-2014 meegewerkt aan het VVGG-project ‘Anders is mijn buur heel gewoon’: beeldvorming GGZ ten aanzien van de lokale besturen. Dit aandachtsdomein wordt binnen ICURO opgevolgd door Stefaan Van Roey.
Deel 2 - De Q & S-werking 1. De dynamiek in de algemene ziekenhuizen Een terugblik De aandacht om een geïntegreerd kwaliteits- en patiëntveiligheidsbeleid uit te bouwen in de Vlaamse ziekenhuizen is de laatste jaren sterk toegenomen.
13
Het merendeel van de Vlaamse algemene ziekenhuizen (60 van de 65) heeft aangegeven een ziekenhuisbrede ISQua-accreditatie na te streven voor eind 2017. Daarnaast participeren alle Vlaamse ziekenhuizen aan een of meerdere domeinen van het VIP², waarbij een toenemend aantal ziekenhuizen ook acties onderneemt om deze resultaten extern kenbaar te maken, onder meer via de eigen ziekenhuiswebsite. Ook de meerwaarde van het aangepaste toezichtmodel van de Vlaamse overheid dat specifiek inspeelt op de ontwikkelingen in de sector, wordt door de ziekenhuizen als erg relevant beschouwd. De werking vanuit de ziekenhuiskoepels heeft zich in de afgelopen jaren dan ook geconcentreerd rond deze drie pijlers. Daarnaast werd in de afgelopen jaren getracht om eveneens verder in te zoomen op een aantal andere aspecten die een impact hebben op het kwaliteitsbeleid binnen de Vlaamse ziekenhuizen, zoals het federale meerjarenplan ‘Coördinatie kwaliteit en patiëntveiligheid’. Ook binnen de geestelijke gezondheidszorg werden een aantal initiatieven genomen en projecten opgezet. De opstart van het indicatorenproject, maar ook de Commissie “Q & S” zijn daar voorbeelden van.
De Commissie “Q & S” en de werkgroepen “Ziekenhuisaccreditatie” geven vorm aan de uitgetekende benadering Teneinde met alle ziekenhuizen vorm te kunnen geven aan de vooropgestelde Q & S-benadering, werden verschillende structuren opgestart. Naast de maandelijkse vergaderingen van de Commissie “Q & S” waaraan zowel de ziekenhuizen als vertegenwoordigers van de overheden participeren, vinden ook de werkgroepen Ziekenhuisaccreditatie maandelijks plaats. In het voorjaar van 2014 werd de werking van de werkgroepen geëvalueerd. De leden bevestigden het belang en de meerwaarde van deze overlegplatformen. De aandachtspunten werden onmiddellijk aangepakt en/of worden opgenomen in dit beleidsplan. Om de invulling van deze structuren zo goed mogelijk te laten aansluiten op de noden van de sector, wordt een nieuwe evaluatie voorzien in het voorjaar van 2015. Verder willen we in 2015 de goede samenwerking en interactie die we in het domein Q & S opbouwden in de afgelopen jaren met de universitaire ziekenhuizen, formeel vastleggen.
Een Q & S-plan voor 2015 Een uitbreiding van de Q & S-staf Teneinde de uitgezette werking van de afgelopen jaren te kunnen voortzetten en verder te kunnen uitbouwen, wordt ervoor gekozen de huidige bestaffing te consolideren en te verstevigen. In de zomer van 2014 werd daartoe een vacature opengesteld en een geschikte kandidaat gevonden. Het aanwerven van een bijkomende stafmedewerker heeft een grote meerwaarde. Naast de belangrijke functie van projectmedewerkers op zich, is een bijkomende staffunctie essentieel om de continuïteit en duurzaamheid van uitgezette projecten te waarborgen. Bij de selectie van de tweede stafmedewerker werd ervoor geopteerd om iemand te selecteren die voldoende affiniteit heeft met het werken aan kwaliteit in de zorg en een profiel heeft dat aanvullend is met dat van Vera De Troyer, teneinde de ondersteuning naar de ziekenhuizen toe verder te kunnen uitbreiden. Gezien de uitgebouwde ervaring, expertise, contacten maar ook gezien de realisaties van de voorbije jaren, zal Vera gedurende een overgangsperiode een coördinerende opdracht blijven vervullen.
14
Naar de toekomst toe zou het goed zijn om over de verschillende sectoren heen te vertrekken vanuit een gezamenlijk beleid, waarbij de aandacht voor kwaliteitsvolle zorg dient te worden gezien als een transversaal thema en gezamenlijk wordt gecoördineerd voor de verschillende sectoren.
