Arbo- en Milieudienst
Erkend door de RvA
GECERTIFICEERDE DNV Certification B.V.
BELEIDSKADER MILIEU, een zorg voor het UMC St Radboud Hoofdlijnen van milieuzorg in het UMC St Radboud voor de periode 2005-2008 Oktober 2004 Inleiding In dit beleidskader wordt richting gegeven aan de bedrijfsmilieuzorg in het UMC voor de komende jaren. Deze richting wordt bepaald door de milieuvergunningen en ander wettelijke eisen (wat moeten we?), de belangrijkste milieuaspecten (milieubelasting) en ambitie (wat willen we?). Een belangrijk uitgangspunt is dat de milieuzorg in het UMC een bijdrage moet leveren aan de kwaliteit van de kerntaken. Dit uitgangspunt heeft consequenties voor de organisatie, aanpak en ambitie met milieuzorg. Aanleiding voor dit plan Het vorige milieubeleidsplan van het UMC is in 1994 vastgesteld. Het heeft de afgelopen jaren als leidraad gediend, en is daarna vertaald in jaarlijkse milieuprogramma's. Tegen de achtergrond van de huidige stand van zaken van milieuzorg, is nodig het beleid opnieuw te formuleren en vast te stellen. Relatie met andere plannen Het belangrijkste kader voor de bedrijfsmilieuzorg in het UMC is het Strategisch Beleid. Concreet houdt dit in dat milieuzorg optimaal moet aansluiten op en ten dienste staat van het primaire proces. Daarnaast zijn er raakvlakken met het kwaliteits-, energie-, en arbobeleid van het UMC en het Arboconvenant (+) Academische Ziekenhuizen, met name voor wat betreft (registratie en terugdringen van) het gebruik van gevaarlijke stoffen en natuurlijk de nieuwbouwplannen. Tenslotte is er een relatie met het milieubeleidsplan van de Radboud Universiteit Nijmegen, voor zover het omgevingsgerelateerde zaken betreft (zoals geluid, bodembescherming, vervoer). Opbouw van dit plan Na deze inleiding volgt een korte schets van de huidige stand van zaken. Daarna wordt kort de visie geschetst van het niveau van milieuzorg dat moet worden bereikt. Deze visie is richtinggevend in het vervolg van dit plan, waarin wordt beschreven wat het UMC voornemens is te ondernemen op het gebied van bedrijfsmilieuzorg.
De huidige stand van zaken Milieuzorg is inmiddels goed geïntegreerd in het UMC. Sinds het eerste milieubeleidsplan in 1994 heeft het een duidelijke plaats verworven. Van "moet dat nou" is milieuzorg geworden tot "wat zijn de milieuaspecten?". Met aandacht voor het specifieke karakter van het UMC, wordt milieuzorg voor een deel samen met de Radboud Universiteit vormgegeven vanwege de onderlinge verwevenheid en de ligging op een campus. Vergunningen De sterke verbondenheid met de Radboud Universiteit uit zich voor milieuzorg voor een belangrijk deel in het hebben van gezamenlijke vergunningen die op grond van de milieuwetgeving nodig zijn. UMC en Radboud Universiteit hebben op dit moment actuele en goed dekkende vergunningen, die reeds anticiperen op de toekomstige bouwprojecten van het UMC. Door de grootte en complexiteit van de organisatie is de Provincie Gelderland het bevoegd gezag voor de Wet Milieubeheervergunning. Voor de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren is het Waterschap Rivierenland het bevoegde gezag. Inzicht en beheersing Er bestaat een goed inzicht in de belangrijke milieuaspecten van het UMC zoals: energie- en waterverbruik en afvalproductie. Er is veel gedaan om dit te beheersen en waar mogelijk terug te dringen. Gezien het kostenaspect dat hiermee gemoeid is, blijft dit een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst. Vooral daar waar de "menselijke factor" een belangrijke rol speelt (afvalinzameling), blijft continue aandacht noodzakelijk.
Pag 1 van 5/CBnot22_milieubeleidskader_UMC_2005-2008.doc
Erkend door de RvA
GECERTIFICEERDE DNV Certification B.V.
