BEFORE THEY PASS AWAY De verhalen achter de foto’s HANNELORE VANDENBUSSCHE
KEFF & DESSING PUBLISHING ISM UITGEVERIJ BRANDT
Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Dat telefoontje. Misschien wel het belangrijkste telefoontje dat ik ooit in mijn leven zou krijgen. Mijn humeur was al even zonnig als het deugddoende lenteweertje dat Amsterdam in lichterlaaie zette. Dat is mijn moeder om me te feliciteren met mijn zonet behaalde diploma Fotografie, dacht ik meteen bij mezelf. Het scherm van mijn smartphone toonde echter een onbekend telefoonnummer. ‘Hallo? Met Hannelore.’ De man aan de andere kant van de lijn viel meteen met de deur in huis. Of ik geen zin had in een droombaan? En of ik graag wilde reizen? Hoewel ik tweemaal volmondig bevestigend wilde antwoorden, konden mijn lippen door zijn directheid nog net twee bedeesde ‘ja’s’ produceren. ‘Oké, top! Ik bel je nog wel terug. Doei.’ De man legde neer. Die man zou later de directeur van ons hele Before They Pass Away-project blijken te zijn en mijn leven de komende jaren ingrijpend veranderen. Hoewel vlak na het blitzgesprek tientallen vragen in mijn hersenen pingpong aan het spelen waren, zei mijn onderbuikgevoel dat ik de juiste keuze had gemaakt. Altijd vertrouwen op je intuïtie, die ik - ook nu nog - de beste raadgever vind. ZOEKTOCHT Mijn voornaam heb ik al verraden, net als mijn opleiding. De rest nog niet. Daarom zal ik me even kort voorstellen. Mijn levensteller heeft net de dertig overschreden en mijn paspoort duidt de Belgische nationaliteit aan, hoewel ik me een halve Nederlander voel. Daarnaast ben ik fulltime flapuit, adrenalineverslaafd en vooral een levensgenieter. Ondanks een gelukkige relatie zoek ik even graag de avances van mijn geliefde minnares op: onze aardbol, die ik vanuit alle wereldhoeken beter wil leren kennen. Nog meer dan bovengenoemde opsommingen ben ik een echte globetrotter. Een reismicrobe zit al van jongs af aan in mijn bloed, ondanks het beperkte nomadenbestaan waar ik het eerste deel van mijn leven in opgroeide. Je moet weten dat Frankrijk voor mijn ouders het einde van de wereld was. Ondanks het feit dat hun vakanties in la douce France en hun thuisland België nooit verveelden, werd het vuur in mij aangewakkerd om steeds verder de wijde wereld in te trekken. Dat ik als adoptiekind in Europa verzeild was geraakt en mijn roots aan de andere kant van de Atlantische Oceaan liggen, deed de vlam extra vurig branden. De Minnie Mouse-nachtlamp die de eerste jaren van mijn leven trouw op mijn nachtkastje stond, werd ingeruild voor een verlichte wereldbol waar ik iedere avond, vlak voor het slapengaan, wegdromend naar zat te kijken. Vooral dat rare lange land dat verticaal door Zuid-Amerika liep, leek feller op mijn netvlies te schijnen dan de rest. De onverwoestbare liefde voor Moeder Aarde begon op dat
- 006 -
moment definitief te ontspruiten. Eén ding nam ik me voor: ik zou proberen zoveel mogelijk prachtige plaatsen op onze planeet te bezoeken en iedere kans die ik daartoe kreeg met twee dankbare, grijpgrage handen vastnemen. ONTDEKKEN Jaren streken voorbij. Met tot dusver enkel een pak familiereizen en sneeuwkampen op mijn reisconto ging pas op mijn achttiende verjaardag de echte wereld voor me open. Een kinderwens ging in vervulling. Het bezoeken van het land dat het felst op mijn ronddraaiende atlas schitterde: Chili! Wat popelde ik om mijn afkomst te ontdekken. Waar zette ik voor de eerste keer mijn keel open op deze planeet, wie had mij afgestaan, wanneer ruilde ik het ene continent voor het andere in? Een jaar later begon mijn reisdagboek al aardig dik te worden. Chili, Argentinië en Nepal werden al vlug van mijn nog-te-bezoeken-plekkenlijst geschrapt. India volgde niet veel later, net als Europa, waar ik maandenlang met mijn aftandse Volkswagen van het westen naar het oosten over de wegen scheurde. Heerlijk vrij, genietend van het leven. De lokroep naar avontuur en het onbekende zorgde ervoor dat ik constant op weg was. Net als vele andere adolescenten kon ik