Het ondersteunen van ziekenhuizen in het verwerven van een ziekenhuisbrede accreditatie Uit de rondvraag van Zorginspectie (mei 2014) bleek dat 60 van de 65 algemene ziekenhuizen in Vlaanderen ervoor opteren om een ziekenhuisbrede ISQua-accreditatie na te streven. 23 ziekenhuizen hebben aangegeven daarvoor met JCI in zee te gaan, 28 ziekenhuizen kiezen voor een accreditatie door NIAZ/Qmentum. Een ondersteuning vanuit de ziekenhuiskoepels die enerzijds voldoende generiek is voor het merendeel van de ziekenhuizen en anderzijds rekening houdt met de specifieke noden en behoeften van de individuele ziekenhuizen, lijkt aangewezen. Om deze ondersteuning te kunnen bieden, wordt de huidige werking voortgezet en aangevuld of uitgebreid met nieuwe initiatieven: Zo betekenen de werkgroepen “Ziekenhuisaccreditatie”, met het opzet om kennis en ervaringen met elkaar te delen, een grote meerwaarde voor de ziekenhuizen. Niet alleen worden op deze wijze ideeën met elkaar uitgewisseld, maar brengen dergelijke besprekingen ook een aantal elementen aan het licht die ziekenhuisoverkoepelend kunnen aangepakt worden. In dat kader heeft ICURO een aantal initiatieven genomen (onder andere besprekingen opstarten rond primary resource verification, laws and regulations worksheet, …). Ook naar de toekomst toe is het onze betrachting om dergelijke initiatieven te nemen. Het opbouwen en onderhouden van goede contacten met de accrediterende instanties als ziekenhuiskoepel biedt heel wat voordelen. Daardoor worden beide partijen steeds goed op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen, worden wij als ziekenhuiskoepel geconsulteerd bij nieuwe denkpistes en kunnen we op basis van (proef)audits op een positief kritische manier elementen die bijkomende aandacht vragen, openlijk met elkaar bespreken. Een voorbeeld daarbij is dat we binnen de werkgroep “Ziekenhuisaccreditatie - JCI” opmerkten dat de verwachtingen betreffende een aantal standaarden kunnen verschillen tussen consultants en auditoren onderling, bijvoorbeeld rond het verzamelen van data voor indicatoren. Na dit te hebben aangekaart bij JCI werd vanuit het hoofdkantoor een eenduidig antwoord aangeleverd. Zo kan opgemerkt worden dat de standaarden door de consultants en de auditoren soms verschillend worden geïnterpreteerd. Daarnaast wordt ook de nodige informatie aangereikt betreffende andere initiatieven die door de overheden en/of ziekenhuizen worden opgestart. Deze laagdrempelige contacten hebben een grote meerwaarde voor zowel de ziekenhuizen als de accrediterende instanties. Het uitbouwen van de expertise van de (staf)medewerkers van ICURO is essentieel om goede ondersteuning te kunnen bieden. In dat kader werd in 2014 een JCI-practicum bijgewoond en werd deelgenomen aan een studiereis naar Canada met als doel meer affiniteit te krijgen met het implementeren en werken met de Qmentumnormen en de samenhang met andere kwaliteitsinitiatieven (bijvoorbeeld incidentmeldingen). Daarnaast werd getracht om op regelmatige tijdstippen aanwezig te zijn bij audits (als auditor of observator) om naast de theoretische kennis van de standaarden ook de praktische vertaalslag van wat een accreditatie inhoudt te kunnen inschatten. Uit zo’n (proef)audit kunnen elementen gefilterd worden die buiten een oplossing binnen het ziekenhuis, kunnen opgevangen worden door als ziekenhuiskoepel te interveniëren. Ook het bijwonen van internationale symposia hebben een grote meerwaarde.
15
Het vormt de bedoeling om ook in 2015 voldoende aandacht te hebben voor deze kennisuitbouw en -verdieping. Er kan opgemerkt worden dat in de afgelopen jaren de ondersteuning voornamelijk was gericht naar de ziekenhuismedewerkers verantwoordelijk voor het coördineren van het accreditatieproces (kwaliteitscoördinatoren en accreditatiemedewerkers). Het is een uitdaging om in de komende jaren ook initiatieven op te zetten om ook andere medewerkers te betrekken in het uitbouwen van een kwaliteits- en patiëntveiligheidsbeleid. Zo zijn er al een aantal ideeën om uitwisselingsbijeenkomsten te organiseren waarbij algemene directies en medische directies met elkaar in interactie kunnen treden en zich samen kunnen buigen over een aantal issues waarmee zij in de praktijk worden geconfronteerd en/of tegenaan lopen. Op welke manier wordt de complicatieregistratie en -bespreking aangepakt? Hoe kunnen we omgaan met de verwachting om de bekwaamheid van artsen en andere medewerkers te evalueren? Vermits een kwaliteitsbeleid idealiter wordt aangestuurd door beide partijen, lijkt het raadzaam om beide partijen daarrond samen te brengen. Samen met de Vlaamse Vereniging voor Hoofdartsen willen we een eerste uitwisselingsbijeenkomst organiseren in het voorjaar van 2015. Er wordt ook gedacht aan methodieken om andere medewerkers te bereiken. Ideeën die in dat kader kunnen genoemd worden, zijn het organiseren van proeftracers, waarbij peers met een inhoudelijke kennis van de standaarden een tracer uitvoeren bij elkaar. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan apothekers, HR-medewerkers, ziekenhuishygiënisten, … Samen met de betrokken professionals zal nagedacht worden zowel over welke aspecten worden meegenomen in een proeftracer als hoe dit praktisch kan georganiseerd worden (onderwerpen, nood aan tools, checklisten, vragen, grootte proefauditteam, …). Confidentialiteit en openheid zijn essentiële voorwaarden om ervoor te zorgen dat dergelijke tracers een meerwaarde bieden voor zowel de auditee, het geauditeerde ziekenhuis als de auditor. Verder is er ook vanuit de ziekenhuizen vraag om de aanpak voor het integreren van veiligheidsplannen (brandveiligheid, diefstal, natuurrampen, …) met elkaar te delen. Ook in dat kader zal vanuit ICURO nagegaan worden welke rol we hierin kunnen vervullen. Net als vorige jaren willen we graag expliciete aandacht besteden aan de thema’s die zowel vanuit de accrediterende instanties als binnen het federale contract ‘Coördinatie kwaliteit en patiëntveiligheid’ naar voren worden geschoven als cruciale elementen in het garanderen van kwaliteitsvolle zorg. In 2014 hebben we ons, samen met een groot aantal andere partners, ingezet voor projecten rond hoog risico medicatie en identitovigilantie. Een goede afstemming met alle betrokkenen leidt er immers toe dat uitgewerkte projecten voor verschillende doeleinden kunnen aangewend worden (accreditatie, het toezicht door de Vlaamse overheid, het federale meerjarenplan, …).
