KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Behoefteonderzoek bij de private voorzieningen bijzondere jeugdbijstand
Tine Van Regenmortel
In opdracht van de vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg met de steun van de Vlaamse Gemeenschap
www.hiva.be
CIP Koninklijke Bibliotheek Albert I Van Regenmortel, Tine Behoefteonderzoek bij de private voorzieningen bijzondere jeugdbijstand / Tine Van Regenmortel. - Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Hoger instituut voor de arbeid, 2006, 130 p. ISBN 90-5550- 411-4. D/2006/4718/3.
Copyright (2006)
Hoger instituut voor de arbeid (K.U.Leuven) Parkstraat 47, 3000 Leuven
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.
iii
v
INHOUD
Inleiding
1
Hoofdstuk 1 / Situering en opzet van het onderzoek
3
1. Onderzoekssituering
3
2. Onderzoeksopzet 2.1 Onderzoeksvraag 2.2 Onderzoekspopulatie 2.3 Onderzoekmethode en instrumentarium 2.3.1 Omschrijving behoefteonderzoek 2.3.2 Interviews sleutelinformanten 2.3.3 Schriftelijke postenquête 2.3.4 Focusgroepen 2.4 Timing en fasering 2.5 Stuurgroep
4 4 5 5 5 6 7 8 8 9
Hoofdstuk 2 / Schriftelijke enquête
11
1. Onderzoeksopzet en verloop 1.1 Populatie en respons 1.2 Wijze van invullen
11 11 12
2. Resultaten 2.1 Globale ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen 2.2 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen 2.2.1 Nood aan ondersteuning voor de deelaspecten 2.2.2 Reële ondersteuning voor de deelaspecten 2.2.3 Ondersteuningsopdracht van de OSBJ 2.3 Globale ondersteuningsbehoeften per (erkennings)categorie 2.3.1 Begeleidingstehuizen 2.3.2 OOOC
13 13 15 19 20 21 22 23 24
vi
Inhoud
2.3.3 Dagcentra 2.3.4 Thuisbegeleidingsdiensten 2.3.5 Diensten begeleid zelfstandig wonen 2.3.6 Pleeggezinnendiensten 2.3.7 Projecten 2.3.8 Opvallende accenten naar erkenningscategorie 2.4 Specifieke ondersteuningsbehoeften per (erkennings)categorie 2.4.1 Begeleidingstehuizen 2.4.2 OOOC 2.4.3 Dagcentra 2.4.4 Thuisbegeleidingsdiensten 2.4.5 Diensten begeleid zelfstandig wonen 2.4.6 Pleeggezinnendiensten 2.4.7 Projecten 2.5 Resultaten naar wijze van invullen 2.5.1 Globale ondersteuningsbehoeften 2.5.2 Specifieke ondersteuningsbehoeften 2.6 Varia 2.6.1 Doelgroep van de OSBJ 2.6.2 Bekendheid van de OSBJ 2.6.3 Deelname focusgroepen
25 26 27 28 29 29 32 32 33 34 35 36 38 39 40 41 41 43 43 43 43
3. Besluit
43
Hoofdstuk 3 / Focusgroepen
47
1. Opzet en verloop 1.1 De focusgroepmethode 1.2 Concrete samenstelling en bedoeling 1.3 Agenda
47 47 48 51
2. Resultaten van de focusgesprekken 2.1 Rode draden 2.1.1 Van theorie naar praktijk 2.1.2 Methodiekontwikkeling 2.1.3 Juridische ondersteuning 2.1.4 Andere gemeenschappelijke noden/aandachtspunten 2.2 Specifieke accenten 2.3 Concrete suggesties/aanbevelingen voor de OSBJ 2.3.1 Afstemming met andere organisaties 2.3.2 Het bepalen van prioriteiten 2.3.3 Algemene/specifieke karakter 2.3.4 Bekendheid
54 54 54 57 59 59 61 62 62 62 63 63
Inhoud
vii
3. Besluit
64
Hoofdstuk 4 / Aanbevelingen
67
1. Aanbevelingen
67
2. Stappenplan 2.1 Interne toetsing (november-december 2005) 2.2 Externe toetsing (januari-februari 2006) 2.3 Acties (maart-oktober 2006) 2.3.1 Planning: wat, hoe en (met) wie 2.3.2 Uitvoering 2.4 Evaluatie (november-december 2006)
72 72 73 73 73 73 73
Bijlagen
75
Bijlage 1 / Gestandaardiseerde vragenlijst + begeleidende brieven van OSBJ
77
Bijlage 2 / Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen (in %)
98
Bijlage 3 / Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
104
Bijlage 4 / Eerste prioritaire behoefte naar erkenningscategorie (in %)
120
Bijlage 5 / Theoretische samenstelling van de focusgroepen
121
Bijlage 6 / Concrete samenstelling van de focusgroepen
122
1
INLEIDING
Voor u liggen de resultaten van het behoefteonderzoek dat het HIVA heeft uitgevoerd in opdracht van de vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg (OSBJ). Het HIVA diende na te gaan welke ondersteuningsbehoeften er leven bij de doelgroep van de OSBJ, met name de private voorzieningen bijzondere jeugdbijstand. Dit gebeurde aan de hand van een schriftelijke enquête bij alle voorzieningen en via focusgroepen. De focusgroepen bouwen voort op de resultaten uit de postenquête, diepen deze nader uit en vullen ze verder aan. Op basis van dit kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmateriaal worden er aanbevelingen geformuleerd voor de OSBJ. Het rapport is opgedeeld in vier hoofdstukken. In een eerste hoofdstuk wordt het onderzoek gesitueerd en de onderzoeksopzet toegelicht. Het tweede hoofdstuk beschrijft de resultaten van de schriftelijke enquête. De weerslag van de focusgesprekken komt in het derde hoofdstuk aan bod. Het vierde en laatste hoofdstuk geeft de concrete aanbevelingen weer. Verschillende actoren hebben een specifieke bijdrage geleverd bij de totstandkoming van dit onderzoek. We wensen hen allen hartelijk te danken voor hun bereidwillige medewerking. In de eerste plaats danken we onze opdrachtgever, de OSBJ, die het onderzoek niet alleen aan het HIVA heeft toevertrouwd, maar ook gedurende het gehele onderzoeksproces betrokken bleef en ondersteuning bood. Een bijzonder woord van dank aan Hilde Geudens en Kurt De Backer die het onderzoek van nabij hebben opgevolgd. Een tweede actor was zeker de stuurgroep die constructief meedacht en ons nuttige tips bezorgde. Uiteraard zijn er ook de talrijke voorzieningen die door hun participatie het onderzoek hebben mogelijk gemaakt. Zo zijn er de sleutelinformanten geweest, de talrijke voorzieningen die de enquête hebben ingevuld en verschillende directieleden en praktijkwerkers die actief hebben deelgenomen aan de focusgesprekken. We hopen dat het HIVA met dit behoefteonderzoek erin geslaagd is om de stem van de sector zelf naar buiten te brengen: waar liggen hun prioriteiten inzake de ondersteuning die men van de OSBJ verwacht. Zodoende kan de OSBJ een beleid uitstippelen en hun aanbod verder ontwikkelen dat optimaal afgestemd is op het werkveld.
2
Inleiding
We wensen de OSBJ alle succes toe met hun verdere uitbouw naar een volwaardig steunpunt voor de gehele sector. We hopen dat het HIVA hiertoe een constructieve bijdrage heeft geleverd die niet alleen de OSBJ en de betrokken voorzieningen ten goede komt, maar ook de hulpvragers binnen de bijzondere jeugdzorg.
Tine Van Regenmortel November 2005
3
HOOFDSTUK 1 SITUERING EN OPZET VAN HET ONDERZOEK
1. Onderzoekssituering De OSBJ is sinds 1999 een autonome organisatie die zich in het kader van een projectovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschap richt naar alle organisaties in de bijzondere jeugdzorg. Tot nu toe waren de activiteiten van de OSBJ evenwel voornamelijk gecentreerd rond de herstelgerichte afhandelingsvormen van jeugddelinquentie en rond de implementatie van de kinderrechten in de hulpverlening in de bijzondere jeugdzorg. Deze sterk thematische ondersteuning (2000-2004) impliceerde dat slechts een beperkt segment van de bijzondere jeugdzorg door de OSBJ werd bereikt. In de vorige convenant (tot juni 2005) met de Vlaamse Gemeenschap werden drie ‘thematische’ doelen geformuleerd: 1. ondersteuning van initiatieven als antwoord op jeugddelinquentie; 2. ondersteuning implementatie kinderrechten en implementatie participatieve hulpverlening; 3. en campagne ‘imago’ van de bijzondere jeugdbijstand. Deze drie doelstellingen werden evenwel aangevuld met een vierde ‘strategische’ doelstelling die een ruimere invulling mogelijk maakte: “Het creëren van een platform voor overleg, afstemming en kennisoverdracht inzake ontwikkelingen binnen de bijzondere jeugdbijstand waaruit voor de sector relevante thema’s gedistilleerd worden en waarvoor, in dialoog tussen overheid en sector, een planning opgemaakt wordt die, inzake de vooropgestelde thema’s, perspectief biedt op het bieden van daadwerkelijke methodische en inhoudelijke ondersteuning en effectevaluatie van vernieuwende methodieken, werkvormen en projecten”.
Deze opdrachten realiseert de OSBJ door middel van activiteiten als: ondersteuning en ontwikkeling van visie en methodiek, bevordering van innovatieprojecten, het ondersteunen/bijwonen/creëren van overlegplatforms en werkgroepen, onderzoek en gegevensverzameling, een juridische helpdesk, studiewerk en publi-
4
Hoofdstuk 1
caties, het uitwerken van vormingsmomenten, workshops en themadagen en OSBJ-nieuwsbrief. De OSBJ wil evolueren naar een volwaardig steunpunt voor de gehéle sector bijzondere jeugdzorg en dit in nauwe dialoog met de sector zelf. Het voorliggende onderzoek kadert in deze betrachting. Tijdens de periode van het onderzoek werd reeds een nieuwe convenant met de overheid afgesloten. In deze nieuwe convenant wordt de OSBJ reeds in zekere mate erkend als ‘steunpunt’ voor de sector. Men valt in deze convenant, in tegenstelling tot de vorige, niet terug op thema’s, maar wel op functies. De missie van de OSBJ wordt als algemeen kader voor de convenant gebruikt en omschrijft de basisopdracht van de OSBJ als volgt: “De OSBJ biedt als autonoom en pluralistisch steunpunt aan alle private organisaties van de Bijzondere Jeugdbijstand een permanente en projectmatige inhoudelijke ondersteuning, die praktijkgericht en multidisciplinair/wetenschappelijk werkt. Hiermee willen we hun bijstand en hulpverlening aan de doelgroep optimaliseren in ruim overleg met de betrokken actoren”.
De nieuwe convenant loopt van 1 juni 2005 tot en met 31 december 2006. Op lange termijn is het de bedoeling om de OSBJ een meer structurele inbedding te geven.
2. Onderzoeksopzet 2.1 Onderzoeksvraag De OSBJ wenst op korte termijn een zicht te krijgen op de noden en behoeften binnen de gehele sector van de bijzondere jeugdzorg. Centraal staat aldus de onderzoeksvraag welke noden en behoeften er in deze sector leven, en dit in de eerste plaats ten aanzien van de OSBJ als ‘steunpunt’. In tweede orde zullen ook knelpunten worden geïnventariseerd die tijdens het onderzoek naar voren komen, maar niet onmiddellijk tot de opdracht van de OSBJ behoren. De OSBJ kan deze knelpunten aan de bevoegde instanties en overlegstructuren signaleren. De OSBJ wenst een ondersteuning te bieden die praktijkgericht en multidisciplinair/wetenschappelijk werkt. Het HIVA wordt als universitair onderzoekscentrum met een ruime expertise inzake praktijkgericht onderzoek gevraagd om dit behoefteonderzoek uit te voeren. De OSBJ benadrukt haar praktijkgerichte karakter en doet dit door sterk participatief en vraaggericht te werken, door een rechtstreekse dialoog te organiseren met de betrokken actoren. Dit zal ook een rode draad zijn in dit onderzoek.
Situering en opzet van het onderzoek
5
2.2 Onderzoekspopulatie De doelgroep van de OSBJ wordt in de convenant omschreven als: “Alle private organisaties die werken via een door het Fonds bijzondere jeugdbijstand gesubsidieerde erkenning of gesubsidieerd project en/of experiment.”
Klassiek worden er in de bijzondere jeugdbijstand zeven erkenningscategorieën onderscheiden. Naast deze zeven categorieën is er evenwel een grote groep die als project of experiment wordt gefinancierd. Zoals uit de convenant blijkt, behoren deze ook tot de doelgroep van de OSBJ. De acht categorieën zijn: 1. Begeleidingstehuizen 2. Gezinstehuizen 3. Onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra (OOOC) 4. Dagcentra 5. Thuisbegeleidingsdiensten 6. Diensten voor Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) 7. Diensten voor Pleegzorg 8. Projecten en experimenten Deze doelgroep van de OSBJ is tevens de onderzoekspopulatie van dit onderzoek. Het betreft 306 voorzieningen. Al deze voorzieningen worden in het onderzoek betrokken. Er wordt dus niet met een steekproef gewerkt. 2.3 Onderzoekmethode en instrumentarium Vooraleer we de concrete onderzoeksmethoden toelichten, geven we een algemene omschrijving van behoefteonderzoek. 2.3.1 Omschrijving behoefteonderzoek Een behoefte wordt geformuleerd als datgene wat men nodig heeft, het impliceert het aanvoelen van een tekort en het verlangen om aan dat tekort tegemoet te komen. Reviere e.a. (1996)1 geven de volgende definitie van een ‘need’: “Need is defined as gap - between the real and ideal conditions - that is both acknowledged by community values and potentially amenable to change”.
1
Reviere R., Berkowitz S., Carter C.C & Ferguson C.G. (1996), Needs Assessment. A creative and practical guide for social scientists, Taylor & Francis, Washington/London, 233 p.
6
Hoofdstuk 1
De definitie omvat drie delen: 1. er dient een kloof te zijn tussen de reële en de ideële conditie (te situeren op een continuüm van meer tot minder nodig), het verkleinen van de kloof is hierbij een positief doel; 2. het dichten van de kloof moet door een gemeenschap waargenomen en onderkend worden als een behoefte of nood, de verschillende betrokken organisaties/groepen moeten erin geloven dat dit de cliënten ten goede zal komen, dat het voor deze ‘beter’ zal zijn (is dus niet waardenvrij); 3. de kloof moet beïnvloedbaar zijn, de behoefte moet dus kunnen bevredigd worden. Behoefteonderzoek wordt door dezelfde auteurs gedefinieerd als: “… as a systematic and ongoing process of providing usable and useful information about the needs of the target population – to those who can and will utilize it to make judgments about policy and programs. Needs assessment is population-specific, but systemically focused, empirically based, and outcome-oriented”.
Behoefteonderzoek is geen doel op zich, mag niet eindigen met de opsomming van noden of problemen, maar moet aanleiding geven tot het kunnen maken van geïnformeerde beslissingen inzake aanbevelingen, beleidsopties en programma’s. Behoefteonderzoek gebeurt niet in een vacuüm en wordt door interne en externe factoren beïnvloed (bv. decretale opdracht, beschikbaarheid van middelen, druk van personeel of cliënten). Deze factoren kunnen al dan niet leiden tot weerstand tegen het behoefteonderzoek. Het inventariseren en betrekken van alle mogelijke ‘stakeholders’ is hierbij aangewezen. Reviere e.a. (1996, o.c.) wijzen - omwille van de triangulatie - op het belang van een multimethodisch onderzoeksdesign, op een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden. Ook in het voorliggend onderzoek worden verschillende onderzoeksmethoden gebruikt. De triangulatie van zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden wordt erkend als middel om de kwaliteit van het onderzoek te vergroten. De drie gehanteerde onderzoeksmethoden zijn: interviews met sleutelinformanten, een schriftelijke postenquête en focusgroepen. 2.3.2 Interviews sleutelinformanten De onderzoeker doet vijf interviews bij sleutelinformanten uit de sector. De selectie van de organisaties en bijhorende personen gebeurt door de OSBJ in samenspraak met het HIVA. Er wordt rekening gehouden met een diversiteit van erkenningscategorieën en met de regionale spreiding. Concreet worden de volgende sleutelinformanten bevraagd:
Situering en opzet van het onderzoek
– – – – –
7
Antwerpen: De Touter: Koen Clottens en Luc D’Affnay, dagcentra en thuisbegeleidingsdiensten; Hasselt: Pleegzorgdienst: Madie Smeets; Tildonk: Oikoten, Mon Vandekeybus en Jo Jespers, project; Kortrijk: Oranjehuis, Willy Vandamme, residentieel centrum en diverse deelwerkingen; Antwerpen: Elegast, Wendy Van Put, OOOC en begeleid zelfstandig wonen en projecten.
De bedoeling van deze interviews is tweeledig: – algemeen: voor kennismaking met de sector en – specifiek: in functie van het opmaken van de vragenlijst. Het betreft open interviews die enkel gestuurd worden aan hand van een checklist. Deze checklist bevat de volgende topics: – missie en doelstelling van de organisatie, welke erkenningscategorie(ën); – noden naar ondersteuning: inhoudelijk methodische en mogelijk ook andere; – aan welke van deze noden wordt reeds tegemoet gekomen: hoe en door wie; – prioritaire verwachtingen naar een ‘steunpunt’ voor de sector bijzondere jeugdbijstand; – kennis over en beschikbaarheid van secundaire informatie rond behoeften BJB; – postenquête: wie vult in. 2.3.3 Schriftelijke postenquête Voor de schriftelijke enquête wordt een gestandaardiseerde vragenlijst ontwikkeld en gebruikt. Deze vragenlijst bevat vooral gesloten vragen. Hij wordt opgestuurd naar de diverse organisaties. Het concrete verloop van deze enquête komt in het volgende hoofdstuk aan bod. De dienst informatieverwerking en automatisering (DIVA), een gespecialiseerde eenheid van het HIVA, organiseert deze enquête en volgt haar verloop op aan de hand van een uitgewerkte procedure. Zowel een schriftelijke als een telefonische rappel worden voorzien. Om de respons te verhogen wordt het onderzoek aangekondigd in de OSBJNieuwsbrief. Bij de postenquête wordt ook een begeleidend schrijven toegevoegd vanuit de OSBJ die het onderzoek situeert en de betrokken actoren tot deelname stimuleert.
8
Hoofdstuk 1
De vragenlijst2 bevat de volgende rubrieken: – Introductie (door de OSBJ) – Identificatiegegevens – Uitgebreide bevraging naar de aspecten (zowel globaal als in detail) waarvoor men nood aan ondersteuning ervaart. Naast deze inventaris komen ook de volgende vragen aan bod: – aan welke behoeften wordt reeds tegemoetgekomen (door wie) en aan welke niet; – behoren de behoeften tot de opdracht van de OSBJ. – Rangorde van behoeften – Eventueel andere behoeften – Varia (bekendheid van de OSBJ, bereidheid tot deelname aan de focusgroepen en eventuele andere opmerkingen of suggesties). 2.3.4 Focusgroepen Na de analyse van de resultaten van deze schriftelijke enquête worden drie focusgroepen georganiseerd. De globale bedoeling van deze focusgroepen is een verdere uitdieping en/of aanvulling (context, interpretatie) van de resultaten uit de survey. De focus en samenstelling wordt mede bepaald door de surveyresultaten. De concrete opzet en het verloop van deze focusgroepen komt in het derde hoofdstuk uitgebreid aan bod. 2.4 Timing en fasering Het onderzoek loopt van januari tot en met oktober 2005. Drie fasen worden onderscheiden: een voorbereidingsfase, een bevragingsfase en rapportering. –
Voorbereidingsfase (januari-maart 2005) – gesprekken met sleutelinformanten – deskresearch (literatuur, grijze documenten) – opstellen instrumentarium (vragenlijst) – stuurgroep
–
Bevragingsfase (maart 2005-september 2005) – afname enquête – invoer en verwerking data – samenstelling en organisatie focusgroepen – stuurgroep (2 x)
2
De volledige vragenlijst vindt u in bijlage 1.
Situering en opzet van het onderzoek
–
9
Eindrapportering (oktober 2005) – opstellen eindrapport – stuurgroep
2.5 Stuurgroep Het hele onderzoek wordt opgevolgd door een stuurgroep. Deze stuurgroep wordt samengesteld door de opdrachtgever in overleg met het HIVA. Diverse belanghebbenden participeren aan de stuurgroep: de opdrachtgever, praktijkwerkers en directieleden uit diverse categorieën van de sector, leden van de raad van bestuur, externe deskundigen en opdrachtnemer. De concrete samenstelling van de stuurgroep is als volgt: – vzw Arcade, Bart D’Hooghe; – OCMW Begeleidingstehuis Arendonk, Lowie Vermeiren; – De Touter, Koen Clottens; – vzw Cirkant, Hilde Luyten; – Minor-Ndako, Margot Cloet; – Federatie Pleegzorg, Chris Degheldere; – Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC), Eef Goedseels; – OSBJ, Goedele Sulmont en Joz Vandeneynden; – OSBJ, Hilde Geudens; – OSBJ, Kurt De Backer; – HIVA, Tine Van Regenmortel. De stuurgroep komt vier keer samen in de loop van het onderzoek.
11
HOOFDSTUK 2 SCHRIFTELIJKE ENQUÊTE
1. Onderzoeksopzet en verloop 1.1 Populatie en respons De vragenlijsten werden opgestuurd naar de inrichtende machten. Deze dienden de vragenlijsten te bezorgen aan de verschillende voorzieningen. Naast de projecten was de erkenningscategorie het criterium. Eén vragenlijst per erkenningscategorie en één per project werd voorzien. Het databestand werd aangeleverd door de OSBJ: 68 inrichtende machten (op naam) en 301 voorzieningen. Vijf vragenlijsten werden bijkomend opgevraagd zodat de totale onderzoekspopulatie 306 voorzieningen bedraagt. De eerste week na de paasvakantie (11 april 2005) kregen de inrichtende machten de vragenlijsten in de bus. Men kreeg drie weken tijd om de vragenlijsten terug te sturen (voor 1 mei 2005). Na één week volgde een rappelbrief en na drie weken gebeurde een telefonische rappel. In overleg met de OSBJ werd beslist om de indiendatum te verlengen tot 11 mei 2005. Dit gebeurde via de OSBJ-Nieuwsbrief (april 2005 nr. 3) en tijdens het telefonisch rappelcontact. Voor de telefonische rappel diende 189 voorzieningen te worden gecontacteerd. Van deze 189 voorzieningen werden uiteindelijk 182 voorzieningen telefonisch bereikt. Van de 7 resterende organisaties kon men de verantwoordelijke niet bereiken tijdens de periode van de telefonische rappel. Nagenoeg iedereen gaf in de telefonische rappel aan de vragenlijst te zullen invullen. Slechts twee personen weigerden expliciet. De globale respons bedraagt 70%, zijnde 211 voorzieningen. Dit is een erg hoge respons. De respons is ook evenredig verdeeld naar erkenningscategorie (tabel 2.1) en naar provincie (tabel 2.2). Het onderzoek is m.a.w representatief voor de private voorzieningen van de Bijzondere Jeugdzorg.
12
Tabel 2.1
Hoofdstuk 2
Populatie en respons naar (erkennings)categorie (in %)
Begeleidingstehuis Gezinstehuis OOOC Dagcentrum Thuisbegeleiding Begeleid zelfstandig wonen Dienst pleeggezinnen Project
Tabel 2.2
Populatie
Respons
28,43 2,94 5,88 13,72 12,74 5,88 5,22 25,16
32,70 2,37 5,21 13,27 13,74 7,11 4,27 21,33
N=306
N=211
Populatie en respons naar provincie (in %)
Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Populatie
Respons
29,41 12,09 21,90 14,71 21,90
29,38 9,48 16,59 16,59 27,96
N=306
N=211
1.2 Wijze van invullen In de introductie van de vragenlijst en het begeleidend schrijven werd expliciet gevraagd dat de vragenlijst zou worden ingevuld door de directie of coördinator en dit zoveel mogelijk in overleg met de begeleiders (bv. via een teamvergadering). Dit werd in de vragenlijst nog eens expliciet bevraagd. De meerderheid (60%) geeft aan overleg met de begeleiders te hebben gepleegd. Een 28% zegt zelfs deze samen met hen te hebben ingevuld. Ruim een derde (36%) heeft de vragenlijst zonder overleg met de begeleiders ingevuld. Een kleine 5% liet deze vraag onbeantwoord. Wanneer we deze wijze van invullen bekijken per (erkennings)categorie, merken we dat de OOOC en de gezinstehuizen de vragenlijst meer in overleg met de begeleiders hebben ingevuld, respectievelijk 82% en 80%. De diensten voor pleeggezinnen scoren hier met 11% opmerkelijk lager. De overige categorieën scoren tussen de 53% en 68%.
Schriftelijke enquête
13
2. Resultaten We geven in een eerste deel de resultaten weer voor de gehele populatie en dit zowel met betrekking tot de globale behoeftecategorieën als tot de deelaspecten. Nadien worden de resultaten per erkenningscategorie bekeken. 2.1 Globale ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen De ondersteuningsbehoeften worden in 13 globale thema’s opgesplitst: 1. Onderzoek 2. Methodiekontwikkeling 3. Specifieke problematieken 4. Specifieke doelgroepen 5. Juridische ondersteuning 6. Organisatie- of sectorniveau 7. Vorming 8. Overleg/samenwerking 9. Registratie/dataverzameling 10. Informatie 11. Visieontwikkeling 12. Beleidssignalering- en beïnvloeding 13. Positieve beeldvorming sector De voorzieningen dienden aan te duiden welke van deze 13 behoeften voor hen de vijf meest prioritaire zijn. Grafiek 2.1 geeft een overzicht van deze prioritaire behoeften: zowel de som van de als eerste, tweede, derde, vierde of vijfde aangeduide prioritaire behoefte als de als eerste prioritair aangeduide behoefte afzonderlijk komen hierbij aan bod.
14
Hoofdstuk 2
48
Onderzoek
10 48
Juridische ondersteuning
13 45
Methodiekontwikkeling
17 38
Beleidssignalisering en -beïnvloeding
5 35
Informatie
9 32
Positieve beeldvorming sector
3 29
Registratie / dataverzameling
5 27
Visieontwikkeling
3 26
Organisatie- en sectorniveau
5 25
Overleg / samenwerking
4 22
Specifieke doelgroepen
Globaal 1e prioritaire
2 22
Vorming
2 21
Specifieke problematieken
5
0
10
20
30
40
50
Grafiek 2.1 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen (in %)
Wanneer we de totaliteit van aangeduide prioritaire behoeften bekijken (dus behoeften aangeduid zowel als eerste, tweede, derde, vierde of vijfde prioriteit) komen onderzoek samen met juridische ondersteuning sterk naar voren (beide 48%), gevolgd door methodiekontwikkeling met 45%. Dit betekent dat bijna de helft van de voorzieningen deze drie behoeften rekent onder de vijf eerste prioriteiten. Op de vierde plaats komt beleidssignalering en -beïnvloeding met 38%, gevolgd door informatie met 35%. Specifieke problemen, specifieke doelgroepen en vorming komen hier achteraan (circa 20%). Uit grafiek 2.1 blijkt ook dat alle globale ondersteuningsbehoeften wel eens als eerste prioriteit naar voren wordt geschoven. De cijfers variëren hierbij tussen 2% en 17%. Het hoogst scoren methodiekontwikkeling (17%) en juridische ondersteuning (13%), gevolgd door onderzoek (10%) en informatie (9%). In vergelijking met de som van de prioriteiten komt juridische ondersteuning als eerst aangeduide prioriteit sterker naar voren dan onderzoek. Ook informatie en overleg/samenwerking krijgen een zwaarder gewicht. Beleidssignalering en -beïnvloeding komt daarentegen minder sterk naar voren.