niet stilzitten en wilde ik vooral de wereld ontdekken. Een tandenborstel en enkele propere onderbroeken; meer had ik niet nodig om op reis te gaan. Studeren stond synoniem voor tijdverspilling. Met als uitzondering het leren van talen, wat ik dan wel weer een tijdsinvestering waard vond. Frans en Engels had ik al goed onder de knie. Mijn Spaans kon daarentegen wel een pimpbeurt gebruiken. Op de schoolbanken in Barcelona leerde ik naast de liefde voor de Spaanse taal ook de liefde van mijn leven kennen. Binnen haar familie had de reisziekte ook veel slachtoffers gemaakt. Vooral mijn schoonvader bleek een even grote globetrotter als ik en liet me proeven van alle continenten die onze planeet kent, Antarctica incluis. Stukken Afrika, wilde plekken in Azië en ongerept Amerika met als uitschieter Alaska – mijn torenhoge, favoriete bestemming. Meer dan eens voelde ik me als Alice in Wonderland. Een verwende snotaap. Al zeg ik het zelf. YOLO Al van kleins af aan wilde ik fotograaf worden. De wereld laten meekijken door mijn lens was altijd al een passie geweest, de wereld kieken door mijn fotolens een droom. Deel één moest ik nog volop bewerkstelligen en deel twee volgde meteen na het bewuste telefoontje. Al had ik daar toen nog geen flauw benul van.
- 007 -
Een week later stond ik een grote stap dichter bij mijn ultieme wens, al diende ik eerst een sollicitatiegesprek met Jimmy Nelson, het creatieve brein achter het project, te overleven. Ik onderging een echt spervuur van vragen, maar voor ik het goed besefte zat ik een week later naast deze nog wildvreemde kale Engelse meneer in het vliegtuig. Bestemming: onze eerste stam, windrichting: honderd procent avontuur. Het had iets bevreemdends en spannends tegelijkertijd. Deze trip was de beslissende sollicitatieronde en zou bepalen of we samen het project verder konden afwerken. De grote vuurdoop zeg maar. Hoewel ik net afgestudeerd was, maakte ik me - zonder pretentieus te willen klinken - op werkgebied niet te veel zorgen. Veel meer was ik benieuwd hoe ik de primitieve reis- en werkomstandigheden zou overleven. En vooral hoe stammen zouden reageren op deze kleine ‘indringer’. Het verlangen naar het onbekende. Vooral het werken en samenleven met mensen die zich zo anders gedragen dan jezelf, bezorgde me gezonde kriebels in mijn buik. Natuurlijk had ik al een minideeltje van onze planeet gezien en wie al eens door de sloppenwijken in Calcutta heeft rondgedwaald, is iets beter gehard voor cultuurshocks. Maar nu wist ik niet wat me te wachten stond. Positief denken doe ik gelukkig het liefst en bovendien ben ik verzot op nieuwe uitdagingen. ‘You only live once’ is dan ook met voorsprong mijn motto. Een leuze die nog pijnlijk hardnekkiger werd na het plotse overlijden van mijn nog veel te jonge broer. Onbewust gaf hij mij dat ultieme duwtje in de rug om impulsief ‘ja’ te zeggen op dit wilde avontuur. Het leven kan soms abrupt voorbij zijn. Grijp iedere kans die je krijgt.
de plaatselijke reisbureaus, extra research over de landen en stammen, visa regelen of ons van de juiste kleding voorzien. Mijn telefoon sliep nooit. Vaak kleurde mijn rechteroor roodgloeiend. Ook mijn computer draaide eenzame overuren met het klasseren en back-uppen van duizenden fotopareltjes. Na onze eerste gezamenlijke uitstap kreeg ik van Jimmy te horen dat ons huwelijk plots een ménage à trois zou worden. Bram Vis, een al even levenslustige cameraman die het hele Before They Pass Away-gebeuren zou filmen, zou ons team versterken. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. En toen was ons team compleet. Jimmy, Bram en ik, drie vreemden voor elkaar, drie individuen met een totaal verschillende achtergrond vertrokken op een driejarig avontuur naar de meest afgelegen en onbereikbare uithoeken van onze planeet, op zoek naar de laatste inheemse culturen ter wereld. We zouden deze traditionele stammen vast proberen te leggen in al hun glorie, voordat ze voorgoed zouden verdwijnen of opgeslokt zouden worden door onze westerse samenleving.