Arbo- en Milieudienst
De omgeving van het UMC In het verleden was ondergrondse olieopslag het belangrijkste milieurisico voor de omgeving. Een tweetal bodemsaneringen op het terrein van het UMC getuigen hier nog van. Deze risico's zijn inmiddels weggenomen door de opslag bovengronds te realiseren en sterk in omvang te beperken. Momenteel is “geluid” (door installaties en de traumahelikopter) een belangrijk milieuaspect naar de omgeving, naast overlast door verkeer. De ligging van de campus in de stad is hiervan de oorzaak. Alle activiteiten vinden echter plaats binnen de daarvoor door de overheid gestelde normen. Betrokkenheid Medewerkers van het UMC zijn over het algemeen goed betrokken bij milieuzorg. Er is een dicht netwerk van Arbo- en Milieucontactpersonen die aanspreekpunt zijn voor directe collega's èn voor de deskundigen van AMD en Facilitair Bedrijf. De kennis van medewerkers over hun directe bijdrage aan de milieuzorg kan en moet echter beter. Aspecten die hierbij aandacht vragen zijn onder andere energie- en waterverbruik, aanschaf middelen en verbruik van materialen en de afvoer van afvalstoffen. Het komt nog te vaak voor dat afval is verontreinigd met ander afval dat er niet in thuis hoort.
Milieuzorg: een visie Het UMC is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het milieu: zowel voor zijn eigen medewerkers, zijn directe omgeving rondom campus Heyendael alsmede de effecten op regionaal, nationaal en mondiaal niveau. Het UMC neemt deze verantwoordelijkheid door zich te conformeren aan de milieuwetgeving en te beschikken over de vergunningen die op grond hiervan noodzakelijk zijn. Daarnaast zal de aandacht zich vooral richten op beheersen en terugdringen van de milieubelasting daar waar ook kosten worden beheerst of bespaard, zoals bodem, energie, en afval en waar milieuzorg tevens bijdraagt aan de kwaliteit of efficiëntie van bedrijfsprocessen.
Organisatie milieuzorg Het milieubeleid van het UMC wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur. De directeur van het Facilitair Bedrijf is voor de Raad van Bestuur aandachtsvelder voor milieuzorg. Hij ziet er namens de Raad van Bestuur op toe dat de diverse betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen. Deze verantwoordelijkheid is te verdelen in enerzijds beleidsvorming en beleidsuitvoering. Over het te voeren het milieubeleid bij het UMC doet de AMD voorstellen aan de directeur FaB. Voor wat betreft beleidsuitvoering geldt dat de meeste taken liggen bij de Arbo- en Milieudienst, Bedrijf Huisvesting en het Facilitair Bedrijf (opsomming niet volledig): • Bedrijf Huisvesting: energiebeheer, waterbeheer, beheer diverse milieurelevante technische installaties, (ver)bouw. • Facilitair Bedrijf: afval, inkoop, logistiek/magazijnen en schoonmaak. • Arbo- en Milieudienst: beleidsvoorstellen en verslaglegging, zorgdragen voor vergunningen, overleg met overheden, ontwikkelen/beheren milieuzorgsysteem, toetsing en campusbrede milieuzaken (zoals bodem en monitoring). De clusters hebben de taak hun primaire proces milieuverantwoord uit te voeren, met name het naleven van voor hun relevante milieuvoorschriften (zowel externe als interne). In het kader van de ontwikkeling van het milieuzorgsysteem worden de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van alle betrokkenen verder uitgewerkt. Ook zal een adequate overlegstructuur worden opgezet.
Informatisering en automatisering Bij het in stand houden van milieuzorg en de vergunningen is het noodzakelijk om in sterke mate gebruik te gaan maken van de intranet omgeving van het UMC. Diverse gegevens moeten worden geregistreerd, waarbij ze vaak decentraal worden bijgehouden, terwijl ze centraal gecumuleerd moeten worden. Daarnaast moeten diverse documenten (vergunning)voorschriften en procedures voor decentrale eenheden beschikbaar zijn. Voor de verschillende onderdelen van milieuzorg wordt nagegaan wat de wensen en mogelijkheden in dit kader zijn. Hierbij zal voorop blijven staan dat de instrumenten een hulpmiddel dienen te zijn die de administratieve organisatie ontlasten en de kwaliteit verbeteren.