Schriftelijke enquête
15
2.2 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen De ondersteuningsbehoeften worden verder in 103 deelaspecten opgesplitst. Deze zijn als volgt over de 13 globale categorieën verdeeld: 1. Onderzoek (9 deelaspecten) – effectevaluatie van vernieuwende projecten en werkvormen – monitoring behoeften van organisaties – opsporen niet-bereikte of moeilijk bereikbare groepen – opsporen van blinde vlekken in aanbod – inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal – vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk – eigen publicaties rond relevant onderzoeksmateriaal – analyses van relevant cijfermateriaal (tendensen, evoluties) – programmatienormen versus beschikbaar aanbod 2. Methodiekontwikkeling (32 deelaspecten) – participatie van kinderen (tot 12 jaar) – participatie van jongeren (vanaf 12 jaar) – participatie van ouders – opvoedingsondersteuning – contextueel werken – hechting – brugfiguren (bv. ervaringsdeskundigen/vertrouwenspersonen/interculturele bemiddelaars) – steungezinnen/tijdelijke opvanggezinnen/weekendgezinnen/speelgezinnen – trajectbegeleiding over sectoren heen – netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg – netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau – herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer – herstelgericht groepsoverleg (hergo/eigenrechtconferenties/FGC) – gemeenschapsdienst – leerprojecten – diagnose stelling (bv. onderscheid POS-MOF) – eigenkrachtconferenties (hugo/rondetafelgesprekken) – therapeutische pleegzorg – intakeprocedure (op maat) – onthaal (op maat) – krachtgericht werken (veerkracht/empowerment) – ervaringsgericht werken – time-out – ouderbegeleiding – ontheming
16
Hoofdstuk 2
– – – – – – –
agressie individueel/groepswerking (bv. leefgroepwerking) non-verbale methodieken genderspecifieke methodieken leeftijdsspecifieke methodieken samengaan van MOF/POS werken met kinderen/jongeren zonder context hier (niet-begeleide minderjarigen)
3. Specifieke problematieken (3 deelaspecten) – adoptie – seksuele problematiek als pleger – seksuele problematiek als slachtoffer 4. Specifieke doelgroepen (5 deelaspecten) – niet-begeleide buitenlandse minderjarigen – allochtonen – personen met (ernstige) drugsproblematiek – personen met psychiatrische problematiek – gezinnen/jongeren in armoede 5. Juridische ondersteuning (6 deelaspecten) – open verslaggeving – beroepsgeheim/zwijgplicht – bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag – positie van pleegouders en andere opvoedingsverantwoordelijken – statuut van voogd van niet-begeleide minderjarigen – werken met vrijwilligers 6. Organisatie- en sectorniveau (17 deelaspecten) – positionering sector binnen integrale jeugdhulp – positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg – positionering van opvoedingsondersteuning binnen bijzondere jeugdzorg – criteria opname en uitsluiting – beleidsontwikkeling rond agressie – beleidsontwikkeling rond diversiteit – hantering wachtlijsten – implementatie kwaliteitsdecreet – implementatie kwaliteitsdecreet voor projecten – implementatie decreet rechtspositie – organisatie hulpverlening n.a.v. flexibilisering – communicatie tussen voorzieningen BJB – communicatie binnen voorzieningen BJB – communicatie met belendende sectoren
Schriftelijke enquête
– – –
17
communicatie met verwijzers communicatie met pers en media capaciteit projecten
7. Vorming (2 deelaspecten) – organisatie studiedagen – logistieke ondersteuning van studiemomenten (bv. zalen, uitnodigingen, mailinglijsten) 8. Overleg/samenwerking (6 deelaspecten) – ondersteunen van overleg – stimuleren van samenwerkingsverbanden – procesbegeleiding bij samenwerking – internationale samenwerking/studiereizen – stimuleren van uitwisseling van vernieuwende inzichten en projecten – stimuleren van uitwisseling rond specifieke thema’s 9. Registratie/dataverzameling (3 deelaspecten) – basiscijfers i.v.m. de sector – sociale kaart sector – ontwikkelen van uniform instrument voor registratie 10. Informatie (8 deelaspecten) – OSBJ-website – algemene nieuwsbrief sector – intranet voor de sector BJB – nieuwsbrief jeugdrecht (i.s.m. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) – juridische helpdesk – verspreiden van vacatures binnen sector – vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (concrete gevolgen) – bibliotheekfunctie 11. Visieontwikkeling (6 deelaspecten) – sectorale positionering en visievorming – (deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer) – gezamenlijke visie uitwerken over jongeren over sectoren heen – visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren op MOF – visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren binnen BJB – sensibilisering betrokken actoren m.b.t. herstelrechtelijk ideeëngoed 12. Beleidssignalering en -beïnvloeding (3 deelaspecten) – deelname werkgroepen beleid – adviesfunctie naar beleid – opmaken beleidsdossiers
18
Hoofdstuk 2
13. Positieve beeldvorming sector (3 deelaspecten) – imago campagne – omgaan met media en communicatie – positieve resultaten/acties naar buiten brengen Drie vragen kwamen bij deze specifieke ondersteuningsbehoeften aan bod: 1. Voor welke opgesomde aspecten heeft uw voorziening momenteel nood aan ondersteuning (met opdeling naar helemaal niet, in beperkte mate en in sterke mate)? 2. Voor welke opgesomde aspecten krijgt u vandaag reeds ondersteuning? 3. Welke ondersteuning behoort volgens u tot de opdracht van de OSBJ? De bespreking van de antwoorden op deze drie vragen komt hieronder achtereenvolgens aan bod. In bijlage 2 vindt u een gedetailleerd overzicht van alle resultaten. In sterke mate behoefte aan Tegemoetkoming behoefte
%
Opdracht voor de OSBJ 58
Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
37 71
50
Juridische helpdesk
31 73
48
Inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal
26 78
48
Positionering sector binnen integrale jeugdhulp
46 54
48
Vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk
38 68
44
Personen met psychiatrische problematiek
38 36
44
Implementatie decreet rechtspositie
26 64
43
Ontwikkelen van uniform instrument voor registratie
24 64
41
Netwerkvorming over sectoren heen / naadloze zorg
29 51
41
Publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal
20 81
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Grafiek 2.2 Prioritaire specifieke ondersteuningsbehoeften, tegemoetkoming behoefte en opdracht voor de OSBJ
90
Schriftelijke enquête
19
2.2.1 Nood aan ondersteuning voor de deelaspecten We bekijken, ten eerste, de resultaten vanuit de invalshoek in welke sterke mate men hier behoefte aan ondersteuning voor heeft. We gaan in op de tien hoogste percentages (tussen 41 en 58%): 1. Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (informatie): 58%; 2. Juridische helpdesk (informatie): 50%; 3. Inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (onderzoek): 48%; 4. Positionering sector binnen integrale jeugdhulp (organisatie/sector): 48%; 5. Vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk (onderzoek): 48%; 6. Personen met psychiatrische problematiek (specifieke doelgroepen): 44%; 7. Implementatie decreet rechtspositie (organisatie/sector): 44%; 8. Ontwikkelen van uniform instrument voor registratie (registratie/dataverzameling): 43%; 9. Netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg (methodiek): 41%; 10. Publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal (onderzoek): 41%. Informatie met twee aspecten - juridische helpdesk en vertaling wetgeving - komt hier het sterkste naar voren. Onderzoek wordt ook aangehaald met drie deelaspecten: inventarisatie en bekendmaking onderzoeksmateriaal, vertaling van theorie naar praktijk en publicaties OSBJ rond onderzoek. Organisatie- en sectorniveau wordt aangebracht op basis van de twee aspecten: positionering van de sector binnen integrale jeugdhulp en implementatie van het decreet rechtspositie. De specifieke doelgroep van personen met een psychiatrische problematiek komt duidelijk in het vizier evenals een uniform instrument voor registratie. Methodiekontwikkeling komt naar voren met netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg. In vergelijking met de globale ondersteuningsbehoeften komen ook hier onderzoek, methodiekontwikkeling, en informatie naar voren. Juridische ondersteuning wordt minder sterk belicht. De verklaring hiervoor is wellicht het gegeven dat juridische helpdesk en vertaling van de wetgeving (die hoog scoren) onder de rubriek van informatie vallen, terwijl deze ook betrekking hebben op juridische ondersteuning. Nieuwe aspecten die in de kijker komen zijn: het organisatie- en sectorniveau, specifieke doelgroepen en registratie. We bekijken ook, ten tweede, voor welke behoeften men aangeeft helemaal geen ondersteuning nodig te hebben. We doen dit op basis van de scores op de antwoordmogelijkheid ‘helemaal niet’. We gaan in op de hoogste tien scores (tussen 55 en 73%): 1. Therapeutische pleegzorg (methodiekontwikkeling): 73%; 2. Positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg (organisatie/sector): 71%; 3. Adoptie (specifieke problematiek): 68%;
20
Hoofdstuk 2
4. 5. 6. 7. 8.
Onthaal (op maat) (methodiekontwikkeling): 62%; Gemeenschapsdienst (methodiekontwikkeling): 61%; Diagnose stelling bv. onderscheid POS-MOF (methodiekontwikkeling): 57%; Internationale samenwerking/studiereizen (overleg/samenwerking): 56%; Herstelgericht groepsoverleg (hergo/eigenrechtconferenties/FGC) (methodiekontwikkeling): 55%; 9. Intakeprocedure op maat (methodiekontwikkeling): 55%; 10. Statuut van voogd van niet-begeleide minderjarigen (juridische ondersteuning): 55%. Methodiekontwikkeling komt naar voren met zes deelaspecten. De opgesomde aspecten rond pleegzorg en adoptie worden minder als ondersteuningsbehoefte aangeduid. Deze zijn ook specifiek voor een bepaalde erkenningscatergorie. Nog andere aspecten waarvoor minstens de helft van de voorzieningen helemaal geen behoefte aan ondersteuning aangeeft zijn: ontheming (53%), communicatie binnen voorzieningen BJB (52%) en genderspecifieke methodieken (50%). 2.2.2 Reële ondersteuning voor de deelaspecten Voor de verschillende specifieke ondersteuningsbehoeften werd er ook gevraagd in welke mate vandaag reeds aan deze behoefte wordt tegemoetgekomen. De hoogste cijfers zijn er voor: – contextueel werken (57%); – implementatie kwaliteitsdecreet (56%); – communicatie tussen voorzieningen BJB (55%); – adviesfunctie naar beleid (52%); – seksuele problematiek als slachtoffer (51%); – personen met (ernstige) drugsproblematiek (51%); – agressie (49%); – deelname werkgroepen beleid (48%); – organisatie studiedagen (47%); – positionering sector binnen integrale jeugdhulp (46%); – allochtonen (45%); – participatie jongeren vanaf 12 jaar (42%); – opvoedingsondersteuning (41%); – herstelbemiddeling (41%); – hechting (40%). Als we de cijfers van de reële ondersteuning leggen naast de tien sterkste behoeften, krijgen we het volgende beeld. Aan de behoefte tot ondersteuning voor de positionering van de sector binnen integrale jeugdhulp wordt reeds het meest aan tegemoetgekomen (46%), gevolgd door vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk (38%), personen met psychiatrische problematiek (38%) en
Schriftelijke enquête
21
vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (37%). Voor de andere behoeften zijn er in dalende lijn: juridische helpdesk (31%), netwerkvorming over sectoren heen (29%), inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (26%), implementatie decreet rechtspositie (26%), ontwikkelen van uniform instrument voor registratie (24%) en publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal (20%). 2.2.3 Ondersteuningsopdracht van de OSBJ Een derde aspect dat tenslotte werd bevraagd met betrekking tot de verschillende deelaspecten is of men vindt dat de ondersteuning van deze aspecten een opdracht is voor de OSBJ. Opdracht voor de OSBJ Behoefte aan ondersteuning
% 82
OSBJ-website
18 81
Publicaties van OSJB rond relevant onderzoeksmateriaal
41 78
Inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal
48 74
Positieve resultaten / acties naar buiten brengen
30 73
Juridische helpdesk
50 73
Imago campagne
29 71
Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (concrete gevolgen)
58 70
Analyse van relevant cijfermateriaal (tendensen, evoluties)
33 70
Beroepsgeheim / zwijgplicht
39
Vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk
68 48 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Grafiek 2.3 Opdracht voor de OSBJ (% ja) en ondersteuningsbehoefte (% in sterke mate)
De tien hoogste cijfers zijn er voor: – de OSBJ-website (82%); – publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal (81%); – inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (78%); – positieve resultaten/acties naar buiten brengen (74%); – juridische helpdesk (73%);
90
22
– – – – –
Hoofdstuk 2
imago campagne (73%); vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (71%); analyse van relevant onderzoeksmateriaal (70%); beroepsgeheim/zwijgplicht (70%); vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk (68%).
Niettegenstaande men de OSBJ-website het meest als opdracht van de OSBJ beschouwd, ligt hier niet de sterkste ondersteuningsbehoefte. Dit is logisch aangezien dit iets is wat enkel tot de taak van de OSBJ kan gerekend worden. De sterkste ondersteuningsbehoeften die men ook het meest als een opdracht voor de OSBJ beschouwd zijn: – publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal; – inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal; – juridische helpdesk; – vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector; – vertaling theoretische inzichten naar de praktijk. 2.3 Globale ondersteuningsbehoeften per (erkennings)categorie We bekijken hier de resultaten per erkenningscategorie.3 In bijlage 3 vindt u een gedetailleerd overzicht van de resultaten per erkenningscategorie. We bekijken eerst de totaliteit van aangeduide prioritaire behoeften (dus behoeften aangeduid zowel als eerste, tweede, derde, vierde of vijfde prioriteit). In de grafieken per erkenningscategorie geven de bolletjes in vetjes (•) telkens het gemiddelde weer voor alle voorzieningen. De staven worden donker gekleurd wanneer ze dit gemiddelde cijfer overstijgen. De donkere balken geven dus telkens aan dat de betreffende erkenningscategorie hoger scoort in vergelijking met de totale populatie. De score van de ondersteuningsbehoefte voor de betreffende erkenningscategorie die het meest afwijkt van de score voor alle erkeninngscategorieën wordt in vetjes gezet. In tweede instantie bekijken we de als eerst aangeduide prioritaire behoefte per erkenningscategorie (zie tabel in bijlage 4).
3
We merken op dat het aantal respondenten voor sommige categorieën erg klein is (bv. 5 gezinstehuizen, 9 pleeggezinnendiensten, 11 OOOC, 15 diensten begeleid zelfstandig wonen). Dit maakt dat er snel grote fluctuaties in de percentages optreden. Omwille van het erg kleine absolute aantal (N=5) maken we geen afzonderlijke grafiek op voor de gezinstehuizen en wordt deze categorie in de verdere bespreking niet afzonderlijk becommentarieerd.
Schriftelijke enquête
23
2.3.1 Begeleidingstehuizen Onderzoek
!
39
Juridische ondersteuning Methodiekontwikkeling
!
41
Beleidssignalisering en -beïnvloeding
!
26
Informatie
!
41
Positieve beeldvorming sector
!
30
Registratie / dataverzameling
!
23
Visieontwikkeling
!
16
Organisatie- en sectorniveau
!
23
Overleg / samenwerking
!
13
Specifieke doelgroepen
!
25
Vorming
!
16
Specifieke problematieken Begeleidingstehuis (N=69)
!
46
!
23
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Grafiek 2.4 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor begeleidingstehuizen (in %)
Het profiel van de begeleidingstehuizen leunt het dichtst aan bij het globale beeld. Dit is niet verbazingwekkend daar deze categorie het grootste kwantitatieve aandeel uitmaakt van de populatie (69 voorzieningen of 33% van de totale responspopulatie). Zoals bij de resultaten voor alle voorzieningen komen juridische ondersteuning (46%), methodiekontwikkeling (41%) en onderzoek (39%) naar voren. Onderzoek scoort hier wel wat lager (39% versus 48% voor alle voorzieningen samen). Informatie krijgt een hogere score (41% versus 35%). Dit is ook zo voor specifieke doelgroepen en specifieke problematieken. Als eerst aangeduide prioritaire behoeften komen methodiekontwikkeling (20%) en informatie naar voren (16%).
24
Hoofdstuk 2
2.3.2
OOOC Onderzoek
!
18
Juridische ondersteuning
36
Methodiekontwikkeling
36
Beleidssignalisering en -beïnvloeding
! ! !
18
Informatie Positieve beeldvorming sector
!
27
Registratie / dataverzameling
!
9
Visieontwikkeling
!
27
Organisatie- en sectorniveau
!
18
Overleg / samenwerking
36
Specifieke doelgroepen
36
Vorming
! ! !
9
! 45
Specifieke problematieken OOOC (N=11)
!
45
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Grafiek 2.5 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor OOOC (in %)
Bij de OOOC scoren specifieke problematieken (45% versus 21%) en informatie (45% versus 35%) opmerkelijk hoger dan gemiddeld. Hogere scores dan gemiddeld zijn er ook voor overleg/samenwerking (36% versus 25%) en specifieke doelgroepen (36% versus 22%). Een zelfde cijfer van 36% is er voor juridische ondersteuning en methodiekontwikkeling. Onderzoek scoort hier opvallend laag (18% versus 48%). Ook zijn er lagere scores voor vorming, registratie/dataverzameling, beleidssignalering en -beïnvloeding. Als eerst aangeduide prioritaire behoeften komen onderzoek en specifieke problematieken - met telkens 18% - aan bod.
Schriftelijke enquête
25
2.3.3 Dagcentra Onderzoek
!
54
Methodiekontwikkeling
!
13
Beleidssignalisering en -beïnvloeding
!
46
Informatie
!
36
Positieve beeldvorming sector
!
43
Registratie / dataverzameling
!
32
Visieontwikkeling
!
21
Organisatie- en sectorniveau
!
32
Overleg / samenwerking
!
18
Specifieke doelgroepen
21
Vorming
21
Specifieke problematieken Dagcentrum (N=28)
!
50
Juridische ondersteuning
! ! !
18
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Grafiek 2.6 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor dagcentra (in %)
Voor de dagcentra staan juridische ondersteuning (54% versus 48%) en onderzoek (50% versus 48%) duidelijk bovenaan. Methodiekontwikkeling scoort opvallend lager (13% versus 45%). Opvallend hogere scores zijn er voor beleidssignalering en -beïnvloeding (46% versus 38%) en positieve beeldvorming (43% versus 32%). Als eerst aangeduide prioritaire behoeften komen methodiekontwikkeling (21%), juridische ondersteuning (14%) en beleidssignalering en -beïnvloeding (14%) aan bod.
26
Hoofdstuk 2
2.3.4 Thuisbegeleidingsdiensten Onderzoek
!
48
Methodiekontwikkeling
!
41
Beleidssignalisering en -beïnvloeding
!
52
Informatie
34
Positieve beeldvorming sector
34
Registratie / dataverzameling
! ! !
38
Visieontwikkeling
!
34
Organisatie- en sectorniveau
!
34
Overleg / samenwerking
!
28
Specifieke doelgroepen
!
14
Vorming
!
21
Specifieke problematieken Thuisbegeleiding (N=29)
!
72
Juridische ondersteuning
!
14
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Grafiek 2.7 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor thuisbegeleidingsdiensten (in %)
Bij de thuisbegeleidingsdiensten is onderzoek met 72% (versus 48%) een opvallend sterke uitschieter. Ook beleidssignalering en -beïnvloeding, op de tweede plaats met 52%, ligt hoger dan voor de gehele groep van voorzieningen (38%). Eenzelfde hoog cijfer is er voor juridische ondersteuning (48%). Als eerst aangeduide prioritaire behoeften komen juridische ondersteuning (24%) en methodiekontwikkeling (21%) naar voren.
Schriftelijke enquête
27
2.3.5 Diensten begeleid zelfstandig wonen Onderzoek
!
60
Methodiekontwikkeling
!
47
!
67
Beleidssignalisering en -beïnvloeding Informatie
!
33
Positieve beeldvorming sector
!
27
Registratie / dataverzameling
!
47
Visieontwikkeling
!
27
Organisatie- en sectorniveau
!
20
Overleg / samenwerking
!
40
Specifieke doelgroepen
27
Vorming
27
Specifieke problematieken Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
!
67
Juridische ondersteuning
! ! !
20
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Grafiek 2.8 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor diensten begeleid zelfstandig wonen (in %)
Voor de diensten begeleid zelfstandig wonen komen onderzoek (67% versus 48%), beleidssignalering en -beïnvloeding (67% versus 38%) en juridische ondersteuning (60% versus 48%) sterk naar voren. Dit zijn steeds hogere cijfers als voor de totale groep van voorzieningen, in het bijzonder beleidssignalering en -beïnvloeding valt hierbij op. Ook overleg/samenwerking en methodiekontwikkeling krijgen hogere scores, telkens 47%. Voor registratie/dataverzameling ligt dit ook een stuk hoger dan gemiddeld (47% versus 29%). Als eerst aangeduide prioritaire behoeften komen hier juridische ondersteuning (27%) en registratie/dataverzameling (20%) naar voren.
28
Hoofdstuk 2
2.3.6 Pleeggezinnendiensten Onderzoek
!
56
Juridische ondersteuning Methodiekontwikkeling
!
11
Informatie
!
33
Positieve beeldvorming sector
!
22
Registratie / dataverzameling
!
11
Visieontwikkeling
!
22
Organisatie- en sectorniveau
33
Overleg / samenwerking
33
Specifieke doelgroepen
! ! !
22
!
0
Specifieke problematieken Dienst pleeggezinnen (N=9)
!
56
Beleidssignalisering en -beïnvloeding
Vorming
!
67
!
11
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Grafiek 2.9 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor pleeggezinnendiensten (in %)
Voor de pleeggezinnendiensten komen het trio juridische ondersteuning, onderzoek (56% versus 48%) en methodiekontwikkeling (56% versus 45%) wederom als prioriteiten naar voren. Juridische ondersteuning scoort hier met 67% opvallend hoger dan voor de totale groep van voorzieningen (48%). Hogere scores zijn er ook voor organisatie- en sectorniveau (33% versus 26%) en overleg/samenwerking (33% versus 25%). Vorming wordt door geen enkele van de 9 pleeggezinnendiensten als prioriteit aangeduid. Als eerst aangeduide prioritaire behoeften komen methodiekontwikkeling (22%) en juridische ondersteuning (22%) aan bod.
Schriftelijke enquête
2.3.7
29
Projecten Onderzoek
!
47
Juridische ondersteuning
!
44
Methodiekontwikkeling Beleidssignalisering en -beïnvloeding
!
42
Informatie
!
22
Positieve beeldvorming sector
!
31
Registratie / dataverzameling
!
36
!
47
Visieontwikkeling Organisatie- en sectorniveau
!
22
Overleg / samenwerking
!
33
Specifieke doelgroepen
!
20
Vorming
!
33
Specifieke problematieken Project (N=45)
!
56
!
20
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Grafiek 2.10 Globale prioritaire ondersteuningsbehoeften voor projecten (in %)
De hoogste prioriteiten worden voor de projecten gelegd bij methodiekontwikkeling (56%) en visieontwikkeling (47%), gevolgd door onderzoek (47%) en juridische ondersteuning (44%). De hoge score voor visieontwikkeling is in vergelijking met de totale groep van voorzieningen opvallend (47% versus 27%). Ook methodiekontwikkeling wordt hier sterker benadrukt (56% versus 45%). Hogere scores zijn er ook voor vorming (33% versus 22%) en overleg/samenwerking (33% versus 25%). Informatie krijgt hier een lagere score (22% versus 35%). Als eerst aangeduide prioritaire behoeften komen onderzoek (18%) en methodiekontwikkeling (11%), juridische ondersteuning (11%) en visieontwikkeling (11%) aan bod. 2.3.8 Opvallende accenten naar erkenningscategorie Som van de eerste tot en met de vijfde prioritaire behoefte
Eerste t.e.m. vijfde prioritaire behoefte naar erkenningscategorie (in %) Begeleidingstehuis (N=69)
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
6
Tabel 2.3
Thuisbegeleiding (N=29)
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
Onderzoek
39
20
18
50
72
67
56
47
48
2.
Juridische ondersteuning
46
20
36
54
48
60
67
44
48
3.
Methodiekontwikkeling
41
0
36
13
41
47
56
56
45
4.
Beleidssignalering en -beïnvloeding
26
40
18
46
52
67
11
42
38
5.
Informatie
41
40
45
36
34
33
33
22
35
6.
Positieve beeldvorming sector
30
20
27
43
34
27
22
31
32
7.
Registratie/dataverzameling
23
20
9
32
38
47
11
36
29
8.
Visieontwikkeling
16
0
27
21
34
27
22
47
27
9.
Organisatie- en sectorniveau
23
20
18
32
34
20
33
22
26
10. Overleg/samenwerking
13
40
36
18
28
40
33
33
25
11. Specifieke doelgroepen
25
20
36
21
14
27
22
20
22
12. Vorming
16
40
9
21
24
27
0
33
22
13. Specifieke problematieken
23
20
45
18
14
20
11
20
21
Hoofdstuk 2
1.
Schriftelijke enquête
31
Tabel 2.3 geeft een overzicht van de globale behoeften (som van de eerste tot en met vijfde prioritaire) per erkenningscategorie. We zoomen hier in op de meest opvallende afwijkende aspecten per categorie in vergelijking tot de totale populatie. Vooral de behoeften die hoger scoren dan gemiddeld komen aan bod. De begeleidingstehuizen volgen - zoals reeds gemeld - grotendeels het globale beeld. Veelal liggen de scores wat lager. Informatie heeft met 6 procentpunten de hoogst afwijkende score naar boven toe: 41% versus 35% voor de totale groep. De OOOC scoren met 45% versus 21% (een verschil van 24 procentpunten) opvallend hoger voor specifieke problematieken. Dit is - in minder mate - ook het geval voor specifieke doelgroepen (36% versus 25%). Een zeer opvallend laag cijfer zien we voor onderzoek (18% versus 48%). Lagere scores zien we ook voor registratie/dataverzameling en beleidssignalering en -beïnvloeding. Bij de dagcentra scoort positieve beeldvorming met 11 procentpunten hoger dan gemiddeld (43% versus 32%). Het opvallendste cijfer is de lage score voor methodiekontwikkeling met een verschil van liefst 32 procentpunten (13% versus 45%). Voor de thuisbegeleidingsdiensten valt de erg hoge score voor onderzoek op met 72% tegenover het gemiddelde van 48% (een verschil van 24 procentpunten). Dit is meteen ook de hoogste score in de gehele tabel. Ook beleidssignalering en -beïnvloeding scoort met een verschil van 14 procentpunten hoger dan gemiddeld (52% versus 38%). Voor begeleid zelfstandig wonen springen de hoge scores voor onderzoek (67% versus 48%), beleidssignalering en -beïnvloeding (67% versus 38%) en juridische ondersteuning (60% versus 48%) eruit. Met 29 procentpunten verschil tegenover het gemiddelde kent beleidssignalering en -beïnvloeding de meest afwijkende hoge score. Ook registratie/dataverzameling (47% versus 28%) en overleg/samenwerking (40% versus 25%) scoren hoger dan gemiddeld. Juridische ondersteuning komt met haar cijfer van 67% (versus 48%) duidelijk naar voren bij de pleeggezinnendiensten. Hoge cijfers zijn er ook voor onderzoek (56% versus 48%) en methodiekontwikkeling (56% versus 45%). Opvallend lage(re) cijfers zijn er voor vorming (0% versus 22%) en beleidssignalering en -beïnvloeding (11% versus 38%). Een zeer opvallend hoog cijfer bij de projecten is dit van visieontwikkeling (47% versus 27%). In mindere mate geldt dit ook voor methodiekontwikkeling (56% versus 45%) en vorming (33% versus 22%). Aan informatie wordt in vergelijking met het totaal minder belang gehecht (22% versus 35%). Eerst aangeduide prioritaire behoefte Bij vijf erkenningscategorieën (gezinstehuizen niet meegerekend) komt juridische ondersteuning als eerste behoefte naar voren. Voor methodiekontwikkeling zijn dit er vier. Voor informatie en onderzoek zijn dit telkens twee categorieën.
