Beleidsplan
Beleidsplan MIND
1
Basisschool De Vijfmaster
Inhoudsopgave Inleiding 1. Doelstelling 2. Doelgroep 3. Signalering 3.1. Doelstelling 3.2. Doelgroep 3.3. Instrumenten 3.4. Procedure/ screeningsmomenten 3.5. Verantwoordelijkheid 3.6. Communicatie met ouders 4. Diagnostiek 4.1. Doelstelling 4.2. Doelgroep 4.3. Instrumenten 4.4. Procedure 4.5. Wanneer? 4.6. Verantwoordelijkheid 4.7. Communicatie met ouders 4.8. Extern onderzoek 5. Leerlingbegeleiding 5.1. Opstellen handelingsplan Verantwoordelijkheid Gebruik formulieren Organisatie in de groep Communicatie met ouders 5.2. Vervroegde doorstroming Doorlopen adviestraject Sociaal-emotionele ontwikkeling Besluitvorming Vervolgtraject Communicatie met ouders 5.3. Werken met leerarrangementen 5.3.1. Compacting Waarom compacting? Richtlijnen voor compacting Verantwoordelijkheid 5.3.2. Verrijkingsaanbod Basispakket Mindwerk Keuzemateriaal 5.4. Begeleiding in groep 1-2 6. Begeleiding onderpresteerders 6.1. Aandachtspunten signalering 6.2. Aandachtspunten diagnostiek 6.3. Aandachtspunten begeleiding 7. Randvoorwaarden begeleiding Mindwerk Beleidsplan MIND
2
Basisschool De Vijfmaster
7.1. Planning leerstof 7.2. Begeleiding leerling 7.3. Beoordeling Mindwerk 7.4. Rapportage 7.5. Overdracht naar de volgende groep 8. Evaluatie 8.1. Schoolniveau 8.2. Ouders Korte termijn Langere termijn Evaluatie aanpak 8.3. Leerling Korte termijn Langere termijn Evaluatie aanpak
Bijlagen Bijlage 1: Profielen van hoogbegaafde leerlingen Bijlage 2: Informatie over de Quickscan Bijlage 3: Informatie over afname NSCCT in groep 4 Bijlage 4: Ouderbrieven/ mails Bijlage 5: Basispakket en keuzematerialen Bijlage 6: Compacting bij kleuters vanuit DHH Bijlage 7: Eigenschappen van onderpresteren Bijlage 8: Eerste Hulp bij Onderpresteren.
Beleidsplan MIND
3
Basisschool De Vijfmaster
Inleiding Dit beleidsplan voor de Vijfmaster is geschreven vanuit het Project MIND. De doelstellingen van dit project zijn de volgende: 1. Bieden van passend onderwijs aan cognitief getalenteerde leerlingen die onderpresteren door middel van onderwijsarrangementen voor groep 1-2 en groep 3 t/m 8. 2. Ontwikkelen van systeem van vroegtijdige signalering van cognitief getalenteerde leerlingen in de leeftijd van 2-8 jaar. 3. Inrichten kenniscentrum MIND binnen het samenwerkingsverband WSNS Veghel e.o. waarbij de volgende onderdelen gerealiseerd worden: a. Scholing, training en kennisdeling; b. Ontwikkeling; c. Onderzoek en monitoring. 4. Iedere school binnen het samenwerkingsverband WSNS Veghel e.o. heeft een actieplan waarin beschreven staat hoe de school passend onderwijs wil realiseren voor cognitief getalenteerde leerlingen.
Beleidsplan MIND
4
Basisschool De Vijfmaster
1. Doelstelling Onze school kiest ervoor om de begeleiding t.a.v. leerlingen, die behoefte hebben aan een meer dan gemiddeld leerstofaanbod, vast te leggen in een protocol genaamd: Mindwerk. In zake dit protocol is belangrijk voor de Vijfmaster: - Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen met name op cognitief gebied. - T.a.v. leerlingen die extra zorg nodig hebben, is het onderwijs gericht op de individuele begeleiding die is afgestemd op de behoefte van de leerling. - Er worden programma’s ontwikkeld die schoolbreed ingezet kunnen worden.
Beleidsplan MIND
5
Basisschool De Vijfmaster
2.
Doelgroep
Project MIND richt zich op: 1. Kinderen waarbij sprake is van hoogbegaafdheid 2. Kinderen waarbij sprake is van hoogbegaafdheid en onderpresteren 3. Kinderen waarbij sprake is van hoogbegaafdheid en comorbiditeit
1. Hoogbegaafdheid Intelligente leerlingen: beschikken in voldoende mate over de leereigenschappen, die kenmerkend zijn voor kinderen met een hoge intelligentie (begaafd niveau IQ 115130). De persoonskenmerken van begaafdheid komen echter minder duidelijk naar voren, waardoor er bij deze leerlingen problemen kunnen zijn in het functioneren, die maken dat de leerling niet optimaal uit de verf komt. Bij deze leerlingen zijn naast aanpassingen in het leerstofaanbod pedagogische aandachtspunten in de begeleiding aan de orde. Begaafde leerlingen: beschikken in voldoende mate over de leer- en persoonlijkheidseigenschappen die kenmerkend zijn voor kinderen met een hoge intelligentie (begaafd niveau IQ 115-130). Bij deze leerlingen zijn er geen specifieke problemen in het functioneren en zijn in principe alleen didactische aanpassingen noodzakelijk. Hoogintelligente leerlingen: beschikken in sterke mate over de leereigenschappen, die kenmerkend zijn voor kinderen met een zeer hoge intelligentie (hoogbegaafd niveau IQ >130). De persoonskenmerken van begaafdheid komen echter minder duidelijk naar voren, waardoor er bij deze leerlingen problemen kunnen zijn in het functioneren, die maken dat de leerling niet optimaal uit de verf komt. Bij deze leerlingen zijn naast aanpassingen in het leerstofaanbod pedagogische aandachtspunten in de begeleiding aan de orde. Hoogbegaafde leerlingen: beschikken in sterke mate over de leer- en persoonlijkheidseigenschappen die kenmerkend zijn voor kinderen met een zeer hoge intelligentie (hoogbegaafd niveau IQ >130). Bij deze leerlingen zijn er geen specifieke problemen in het functioneren en zijn in principe alleen didactische aanpassingen noodzakelijk. Voor leerlingen, waarbij sprake is van specifieke problematiek (zoals o.a. faalangst, sociaalemotionele problematiek) of leerproblemen (zoals o.a. dyslexie, ADHD en een disharmonisch ontwikkelingsprofiel) wordt individueel bekeken welke maatregelen noodzakelijk zijn, eventueel in overleg met een externe deskundige. 2. Hoogbegaafdheid en onderpresteren Kinderen die minder goed presteren op taal, lezen en rekenen dan op grond van hun sterke begaafdheidsfactoren verwacht mag worden, zonder dat de kinderen gehinderd worden door een (versluierde) leer- en of persoonlijkheidsstoornis. 3. Hoogbegaafdheid en comorbiditeit Kinderen waarbij sprake is van hoogbegaafdheid en waarbij een diagnose is gesteld of een sterk vermoeden is van een leer- en of persoonlijkheidsstoornis. Meer informatie is te vinden in bijlage 1: Profielen van hoogbegaafde leerlingen
Beleidsplan MIND
6
Basisschool De Vijfmaster
3.
Signalering
Bij de signalering van (hoog)begaafdheid hebben de volgende personen een relevante rol: Kind Ouders Leerkracht Werkgroep Mindwerk (coördinator hoogbegaafdheid Anne-Marie Kox en de intern begeleider Rinske Leijen) Directie 3.1. Doelstelling Het doel van de signalering is om cognitief getalenteerde onderpresteerders in beeld te krijgen. Daarnaast brengt de screening ook hoogbegaafde kinderen en hoogbegaafde kinderen met een andere problematiek in beeld die nu niet onderpresteren, maar dit zonder juiste interventies mogelijk wel gaan doen.
3.2. Doelgroep Binnen het project MIND hanteren we de volgende doelgroep: Kinderen met een vermoeden van hoogbegaafdheid Kinderen met een vermoeden van hoogbegaafdheid en onderpresteren Kinderen met een vermoeden van hoogbegaafdheid en comorbiditeit. In een aantal gevallen is het wenselijk de Quickscan en de fase van signalering over te slaan en rechtstreeks over te gaan naar de diagnostiek: Wanneer er vooraf al een sterk vermoeden van begaafdheid bestaat Op het gegevensblad van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid (DHH) wordt een aantal factoren nagevraagd, die kunnen leiden tot het advies de signalering over te slaan Bij het vermoeden van onderpresteren, leerstoornissen of gedragsproblematiek Bij leerlingen die instromen verderop in de schoolloopbaan bij een vermoeden van (hoog)begaafdheid 3.3 Instrumenten Signalering Op de Vijfmaster maken wij gebruik van de volgende instrumenten: 1. Quickscan DHH 2. Module Signalering uit het DHH 3. NSCCT (groep 4) Meer informatie over deze instrumenten is te vinden in bijlage 2: Informatie over de Quickscan en bijlage 3: Informatie over afname NSCCT in groep 4.