Pag 2 van 5/CBnot22_milieubeleidskader_UMC_2005-2008.doc
Erkend door de RvA
GECERTIFICEERDE DNV Certification B.V.
Arbo- en Milieudienst
De vergunningen Het is voor het UMC vanzelfsprekend dat de voor zijn activiteiten benodigde milieuvergunningen actueel en dekkend zijn. Vergunningen zijn nodig op grond van de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Kernenergiewet. Daarnaast houdt het UMC zich aan algemene regels en voorschriften die in de Nederlandse (milieu)wetgeving worden gesteld. In de campusvergunning Wet milieubeheer zijn UMC en Radboud Universiteit een aantal inspanningsverplichtingen opgelegd. Voorbeelden hiervan zijn afvalpreventie, energiebeheer, gebruik en emissies van bepaalde stoffen. De vergunningen van UMC en Radboud Universiteit zijn op dit moment dekkend en actueel. Om voor de toekomst te zorgen dat dit zo blijft, zal het UMC, samen met de Radboud Universiteit, werken aan een vergunningbeheersysteem. Over de onderzoeks- en inspanningsverplichtingen die het UMC zijn opgelegd vanuit de milieuwetgeving wordt verslag gedaan in het Milieujaarrapport. Het Milieujaarrapport is een formele rapportage met milieucijfers van UMC en Radboud Universiteit aan het bevoegd gezag, de Provincie Gelderland. Na Enschede en Volendam hebben overheden hun handhavingstaak verbeterd of zijn ze bezig dit te doen. Omwonenden van bedrijventerreinen houden zich meer bezig met potentiële gevaren, en spreken hier bedrijf en overheid op aan. Ook het UMC wordt hiermee geconfronteerd. Het UMC wil dat medewerkers en afdelingen die te maken hebben met milieuvergunningvoorschriften deze ook kennen en hiernaar handelen. Borging is hierin een essentieel element. Een zorgsysteem aan de hand van ISO-14000 is momenteel de meest bruikbare en effectieve manier om dit te realiseren. Voor een belangrijk deel kan hierbij worden aangesloten bij het bestaande NIAZ/PACE kwaliteitssysteem van het UMC. Het UMC streeft naar een open en constructieve relatie met het bevoegd gezag. Omwonenden moeten met vragen of klachten bij het UMC terecht kunnen. Het UMC licht omwonenden voor over de processen die in het UMC plaatsvinden en vraagt begrip voor de mogelijke hinder die daar soms mee gepaard gaat. Vast element in deze communicatie is het Milieuverslag.
De milieuthema's Hieronder worden de milieuthema’s die de komende tijd het belangrijkste zijn nader besproken(afval, energie, watergebruik, bodem en grondwaterbescherming) Voor de overige thema’s geld dat de huidige lijn kan worden voorgezet (zoals afvalwater, lucht, externe veiligheid, inkoop, vervoer, gevaarlijke stoffen) Voor milieuzorg in het UMC is in het verleden gekozen voor een thematische aanpak. Het UMC continueert deze aanpak: ze sluit goed aan bij de milieubelasting en zorgt voor een grote herkenbaarheid bij de medewerkers. Afval Het afvalbeleid is gericht op het voorkomen van het ontstaan van afval. Onvermijdbaar afval wordt gescheiden in alle noodzakelijke afvalstromen. Bij de verwijdering van afval staat een hoogwaardige verwerking voorop. De afvalhoeveelheid uit het UMC stijgt gestaag: jaarlijks gemiddeld met zo'n 5%. De externe verwerkingskosten stijgen jaarlijks met gemiddeld 3-6 %1. Gezien het karakter van het UMC en de eisen die worden gesteld aan kwaliteit en hygiëne, is het voor het UMC erg moeilijk deze trend te keren. De resultaten van een lopend afvalpreventieonderzoek geven misschien mogelijkheden voor afvalreductie die nu nog niet of onvoldoende worden benut. Waarschijnlijker is het dat hieruit blijkt dat de scheiding van afvalstoffen nog kan verbeteren. Een verschuiving van "dure" naar "goedkope" afvalstromen kan een belangrijke financiële besparing betekenen. Voorbeelden zijn het niet-specifiek ziekenhuisafval dat om esthetische redenen als specifiek ziekenhuisafval wordt afgevoerd 2, of papier en karton dat in restafvalcontainers terecht komt. Incidenteel blijken 1
Er zijn afvalstromen bij waar de prijsstijgingen vele malen hoger liggen.