32
Hoofdstuk 2
Drie aspecten die slechts door één (erkennings)categorie als eerste prioritaire behoefte worden aangeduid zijn: – beleidssignalering en -beïnvloeding bij dagcentrum; – registratie bij begeleid zelfstandig wonen; – visieontwikkeling bij projecten. Deze kunnen als meer specifieke accenten voor deze categorieën worden beschouwd. 2.4 Specifieke ondersteuningsbehoeften per (erkennings)categorie We bekijken voor elke erkenningscategorie (gezinstehuizen uitgezonderd) de specifieke ondersteuningsbehoeften.4 We houden rekening met de percentages die aangeven dat er in sterke mate behoefte aan ondersteuning is. In de grafieken komen deze deelaspecten aan bod waarvoor minstens de helft van de voorzieningen aangeeft dat er in sterke mate behoefte aan is. In de bespreking vergelijken we de specifieke profielen met het gemiddelde beeld voor alle voorzieningen. 2.4.1 Begeleidingstehuizen Begeleidingstehuis
In sterke mate behoefte aan
! Gemiddelde % Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
58
Personen met een psychiatrische problematiek
58
Vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk
!
!
!
55
Juridische helpdesk
!
51
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Grafiek 2.11 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor begeleidingstehuizen (in %)
4
In bijlage 3 vindt u een gedetailleerd overzicht van de resultaten per erkenningscategorie.
90
Schriftelijke enquête
33
Minstens de helft van de begeleidingstehuizen benadrukt de volgende vier aspecten: vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector, personen met een psychiatrische problematiek, vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk en juridische helpdesk. Voor de begeleidingstehuizen komen -net als bij de globale resultaten- de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (58% versus 58%), de juridische helpdesk (51% versus 50%), positionering sector binnen integrale jeugdhulp (46% versus 48%), de implementatie decreet rechtspositie (45% versus 44%), netwerkvorming over de sectoren heen/naadloze zorg (45% versus 41%) en het ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie (41% versus 43%) aan bod. Hogere scores dan bij de globale resultaten zien we voor het stimuleren van uitwisseling rond specifieke thema’s (41% versus 32%) en in beperkte mate ook voor de stimulering van uitwisseling van vernieuwende inzichten en projecten (42% versus 37%). Opvallende hogere scores zijn er voor de personen met psychiatrische problematiek (58% versus 44%), time-out (49% versus 31%), agressie (46% versus 28%) en individueel/groepswerking (bv. leefgroepwerking) (33% versus 19%). 2.4.2 OOOC In sterke mate behoefte aan
OOOC
! Gemiddelde %
Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
55
Vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk
!
Implementatie decreet rechtspositie
55
! 0
10
20
30
40
!
55
50
Grafiek 2.12 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor OOOC (in %)
60
70
80
90
34
Hoofdstuk 2
Minstens de helft van de OOOC benadrukt de volgende drie aspecten: vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector, vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk en implementatie decreet rechtspositie. Voor de OOOC worden - zoals bij de globale resultaten - hoge scores gegeven aan de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (55% versus 58%), implementatie decreet rechtspositie (55% versus 44%), vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk (55% versus 48%) en inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (45% versus 48%). Opvallend hogere cijfers zijn er voor de positieve beeldvorming van de sector met vooral de imago campagne (45% versus 29%) en positieve resultaten/acties naar buiten brengen (45% versus 30%). 2.4.3 Dagcentra Dagcentrum
In sterke mate behoefte aan
! Gemiddelde % Positionering sector binnen integrale jeugdhulp
!
61
Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
57
Vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk
!
57
!
Participatie van ouders
!
57
!54
Juridische helpdesk
Ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie
! 0
10
20
30
40
50 50
60
70
80
90
Grafiek 2.13 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor dagcentra (in %)
Zes specifieke ondersteuningsbehoeften worden door minstens de helft van de dagcentra benadrukt: de positionering sector binnen integrale jeugdhulp, de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector, de vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk, participatie van ouders, juridische helpdesk en het ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie. Voor de dagcentra zijn er eveneens hoge scores voor de positionering sector binnen integrale jeugdhulp (61% versus 48%), de vertaling van nieuwe theoretische
Schriftelijke enquête
35
inzichten naar de praktijk (57% versus 48%), de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (57% versus 58%), juridische helpdesk (54% versus 50%), de ontwikkeling van een uniform instrument voor registratie (50% versus 43%), de inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (46% versus 48%) en de implementatie decreet rechtspositie (43% versus 44%). Opvallend hogere cijfers zijn er voor participatie: participatie van ouders (57% versus 38%) en participatie van kinderen (tot 12 jaar) (46% versus 27%). 2.4.4 Thuisbegeleidingsdiensten Thuisbegeleiding
In sterke mate behoefte aan
! Gemiddelde % Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
!62
Positionering sector binnen integrale jeugdhulp
!
Inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal
!
Personen met psychiatrische problematiek
59
55
!
Netwerkvorming over de sectoren heen / naadloze zorg
!
Vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk
55
52
!52 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.14 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor thuisbegeleidingsdiensten (in %)
De volgende zes specifieke ondersteuningsbehoeften worden door minstens de helft van de thuisbegeleidingsdiensten benadrukt: de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector, de positionering sector binnen integrale jeugdhulp, inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal, personen met psychiatrische problematiek, netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg en de vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk. Voor de thuisbegeleidingsdiensten zijn er dezelfde hoge scores voor de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (62% versus 58%), voor positionering sector binnen integrale jeugdhulp (59% versus 48%), inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (55% versus 48%), personen met psychiatrische problematiek (55% versus 44%), vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk (52% versus 48%), netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg
36
Hoofdstuk 2
(52% versus 41%), implementatie decreet rechtspositie (48% versus 44%), juridische helpdesk (48% versus 50%), ontwikkelen van uniform instrument voor registratie (41% versus 43%). Enkele cijfers vallen op daar ze soms opmerkelijk hoger liggen in vergelijking met het globaal beeld. Zo zijn er de hogere cijfers voor participatie: zowel de participatie van kinderen (48% versus 27%) en van jongeren (48% versus 39%), als de participatie van ouders (57% versus 38%). Ook andere methodieken worden meer benadrukt: netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau (45% versus 34%), werken met brugfiguren (34% versus 18%), werken met steungezinnen/ tijdelijke opvanggezinnen/weekendgezinnen/speelgezinnen, trajectbegeleiding enz. Andere verschillen merken we bij de communicatie met verwijzers (45% versus 35%), de positionering van opvoedingsondersteuning binnen bijzondere jeugdzorg (41% versus 19%), de organisatie hulpverlening n.a.v. flexibilisering (41% versus 28%), organisatie studiedagen (41% versus 29%) en de (deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer) (41% versus 32%). 2.4.5 Diensten begeleid zelfstandig wonen Begeleid zelfstandig wonen
In sterke mate behoefte aan
! Gemiddelde %
!
Juridische helpdesk Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
73
! !
Nieuwsbrief jeugdrecht
67
60
Netwerkvorming over de sectoren heen / naadloze zorg
!
Ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie
60
!
Netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau
!
60 53
Positionering sector binnen integrale jeugdhulp
! 53 !
Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen 0
10
53 20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.15 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor diensten begeleid zelfstandig wonen (in %)
Acht specifieke ondersteuningsbehoeften komen bij minstens de helft van de diensten begeleid zelfstandig wonen aan bod: juridische helpdesk, de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector, nieuwsbrief jeugdrecht, netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg, het ontwikkelen van uniform instrument voor
Schriftelijke enquête
37
registratie, netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau, de positionering sector binnen integrale jeugdhulp en niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. Voor de diensten begeleid zelfstandig wonen zijn er dezelfde hoge scores voor juridische helpdesk (73% versus 50%), voor vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (concrete gevolgen), voor netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg (60% versus 41%), voor het ontwikkelen van uniform instrument voor registratie (60% versus 43%), positionering sector binnen integrale jeugdhulp (53% versus 48%), voor inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (47% versus 48%), implementatie decreet rechtspositie (47% versus 44%), vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk (47% versus 48%), personen met psychiatrische problematiek (40% versus 44%). Hogere cijfers zijn er voor de nieuwsbrief jeugdrecht (i.s.m. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) (60% versus 27%), voor netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau (53% versus 34%), voor analyses van relevant cijfermateriaal (47% versus 33%), voor het contextueel werken (47% versus 32%), voor non-verbale methodieken (40% versus 26%), voor bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag (40% versus 28%). In de kijker staat ook een sterkere vraag voor ondersteuning inzake niet-begeleide minderjarigen (niet-begeleide minderjarigen (53% versus 15%) en werken met kinderen/jongeren zonder context (47% versus 14%).
38
Hoofdstuk 2
2.4.6 Pleeggezinnendiensten In sterke mate behoefte aan
Dienst pleeggezinnen
! Gemiddelde
% Inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal
!
78
!
Participatie van ouders
78
!
Hechting
67
!
Open verslaggeving Beroepsgeheim / zwijgplicht
67
!
Positie van pleegouders en andere opvoedingsverantwoordelijke
67
!
67
Positionering sector binnen integrale jeugdhulp
!
(Deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer)
67
!
67
Publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal
!
56
!
Participatie van kinderen
56
!
Participatie van jongeren Bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag
56
!
Positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg
56
!
56
!
Implementatie decreet rechtspositie 0
10
20
30
40
56 50
60
70
80
90
Grafiek 2.16 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor pleeggezinnendiensten (in %)
Bij de pleeggezinnendiensten treden meerdere5 specifieke ondersteuningsbehoeften naar voren waarbij men een sterke behoefte aan ondersteuning ervaart: inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal, participatie van ouders, hechting, open verslaggeving, beroepsgeheim/zwijgplicht, positie van pleegouders en andere opvoedingsverantwoordelijken, positionering sector binnen integrale jeugdhulp, (deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer), publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal, participatie van kinderen, participatie van jongeren, bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag, positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg en implementatie decreet rechtspositie. Voor de pleeggezinnendiensten komen de inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (78% versus 48%), positionering sector binnen integrale jeugdhulp (67% versus 48%), publicaties van OSBJ rond relevant onder-
5
Zie de reeds vermelde opmerking over het kleine absolute aantal.
Schriftelijke enquête
39
zoeksmateriaal (56% versus 41%) en implementatie decreet rechtspositie (56% versus 44%) sterker naar voren in vergelijking met de totale populatie. Opvallend zijn hier ook de hogere cijfers voor participatie: participatie van ouders (78% versus 38%) en participatie van kinderen (tot 12 jaar) (56% versus 27%) en van jongeren (56% versus 39%). Andere opvallend hogere cijfers zijn er voor hechting (67% versus 23%), open verslaggeving (67% versus 36%), beroepsgeheim/zwijgplicht (67% versus 39%), (deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer) (67% versus 32%), positie van pleegouders en andere opvoedingsverantwoordelijken (67% versus 16%), bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag (56% versus 28%), positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg (56% versus 6%), netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau (53% versus 34%), werken met steungezinnen/tijdelijke opvanggezinnen/weekendgezinnen/speelgezinnen (44% versus 23%), leeftijdsspecifieke methodieken (44% versus 29%). 2.4.7 Projecten Projecten
In sterke mate behoefte aan
! Gemiddelde % Effectevaluatie van vernieuwende projecten en werkvormen
!
60
Vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
58
Inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal
!
Netwerkvorming over de sectoren heen / naadloze zorg
58
!
Ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie
56
!
Netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau
!
53
!
Positionering sector binnen integrale jeugdhulp
51
!
51 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.17 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor projecten (in %)
De laatste groep zijn de projecten. Minstens de helft van deze groep ervaart een sterke behoefte aan ondersteuning voor de volgende zeven aspecten: effectevaluatie van vernieuwende projecten en werkvormen, vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector, inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal, netwerkvorming over de sectoren heen/naadloze zorg, ontwikkelen
40
Hoofdstuk 2
van een uniform instrument voor registratie, netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau en positionering sector binnen integrale jeugdhulp. Zoals in het globale beeld zien we hoge cijfers voor inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal (58% versus 48%), vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (58% versus 58%), juridische helpdesk (51% versus 50%) ontwikkelen van uniform instrument voor registratie (56% versus 43%), publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal (51% versus 41%), Sterker naar voren komen hier effectevaluatie van vernieuwende projecten en werkvormen (60% versus 36%), stimulering van uitwisseling van vernieuwende inzichten en projecten (53% versus 37%), sectorale positionering en visievorming (44% versus 33%), stimuleren van samenwerkingsverbanden (44% versus 27%), stimuleren van uitwisseling rond specifieke thema’s (44% versus 32%), implementatie decreet rechtspositie voor projecten (42% versus 17%). 2.5 Resultaten naar wijze van invullen Zoals hierboven vermeld werd in de vragenlijst ook de wijze van invullen bevraagd. Drie antwoordmogelijkheden werden voorzien: door de directie of coördinator (kader) zonder overleg met begeleiders, door de directie of coördinator na toetsing met de begeleiders en door de directie of coördinator en de begeleiders samen ingevuld (bv. op een teamvergadering). We bekijken eerst de resultaten voor de globale ondersteuningsbehoeften naargelang de vragenlijst enkel door de directie werd ingevuld (categorie 1) of met inspraak van de begeleiders (categorie 2 en 3).
Schriftelijke enquête
41
2.5.1 Globale ondersteuningsbehoeften Tabel 2.4
Globale ondersteuningsbehoeften (eerste t.e.m. vijfde prioritaire behoeften in %) naar overleg met begeleiders in % Zonder overleg N=77
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. *
Onderzoek Methodiekontwikkeling Specifieke problematieken Specifieke doelgroepen Juridische ondersteuning Organisatie- en sectorniveau Vorming Overleg/samenwerking Registratie/dataverzameling Informatie Visieontwikkeling Beleidssignalering en –beïnvloeding Positieve beeldvorming sector
44 43 18 21 39 22 22 26 32 29 23 40 35
Met overleg N=125* 50 45 23 24 54 29 22 24 28 38 29 35 30
N=9 missing
Tabel 2.4 toont een vrij gelijkaardig beeld in aangeduide behoeften of de vragenlijst al dan niet in overleg met de begeleiders werd ingevuld. De grootste percentageverschillen zijn er op het vlak van juridische ondersteuning (15 procentpunten) en informatie (10 procentpunten) met steeds een hogere score voor het invullen in overleg met de begeleiders. Meestal zien we trouwens hogere scores voor het invullen in overleg met de begeleiders. Dit is wel niet het geval voor registratie/dataverzameling, beleidssignalering en -beïnvloeding, positieve beeldvorming sector en overleg/samenwerking. Hier geven de directies een iets hogere ondersteuningsbehoefte aan. We bekeken de resultaten naar wijze van invullen ook voor de reële ondersteuning. Wanneer de directie alleen de vragenlijst invult, geeft deze aan dat er opmerkelijk meer wordt tegemoetgekomen aan de adviesfunctie naar beleid en het opmaken van beleidsdossiers (respectievelijk een verschil van 20 en 22 procentpunten). Mogelijk heeft het directieniveau ook meer zicht op deze aspecten in vergelijking tot de uitvoerende werkers. 2.5.2 Specifieke ondersteuningsbehoeften Ook voor de specifieke ondersteuningsbehoeften kijken we of er verschillen zijn wanneer de vragenlijst al dan niet in overleg met de begeleiders werd ingevuld. Hier stellen we globaal opnieuw een vrij gelijklopend beeld vast. Toch zijn er ook
42
Hoofdstuk 2
een aantal verschillen. De meest opmerkelijke verschillen in percentages zijn de volgende: – methodiekontwikkeling: contextueel werken (27 procentpunten), ervaringsgericht werken (22 procentpunten) en participatie van jongeren (vanaf 12 jaar) (20 procentpunten); – specifieke problematieken: seksuele problematiek als pleger (20 procentpunten); – juridische ondersteuning: bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag (19 procentpunten). De hogere scores -die wijzen op een sterkere behoefte aan ondersteuning- zijn steeds afkomstig van het invullen in overleg met de begeleiders. Andere minder scherpe verschilpunten (vanaf 10 procentpunten) zijn: – onderzoek: opsporen van niet-bereikte of moeilijk bereikbare groepen, inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal, vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk, publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal en analyses van relevant cijfermateriaal; – methodiekontwikkeling: participatie van ouders, opvoedingsondersteuning, werken met steungezinnen/tijdelijke opvanggezinnen, weekendgezinnen/ speelgezinnen, netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg, netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau, herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst, leerprojecten, diagnosestelling, eigenkrachtconferenties, therapeutische pleegzorg, krachtgericht werken, ouderbegeleiding, ontheming, agressie, individueel/groepswerking, non-verbale methodieken, werken met kinderen/jongeren zonder context hier; – specifieke problematieken: seksuele problematiek als pleger, seksuele problematiek als slachtoffer; – specifieke doelgroepen: personen met (ernstige) drugsproblematiek; – juridische ondersteuning: open verslaggeving, beroepsgeheim/zwijgplicht, statuut van voogd van niet-begeleide minderjarigen; – organisatie- en sectorniveau: positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg, positionering van opvoedingsondersteuning binnen bijzondere jeugdzorg, criteria opname en uitsluiting, beleidsontwikkeling rond agressie, implementatie kwaliteitsdecreet, implementatie kwaliteitsdecreet voor projecten, implementatie decreet rechtspositie, organisatie hulpverlening n.a.v flexibilisering, communicatie tussen voorzieningen BJB en communicatie met belendende sectoren; – vorming: organisatie studiedagen en logistieke ondersteuning van studiemomenten; – overleg/samenwerking: internationale samenwerking/studiereizen; – registratie/dataverzameling: sociale kaart sector; – informatie: vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector.
Schriftelijke enquête
43
Ook hier stellen we steeds hogere scores vast - dus een sterkere nood aan ondersteuning - wanneer de vragenlijst in overleg met de begeleiders werd ingevuld. Welgeteld is er hierop één uitzondering: de communicatie tussen voorzieningen BJB. Dit wordt sterker als behoefte benadrukt wanneer de vragenlijst enkel door de directie werd ingevuld. 2.6 Varia 2.6.1 Doelgroep van de OSBJ In de vragenlijst werd ook bevraagd tot wie men vindt dat de OSBJ zich in de eerste plaats moet richten. Drie mogelijkheden werden voorzien: tot de directie en het middenkader, tot de uitvoerende werkers, of tot beide in gelijke mate. Ruim twee derde (69%) opteert voor beide in gelijke mate, een vierde (24%) geeft de directie en het middenkader aan en een kleine minderheid (2%) tenslotte opteert enkel voor de uitvoerende werkers. Een kleine 5% liet deze vraag onbeantwoord. 2.6.2 Bekendheid van de OSBJ Twee derde van de respondenten geeft aan in beperkte mate op de hoogte te zijn van wat de OSBJ doet. Een vierde vindt helemaal op de hoogte te zijn van wat de OSBJ doet en een kleine minderheid (6%) is helemaal niet op de hoogte van wat de OSBJ doet. 2.6.3 Deelname focusgroepen In de vragenlijst werd aangekondigd dat er in september 2005 focusgroepen worden georganiseerd. Dit gebeurt om de resultaten uit de postenquête verder aan te vullen en te verfijnen. Er wordt verder expliciet gevraagd of men bereid is om aan deze focusgroepen te participeren. Ruim een derde (35%) geeft aan te willen participeren aan deze focusgroepen.
3. Besluit Voor de totale populatie zijn er een aantal duidelijke rode draden. Voor onderzoek en juridische ondersteuning wordt een duidelijke behoefte tot ondersteuning aangegeven, gevolgd door methodiekontwikkeling, beleidssignalering- en beïnvloeding en informatie. Voor specifieke doelgroepen en problematieken en voor vorming wordt globaal de minste behoefte aan ondersteuning gesignaleerd. De bevraging van de specifieke ondersteuningbehoeften verfijnt de informatie over deze algemene ondersteuningsbehoeften. Zo kan worden nagegaan voor welke concrete aspecten men het meest behoefte aan ondersteuning heeft. Voor
44
Hoofdstuk 2
onderzoek komen hierbij drie aspecten in het vizier: de inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal, de vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk en publicaties van OSBJ rond onderzoek. Bij juridische ondersteuning vallen geen specifieke ondersteuningsbehoeften op. We merken hierbij op dat de specifieke ondersteuningsbehoeften die bij informatie eruit springen ook juridische aspecten omvat: met name de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector en juridische helpdesk. Bij methodiekontwikkeling ligt de sterkste vraag naar ondersteuning bij de netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg en bij participatie (zowel van jongeren als ouders). Andere opvallende specifieke ondersteuningsbehoeften die worden benadrukt zijn: personen met een psychiatrische problematiek (specifieke doelgroep), de positionering van de sector binnen integrale jeugdhulp en de implementatie van het decreet rechtspositie (organisatie- en sectorniveau) en het ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie (registratie/dataverzameling). De sterkste ondersteuningsbehoeften die men ook het meest als een opdracht voor de OSBJ beschouwd zijn: – publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal; – inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal; – juridische helpdesk; – vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector; – vertaling theoretische inzichten naar de praktijk. Naast het geschetste globale beeld zijn er duidelijke verschillen naar erkenningscategorie. Het profiel van de begeleidingstehuizen lijkt het meest op dit van de totale populatie. Dit verbaast niet gezien het grote kwantitatieve aandeel van de begeleidingstehuizen in de totale populatie. De behoefte aan informatie scoort - ook bij de deelaspecten - globaal hoger. Opvallende specifieke accenten zijn verder de hoge score voor de personen met psychiatrische problematiek en inzake methodiekontwikkeling vallen op: time-out, agressie (met ook de beleidsontwikkeling) en individueel/groepswerking (bv. leefgroepwerking). Voor de OOOC valt enerzijds de hogere score voor de specifieke problematieken het meest op en anderzijds de lagere scores voor onderzoek, beleidssignalering en -beïnvloeding en registratie/dataverzameling. Opvallende specifieke accenten zijn de imagocampagne en positieve resultaten/acties naar buiten brengen, de implementatie decreet rechtspositie en het verspreiden van vacatures binnen de sector. Bij de dagcentra valt enerzijds de hogere score voor positieve beeldvorming op en anderzijds de opmerkelijk lagere score voor methodiekontwikkeling. Dit druist wat in tegen de opvallende hogere behoefte aan ondersteuning inzake de specifieke methodiekontwikkeling inzake participatie (zowel kinderen als ouders). Hoge scores ook voor de volgende specifieke ondersteuningsbehoeften: personen met psychiatrische problematiek, positionering sector binnen integrale jeugdhulp,
Schriftelijke enquête
45
implementatie decreet rechtspositie, uniform instrument voor registratie en beroepsgeheim/zwijgplicht. Voor de thuisbegeleidingsdiensten vallen dezelfde specifieke accenten op dan bij de dagcentra, uitgezonderd het beroepsgeheim/zwijgplicht. Het opvallendste cijfer voor de thuisbegeleidingsdiensten is ongetwijfeld de zeer hoge score voor onderzoek, gevolgd - in mindere mate - door de hoge score voor beleidssignalering en -beïnvloeding. Inzake methodiekontwikkeling vallen nog een aantal specifieke accenten op: werken met brugfiguren, hechting, opvoedingsondersteuning, steungezinnen, trajectbegeleiding, netwerkvorming, krachtgericht werken. Ook de positionering van opvoedingsondersteuning binnen bijzondere jeugdzorg en de organisaties hulpverlening n.a.v. flexibilisering worden sterker in de verf gezet. De diensten begeleid zelfstandig wonen vallen vooral op door verschillende hogere scores: beleidssignalering- en beïnvloeding valt hierbij het meeste op, naast o.a. onderzoek, registratie/dataverzameling, overleg/samenwerking en juridische ondersteuning. Als specifieke ondersteuningsbehoefte scoort de juridische helpdesk zeer hoog, ook de nieuwsbrief jeugdrecht en de vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector. Andere specifieke accenten zijn: analyses van relevant cijfermateriaal, methodiekontwikkeling rond contextueel werken en werken met kinderen/jongeren zonder context hier (niet-begeleide minderjarigen), netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg, netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau, non-verbale methodieken, de doelgroep van kinderen jongeren zonder context hier (niet-begeleide minderjarigen), de positionering van sector binnen integrale jeugdhulp en implementatie decreet rechtspositie, meer accent op basiscijfers i.v.m. sector en uniform instrument voor registratie. Voor de pleeggezinnendiensten valt de hoge behoefte inzake juridische ondersteuning het meeste op. Opvallende lage cijfers zijn er voor beleidssignalering- en beïnvloeding en vorming. Inzake specifieke accenten vallen op voor de juridische ondersteuning: open verslaggeving, beroepsgeheim/zwijgplicht, positie van pleegouders en andere opvoedingsverantwoordelijken, bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag. Inzake methodiekontwikkeling zijn er ook een aantal uitschieters: vooral participatie van ouders en van kinderen/jongeren, ook hechting, werken met steungezinnen/tijdelijke opvanggezinnen/weekendgezinnen/speelgezinnen en leeftijdsspecifieke methodieken. Opvallend is ook de sterke behoefte aan ondersteuning voor inventarisatie en vertaling van onderzoeksmateriaal en publicaties OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal. Ander sterkere accenten zijn: de (deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer), de positionering sector binnen integrale jeugdhulp en positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg en implementatie decreet rechtspositie. Tot slot nog de projecten. Een opvallende uitschieter bij de projecten is visieontwikkeling, gevolgd door methodiekontwikkeling. Vorming scoort ook hoger. Minder accent wordt er gelegd op informatie. Inzake de specifieke ondersteuningsbehoeften worden verschillende aspecten van visieontwikkeling benadrukt:
46
Hoofdstuk 2
sectorale positionering en visievorming, herstelrechtelijk reageren op MOF, herstelrechtelijk reageren binnen BJB, sensibilisering betrokken actoren m.b.t. herstelrechtelijk ideeëngoed. Ook voor effectevaluatie is er bij de projecten een sterkere behoefte aan ondersteuning. Specifieke accenten bij methodiekontwikkeling zijn: herstelbemiddeling, herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst, leerprojecten, ervaringsgericht werken. Hogere behoeften worden ook geformuleerd bij: de implementatie kwaliteitsdecreet voor projecten, uitwisseling van vernieuwende inzichten en projecten, stimulering van uitwisseling rond specifieke thema’s, het stimuleren van samenwerkingsverbanden en tot slot een uniform instrument voor registratie. Het moge duidelijk zijn dat er een sterke behoefte aan ondersteuning bestaat om de vertaalslag te maken van theorie naar praktijk en dit zowel voor onderzoek als voor wetgeving. De ontsluiting van relevante informatie voor de sector is een rode draad in de behoeftepeiling. Men vraagt hierbij concrete ondersteuning via bv. de juridische helpdesk en voor de ontwikkeling van methodieken.