3.4. Procedure/ screeningsmomenten Het proces van screening gaat vooraf aan de begeleiding van kinderen. Nadruk ligt op de vroegsignalering in groep 1. Uitgangspunt is dat het goed is om jaarlijks door andere ogen naar kinderen te kijken. Voor leerlingen die in augustus in groep 1 zitten wordt in oktober de Quickscan ingevuld. Voor alle leerlingen die daarna instromen wordt de Quickscan in maart ingevuld.
Beleidsplan MIND
7
Basisschool De Vijfmaster
Groep Groep 1
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Groep 6/7/8
Quickscan/ Signalering/ Diagnostiek Voor alle leerlingen wordt de Quickscan DHH ingevuld en wordt het advies van het DHH opgevolgd. Als het DHH een vervolgtraject aangeeft, worden de ouders schriftelijk geïnformeerd (zie brief bijlage 4). De leerkracht neemt ongeacht de uitslag contact op met de werkgroep Mindwerk over het vervolgtraject. Voor alle leerlingen wordt de Quickscan DHH ingevuld en wordt het advies van het DHH opgevolgd. Als het DHH een vervolgtraject aangeeft, worden de ouders schriftelijk geïnformeerd (zie brief bijlage 4). De leerkracht neemt ongeacht de uitslag contact op met de werkgroep Mindwerk over het vervolgtraject. Bij alle leerlingen wordt de NSCCT afgenomen en zo nodig daarna Signalering DHH. Voorafgaand aan de signalering worden de ouders schriftelijk geïnformeerd (zie brief bijlage 4). De leerkracht neemt ongeacht de uitslag contact op met de werkgroep Mindwerk over het vervolgtraject. Voor alle leerlingen wordt de Quickscan DHH ingevuld en wordt het advies van het DHH opgevolgd. Als het DHH een vervolgtraject aangeeft, worden de ouders schriftelijk geïnformeerd (zie brief bijlage 4). De leerkracht neemt ongeacht de uitslag contact op met de werkgroep Mindwerk over het vervolgtraject. Bij leerlingen uit de doelgroep gaan we direct over naar de fase diagnostiek. Ouders worden hierover schriftelijk geïnformeerd (zie brief bijlage 4). De leerkracht neemt ongeacht de uitslag contact op met de werkgroep Mindwerk over het vervolgtraject.
3.5 Verantwoordelijkheid De groepsleerkrachten zijn verantwoordelijk voor het invullen van het signaleringsinstrument. De groepsleerkracht start de procedure op, verzamelt en interpreteert de gegevens. En neemt na overleg met een lid van de werkgroep Hoogbegaafdheid (IB-er bovenbouw) een besluit over het vervolgtraject. 3.6 Communicatie met ouders De ouders van leerlingen die opvallen vanuit de Quickscan krijgen zo spoedig mogelijk standaardbrief/mail (zie bijlage 4) waarin wordt aangegeven wat de bedoeling is van de signalering, welke gegevens eventueel van ouders nodig zijn en welke terugkoppeling er plaatsvindt naar ouders.
Beleidsplan MIND
8
Basisschool De Vijfmaster
4.
Diagnostiek
Uitgangspunten voor diagnosefase: Ouders gaan schriftelijk akkoord (zie bijlage 4) dat hun kind de diagnosefase doorloopt en zijn bereid de vragenlijsten in te vullen. Er is binnen de school de mogelijkheid om het kind door te toetsen. Op de Vijfmaster vormen de coördinator hoogbegaafdheid Anne-Marie Kox en de intern begeleider Rinske Leijen samen de werkgroep Mindwerk. Bovengenoemde werkgroep is betrokken bij de diagnosefase en de terugkoppeling naar ouders. 4.1 Doelstelling Doelstelling van de diagnostiek: Meer duidelijkheid krijgen over de begaafdheid van de leerling. Richtlijnen krijgen voor het vervolgtraject.
4.2 Doelgroep De kinderen die uit de signalering naar voren komen als vermoedelijk hoogbegaafde onderpresteerders en kinderen die vermoedelijk hoogbegaafd zijn zonder dat ze onderpresteren doorlopen de diagnosefase. Mogelijk is het ook interessant om kinderen waarbij vermoedelijk sprake is van comorbiditeit de diagnosefase te doorlopen, maar vaak is de problematiek te complex en/ of is er nog een recent psychologisch onderzoek beschikbaar. 4.3 Instrument: DHH (Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid) Voor de diagnosefase maken we gebruik van het webbased programma Digitaal handelingsprotocol Hoogbegaafdheid (DHH). Dit programma stelt geen diagnose hoogbegaafdheid, maar geeft wel aan of er voldoende aanwijzingen zijn die duiden op (hoog)begaafdheid. Daarnaast geeft het programma de ontwikkelings- of didactische voorsprong weer van het kind en brengt sterke en minder sterke persoonskenmerken van het kind in beeld. Als alle gegevens bekend zijn kan het DHH een verslag met een advies voor begeleiding geven. Soms roept het beeld te veel vragen op en is er eerst extern onderzoek nodig om tot een goed advies te komen. 4.4 Procedure Het DHH vraagt om de volgende gegevens om een diagnose te kunnen stellen: Oudervragenlijst Leerkrachtvragenlijst Toetsgegevens uit het LVS (Cito-toetsen) Gegevens over het ontwikkelingsniveau van kinderen uit groep 1-2 Doortoetsgegevens Eventueel het verslag van een leerling-gesprek (groep 1-4) of leerling-vragenlijst (vanaf groep 5).
Beleidsplan MIND
9
Basisschool De Vijfmaster
Toelichting op de doortoetsgegevens: Bij het doortoetsen wordt begonnen met de eerstvolgende toetsen volgens het toetsschema en er wordt doorgetoetst zolang de leerling op I-niveau scoort. Wanneer een leerling op Iniveau heeft gescoord bij het doortoetsen, hoeft hij deze toets niet opnieuw te maken wanneer hij hem volgens de toetskalender moet maken. Heeft hij lager dan I-niveau gescoord, dan wordt de toets wel meegedaan op het moment dat de desbetreffende toets aan de orde is. De scores van de reeds gemaakte Cito-toetsen worden op het moment van toetsing volgens de toetskalender ingevuld bij de groep waar de leerling op dat moment zit. Belangrijk: Bij de start van het doortoetsen wordt in alle gevallen doorgetoetst, dus ook wanneer op de laatst afgenomen Cito-toets geen I-score is behaald, in verband met het opsporen van onderpresteerders. Groep 1-2: Na het invullen van de tabel LVS binnen DHH wordt er doorgetoetst wanneer de didactische voorsprong 7 tot 12 maanden is. Voor het doortoetsen gebruiken we de toetsen Cito-Taal voor Kleuters en Cito-Rekenen voor Kleuters. Zo nodig wordt er doorgetoetst met de Citotoetsen voor groep 3 en verder. Groep 3-8: Voor het doortoetsen gebruiken we Cito-Begrijpend Lezen, Cito-Spelling en Cito-RekenenWiskunde.
4.5 Wanneer Binnen een maand na de afronding van de signaleringsfase wordt de fase diagnostiek opgestart.
4.6
Verantwoordelijkheid
1.
Opstarten diagnostiekfase
2. 3.
Verzamelen gegevens Interpreteren gegevens
4.
Besluit nemen over het vervolgtraject
5.
Eindverslag schrijven (zo nodig)
de groepsleerkracht, door middel van een oudergesprek en schriftelijke toestemming van de ouders (zie bijlage 4). de groepsleerkracht groepsleerkracht en een lid van de werkgroep Mindwerk (IB-bovenbouw). de groepsleerkracht en een lid van de werkgroep Mindwerk(IB-bovenbouw). . de groepsleerkracht en een lid van de werkgroep Mindwerk (IB-bovenbouw).
4.7 Communicatie met ouders Omdat we in de diagnosefase inzoomen op individuele kinderen en ook een bijdrage van deze kinderen vragen, is het noodzakelijk dat ouders akkoord gaan met het doorlopen van diagnosefase voor hun kind. De groepsleerkracht vraagt de ouders om toestemming en medewerking in een gesprek en geeft schriftelijk de informatie over het vervolgtraject/ fase diagnostiek mee. De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de communicatie naar ouders en blijft het aanspreekpunt voor de ouders.