Het Vlaams Indicatorenproject, voor professionals en patiënten (VIP²) Het initiatief om met alle verschillende partners samen een aantal concrete en relevante indicatoren te definiëren om de kwaliteit van de zorg te objectiveren, heeft in het voorbije jaar een doorstart gekend. Intussen kan opgemerkt worden dat alle ziekenhuizen aan een of meerdere domeinen participeren; 23 ziekenhuizen engageerden zich om deel te nemen aan alle indicatoren.
16
In 2014 werd een wetenschappelijke adviesraad (WAR) opgericht met als doel (1) de ontwikkelingsgroepen en het QID-Bestuur bij te staan en advies te verlenen met betrekking tot methodologische issues, maar (2) daarnaast ook als ‘critical friend’ mee kunnen nadenken over de uitbouw van het project. Verder hebben de verschillende partners zich geëngageerd waardoor de uitbouw van een centrale website eind 2014 in een finale fase zit. Tijdens de studiedag van 5 december 2014 hebben een aantal bijkomende beroepsgroepen aangegeven om tegen het einde van 2015 een eigen set van gevalideerde indicatoren op te leveren. In het beleidsplan van 2014 werd gesteld om het aspect ‘leren van elkaar’ ook met betrekking tot de indicatorenwerking verder uit te bouwen. Niet alleen wordt het zo mogelijk om een aantal sectorbrede conclusies (met beleidsopties) te kunnen trekken (cfr. MAHA-analyse voor financiële gegevens), maar deze nominatieve feedback van de resultaten creëert de mogelijkheid om ziekenhuizen met goede praktijkvoorbeelden (die naar voren komen uit de resultaten) te stimuleren om hun aanpak met betrekking tot concrete zorgprocessen te delen met anderen. Nu de resultaten beschikbaar komen op een centrale website, bieden zich nieuwe kansen aan om dit te realiseren. Omtrent de uitwerking van een nieuw indicatorenprotocol werd met de betrokken partners afgesproken om het huidige indicatorenprotocol voor 2014 te handhaven en de hierin opgenomen punten te realiseren alvorens een nieuw protocol (met nieuwe doelstellingen) uit te werken. Dit creëert meteen de mogelijkheid om de verwachtingen gesteld bij de nieuwe regeringsvorming (cfr. intentie om het indicatorenproject te verduurzamen door het te laten opgaan in een Centrum voor kwaliteitszorg) te integreren en verder vorm te geven in dit nieuwe protocol. ICURO wil graag samen met alle partners nagaan welke opportuniteiten dit biedt voor de verderzetting van dit project. De uitwerking van een nieuw indicatorenprotocol biedt daarenboven ook de mogelijkheid om in overleg te treden met alle partners en een blik op de toekomst te werpen. Mede in het kader van de intenties tot de oprichting van een Centrum voor Kwaliteitszorg en de bepalingen van de zesde staatshervorming, waarin wordt gesteld dat de kwaliteit van de zorg een gemeenschapsbevoegdheid is, is het de betrachting van ICURO om de verschillende indicatoreninitiatieven waarmee de ziekenhuizen in contact komen, te integreren. Dit moet ertoe leiden dat ziekenhuizen aan de slag kunnen met indicatoren die door de zorgverleners als relevant worden ervaren en voldoende verbeterpotentieel in zich dragen. Het spanningsveld tussen ‘cherry picking’, maar ook de terechte vraag van de ziekenhuizen om enkel te kunnen participeren aan de indicatoren die voor hen relevant zijn, is een element dat door ICURO zal meegenomen worden naar de volgende besprekingen.
Een toezichtmodel dat aansluit bij de Q & S-dynamiek van de Vlaamse ziekenhuizen Inmiddels hebben 60 van de 65 algemene ziekenhuizen aangegeven een ziekenhuisbrede accreditatie na te streven voor het einde van 2017. Zoals aangekondigd, worden ziekenhuizen die voor die datum de accreditatiebeslissing van de externe audit aan Zorginspectie overmaken, vrijgesteld van het systeemtoezicht dat tot doel heeft de ziekenhuisbrede kwaliteitsborgende systemen door te lichten.
17
Desalniettemin zal ieder ziekenhuis, onafhankelijk van zijn status of accreditatie-intenties, jaarlijks bezocht worden in het kader van het nalevingstoezicht. De inspecties voor het internistisch zorgtraject zullen begin 2015 opgestart worden. Verwacht wordt dat de voorbereidingen voor het volgende traject zullen aangevat worden eind 2014, begin 2015. Er is nog geen duidelijkheid omtrent de inhoud van dat traject. Bij de uitwerking van het vorige eisenkader, met name het internistisch zorgtraject, werd ervoor geopteerd om naast de ziekenhuiskoepels ook de professionals van bij de start goed te betrekken in het bepalen welke elementen cruciaal zijn om een kwaliteitsvolle zorg te garanderen. Daarnaast werd via de Commissie “Q & S” een forum aan de overheid aangeboden om enerzijds de voortgang van het voorbereidingstraject te duiden en anderzijds af te stemmen over bepaalde in te nemen standpunten. Zo vormt de Commissie “Q & S” het structurele kader om in overleg te treden met de sector. Naar de toekomst toe lijkt het als ziekenhuiskoepel belangrijk om in de uitwerking van een eisenkader naast de betrokkenheid van de professionals ook andere partners te consulteren die het totaalplaatje van de vooropgestelde verwachtingen kunnen bewaken. Tot op heden werden de verschillende beroepsgroepen afzonderlijk geconsulteerd (bijvoorbeeld ziekenhuishygiënisten, artsen-intensivisten) die vervolgens ieder op zich bepalen wat relevant is binnen hun aandachtsdomein. Daardoor dreigt soms het overzicht verloren te gaan en riskeert men om de linken met andere normen (accreditatie, contract ‘Coördinatie kwaliteit en patiëntveiligheid’, …) uit het oog te verliezen. Door een aantal medische directies en/of kwaliteitscoördinatoren van bij de start te betrekken, kunnen deze lacunes opgevangen worden.