47
HOOFDSTUK 3 FOCUSGROEPEN
1. Opzet en verloop 1.1 De focusgroepmethode Focusgroepen worden als volgt gedefinieerd: “Groepen van 5-12 personen die als informatieverschaffers worden gebruikt over het doelsysteem en/of over interventies daarin, via een (of enkele) open groepsgesprek(ken)”. (Swanborn, 2002:152)6
Focusgroepen zijn dus groepsgesprekken. De begeleider probeert hierbij elementen van de ‘mentale modellen’ boven tafel te krijgen: de ideeën, beelden en wensen die deskundigen en/of belanghebbenden in het hoofd hebben met betrekking tot het probleem of de problemen, de knelpunten die zich voordoen, de oplossingen (interventies) die denkbaar zouden zijn en de effecten welke die zouden hebben. De deelnemers zijn mensen die in staat en bereid zijn om betrouwbare informatie te geven. Een andere assumptie is dat de groepsinteractie ook méér en/of betere informatie oplevert dan een serie individuele gesprekken. Er kunnen immers synergetische effecten optreden. Zo kan een groepsdiscussie leiden tot onderlinge vragen en antwoorden die de onderzoeker zelf niet bedacht zou kunnen hebben waardoor extra informatie wordt opgeleverd. Omdat mensen op elkaar reageren komt er ook gedetailleerde informatie naar boven en treedt er vaak een sneeuwbaleffect op: op een toevallige bewering van één informant volgt een reeks van commentaren van anderen, die zeer informatief zijn. Het voordeel van face-to-face groepsgesprekken - zoals de focusgroepen - is dat mensen de gelegenheid hebben om bij onduidelijkheden toelichting te krijgen terwijl de onderzoeker langs zijn kant waar gewenst kan doorvragen. Nadelen van face-tot-face groepen zijn anderzijds: het ‘wegdrukken’ van meer bescheiden personen door dominerende personen, het aanpassen van de eigen mening aan die
6
Swanborn P.G. (2002), Evalueren. Het ontwerpen, begeleiden en evalueren van interventies: een methodische basis voor evaluatie-onderzoek, Boom/Amsterdam.
48
Hoofdstuk 3
van de personen met een hoge status, het gebrek aan denktijd, het praktische probleem van het bij elkaar krijgen van dure, drukbezette personen. De waardering van een groepsinterview ligt veelal hoger in vergelijking met een individueel interview. Het gesprek is boeiender, mensen zijn spontaner, er kan gelachen worden en hoeven ook niet op elke vraag een antwoord te geven. Er is sprake van ‘sharing and comparing’ van opinies waardoor men zich in een groep ook veiliger voelt. Groepsinterviews worden niet gebruikt om frequentieverdelingen van opinies op te stellen; de deelnemers worden op specifieke gronden geselecteerd en zijn niet representatief voor een bepaalde populatie. Er is bovendien ook geen sprake van een gestandaardiseerde interviewsituatie. De leden van de groep worden beschouwd als deskundigen die informatie aan de onderzoeker en aan elkaar kunnen geven door middel van de activiteiten die de onderzoeker onderneemt. Het gaat hierbij om het vergaren van kennis uit het veld en niet om kennis over het veld. Er zijn verschillende methoden van groepsinterviews bv. naast focusgroepen ook conceptmapping, de delphi-methode, spelsimulatie. Focusgroepen hebben vrij bescheiden pretenties, zijn niet zo gestructureerd en wensen vooral informatie te verzamelen bij mensen rond één specifiek element. Focusgroepen kunnen op zich een geheel zelfstandige manier van dataverzameling zijn. Ze kunnen ook voorbereidend zijn op een andere vorm van dataverzameling (bv. wat zijn al de antwoordmogelijkheden op bepaalde vragen ter voorbereiding van een enquête) of ook één soort van dataverzameling vormen naast één of meerdere andere. Wanneer de populatie waarin de onderzoeker is geïnteresseerd kan worden onderverdeeld in strata, worden de deelnemers meestal aselect (dus op een toevallige wijze) per stratum gekozen. Zelden wordt er maar één focusgroep georganiseerd. Aspecten als betrouwbaarheid en verzadiging spelen hierbij een rol. De begeleider heeft de rol van moderator of facilitator. Deze stelt zich vooral luisterend op, zorgt ervoor dat het onderwerp en de vragen duidelijk zijn, houdt de groep zoveel mogelijk bij het thema, maar grijpt verder zo weinig mogelijk in. De interactie tussen de deelnemers staat centraal, het gaat om hun ervaringen, belevingen en perspectieven te leren kennen. Er wordt niet naar een consensus gestreefd of naar enige vorm van beïnvloeding. 1.2 Concrete samenstelling en bedoeling De focusgroepen in het kader van dit behoefteonderzoek vormen een complementaire aanvulling op een ander soort van dataverzameling, met name de schriftelijke enquête. In tegenstelling tot de enquête waar de volledige onderzoekspopulatie (nl. de 306 private voorzieningen binnen de bijzondere jeugdbijstand) werd betrokken, maken we een selectie bij de samenstelling van de focusgroepen. Voor
Focusgroepen
49
deze selectie houden we rekening met de erkenningscategorieën en met de regionale spreiding. Voldoende diversiteit wordt nagestreefd (zonder daarom de pretentie van representatief te zijn, cf. supra). Een belangrijk selectiecriterium bij de samenstelling van de focusgroepen was de bereidheid tot deelname aan de focusgroepen. Deze bereidheid diende te worden aangegeven in de schriftelijke enquête die eerder was gebeurd. Concreet hebben 75 voorzieningen hun bereidheid tot deelname aangegeven, dit was ruim een derde (35%) van de voorzieningen die de enquête hebben teruggestuurd.7 Deze zijn als volgt over de diverse erkenningscategorieën verdeeld: 1. Begeleidingstehuis: 28 (van de 69 of 41%) 2. Gezinstehuis: 2 (van de 5 of 40%) 3. OOOC: 2 (van de 11 of 18%) 4. Dagcentra: 11 (van de 28 of 39%) 5. Thuisbegeleiding: 8 (van de 29of 28%) 6. Begeleid zelfstandig wonen: 5 (van de 15 of 33%) 7. Pleegzorg: 1 (van de 9 of 11%) 8. Projecten: 18 (van de 45 of 40%) Uit deze groep werd door de onderzoeker de concrete voorzieningen geselecteerd. Dit kon willekeurig gebeuren daar de onderzoeker de concrete voorzieningen niet kende. Naast de voorzieningen diende ook bepaald te worden welke personen uit de geselecteerde voorzieningen zouden worden uitgenodigd. Een criterium hierbij was dat, net zoals bij de postenquête, we zowel de stem van de directie/kaderleden als deze van de begeleiders wilden horen. We opteerden ervoor om de directie in een afzonderlijke focusgroep bijeen te brengen. Dit om het mogelijk risico te voorkomen dat de stem van personen uit een lagere hiërarchie (begeleiders) zou worden gedomineerd door de stem van personen uit een hogere hiërarchie (directie/kader) (cf. supra). Bovendien kan worden aangenomen dat deze beide groepen andere accenten leggen inzake de ondersteuningsbehoeften omdat ze vanuit een andere positie kijken. Aangezien de OSBJ zowel de kaderleden als de begeleiders als doelgroep beschouwen, dient de stem van deze beide groepen ook expliciet te worden gehoord. De bedoeling van het opsplitsen tussen directie en begeleiders is niet om te polariseren8 tussen deze beide groepen, maar om zuivere stemmen te krijgen die gelijkwaardig kunnen doorwegen in het onderzoek. Homogene groepen bieden hiertoe meer waarborgen.
7 8
Enkel de dienst pleegzorg heeft zich niet in de enquête, maar later als kandidaat voor de focusgroepen opgegeven. Uit de analyse van de resultaten van de postenquête wisten we trouwens toen al dat de verschillen tussen begeleiders en directie/kaderleden sowieso niet groot waren.
50
Hoofdstuk 3
De directies van alle geselecteerde voorzieningen werden telefonisch gecontacteerd. Na toezegging werd de uitnodiging nogmaals elektronisch bevestigd. Een aantal voorzieningen werd een tweede maal opgebeld daar ze hun definitieve antwoord nog niet hadden te kennen gegeven. De directies mochten beslissen welke medewerker ze zouden afvaardigen naar de focusgroep. De focusgroepen gingen allen door op het onderzoeksinstituut zelf. We hebben geopteerd voor drie focusgroepen met maximum 12 deelnemers. Eén focusgroep was samengesteld uit directieleden, twee focusgroepen uit begeleiders. De theoretische samenstelling van deze drie focusgroepen vindt u in bijlage 5. Omwille van tijdsgebrek, ziekte (ook van collega’s), andere verplichtingen of crisissituaties diende men zich (dikwijls op het allerlaatste moment) te verontschuldigen, ondanks de geuite interesse en bereidheid tot deelname. Indien mogelijk werd dan nog een andere voorziening gecontacteerd. Bijlage 6 geeft een overzicht van de concrete lijst van aanwezigen. Voor het HIVA participeren twee personen: de onderzoeker/moderator en een verslaggever. Deze twee functies zijn niet te combineren, bovendien kan zodoende de weergave van het focusgesprek bij elkaar worden afgecheckt wat een meerwaarde oplevert naar kwaliteit van de dataverzameling (bv. inzake volledigheid, validiteit). In totaal participeerden er - buiten het HIVA - 17 personen aan de focusgroepen waarvan 8 directie- of kaderleden. In de tweede groep van begeleiders zaten onverwacht toch 2 directieleden zodat dit een ‘gemengde groep‘ werd. Sommige voorzieningen/personen geselecteerd voor een bepaalde erkenningscategorie hebben ook andere erkenningscategorieën onder hun verantwoordelijkheid. De aanwezige personen die vertrouwd waren met deze andere werkingen konden zodoende ook meepraten vanuit die andere hoeken. Dit betekende een extra meerwaarde. De bedoeling van de focusgroepen is een verdere aanvulling en verfijning van de resultaten uit de postenquête. Wat zit er achter de cijfers, wat wenst men concreet, wat bedoelt men precies, wat valt er op enz. De focusgroep is een fase binnen het onderzoek dat door de OSBJ aan het HIVA werd uitbesteed. Om de onderzoeksrol zuiver te houden neemt de OSBJ niet deel aan de focusgroepen. Via de stuurgroep (en dus ook de OSBJ) was er wel ruimte voor suggesties, items die in de focusgroepen aan bod konden komen. Deze suggesties dienden wel in functie te staan van de onderzoeksresultaten en in functie van de globale behoeftepeiling los van de haalbaarheid of wenselijkheid voor de OSBJ. Aan de deelnemers van de focusgroep werd een formele uitnodiging en een nadere toelichting van de focusgroep elektronisch bezorgd. Ter informatie werd ook een nota met de eerste voorlopige onderzoeksresultaten meegestuurd.
Focusgroepen
51
1.3 Agenda De drie focusgroepen hebben een duurtijd van 2 uren. De agenda is als volgt: situering van de focusgroep, korte voorstellingsronde, concrete doelstelling van de focusgroep en het focusgesprek. –
Situering We situeren eerst de focusgroep binnen haar bredere context zijnde: het behoefteonderzoek en de veranderingen binnen de OSBJ. Het HIVA kreeg van de OSBJ de onderzoeksopdracht om de noden en behoeften in kaart te brengen van de bijzondere jeugdzorg en dit vooral t.a.v. inhoudelijk methodische behoeften naar de ondersteuningsstructuur OSBJ. In een eerste fase werd hiertoe een postenquête georganiseerd, in de huidige tweede fase kaderen deze focusgroepen. Een verdere fase betreft de eindrapportering met concrete aanbevelingen voor de OSBJ. De focusgroep kadert dus in dit bredere behoefteonderzoek. Een tweede belangrijke context is de ambitie van de OSBJ om uit te groeien naar een volwaardig steunpunt voor de gehele sector. De OSBJ is een organisatie die momenteel in beweging is, getuige onder meer de nieuwe convenant die met de overheid werd afgesloten en de nieuwe directeur. Het behoefteonderzoek is een mooie start van deze beweging. De OSBJ kan zodoende de nieuwe invulling en ruimere ambitie laten leiden door de behoeften die in het werkveld zelf aanwezig zijn. Het participatief en vraaggericht werken is zeker een rode draad die de OSBJ belangrijk vindt en wil aanhouden. De OSBJ zal de resultaten van het behoefteonderzoek ter beschikking stellen voor de sector (wellicht online). Bovendien ziet de OSBJ het afronden van de HIVA-studie niet als een eindpunt, maar net als start van een dialoogproces met de sector. Er wordt ook toegelicht dat het onderzoek wordt opgevolgd door een stuurgroep waarin verschillende mensen uit de praktijk betrokken zijn.
–
Korte voorstellingsronde De aanwezigen stellen zichzelf kort voor. Voor het HIVA nemen steeds twee personen deel aan de focusgroep: de betrokken projectleider die ook het onderzoek uitvoert en een wetenschappelijk medewerker die verslag neemt. De rol van moderator en verslaggever zijn immers niet te combineren.
52
–
Hoofdstuk 3
Concrete doelstelling Als concrete doelstellingen van de focusgroepen worden genoemd: – verdere verfijning en uitdieping van de resultaten uit de postenquête met aandacht voor zowel de rode draden als de specifieke accenten (naar erkenningscategorie of werkvorm) (WAT); – op welke manier zou deze ondersteuning voor de geformuleerde behoeften het best gebeuren (HOE); – welke concrete suggesties zijn er naar de OSBJ (in functie van hun beoogde groei naar een steunpunt voor de gehele sector en vanuit hun kernactiviteit van praktijkgericht en wetenschappelijk inhoudelijke ondersteuning).
–
Focusgesprek De resterende tijd gaat naar het focusgesprek zelf. De moderator leidt dit gesprek in door in te zoemen op de belangrijkste resultaten uit de schriftelijke enquête. Eerst worden de rode draden bekeken, dit zijn behoeften die door nagenoeg alle erkenningscategorieën als belangrijk worden aangeduid. Vervolgens komen specifieke punten aan bod. Er wordt een overzichtstabel en nota ter plaatse rondgedeeld. Rode draden Vele behoeften worden geformuleerd, maar de belangrijkste globale behoeften zijn toch: – methodiekontwikkeling; – juridische ondersteuning; – onderzoek; – informatie; – beleidssignalering en -beïnvloeding. Uit de analyse van de deelaspecten komen de volgende punten naar voren: – methodiekontwikkeling: netwerkvorming over sectoren heen en participatie van jongeren en ouders; – juridische ondersteuning/informatie: onder de rubriek ‘juridische ondersteuning’ vallen geen bijzondere deelaspecten op, maar als we bij de rubriek ‘informatie’ bekijken springen daar deze aspecten uit die op het juridische betrekking hebben: vertaling van nieuwe wetgeving naar de praktijk en juridische helpdesk; – onderzoek: inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal, vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk en publicaties OSBJ rond onderzoek;
Focusgroepen
– – –
53
organisatie- en sectorniveau: positionering binnen integrale jeugdhulp, implementatie van het decreet rechtspositie; specifieke doelgroep: personen met een psychiatrische problematiek; registratie: ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie.
Op basis van deze resultaten leggen we de volgende vier grote thema’s ter discussie aan de focusgroep voor: 1. Vertaling van theorie naar praktijk – Onderzoek: – inventarisatie van relevant onderzoeksmateriaal; – ontsluiting van relevant onderzoeksmateriaal; – eigen publicaties OSBJ. – Wetgeving – concrete gevolgen van nieuwe wetten; – implementatie (bv. decreet rechtspositie). 2. Methodiekontwikkeling – netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg; – participatie van jongeren (vooral vanaf 12 jaar) en ouders. 3. Effectevaluatie – van vernieuwende projecten en werkvormen; – erg belangrijk voor projecten, maar toch ook belangrijk binnen andere werkingen. 4. Juridische ondersteuning – juridische helpdesk; – beroepsgeheim/zwijgplicht. Mogelijk ook te behandelen in functie van tijd en interesse: – personen met een psychiatrische problematiek (specifieke doelgroep); – positionering binnen integrale en implementatie decreet rechtspositie (organisatie/sector); – ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie (registratie). Specifieke accenten Voor de specifieke accenten worden de opvallende afwijkende cijfers besproken per erkenningscategorie. Nadien wordt er ingezoemd op de opvallende deelaspecten die in de nota worden beschreven.
54
Hoofdstuk 3
Concrete suggesties en aanbevelingen Deze suggesties en aanbevelingen naar de OSBJ toe worden gecentreerd rond een aantal topics: – afstemming met andere organisaties: koepels/federaties en andere overlegen ondersteuningsstructuren; – bepalen van prioriteiten; – algemene/specifieke karakter; – bekendheid. We merken tenslotte op dat er tijdens het focusgesprek zowel bij de rode draden, de specifieke accenten als bij de concrete suggesties steeds voldoende ruimte wordt gelaten voor eventuele andere zaken die spontaan aan bod komen of die de participanten nog extra willen benadrukken.
2. Resultaten van de focusgesprekken 2.1 Rode draden 2.1.1 Van theorie naar praktijk 2.1.1.1 Onderzoek en effectevaluatie9 Men ziet de rol van de OSBJ vooral in functie van het inventariseren en het stimuleren van onderzoek dat relevant voor de sector zou zijn. –
Inventarisatie: – van nationaal én internationaal onderzoek; – met rubricering naar de verschillende categorieën/werkvormen; – met ontsluiting van gerichte informatie: eruit halen wat relevant is voor de eigen sector en verder ook voor de verschillende categorieën; Als voorbeeld wordt een onderzoek van de VUB m.m.v. De Touter aangehaald naar een specifiek aanbod voor Marokkaanse jongeren en hun gezinnen. Dit leverde interessante werkstukken op, maar deze blijven te veel besloten bij de opdrachtgevers en uitvoerders liggen. Er kan en moet meer mee gebeuren; – met verwijzingen voor verdere uitdieping (naar lectuur, organisaties, contactpersonen enz.).
9
We bespreken ’effectevaluatie’ bij de rubriek ‘onderzoek’ omdat deze veelal samen aan bod kwamen tijdens het focusgesprek.
Focusgroepen
–
55
Stimuleren: – via signaalfunctie naar het beleid; – signaleren en coördineren, maar niet zelf onderzoek uitvoeren, de OSBJ mag geen onderzoeksinstituut worden of dient geen afzonderlijke onderzoekspoot uit te bouwen, daar zijn voldoende andere kanalen voor. De uitvoering moet door deskundigen (bv. universiteiten) gebeuren; – men ziet de OSBJ als intermediair tussen onderzoekswereld en praktijkveld, niet enkel de vertaling van onderzoek naar praktijk, maar ook de omgekeerde richting van praktijk naar onderzoek moet hierbij bewaakt worden; – het stimuleren van (mogelijkheden tot) het ten volle benutten van registratiegegevens als data voor onderzoek; – het ondersteunen van de aansluiting tussen registratie en zelfevaluatie.
Inzake het inhoudelijke aspect, waarover zou het onderzoek moeten gaan, waar leven de grootste noden, worden de volgende topics benoemd: –
Effectmeting van de hulpverlening in de sector: – voor projecten; – voor vernieuwende benaderingen in de andere categorieën/voorzieningen; – voor de lopende hulpverlening.
–
Effectevaluatie ondersteunen: Naast inhoudelijk-methodische ondersteuning, wijzen anderen ook op het instaan voor logistieke ondersteuning voor zelfevaluatie. Vanuit de projecten wordt hierbij opgemerkt dat deze, wegens hun relatief snelle verloop, nood hebben aan een vast ankerpunt, een vaste structuur voor effect-evaluatie. Wat moet worden geëvalueerd? De eigen interesses kunnen immers verschillen van de interesses ‘van bovenuit’.
–
Langetermijnonderzoek: – traject van de cliënten in de hulpverlening (aard, invloed toevalsfactoren, …); – duiding van tendensverschuivingen in de sector (bijvoorbeeld de verschuiving: residentieel > dagcentrum > thuisbegeleiding > terug langere, vaker residentiële begeleiding); – effecten van hulpverlening op lange termijn/follow-up onderzoek (wat gebeurt er met onze cliënten als ze onze dienst verlaten); – recidivisme.
–
Tevredenheidsonderzoek
56
Hoofdstuk 3
–
Evidence-based onderzoek (bestaat internationaal, maar moet worden vertaald naar eigen sector)
–
Specifieke problemen (bijvoorbeeld psychiatrische problematiek)
Op de vraag hoe dit alles het best zou gebeuren komen de volgende suggesties: – Inventaris: publicatie als terugkoppeling naar de sector. – Helpdesk die concrete handvatten aanreikt gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek (effectmeting als basis voor verdere hulpverlening). Men wijst er op dat de terugkoppeling van onderzoeksresultaten niet mag beperkt blijven tot de voorzieningen/deelnemers die aan het onderzoek of werkgroep hebben deelgenomen. Ze dienen teruggekoppeld en vertaald te worden naar de gehele sector, eventueel ruimer bv. naar de andere actoren binnen de integrale jeugdhulp. Een ander punt is dat een link zou moeten worden gelegd met het ruimere interuniversitair platform jeugdonderzoek. 2.1.1.2 Wetgeving Er is vooral een vraag naar concrete toetsstenen (wat wordt nu concreet van ons verwacht) en bruikbare producten voor de praktijk, uitgesplitst naar erkenningscategorie of werkvorm, dus op maat. De OSBJ dient alert te zijn voor instrumenten die binnen andere sectoren/organisaties (bv. Brusselse Welzijnsraad) worden ontwikkeld, maar ook relevant zijn voor de eigen sector. Wat de totstandkoming van wetgeving betreft, is het vandaag onduidelijk wat hierin de bijdrage van de OSBJ is. Gaat het om signaleren, beïnvloeden, participeren? Men zou dit graag duidelijker gesteld willen zien. De algemene noemer is dat men de taak van de OSBJ niet als speler op het veld ziet, maar wel als leverancier van signalen, eventueel ook beïnvloeding. Inhoudelijk vraagt men bijzondere aandacht voor het beroepsgeheim: dit speelt bij de uitwisseling van informatie tussen professionelen, wat op zich naadloze zorg voor jongeren bemoeilijkt. Voor de manier waarop dit moet gebeuren worden een aantal ‘good practices’ benoemd: de studiedag over de procesmap en de mogelijkheid tot het stellen van hulpvragen aan de helpdesk (via mail of telefonisch). Andere manieren die worden geopperd zijn: – publicaties die heel concreet zijn en naar de verschillende categorieën toe worden vertaald; – vorming op maat (‘ervaringsgerichte vorming’ door te werken met concrete cases), dit is arbeidsintensief, maar wel erg leerrijk en beklijvend.
Focusgroepen
57
Opvallend is ook de rode draad van de duidelijke nood aan een efficiënte informatieverspreiding (met doorvertaling naar de praktijk en een efficiënte en gerichte filtering van de informatie door bv. directie of een aangeduid personeelslid). 2.1.2 Methodiekontwikkeling 2.1.2.1 Netwerkvorming/naadloze zorg –
Niet naast bestaande overlegorganen nog eens een OSBJ-overleg organiseren, wel: na afronding van het overleg de conclusies oppakken en nagaan hoe er concreet ondersteuning kan worden geboden (bv. door coördinatie, coaching van concrete uitvoering).
–
Daarnaast, over de werkvormen heen (koepels en federaties zijn er al voor de werkvormen op zich) inpikken op noden aan overleg. Bijvoorbeeld: over heel Vlaanderen en de verschillende categorieën zoeken time-out projecten elkaar op; dit kan door de OSBJ worden opgepikt.
–
De ondersteuning moet zeker in de meeste gevallen gaan naar lopende hulpverleningsmethodieken, maar toch ook naar vernieuwende projecten. Via effectmeting van deze laatsten moet ook worden nagegaan of en hoe er een ruimere implementatie kan gebeuren binnen de reguliere werking, hoe knowhow opgebouwd in projecten kan worden toegepast in een bredere context, dus ook buiten de ‘projecten’.
–
Voor het realiseren van naadloze zorg betreft, wordt er ook verwezen naar de Werkgroep Flexibilisering.
–
Men verwacht van de OSBJ ook dat men voldoende rekening houdt met de realiteit. Men wijst hierbij op de discrepantie tussen de (idealen) van een voorgestelde methodiek en de (beperkingen van de) praktijk i.v.m. naadloze zorg. Zo is er door tekorten in opvangcapaciteit (die trouwens op zich leidt tot een verzwaring van de problematiek) geen naadloze zorg haalbaar. Hoe dient men hiermee om te gaan?
2.1.2.2 Participatie – – – –
Bundelen van gemeenschappelijke vragen waarop in ad-hoc werkgroepen een antwoord wordt gezocht. Ontwikkeling van producten (bijvoorbeeld brochure) met praktijkvoorbeelden. Helpdesk die concrete handvatten kan aanreiken. Zoeken naar mogelijkheden/aspecten om éénvormige instrumenten te ontwikkelen die voor de gehele sector kunnen worden ontwikkeld.
58
–
Hoofdstuk 3
Als voorbeeld wordt er verwezen naar het steunpunt Algemeen Welzijnswerk dat één algemene klachtenprocedure hanteert. Een ander voorbeeld is tevredenheidsmeting. Voorzieningen moeten dan wel deze zaken kunnen loslaten en delegeren.
De werkwijze van werkgroepen wordt als zinvol aangeduid. Mogelijke thema’s voor de werkgroepen zijn: – Wat is de betekenis en de haalbaarheid van participatie voor de sector? – Wat is het vereiste minimale en het mogelijke maximale? Men vraagt ook bijzondere aandacht voor de specifieke (‘moeilijke’) positie van ouders in deze sector: er is altijd een zekere gedwongenheid in het traject, dit vraagt om een specifieke methodiek. Verder vindt men aandacht voor specifieke methoden nodig omwille van de eigenheid van de verschillende werkvormen (zie bv. de derde partij in de pleegzorg). Andere algemene opmerkingen over methodiekontwikkeling lopen parallel met deze rond de topic ‘onderzoek’: – Bundelen van de methodieken die in het veld worden gehanteerd en dit overzicht (gericht) verspreiden. Het gaat dus (ook hier) om een soort van ‘dispatching’ of intermediaire functie. – Belangrijk is dat de link met onderzoeksmateriaal wordt bewaakt: bij gewenste veranderingen inzake methodieken kan de OSBJ hiertoe relevant onderzoek en materiaal aanreiken. – Er wordt niet zozeer verwacht dat de OSBJ zelf methodieken gaat ontwikkelen of dat deze zich expliciet met coaching zouden bezig houden (er zijn reeds voldoende andere spelers op de markt aanwezig). – Voldoende samenwerken met anderen (bv. vzw Jongerenbegeleiding die veel op maat werken of provinciaal educatief centrum). – Een duidelijke nood aan efficiënte informatieverspreiding wordt ook hier benadrukt. De (elektronische) informatiestroom is te omvangrijk, niet te verwerken en dient gefilterd te worden. Een voorbeeld dat iemand aangeeft: de informatie wordt gefilterd door directeur, dan door de begeleidster zelf die deze formele taak op zich heeft genomen. De informatie wordt fysiek en via intranet voor iedereen toegankelijk gemaakt. Er worden dus geen persoonlijke, eigen mapjes opgemaakt. Bijkomend worden nog extra tips verspreid via het prikbord en de teamvergadering.