MÉNAGE À TROIS Maar terug naar ons project. Voor mijn eerste tocht kreeg ik een dikke voldoende, waardoor ik ook de rest van het project mocht meemaken. Mijn taak bestond eruit om Jimmy overal in bij te staan. Een takenpakket dat naarmate de trip vorderde steeds ruimer werd. In eerste instantie was dat het assisteren tijdens de fotoshoots zelf. Het aanbrengen van de juiste lenzen, filmvlakken en camera’s en zorgen dat die even kraakhelder weer in hun omhulsel verdwenen. Ook het speuren naar locaties, studio’s bouwen, attributen zoeken of de meest fotogenieke mensen vinden hoorde daarbij. Alles wat zich naast de schermen afspeelde, verdween op mijn lichtgevoelige plaat. Als een klein Duracell-konijn holde ik vaak over de set. Maar geen minuut, geen milliseconde, deed ik dit met tegenzin. Eenmaal terug naar de Lage Landen bleef ik doorrazen. Hoewel Jimmy de reizen telkens weer tot in de puntjes voorbereidde, regelde ik alle praktische andere zaken. Contact met
- 008 -
- 009 -
van Moskou Rusland Tsaatan 46°.0000’ N, 105°.0000’ E
Hovsgol meer
Kazachstan
Moron Kazakh Ulaanbataar Altai gebergte
Hovd Gobi-Altai gebergte
Tsaatan
Azie Kazakh
Wanneer
Maart 2011
Totale reistijd Tijdzone
18 dagen GMT + 8 uur
Transport
Busje Gemiddelde temperatuur
-18°C rrrrr!!! Br r r
Wie vandaag het vredige Mongolie bezoekt, zou nooit durven denken dat het land ooit de grootste en wreedste krijgsheer uit de wereldgeschiedenis heeft voortgebracht.
Nog voor Bram en ik deel uitmaakten van het Before They Pass Away-project, was Jimmy al naar Mongolië afgereisd om foto’s te nemen. Omdat hij het gevoel had dat het land nog zoveel meer te vertellen had en hij bij lange na niet alle schoonheid ervan had gezien, besloot hij om samen met ons terug te gaan. Een keuze die ik alleen maar kon toejuichen, want met deze geplande trip ging een van mijn grootste dromen in vervulling. Ik kon niet wachten om te vertrekken. Wie vandaag de dag het vredige Mongolië bezoekt, zou niet verwachten dat het land ooit de grootste en wreedste krijgsheer uit de wereldgeschiedenis voortbracht: Dzjengis Khan. Zijn expansiedrang ging gepaard met gruwelijke slachtpartijen waarbij miljoenen mensen het leven lieten. Onder zijn bewind werden diverse nomadenvolkeren verenigd tot een grote natie: de Mongolen. Dzjengis Khan stichtte een van de grootste imperiums die ooit in de geschiedenisboeken zouden staan. In tegenstelling tot deze ‘Universele Heerser’ kan het land zelf wél op mijn sympathie rekenen. Door zijn bewogen verleden ademt het land één brok geschiedenis uit. Bovendien is het door talrijke bossen, bergen, gletsjers, meren en oneindige steppes een wildwaterpark voor globetrotters. Dat kleine wilde paarden hier nog puur en ongestoord in het wild rondlopen, deed mijn verlangens naar het land alleen maar verder toenemen. BATTERIJEN Twee stammen stonden op ons programma: de Tsaatan en de Kazakh, die in twee heel diverse regio’s leven. Bayan-Olgii, de meest westelijk gelegen van de eenentwintig provincies van Mongolië, is de leefomgeving van de Kazakken. Door hun taal en cultuur afkomstig uit Kazachstan beschikken ze over een eigen identiteit die erg afwijkt van de andere Mongoliërs die we zouden fotograferen. De Tsaatan of Dukha wonen aan de oevers van
Tsaatan dragen vilten laarsjes om zich te beschermen tegen de extreme kou.