Werken aan kwaliteit vraagt een goede samenwerking met alle partners De dynamiek die zich in de afgelopen jaren ontwikkelde binnen de sector, kan enkel toegeschreven worden aan het engagement van alle partners. Zowel (1) het nastreven van een accreditatie, (2) het voorbereiden van het ziekenhuis in het kader van het toezicht door de Vlaamse overheid als (3) het werken met indicatoren vragen immers een gezamenlijke aanpak. Er kunnen heel wat voorbeelden genoemd worden van constructieve samenwerkingsinitiatieven met zowel interne als externe stakeholders. Om de genomen initiatieven verder kracht bij te zetten, maar ook nieuwe projecten te realiseren, is het belangrijk om hierin te blijven investeren. Daarbij vormt het een uitdaging om ook andere partners te betrekken, waarbij onder meer kan gedacht worden aan onderwijsinstanties en eerstelijnsvoorzieningen. Door de staatshervorming, waarbij een aantal bevoegdheden zijn overgedragen van het federale naar het gemeenschapsniveau, wordt de opportuniteit gecreëerd om nieuwe initiatieven tot samenwerking te verkennen, waardoor onder meer ook het belang van goede transmurale afstemming voor het garanderen van kwaliteitsvolle zorg meer op de voorgrond zou kunnen treden. De zesde staatshervorming creëert daarnaast ook kansen om initiatieven die in het verleden zijn genomen door beide niveaus, beter op elkaar af te stemmen. Zo is er de laatste jaren zowel op federaal vlak als op Vlaams niveau initiatief genomen rond het werken met indicatoren. Het zou goed zijn om dergelijke projecten te aligneren.
18
Belang van informatiedeling en -verspreiding Ook in 2014 werden een aantal initiatieven genomen om beschikbare informatie met elkaar te delen. Het presenteren van best practices in de Commissie “Q & S”, de terugkoppeling van een aantal leerpunten na het ‘International forum on Quality and Safety in Healthcare’, de Zorgwijzer die vanuit de ziekenhuiskoepels samen werd uitgebracht, de studiedagen en het plaatsen van relevante informatie op de website zijn maar enkele voorbeelden die in dit kader kunnen genoemd worden. Uit de reacties van onze leden menen we te mogen concluderen dat deze informatieverspreiding sterk wordt geapprecieerd. Met de aanwerving van een bijkomend stafmedewerker willen we deze informatieverspreiding intensifiëren, evenals een verkennende oefening opstarten welke kanalen bijkomende aandacht vragen. De Commissie “Q & S” blijft het forum bij uitstek om informatie met elkaar uit te wisselen. Naast de aanwezigheid van het merendeel van de ziekenhuizen, zijn ook de overheden goed vertegenwoordigd. In de afgelopen jaren is een sfeer gecreëerd waarbij alle partijen openlijk informatie kunnen uitwisselen en van gedachten wisselen; wat meteen de kritische succesfactor vormt van deze Commissie. Ook universiteiten worden stelselmatig uitgenodigd, waardoor ook aan hen een forum wordt aangeboden om relevante inzichten en/of nieuwe onderzoeksvoorstellen aan de sector toe te lichten. Een gevarieerde en relevante agenda, een zorgvuldige voorbereiding en een goede verslaggeving zijn daarbij van cruciaal belang. Een aandachtspunt om mee te nemen naar volgend jaar toe, is het uitwerken van een strategie om naast de kwaliteitsmedewerkers, ook de andere professionals in het ziekenhuis voldoende te informeren over Q & S-gerelateerde initiatieven. Het actief op zoek gaan naar hoe we “Q & S” ook gericht aan bod kunnen laten komen in andere werkgroepen binnen de ziekenhuiskoepels, is één mogelijkheid die daarbij kan genoemd worden, maar ook bij de informatieverspreiding in het algemeen moeten we inventief op zoek gaan naar hoe we andere medewerkers voldoende kunnen bereiken en informeren.
Anticiperend communiceren Het is belangrijk dat we in 2015 ook voldoende aandacht geven aan de wijze waarop we communiceren over Q & S gerelateerde issues. In een brainstormmoment met de leden van de Commissie “Q & S” werd reeds eerder aangehaald dat we idealiter een communicatiestrategie moeten ontwikkelen waarbij we kunnen anticiperen op vragen van media. Op vandaag worden we vaak nog onverwacht gecontacteerd door de pers, veelal naar aanleiding van incidenten. Dit leidt er dan vaak toe dat we in een positie worden gebracht waarin we ons moeten verdedigen en/of verantwoorden en niet altijd de tijd of de mogelijkheid krijgen om hieromtrent onderling af te stemmen, afspraken te maken omtrent de inhoud van de boodschap en/of de te contacteren persoon, … Het lijkt ons evident dat naast een communicatiebeleid binnen het ziekenhuis hierbij ook een rol is weggelegd voor de ziekenhuiskoepel als dusdanig. Het lijkt ons daarbij aangewezen om geen onnodig nieuwe structuren in het leven te roepen, maar hieromtrent aansluiting te zoeken binnen de bestaande werkgroepen binnen de ziekenhuiskoepels (bijvoorbeeld communicatieverantwoordelijken). Dit aandachtsdomein wordt vanuit ICURO opgevolgd door Vera De Troyer en Katleen Valtin.