Focusgroepen
59
2.1.3 Juridische ondersteuning –
–
–
Aanbod van helpdesk van de OSBJ: niet iedereen blijkt dit te kennen, maar deze die het kennen zijn er zéér tevreden over (inzake kwaliteit, bereikbaarheid en snelheid van antwoord). De elektronische nieuwsbrief schiet momenteel vaak zijn doel voorbij doordat er te weinig tijd is om alle informatie (in de nieuwsbrief, maar ook ruimer: alle elektronische informatie) door te nemen. Terzake worden twee voorstellen geformuleerd: – een samenvatting per post versturen met verwijzing naar de website voor uitdieping; – interne sortering/filtering door aangewezen persoon die efficiënt en gericht verder bekend maakt. Naast de helpdesk ziet men als andere taak van de OSBJ het opmaken van een inventaris met alle andere instanties/personen waarbij men voor juridisch advies terecht kan in de verschillende regio’s (blijkbaar hebben verschillende hierin hun eigen modus vivendi gevonden).
Als inhoudelijk aandachtspunt wijst men op de zwijgplicht/het beroepsgeheim. Dit beschouwt men niet als een acuut, maar wel als een algemeen chronisch knelpunt. Dergelijke thema’s worden zeker als thema’s voor de OSBJ beschouwd, deze moeten niet koepelgebonden worden opgenomen. 2.1.4 Andere gemeenschappelijke noden/aandachtspunten 2.1.4.1 Personen met een psychiatrische problematiek Dit wordt onderkend als een aandachtspunt, vooral door het fenomeen van KOPP (kinderen van ouders met psychiatrische problematiek). Als goede ervaringen worden genoemd: – BYPASS: een experiment in Antwerpen waarbij een psychiater een consultfunctie vervult. – Samenwerking met een therapiecentrum uit de buurt dat voordrachten en gerichte informatie geeft: oplossingen worden heel concreet gemaakt, er wordt ingespeeld op de lopende cases. Het belang van deze problematiek houdt evenwel niet in dat men dit als taak van de OSBJ ziet. De rol van de OSBJ bestaat eerder wel uit: – logistieke steun; – goede ervaringen verspreiden (bv. wijzen op goede projecten als BYPASS); – op de agenda zetten; – signalen doorgeven naar het beleid zodat voor het omgaan met deze problematiek extra middelen worden vrijgemaakt.
60
Hoofdstuk 3
Men signaleert de nood aan meer wederzijdse bekendheid en samenwerking met de psychiatrie. Men ervaart geen vlotte samenwerking met de psychiatrie. Anderen wijzen hier ook op een gevaar: mensen mogen niet te snel worden gereduceerd tot een psychiatrisch probleem. De ervaring van teveel ‘psychiatrisering’ wordt geuit waardoor krachten en mogelijkheden van mensen worden onderbenut. 2.1.4.2 Positionering sector binnen integrale jeugdhulp De middelen blijven sectoraal toegekend. Dit wijst op het belang van het sectorale en (dus) het belang van de OSBJ. Belangrijk is de afkadering van de OSBJ rond de bijzondere jeugdzorg, het specifieke (maatschappelijke noodzaak, dwang). De OSBJ moet de sector ondersteunen, een sterke sector is immers belangrijk, ook binnen de integrale jeugdhulp. De OSBJ moet wel voeling houden met de integrale jeugdhulp (‘een voet tussen de deur hebben’), maar dient niet alles op te volgen (bv. via vergaderingen). Sommigen merken expliciet op dat dit geen prioritaire taak voor de OSBJ is en vragen zich af of dit sowieso wel een taak van de OSBJ dient te zijn. Het zijn vooral de regio’s die hier een taak moeten oppakken en ervoor moeten zorgen dat de informatiedoorstroming vlot verloopt (bottom-up). 2.1.4.3 Ontwikkelen van een uniform instrument voor registratie Dit gebeurt nu vanuit de federaties, sommigen staan hierin al ver. Een uniforme registratie wordt door sommigen duidelijk als taak van de overheid beschouwd. Als het dan toch als een taak van de OSBJ zou worden beschouwd, moeten hier extra middelen tegenover staan. Een ander standpunt is dat het uniformer maken en verfijnen van registratieinstrumenten wel als mogelijke taak van de OSBJ wordt beschouwd. De ervaring leeft dat registratie een vervelende en tijdsintensieve bezigheid is. Men ziet als nut het verkrijgen van erkenning. Men betreurt ook de moeilijke toegankelijkheid van de data. Bij de algemeen lage score voor visieontwikkeling (projecten uitgezonderd) wordt de volgende duiding en nuancering gemaakt: – Duiding: Enerzijds wil elke voorziening een eigen visie ontwikkelen (er wordt opgemerkt dat dat niet wil zeggen dat de OSBJ dit niet kan opnemen …) en anderzijds zijn projecten zich nog volop aan het ontwikkelen waardoor er veel aandacht is voor visie-ontwikkeling.
Focusgroepen
–
61
Nuancering. Er is wel nood aan visie-ontwikkeling m.b.t. bepaalde thema’s zoals, bijvoorbeeld, seksueel grensoverschrijdend gedrag of agressie. Hoe hiermee omgaan?10
Verder wordt er een algemene nood aan informatie geformuleerd rond alles wat nieuw is. Een online databank kan dit opvangen. 2.2 Specifieke accenten Als verrassend worden ervaren: – de verschillen tussen de werkvormen; – bij begeleidingstehuizen: de lage score voor vorming, beleidssignalering en positieve beeldvorming; – de hoge score van positieve beeldvorming bij dagcentra. Als herkenbaar en logisch worden ervaren: – de hoge score voor visie-ontwikkeling bij projecten; – verfijning: vermoedelijk is achterliggend aan deze vaststelling de nood aan ondersteuning bij vragen naar omvorming tot een reguliere werkvorm; – nuancering: visie-ontwikkeling wordt opgenomen op het niveau van de Raad van Bestuur, niet vanuit de begeleiding, voor begeleiders is het minder een item. – de hoge score voor onderzoek bij thuisbegeleiding; – verklaring: deze begeleiders komen met zeer veel verschillende zaken in aanraking en staan er vaak alleen voor, ze hebben nood aan materiaal om mee aan de slag te kunnen, nood aan concrete handvatten. – de nood aan informatie bij begeleidingstehuizen; – verfijning: vermoedelijk vooral op juridisch vlak. – het belang van specifieke problematieken bij OOOC’s; – verklaring: een OOOC is een heel specifieke setting, er is vooral nood aan het snel zicht krijgen op eventuele specifieke problematieken bij de cliënt en het gezin, daar wil men gerichte informatie over. Als specifieke nood wordt informatie over niet-begeleide minderjarigen geformuleerd: de begeleiders moeten zelf op zoek naar informatie, andere organisaties die wel informatie hebben, werken vaak niet mee. De OSBJ kan hier mogelijk samenwerking stimuleren.
10 Voor het omgaan met agressie wordt verwezen naar het expertisecentrum ICOBA (Initiatief competentiebevordering agressiebeheersing).
62
Hoofdstuk 3
2.3 Concrete suggesties/aanbevelingen voor de OSBJ 2.3.1 Afstemming met andere organisaties 2.3.1.1 Federaties/koepels Er wordt geopperd dat een volledige afgrenzing t.a.v. federaties en koepels nooit helemaal zal kunnen. Volgende standpunten worden geformuleerd. – Er moet onderlinge afstemming t.a.v. deze federaties/koepels zijn, maar de OSBJ moet wel een duidelijke, eigen, onafhankelijke weg kunnen gaan. – Overlappingen moeten zin hebben, de meerwaarde moet duidelijk zijn. – In de OSBJ mogen geen koepelbelangen spelen. – Bij dit laatste wordt de vraag geopperd of koepels in het bestuur van de OSBJ moeten zitten. – Voor de afgrenzing met de koepels wordt duidelijk gesteld: de koepels zijn er voor werkgeversbelangen, de OSBJ daarentegen heeft een duidelijk inhoudelijke taak. – Ten aanzien van de federaties wordt de nood aan overleg en samenwerking benadrukt. Een voorbeeld: men hoopt op ‘inschuiving’, concreet: wanneer een bepaalde federatie een studiedag voor medewerkers organiseert, de OSBJ dit logistiek ondersteunt. 2.3.1.2 Andere overleg/ondersteuningsstructuren De OSBJ moet tussen deze structuren (bv. SAW, VVSG, VIBOSO) een eigen positie zoeken om alle mogelijkheden tot wederzijds leren te benutten, belangrijk is dat de OSBJ wel altijd sectorgericht moet blijven. – Gedurende de focusgesprekken wordt vaak het belang van samenwerking met andere sectoren aangehaald rond o.a. uitwisseling van informatie, instrumenten, publicaties. De OSBJ heeft ook een signaalfunctie t.a.v. deze andere structuren of sectoren (het voorbeeld van uitsluiting van cliënten in andere sectoren wordt gegeven bv. sportclubs). – Ten aanzien van andere steunpunten wordt opgemerkt dat er te weinig zicht is op wat daar aan zinvol materiaal en mogelijkheden is. De OSBJ zou een dergelijk overzicht moeten hebben.
–
2.3.2 Het bepalen van prioriteiten Uit het onderzoek blijkt dat er vele behoeften leven onder de sector. Er zullen bijgevolg prioriteiten moeten worden gesteld. De vraag wordt aan de focusgroepen gesteld hoe de OSBJ dit best zou aanpakken. – Dit onderzoek wordt als mogelijkheid gezien om prioriteiten te bepalen.
Focusgroepen
63
De uitgangspunten en huidige verdeling van middelen (tijd, personeel, werkgroepen, …) moeten hierbij worden herbekeken. – Een continue voeling houden op vlak van behoeften en tevredenheid met de sector wordt belangrijk geacht (bv. update van dit onderzoek). – Sommigen zien als mogelijke piste het ontwikkelen van een duidelijk actieplan (Wat gaan we doen voor wie?) – op basis van dit onderzoek; – met een klare afstemming van officiële verplichtingen en vraag van onderuit; – en ook communiceren wat er niet zal worden gedaan vindt men belangrijk, waarvoor elders zal moeten worden gezocht; – dit plan moet bekend worden gemaakt bij de directies; – de directies moeten gestimuleerd worden om dit verder te verspreiden binnen hun organisaties. –
2.3.3 Algemene/specifieke karakter De algemene teneur is duidelijk: beide zijn nodig: naar opzet algemeen, sectoreigen aangelegenheden, maar bij de uitwerking dient men rekening te houden met specifieke vereisten en omstandigheden van de verschillende werkvormen. – Men vindt dat men niet (altijd) te specifiek moet werken, het globale voor de hele sector is belangrijk. –
2.3.4 Bekendheid Uit de postenquête kwam duidelijk naar voren dat de OSBJ nog niet voldoende bekend is bij de eigen sector. Aan de focusgroepen wordt gevraagd hoe de OSBJ dit zou kunnen verbeteren. Algemeen wordt gesteld dat de beste bekendmaking, reclame, bestaat uit het ondernemen van goede, concrete acties. Het gaat dus om iets concreet zinvol, zoals bijvoorbeeld een studiedag of workshop rond een algemeen thema in de sector. Het naar buiten komen via persoonlijk contact, het geven van een gezicht aan de OSBJ acht men hierbij ook belangrijk. Als ‘good practice’ wordt hier opnieuw de studiedag i.v.m. de procesmap aangehaald. Verder wordt opgemerkt dat er geen haast bij is, dat de bekendheid moet groeien vanuit kwaliteitsvol werk. Concrete suggesties voor bekendmaking zijn: – Studiemomenten van een halve dag per provincie om de OSBJ en de concrete plannen voor te stellen.
64
– – –
Hoofdstuk 3
Een folder met het ‘wat’ en ‘wat te verwachten’ (met verwijzingen voor verdere informatie). De kennismakingsinformatie moet ruim worden verspreid, d.w.z. met middelen die meer dan 1 persoon per voorziening bereiken. De elektronische informatie moet niet worden afgeschaft, maar dat een én-én inzet (elektronische én gewone post) misschien wel mag.
Algemeen blijkt bij begeleiders de juridische helpdesk het meest gekend te zijn, maar toch nog niet overal. Met de nieuwsbrief en website zijn begeleiders minder bekend. Door wie ermee vertrouwd is, wordt de website als zeer positief (nuttige informatie en goed gestructureerd) geëvalueerd. Men bepleit een grotere bekendheid van de helpdesk, zeker ook bij de begeleiders. Hieraan koppelt men wel de vrees dat een grotere bekendheid van de helpdesk zou kunnen leiden tot overbevraging waardoor de kwaliteit (en vooral de snelheid) van deze dienstverlening in het gedrang kan komen.
3. Besluit De focusgesprekken hebben de informatie uit de schriftelijke enquête verfijnd en verder aangevuld. Wat onderzoek betreft ziet men de rol van de OSBJ vooral op het vlak van inventariseren en stimuleren. Ook de ondersteuning van effectmeting ziet men als een belangrijke opdracht voor de OSBJ. Inzake de wetgeving is er een duidelijke vraag naar concrete toetsstenen en bruikbare producten. Rond netwerkvorming en samenwerking bepleit men een rationalisering van overleg en aansluiting te zoeken bij bestaande kanalen die relevant zijn voor de sector. De klemtoon die participatie bij methodiekontwikkeling krijgt wordt verfijnd naar de vraag om concrete handvatten en instrumenten, liefst over voorzieningen en werkvormen heen. Het belang van juridische ondersteuning wordt bevestigd waarbij de juridische helpdesk als een zeer goed middel wordt beschouwd. De OSBJ dient dus vooral praktisch bruikbare informatie voor de eigen sector te inventariseren, filteren en te vertalen op maat van de eigen sector. Ook de ontwikkeling van instrumenten wordt hierbij als zeer relevant geacht. Een efficiënte informatieverspreiding is hierbij steeds aan de orde. De opdracht van de OSBJ ziet men hierbij in een soort van dispatchingfunctie. Op basis van de informatie uit deze focusgesprekken distilleert de onderzoeker de volgende rode draden en aanbevelingen. –
Algemeen met specifieke vertalingen op maat van De OSBJ dient zich in de eerste plaats te richten op noden en behoeften die algemeen (in de hele sector) worden onderkend, maar moet bij het uitwerken
Focusgroepen
65
van acties wel rekening houden met de specifieke omstandigheden en vereisten in de verschillende categorieën (bv. concrete gevolgen van het beroepsgeheim voor de verschillende werkvormen, de derde partij (pleegouders) in de pleegzorg; de specifieke situatie van OOOC, de invulling van participatie in de verschillende werkvormen). –
Duidelijke prioriteiten: wat wel en wat niet Gezien de beschikbare middelen/personeel enerzijds en de vele aanwezige behoeften en verwachtingen naar de OSBJ anderzijds, zullen er prioriteiten moeten worden bepaald. Liever enkele zaken zorgvuldig en grondig aanpakken, dan vele aspecten oppervlakkig behandelen. Ook het duidelijk formuleren wat de OSBJ niet kan opnemen wordt belangrijk geacht.
–
Belang van brede terugkoppeling en voeling houden met de sector Men verwacht een brede en duidelijke terugkoppeling van dit behoefteonderzoek naar de sector. Men ziet dit ook niet als een eenmalig gebeuren. Het aftoetsen van de behoeften dient regelmatig te gebeuren. Dit kan formeel (bv. via herhaling van deze enquête of via focusgroepen) en/of meer informeel via een continue goede voeling van de OSBJ met het werkveld.
–
Stimuleren/ontwikkelen van synergieën binnen en tussen de sectoren Het werkveld heeft de ervaring dat men veelal toevallig op relevante informatie of instrumenten botst, zowel binnen de eigen sector alsook in andere sectoren. Meer doelbewuste en gerichte samenwerkingen en uitwisselingen zouden win-win situaties kunnen creëren. De OSBJ zou deze synergieën moeten stimuleren en verder ontwikkelen. In ieder geval moet dubbel werk worden vermeden. Een goede samenwerking met andere steunpunten zoals bv. het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk vindt men vanzelfsprekend.
–
Kennisbundeling en -deling Een belangrijke taak van de OSBJ ziet men in het bundelen van relevante (nationale en internationale) wetenschappelijke inzichten/publicaties en van goede praktijkervaringen. Dit kan gebeuren via het creëren van synergieën met andere organisaties (bv. steunpunten/universiteiten/federaties/platformen) en via een goede communicatie en voeling met de praktijk. Deze informatie dient vervolgens gedeeld te worden met de sector. Dit wijst op een intermediaire/dispatching functie.
–
Geen onderzoeksinstituut Hoezeer onderzoek en methodiekontwikkeling ook belangrijk worden geacht door het werkveld, dit betekent evenwel niet dat men verwacht dat de OSBJ een onderzoeksinstituut wordt of een aparte onderzoeksafdeling opricht. Men verwacht wel duidelijk van de OSBJ dat deze op de hoogte is van relevant onderzoek via diverse kanalen (hiertoe mogelijk een netwerk voor uitbouwt)
66
Hoofdstuk 3
ook over de eigen sector- en landsgrens heen, deze informatie filtert naar relevantie voor de eigen sector, indien nodig/mogelijk vertalingen maakt naar concrete settings en werkvormen en deze dan op een gebruiksvriendelijke manier ontsluit voor de sector. De toegankelijkheid van deze informatie voor de begeleiders (en niet enkel voor directie/kaderleden) is hierbij een belangrijk aandachtspunt. –
Relaties met koepels en federaties De OSBJ als steunpunt dient verantwoordelijk te zijn voor inhoudelijke methodische ondersteuning voor de gehele sector. Hierin ziet men een duidelijke afgrenzing tegenover de koepels. Deze koepels dienen zich bezig te houden met werkgeversbelangen en zouden de inhoudelijke aspecten moeten overlaten aan de OSBJ. Ten aanzien van de federaties lijkt een goede samenwerking met duidelijke afspraken onontbeerlijk. Zoveel mogelijk win-winsituaties dienen te worden opgezocht en gecreëerd. De OSBJ kan ook informatie ontsluiten tussen de diverse federaties. De OSBJ dient voldoende onafhankelijk van deze organisaties te kunnen werken.
–
Signaalfunctie Naar beleidsinstanties en andere diverse actoren verwacht men van de OSBJ een duidelijke signaalfunctie. Dit kan onder meer zijn: het signaleren van onderzoekslacunes, opvallende tendensen of goede praktijken die een structurele inbedding verdienen. Inzake wetgeving kan dit het wijzen op perverse effecten zijn, of het inhoudelijk stofferen van bepaalde (beleids)dossiers die belangrijk zijn voor de sector. Men verwacht hierrond wel voldoende transparantie. Momenteel bv. is het niet duidelijk wat de OSBJ doet in het kader van nieuwe wetgeving/regelgeving, met een bezorgdheid ook dat dit niet té tijdsinvesterend mag zijn.
–
Werken aan bekendheid En last but not least … Men ziet de relatieve onbekendheid van de OSBJ als een knelpunt waaraan actief moet worden gesleuteld. Dit behoefteonderzoek is zeker een middel geweest om de bekendheid te vergroten (via enquête, deelname aan focusgroepen, interviews met sleutelinformanten). De bekendmaking van de onderzoeksresultaten gekoppeld aan een duidelijke positiebepaling en concreet actieplan ziet men als een mooie kans. De OSBJ moet een ‘gezicht’ krijgen (letterlijk en figuurlijk) en haar positie verwerven door naar buiten te komen met kwalitatief goede en bruikbare acties. Uiteraard is dit een proces dat enige tijd nodig heeft, maar het dient wel een continu aandachtspunt te zijn. We merken op dat deze die de website en de helpdesk kennen hier bijzonder tevreden over zijn.
67
HOOFDSTUK 4 AANBEVELINGEN
In dit afrondend hoofdstuk komen een aantal algemene aanbevelingen naar de OSBJ aan bod. Vervolgens wordt een voorbeeld van een stappenplan meegegeven.
1. Aanbevelingen Op basis van de resultaten uit de kwantitatieve gegevensverzameling en de kwalitatieve data kunnen een aantal concrete aanbevelingen worden geformuleerd.
•
Een breed draagvlak
Het eerste - zo niet belangrijkste - besluit is dat de OSBJ in zijn ambitie om uit te groeien naar een volwaardig steunpunt door het werkveld wordt ondersteund. Het is duidelijk dat het bestaan van een steunpunt voor de private voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand een breed draagvlak kent. Verschillende behoeften worden door de sector aangegeven waaraan de OSBJ kan tegemoetkomen. Belangrijk hierbij is dat het steunpunt zich zowel richt tot de leidinggevenden als tot de uitvoerende werkers.
•
Niet vrijblijvend
Het moge duidelijk zijn dat door dit onderzoek hoge verwachtingen zijn gecreëerd ten aanzien van de OSBJ. Het behoefteonderzoek mag geen eindpunt zijn, maar is wel een start van een dialoogproces met de sector. De sector verwacht een duidelijke feedback over dit onderzoek. Maar er is ook meer. Men beseft zeer goed dat de OSBJ niet tegelijkertijd aan de talrijke verzuchtingen kan tegemoetkomen. Men verwacht een duidelijk actieplan met prioriteiten: wat wordt opgenomen en wat niet. Bovendien ziet men deze behoeftepeiling niet als een eenmalig gebeuren. Een monitoring van behoeften dient continu te gebeuren en kan zowel op informele wijze (via diverse contacten met het werkveld), als op een meer formele wijze gebeuren (bv. replicatie van dit behoefteonderzoek, gekoppeld aan de evaluatie van de ondernomen acties).
68
•
Hoofdstuk 4
Niet alles zelf (willen) doen
Een constante is dat de OSBJ niet alles zelf moet willen doen. Zo zijn er bv. op het vlak van onderzoek en methodiekontwikkeling, vorming, kwaliteitszorg verschillende bekwame actoren op de markt actief. Het bundelen van informatie over deze actoren en het werkveld hierover informeren en gericht doorverwijzen lijkt hier eerder een prioritaire taak van de OSBJ te zijn.
•
Creëren van synergieën
Ten aanzien van de federaties verwacht men een constructief overleg rond taakafbakening en het zoeken naar win-winsituaties voor de betrokken actoren. De OSBJ kan ook een draaischijf van informatie zijn tussen de diverse federaties. Ook ten aanzien van de koepels verwacht men een constructief overleg waarbij men wel een duidelijke scheiding bepleit tussen enerzijds het inhoudelijk-methodische aspect (taak van de OSBJ) en anderzijds de belangenbehartiging (taak van de koepels). Vragen die hierbij oprijzen zijn: dient de samenstelling van de raad van bestuur te worden herbekeken; zou de opname van externe (inhoudelijke) experten een meerwaarde kunnen betekenen? Ten aanzien van andere steunpunten (bv. het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk), organisaties, platforms, universiteiten dient de OSBJ na te gaan welke samenwerkingsverbanden er mogelijk zijn. Minimaal dient men van elkaars werking, activiteiten en producten op de hoogte te zijn.
•
Voldoende onafhankelijkheid
De OSBJ dient haar onafhankelijkheid ten aanzien van de overheid - die tevens hun financierder is - te bewaken. Beleidsvoorbereidend werk wordt niet als eerste taak van de OSBJ gezien, wel een duidelijke signaalfunctie (vooral m.b.t. inhoudelijke aspecten) gestoeld op signalen vanuit het werkveld. De OSBJ heeft hierbij een draaischijffunctie: welke zijn de verwachtingen en wettelijke verplichtingen van de overheid ten aanzien van de sector enerzijds versus welke zijn de knelpunten en behoeften vanuit het werkveld naar de overheid toe anderzijds.
•
Kerntaken
Belangrijk is dat de OSBJ in eerste instantie focust op haar kerntaken, taken die als prioritair worden beschouwd door het werkveld, de opdrachtgever en de OSBJ zelf (wat zit in de doorsnede?). Centraal staat hierbij de inhoudelijk-methodische ondersteuning met als kenmerken: wetenschappelijk, praktijkgericht en op maat van de sector bijzondere jeugdzorg. Zuiver beleidsgerichte en onderzoeksgerichte activiteiten worden niet prioritair voor de OSBJ geacht. Deze activiteiten kunnen evenwel zinvol zijn wanneer ze in functie staan van de centrale ondersteuningsfunctie van het werkveld.
Aanbevelingen
•
69
Polyvalentie én specialisatie
Een hamvraag die komt bovendrijven is in hoeverre de OSBJ op inhoudelijk vlak eerder generalistisch dan wel specialistisch moet werken. Beide aspecten kunnen aan bod komen en hoeven elkaar niet uit te sluiten. Naast een goede algemene basiskennis kunnen er specifieke aandachtspunten/domeinen zijn waarin bepaalde mensen zich verdiepen (bv. juridische aspecten, participatie, herstelafhandeling). Men verwacht niet dat de OSBJ zelf de expert is op alle vlakken. De expertise die evenwel reeds in huis is, dient optimaal benut te worden. Hetzelfde principe geldt er tegenover het al dan niet werksoortoverschrijdend werken: niet of/of, maar en/en. Waar sectoroverschrijdend kan gewerkt worden, dient dit aangegrepen te worden (bv. uniforme instrumenten of procedures). Het specifieke dient evenwel steeds in het oog te worden gehouden. Ook hier lijkt dus een combinatie aangewezen.
•
Innovatief
Van de OSBJ verwacht men dat deze vernieuwend werkt. Innovatieve projecten en werkvormen dienen gestimuleerd te worden. De OSBJ behoeft hiertoe heel wat voelsprieten: zowel in binnen- als buitenland, via nauwe contacten met de praktijk ook over de eigen sectorgrenzen heen, door samenwerkingsverbanden met andere steunpunten, onderzoeksinstituten enz. Minimaal dient de OSBJ een inventaris bij te houden van ‘goede vernieuwende praktijken’. De OSBJ moet snel en flexibel kunnen inspelen op nieuwe tendensen en kijken wat de implicaties hiervan zijn voor de sector bijzondere jeugdzorg. Inzake het vernieuwend werken heeft de OSBJ ook de functie van pleitbezorging: naar de overheid, naar het brede werkveld en naar derden.
•
Zelfevaluatie
van het OSBJ-team Op basis van deze studie kan de OSBJ zichzelf als ‘team’ doorlichten: waar staan wij nu, wat verwacht men, hebben we hiervoor de nodige deskundigheid in huis e.d. Dit behoeft een kritische analyse van de huidige capaciteit (bv. aantal personeelsleden, werkingsmiddelen), van de kwalificaties van het huidige personeel (te specialistisch? te theoretisch?), van hun persoonlijke vaardigheden (bv. op communicatief vlak, inzake coaching/inter- of supervisie, schrijfvaardigheden en in mindere mate ook op technisch vlak). Is het team voldoende complementair? Een sterke ploeg is immers meer dan de som van individuele experten. Ook de toekomstverwachtingen van de personeelsleden dienen afgetoetst te worden. Komen deze overeen met de verwachte evolutie inzake de groei naar een volwaardig steunpunt voor de gehele sector? De directeur en de raad van bestuur zal hiertoe in overleg met het team de nodige (personeels)lijnen dienen te bepalen.
70
Hoofdstuk 4
Mochten er implicaties zijn naar afbouw/heroriëntering of uitbouw van personeel zal hiertoe een overleg met de overheid moeten worden gepland. van de OSBJ-activiteiten Bij deze zelfevaluatie zijn ook de reeds gebeurde evaluaties rond (al dan niet afgewerkte) projecten/activiteiten van de OSBJ een belangrijke input. Na toetsing met de resultaten van het behoefteonderzoek dienen positieve zaken behouden of uitgebreid te worden. Negatieve zaken verdienen extra aandacht en analyse (hoe komt dit?) en dienen in de toekomst vermeden te worden. De OSBJ heeft reeds een zekere traditie in het evalueren van hun activiteiten (bv. evaluatie van de thematische ondersteuning herstelgerichte afhandeling van jeugddelinquentie, introductievoormiddag niet-begeleide minderjarigen, studiedag rond Wetsontwerp Onkelinx en Omgaan met gescheiden ouders). Een systematische evaluatie van de activiteiten verdient aanbeveling. Een aantal standaardinstrumenten of procedures (bv. bij het afronden van een werkgroep) kunnen een middel zijn om dit zo efficiënt mogelijk te doen. Deze evaluaties worden bovendien positief gewaardeerd door de sector. Het is een middel voor inspraak van de gebruikers en voor vraaggericht werken. Deze aspecten zijn ook belangrijke werkingsprincipes van de OSBJ.