het Hovsgolmeer, dat met een oppervlakte van meer dan honderdvijfentwintig vierkante kilometer een van de grootste en tevens helderste zoetwatermeren op de planeet is. Niet alleen de geografische diversiteit, maar ook de extreme temperatuurschommelingen beloofden onze Mongoolse trip opnieuw heftig te maken. Ons te pletter zweten gingen we in ieder geval niet doen, want met voorspelde temperaturen van minus vijfentwintig graden Celsius beloofde de reis extreem bar te worden. Een goede uitrusting is noodzakelijk, peperde Jimmy ons voor vertrek nog eens extra in. Niet alleen was goede kledij van levensbelang, ook onze apparatuur diende vanwege de extreme temperaturen extra goed beschermd te worden. De
- 118 -
hamvraag was hoe onze batterijen en überhaupt onze camera’s gingen reageren tijdens deze expeditie. Platte batterijen zouden een extra groot vervelend probleem kunnen worden in zo’n afgelegen gebied als Mongolië. Om onnodige risico’s te vermijden, besloten we om onze batterijvoorraad simpelweg te verdubbelen. Ook een allerlaatste redmiddel, een tussenstuk waarmee we onze batterijen al rijdend konden opladen, vloog mee in de koffer. CAMERAPROMOTIE Toen we alle technische zaken van onze voorbereiding aan het doornemen waren, kwam Bram met pijn in het hart vertellen dat hij de eerste week van de trip wegens familiale redenen niet
kon meemaken. Meteen dubbele miserie: niet alleen waren we zo een talentvolle cameraman armer, ook kreeg ik de opdracht om zijn taken zo goed mogelijk over te nemen. Door mijn kleine gestalte zag ik mezelf alleen maar beelden uit kikkerperspectief schieten of volop klungelend de camera op een veel te hoog statief plaatsen. Als dat maar goed afliep. Gelukkig had ik tijdens de vorige reizen goed opgelet hoe Bram er telkens opnieuw in slaagde om via een lange montage aan filmbeelden een pakkend verhaal te vertellen. Met de nodige dosis lef en een goede portie fantasie zou me dit moeten lukken, pompte ik mezelf extra moed in. Omdat het enorme gewicht van Brams 5D-camera met bijbehorende lenzen
- 119 -
lachen leek het net alsof er een lachband werd afgespeeld. Het was een tof vooruitzicht om, voor het eerst, een vrouw als gids te hebben. Dat Otgoo even oud was als ik, vloeiend Spaans sprak en een tikkeltje ondeugend overkwam door haar pretoogjes en haar directheid, zorgde ervoor dat we meteen een klik hadden. We kenden elkaar nog maar vijf minuten of we leken al de beste maatjes te zijn. Het beloofde alvast enkele boeiende weken te worden. In de lobby van het hotel stond Otgoo ons de volgende morgen al vroeg op te wachten. Het geplande vertrek naar onze stammen werd met een dag uitgesteld, vanwege de Russische luchtvaartmaatschappij die onze bagage in Moskou was kwijtgespeeld. Skibroeken, fleecetruien, laarzen, dikke donzen jassen, thermisch ondergoed en warme slaapzakken; al onze broodnodige, spiksplinternieuwe kledij waren ze kwijtgeraakt. Voorlopig moesten we het stellen met slecht Chinees materieel en enkele tweedehandsspullen. Eventjes shoppen was dus geen overbodige luxe, ook al beweerde de vliegmaatschappij dat we binnen een week onze uitrustingen zouden terugzien. Maar zo veel tijd hadden we helaas niet. het Jimmy en mij ontzettend moeilijk beloofde te maken, besloten we om alles te filmen met een kleine camcorder. Al voor Bram moest afzeggen was Jimmy van plan me een kleine videocamera in de hand te duwen. Het toestel moest naast de geplande stiltebeelden van Bram de nodige vlotte reality-filmbeelden opleveren. Een combinatie die perfect zou werken. Door Bram zijn afwezigheid werd geopteerd om alles in de dynamische stijl te filmen met onze kleine handheld. Met mijn cameraontmaagding in het verschiet en het gloednieuwe speeltje op mijn schoot, vertrokken Jimmy en ik richting Mongolië. Met drie miljoen inwoners op anderhalf miljoen vierkante
kilometer het dunst bevolkte land van deze planeet. Bovendien leeft het merendeel van de bevolking nog steeds als nomade in de ongerepte, ruige natuur. Na een vlucht van meer dan vijftien uur kwamen we aan op de internationale luchthaven van de hoofdstad Ulaanbaatar, waar een volslanke bloedmooie vrouw ons stond op te wachten. Telkens wanneer ik haar volledige naam probeerde uit te spreken, dreigde mijn tong in een dubbele knoop te slaan. Gelukkig mochten we onze gids Otgonjargal Dashkhuu simpelweg als Otgoo aanspreken. Otgoo is een zelfverzekerde Mongoolse vrouw die bruist van de energie en over een prachtige aanstekelijke lach beschikt. Wanneer ze begon te
- 120 -
UGLI Na onze inkopen ontmoetten we onze Mongoolse chauffeur Ugli. Hoewel zijn naam net andersom deed vermoeden, mocht hij er best wel wezen. Ugli zou ons niet vervoeren naar het wonderbaarlijke Hovsgolmeer, maar zou pas een week later in het stadje Khovd onze taxi zijn. Daar, in het westen van het land, was een fotoshoot met de Kazakh gepland, waar Ugli ons beloofde te zullen opwachten. Dat betekende dat hij een week lang door het wegenloze, ruige landschap moest rijden om van daaruit onze trouwe chauffeur te spelen. Niet erg logisch, maar hij stond erop om ons nu al eens te begroeten. Wat een beleefdheid! Mongolië ligt er zo goed als wegenloos bij. Asfalt is iets wat ze hier gewoonweg niet kennen.