2
Het UMC heeft in 2000 succesvol een proef uitgevoerd met het bewerken van dergelijk afval. Ontwikkelingen in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en in de markt van afvalinzamelaars en verwerkers beperken de mogelijkheden momenteel.
Pag 3 van 5/CBnot22_milieubeleidskader_UMC_2005-2008.doc
Erkend door de RvA
GECERTIFICEERDE DNV Certification B.V.
Arbo- en Milieudienst
medewerkers (onbewust) afval verkeerd te scheiden, wat in een aantal gevallen tot hoge extra afvoerkosten leidt. Tenslotte kunnen nieuwe verwerkingsmethoden voor afvalstromen bijdragen aan de kostenbeheersing, zoals bijvoorbeeld voor incontinentiemateriaal en luiers. Op afvalgebied gaat het sparen van milieu hand in hand met het besparen van geld. De resultaten van het afvalpreventieonderzoek worden verwerkt in een plan van aanpak, met als doel stabilisatie en zo mogelijk reductie van de afvalkosten en -hoeveelheid. Dit plan van aanpak geeft ook de terugverdientijd aan van eventuele investeringen. De voorlichting aan medewerkers over afvalpreventie en -scheiding wordt geïntensiveerd. Iedere medewerker die met afval in aanraking komt of dit produceert, dient te weten hoe dit wordt ingezameld en welke inzamelmiddelen worden gebruikt. Energie In 2000 is de eerste Meerjarenafspraak energie-efficiency Zorgsector (MJA) op een succesvolle wijze afgerond. De energiebesparende maatregelen, zoals vastgelegd in het Bedrijfsenergieplan, zijn alle uitgevoerd. Daarmee zijn de bestaande gebouwen energetisch op een niveau gebracht conform de huidige stand der techniek en investeringsmogelijkheden. Het vervolg hierop is de MJA 2. Een van de belangrijkste vernieuwingen ten opzichte van de eerste MJA is de nadruk die gelegd wordt op het ontwikkelen van een energiezorgsysteem en dat sprake is van verbredingthema’s. Een verbredingthema is bijvoorbeeld energie besparing in de nieuwbouw. Met de ondertekening van de MJA 2 voldoet het UMC aan het gestelde in voorschrift 7.3 van de campusvergunning Wet milieubeheer. Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van energiegebruik is de handel in CO2 emissierechten voortkomend uit Europese regelgeving. Deze regelgeving is ook van invloed op het UMC. De ontwikkelingen worden op de voet gevolg. Een energiezorgsysteem helpt de energiezorg in het UMC verder te structureren en continu te verbeteren. Onderdeel hiervan zijn het energiebeleidsplan en een energiezorgprogramma. Een van de verbredingthema’s in de MJA 2 is duurzaam bouwen. Binnen de budgettaire kaders van het College van Ziekenhuisvoorzieningen bestaat de mogelijkheid om energiebesparing binnen de nieuwbouw vorm te geven. Bij de ontwikkeling van P-west wordt dit expliciet onderzocht. Watergebruik In het UMC is recent een waterbesparingonderzoek uitgevoerd. Hiermee is voldaan aan voorschrift 2.1 van de campusvergunning Wet milieubeheer. Uit het onderzoek is gebleken dat een reductie van het drinkwaterverbruik met 20% kosteneffectief gerealiseerd kan worden. Dit betekent een belangrijke stap in het terugdringen van de milieubelasting door het verbruik van drinkwater. Om een reductie van 20% op het drinkwaterverbruik in 2006 t.o.v. 2000 te realiseren worden een drietal maatregelen uitgevoerd: 1. Optimaliseren van het waterverbruik in het Ketelhuis door toepassing van een gesloten koelsysteem ter vervanging van de doorstroomkoeling. 2. Installeren van watervrije vacuümpompen en koelsystemen. 3. Opstellen van een watermonitoringplan en het plaatsen van watermeters. In dit kader wordt ook onderzoek gedaan naar het sluitend krijgen van de “waterbalans”. Met deze maatregelen kan een besparing worden gerealiseerd van ruim 60.000 m3 drinkwater per jaar (ruim € 70.000,-). Met deze maatregelen verwacht het UMC de jaarlijks stijgende kosten voor drinkwaterverbruik te kunnen beperken en de verschillende waterstromen beter te beheersen. Hiermee kunnen ook de veiligheid en bedrijfszekerheid worden verbeterd.