•
Bekendmaking
Een opmerkelijke vaststelling uit het onderzoek is de relatieve onbekendheid van het werkveld met de OSBJ. Een belangrijk agendapunt dient dan ook een ruime bekendmaking te zijn van het aanbod van de OSBJ: wie zijn we, waar staan we voor, wat kunnen we voor u betekenen, hoe zijn we te bereiken enz. Regionale bijeenkomsten en een goede folder op maat van de praktijkwerkers lijken hiertoe aangewezen middelen. Het huidige scharniermoment van de OSBJ (bv. nieuwe convenant en directeur) met de resultaten van het behoefteonderzoek lijkt hierbij een uitgelezen moment. Uit het onderzoek blijken de directie- en kaderleden een belangrijke filter te zijn van de informatie voor de praktijkwerkers. De sensibilisering van dit niveau om te zorgen voor een goede informatiedoorstroming over de OSBJ tot op de werkvloer, lijkt zeer belangrijk. Suggesties voor communicatie kunnen door de OSBJ worden aangereikt. Een papieren versie van de nieuwsbrief (naast de elektronische versie) lijkt in dit opzicht ook geen overdreven luxe.
•
Aangepast ritme en transparantie
Een duidelijk signaal vanuit het werkveld is dat de OSBJ niet té snel mag willen gaan. De groei naar een steunpunt behoeft immers tijd, is een proces. Dit betekent evenwel niet dat er geen feedback op korte termijn over het behoefteonderzoek wordt verwacht met ook een eerste aanzet van de pistes die de OSBJ wil bewan-
Aanbevelingen
71
delen. De meeste pistes zullen evenwel nog in overleg en dialoog met de sector verder dienen uitgediept en geconcretiseerd te worden. Het werkveld verwacht vooral een transparante werking van de OSBJ. Een duidelijke fasering van de activiteiten van de OSBJ zal deze transparantie ten goede komen. Het werken met een stappenplan is hiertoe een middel.
•
Signaalfunctie voor knelpunten
In de marge van het behoefteonderzoek worden knelpunten gesignaleerd die enigszins losstaan van de doelstellingen van dit onderzoek. Het behoort evenwel tot de onderzoeksopdracht van het HIVA om deze knelpunten mee te geven. Van de OSBJ wordt ten aanzien van deze knelpunten een signaalfunctie verwacht naar de bevoegde instanties. Deze knelpunten zijn: – Personen met een psychiatrische problematiek: dit kan zowel betrekking hebben op de jongeren zelf als op de ouders van de jongeren in de bijzondere jeugdzorg (cf. KOPP); het betreft een ‘moeilijke’ doelgroep/problematiek waarvoor men niet voldoende opgeleid is om deze te begeleiden; de communicatie en samenwerking met de geestelijke gezondheidszorg verloopt niet optimaal; goede initiatieven zijn onvoldoende gekend (bv. consultatie van psychiater in BYPASS). – Wachtlijsten: dit leidt tot een verzwaring van de problematiek, door de wachtlijsten kan ook geen zorg-op-maat worden aangeboden, de realiteit is veelal dat de persoon daar naartoe gaat waar plaats is. Ook de gehanteerde criteria voor wachtlijsten zijn onduidelijk en divers (bv. welke voorrangsregels, is er nood aan centrale wachtlijsten?). – Integrale jeugdhulp: gebeurt boven de hoofden heen van de praktijkwerkers, ook gevoelens van demotivatie bij de personen die wel participeren, (te) grote tijdsinvestering. – Registratie is frustratie: onvoldoende zicht op wat er met de cijfers gebeurt, geen terugkoppeling, geen zicht op nut van deze dataverzameling bv. voor de eigen hulpverlening, voor onderzoek of beleidsplanning. Is het enkel voor controle? Ontsluiting van gegevens is wenselijk (bv. jaarverslagen). – Erkenning van goede projecten en/of vernieuwende werkvormen: projecten of experimenten die positief worden geëvalueerd en als een meerwaarde worden beschouwd door de diverse actoren krijgen geen structurele inbedding in de sector. Onduidelijkheid over de toekomst en beperkte implementatie in de brede sector zijn hierbij punten van frustratie. De registratie en evaluatie van projecten is ook zeer tijdsinvesterend. – Onderzoek naar trajecten van cliënten: er is geen zicht op wat er met de jongeren gebeurt als ze uit de organisatie weggaan: zijn ze er beter van geworden, komen ze na een tijd toch terug in de sector en zijn ze er dan slechter aan toe, welke trajecten geven de meeste kansen op succes enz.
72
–
Hoofdstuk 4
Last but not least: de werkdruk: door o.a. te weinig personeel, complexe problematieken, contacten niet enkel met de jongere, maar ook met de familieleden of andere actoren uit zijn omgeving. Bovendien is er weinig oog voor of mogelijkheden tot loopbaanplanning en heeft men onvoldoende zicht op vacatures in andere settings binnen dezelfde sector. Dit zijn - naast de lage lonen aspecten die het personeelsverloop en demotivatie binnen de sector in de hand werken.
Tot slot nog enkel losse bedenkingen uit de wandelgangen: waarom de scheiding tussen de private voorzieningen en de buitendiensten binnen de bijzondere jeugdzorg, is een integratie wenselijk? Is de opsplitsing in de verschillende erkenningscategorieën nodig en efficiënt? Hetzelfde rond de koepels: iedereen heeft uiteraard recht op zijn ideologie, maar moet dit verankerd zijn of blijven in structuren? De (gezins)context van jongeren in de bijzondere jeugdzorg is niet zelden een situatie van armoede en sociale uitsluiting. Toch lijken de ‘armoedecircuits’ en de circuits van de bijzondere jeugdzorg gescheiden werelden. Hoe komt dit?
2. Stappenplan Het werken met een stappenplan is een goed middel om zowel intern als extern voldoende duidelijkheid te scheppen over de strategie van de OSBJ om naar een volwaardig steunpunt voor de gehele sector te evolueren. Dit plan kan ook in alle dialoogmomenten met de verschillende actoren worden gebruikt (werkveld, overheid, andere organisaties). In dit stappenplan onderscheiden we vier fasen: een interne toetsing, een externe toetsing, acties en evaluatie. Dit stappenplan omvat de periode november 2005 tot eind 2006. Deze periode is niet willekeurig: in november 2005 wordt het behoefteonderzoek immers afgerond en de huidige convenant loopt tot eind 2006. 2.1 Interne toetsing (november-december 2005) Welke missie/doelstellingen/prioriteiten? – toetsing bij OSBJ equipe (eventueel via SWOT-analyse); – toetsing wettelijke opdracht: vijf functies in de nieuwe convenant: – visie- en methodiekontwikkeling; – informatiefunctie; – functie vormingsaanbod; – adviesfunctie; – ondersteuningsfunctie. – overleg raad van bestuur.
Aanbevelingen
73
2.2 Externe toetsing (januari-februari 2006) Welke prioriteiten en hoe? – Werkveld; – koepels en federaties; – andere organisaties: o.a het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk; – (indirecte) inbreng van het doelgroepperspectief (bv. via tevredenheidsmetingen bij ouders of jongeren, exitgesprekken, via ouderwerkingen). De jongeren en hun omgeving (bv. familie) vormen geen directe doelgroep van de OSBJ. Toch is het uiteindelijk de bedoeling om via een goede ondersteuning van de hulpverleners/begeleiders, de kwaliteit van de hulpverlening te verbeteren en zodoende de draagkracht van de betrokken jongeren en omgeving te versterken. De energie van de OSBJ moet dan ook naar deze activiteiten gaan die door de doelgroep zelf als een meerwaarde worden beschouwd en leiden tot het meer greep krijgen op hun eigen leven en omgeving en het ontvangen van ‘betere’ hulpverlening. Deze toets mag niet uit het oog verloren worden, ook al is dit wellicht geen eenvoudige zaak. 2.3 Acties (maart-oktober 2006) 2.3.1 Planning: wat, hoe en (met) wie Op basis van de interne en externe toetsing worden de strategische doelstellingen vastgelegd en gekoppeld aan prioritaire acties voor het eerstkomende jaar. Deze acties worden ingedeeld op basis van een aantal criteria: – lopende/nieuwe; – permanente of lange termijn /ad hoc of korte termijn; – werksoortoverschrijdend/niet werksoortoverschrijdend. Naast de inhoudelijke bepaling van de activiteiten, wordt bekeken hoe deze activiteiten worden uitgevoerd (bv. via werkgroepen, studiedagen, focusgroepen deskresearch, werkbezoeken). Een derde aspect is wie deze activiteiten concreet zal uitvoeren: intern binnen de OSBJ-ploeg, extern of in samenwerking met anderen. 2.3.2 Uitvoering Start of voorzetting van acties. Een nauwe monitoring en procesopvolging dienen te gebeuren om snel bij te sturen en een goede evaluatie te kunnen maken. 2.4 Evaluatie (november-december 2006) In deze fase wordt het voorbije werkingsjaar grondig geëvalueerd. Naast het verzamelde materiaal tijdens de uitvoeringsfase lijken een aantal focusgroepen met
74
Hoofdstuk 4
mensen uit het werkveld (zowel directie als praktijkmedewerkers) hiertoe een aangewezen middel. Naast deze externe toetsing dient ook een interne toetsing te gebeuren (met de OSBJ-ploeg en raad van bestuur). Een schriftelijke beknopte rapportage vat de resultaten van de evaluatie samen. Dit alles vormt de aanleiding tot een gesprek met de overheid (o.a. eventuele aanpassing van convenant, structurele inbedding). Een nieuwe cyclus kan worden opgestart met een duidelijke communicatie naar het werkveld over de resultaten van de evaluatie en met een actieplan voor het komende werkingsjaar. We besluiten dat de OSBJ als steunpunt voor de ‘eigen sector’ i.c. de bijzondere jeugdzorg, als zinvol wordt beschouwd. Het belang van het sectorspecifieke karakter wordt sterk benadrukt en dient bewaakt te worden. Dit zal trouwens ook de eigenheid van de sector ten goede komen en de sector afgrenzen tegenover andere actoren (bv. in het kader van de integrale jeugdhulp). Men verwacht gebruiksvriendelijke concrete ondersteuning vooral op inhoudelijk en methodisch vlak en dit zoveel mogelijk ‘op maat’. Onder de algemene noemer van de sector huizen immers verschillende werkvormen en settings met soms een zeer specifiek karakter (bv. pleegzorg, OOOC).
75
BIJLAGEN
77
Bijlage 1 / Gestandaardiseerde vragenlijst + begeleidende brieven van OSBJ
78
Bijlage 1
Introductie
Zoals u in de begeleidende brief van de OSBJ kon lezen heeft het HIVA de opdracht gekregen een behoefteonderzoek te doen.
Het onderzoek Met deze schriftelijke vragenlijst wensen we een globaal beeld te krijgen over de inhoudelijke en methodische behoeften die momenteel in de sector van de Bijzondere Jeugdzorg leven. We hoeven u niet te vertellen dat een grote respons erg belangrijk is voor de representativiteit van de onderzoeksresultaten. We hopen dan ook van harte op uw medewerking te mogen rekenen.
Voor wie is de enquête bedoeld De enquête wordt naar de inrichtende macht van de voorzieningen gestuurd. We vragen deze de enquêtes te verdelen over haar verschillende voorzieningen. Naast de projecten en experimenten is de erkenningscategorie hierbij het criterium. Met andere woorden één vragenlijst per erkenningscategorie (ongeacht het aantal afdelingen/leefgroepen) en één vragenlijst per project. Indien u onvoldoende vragenlijsten van ons ontvangen hebt, kan u ons steeds contacteren.
Hoe invullen We zouden willen vragen dat de vragenlijst wordt ingevuld door de directie of coördinator en zoveel mogelijk in overleg met de begeleiders (bv. via een teamvergadering). Het invullen van de vragenlijst vraagt niet zoveel tijd (ongeveer een half uur). Vooral gesloten vragen komen aan bod. U hebt drie weken om de vragenlijst terug te sturen. Gelieve deze vragenlijst terug te bezorgen voor 1 mei 2005. U kunt hiervoor de bijgevoegde enveloppe met port betaald door bestemmeling gebruiken. U hoeft dus niet te frankeren. Zoals u merkt wordt de ingevulde vragenlijst rechtstreeks naar het HIVA gestuurd. De resultaten worden anoniem verwerkt. De OSBJ belooft wel uitgebreide feedback over de resultaten naar de verschillende organisaties, maar dit gebeurt uiteraard ook anoniem.
Gestandaardiseerde vragenlijst
79
Voor nadere aanvullingen en concrete suggesties naar de OSBJ zullen er in september 2005 onder begeleiding van het HIVA focusgroepen worden georganiseerd. Uw bereidheid tot deelname aan deze focusgroepen wordt ook in deze vragenlijst getoetst. Bij voorbaat hartelijk dank voor de inspanning die u wilt leveren om deze vragenlijst in te vullen.
Indien u nog vragen hebt Mocht u nog bijkomende vragen hebben kan u terecht bij Tine Van Regenmortel, projectleider van het HIVA via e-mail:
[email protected]. Het bijvragen van vragenlijsten kan telefonisch gebeuren bij Karen Vanautgaerden op het nummer: 016/32.32.11.
80
Bijlage 1
1.
Identificatiegegevens
1.
Naam voorziening/project: ......................................................................................
2.
Identificatiegegevens voorziening/project: Straat: ............................................................................................................................ Huisnummer/busnummer: ...................................................................................... Postcode: ...................................................................................................................... Gemeente: .................................................................................................................... Telefoonnummer: ....................................................................................................... E-mail: ..........................................................................................................................
3.
Wat is de (erkennings)categorie van uw voorziening/project: Gelieve het gepaste antwoord aan te kruisen. 1. Begeleidingstehuis 2. Gezinstehuis 3. OOOC 4. Dagcentrum 5. Thuisbegeleiding 6. Begeleid zelfstandig wonen 7. Dienst pleeggezin 8. Project
4.
Op welke manier wordt deze vragenlijst ingevuld? Gelieve het gepaste antwoord aan te kruisen. 1. Door de directie of coördinator (kader) zonder overleg met begeleiders 2. Door de directie of coördinator na toetsing met de begeleiders 3. Door de directie of coördinator en de begeleiders samen ingevuld (bv. op een teamvergadering)
5.
Naam en functie van de persoon die de pen vasthoudt? Naam en voornaam: ................................................................................................... Functie: .........................................................................................................................
Gestandaardiseerde vragenlijst
2.
81
Ondersteuningsbehoeften
2.1 Globaal beeld behoeften In de tabel hieronder volgt een uitgebreide opsomming van thema’s waarvoor u mogelijk nood aan ondersteuning ervaart. Bij elk aspect stellen we drie deelvragen: a. Voor welke opgesomde aspecten leeft in uw voorziening momenteel een nood aan ondersteuning? U kan antwoorden met drie mogelijkheden: 1 = helemaal niet 2 = in beperkte mate 3 = in sterke mate b. Voor welke opgesomde aspecten krijgt u vandaag de dag reeds ondersteuning. U kan antwoorden met ja (1) of neen (2). Als u reeds ondersteuning krijgt, gelieve dan in te vullen van welke instantie u deze ondersteuning krijgt (dit kan de OSBJ zelf zijn, maar dit kunnen ook andere instanties zijn). c. Welke ondersteuning behoort volgens u tot de opdracht van de OSBJ, ongeacht of er nu reeds aan voldaan wordt of niet? U kan antwoorden met ja (1) of neen (2).
Gelieve per aspect het gepaste antwoord aan te kruisen en in te vullen waar nodig. a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
1.
Onderzoek
1.1
effectevaluatie van vernieuwende projecten en werk-
6
6.
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
vormen monitoring behoeften van organisaties
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
1.3
opsporen niet-bereikte of moeilijk bereikbare groepen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
1.4
opsporen van blinde vlekken in aanbod Bijzondere
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
jeugdzorg 1.5
inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal
1.6
vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk
1.7
publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal
1.8
analyses van relevant cijfermateriaal (tendensen, evoluties)
1.9
programmatienormen versus beschikbaar aanbod
Bijlage 1
1.2
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
2.
Methodiekontwikkeling
2.1
participatie van kinderen (tot 12 jaar)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.2
participatie van jongeren (vanaf 12 jaar)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.3
participatie van ouders
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.4
opvoedingsondersteuning
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.5
contextueel werken
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.6
hechting
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.7
werken met brugfiguren (bv. ervaringsdeskundigen/
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
vertrouwenspersonen/interculturele bemiddelaars) 2.8
werken met steungezinnen/tijdelijke opvanggezinnen/ weekendgezinnen/speelgezinnen
2.9
trajectbegeleiding over sectoren heen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.10
netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
Gestandaardiseerde vragenlijst
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
6
2.11
netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliënt-
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
niveau 2.12
herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.13
herstelgericht groepsoverleg
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
(hergo/eigenrechtconferenties/ FGC) gemeenschapsdienst
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.15
leerprojecten
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.16
diagnose stelling (bv. onderscheid POS-MOF)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.17
eigenkrachtconferenties (hugo/rondetafelgesprekken)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.18
therapeutische pleegzorg
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.19
intakeprocedure (op maat)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.20
onthaal (op maat)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.21
krachtgericht werken (veerkracht/empowerment)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
Bijlage 1
2.14
6
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
2.22
ervaringsgericht werken
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.23
time-out
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.24
ouderbegeleiding
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.25
ontheming
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.26
agressie
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.27
individueel/groepswerking (bv. leefgroepwerking)
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.28
non-verbale methodieken
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.29
genderspecifieke methodieken
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.30
leeftijdsspecifieke methodieken
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.31
samengaan van MOF/POS
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
2.32
werken met kinderen/jongeren zonder context hier
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
(niet-begeleide minderjarigen)
Gestandaardiseerde vragenlijst
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
6
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
3.
Specifieke problematieken
3.1
adoptie
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
3.2
seksuele problematiek als pleger
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
3.3
seksuele problematiek als slachtoffer
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
4.
Specifieke doelgroepen
4.1
niet-begeleide buitenlandse minderjarigen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
4.2
allochtonen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
4.3
personen met (ernstige) drugsproblematiek
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
4.4
personen met psychiatrische problematiek
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
4.5
gezinnen/jongeren in armoede
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
5.
6
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
Juridische ondersteuning open verslaggeving
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
5.2
beroepsgeheim/zwijgplicht
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
Bijlage 1
5.1
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
5.3
bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
5.4
positie van pleegouders en andere opvoedingsver-
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
antwoordelijken 5.5
statuut van voogd van niet-begeleide minderjarigen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
5.6
werken met vrijwilligers
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.
Organisatie- en sectorniveau
6.1
positionering sector binnen integrale jeugdhulp
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.2
positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugd-
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
zorg 6.3
positionering van opvoedingsondersteuning binnen bijzondere jeugdzorg criteria opname en uitsluiting
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.5
beleidsontwikkeling rond agressie
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.6
beleidsontwikkeling rond diversiteit
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6
6.4
Gestandaardiseerde vragenlijst
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
hantering wachtlijsten
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.8
implementatie kwaliteitsdecreet
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.9
implementatie kwaliteitsdecreet voor projecten
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.10
implementatie decreet rechtspositie
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.11
organisatie hulpverlening n.a.v. flexibilisering
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.12
communicatie tussen voorzieningen BJB
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.13
communicatie binnen voorzieningen BJB
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.14
communicatie met belendende sectoren
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.15
communicatie met verwijzers
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.16
communicatie met pers en media
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6.17
capaciteit projecten
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
Bijlage 1
6.7
6
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
7.
Vorming
7.1
organisatie studiedagen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
7.2
logistieke ondersteuning van studiemomenten (bv.
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
zalen, uitnodigingen, mailinglijsten) 8.
Overleg/samenwerking
8.1
ondersteunen van overleg
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
8.2
stimuleren van samenwerkingsverbanden
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
8.3
procesbegeleiding bij samenwerking
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
8.4
internationale samenwerking/studiereizen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
8.5
stimuleren van uitwisseling van vernieuwende
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
inzichten en projecten 8.6
stimuleren van uitwisseling rond specifieke thema’s
Gestandaardiseerde vragenlijst
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
6
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
9.
Registratie/dataverzameling
9.1
basiscijfers i.v.m. de sector
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
9.2
sociale kaart sector
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
9.3
ontwikkelen van uniform instrument voor registratie
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
10.
Informatie
10.1
OSBJ-website
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
10.2
algemene nieuwsbrief sector
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
10.3
intranet voor de sector BJB
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
10.4
nieuwsbrief jeugdrecht (i.s.m. Steunpunt Algemeen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
Welzijnswerk) juridische helpdesk
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
10.6
verspreiden van vacatures binnen sector
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
Bijlage 1
10.5
6
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
10.7
vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
(concrete gevolgen) bibliotheekfunctie
11.
Visieontwikkeling
11.1
sectorale positionering en visievorming
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
11.2
(deontologische) positie van de hulpverlener (tussen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
cliënt en verwijzer) 11.3
gezamenlijke visie uitwerken over jongeren over sectoren heen
11.4
visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren op MOF
11.5
visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren binnen BJB
11.6
sensibilisering betrokken actoren m.b.t. herstelrechtelijk ideeëngoed
12.
Beleidssignalering en –beïnvloeding
12.1
deelname werkgroepen beleid
6
10.8
Gestandaardiseerde vragenlijst
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen (kruis aan en vul indien nodig in) 1. Ja: door welke 2. Neen instantie
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ (kruis aan) 1. Ja
2. Neen
12.2
adviesfunctie naar beleid
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
12.3
opmaken beleidsdossiers
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
13.
Positieve beeldvorming sector
13.1
imago campagne
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
13.2
omgaan met media en communicatie
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
13.3
positieve resultaten/acties naar buiten brengen
T
T
T
T ..................................... .........................................
T
T
T
6
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning) (kruis aan) 1. Hele2. In 3. In maal niet beperkte sterke mate mate
Bijlage 1
Gestandaardiseerde vragenlijst
93
2.2 Rangorde van behoeften 7.
Naast deze algemene behoeftepeiling, willen we ook de prioritaire behoeften inzake ondersteuning van uw organisatie kennen. Gelieve naast de opgesomde behoeften met cijfers van 1 tot en met 5 de vijf meest prioritaire ondersteuningsbehoeften aan te duiden. Cijfer 1 duidt hierbij op de meest prioritaire behoefte. U hebt net de vijf meest prioritaire ondersteuningsbehoeften aangegeven. Om dit gegeven nog verder te verfijnen, willen we u vragen welke specifieke aspecten binnen deze globale categorieën voor u het meest prioritair zijn. Gelieve in de kolom rechts weer te geven welke de drie belangrijkste deelaspecten van deze prioritaire behoefte zijn. U kan daarvoor de codes uit bovenstaande tabel gebruiken (bv. code 12.1). Prioritaire behoeften (van 1 tot en met 5)
Drie belangrijkste deelaspecten (geef de code op ) Eerste Tweede Derde deelaspect deelaspect deelaspect
1. Onderzoek
..................
..................
..................
..................
2. Methodiekontwikkeling
..................
..................
..................
..................
3. Specifieke problematieken
..................
..................
..................
..................
4. Specifieke doelgroepen
..................
..................
..................
..................
5. Juridische ondersteuning
..................
..................
..................
..................
6. Organisatie- of sectorniveau
..................
..................
..................
..................
7. Vorming
..................
..................
..................
..................
8. Overleg/samenwerking
..................
..................
..................
..................
9. Registratie/dataverzameling
..................
..................
..................
..................
10. Informatie
..................
..................
..................
..................
11. Visieontwikkeling
..................
..................
..................
..................
12. Beleidssignalering en -beïnvloeding
..................
..................
..................
..................
13. Positieve beeldvorming sector
..................
..................
..................
..................
94
Bijlage 1
2.3 Andere behoeften Mogelijk zijn er andere thema’s die nog niet aan bod kwamen waarvoor u nood aan inhoudelijk-methodische ondersteuning ervaart én die u als een opdracht van de OSBJ beschouwt? 8.
Gelieve hieronder per globale categorie mogelijke deelaspecten te noteren waarvoor u van de OSBJ ondersteuning verwacht en die tot nu toe nog niet aan bod zijn gekomen. 1. Onderzoek: ....................................................................................................... ............................................................................................................................ 2. Methodiekontwikkeling: ............................................................................... ............................................................................................................................ 3. Specifieke problematieken: ........................................................................... ............................................................................................................................ 4. Specifieke doelgroepen: ................................................................................. ............................................................................................................................ 5. Juridische ondersteuning: .............................................................................. ............................................................................................................................ 6. Organisatie- of sectorniveau: ........................................................................ ............................................................................................................................ 7. Vorming: .......................................................................................................... ............................................................................................................................ 8. Overleg/samenwerking: ............................................................................... ............................................................................................................................ 9. Registratie/dataverzameling: ....................................................................... ............................................................................................................................ 10. Informatie: ........................................................................................................ ............................................................................................................................ 11. Visieontwikkeling: .......................................................................................... ............................................................................................................................ 12. Beleidssignalering en -beïnvloeding: ........................................................... ............................................................................................................................ 13. Positieve beeldvorming sector: ..................................................................... ............................................................................................................................
9.
Zijn er nog andere thema’s/behoeften die nog niet aan bod kwamen en die u als een opdracht van de OSBJ beschouwt? Gelieve deze te omschrijven: ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................
Gestandaardiseerde vragenlijst
95
2.4 Doelgroep van de OSBJ 10.
Tot wie moet de OSBJ zich volgens u in de eerste plaats richten? Is dat tot de directie en middenkader (het management), tot de uitvoerende werkers of tot beide in gelijke mate. Gelieve slechts één antwoordmogelijkheid aan te kruisen. 1. Tot de directie en het middenkader 2. Tot de uitvoerende werkers 3. Tot beide in gelijke mate
3. Varia
11.
Bent u op de hoogte van wat de OSBJ doet? Gelieve het gepaste antwoord aan te kruisen. 1. Ja, helemaal 2. In beperkte mate 3. Neen, helemaal niet
12.
Om de resultaten uit de postenquête nog verder aan te vullen en te verfijnen worden in september 2005 focusgroepen georganiseerd. Is uw voorziening bereid om aan één van deze focusgroepen te participeren? Gelieve het gepaste antwoord aan te kruisen. 1. Ja 2. Neen
13.
Hebt u nog andere opmerkingen of suggesties die u tot nu toe niet kwijt kon en die u belangrijk vindt in het kader van dit behoefteonderzoek? ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING!