19
2. Q & S in de geestelijke gezondheidszorg Werken aan kwaliteitsvolle geestelijke gezondheidszorg; een gezamenlijke opdracht De WHO toont aan in haar recente rapporten ‘The European Mental Health Action Plan’ (2013) en ‘Successes and Failures of Health Policy in Europe’ (2013) dat psychische stoornissen de tweede grootste oorzaak zijn van het aantal verloren gezonde levensjaren, uitgedrukt in Disablity Adjusted Life Years (DALY). Daarnaast vormen psychische stoornissen veruit de belangrijkste chronische aandoeningen in Europa (WHO, 2013). Omwille van de grote impact van psychische stoornissen zowel op het persoonlijk leven als voor de maatschappij, is de toegankelijkheid tot de GGZvoorzieningen als kwaliteitsvolle zorgverlening bijzonder groot. Om de toegankelijkheid tot de GGZ te waarborgen, stelt de WHO in haar actieplan van 2013 dat er meer moet ingezet worden op enerzijds vermaatschappelijking van zorg en anderzijds kwaliteitsvolle zorg door competente zorgprofessionals. Onder meer dankzij de opstart van het Vlaams Indicatorenproject GGZ is in Vlaanderen de beweging voor het objectiveren, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van zorg in de geestelijke gezondheidszorg definitief gestart. Vijf interdisciplinaire en sectorbreed samengestelde ontwikkelingsgroepen werden in 2013 opgericht. Deze ontwikkelingsgroepen hebben als belangrijkste taak het ontwikkelen van sectorbrede en relevante kwaliteitsindicatoren (1. Patiëntveiligheid; 2. Patiëntenparticipatie; 3. Continuïteit en coördinatie; 4. Depressie bij volwassenen en ouderen; 5. Gedragsstoornissen bij kinderen en jongeren). In dit onderdeel van het beleidsplan Q & S wordt de huidige stand van zaken van het Quality Indicator Project voor GGZ toegelicht en wordt vervolgens vooruitgekeken naar 2015.
Quality Indicator Project GGZ Op het Indicatorenforum van december 2013 werden 18 concrete voorstellen van relevante indicatoren gepresenteerd aan de GGZ-sector. Alvorens deze voorstellen kunnen geïmplementeerd worden in de verschillende GGZ-voorzieningen is het belangrijk om deze indicatoren verder te concretiseren en te operationaliseren. Om een eerste selectie te maken van zeer relevante en haalbare indicatoren werd een sectorbrede bevraging georganiseerd. Op basis van deze resultaten en in samenspraak met de voorzitters van de ontwikkelingsgroepen, het QI-Bureau en de technische werkgroep werd een beperkte set van indicatoren geselecteerd. Het vormde de ambitie om in 2014 deze beperkte set te operationaliseren en te concretiseren tot meetbare, specifieke en valide indicatoren voor de GGZ sector. Echter bij het uitwerken en concretiseren van deze beperkte set van indicatoren ervaren de ontwikkelingsgroepen een aantal beperkingen zoals (1) de complexiteit van de GGZ-sector en de psychische aandoeningen, (2) het ontbreken van een betrouwbare data-infrastructuur om klinische en administratieve data te abstraheren voor de verschillende kwaliteitsindicatoren, waardoor (3) de primaire registratielast toeneemt. Deze beperkingen zijn niet uniek in Vlaanderen, verschillende internationale rapporten hebben reeds gewezen op het belang van een betrouwbare datainfrastructuur om relevante en betrouwbare indicatoren te definiëren. Het is dan ook bemoedigend dat de ziekenhuiskoepels in samenwerking met de Vlaamse overheid een projectsubsidie hebben gekregen om op korte termijn (ten laatste begin 2015) de huidige Trusted Third Party (TTP) verder uit te bouwen en te versterken met een extra data-analist met het oog op de ondersteuning van het Vlaams Indicator Project GGZ.
20
In samenwerking met het QI-Bureau, de TTP, de ontwikkelingsgroepen, de GGZ-instellingen, het QIDBestuur en ICURO zal in de eerste helft van 2015 een validatieonderzoek uitgevoerd worden op basis van de geoperationaliseerde indicatorfiches. Op basis van de bevindingen van het validatieonderzoek zullen de verschillende indicatorenfiches verder geoptimaliseerd worden. Hierbij is het essentieel dat de participerende GGZ-instellingen input geven aan deze validatie-onderzoeken. De gevalideerde kwaliteitsonderzoeken zullen gepresenteerd worden aan de hele GGZ-sector op een uitgebreid QIForum alvorens deze kunnen geïmplementeerd worden in de verschillende GGZ-voorzieningen. Op basis van deze eerste set van gevalideerde kwaliteitsindicatoren ontstaat er een goed onderbouwd en relevant zicht op de kwaliteit van zorg in de verschillende GGZ-voorzieningen. Om de verschillende ontwikkelingsgroepen, maar ook de professionals en de GGZ-instellingen te inspireren en te stimuleren tot het ontwikkelen van relevante kwaliteitsindicatoren, maar ook om de mogelijkheid te bieden te leren van ervaringen van internationale initiatieven met betrekking tot het ontwikkelen van relevante GGZ-indicatoren, zal ICURO in samenwerking met Zorgnet Vlaanderen en de Vlaamse overheid een Colloquium organiseren met als voorlopige titel ‘Werken met indicatoren in de GGZ’.