Beleidsplan MIND
10
Basisschool De Vijfmaster
4.8 Procedure extern onderzoek In de volgende gevallen kan extern onderzoek wenselijk zijn: Er is geen eenduidige conclusie mogelijk op grond van de gegevens uit de module diagnostiek van het DHH Er zijn tegenstrijdige gegevens; Bij het vermoeden van onderpresteren, leerstoornissen of ernstige gedragsproblematiek na een negatief advies van het DHH. De directie en werkgroep Mindwerk bepalen samen of nader onderzoek wenselijk is. Wanneer het niet mogelijk is om het onderzoek door de school te laten plaatsvinden, dan wordt ouders het advies gegeven om extern onderzoek te laten doen. De school zal in dat geval de uitkomsten van het externe onderzoek serieus nemen en haar handelen afstemmen op de uitkomsten van het onderzoek. Adviezen van externe deskundigen worden opgevolgd, voor zover ze niet in strijd zijn met het door de school gevoerde beleid.
Beleidsplan MIND
11
Basisschool De Vijfmaster
5.
Leerlingbegeleiding
In dit deel van het beleidsplan wordt aangegeven welke begeleidingsmogelijkheden er op onze school zijn voor (hoog)begaafde leerlingen. 5.1 Opstellen hulpplan Verantwoordelijkheid De groepsleerkracht stelt samen met IB een hulpplan in ParnasSys op. Organisatie in de groep De scholen binnen het samenwerkingsverband werken in principe volgens 1-zorgroute, die gebaseerd is op het handelingsgericht werken. Uitgangspunten 1-zorgroute: Evalueren en verzamelen van gegevens van leerlingen Signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften Clusteren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Opstellen groepsplan Uitvoeren groepsplan Dit betekent dat er in iedere groep drie niveaus worden onderscheiden die structureel zijn ingebed in het onderwijsaanbod. Per jaar kan deze indeling variëren afhankelijk van de samenstelling van de groep. We werken op de Vijfmaster met drie niveaugroepen: Zorg, Basis en Plus. Onder de Plus verstaan wij de goede leerlingen die vallen onder de differentiatiemogelijkheden van de methode. MIND-leerlingen zitten in de Plus-groep en werken daarnaast volgens de leerarrangementen vanuit MIND. Communicatie met ouders Ouders worden mondeling geïnformeerd voordat een leerling start met het werken met een onderwijsarrangement (eerste of tweede leerlijn). 5.2 Vervroegde doorstroming Het uitgangspunt is dat vervroegde doorstroming in ieder geval mogelijk moet zijn op De Vijfmaster. Voor leerlingen die de adviesprocedure vervroegde doorstroming wordt doorlopen, moet de volledige diagnostiekfase zijn afgerond. Criteria voor doorlopen adviestraject vervroegde doorstroming De adviesprocedure vervroegde doorstroming wordt doorlopen wanneer dit wordt geadviseerd door het DHH. Verder kan het zinvol zijn om de procedure te doorlopen in de volgende gevallen: De leerling behoort tot de doelgroep van dit protocol, dit komt naar voren uit de fase van diagnostiek of uit extern onderzoek èn De leerling heeft een didactische voorsprong van minimaal 12 maanden op meerdere leerstofgebieden (rekenen, spelling en begrijpend lezen). Groep 1-2: Er moet sprake zijn van een brede ontwikkelingsvoorsprong aangetoond vanuit het DHH. Er wordt er doorgetoetst met de Cito-toetsen Taal voor Kleuters en Rekenen voor Kleuters en daarna worden de Cito-toetsen van de daarop volgende groepen gebruikt.
Beleidsplan MIND
12
Basisschool De Vijfmaster
Groep 3-8: Er moet sprake zijn van een didactische voorsprong van minimaal 12 maanden op de onderdelen spelling, begrijpen lezen en rekenen. Sociaal-emotionele ontwikkeling Op dit moment hanteert de Vijfmaster het instrumenten ZIEN! om de sociaal-emotionele ontwikkeling in kaart te brengen. Daarnaast hanteren wij:
Groep 1-2: - De observatielijsten - Gesprekken met leerkrachten en ouders - Eventuele informatie vanuit externe instanties Groep 3-8: - Gesprekken met leerkrachten en ouders - Eventuele informatie vanuit externe instanties
Besluitvorming De leerkracht doorloopt het adviestraject vervroegde doorstroming en bespreekt de uitkomst met de of een lid van de werkgroep Mind (IB-er bovenbouw). Daarna vindt een gesprek plaats met de ouders om een definitieve beslissing omtrent de vervroegde doorstroming te nemen. Het oudergesprek wordt gevoerd door de groepsleerkracht samen met de Intern begeleider, eventueel is de directie hier ook bij aanwezig. In principe is vervroegde doorstroming op ieder moment mogelijk, in overleg wordt bekeken welk moment het meest wenselijk is. Vervolgtraject In principe starten leerlingen die vervroegd zijn doorgestroomd binnen 8 weken weer met een aangepast programma. Bij twijfel kan in overleg met de werkgroep Mind bekeken worden of een leerling start in de eerste of de tweede leerlijn. Mocht de leerkracht denken dat een aangepast leerstofaanbod op dat moment nog niet wenselijk is, dan wordt contact opgenomen met de werkgroep Mind (IB-er bovenbouw). Aan de hand van de punten die eventueel naar voren zijn gekomen naar aanleiding van het adviestraject vervroegde doorstroming wordt bekeken welke aandachtspunten er zijn bij de voorbereiding op de vervroegde doorstroming. 5.3 Werken met leerarrangementen in groep 3-8 Leerarrangementen zijn gebaseerd op de aanpak volgens compacting en verrijking. Compacten is het overslaan van onnodige herhalings- en oefenstof uit de methode. De tijd die vrijkomt door compacting van de reguliere leerstof kan worden besteed aan het werken aan verrijkingsmateriaal. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de beschikbare leerarrangementen (zie Mindportaal). Het verwerken van de verrijkingsstof, ofwel Mindwerk genoemd, heeft een verplichtend karakter. Het is even belangrijk als de gecompacte basisstof. Bij de aanpak via compacting en verrijking is het nadrukkelijk niet de bedoeling dat leerlingen versneld door de leerstof heen werken. 5.3.1 Compacting Waarom compacting? Begaafde en hoogbegaafde leerlingen hebben vaak minder uitleg, oefening en herhaling nodig dan de reguliere methode aanbiedt. Voor hen kan het een en ander geschrapt worden. Daarom zijn er verschillende richtlijnen voor compacting ontwikkeld, die de leerkracht aangeven welke onderdelen van de reguliere leerstof zinvol zijn voor hoogbegaafde leerlingen. Beleidsplan MIND
13
Basisschool De Vijfmaster
Richtlijnen voor compacting Compacting vindt plaats aan de hand van de compactingrichtlijnen van het DHH of de routeboekjes van het SLO. Als er gekozen wordt voor compacten kan dat op de volgende vakgebieden: Rekenen en Wiskunde en Taal/ Spelling. Rekenen en Wiskunde Taal/ spelling
1e leerlijn richtlijnen DHH 2e leerlijn SLO-routeboekje/ richtlijnen DHH 1e leerlijn richtlijnen DHH 2e leerlijn SLO-routeboekje/ richtlijnen DHH
Verantwoordelijkheid De leerkracht is verantwoordelijk voor het compacten van de leerstof. Hij/ zij kan hulp vragen bij de werkgroep Mindwerk.
5.3.2 Verrijkingsaanbod Basispakket Mindwerk De materialen die nodig zijn voor het Mindwerk in de leerarrangementen maken onderdeel uit van het basispakket op de Vijfmaster. Zie voor stappenplan voor het samenstellen van de leerarrangementen de Mindportaal (onderdeel leerarrangementen). Keuzemateriaal Er zijn verder altijd leerlingen die ondanks het uitgebreide basis- en mindprogramma toch nog tijd overhouden. Zij kunnen naar eigen interesse keuzewerk gaan doen. Ze kunnen hierbij gebruik maken van de aanvullende materialen die op de school aanwezig zijn of surfen naar interessante sites. Op de leerlingensite van de Mindportaal zullen in de loop van de tijd steeds meer bruikbare sites worden opgenomen. Zie bijlage 5: Basispakket en keuzematerialen. 5.4 Begeleiding in groep 1-2 Compacting We hanteren de uitgangspunten zoals die zijn opgenomen bij de beschrijvende richtlijnen voor compacting in groep 1-2 van het DHH. Zie bijlage 6: Compacting bij kleuters vanuit DHH. De belangrijkste punten zijn: Er wordt met de opdrachten en werkjes aangesloten bij het niveau van de leerling. Er worden grotere leerstappen genomen, opdrachten met een gelijke inhoud en/of doelstelling worden zoveel mogelijk vermeden; Per project wordt bekeken welke opdrachten zinvol zijn voor kinderen uit de doelgroep; Bij de methoden die gebruikt worden ter ondersteuning van het onderwijs wordt bekeken welke onderdelen zinvol zijn om mee te laten doen. Verrijkingsaanbod Bij het verrijkingsaanbod wordt gebruik gemaakt van de leerarrangementen voor groep 1-2. Deze leerarrangementen zijn te vinden op het Mindportaal. Voor een overzicht van de aanwezige materialen zie bijlage 5: Basispakket en keuzematerialen.