96
Begeleidende brieven van OSBJ
Bijlage 1
Gestandaardiseerde vragenlijst
97
6
Bijlage 2 / Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen (in %) Tabel B2.1 Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen (in %) a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning)
1. Onderzoek 1.1 effectevaluatie van vernieuwende projecten en werkvormen 1.2 monitoring behoeften van organisaties 1.3 opsporen niet-bereikte of moeilijk bereikbare groepen 1.4 opsporen van blinde vlekken in aanbod Bijzondere jeugdzorg 1.5 inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal 1.6 vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk 1.7 publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal 1.8 analyses van relevant cijfermateriaal (tendensen, evoluties) 1.9 programmatienormen versus beschikbaar aanbod 2. Methodiekontwikkeling 2.1 participatie van kinderen (tot 12 jaar) 2.2 participatie van jongeren (vanaf 12 jaar) 2.3 participatie van ouders 2.4 opvoedingsondersteuning 2.5 contextueel werken 2.6 hechting
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen Ja Neen Missing
Helemaal niet
In beperkte mate
In sterke mate
Missing
23,7
37,9
36,0
2,4
15,17
67,30
37,4
45,0
9,9
6,6
20,38
49,29
31,28
15,64
3,79
28,91
35,55
33,18
8,53
40,76
6,16
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ Ja
Neen
Missing
17,54
61,14
23,22
15,64
55,92
23,70
46,45
27,96
25,59
15,64
60,66
23,70
38,86
38,39
22,75
2,37
16,11
63,51
20,38
63,51
21,80
14,69
48,34
2,37
26,07
58,29
15,64
77,73
9,95
12,32
43,60
47,87
2,37
38,39
49,29
12,32
67,77
21,33
10,90
8,06
47,39
40,76
3,79
19,91
55,45
24,64
80,57
8,06
11,37
10,43
54,50
32,70
2,37
28,44
55,92
15,64
70,14
16,11
13,74
26,54
36,97
29,38
7,11
25,12
49,76
25,12
43,13
36,02
20,85
37,44 18,01
28,91 39,34
26,54 38,86
4,27 3,79
34,12 42,18
38,39 39,34
27,49 18,40
41,23 48,82
35,55 36,49
23,22 14,69
17,06 34,12 30,81 30,33
40,76 38,39 33,65 40,28
38,39 22,75 31,75 23,22
3,32 4,27 3,79 6,16
39,81 41,23 56,87 40,28
38,86 35,55 23,70 35,07
21,33 23,22 19,43 24,64
45,50 29,38 25,59 21,33
37,44 52,61 58,77 59,24
17,06 18,01 15,64 19,43
2.7 werken met brugfiguren (bv. ervaringsdeskundigen/vertrouwenspersonen/interculturele bemiddelaars) 2.8 werken met steungezinnen/tijdelijke opvanggezinnen/weekendgezinnen/ speelgezinnen 2.9 trajectbegeleiding over sectoren heen 2.10 netwerkvorming over sectoren heen/naadloze zorg 2.11 netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau 2.12 herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer 2.13 herstelgericht groepsoverleg (hergo/ eigenrechtconferenties/ FGC) 2.14 gemeenschapsdienst 2.15 leerprojecten 2.16 diagnose stelling (bv. onderscheid POS-MOF) 2.17 eigenkrachtconferenties (hugo/rondetafelgesprekken) 2.18 therapeutische pleegzorg 2.19 intakeprocedure (op maat) 2.20 onthaal (op maat) 2.21 krachtgericht werken (veerkracht/ empowerment) 2.22 ervaringsgericht werken 2.23 time-out 2.24 ouderbegeleiding 2.25 ontheming
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen Ja Neen Missing
Helemaal niet
In beperkte mate
In sterke mate
Missing
28,44
48,82
18,48
4,27
37,91
38,39
36,49
36,49
23,22
3,79
23,70
23,22 14,22
45,97 40,76
27,96 41,23
2,84 3,79
26,54
35,07
34,12
45,02
36,97
54,50
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ Ja
Neen
Missing
23,70
29,38
48,34
22,27
51,66
24,64
35,07
42,18
22,75
21,80 29,38
53,08 50,71
25,12 19,91
44,08 50,71
37,44 33,18
18,48 16,11
4,27
28,44
46,45
25,12
31,75
47,87
20,38
12,80
5,21
40,76
32,13
27,01
21,80
53,55
24,64
23,70
12,80
9,0
18,96
41,71
39,34
23,70
45,50
30,81
61,14 41,23 56,87
23,70 35,07 23,70
9,00 19,43 14,69
6,16 4,26 4,74
25,12 24,64 24,17
33,65 41,71 39,81
41,23 33,65 36,02
20,38 28,91 15,64
47,39 47,39 57,39
32,23 23,70 27,01
46,45
28,44
12,80
12,32
14,69
44,55
40,76
26,54
40,28
33,18
72,99 55,45 62,09 32,23
12,80 25,12 24,64 42,65
8,53 14,22 9,00 19,91
5,68 5,21 4,27 5,21
15,17 26,07 21,33 30,81
45,02 40,76 41,23 41,23
39,81 33,18 37,44 27,96
12,32 16,59 14,69 30,33
55,92 58,77 54,03 44,08
31,75 24,64 31,28 25,59
34,12 30,33 33,65 52,65
36,97 33,65 30,33 30,81
24,64 31,28 30,33 9,48
4,27 4,74 5,69 7,11
30,81 34,12 39,34 27,01
41,71 39,81 33,65 38,86
27,49 26,07 27,01 34,12
28,44 30,33 22,75 18,96
49,29 48,34 50,71 50,71
22,27 21,33 26,54 30,33
Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen (in %)
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning)
6
2.26 agressie 2.27 individueel/groepswerking (bv. leefgroepwerking) 2.28 non-verbale methodieken 2.29 genderspecifieke methodieken 2.30 leeftijdsspecifieke methodieken 2.31 samengaan van MOF/POS 2.32 werken met kinderen/jongeren zonder context hier (niet-begeleide minderjarigen) 3. 3.1 3.2 3.3
Specifieke problematieken adoptie seksuele problematiek als pleger seksuele problematiek als slachtoffer
4. Specifieke doelgroepen 4.1 niet-begeleide buitenlandse minderjarigen 4.2 allochtonen 4.3 personen met (ernstige) drugsproblematiek 4.4 personen met psychiatrische problematiek 4.5 gezinnen/jongeren in armoede Juridische ondersteuning open verslaggeving beroepsgeheim/zwijgplicht bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag
Helemaal niet
In beperkte mate
In sterke mate
Missing
22,75 49,29
45,50 26,07
28,44 19,43
3,32 5,22
49,29 30,33
29,38 38,39
27,01 50,24 25,12 46,45 46,45
40,28 31,28 41,23 31,75 33,18
25,59 8,06 18,90 16,59 14,22
7,11 10,43 4,74 5,21 6,16
30,33 18,48 29,38 11,37 22,75
67,77 27,49 15,17
22,27 52,13 47,39
2,84 15,17 33,18
7,11 5,214 4,26
49,27
32,70
14,69
20,85 26,54
57,35 46,45
12,32
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ Ja
Neen
Missing
21,33 31,28
32,70 24,64
49,29 50,24
18,01 25,12
44,08 45,02 45,97 52,13 44,08
25,59 36,49 24,64 36,49 33,18
24,17 19,43 32,23 30,33 35,55
50,24 49,29 46,92 38,86 36,97
25,59 31,28 20,85 30,84 27,49
17,54 38,86 50,71
45,50 33,65 27,96
36,97 27,49 21,33
18,01 29,38 31,75
54,98 50,71 51,66
27,01 19,91 16,59
3,32
18,48
38,89
43,13
38,86
32,70
28,44
19,43 23,22
2,37 3,79
45,02 50,71
27,49 27,49
27,49 21,80
39,81 26,07
41,71 52,13
18,48 21,80
40,28
44,08
3,32
37,91
45,02
17,06
36,02
47,39
16,59
17,54
54,03
23,70
4,74
35,55
39,34
25,12
33,18
43,13
23,70
27,01 19,43 24,17
33,18 39,34 42,65
36,02 38,86 27,96
3,79 2,37 5,21
29,86 37,44 22,27
43,60 39,81 47,87
26,54 22,75 29,86
61,14 69,67 63,51
19,91 16,11 18,01
18,86 14,22 18,48
Bijlage 2
5. 5.1 5.2 5.3
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen Ja Neen Missing
6
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning)
5.4 positie van pleegouders en andere opvoedingsverantwoordelijken 5.5 statuut van voogd van niet-begeleide minderjarigen 5.6 werken met vrijwilligers 6. Organisatie- en sectorniveau 6.1 positionering sector binnen integrale jeugdhulp 6.2 positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg 6.3 positionering van opvoedingsondersteuning binnen bijzondere jeugdzorg 6.4 criteria opname en uitsluiting 6.5 beleidsontwikkeling rond agressie 6.6 beleidsontwikkeling rond diversiteit 6.7 hantering wachtlijsten 6.8 implementatie kwaliteitsdecreet 6.9 implementatie kwaliteitsdecreet voor projecten 6.10 implementatie decreet rechtspositie 6.11 organisatie hulpverlening n.a.v. flexibilisering 6.12 communicatie tussen voorzieningen BJB 6.13 communicatie binnen voorzieningen BJB 6.14 communicatie met belendende sectoren 6.15 communicatie met verwijzers
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen Ja Neen Missing
Helemaal niet
In beperkte mate
In sterke mate
Missing
42,18
37,91
16,11
3,79
16,11
49,76
54,98
30,33
9,48
5,22
11,37
44,55
37,91
11,85
5,68
24,17
25,12
47,87
70,62
16,59
38,39
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ Ja
Neen
Missing
34,12
53,08
24,17
22,75
46,45
42,18
43,60
25,59
30,81
17,06
47,39
35,55
45,50
31,28
23,22
2,84
46,45
28,44
25,12
54,03
27,49
18,48
6,64
6,16
15,64
41,71
42,65
27,96
37,44
34,60
36,97
18,96
5,69
16,11
46,92
36,97
41,71
32,23
26,07
45,97 28,44 36,97 41,71 32,70 48,82
35,07 42,18 46,92 29,86 44,08 29,38
14,22 25,59 10,90 22,75 19,43 16,59
4,74 3,79 5,21 5,69 3,79 4,74
20,38 31,75 22,27 30,81 56,40 19,91
45,50 39,34 44,55 41,71 24,17 45,97
34,12 28,91 33,18 27,49 19,43 34,12
33,18 47,87 37,44 33,65 46,92 39,34
41,23 31,28 33,65 42,65 36,02 36,97
25,59 20,85 28,91 23,70 17,06 23,70
14,22 24,17
38,39 42,65
43,60 28,44
3,79 4,74
26,07 21,33
47,87 49,29
26,07 29,38
63,98 52,61
17,54 27,01
18,48 20,38
34,60
40,76
21,33
2,84
54,98
20,85
24,17
33,18
44,08
22,75
51,66
28,44
15,17
4,74
31,28
31,75
36,97
20,85
52,13
27,01
22,75
43,13
27,49
6,16
38,39
35,55
26,07
38,86
38,86
22,27
38,86
21,80
35,07
4,26
34,12
36,49
29,38
36,02
40,76
23,22
Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen (in %)
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning)
6
6.16 communicatie met pers en media 6.17 capaciteit projecten 7. Vorming 7.1 organisatie studiedagen 7.2 logistieke ondersteuning van studiemomenten (bv. zalen, uitnodigingen, mailinglijsten) 8. Overleg/samenwerking 8.1 ondersteunen van overleg 8.2 stimuleren van samenwerkingsverbanden 8.3 procesbegeleiding bij samenwerking 8.4 internationale samenwerking/studiereizen 8.5 stimuleren van uitwisseling van vernieuwende inzichten en projecten 8.6 stimuleren van uitwisseling rond specifieke thema’s
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen Ja Neen Missing
Helemaal niet
In beperkte mate
In sterke mate
Missing
38,39 49,29
45,50 22,75
12,32 14,22
3,79 13,74
18,48 9,95
54,03 49,29
35,07 47,87
31,75 30,81
29,38 14,69
3,79 6,64
47,39 24,64
41,23 27,96
33,18 40,28
20,38 27,49
5,21 4,27
36,02 56,40
44,08 25,12
15,17 13,74
13,27
45,02
15,64
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ Ja
Neen
Missing
27,49 40,76
57,82 28,44
23,22 38,39
18,96 33,18
24,64 37,44
27,96 37,91
52,13 38,86
30,81 39,34
17,06 21,80
31,28 35,07
34,12 38,39
34,60 26,54
39,34 47,39
38,39 32,23
22,27 20,38
4,74 4,74
19,91 5,21
48,34 57,35
31,75 37,44
40,76 39,49
34,60 35,07
24,64 28,44
37,44
4,27
18,96
55,49
25,59
65,40
15,17
19,43
47,87
32,23
4,27
27,44
45,50
26,07
65,40
17,54
17,06
Registratie/dataverzameling basiscijfers i.v.m. de sector sociale kaart sector ontwikkelen van uniform instrument voor registratie
21,33 35,55 22,75
39,81 36,97 28,91
33,18 24,17 43,13
5,21 2,84 4,74
27,96 50,24 23,70
42,18 23,70 52,13
29,86 26,07 24,17
62,09 42,65 63,98
16,59 35,55 18,01
21,33 21,80 18,01
10. 10.1 10.2 10.3 10.4
Informatie OSBJ-website algemene nieuwsbrief sector intranet voor de sector BJB nieuwsbrief jeugdrecht (i.s.m. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk)
17,54 15,17 26,54 15,64
59,24 57,35 46,45 52,13
18,48 23,70 19,43 26,54
4,74 3,79 7,58 5,69
38,86 37,44 4,27 38,86
27,01 34,60 57,35 29,38
34,12 27,96 38,39 31,75
81,52 65,88 51,66 63,03
4,27 15,64 22,27 17,06
14,22 18,48 26,07 19,91
Bijlage 2
9. 9.1 9.2 9.3
6
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning)
10.5 juridische helpdesk 10.6 verspreiden van vacatures binnen sector 10.7 vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (concrete gevolgen) 10.8 bibliotheekfunctie 11. Visieontwikkeling 11.1 sectorale positionering en visievorming 11.2 (deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer) 11.3 gezamenlijke visie uitwerken over jongeren over sectoren heen 11.4 visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren op MOF 11.5 visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren binnen BJB 11.6 sensibilisering betrokken actoren m.b.t. herstelrechtelijk ideeëngoed 12. 12.1 12.2 12.3 13. 13.1 13.2 13.3
Beleidssignalering en –beïnvloeding deelname werkgroepen beleid adviesfunctie naar beleid opmaken beleidsdossiers Positieve beeldvorming sector imago campagne omgaan met media en communicatie positieve resultaten/acties naar buiten brengen
b. Wordt aan deze (ondersteunings)behoefte vandaag tegemoetgekomen Ja Neen Missing
Helemaal niet
In beperkte mate
In sterke mate
Missing
9,95 45,02
36,49 37,44
50,24 13,74
3,32 3,79
30,81 33,18
41,23 32,23
9,95
27,96
57,82
4,27
36,97
27,01
46,45
23,12
3,32
20,85
42,18
32,70
17,06
47,39
32,23
c. Is dit een opdracht voor de OSBJ Ja
Neen
Missing
27,96 34,60
75,36 38,86
10,43 38,39
14,22 22,75
34,60
28,44
71,09
12,32
16,59
25,12
47,39
27,49
50,24
30,33
19,43
4,27
39,34
33,65
27,01
60,66
18,96
20,38
32,23
3,32
23,70
45,50
30,81
59,24
19,91
20,85
44,55
18,48
4,74
18,01
52,61
29,38
49,29
28,44
22,27
43,60
37,91
13,27
4,74
28,44
37,91
33,65
47,39
25,12
27,49
36,02
44,55
14,22
4,74
27,96
38,39
33,65
48,34
24,17
27,49
39,81
39,81
12,32
7,58
23,22
41,71
35,07
45,50
26,07
28,44
24,64 19,91 23,70
41,23 41,71 43,13
25,12 31,75 27,01
9,00 6,64 6,16
48,34 51,66 37,91
20,38 18,48 30,33
31,28 29,86 31,75
48,82 57,82 54,03
27,01 22,75 26,07
24,17 19,43 19,91
21,33 29,86 18,48
46,92 48,82 48,82
28,91 18,01 30,33
2,84 3,32 2,37
24,17 17,06 15,64
46,45 52,61 55,45
29,38 30,33 28,91
72,51 63,98 74,41
11,85 18,01 10,90
15,64 18,01 14,69
Specifieke ondersteuningsbehoeften voor alle voorzieningen (in %)
a. Heeft uw voorziening (voor dit aspect) behoefte aan (ondersteuning)
6
6
Bijlage 3 / Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie Tabel B3.1 Ondersteuningsbehoeften in sterke mate behoefte aan (in %), tegemoetkoming van deze behoefte (in % ja) en opdracht voor de OSBJ (in % ja) opgesplitst naar (erkennings)categorie
1. 1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Onderzoek effectevaluatie van vernieuwende projecten en werkvormen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ monitoring behoeften van organisaties - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ opsporen niet-bereikte of moeilijk bereikbare groepen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ opsporen van blinde vlekken in aanbod Bijzondere jeugdzorg - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ inventarisatie en bekendmaking van relevant onderzoeksmateriaal - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
30,43 11,59 63,77
0,00 20,00 20,00
36,36 9,09 63,64
17,86 25,00 53,57
37,93 10,34 65,52
13,04 21,74 49,28
20,00 40,00 40,00
9,09 18,18 27,27
3,57 10,71 46,43
13,04 11,59 39,13
20,00 0,00 20,00
9,09 9,09 45,45
42,03 17,39 66,67
40,00 0,00 20,00
39,13 31,88 82,61
20,00 0,00 40,00
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
33,33 13,33 73,33
33,33 11,11 66,67
60,00 20,00 57,78
36,02 15,17 61,14
6,90 13,79 48,28
6,67 6,67 53,33
11,11 33,33 44,44
11,11 28,89 44,44
9,95 20,38 46,45
14,29 17,86 35,71
10,34 20,69 41,38
6,67 20,00 46,67
0,00 22,22 33,33
31,11 17,78 37,78
15,64 15,64 38,86
36,36 27,27 72,73
25,00 14,29 50,00
34,48 10,34 68,97
20,00 13,33 66,67
11,11 22,22 55,56
31,11 17,78 66,67
33,18 16,11 63,51
45,45 18,18 81,82
46,43 25,00 57,14
55,17 17,24 82,76
46,67 26,67 86,67
77,78 55,56 66,67
57,78 22,22 82,22
48,34 26,07 77,73
1.7
1.8
1.9
2. 2.1
2.2
vertaling van nieuwe theoretische inzichten naar de praktijk - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ publicaties van OSBJ rond relevant onderzoeksmateriaal - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ analyses van relevant cijfermateriaal (tendensen, evoluties) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ programmatienormen versus beschikbaar aanbod - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ Methodiekontwikkeling participatie van kinderen (tot 12 jaar) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ participatie van jongeren (vanaf 12 jaar) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
55,07 37,68 66,67
0,00 0,00 40,00
54,55 36,36 45,45
57,14 39,29 71,43
51,72 34,48 79,31
39,13 21,74 82,61
40,00 0,00 40,00
36,36 9,09 81,82
28,57 21,43 67,86
28,99 26,09 69,57
20,00 0,00 20,00
18,18 27,27 72,73
37,68 30,43 42,03
20,00 20,00 40,00
26,09 20,29 46,38
42,03 27,54 56,52
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
46,67 60,00 66,67
44,44 44,44 77,78
33,33 37,78 66,67
47,87 38,39 67,77
41,38 10,34 86,21
33,33 13,33 86,67
55,56 22,22 77,78
51,11 28,89 84,44
40,76 19,91 80,57
21,43 28,57 50,00
41,38 34,48 72,41
46,67 20,00 80,00
33,33 44,44 88,89
40,00 31,11 80,00
32,70 28,44 70,14
27,27 27,27 36,36
28,57 28,57 35,71
27,59 24,14 58,62
33,33 13,33 66,67
22,22 44,44 22,22
20,00 15,56 37,78
29,38 25,12 43,13
0,00 40,00 0,00
0,00 45,45 36,36
46,43 57,14 57,14
48,28 48,28 44,83
13,33 20,00 33,33
55,56 55,56 55,56
8,89 28,89 26,67
26,54 34,12 41,23
0,00 20,00 0,00
0,00 54,55 36,36
42,86 53,57 57,14
48,28 55,17 37,93
33,33 40,00 46,67
55,56 55,56 55,56
37,78 46,67 46,67
38,86 42,18 48,82
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
1.6
Begeleidingstehuis (N=69)
105
2.4
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
39,13 31,88 50,72
0,00 40,00 0,00
0,00 45,45 27,27
57,14 35,71 53,57
44,83 58,62 37,93
26,09 36,23 37,68
0,00 40,00 20,00
0,00 45,45 0,00
28,57 53,57 32,14
33,33 56,52 26,09
0,00 20,00 0,00
18,18 54,55 18,18
26,09 44,93 26,09
20,00 20,00 20,00
14,49 33,33 24,64
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
20,00 40,00 46,67
77,78 66,67 44,44
33,33 35,56 46,67
38,39 39,81 45,50
37,93 62,07 31,03
26,67 26,67 13,33
33,33 33,33 22,22
8,89 33,33 28,89
22,75 41,23 29,38
35,71 67,86 25,00
37,93 62,07 24,14
46,67 60,00 26,67
22,22 66,67 11,11
26,67 48,89 33,33
31,75 56,87 25,59
9,09 45,45 0,00
17,86 35,71 14,29
31,03 48,28 20,69
26,67 26,67 20,00
66,67 77,78 55,56
11,11 28,89 17,78
23,22 40,28 21,33
0,00 40,00 20,00
9,09 45,45 18,18
17,86 35,71 39,29
34,48 37,93 41,38
20,00 40,00 40,00
22,22 33,33 44,44
17,78 44,44 20,00
18,48 37,91 29,38
31,88 21,74 43,48
0,00 0,00 0,00
27,27 36,36 18,18
10,71 10,71 42,86
34,48 31,03 41,38
20,00 20,00 46,67
44,44 66,67 33,33
8,89 22,22 17,78
23,22 23,70 35,07
34,78 17,39 46,38
0,00 20,00 20,00
27,27 36,36 45,45
25,00 21,43 42,86
37,93 24,14 55,17
33,33 20,00 46,67
11,11 22,22 55,56
17,78 24,44 33,33
27,96 21,80 44,08
Bijlage 3
participatie van ouders - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ opvoedingsondersteuning - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ contextueel werken - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ hechting - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ werken met brugfiguren (bv. ervaringsdeskundigen/vertrouwenspersonen/interculturele bemiddelaars) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ werken met steungezinnen/tijdelijke opvanggezinnen/weekendgezinnen/ speelgezinnen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ trajectbegeleiding over sectoren heen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
106
2.3
Begeleidingstehuis (N=69)
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
44,93 23,19 50,72
20,00 20,00 20,00
18,18 27,27 54,55
32,14 25,00 50,00
51,72 34,48 55,17
31,88 26,09 28,99
20,00 20,00 20,00
9,09 18,18 36,36
28,57 39,29 31,14
14,49 43,48 24,64
0,00 20,00 0,00
9,09 27,27 18,18
13,04 17,39 23,19
0,00 0,00 20,00
10,14 27,54 18,84
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
60,00 33,33 46,67
33,33 33,33 55,56
37,78 37,78 51,11
41,23 29,38 50,71
44,83 31,03 34,48
53,33 26,67 33,33
44,44 22,22 44,44
33,33 28,89 31,11
34,12 28,44 31,75
0,00 28,57 3,57
3,45 37,93 17,24
13,33 26,67 13,33
0,00 44,44 11,11
28,89 55,56 40,00
12,80 40,76 21,80
0,00 9,09 9,09
0,00 10,71 3,57
3,45 20,69 17,24
13,33 6,67 13,33
0,00 33,33 22,22
33,33 31,11 48,89
12,80 18,96 23,70
0,00 0,00 0,00
0,00 18,18 0,00
0,00 17,86 7,14
0,00 20,69 17,24
6,67 13,33 13,33
0,00 22,22 22,22
24,44 37,78 42,22
9,00 25,12 20,38
24,64 24,64 34,78
0,00 0,00 0,00
18,18 18,18 36,36
3,57 14,29 10,71
10,34 24,14 27,59
6,67 6,67 26,67
11,11 33,33 11,11
35,56 40,00 37,78
19,43 24,64 28,91
15,94 26,09 13,04
20,00 20,00 20,00
27,27 27,27 9,09
14,29 21,43 7,14
13,79 24,14 24,14
13,33 20,00 13,33
33,33 11,11 22,22
6,67 26,67 20,00
14,69 24,17 15,64
107
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
2.10 netwerkvorming over sectoren heen/ naadloze zorg - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.11 netwerkontwikkeling en -ondersteuning op cliëntniveau - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.12 herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.13 herstelgericht groepsoverleg (hergo/ eigenrechtconferenties/ FGC) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.14 gemeenschapsdienst - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.15 leerprojecten - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.16 diagnose stelling (bv. onderscheid POS-MOF) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
11,59 14,49 26,09
20,00 20,00 20,00
9,09 9,09 9,09
0,00 14,29 14,29
10,34 17,24 20,69
11,59 8,70 14,49
0,00 0,00 0,00
18,18 36,36 9,09
0,00 7,14 3,57
14,49 30,43 14,49
0,00 0,00 0,00
0,00 18,18 0,00
14,49 26,09 11,59
0,00 20,00 0,00
23,19 28,99 26,09
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
13,33 0,00 13,33
22,22 11,11 44,44
22,22 20,00 44,44
12,80 14,69 26,54
3,45 17,24 17,24
6,67 13,33 13,33
33,33 66,67 22,22
6,67 15,56 11,11
8,53 15,17 12,32
7,14 21,43 7,14
17,24 27,59 20,69
26,67 20,00 40,00
33,33 11,11 11,11
13,33 31,11 22,22
14,22 26,07 16,59
9,09 18,18 9,09
7,14 14,29 10,71
10,34 24,14 20,69
0,00 13,33 26,67
11,11 22,22 11,11
4,44 20,00 17,78
9,00 21,33 14,69
0,00 0,00 0,00
18,18 27,27 9,09
21,43 25,00 21,43
27,59 41,38 41,38
26,67 26,67 40,00
11,11 33,33 44,44
11,11 35,56 37,78
19,91 30,81 30,33
27,54 34,78 27,54
0,00 20,00 0,00
9,09 36,36 9,09
14,29 21,43 25,00
27,59 37,93 34,48
20,00 26,67 26,67
11,11 33,33 22,22
35,56 26,67 37,78
24,64 30,81 28,44
49,28 39,13 40,58
0,00 20,00 0,00
36,36 36,36 36,36
21,43 28,57 25,00
13,79 34,48 31,03
13,33 40,00 26,67
11,11 22,22 11,11
33,33 31,11 24,44
31,28 34,12 30,33
108
2.17 eigenkrachtconferenties (hugo/rondetafelgesprekken) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.18 therapeutische pleegzorg - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.19 intakeprocedure (op maat) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.20 onthaal (op maat) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.21 krachtgericht werken (veerkracht/empowerment) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.22 ervaringsgericht werken - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.23 time-out - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
Bijlage 3
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
36,23 37,68 26,09
20,00 20,00 20,00
9,09 36,36 9,09
32,14 53,57 25,00
34,48 51,72 24,14
11,59 37,68 18,84
0,00 20,00 0,00
9,09 36,36 9,09
0,00 7,14 7,14
46,38 59,42 40,58
0,00 20,00 0,00
9,09 45,45 27,27
33,33 30,43 28,99
0,00 40,00 20,00
23,19 30,43 20,29
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
20,00 26,67 33,33
33,33 22,22 11,11
26,67 35,56 17,78
30,33 39,34 22,75
3,45 20,69 27,59
13,33 33,33 26,67
0,00 33,33 11,11
17,78 22,22 24,44
9,48 27,01 18,56
28,57 57,14 42,86
17,24 44,83 31,03
20,00 53,33 26,67
0,00 22,22 11,11
24,44 40,00 26,67
28,44 49,29 32,70
9,09 18,18 27,27
32,14 42,86 32,14
6,90 20,69 17,24
6,67 26,67 13,33
0,00 22,22 22,22
11,11 33,33 22,22