De beweging naar een ziekenhuisbrede accreditatie: ook voor de GGZ De beweging naar een ziekenhuisbrede ISQua-accreditatie lijkt ook zijn ingang te vinden voor de psychiatrische ziekenhuizen. Een aantal psychiatrische ziekenhuizen hebben daartoe al concrete stappen ondernomen of zijn zich hieromtrent volop aan het informeren en/of zich aan het voorbereiden. Een recente bevraging naar aanleiding van de opstart van de Commissie “Q & S GGZ” geeft aan dat een aantal psychiatrische ziekenhuizen overwegen om een accreditatietraject op te starten. Een aantal andere hebben reeds een accreditatietraject opgestart. In januari 2014 heeft het UPC KULeuven, als eerste psychiatrisch ziekenhuis, een JCI-accreditatie gehaald. Ook het meerjarencontract ‘Coördinatie kwaliteit en patiëntveiligheid 2013 - 2017’ van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid (FOD Volksgezondheid) speelt handig in op het halen van een ziekenhuisbrede accreditatie. Door dit meerjarenplan dat is geënt op de accrediteringsvereisten, worden de psychiatrische ziekenhuizen die een accreditatietraject overwegen of daartoe reeds concrete stappen hebben ondernomen, ondersteund en aangemoedigd. Het valt te verwachten dat ook de psychiatrische ziekenhuizen, en met uitbreiding de hele GGZsector, worden gestimuleerd om een ISQua-accreditatie te halen. Om de psychiatrische ziekenhuizen hierin de nodige ondersteuning te bieden, is het van belang om goede contacten te hebben en te onderhouden met de accrediterende organisaties. Daarvoor werden in 2013 de eerste stappen gezet naar aanleiding van de introductie van het normenkader Qmentum voor de GGZ. In 2015 zal ICURO de contacten met NIAZ én JCI in functie van de GGZ verder uitbouwen. Om psychiatrische ziekenhuizen en andere GGZ-instellingen goed te informeren over accreditatie zal samen met een aantal GGZ-instellingen die reeds een accreditatie aan het voorbereiden zijn of een accreditatie hebben gehaald, een infonamiddag rond accreditatie georganiseerd worden. Daarnaast wordt de eigen expertise en ervaring met accreditatie verder uitgebouwd met het volgen van een bijscholing van NIAZ-auditor voor de normen 3.0. Met deze ervaringen, kennis en inzichten willen wij de GGZ-voorzieningen ondersteunen in de uitwerking van hun accreditatietraject.
21
Quality en Safety in de GGZ: nood aan een geïntegreerde aanpak De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) stelt in haar rapport ‘The European Mental Health Action Plan’ dat toegankelijkheid tot de GGZ dient te worden gewaarborgd door het leveren van kwaliteitsvolle zorg door competente professionals. Hierbij is het van belang dat de GGZ verder dient te worden gereorganiseerd waarbij de aandacht moet liggen op zowel een meer gemeenschapsgerichte benadering als patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg. Het werken met een set van relevante outcome-indicatoren, het uitvoeren van onafhankelijke audits met betrekking tot kwaliteit en patiëntveiligheid, het uitvoeren van internationaal onderzoek en patiënten- en familieparticipatie zijn hierbij enkele doelstellingen die worden vooropgesteld in dit rapport (WHO, 2013). Het uitbouwen van een geïntegreerde kwaliteitsbenadering waarbij het indicatorenproject van de GGZ, de beweging naar een instellingsbrede accreditatie ook voor psychiatrische ziekenhuizen en andere initiatieven om de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg goed op elkaar af te stemmen, sluit mooi aan bij de geïntegreerde benadering die ook door de WHO wordt voorgesteld. Vanuit de sterke dynamiek die wij kunnen vaststellen naar aanleiding van het Quality Indicator Project GGZ en de toenemende interesse bij de psychiatrische ziekenhuizen om zich te laten accrediteren, werd op 11 september 2014 een eerste sectorbrede Commissie “Quality & Safety GGZ” opgericht. Deze Commissie zal de thema’s kwaliteit en patiëntveiligheid voor de GGZ verder uitwerken en uitbouwen. Deze Commissie heeft als doelstelling de verschillende aspecten van een geïntegreerd kwaliteitsbeleid te behandelen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorbereiden en stimuleren van het werken met outcome indicatoren om de resultaten van zorg aantoonbaar te maken, het voeren van (externe) audits en veiligheidsrondes, uitbouwen van patiënten- en familieparticipatie en het aanreiken van stimulerende literatuur. Naast het delen van kennis en informatie, is het delen van ervaringen en best practices een belangrijke doelstelling van deze Commissie. Door het informeren en delen van kennis en ervaring ontstaat er een uniek forum in de GGZ dat de verschillende kwaliteitsinitiatieven op een geïntegreerde wijze kan behandelen en bespreken. Het vormt dan ook de ambitie om deze integrale quality & safety benadering, met het delen van best practices, verder uit te bouwen in 2015. Vanuit het samenwerkingsakkoord dat ICURO en Zorgnet Vlaanderen hebben afgesloten, zal ICURO samen met Zorgnet Vlaanderen de evoluties met betrekking tot quality & safety blijven ondersteunen en de GGZ-organisaties blijven aanmoedigen om hun kwaliteit van zorg te objectiveren en te verbeteren. Dit aandachtsdomein wordt vanuit ICURO opgevolgd door Peter Cosemans.