Zelfs in de hoofdstad liggen de vele aardeweggetjes bezaaid met gigantische putten, waardoor het een kunst is om geen lekke band te krijgen. De martelgang van een week lang in de auto door elkaar geklutst te worden werd ons gelukkig bespaard. Een korte vliegtuigtrip bespaarde ons naast een portie ellende ook veel tijd. Bovendien kan je in de stad Khovd geen auto huren om rond te toeren, waardoor mijn nieuwsgierigheid naar deze desolate plek alleen maar verder werd aangewakkerd. Hoe blij mijn darmen ook waren, toch vond ik het ergens wel jammer om zo’n avontuurlijke rit te moeten missen. De volgende dag vlogen we met zijn drieën naar Moron, pal in het uiterste noorden, midden in niemandsland. Met één stap buiten onze vliegtuigdeur voelde ik hoe nietsontziend de kou zich in mijn lichaam beet. De snedige wind die in mijn gezicht beukte deed de gevoelstemperatuur nog verder naar beneden zakken. Nu pas besefte ik hoe Ötzi zich moet hebben gevoeld vlak voor hij veranderde in een ijsmummie. Man, wat was het hier koud. Tijd om even te bekomen werd ons niet gegund toen Otgoo ons kordaat in een geparkeerd busje duwde. In de verte broeide een storm, die ze tijdens onze autorit wilde vermijden. Na drie uur rijden kwamen we aan in Hatgal, waar we in het huis van onze lokale gids Chinbat de nacht zouden doorbrengen. Chinbat is een typisch Mongoolse man. Hoge jukbeenderen en een koddige bolle snoet. De houten woning waar hij samen met zijn vrouw en kindjes in verblijft, dateert nog uit de communistische periode waarin de Sovjets over het gebied regeerden. Inheemse stammen en nomaden werden toentertijd gedwongen om in gevestigde dorpen te wonen en te werken. Vee werd hen afgenomen en beschouwd als staatseigendom. Toen Mongolië er begin jaren ’90 in slaagde om via de Fluwelen Revolutie meer autonomie af te dwingen en zo het communistische
- 121 -
juk van zich af te werpen, veranderde hun situatie drastisch. De hoop kwam terug, vee werd opnieuw geprivatiseerd en de nomaden zochten opnieuw massaal het leven op de toendra op. Maar in tegenstelling tot vele lotgenoten besloot Chinbat om in het dorp te blijven en bij te klussen als gids. Chinbats huisje bestond slechts uit een keuken en grote woonruimte. De vele tapijten die aan de muur hingen en de vloer bedekten, toverden de plek om tot een knusse boel. De gezellige woonruimte deed meteen ook dienst als ons slaapvertrek. Ondertussen had Olga, onze kokkin, zich bij ons gevoegd. Ze zou ons tijdens de rest van de trip met haar kookkunsten imponeren. Opnieuw was ik aangenaam verrast met een extra vrouw in onze groep. Het was leuk om te zien hoe ons mannenbastion voor een keer werd veroverd door vrouwelijk schoon. Een verfrissende afwisseling. Olga liet er geen gras over groeien en begon meteen haar talenten in de keuken te benutten. In een mum van tijd slaagde ze erin om een perfecte maaltijd voor ons en de familie te bereiden. Alvorens we ons op de tapijten tussen de familie neervlijden, spoelden we samen met onze nieuwe Mongoolse vrienden de dag door met enkele glazen wodka. En hun heilig water deed wonderen, want niet veel later lag ik al tegen het canvas te pitten… VILTEN TENTJES Na een veel te korte koude nacht, stond vandaag een bezoek aan een Tsaatanfamilie op het plan. Doordat Tsaatannomaden constant op zoek zijn naar eetbare grond voor hun vee, verplaatsen ze zich algauw een tiental keer per jaar. Honkvast kun je ze dus echt niet noemen. De vraag was niet eens wannéér we hen zouden vinden maar vooral óf we hen daadwerkelijk zouden tegenkomen. Hoewel ik me niet van de indruk kon ontdoen dat geluk de belangrijkste factor in onze speurtocht zou worden, had Chinbat er alle vertrouwen in. Niemand die beter het gebied kende dan hijzelf,
- 122 -