Pag 4 van 5/CBnot22_milieubeleidskader_UMC_2005-2008.doc
Arbo- en Milieudienst
Erkend door de RvA
GECERTIFICEERDE DNV Certification B.V.
Bodem- en grondwaterbescherming De campus ligt in het grondwaterbeschermingsgebied Heumensoord dat is gekarakteriseerd als “zeer kwetsbaar”. Dit vraagt extra aandacht voor de bodemkwaliteit. Daar waar de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied extra voorzieningen vraagt, zullen deze worden gerealiseerd. Deze voorzieningen hebben betrekking op het voorkomen van verontreiniging naar de bodem, bijvoorbeeld opvangvoorzieningen. Ook derden die namens het UMC op de campus werkzaam zijn, zijn hiertoe verplicht. Vanuit de campusvergunning Wet milieubeheer hebben UMC en Radboud Universiteit de verplichting de grondwaterkwaliteit te monitoren. De twee bodemsaneringen op het terrein van het UMC bevinden zich in een eindfase: de verontreinigingen zijn niet geheel weggenomen, maar er bestaat geen risico meer voor verspreiding. Er is sprake van een "stabiele eindsituatie". Gezien de beperkte risico's voor de omgeving en voor verspreiding, gaat het UMC de provincie verzoeken om voor de bodemsaneringen de "nazorgfase" in te mogen gaan: beëindiging van de actieve sanering en monitoring van de restverontreiniging. Uitgangspunt is dat wordt aangetoond dat er sprake is van een stabiele eindsituatie. Tijdens de nieuwbouw de komende jaren worden grote hoeveelheden vrijkomend zand van het terrein afgevoerd. Dit zand is sinds mei 2002 gecertificeerd als “schone grond”. Het UMC hecht eraan om voor vrijkomend zand een erkend bewijsmiddel op grond van het Bouwstoffenbesluit te leveren, en heeft hiervoor een "erkende kwaliteitsverklaring" gerealiseerd. Hierdoor kan het vrijkomende zand voor sterk gereduceerde kosten worden afgevoerd. Het spreekt hierbij vanzelf dat het UMC zal voldoen aan alle voorwaarden die hieraan zijn gesteld. Geluid Het voor de omgeving meest waarneembare milieueffect van het UMC is het geluid dat de traumahelikopter produceert. Daarnaast zijn ventilatiesystemen en koelinstallaties een belangrijke bron van geluidsemissies. Deze laatste zijn ten behoeve van de aanvraag voor de vergunning de Wet milieubeheervergunning in kaart gebracht in een akoestisch model. Op basis hiervan zijn rondom de campus 15 referentiepunten bepaald, waar het geluid niet boven een vastgestelde norm mag komen. Het UMC zorgt er voor dat het geluidsniveau onder de daarvoor gestelde normen blijft. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van een akoestisch model.
Kosten en personele inzet De personele inzet en middelen zal met dit nieuwe beleidskader in omvang niet wijzigen.
Pag 5 van 5/CBnot22_milieubeleidskader_UMC_2005-2008.doc