22
Deel 3 - Generieke thema’s 1. Overheidsopdrachten Strategie: wat? Het thema ‘overheidsopdrachten’ is exemplarisch voor de evolutie waarin een klassiek publiek thema via Europese aansturing ook een private dimensie krijgt; waardoor het klassiek onderscheid tussen het statuut van het ziekenhuis - privaat / publiek - nog meer vervaagt. De beide ziekenhuiskoepels, ICURO en Zorgnet Vlaanderen, hebben hierop gepast ingespeeld door vanaf eind 2011 transversaal een ‘Commissie overheidsopdrachten‘ (COO) te organiseren. De wijze van werken tot hiertoe binnen de COO is: delen en leren van concrete ervaringen aan de hand van casussen rond verschillende aspecten van de organisatie van OO (voornamelijk leveringen en diensten) binnen verschillende instellingen of gebracht door externe experts. Dit biedt antwoorden op veel gestelde vragen en heeft een sterke vormende waarde. De COO legt dus de nadruk op een ‘beleid overheidsopdrachten’ in het ziekenhuis dat een ‘inkoopproject’ is binnen de kaders van de ‘Europese richtlijnen’ voor overheidsopdrachten. Met andere woorden men moet voldoende oog hebben voor enerzijds de procesmatige manier van ‘inkopen’ en anderzijds de begeleidende regelgeving van de ‘aanbesteding’, namelijk aanbesteding als vorm van inkoopproces (cfr. TAZELAAR P.A.C. en MEIJER R., ‘De theorie en praktijk van Europees aanbesteden’, www.factmediabese.nl., 2007).
Terugblik/Vooruitblik Het thema OO is inhoudelijk en technisch zeer omvattend en het heeft ook een belangrijke impact voor de werking van de ziekenhuizen (en specifiek voor Zorgnet Vlaanderen ook voor de ouderenzorg). Met de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving die uiteindelijk op 1 juli 2013 zijn beslag heeft gekend, komen heel wat vragen op de ziekenhuizen af zodat de ziekenhuiskoepels zich moeten beraden en beslissen over welke prioriteiten zij in deze stellen. Dit stelt dus vragen naar de rollen die op dit ogenblik als prioritair worden beschouwd: opleiding / overleg / informeren / best practices en welke houding hierbij wordt aangenomen: ondersteunend. Dit heeft begin 2014 concreet vorm gekregen in een bevraging die een aantal (indicatieve) resultaten heeft opgeleverd: zoals tevredenheid aanpak OO / COO (69 % ja); aandacht voor blijvende vorming (69 % ja); rol onderzoeken van de koepels over samen aankoop geneesmiddel (62 % ja); maar koepelrol bij samenaankoop koepel-rol algemeen (46 % ja). Dit werd in 2014 concreet aangepakt voor geneesmiddelen. De ‘conclusies / aanbevelingen’ die dit via een ‘ad hoc werkgroepje geneesmiddelen’ heeft opgeleverd, mag exemplarisch heten voor de wijze waarop de koepels met overheidsopdrachten ook in 2015 willen verder werken: De schaalgrootte voor samenaankoop (van geneesmiddelen en andere) ligt niet op koepelniveau. Er wordt gepleit voor kleinschaligheid op provinciaal / regionaal niveau; bijvoorbeeld Hospilim (Limburg), Erov (Oost-Vlaanderen), Fenix (Vl. Brabant), Taxandria (Antwerpen, Kempen), SAK (West-Vlaanderen). Koepels zijn niet platform voor aanbesteding, maar wel voor netwerking.
23
Er blijft grote nood / behoefte bestaan aan uitwisseling over knowhow en van ‘verhalen’, zowel positieve als negatieve (+/-). Bedoeling van gestructureerde en ad hoc samenwerking mag niet worden om eenheidsworst te maken, maar wel om modellen aan te reiken die weliswaar kunnen verschillen (bijvoorbeeld naargelang cultuurverschillen tussen instellingen), maar die niet vrijblijvend zijn door een duidelijk en ook juridisch verankerd engagement. De ziekenhuiskoepels creëren netwerk-platforms voor die kennisdeling (rond producten en diensten; prijs en andere gunningscriteria; processen). Dit gebeurt nu reeds binnen de COO. Zo werd bijvoorbeeld in 2014 de wasserijsector uitgenodigd die hun bedrijfseconomische situatie schetste en in discussie ging met de instellingen over hun producten en diensten en over de positieve en negatieve ervaringen rond de overheidsopdrachten. Dit kan (voor producten en diensten) ook gefaciliteerd worden via studiedagen (bijvoorbeeld met workshops). Speciale werkgroepen zoals bijvoorbeeld geneesmiddelen kunnen 1 à 2 x jaarlijks vergaderen (bijvoorbeeld als themadag met casussen). Dit wordt verder opgevolgd vanuit de COO die tweemaandelijks vergadert. Globaal genomen, zit de COO hiermee in het stadium van implementering van de wetgeving OO naar begeleiding van de werking van de OO, waarvan de regelgeving één (weliswaar belangrijk) aspect is. In die tweemaandelijkse bijeenkomsten rond prioritaire thema’s (bijvoorbeeld voeding; wasserij; …) wordt via netwerking en ervaringsdeling een bijdrage geleverd in de praktische vertaalslag van regelgeving naar duurzaam aankoopmodel. De rol van COO en de koepels bestaat er niet in om tussen te komen in concrete dossiers, wel om de vinger aan de pols te houden wat OO betreft en de instellingen hierover de algemene info te geven en in dezelfde zin zo praktisch mogelijk te begeleiden. De ondersteuning van het thema door ICURO gebeurt via Stefaan Van Roey.