ronde tenten. Tsaatan leven in tent met een Het is een vilten rkje en twee houten lattenwe nt omhooghoudt. stokken die de te n voordeurtje en De tent heeft ee opening in het er is een ronde dak. De ger is midden van het kan daardoor relatief licht en en vervoerd. gemakkelijk word
verzekerde hij me. Jimmy had al eens eerder Dukhans gefotografeerd en ook nu had hij slechts één groot doel voor ogen: de inheemse stam op hun bruine, wollige kamelen op het bevroren Hovsgolmeer fotograferen. We gingen ijverig verder met onze zoektocht naar dit ultieme streven. Dame Fortuna was ons gunstig gezind, want nauwelijks enkele uren later botsten we in een sparrenbos op een Dukhansfamilie. Tussen de bomen en in een besneeuwd landschap viel hun ger of ovaalvormige tent haast niet op. Ik voelde me net Roodkapje die ’s winters een bezoek bracht aan haar grootmoeder. Ondanks de dominerende witte kleur van de sneeuw zag de setting er fabelachtig uit. Een schotelantenne en een vette 250cc buikschuiver stonden netjes voor de tentingang geparkeerd. Druk gesticulerend nodigde de vrouw des huizes ons al in de verte uit voor een traditionele Suutei Tsai, een kopje warme gezouten thee met veel melk. Bij het binnenkomen viel me vooral op hoe prachtig en functioneel hun vilten tent eruitzag. Prachtig geweven tapijten kleurden de wanden en vloeren, terwijl mooi geschilderde kastjes en houten bedden het meubilair voorstelden. Rood domineerde de ruimte. Midden in de hut stond een klein houten kacheltje dat de boel verwarmde, waarnaast drie lammetjes lagen die net een papflesje hadden gekregen. De hut straalde een en al vrede en sereniteit uit. Een fabelachtig tafereel dat smeekte om op foto vastgelegd te worden. Helaas wilde de familie liever niet gefotografeerd worden. Een keuze die ik met pijn in het hart respecteerde. KAMELEN Net toen ik de bodem van ons theekopje zag, wipte een vriend des huizes binnen. Dolenthousiast vroeg hij ons om hem op camera vast te leggen. De omgekeerde wereld. Mijn tristesse ruimde meteen plaats voor een euforisch gevoel. Eenmaal buiten zagen we hoe de jongeman zeven kamelen had
- 123 -
meegebracht. Konden we het nog beter treffen, vroeg ik mezelf af. Jimmy maakte van de gelegenheid gebruik om hem zijn plannen uit te leggen: foto’s trekken van Dukhans en hun kamelen op het bevroren Hovsgolmeer. Net toen ik dacht dat onze vriend zijn enthousiasme een hoogtepunt had bereikt, reageerde hij nog uitgelatener. Hij had een prachtig idee, bleef hij onophoudelijk herhalen. Chinbat wist een leegstaande ger bij het meer te staan waar we met z’n allen konden logeren. Onze levendige kamelenman dreef zijn kudde viervoeters bij elkaar en zou ons straks vergezellen. Ik vond het prachtig hoe we al op de eerste dag ons geknipte model hadden gevonden. Toen we eenmaal met ons team bij het meer aankwamen zagen we in de verte onze leegstaande ger. Omdat er ons nog enkele uren restten alvorens de duisternis begon te vallen, besloten we om nog vlug wat locaties te scouten. Lang hoefden we niet rond te turen want op nauwelijks dertig meter van onze tent bevond zich het perfecte decor dat Jimmy voor ogen had: een vlakte met bevroren water omgeven door hoge, half besneeuwde heuvels. De dikte van het ijs zorgde ervoor dat iedereen het meer gebruikte als een doordeweekse snelweg. Auto’s, brommers, vrachtwagens, paarden en sleeën. Alle mogelijke transportvormen zoefden, of beter gezegd gleden, hier voorbij. Zelfs Ireen Wüst en Sven Kramer waren op deze levensgrote ijspiste voeten te kort gekomen. Prachtig hoe mooi en divers ijs eigenlijk kan zijn… Een kleine kilometer verderop ontmoetten we een andere Tsaatan-familie. Het gezinshoofd dat ons tegemoet kwam, lachte hartelijk op onze vraag of we zijn familie mochten fotograferen. In een mum van tijd had hij enkele van zijn beste vrienden opgetrommeld die samen met zijn gezin wilden poseren. Al onze mensen in één dag opgetrommeld. Hoe bijzonder snel was dat?