Beleidsplan MIND
14
Basisschool De Vijfmaster
Planning leerstof In groep 1-2 maakt de leerkracht per project een planning van de opdrachten en activiteiten die aan de orde zullen komen. Vervolgens wordt per dag bepaald welke opdrachten en activiteiten individuele kinderen gaan doen. Bij kinderen uit de doelgroep wordt bij het inplannen van opdrachten en activiteiten rekening gehouden met het niveau van de leerling en zullen naast reguliere opdrachten en activiteiten ook verrijkingsopdrachten ingepland worden.
Beleidsplan MIND
15
Basisschool De Vijfmaster
6
Begeleiding onderpresteerders
Naast de didactische aanpassingen zijn er leerlingen die ook behoefte hebben aan specifieke begeleiding vanwege problemen hebben in hun functioneren. Project MIND richt zich vooral op de hoogbegaafde onderpresteerders. Hieronder verstaan we: Kinderen die minder goed presteren op taal, lezen en rekenen dan op grond van hun sterke begaafdheidsfactoren verwacht mag worden, zonder dat de kinderen gehinderd worden door een verborgen leer- en of persoonlijkheidsstoornis (bijvoorbeeld een vorm van autisme). Zie verder bijlage 7: Eigenschappen van onderpresteren. 6.1 Aandachtspunten signalering Bij de signalering gelden voor onderpresteerders de volgende aandachtspunten: We vermoeden onderpresteren als onderpresteren wordt vermoed door de ouders of de leerkracht en de kinderen hoge uitzonderlijke prestaties laten zien op de zaakvakken of op sportief of kunstzinnig gebied. Kinderen die vermoedelijk hoogbegaafd zijn maar geen hoge schoolprestaties (Iscores) laten zien. Kinderen die vermoedelijk hoogbegaafd zijn maar die een negatief toetsverloop hebben. Kinderen die een negatief toetsverloop hebben en waarbij ouders en/of leerkrachten onderpresteren vermoeden. We vermoeden onderpresteren als ouders en leerkrachten een vermoeden voor onderpresteren hebben en het kind belemmerende omgevingsfactoren heeft. We vermoeden onderpresteren als leerkrachten en ouders een vermoeden voor onderpresteren hebben en het kind belemmerende niet cognitieve persoonlijke factoren heeft (Bijvoorbeeld: motivatie, doorzettingsvermogen). 6.2 Aandachtspunten diagnostiek Bij de diagnostiek gelden in het DHH voor onderpresteerders de volgende aandachtspunten: Groot verschil tussen leereigenschappen (hoog) en persoonskenmerken (laag, wisselend). Conclusie bij onderdeel onderpresteren. Resultaten doortoetsen: wanneer een leerling op de Cito-toetsen op een hoger niveau een hogere score haalt dan op de Cito-toetsen van het huidige niveau is dit een indicatie voor onderpresteren. Notabene: er wordt altijd minimaal één niveau hoger getoetst, ook al is de score op het huidig niveau niet op A-niveau. Er zal vaker extern onderzoek noodzakelijk zijn om meer duidelijkheid te krijgen over de cognitieve capaciteiten. 6.3 Aandachtspunten begeleiding Bij leerlingen die onderpresteren is het belangrijk om ze ondanks hun huidige prestaties, in te delen in een leerlijn. Daarnaast is de pedagogische begeleiding van deze leerlingen essentieel om een gedragsverandering teweeg te brengen. U kunt tips vinden voor de begeleiding van leerlingen via: Mindportaal, zie bijlage 8: Eerste Hulp Bij Onderpresteren. Pedagogische handelingssuggesties (module Leerlingbegeleiding DHH) Educatieve behoeften (module Leerlingbegeleiding DHH) Interne middelen (literatuur, tijdschriften) Mocht er na het toepassen van de handelingssuggesties na enige tijd nog geen verbetering optreden in de situatie van de leerling, dan is het wenselijk om een extern deskundige te raadplegen. Beleidsplan MIND
16
Basisschool De Vijfmaster
7
Randvoorwaarden begeleiding Mindwerk
Mindwerk is net zo belangrijk als de basisstof. Voor hoogbegaafde kinderen is het als het ware een onderdeel van hun basisstof. Het is dan ook van het grootste belang dat de leerkracht daar als zodanig mee omgaat. Kinderen besteden ongeveer net zoveel tijd aan Mindwerk als aan de reguliere basisstof. Kinderen hebben recht op voldoende instructiemomenten die structureel ingepland worden, waarbij we uitgaan van een minimum van 1x 15 minuten in de week. Dit wordt door de groepsleerkracht georganiseerd. Er wordt minimaal 1 keer per week gereflecteerd op het Mindwerk door de groepsleerkracht, waarbij de reflectie vooral gericht is op het leerproces en niet zozeer op het resultaat. Het Mindwerk wordt beoordeeld en de resultaten worden gerapporteerd.
7.1. Planning leerstof De weekplanning Mindwerk wordt opgesteld door de groepsleerkracht, hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het format taakgerichtwerken.
7.2. Begeleiding Mindwerk Leerlingen die werken met een leerarrangement hebben net als alle andere leerlingen behoefte aan begeleiding. De leerkracht zorgt voor een integratie van het Mindwerk in het dagelijks programma van de leerling. Dit wordt opgenomen in het reguliere dagprogramma en zo nodig in het onderdeel taakgerichtwerken. 7.3. Beoordeling Mindwerk Uitgangspunt hierbij is dat het belangrijk is om het leerproces van de leerling te bewaken en dat het werken aan een leerarrangement niet vrijblijvend is. Het Mindwerk van de leerlingen wordt op dezelfde manier gecontroleerd en gewaardeerd als het reguliere werk. De leerkracht houdt 1x per 2 á 3 maanden (dus 4 keer per jaar) een evaluatiegesprek met de leerling. Hiervan maakt de leerkracht een aantekening in ParnasSys (onder het kopje üitvoering” in het handelingsplan). Deze informatie wordt gebruikt bij de rapportage. Daarbij kunnen de volgende vragen aan bod komen: Wat heb je geleerd? (vaardigheden, kennis en inzichten) Hoe heb je geleerd? (voorbereiding, planning en werkhouding) Wat zou je de volgende keer hetzelfde, anders of beter doen?
7.4. Vermelding op rapport De leerling ontvangt naast het digitale rapport waarop het reguliere werk wordt beoordeeld, een aanvulling waarop het Mind-werk wordt beoordeeld. De leerling levert zelf een grote bijdrage aan zijn MIND-rapportage. 7.5. Overdracht naar de volgende groep De overdracht van het Mindwerk is een onderdeel van de gebruikelijke groepsoverdracht aan het eind van het schooljaar.
Beleidsplan MIND
17
Basisschool De Vijfmaster
8.
Evaluatie
8.1 Schoolniveau Tijdens de groepsbesprekingen die vooraf gaan aan de rapporten worden de leerlingen die werken met Mindwerk besproken. 8.2 Ouders Bij het eerst volgende oudergesprek na de start van het Mindwerk wordt ook het Mindwerk besproken en zo nodig wordt het handelingsplan aangepast. Evaluatie aanpak bij problemen (na 4-6 maanden) Indien er bij de start van het traject grote problemen rondom de werkwijze, worden de vragenlijsten vanuit de diagnostiekfase opnieuw ingevuld. We maken gebruik van de vragenlijsten uit het DHH die zijn opgenomen in module 4 Evaluatie lange termijn met ouders. Op deze manier kan bekeken worden of het hulpplan ook geleid heeft tot een ander beeld bij ouders en leerkracht.
8.3 Leerling De leerkracht houdt 1x per 2 á 3 maanden (dus 4 keer per jaar) een evaluatiegesprek met de leerling. Zie hoofdstuk 7.3 Beoordeling. Evaluatie aanpak bij problemen (na 4-6 maanden) Bij grote problemen kan de vragenlijst die de leerling heeft ingevuld in de diagnostiekfase opnieuw worden ingevuld. Zie vragenlijst DHH, opgenomen in module 4 Evaluatie lange termijn met de leerling. Op deze manier kan bekeken worden of het hulpplan ook geleid heeft tot een ander beeld bij de leerling.