19,43 30,33 24,64
0,00 20,00 20,00
18,18 9,09 27,27
17,86 39,29 32,14
27,59 41,38 31,03
40,00 33,33 20,00
11,11 22,22 11,11
35,56 24,44 24,44
25,59 30,33 24,17
11,59 17,39 18,84
0,00 0,00 0,00
0,00 18,18 9,09
0,00 14,29 14,29
13,79 27,59 27,59
13,33 33,33 20,00
0,00 22,22 22,22
6,67 13,33 22,22
8,06 18,48 19,43
23,19 26,09 24,64
20,00 0,00 20,00
9,09 27,27 27,27
28,57 35,71 35,71
37,93 48,28 37,93
26,67 20,00 40,00
44,44 33,33 33,33
35,56 24,44 37,78
28,91 29,38 32,23
15,94 8,70 26,09
20,00 0,00 20,00
18,18 9,09 27,27
7,14 7,14 17,86
20,69 17,24 37,93
6,67 6,67 26,67
11,11 33,33 22,22
24,44 13,33 44,44
16,59 11,37 30,33
109
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
2.24 ouderbegeleiding - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.25 ontheming - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.26 agressie - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.27 individueel/groepswerking (bv. leefgroepwerking) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.28 non-verbale methodieken - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.29 genderspecifieke methodieken - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.30 leeftijdsspecifieke methodieken - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 2.31 samengaan van MOF/POS - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
3. 3.1
3.2
3.3
4. 4.1
4.2
Specifieke problematieken adoptie - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ seksuele problematiek als pleger - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ seksuele problematiek als slachtoffer - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ Specifieke doelgroepen niet-begeleide buitenlandse minderjarigen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ allochtonen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
21,74 27,54 47,83
0,00 20,00 20,00
9,09 9,09 27,27
0,00 10,71 17,86
3,45 13,79 27,59
5,80 18,84 27,54
0,00 0,00 20,00
9,09 18,18 9,09
0,00 17,86 7,14
14,49 43,48 28,99
0,00 0,00 40,00
27,27 45,45 36,36
37,68 56,52 33,33
0,00 20,00 40,00
21,74 24,64 47,83 21,74 43,48 46,38
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
46,67 60,00 40,00
22,22 33,33 55,56
8,89 17,78 31,11
14,22 22,75 35,55
0,00 24,14 17,24
0,00 13,33 20,00
11,11 44,44 0,00
0,00 8,89 15,56
2,84 17,54 18,01
7,14 39,29 21,43
17,24 55,17 24,14
13,33 26,67 13,33
0,00 44,44 0,00
22,22 26,67 46,67
15,17 38,86 29,38
36,36 54,55 27,27
35,71 50,00 32,14
37,93 58,62 24,14
33,33 33,33 20,00
22,22 55,56 0,00
26,67 44,44 44,44
33,18 50,71 31,75
0,00 0,00 20,00
9,09 18,18 27,27
3,57 3,57 17,86
0,00 13,79 27,59
53,33 33,33 60,00
33,33 44,44 66,67
6,67 13,33 37,78
14,69 18,48 38,86
0,00 0,00 20,00
18,18 54,55 27,27
21,43 42,86 46,43
13,79 51,72 24,14
13,33 53,33 26,67
22,22 44,44 22,22
22,22 44,44 48,89
19,43 45,02 39,81
110
2.32 werken met kinderen/jongeren zonder context hier (niet-begeleide minderjarigen) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
Bijlage 3
4.4
4.5
5. 5.1
5.2
5.3
5.4
personen met (ernstige) drugsproblematiek - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ personen met psychiatrische problematiek - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ gezinnen/jongeren in armoede - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
27,54 59,42 31,88
0,00 20,00 0,00
27,27 36,36 27,27
10,71 50,00 17,86
24,14 65,52 17,24
57,97 34,78 42,03
0,00 40,00 0,00
36,36 45,45 36,36
50,00 53,57 46,43
27,54 28,99 31,88
0,00 20,00 0,00
9,09 27,27 27,27
36,23 28,99 57,97
0,00 20,00 40,00
42,03 36,23 65,22
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
33,33 66,67 26,67
0,00 55,56 0,00
26,67 28,89 35,56
23,22 50,71 26,07
55,17 51,72 31,03
40,00 33,33 26,67
33,33 55,56 22,22
22,22 20,00 33,33
44,08 37,91 36,02
21,43 46,43 39,29
31,03 51,72 31,03
33,33 40,00 26,67
33,33 44,44 33,33
15,56 28,89 40,00
23,70 35,55 33,18
36,36 9,09 63,64
46,43 50,00 57,14
41,38 24,14 62,07
26,67 33,33 73,33
66,67 22,22 77,78
26,67 28,89 62,22
36,02 29,86 61,14
0,00 20,00 20,00
36,36 9,09 63,64
50,00 39,29 67,86
31,03 37,93 72,41
26,67 53,33 73,33
66,67 22,22 88,89
35,56 44,44 77,78
38,86 37,44 69,67
27,54 20,29 63,77
0,00 20,00 40,00
27,27 9,09 54,55
28,57 35,71 50,00
31,03 20,69 72,41
40,00 20,00 80,00
55,56 22,22 77,78
20,00 22,22 62,22
27,96 22,27 63,51
20,29 14,49 56,52
0,00 0,00 20,00
9,09 0,00 54,55
7,14 21,43 39,29
17,24 13,79 58,62
26,67 20,00 66,67
66,67 66,67 66,67
4,44 11,11 48,89
16,11 16,11 53,08
111
Juridische ondersteuning open verslaggeving - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ beroepsgeheim/zwijgplicht - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ bekwaamheid van minderjarigen en ouderlijk gezag - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ positie van pleegouders en andere opvoedingsverantwoordelijken - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
4.3
Begeleidingstehuis (N=69)
5.6
6. 6.1
6.2
6.3
6.4
statuut van voogd van niet-begeleide minderjarigen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ werken met vrijwilligers - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ Organisatie- en sectorniveau positionering sector binnen integrale jeugdhulp - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ positionering van pleegzorg binnen bijzondere jeugdzorg - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ positionering van opvoedingsondersteuning binnen bijzondere jeugdzorg - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ criteria opname en uitsluiting - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
15,94 13,04 47,83
0,00 0,00 20,00
0,00 0,00 45,45
0,00 3,57 28,57
0,00 13,79 37,93
15,94 23,19 46,38
0,00 0,00 20,00
18,18 0,00 36,36
10,71 17,86 28,57
46,38 42,03 53,62
0,00 40,00 40,00
45,45 27,27 36,36
8,70 14,49 33,33
0,00 0,00 20,00
18,84 13,04 43,48 17,39 21,74 36,23
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
26,67 13,33 73,33
33,33 44,44 66,67
4,44 8,89 37,78
9,48 11,37 43,60
3,45 17,24 51,72
13,33 0,00 60,00
22,22 44,44 44,44
8,89 13,33 51,11
11,85 17,06 45,50
60,71 46,43 50,00
58,62 65,52 62,07
53,33 60,00 53,33
66,67 44,44 66,67
35,56 42,22 55,56
47,87 46,45 54,03
0,00 0,00 9,09
0,00 14,29 17,86
3,45 20,69 31,03
0,00 6,67 26,67
55,56 77,78 44,44
4,44 11,11 26,67
6,64 15,64 27,96
0,00 20,00 40,00
9,09 0,00 9,09
21,43 17,86 50,00
41,38 31,03 55,17
6,67 6,67 40,00
22,22 22,22 44,44
11,11 15,56 33,33
18,96 16,11 41,71
20,00 0,00 40,00
9,09 0,00 18,18
10,71 17,86 39,29
24,14 20,69 41,38
6,67 33,33 33,33
0,00 33,33 22,22
11,11 20,00 24,44
14,22 20,38 33,18
112
5.5
Begeleidingstehuis (N=69)
Bijlage 3
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
39,13 42,03 55,07
0,00 0,00 40,00
18,18 18,18 36,36
28,57 42,86 50,00
17,24 24,14 58,62
14,49 21,74 34,78
0,00 0,00 20,00
9,09 0,00 18,18
7,14 35,71 39,29
24,64 31,88 28,99
0,00 40,00 20,00
27,27 0,00 18,18
26,09 59,42 46,38
20,00 60,00 60,00
15,94 24,64 39,13
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
13,33 20,00 53,33
0,00 22,22 11,11
22,22 26,67 37,78
25,59 31,75 47,87
13,79 24,14 44,83
20,00 33,33 53,33
11,11 22,22 33,33
4,44 17,78 37,78
10,90 22,27 37,44
17,86 32,14 32,14
31,03 48,28 34,48
26,67 53,33 40,00
0,00 33,33 11,11
22,22 15,56 48,89
22,75 30,81 33,65
0,00 45,45 18,18
28,57 67,86 42,86
13,79 68,97 41,38
13,33 60,00 60,00
33,33 33,33 66,67
11,11 42,22 51,11
19,43 56,40 46,92
0,00 20,00 20,00
0,00 9,09 18,18
3,57 7,14 21,43
6,90 27,59 34,48
6,67 6,67 40,00
11,11 22,22 44,44
42,22 22,22 60,00
16,59 19,91 39,34
44,93 24,64 66,67
0,00 20,00 40,00
54,55 36,36 63,64
42,86 39,29 64,29
48,28 31,03 65,52
46,67 6,67 66,67
55,56 22,22 88,89
37,78 22,22 55,56
43,60 26,07 63,98
33,33 18,84 57,97
20,00 20,00 40,00
18,18 9,09 36,36
17,86 28,57 46,43
41,38 37,93 68,97
26,67 13,33 66,67
22,22 22,22 66,67
24,44 15,56 35,56
28,44 21,33 52,61
6.5
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
beleidsontwikkeling rond agressie - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.6 beleidsontwikkeling rond diversiteit - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.7 hantering wachtlijsten - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.8 implementatie kwaliteitsdecreet - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.9 implementatie kwaliteitsdecreet voor projecten - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.10 implementatie decreet rechtspositie - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.11 organisatie hulpverlening n.a.v. flexibilisering - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
113
7. 7.1
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
24,64 59,42 28,99
20,00 40,00 20,00
9,09 36,36 9,09
10,71 57,14 32,14
24,14 65,52 41,38
15,94 31,88 14,49
20,00 20,00 20,00
0,00 45,45 9,09
21,43 25,00 21,43
26,09 34,78 36,23
20,00 40,00 20,00
9,09 27,27 27,27
30,43 28,99 28,99
40,00 20,00 40,00
14,49 11,59 49,28
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
26,67 53,33 33,33
11,11 77,78 55,56
24,44 42,22 37,78
21,33 54,98 33,18
6,90 44,83 24,14
26,67 26,67 20,00
11,11 33,33 33,33
15,56 24,44 28,89
15,17 31,28 20,85
28,57 35,71 35,71
34,48 44,83 48,28
33,33 46,67 40,00
11,11 66,67 55,56
31,11 35,56 40,00
27,49 38,39 38,86
9,09 27,27 9,09
39,29 25,00 35,71
44,83 41,38 44,83
40,00 46,67 33,33
22,22 44,44 44,44
40,00 40,00 46,67
35,07 34,12 36,02
0,00 20,00 20,00
18,18 9,09 36,36
7,14 7,14 64,29
13,79 20,69 68,97
0,00 26,67 60,00
33,33 66,67 77,78
11,11 24,44 64,44
12,32 18,48 57,82
13,04 7,25 24,64
0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 27,27
7,14 0,00 21,43
10,34 10,34 34,48
13,33 6,67 40,00
0,00 22,22 11,11
31,11 22,22 37,78
14,22 9,95 28,44
26,09 42,03 55,07
20,00 40,00 60,00
0,00 18,18 0,00
32,14 57,14 50,00
41,38 48,28 41,38
26,67 53,33 46,67
0,00 55,56 55,56
40,00 53,33 68,89
29,38 47,39 52,13
Bijlage 3
Vorming organisatie studiedagen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
114
6.12 communicatie tussen voorzieningen BJB - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.13 communicatie binnen voorzieningen BJB - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.14 communicatie met belendende sectoren - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.15 communicatie met verwijzers - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.16 communicatie met pers en media - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 6.17 capaciteit projecten - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
8. 8.1
8.2
8.3
8.4
8.5
logistieke ondersteuning van studiemomenten (bv. zalen, uitnodigingen, mailinglijsten) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ Overleg/samenwerking ondersteunen van overleg - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ stimuleren van samenwerkingsverbanden - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ procesbegeleiding bij samenwerking - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ internationale samenwerking/ studiereizen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ stimuleren van uitwisseling van vernieuwende inzichten en projecten - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
10,14 24,64 44,93
0,00 0,00 0,00
9,09 0,00 9,09
17,86 21,43 28,57
17,24 27,59 41,38
18,84 30,43 42,03
0,00 20,00 20,00
0,00 9,09 9,09
28,57 39,29 21,43
24,64 23,19 43,48
0,00 20,00 40,00
9,09 18,18 36,36
13,04 13,04 36,23
0,00 20,00 20,00
13,04 5,80 30,43
42,03 14,49 68,12
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
13,33 33,33 40,00
0,00 33,33 33,33
24,44 28,89 46,67
14,69 24,64 38,86
27,59 27,59 41,38
13,33 13,33 53,33
11,11 55,56 44,44
24,44 37,78 48,89
20,38 31,28 39,34
21,43 32,14 35,71
27,59 48,28 48,28
20,00 40,00 46,67
33,33 55,56 55,56
44,44 46,67 62,22
27,49 35,07 47,39
9,09 0,00 45,45
10,71 14,29 35,71
17,24 27,59 37,93
20,00 20,00 53,33
22,22 44,44 33,33
20,00 28,89 51,11
15,17 19,91 40,76
0,00 0,00 0,00
9,09 0,00 27,27
3,57 0,00 32,14
10,34 3,45 41,38
13,33 0,00 26,67
0,00 0,00 55,56
28,89 13,33 51,11
13,74 5,21 36,49
0,00 20,00 40,00
9,09 0,00 63,64
14,29 21,43 50,00
44,83 24,14 62,07
40,00 33,33 60,00
22,22 44,44 55,56
53,33 15,56 80,00
37,44 18,96 65,40
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
7.2
Begeleidingstehuis (N=69)
115
9. 9.1
9.2
9.3
stimuleren van uitwisseling rond specifieke thema’s - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ Registratie/dataverzameling basiscijfers i.v.m. de sector - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ sociale kaart sector - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ ontwikkelen van uniform instrument voor registratie - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
40,58 24,64 68,12
0,00 20,00 40,00
0,00 0,00 63,64
17,86 39,29 53,57
31,03 27,59 65,52
30,43 23,19 59,42
20,00 40,00 20,00
36,36 18,18 63,64
35,71 21,43 57,14
31,88 46,38 43,48
20,00 20,00 20,00
27,27 36,36 36,36
40,58 10,14 59,42
20,00 20,00 40,00
28,99 33,33 82,61
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
33,33 40,00 53,33
11,11 33,33 44,44
44,44 31,11 80,00
32,23 28,44 65,40
34,48 37,93 75,86
46,67 40,00 73,33
0,00 44,44 55,56
37,78 26,67 62,22
33,18 27,96 62,09
17,86 46,43 42,86
20,69 55,17 41,38
6,67 66,67 53,33
0,00 55,56 33,33
28,89 55,56 44,44
24,17 50,24 42,65
18,18 0,00 63,64
50,00 32,14 67,86
41,38 41,38 62,07
60,00 33,33 73,33
0,00 33,33 44,44
55,56 28,89 73,33
43,13 23,70 63,98
0,00 20,00 20,00
18,18 18,18 90,91
10,71 32,14 82,14
10,34 48,28 86,25
13,33 53,33 93,33
11,11 44,44 77,78
17,78 46,67 77,78
18,48 38,86 81,52
31,88 42,03 72,46
20,00 20,00 40,00
27,27 27,27 54,55
7,14 46,43 57,14
27,59 31,03 62,07
33,33 26,67 66,67
33,33 11,11 77,78
13,33 42,22 66,67
23,70 37,44 65,88
24,64 5,80 55,07
40,00 20,00 20,00
27,27 0,00 54,55
7,14 0,00 53,57
17,24 0,00 44,83
26,67 6,67 53,33
0,00 11,11 55,56
17,78 4,44 51,11
19,43 4,27 51,66
Bijlage 3
10. Informatie 10.1 OSBJ-website - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 10.2 algemene nieuwsbrief sector - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 10.3 intranet voor de sector BJB - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
116
8.6
Begeleidingstehuis (N=69)
11. Visieontwikkeling 11.1 sectorale positionering en visievorming - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
33,33 34,78 66,67
20,00 0,00 40,00
18,18 18,18 45,45
17,86 35,71 60,71
20,69 44,83 62,07
50,72 27,54 75,36
20,00 20,00 40,00
36,36 27,27 54,55
53,57 32,14 78,57
15,94 36,23 40,58
20,00 40,00 20,00
36,36 18,18 45,45
57,97 30,43 71,01
60,00 60,00 40,00
26,09 20,29 59,24
33,33 34,78 57,97
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
60,00 40,00 80,00
22,22 44,44 55,56
17,78 51,11 62,22
26,54 38,86 63,03
48,28 24,14 75,86
73,33 40,00 93,33
33,33 22,22 77,78
51,11 40,00 75,56
50,24 30,81 73,36
0,00 35,71 28,57
17,24 20,69 34,48
13,33 20,00 46,67
22,22 55,56 44,44
8,89 37,78 42,22
13,74 33,18 38,86
54,55 36,36 45,45
57,14 42,86 60,71
62,07 31,03 72,41
66,67 40,00 86,67
33,33 33,33 77,78
57,78 44,44 80,00
57,82 36,97 71,09
20,00 20,00 20,00
18,18 9,09 36,36
21,43 14,29 50,00
13,79 31,03 34,48
13,33 53,33 53,33
33,33 44,44 66,67
28,89 26,67 48,89
23,22 25,12 50,24
0,00 20,00 40,00
18,18 27,27 63,64
28,57 42,86 53,57
34,48 41,38 65,52
20,00 40,00 60,00
33,33 67,67 44,44
44,44 42,22 71,11
32,70 39,34 60,66
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
10.4 nieuwsbrief jeugdrecht (i.s.m. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 10.5 juridische helpdesk - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 10.6 verspreiden van vacatures binnen sector - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 10.7 vertaling van nieuwe wetgeving naar de sector (concrete gevolgen) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 10.8 bibliotheekfunctie - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
117
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
34,78 15,94 62,32
20,00 20,00 20,00
18,18 0,00 54,55
25,00 17,86 50,00
41,38 24,14 55,17
18,84 21,74 42,03
0,00 40,00 20,00
9,09 0,00 45,45
14,29 14,29 35,71
8,70 28,64 42,03
0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 54,55
13,04 26,09 43,48
0,00 0,00 0,00
11,59 17,39 44,93
27,54 50,72 49,28
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
13,33 40,00 53,33
66,67 55,56 55,56
31,11 33,33 71,11
32,23 23,70 59,24
20,69 6,90 48,28
13,33 6,67 73,33
22,22 22,22 55,56
24,44 26,67 64,44
18,48 18,01 49,29
0,00 28,57 28,57
6,90 27,59 58,62
6,67 40,00 46,67
11,11 22,22 33,33
40,00 42,22 66,67
13,27 28,44 47,39
0,00 0,00 54,55
0,00 25,00 28,57
6,90 27,59 58,62
6,67 40,00 53,33
11,11 22,22 33,33
37,78 40,00 66,67
14,22 27,96 48,34
0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 45,45
0,00 21,43 21,43
6,90 27,59 55,17
6,67 33,33 53,33
11,11 22,22 33,33
31,11 35,56 60,00
12,32 23,22 45,50
20,00 40,00 20,00
9,09 27,27 36,36
32,14 39,29 53,57
20,69 48,28 51,72
26,67 53,33 53,33
33,33 66,67 44,44
22,22 51,11 48,89
25,12 48,34 48,82
Bijlage 3
12. Beleidssignalering en –beïnvloeding 12.1 deelname werkgroepen beleid - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
118
11.2 (deontologische) positie van de hulpverlener (tussen cliënt en verwijzer) - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 11.3 gezamenlijke visie uitwerken over jongeren over sectoren heen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 11.4 visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren op MOF - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 11.5 visieontwikkeling m.b.t. herstelrechtelijk reageren binnen BJB - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 11.6 sensibilisering betrokken actoren m.b.t. herstelrechtelijk ideeëngoed - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
13. Positieve beeldvorming sector 13.1 imago campagne - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 13.2 omgaan met media en communicatie - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 13.3 positieve resultaten/acties naar buiten brengen - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Gezinstehuis (N=5)
OOOC (N=11)
Dagcentrum (N=28)
Thuisbegeleiding (N= 29)
30,43 56,52 57,97
20,00 20,00 40,00
18,18 27,27 54,55
39,29 42,86 53,57
27,59 44,83 58,62
24,64 40,58 53,62
20,00 20,00 40,00
18,18 18,18 63,64
35,71 32,14 53,57
30,43 24,64 76,81
0,00 0,00 20,00
45,45 18,18 54,55
20,29 13,04 66,67
0,00 0,00 20,00
27,54 15,94 75,36
0,00 0,00 20,00
Begeleid zelfstandig wonen (N=15)
Dienst Pleeggezinnen (N=9)
Project (N=45)
Totaal (N=211)
26,67 66,67 66,67
44,44 55,56 55,56
35,56 57,78 60,00
31,75 51,66 57,82
24,14 34,48 55,17
20,00 60,00 53,33
44,44 44,44 55,56
28,89 37,78 53,33
27,01 37,91 54,03
32,14 21,43 78,57
27,59 17,24 79,31
26,67 46,67 73,33
33,39 33,33 77,78
24,44 24,44 66,67
28,91 24,17 72,51
27,27 18,18 45,45
14,29 7,14 75,00
17,24 13,79 72,41
6,67 33,33 60,00
44,44 55,56 55,56
15,56 20,00 60,00
18,01 17,06 63,98
45,45 18,18 54,55
25,00 10,71 85,71
34,48 3,45 75,86
26,67 20,00 80,00
44,44 44,44 66,67
33,33 20,00 75,56
30,33 15,64 74,41
Specifieke ondersteuningsbehoeften naar erkenningscategorie
12.2 adviesfunctie naar beleid - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ 12.3 opmaken beleidsdossiers - in sterke mate behoefte aan - tegemoetkoming behoefte - opdracht voor de OSBJ
Begeleidingstehuis (N=69)
119
6
Bijlage 4 / Eerste prioritaire behoefte naar erkenningscategorie (in %) Tabel B4.1 Eerste prioritaire behoefte naar erkenningscategorie (in %) Begeleidingstehuis N=69 1.
Onderzoek
2.
Methodiekontwikkeling
3.
Gezinstehuis N=5
OOOC N=11
Dagcentrum N=28
Thuisbegeleiding N=29
Begeleid zelfstandig wonen N=15
Dienst pleeggezinnen N=9
Project N=45
Gehele populatie N=211
4
0
18
7
10
13
11
18
10
20
0
0
21
21
13
22
11
17
Specifieke problematieken
4
20
18
4
3
7
11
2
5
4.
Specifieke doelgroepen
1
0
9
0
0
0
0
7
2
5.
Juridische ondersteuning
9
0
0
14
24
27
22
11
13
6.
Organisatie- en sectorniveau
6
0
9
4
7
7
0
4
5
7.
Vorming
0
20
0
0
0
0
0
9
2
8.
Overleg/samenwerking
1
0
0
7
3
7
0
7
4
4
0
0
4
10
20
0
2
5
16
20
0
7
7
7
0
4
9
11. Visieontwikkeling
0
0
9
4
0
0
0
11
3
12. Beleidssignalering en -beïnvloeding
3
0
0
14
7
0
0
4
5
13. Positieve beeldvorming sector
4
0
9
7
0
0
11
0
3
9.Registratie/dataverzameling 10. Informatie
121
Bijlage 5 / Theoretische samenstelling van de focusgroepen Groep 1: directie 29/9 voormiddag DIRECTIE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
De Wissel Leuven (1) vzw Jeugdtehuis Kinrooi (1) vzw tehuis Sint Carolus Sint-Niklaas (1) Leeuwenwelp Kapellen (2) De Waai Eeklo (3) vzw Elegast Den Dam Antwerpen (4) ’t Veer Oostende (5) De Cocon vzw (6) Pleegzorgdienst Hasselt (7) Oikoten Tildonk (P) De Kerseboom BAAB Brugge (P) GIT De Touter Berchem (P)
Groep 2: begeleiders 29/9 namiddag BEGELEIDERS A 1. 2 3. 4 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
vzw Oranjehuis Heule (1) Centrum De Overstap Antwerpen (1). vzw Levenslust Linter (2) De Grote Robijn Antwerpen (3) Triangel Sint Niklaas (4) Dienst Thuisbegeleiding Leuven/Heverlee (5)° Cocon Vilvoorde (5) Centrum voor ambulante begeleiding Gent (6) TOPart Turnhout (P) De Tussenstap/De Overstap Antwerpen (P) Van Celsthuis GKRB Schoten (P) Binnenstad afd. Maria Gorett GKRB Brugge (P)
Groep 3: begeleiders 6/10 namiddag BEGELEIDERS B 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
De Nieuwe Toren Borsbeek (1) De Wiekslag Alken (1) Jeugdzorg Malpertuus Kampenhout/Buken (1) vzw Onze Kinderen Roeselare (4) De Fitting Harelbeke (4) De Compagnie Schoten (5) Pleegzorgdienst Hasselt (7) vzw Cirkant KRN Turnhout (P) Dienst Ieper/Veurne-Veurne voor Alternatieve Maatregelen (P) Samenwerkingsverband crisishulp aan huis-Vlaanderen Heverlee (P) Albezon Evaringsleren Gent (P) vzw BRB De Pit Brussel-Anderlecht (P)
122
Bijlage 6 / Concrete samenstelling van de focusgroepen11 Groep 1: directie 29/9 voormiddag DIRECTIE 1. 2. 3. 4. 5.
De Wissel Leuven (1)/Luc Deneffe Jeugdtehuis Kinrooi (1)/Anita Rutten Elegast Den Dam Antwerpen (4)/Stefaan Kauwenbergs De Wiekslag Alken (6)/Ivan Nulens Pleegzorgdienst Hasselt (7)/Madie Smeets
Groep 2: begeleiders 29/9 namiddag BEGELEIDERS 1. 2 3. 4. 5 6.
Oranjehuis Heule (1)/Sabine Bourgeois Centrum De Overstap Antwerpen (1)/Tim Gijbels. Cocon Vilvoorde (5)/Bart Libbrecht Centrum voor ambulante begeleiding Gent (6)/Sandrine Lippens Crisishulp aan huis Mechelen (P)/Iris Bellens Binnenstad afd. Maria Goretti GKRB Brugge (P)/Sofie Van Haverbeke
Groep 3: begeleiders 6/10 namiddag BEGELEIDERS/DIRECTIE 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De Nieuwe Toren Borsbeek (1)/Karen Van Kampenhout De Grote Robijn Antwerpen (3)/Katrien Cornelis, coördinator ’t Veer Oostende (5)/Piet Sabbe vzw Cirkant KRN Turnhout (P)/Jo Haest Albezon Ervaringsleren Gent (P)/Henny Coopman GIT De Touter Berchem(P)/Luc D’Affnay, directie
11 Voor het HIVA nemen steeds 2 personen deel: Tine Van Regenmortel (projectleider en moderator) en Katrien Steenssens (wetenschappelijk medewerker en verslagnemer).