VUURWATER Ondertussen was bij de ger of yurt ook onze kamelenvriend samen met zijn tien langbenige volgelingen aangekomen. Net op tijd voor het stevige avondmaal dat Olga had bereid. Ondertussen was de avond gevallen en werd opnieuw met wodka geproost. Veel vuurwater werd er niet gedronken, want de volgende ochtend was het voor ons al bijzonder vroeg dag. Het kleine houtkacheltje slaagde erin om onze yurt heerlijk te verwarmen. De vele (wand)tapijten hielpen mee de koude van buiten te verdrijven. De mannen waren zo elegant om de enige twee bedden aan ons vrouwen af te staan en zelf op de grond te pitten. Een lieflijke geste waarvan Otgoo, Olga en ik graag gebruikmaakten. Al snel vertoefden we in dromenland, maar toen het kacheltje langzaamaan uitdoofde, maakte de prangende kou ons opnieuw wakker. Even geniepig als een genadeloze sluipmoordenaar drong de kou onze tent binnen. Wat miste ik plotseling mijn donzen slaapzak en warme kledij die nog ergens bij de Russische vliegtuigmaatschappij lagen te verkommeren. Opvallend was dat niet alleen ik als een halve epilepsiepatiënt lag te beven; ook Otgoo en Olga, die nochtans in deze contreien waren opgegroeid, lagen als twee bezetenen in hun bed te bibberen. De kou zorgde voor een verschrikkelijke pijn aan mijn botten. Bovendien lukte het me maar niet om mijn spastische bewegingen onder controle te houden. Wat een vreemde, enge ervaring was dat. Net toen ik op het punt stond om Jimmy wakker te maken, vroeg Otgoo wanhopig of ze mij mocht vasthouden om zo wat op te warmen. Jezus, wat was ik blij met haar vraag. Tranen sprongen me in de ogen van geluk. Al lang worstelde ik met hetzelfde idee, maar ik durfde het haar niet te vragen. Olga, die in het andere bed lag, werd door Otgoo gemaand om ons te vergezellen. En daar lagen we dan, met ons drietjes lepeltje-lepeltje tegen elkaar
- 126 -
- 127 -
geperst. Hun lichaamswarmte deed wonderen en al na enkele minuten voelde ik mezelf opwarmen. Net op tijd of ik had naast onze makker Ötzi kunnen gaan liggen. Op zulke momenten leer je al vlug je trots opzijzetten. De mannen leek de koude niet te deren. Onder een dikke dierenhuid bleven ze onverstoorbaar verder snurken. Dat een velletje van deze rendierhuiden je leven kan redden werd bij dezen meteen bewezen. De volgende keer smijt ik er een stuk of tien boven op ons bed. Na alweer een slapeloze nacht stonden we ‘s morgens om vijf uur op. De kachel werd opnieuw aangestoken, waardoor de temperatuur in een mum van tijd weer naar boven klom. De heerlijke dampende thee was een geschenk uit de hemel en
deed mijn hele lichaam meteen ontdooien. Deze situatie deed me inzien hoe vanzelfsprekend we soms allemaal ons luxeleventje in ons thuisland vinden. Een simpel vuurtje en een warme kop thee, meer was er voor mij hier niet nodig om me de gelukkigste mens op aarde te maken. Plots leer je opnieuw wat dankbaarheid is en apprecieer je de kleine dingen des levens. Na dit deugddoend staaltje van eenvoudig geluk was het tijd om met onze voorbereidingen voor de fotoshoot te beginnen. Fototoestellen werden bovengehaald en ook mijn handycamera had ik in de aanslag, terwijl de Tsaatan hun kamelen bij elkaar dreven. Met volle moed konden we eindelijk aan onze shoot beginnen. Eenmaal buiten onze tent sneed de kou opnieuw bikkelhard in ons lichaam.
- 128 -
Man, wat was dit afzien. Gelukkig lag het meer op nauwelijks enkele meters afstand. KIP Uiterst traag en behoedzaam zette ik mijn eerste minipasjes op het bevroren meer dat net aanvoelde als een zachte ijspiste. Toen ik na ettelijke meters het ijs onder mijn voeten hoorde kraken en het bevroren water het ieder moment leek te begeven, begon ik op het ijs rond te huppelen als een kip zonder kop. Een instinctieve handeling om toch maar niet in het koude sop te belanden. Otgoo en Chinbat lachten me zonder enige gêne uit in mijn gezicht. Zelfs een uit de kluiten gewassen huppelende sumoworstelaar zou hier nog niet doorheen zakken, probeerden ze me te kalmeren.