Beleidsplan MIND
18
Basisschool De Vijfmaster
Bijlagen Beleidsplan Hoogbegaafdheid
Bijlage 1: Profielen van hoogbegaafde leerlingen Bijlage 2: Informatie over de Quickscan Bijlage 3: Informatie over afname NSCCT in groep 4 Bijlage 4: Ouderbrieven/ mails Bijlage 5: Basispakket en keuzematerialen Bijlage 6: Compacting bij kleuters vanuit DHH Bijlage 7: Eigenschappen van onderpresteren Bijlage 8: Eerste Hulp bij Onderpresteren.
Beleidsplan MIND
19
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 1: Profielen van hoogbegaafde leerlingen
Beleidsplan MIND
20
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 2: Informatie over de Quickscan Dit is een groepsscreeningsinstrument van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid dat jaarlijks wordt afgenomen. Sterke punten: Snel af te nemen. Is geïntegreerd in het DHH waardoor direct duidelijk is welke vervolgstap nodig is. Bezwaren: Beperkt zich in groep 1 en 2 tot indrukken van de leerkracht. Signalen van voorschoolse instanties worden niet expliciet meegenomen. Signalen van ouders worden niet meegenomen. Het risico van interpretatie van de vragen kan de uitslag en de gevolgen beïnvloeden. Reeds bekende meetgegevens over de intelligentie en capaciteiten worden niet meegenomen. Gaat alleen uit van recente toetsgegevens. De Quickscan bevraagt de groepsleerkracht op kenmerken van begaafdheid, de didactische ontwikkeling van het kind en de pedagogische ontwikkeling. Op basis van eigen indrukken en de meest recente Cito-leerlingvolgsysteem resultaten kan de Quickscan ingevuld worden. Afhankelijk van de gegevens raadt het DHH per kind aan om al dan niet de diagnosefase of de individuele signaleringsfase te doorlopen.
Beleidsplan MIND
21
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 3: Informatie over afname NSCCT in groep 4 Over het gebruik van de NSCCT (Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test) bij de signalering zijn de meningen verdeeld. Sterke punten: Geeft leerkrachtonafhankelijk signaal bij een hoge score. Geeft een indicatie van de capaciteiten van een kind en is goedkoper dan individueel intelligentieonderzoek. Kan onderpresteerders signaleren die op basis van de andere informatiebronnen minder snel opvallen. Bezwaren: Het is een testinstrument en geen signaleringinstrument. Vergt zorgvuldige voorbereiding en communicatie naar ouders. Toestemming van ouders noodzakelijk. Betrouwbaarheidsinterval is ruim (65%). Kans op onderpresteren door groepsdruk is aanwezig. Alles overwegend zien we wel een duidelijk toegevoegde waarde van de NSCCT en adviseren om de test in groep 4 af te nemen. Deze klassikaal af te nemen intelligentietest duurt circa 1 uur en is door de COTAN op alle punten voldoende tot goed bevonden. Er is bewust voor de NSCCT gekozen omdat het intelligentiegegeven een erg belangrijke factor is om te bepalen of er sprake is van hoogbegaafdheid. De NSCCT is een betaalbaar alternatief voor de individueel af te nemen intelligentietest. We spreken over signaleren en niet over meten omdat bij een intelligentietest mogelijk niet alle hoogbegaafde kinderen in beeld komen en omdat kinderen ook op een intelligentietest kunnen onderpresteren. Het risico voor onderpresteren is op een groepstest bovendien groter dan bij een individueel af te nemen intelligentietest. Anderzijds wordt over het algemeen ook aangenomen dat kinderen op een intelligentietest niet kunnen overpresteren. Kinderen die dus erg hoog scoren op de NSCCT hebben dus waarschijnlijk ook hoge intellectuele vermogens. De test dient volgens de richtlijnen van het NIP (Nederlands Instituut voor Psychologen) afgenomen te worden. Dit betekent o.a. dat ouders schriftelijk om toestemming gevraagd dienen te worden en dat ouders ook recht hebben op de resultaten van hun eigen kind. Op de Mind-portal staan bruikbare hulpmiddelen die door pilotscholen rondom de afname zijn gemaakt. Meer informatie is de vinden in de handleiding van de test.
Beleidsplan MIND
22
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 4: Ouderbrieven Achtereenvolgens zijn in deze bijlage te vinden: -
De ouderbrief voor leerlingen die in de fase Signalering komen. Ouders krijgen beknopte informatie en geven middels deze brief schriftelijk toestemming.
-
De ouderbrief voor leerlingen die in de fase Diagnostiek komen. Ouders krijgen beknopte informatie en geven middels deze brief schriftelijk toestemming.
-
De ouderbrief/ mail met de inlogcodes voor het invullen van de oudervragenlijst in de fase Signalering.
-
De ouderbrief/ mail met de inlogcodes voor het invullen van de oudervragenlijst in de fase Diagnostiek.
-
De ouderbrief/ mail voor leerlingen die vanuit de fase Signalering in de fase Diagnostiek komen. Ouders krijgen de inlogcodes voor het invullen van de oudervragenlijst in de fase Diagnostiek.
Beleidsplan MIND
23
Basisschool De Vijfmaster
Veghel, ……..
Aan de ouders/ verzorgers van…………………..
Op De Vijfmaster werken wij met Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. Onlangs heeft de leerkracht van uw kind binnen dit protocol een aantal vragen beantwoord. Hieruit kwam het advies om het signaleringstraject in te gaan. Dit betekent het volgende: - Gesprek(ken) tussen u en de leerkracht van uw kind. - Het invullen van een vragenlijst over uw kind zowel door u als door de leerkracht. Na dit signaleringstraject bekijken we wat het vervolg zal zijn en wordt u uitgenodigd voor een gesprek. We hopen uw kind op deze manier beter in beeld te krijgen. Om dit traject te kunnen starten, vragen wij u om schriftelijk toestemming te geven.
Met vriendelijke groet, ………………………………………………
Datum: ………………………………………………………………………………………………… De ouders/ verzorgers van …………………………………………………………………………. Groep:……… geven toestemming voor het traject van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. Dit strookje graag inleveren bij de groepsleerkracht van uw kind.
Beleidsplan MIND
24
Basisschool De Vijfmaster
Veghel, ……..
Aan de ouders/ verzorgers van…………………..
Op De Vijfmaster werken wij met Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. Onlangs heeft de leerkracht van uw kind binnen dit protocol een aantal vragen beantwoord. Hieruit kwam het advies om het vervolgtraject diagnostiek in te gaan. Dit betekent het volgende: - Gesprek(ken) tussen u, de leerkracht en een leerkracht vanuit de werkgroep Hoogbegaafdheid. - Het invullen van een vragenlijst over uw kind zowel door u als door de leerkracht. - Uw kind wordt doorgetoetst. Daarbij maken we gebruik van de Cito-toetsen. - Uw kind vult een vragenlijst in. - Eventueel houdt de leerkracht vanuit de werkgroep Hoogbegaafdheid een gesprek met uw kind. We hopen uw kind op deze manier beter in beeld te krijgen. Om dit traject te kunnen starten, vragen wij u om schriftelijk toestemming te geven.
Met vriendelijke groet, ………………………………………………
Datum: ………………………………………………………………………………………………… De ouders/ verzorgers van …………………………………………………………………………. Groep:……… geven toestemming voor het traject van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. Dit strookje graag inleveren bij de groepsleerkracht van uw kind.
Beleidsplan MIND
25
Basisschool De Vijfmaster
Veghel, ……..
Aan de ouders/ verzorgers van…………………..
Onlangs heeft u toestemming gegeven om te starten met het signaleringstraject van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. We willen u vragen om een aantal gegevens over uw kind in te vullen. Aangezien dit digitaal gaat, kunt u dit thuis invullen. Desgewenst kan dit ook op school. Neem daarvoor contact op met de interne begeleiding. Om in te loggen gaat u naar de website: https://vijfmaster.dhh-po.nl Uw inlognaam en wachtwoord zijn: Naam: Wachtwoord: Als u ingelogd bent, kunt u bij uw kind onder het kopje “Traject” invullen: - Algemene indruk ouders - Signaleringslijst ouders Zodra alle benodigde gegevens voor het signaleringstraject compleet zijn, wordt u uitgenodigd voor een gesprek. Bij vragen kunt u altijd contact opnemen met de interne begeleiding.
Met vriendelijke groet,
Leerkrachten groep …. Rinske Leijen en Martine de Werd Interne begeleiding
Beleidsplan MIND
26
Basisschool De Vijfmaster
Veghel, ……..