2. De verpleegkundige samenwerking / Werkgroep “Directie Verpleegkundig Departement” In het vorige beleidsplan werden een aantal prioriteiten opgesomd om de werking voor 2014 verder vorm te geven. De werkgroep “Directie Verpleegkundig Departement” zou de structuur zijn waaraan deze thema’s werden opgehangen. In de loop van het afgelopen jaar hebben we echter het aantal aanwezigen aan de werkgroep zien afnemen. Daartoe werd in september 2014 een oproep gelanceerd om ook ICURO-ziekenhuizen die tot op heden niet waren afgevaardigd, in de werkgroep uit te nodigen om te participeren aan de werking. Enkele ziekenhuizen hebben hun interesse daartoe aan ons te kennen gegeven. Deze interesse geeft aan dat er wel degelijk een nood is in de sector om vanuit de ziekenhuiskoepels een degelijke ondersteuning te bieden aan verpleegkundige en paramedische directies.
24
Zij komen in hun dagelijkse activiteiten niet alleen in aanraking met heel wat facetten van een ziekenhuiswerking (personeel, financieel, kwaliteit), maar daarenboven geven zij veelal leiding aan de grootste groep van professionals (cfr. Jaarstatistieken met betrekking tot de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen in België 2013, waaruit blijkt dat 63 % van alle professionals verpleegkundigen, vroedvrouwen of zorgkundigen zijn). In het verleden werd reeds verschillende malen aangekaart dat dit een domein is waar vanuit de sector een expliciete vraag is naar bijkomende inspiratie, visievorming en ondersteuning. Binnen ICURO is er een groot draagvlak om daar een gevolg aan te geven in 2015. Daartoe zal op korte termijn geëxploreerd worden om, idealiter in samenwerking met Zorgnet Vlaanderen (via de delta), een stafmedewerker aan te stellen die deze werking verder kan uitbouwen en ideeën kan aanreiken om de sector hierin te ondersteunen. In afwachting tot er een stafmedewerker wordt aangesteld, zal Vera De Troyer dit aandachtsdomein verder opvolgen.
Deel 4: Toekomstige positionering van ICURO De besprekingen voor de verdere samenwerking tussen ICURO en Zorgnet Vlaanderen zijn op het moment van de opstelling van dit beleidsplan in een cruciale fase. De uitkomst daarvan (het uiteindelijke samenwerkingsmodel) zal mede bepalend zijn voor het beleid van de komende jaren. Nieuwe structuren en bevoegdheden zullen onmiskenbaar een impact hebben op de aansturing, het actiedomein, de integratie van de sectoren, de werkingsmiddelen, ... Het lijkt ons essentieel om in een vroeg stadium de nodige afspraken te maken om de opgestarte dynamiek in de verschillende instellingen niet te hypothekeren en zo mogelijk te versterken. Daarbij is het belangrijk naast de ondersteuning in de publieke dimensie van de ziekenhuiswerking en in een aantal generieke aandachtspunten in verband met het ondersteunen van ziekenhuizen in het werken aan kwaliteit en patiëntveiligheid, voldoende stil te staan bij de specificiteit van de verschillende sectoren, zonder de transversaliteit uit het oog te verliezen. 2015 is het eerste volledige werkjaar van een nieuwe legislatuur van de Vlaamse overheid. In het kader van de zesde staatshervorming zijn heel wat componenten met betrekking tot gezondheidszorg in het algemeen (en kwaliteit in het bijzonder) overgekomen naar het gemeenschapsniveau. In het regeerakkoord van de Vlaamse regering staat opgenomen: “Om de bestaande resultaten met betrekking tot de kwaliteitsindicatoren te verduurzamen en verder te ontwikkelen, laten we het VIP-project evolueren naar een Centrum voor Kwaliteitszorg.”. Een dergelijk centrum heeft een aantal opportuniteiten, maar roept ook een aantal vragen op. Op welke aandachtsdomeinen zal dit instituut zich toespitsen? Zal enkel het indicatorenproject ondergebracht worden in deze structuur of worden ook andere kwaliteitsverbeterende initiatieven meegenomen? We wensen hierop te anticiperen als ziekenhuiskoepel door proactief de mogelijkheden te verkennen. Daartoe lijkt het ons aangewezen om reeds in het najaar van 2014 met onze leden een eerste maal te brainstormen over welke rol we daarin zelf wensen en kunnen vervullen. Naast een gedachtewisseling met onze stakeholders, realiseren we ons dat er ook internationaal een aantal voorbeelden zijn die daarbij inspirerend kunnen zijn, waarbij het recentelijk opgerichte Kwaliteitsinstituut Nederland zeker kan genoemd worden, maar ook het Patient Safety Learning System (British Colombia, Canada) biedt mooie aanknopingspunten.
25
Het ligt in onze bedoeling om op basis van deze informatie een voorstel te formuleren aan de bevoegde Vlaamse minister omtrent de oprichting en de werking van een dergelijk centrum (bevoegdheden, taken, stakeholders, aansturing, samenwerking met reeds bestaande initiatieven) om zodoende een structuur te kunnen uitbouwen die een daadwerkelijke meerwaarde in zich draagt voor alle betrokken partijen. Bovenstaande factoren leiden ertoe dat dit beleidsplan in de loop van de komende maanden aan wijzigingen kan onderhevig zijn.
23 januari 2015
26