De ijsdikte bedraagt hier altijd tussen de vijf à tien meter. Er kon me duidelijk niks gebeuren, al had ik even de tijd nodig om dit te beseffen. Vanaf het moment dat ik opnieuw gekalmeerd was, begonnen Jimmy en ik druk te fotograferen. Voor één keer stonden we letterlijk op een adembenemend decor. Het opkomende zonlicht streelde het gezicht van de Tsaatan en hun kamelen. Het tafereel was zo pakkend, dat we besloten om de volgende morgen en avond ook naar hier terug te keren. Overdag schoten we portretten in onze geïmproviseerde studio, waar een wit laken zorgde voor de nodige reflectie en een donkere slaapzak dienst deed als achtergrond. Via een reflectiescherm was het mogelijk om het sprankeltje
- 129 -
perfecte licht dat via de schoorsteenopening van de tent binnenviel, te projecteren op de gezichten. De tent mocht dan bijzonder krap ogen, erin werken was ondanks de beperkte ruimte een verademing. De Tsaatan waren een en al zen. Met voorsprong waren zij het rustigste volk dat we ooit gefotografeerd hadden. STRESS Niet alleen was ik overdonderd door de rust die ze uitstraalden, ook hun lieve, ingetogen karakters deden iedere ijsklomp ontdooien. Ondanks de barre omstandigheden waarin ze moeten overleven, was dit volkje volledig rein met zichzelf. De rust die ze uitstraalden werkte besmettelijk. Het viel me op dat niet alleen ik, maar ook Jimmy hier bijzonder relaxed aan het fotograferen was. Meestal legt Jimmy veel druk op zichzelf om het allerbeste uit zijn foto’s te halen. En ook de zoektocht naar een stam en hoe deze perfect in beeld te brengen, bracht voor hem ongetwijfeld een karrenvracht aan stress mee. Bovendien was het niet altijd mogelijk om alles te plannen vanuit Nederland, waardoor je vaak op het onbekende bent aangewezen. Gelukkig konden de werkomstandigheden tot dusverre niet beter verlopen. Dat Jimmy hier voor de tweede keer was, deed hem misschien onbewust ook meer glimlachen. Maar ik verdacht hem ervan dat hij stiekem al wist dat deze trip een toppertje ging worden… Het enige kleine minpunt was dat ik niet meer van dit magistrale volk heb gezien. Doordat we in een eigen tent sliepen, kwamen de Tsaatan bij ons op bezoek terwijl het leuker was om bij hen langs te gaan en hun oude levenswijze te ontdekken waarin hun vee, rendieren en kamelen een centrale plaats hebben. Door hun woelige geschiedenis en de huidige
situatie waarmee het land wordt geconfronteerd, zie je dat het volk nog steeds lijdt. Eeuwenlang moeten ze al zien te overleven en ook nu ziet hun situatie er niet altijd even rooskleurig uit. Hoewel de val van het communisme ervoor zorgde dat ze de onderdrukking door de Sovjets konden inruilen voor een nomadenbestaan, blijft hun voortbestaan nog steeds aan een zijden draadje hangen. Handel, houthakkers, jagers en vooral toerisme vormen nu de grootste bedreigingen voor de Tsaatan. Na 1991 werd het land plots een speeltuin voor buitenlandse reisbureaus. Door de vele toeristen die met hen op de foto wilden verdienden de inheemse volkeren extra geld. Met deze spaarcenten verkoos vooral de jongere generatie voor een toekomst in de hoofdstad. Hoewel ik hun intenties wel kon begrijpen, vond ik het erg spijtig dat door onze nieuwsgierigheid de stammen stilaan verdwijnen. Maar niet alleen toeristen, ook ontginningsbedrijven zagen in Mongolië plots het Beloofde Land. Met goud, koper en olie is de aardbodem hier rijk aan natuurlijke materialen wat vooral de Chinezen niet is ontgaan. De Mongoolse zuiderburen kwamen we bijna overal ter wereld tegen. Of we nu in Nepal, Nieuw-Guinea, Kenia of Namibië zaten, overal zagen we hoe de Chinezen van de natuurlijke grondstoffen profiteerden. Wegen bouwen, hout hakken, zeeën leegvissen… Verschrikkelijk. Hun geldzucht kent geen grenzen. Hoewel de Dukhans vroeger talrijk waren, bestaan ze nu nog uit hooguit een veertigtal families. Ik hoop echt dat deze negatieve tendens van de laatste overlevende rendierhouders van Mongolië vlug wordt omgebogen.
- 130 -