Aan de ouders/ verzorgers van…………………..
Onlangs heeft u toestemming gegeven om te starten met de fase diagnostiek van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. We willen u vragen om de oudervragenlijst over uw kind in te vullen. Dit is een digitale vragenlijst die u thuis kunt invullen. Desgewenst kan dit ook op school. Neem daarvoor contact op met de interne begeleiding. Om in te loggen op de digitale vragenlijst gaat u naar de website: https://vijfmaster.dhh-po.nl Uw inlognaam en wachtwoord zijn: Naam: Wachtwoord: Als u ingelogd bent, kunt u bij uw kind onder het kopje “Traject” de oudervragenlijst invullen. Binnenkort starten wij met het doortoetsen van uw kind. Zodra alle benodigde gegevens voor de fase diagnostiek compleet zijn, wordt u uitgenodigd voor een gesprek. Bij vragen kunt u altijd contact opnemen met de interne begeleiding.
Met vriendelijke groet,
Leerkrachten groep …. Rinske Leijen en Martine de Werd Interne begeleiding
Beleidsplan MIND
27
Basisschool De Vijfmaster
Veghel, ………
Aan de ouders/ verzorgers van ……..,
Vanuit de signalering van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid wordt geadviseerd om te starten met de fase diagnostiek. We willen u vragen om de uitgebreide oudervragenlijst over uw kind in te vullen. Dit is wederom een digitale vragenlijst die u thuis kunt invullen. Desgewenst kan dit ook op school. Neem daarvoor contact op met de interne begeleiding. Om in te loggen op de digitale vragenlijst gaat u naar de website: https://vijfmaster.dhh-po.nl Uw inlognaam en wachtwoord zijn: Naam: Wachtwoord: Als u ingelogd bent, kunt u bij uw kind onder het kopje “Traject” de oudervragenlijst invullen. Binnenkort starten wij met het doortoetsen van uw kind. Zodra alle benodigde gegevens voor de fase diagnostiek compleet zijn, wordt u uitgenodigd voor een gesprek. Bij vragen kunt u altijd contact opnemen met de interne begeleiding.
Met vriendelijke groet,
Leerkrachten groep ….. Rinske Leijen en Martine de Werd Interne begeleiding
Beleidsplan MIND
28
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 5: Basispakket en keuzematerialen Groep
Basispakket
Groep 1/2
Kapla basisset en Kapla voorbeeldboekjes 1 t/m 4 Leeskrakers mini Denksleutels Mind-opdrachtkaarten (download Mindportaal) Plustaak Rekenen groep 3/4 Plustaak Taal/ Lezen groep 3/4 MIND Rekenboekje gr. 3, periode 5 (download Mindportaal) Leeskrakers mini Slimme taal: kranten en tijdschriften gr. 3 (download SLO) Slimme taal: kinderliteratuur gr. 3 (download SLO) Plustaak Rekenen groep 4/5 Kien Rekenen 4 (kopieermap, antwoordenboek en tipboekje) Bolleboos: doordenkertjes MIND Rekenboekje gr. 4, periode 5 (download Mindportaal) Plustaak Taal/ Lezen groep 3/4 Plustaak Taal/ Lezen groep 4/5 Slimme taal: kranten en tijdschriften gr. 4 (download SLO) Slimme taal: kinderliteratuur gr. 4 (download SLO) Kien Rekenen 4 (kopieermap, antwoordenboek en tipboekje) Kien Rekenen 5(kopieermap, antwoordenboek en tipboekje) Kangoeroe 5/6 A en 5/6 B Geen probleem 5/6 Bolleboos: doordenkertjes Mind taalboekje gr. 5, periode 1 (download Mindportaal) Mind taalboekje gr. 5, periode 3 (download Mindportaal) Slimme taal: kranten en tijdschriften gr. 5 (download SLO) Slimme taal: kinderliteratuur gr. 5 (download SLO) Acadin (www.acadin.nl)
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Beleidsplan MIND
Keuzematerialen
29
Somplex Rekenen
Somplex Rekenen
Somplex Rekenen Plustaak Begrijpend & Studerend Lezen groep 5/6 Plustaak Taal groep 5/6 Plustaak Rekenen groep 4/5 en 5/6
Basisschool De Vijfmaster
Groep 6
Groep 7
Groep 8
Kien Rekenen 5(kopieermap, antwoordenboek en tipboekje) Kangoeroe 5/6 A en 5/6 B
Somplex Rekenen
Geen probleem 5/6 32 breinkrakers Bolleboos: doordenkertjes Mind taalboekje gr. 6, periode 1 (download Mindportaal) Mind taalboekje gr. 6, periode 3 (download Mindportaal) Mind taalboekje gr. 6, periode 5 (download Mindportaal) Slimme taal: kranten en tijdschriften gr. 6 (download SLO) Slimme taal: kinderliteratuur gr. 6 (download SLO) Acadin (www.acadin.nl) Kangoeroe 7/8 A en 7/8 B Topklassers Wiskunde deel 1, 2 en 3 32 breinkrakers Bolleboos: doordenkertjes Bolleboos: breuken Mind taalboekje gr. 7, periode 3 (download Mindportaal) Mind taalboekje gr. 7, periode 5 (download Mindportaal) Slimme taal: kranten en tijdschriften gr. 7 (download SLO) Slimme taal: kinderliteratuur gr. 7 (download SLO) Acadin (www.acadin.nl) Kangoeroe 7/8 A en 7/8 B Topklassers Wiskunde deel 4 en 5 32 breinkrakers Bolleboos: breuken Mind taalboekje gr. 8, periode 1 (download Mindportaal) Mind taalboekje gr. 8, periode 3 (download Mindportaal) Slimme taal: kranten en tijdschriften gr. 8 (download SLO) Slimme taal: kinderliteratuur gr. 8 (download SLO) Acadin (www.acadin.nl)
Plustaak Begrijpend & Studerend Lezen groep 5/6 en groep 6/7 Plustaak Taal groep 5/6 en groep 6/7 Plustaak Rekenen groep 5/6 Logische Breinpuzzels Medium
Somplex Rekenen Plustaak Begrijpend & Studerend Lezen groep 6/ 7 en groep 7/8 Plustaak Taal groep 6/7 en groep 7/8 Plustaak Rekenen groep 7/8 Logische Breinpuzzels Medium Logische Breinpuzzels Large
Somplex Rekenen Plustaak Taal groep 7/8 en groep 8 Plustaak Rekenen groep 7/8 en 8 Logische Breinpuzzels Large Logische Breinpuzzels XXL
NB: De leerarrangementen gaan uit van het basismateriaal. Van het basismateriaal waren Compact & Rijk (voor groep 1/2), Projectenballade A + B (voor groep 3 t/m 8) en Bolleboos Rekenmachientjes (voor groep 7) niet leverbaar.
Beleidsplan MIND
30
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 6: Compacting bij kleuters vanuit DHH Puntsgewijze richtlijnen voor het compacten bij kleuters Inventariseer over welke ontwikkelingsmaterialen u beschikt. Per materiaal inventariseert u op welke niveaus ermee gewerkt kan worden. Zorg dat per materiaal een kort overzicht komt van de verschillende opdrachten, de bijbehorende beginsituatie en het ontwikkelingsdoel of -gebied. Stel het ontwikkelingsniveau van de leerling vast. Onderscheid daarbij de verschillende ontwikkelingsgebieden. Bekijk per ontwikkelingsgebied welke activiteiten en opdrachten passend zijn bij het ontwikkelingsniveau. Activiteiten die beneden het ontwikkelingsniveau van de leerling liggen, worden niet meer aangeboden. In de activiteiten die u biedt, geeft u de leerling zicht op een volgend ontwikkelingsstadium zodat het kind van nature zal blijven reiken naar de zone van naastgelegen ontwikkeling. Maak grotere leerstappen bij het aanbieden van activiteiten per ontwikkelingsgebied. Beperk het aanbieden van opdrachten met een soortgelijke inhoud en doelstelling. Compacting in het leerstofaanbod voor kleuters 1. Leerdoelen en activiteiten In het onderwijs in groep 1-2 wordt geen structureel gebruik gemaakt van methoden. Dat maakt dat het compacten voor kleuters dus niet afhankelijk kan worden gemaakt van een vaststaand leerstofaanbod, maar van de ontwikkeling van het kind. Er zijn immers wel leerdoelen voor groep 1-2 vastgesteld en bij die leerdoelen zijn leerlijnen aan te geven waarlangs de doelen bereikt worden. Vervolgens kunnen voor de leerdoelen uit de leerlijnen verschillende activiteiten geselecteerd worden waarmee het kind zich kan oefenen in deze vaardigheid. In de praktijk zien we dat door de keuze van het kind te volgen het kind van nature zal proberen te reiken naar de zone van naastgelegen ontwikkeling en mede vorm geeft aan zijn eigen ontwikkeling. Voor groep 1-2 worden de leerdoelen geformuleerd in kennis en vaardigheden passend bij het ontwikkelingsstadium van het gemiddelde kind op een bepaalde leeftijd. Een voorbeeld is dat van het kind dat zich in een gemiddeld tempo ontwikkelt, rond het vierde jaar verwacht mag worden dat het iets kan vertellen over een concreet voorwerp. Rond zijn vijfde jaar mag van hem verwacht worden dat hij een eenvoudig verhaal kan vertellen met behulp van concreet materiaal. Van datzelfde kind mag verwacht worden dat het rond het zesde jaar een concreet verhaal kan vertellen zonder dat het zichzelf daarbij ondersteund door materiaal. Passende activiteiten bij deze verschillende stadia zijn bijvoorbeeld een leergesprek waarbij het kind gevraagd wordt te vertellen wat hij ziet aan de voorwerpen die de leerkracht in de kring presenteert; een kringgesprek waarbij het kind iets meeneemt van thuis en daarover iets aan de andere kinderen vertelt; en een kringgesprek waarbij het kind verslag kan doen van bijvoorbeeld een uitje met het gezin. Een tweede voorbeeld dat het concept van de leerlijn illustreert, is dat van een vierjarige die zich in een gemiddeld tempo ontwikkelt, verwacht mag worden dat hij rond die leeftijd begint met structurerend te tellen. Rond zijn vijfde jaar zal dit kind structurerend kunnen tellen en beginnen te rekenen met kleine getallen mits hij daarbij visueel ondersteund wordt door voorstellingen als stippen, plaatjes of getallen. Rond het zesde jaar kan hij tellend rekenen met kleine aantallen en daarbij gebruik maken van diverse voorstellingen zoals stippen en getallen. Passende activiteiten bij deze verschillende stadia is het werken met een getallenlotto tijdens de arbeid naar keuze; het werken met een bouw-rekenkist waarbij het kind met niet alleen de opdracht krijgt de blokken op lengte te sorteren maar ook de eenheden waaruit deze zijn opgebouwd gaat aangeven; het maken van sommetjes met behulp van stippen dobbelstenen en concreet materiaal. Beleidsplan MIND
31
Basisschool De Vijfmaster
Het kind met een ontwikkelingsvoorsprong op taalgebied zal eerder dan het gemiddelde kind de verschillende stadia die in het eerste voorbeeld beschreven zijn doorlopen. Dit kind kan wellicht al rond zijn vijfde jaar een samenhangend verhaal vertellen of al voor zijn zesde jaar een fantasieverhaal bedenken waarin een goed begin, midden en eind zijn te onderscheiden. Het kind met een voorsprong op het gebied van het pure rekenen zal wellicht rond zijn vierde jaar al bezig zijn met het maken van eenvoudige sommetjes en eerder dan gebruikelijk aangeven dat hij geen behoefte meer heeft aan ondersteund materiaal zoals een rekenkist. Voor het meer thematisch ingerichte onderwijs aan kleuters wordt op een vergelijkbare wijze het ontwikkelingsniveau van het kind bepaald. Binnen ieder thema zijn immers verschillende niveaus in de activiteiten te onderscheiden. In veel gevallen zijn de activiteiten zodanig opgezet dat verschillende kinderen van verschillende niveaus met dezelfde activiteit aan de slag gaan, maar deze wel ieder op hun eigen niveau uitvoeren. De leerkracht maakt vooraf een inschatting van het niveau van de leerling en bepaalt dan wat hij van het kind mag verwachten. Stel dat u bezig bent met een project ‘De winkel en boodschappen doen’. Voor het spel in hoeken is een echte winkel gebouwd. De kinderen hebben samen bepaald wat de winkel precies gaat verkopen en welke spulletjes er in hun winkel moeten staan. Zo staat er in de winkel een weegschaal en zijn er verschillende spullen die daarop gewogen kunnen worden. De leerkracht zal in zijn spelbegeleiding van een vierjarige die in de winkel speelt, wezenlijk andere dingen verwachten dan van de bijna zesjarige die ook in het winkeltje speelt. Zo kan van de zesjarige verwacht worden dat hij de verschillende spullen uit zijn winkeltje sorteert van licht naar zwaar. Zeker wanneer er meer dan zes producten gewogen moeten worden, kan dat een moeilijke klus zijn. Eigenlijk ontstaat er dan een complexe puzzel waarbij het kind al spelende zal ontdekken dat volume en gewicht niet altijd een zichtbare samenhang hoeven te hebben. Het zakje meel is zwaarder dan het zakje erwten, maar lichter dan de (speelgoed) worst. De erwten zijn lichter dan het zakje bonen, lichter dan het zakje meel, maar zwaarder dan de doosjes smarties, et cetera. Bij een vierjarige zal de leerkracht eerder een spelopdracht geven die gaat over het sorteren naar omvang of gewoon het spel van ‘kopen en verkopen’ begeleiden en zo doende niet alleen het imaginaire spel maar ook automatisch het taaldenken stimuleren. © Koninklijke Van Gorcum BV/dhh-po.nl
2. Vaststellen van het ontwikkelingsniveau Aanpassingen in het leerstofaanbod van kleuters betekent dat u de kalenderleeftijd van het kind ondergeschikt maakt aan zijn ontwikkelingsbehoefte en ontwikkelingsniveau. Ongeacht de wijze van werken (thematisch, in leerlijnen), is het daarom belangrijk dat er een goede didactische niveaubepaling wordt gedaan om te kijken waar de leerling zich bevindt op de ontwikkelingslijn met betrekking tot de verschillende ontwikkelingsgebieden, om zodoende een adequaat leerstofaanbod te kunnen doen. Vervolgens kan bekeken worden welke vaardigheden het kind al beheerst. Voor die vaardigheden hoeft dan niet meer expliciet het bijpassende ontwikkelingsmateriaal aangeboden te worden. Activiteiten die de leerling aangeboden krijgt, moeten niet alleen aansluiten bij het ontwikkelingsstadium van de leerling, maar moeten tegelijkertijd het volgende stadium voor het kind al zichtbaar maken. Je nodigt door de keuze van materialen en activiteiten de leerling als het ware uit zich verder te ontwikkelen. Er zijn verschillende instrumenten in de handel waarmee het ontwikkelingsniveau van het kind kan worden vastgesteld. Daarbij valt te denken aan het ontwikkelingvolgmodel van Memelink, Horeb, het GOVK, Pravoo en Cito-leerlingvolgsysteem. Al deze systemen hebben verschillende voor- en nadelen. Voor u als gebruiker is het in relatie tot het kind met een mogelijke ontwikkelingsvoorsprong vooral van belang dat u niet stopt met het vaststellen van het ontwikkelingsniveau dat het kind volgens de kalender bereikt zou moeten hebben, maar dat u ook verder kijkt en eventueel doortoetst.
Beleidsplan MIND
32
Basisschool De Vijfmaster
Over het algemeen laten kleuters zelf heel goed blijken waarin zij geïnteresseerd zijn. Veelal is de interesse van het kind een redelijk goede weerspiegeling van zijn ontwikkelingsniveau en zijn ontwikkelingsbehoefte. Daarbij is echter één ‘maar’ aan te geven. Veel kleuters die al met een ontwikkelingsvoorsprong op school komen, ervaren in de eerste zes weken dat zij op school zitten, dat het om verschillende redenen ‘handig’ is als zij zich aanpassen aan de verwachtingen die anderen van hen hebben. Een voorbeeld daarvan is die van het kind dat thuis al puzzels maakt met 64 stukjes en op school in de eerste week enthousiast naar de puzzelkast loopt op waarin de puzzels voor de kinderen uit groep twee staan. Een van de andere kinderen ziet dat en zegt: ‘Oh, jij mag niet uit de kast van de oudsten.’ Als dit kind met enige regelmaat tijdens zijn eerste schoolweken zo door zijn groepsgenootjes gecorrigeerd wordt, zal hij heel snel door hebben dat zijn eigen behoefte niet aansluit bij de verwachting van de omgeving. De kans dat dit kind in de tweede week nog een voor hem uitdagende puzzel zal pakken is dan ook erg klein. Hoewel het spelend en handelend leren voor het jonge kind de basis vormt van iedere vorm van later leren, is het zo dat er kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong zijn waarbij de behoefte aan spel andere vormen en een andere invulling heeft gekregen dan wij als volwassenen geneigd zijn eraan te geven. Dat heeft te maken met de ontwikkeling van de cognitie en in een aantal gevallen ook met het stadium van sociaal-emotionele ontwikkeling waarin het kind zich bevindt. Dit kind heeft een andere spelbehoefte en zal ook andere dingen als spel ervaren. In veel gevallen zien we dan ook dat dit kind al vaker dan andere kinderen laat zien letterlijk minder de ruimte nodig te hebben voor zijn spel. Het kind laat zien dat hij meer dan andere kinderen al toe is aan werken ‘aan tafel’. Dit impliceert niet dat daarmee zijn ontdekkingsbehoefte ook verdwenen is. Misschien wel meer dan andere kinderen is bij dit kind de behoefte aan experimenteren en onderzoeken aanwezig. In het aanbod van leerstof en ontwikkelingsmateriaal kan hierop ingespeeld worden. © Koninklijke Van Gorcum BV/dhh-po.nl
3. Ontwikkelingsmateriaal In de kleutergroep zijn diverse ontwikkelingsmaterialen (*1) aanwezig. Dit materiaal is meestal overzichtelijk ingedeeld in kasten voor ‘jongsten’ (groep 0-1); ‘middelsten’ (groep 1) en ‘oudsten’ (groep 2). Hoewel deze indeling op zich helder is, gaat deze wel uit van een gemiddeld ontwikkelingsniveau op een vaste leeftijd. Dat kan betekenen dat de kleuter met de ontwikkelingsvoorsprong niet automatisch het materiaal aangeboden krijgt dat bij zijn ontwikkelingsniveau past. Om het ontwikkelingsniveau van de kleuter als uitgangspunt te nemen, moet de groepsleerkracht niet alleen een goed overzicht hebben van wat hij in de groep heeft staan, maar ook precies weten wat de mogelijkheden zijn die het materiaal biedt en voor welk ontwikkelingsgebied dit materiaal bedoeld is (*2). Het is daarbij verstandig om materialen in te delen op drie aspecten: technische complexiteit, de mate van abstractie die vereist wordt, en de verstandelijke complexiteit. Het spreekt voor zich dat hoe verder het kind in zijn ontwikkeling is, hoe complexer het materiaal kan zijn dat u aanbiedt. Om er zeker van te zijn dat u de kleuter op alle gebieden kunt uitdagen is het daarom raadzaam dat u bekijkt of u voor de verschillende ontwikkelingsgebieden voldoende materialen heeft. U kunt daarbij een map aanleggen waarin u per ontwikkelingsgebied inventariseert over welke materialen u beschikt. Vervolgens kunt u aangeven welke leerdoelen dit materiaal bestrijkt. De derde stap is dat u kort kunt aangeven welke opdrachten en activiteiten er bij het materiaal mogelijk zijn en wat de vereiste beginsituatie voor zo’n opdracht of activiteit moet zijn. Zo kunt u snel kijken welk materiaal voor een leerling (nog) geschikt is en welke mogelijkheden dit materiaal biedt en of het de leerling tot verdere ontwikkeling uitnodigt.
Beleidsplan MIND
33
Basisschool De Vijfmaster
Voorbeeld van mogelijke indeling van de materialen: Functieontwikkeling Motorische ontwikkeling Zintuiglijke ontwikkeling Oriëntatie in tijd en ruimte Denkontwikkeling – taal Denkontwikkeling – rekenen Muzische ontwikkeling Dans en beweging Beeldende expressie Muzikale expressie Verbale expressie Dramatische expressie Audiovisuele expressie Sociale ontwikkeling Samenwerking Spelregels Zelfredzaamheid *1 Onder ontwikkelingsmaterialen worden die materialen verstaan, die vier typen activiteiten mogelijk maken: productieve en constructieve activiteiten, vormgevende activiteiten, manipulatieve activiteiten, en probleemoplossende activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat de materialen van zichzelf een ‘sturend’ karakter hebben. Ze nodigen dus uit tot bepaalde handelingen of activiteiten; ze nodigen uit tot het ‘maken’ van dingen; bieden de ruimte om hun gevoel en ervaringen weer te geven en een wereldbeeld te vormen; of dwingen de kinderen als het ware tot het oplossen van problemen die anderen voor hen bedacht hebben. *2 Voor specifieke achtergrondinformatie over ontwikkelingsmaterialen voor kleuters verwijzen we naar het boek Het materialenboek van F. Janssen-Vos en B. Nellestijn. Koninklijke Van Gorcum, 2005.
Beleidsplan MIND
34
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 7: Eigenschappen van onderpresteren Positief: - Begrijpt en onthoudt moeilijke informatie wanneer het wel geïnteresseerd is. - Leest veel of verzamelt in zijn vrije tijd op andere manieren veel informatie. - Presteert significant beter op mondelinge dan op schriftelijke overhoringen. - Kent veel feiten en heeft een grote algemene ontwikkeling. - Komt goed uit de verf bij individueel onderwijs op maat. - Is creatief en heeft een levendige verbeelding. - Ontwikkelt thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten. - Heeft een brede belangstelling en vindt het leuk om dingen te onderzoeken. - Is gevoelig. Negatief: - Presteert op school redelijk tot slecht (soms alleen onder het eigen niveau). - Heeft zijn huiswerk niet af of slecht gemaakt. - Is vaak ontevreden over zijn eigen prestatie. - Heeft een hekel aan automatiseren. - Vermijdt nieuwe leeractiviteiten uit angst om te mislukken. - Heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend of onverschillig zijn. - Doet niet graag mee aan groepsactiviteiten, heeft het gevoel dat niemand hem mag. - Is minder populair bij leeftijdsgenootjes. Zoekt vrienden onder gelijkgestemden. - Doelen worden door het kind te hoog gekozen zodat falen hieraan geweten kan worden. - Is snel afgeleid en impulsief. - Staat afwijzend of onverschillig tegenover de school. - Wil niet geholpen worden, wil zelfstandig zijn. - Neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden of wijt mislukken aan anderen. - Verzet zich tegen autoriteit. (Bron: Nelissen & Span, 1999; als signaleringslijst in bijlage 6, Van Gerven & Drent, 2000)
Beleidsplan MIND
35
Basisschool De Vijfmaster
Bijlage 8: Eerste hulp bij Onderpresteren Is er een duidelijk verschil tussen dat wat een kind op school presteert en de eigenlijke capaciteiten van het kind; liggen de prestaties van het kind m.a.w. beduidend lager dan dat, wat verwacht kan worden gezien de capaciteiten van het kind en is er geen sprake van een leer- of persoonlijkheidsstoornis, dan spreken we van onderpresteren. Onderpresteerders zijn in drie groepen in te delen: · Onderpresteerders met een laag zelfbeeld · Onderpresteerders die ontwijkgedrag op intellectueel gebied vertonen · Onderpresteerders met slecht concentratievermogen en beperkte sociale vaardigheden. Je kunt een onderpresteerder herkennen aan bijvoorbeeld: · Een goede mondelinge kennis, maar duidelijk mindere prestaties bij schriftelijke opgaven · Een goed begrip en geheugen, mits ze geïnteresseerd zijn in het onderwerp · Een gebrek aan volharding · Een aversie tegen werk dat veel oefening vergt · Dromerigheid · Onaardig of ongeduldig gedrag ten aanzien van minder slimme kinderen · Een voorkeur voor omgang met oudere leerlingen of volwassenen · onvermogen tot goed contact met leeftijdsgenoten of leraren · Een buitengewoon kritische houding ten opzichte van zichzelf · Een gebrek aan zelfvertrouwen · Faalangstig zijn · Moeite hebben om doelgericht te werken · Het hebben van een negatief zelfbeeld · Het vermijden van verantwoordelijkheid · Het vermijden van competitie De belangrijkste oorzaak van onderpresteren bij hoogbegaafde leerlingen blijkt een gemis aan erkenning en ondersteuning van hun intellectuele potentieel gedurende hun eerste schooljaren te zijn. In de eerste schooljaren slagen hoogbegaafde kinderen er door hun intelligentie in om schoolwerk tot een goed einde te brengen zonder dat ze daar moeite voor hoeven te doen. Alles van het reguliere programma wat hen wordt aangeboden hebben ze al onder de knie nog voor ze naar de lagere school gaan. Deze situatie zet zich voort gedurende hun jaren op de basisschool, waardoor zij zich voortdurend vervelen op school. Ze ervaren dat het “leren” op school iets is dat zonder moeite gebeurt en leren zichzelf geen leerstrategieën aan. Later, op het moment dat ze eindelijk geconfronteerd worden met uitdagende leerstof, merken ze dat ze nooit geleerd hebben om te studeren of door te zetten.
Beleidsplan MIND
36
Basisschool De Vijfmaster