ARMOEDEBELEID
Onderzoek naar het ARMOEDEBELEID in Heerenveen REKENKAMERCOMMISSIE HEERENVEEN
Colofon Rekenkamercommissie Heerenveen De rekenkamercommissie van Heerenveen bestaat uit twee raadsleden en drie externe leden en wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. De taak van de rekenkamercommissie is het toetsen van het door de gemeente gevoerde bestuur op de onderdelen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid. Hiertoe voert de rekenkamercommissie onderzoek uit. Het doel van deze onderzoeken is om inzicht te bieden in de prestaties van de gemeente als geheel en waar mogelijk het formuleren van aanbevelingen voor de toekomst. Personele samenstelling: De heer drs. P.L. Polhuis MA, voorzitter De heer drs. A.J. Meindertsma, extern lid De heer ir. H.E. Zonderland, extern lid Mevrouw dr. J.M. van Leeuwen, raadslid Heerenveen De heer F. de Wit, raadslid Heerenveen De heer J.H. de Jong, secretaris, extern De rekenkamercommissie vergadert veelal gelijktijdig met die van Lemsterland, Skarsterlân en Opsterland. Deze gemeenten hebben de volgende leden benoemd: H. de Jong, raadslid Lemsterland Drs. W. Hoekstra, raadslid Skarsterlân Voorts zijn de heren ir. H.E. Zonderland en ing. F. Nieuwenhuis externe leden van de rekenkamercommissie van Opsterland. Contact De secretaris werkt vanuit het gemeentehuis van de gemeente Lemsterland. Postbus 2 8530 AA Lemmer
[email protected]
INHOUD
VOORWOORD.................................................................................................................... 1 1. INLEIDING,VRAAGSTELLING EN AANPAK ........................................................ 2 1.1 Vraagstelling.............................................................................................................. 2 1.2. Over wie gaat het armoedebeleid in Heerenveen ..................................... 2 1.3 Abakening en onderzoeksmethoden ............................................. 3 2. BEVINDINGEN EN ANALYSE................................................................................... 4 2.1 Context gemeentelijk armoedebeleid .............................................................. 4 2.2 Doelstelling armoedebeleid en regelingen inkomensondersteuning .... 6 2.3 Doelgroepen binnen het armoedebeleid....................................................... 12 2.4 Uitvoeringspraktijk van het armoedebeleid ................................................ 13 2.5 Inkomenseffecten armoedebeleid ................................................................... 20 3. VERGELIJKING .......................................................................................................... 22 3.1Beleid in Heerenveen en Leeuwarden .......................................... 22 3.2 Bereik regelingen................................................................................................... 24 3.3 Apparaatskosten .................................................................................................... 25 3.4 Bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag ............................................ 26 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................................... 28 4.1 Conclusies................................................................................................................. 28 4.2 Aanbevelingen ........................................................................................................ 30 5. BESTUURLIJKE REACTIE EN NAWOORD ......................................................... 32 bijlage I Normenkader................................................................................................. 35 bijlage II Geinterviewde personen.......................................................................... 37 bijlage III Bestudeerde stukken .............................................................................. 37 bijlage IV Wettelijk kader........................................................................................... 38 bijlage V Minimum normbedragen.......................................................................... 43 Bijlage VI Deelvragen onderzoek…...……………………………………..……….45
VOORWOORD Het gemeentelijk armoedebeleid is een beleidsterrein dat vaak op de brede belangstelling van de gemeenteraad kan rekenen. Het is bij uitstek een terrein waarop de gemeente, als bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, haar sociale gezicht kan laten zien. Het beleidsterrein staat echter onder druk. Enerzijds dreigt de doelgroep als gevolg van de aanhoudende internationale financiële, economische en landencrisis steeds meer toe te nemen en anderzijds hebben gemeenten te maken met bezuinigingen, mede omdat op rijksniveau wordt aangekondigd dat er stevig gesnoeid zal worden in regelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zoals de reintegratiebudgetten of de sociale werkvoorziening. De veelgehoorde klacht is dat sommige burgers door verschillende bezuinigingsmaatregelen tegelijk getroffen worden. Om te voorkomen dat de opeenstapeling van (aangekondigde) maatregelen deze groep onevenredig treft, komt het armoedebeleid van de gemeente dan prominent in beeld. Al snel rijst dan de vraag naar de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van gemeentelijk armoedebeleid. In dit spanningveld, zo is ons gebleken kan de politieke discussie op scherp komen te staan. Het proces dat aan dit onderzoek vooraf ging is hier een voorbeeld van. We noemen in dit verband de soms emotionele gesprekken met de raadscommissie om tot een probleemstelling van het onderzoek te komen. Mede op aangeven van een door de gemeenteraad aangenomen motie (d.d. 13 december 2010) heeft de Rekenkamercommissie van Heerenveen besloten tot een onderzoek naar het armoedebeleid. Parallel aan de uitvoering van dit onderzoek vond een vergelijkbaar onderzoek plaats door de Rekenkamer van Leeuwarden. Het veldwerk voor beide onderzoeken is uitgevoerd door dhr. L.T. Schudde, mevr. mr. N. Woestenburg, onderzoekers van Pro Facto, bureau voor praktijkgericht bestuurskundig en juridisch onderzoek te Groningen in samenwerking met dhr. drs. T. G. van der Zee, onderzoeker van Byond. Gaarne spreek ik mijn dank uit aan de onderzoekers en aan alle anderen die meegewerkt hebben aan het onderzoek. Na het veldonderzoek is het feitenrelaas voor een volledigheids- en juistheidscheck aangeboden aan de geïnterviewden. Het volledige rapport met conclusies en aanbevelingen is voorgelegd aan het College van Burgemeester en Wethouders. Hun reactie en ons Nawoord treft u aan in hoofdstuk 5. In 2010 maakten ruim 1500 huishoudens gebruik van de diverse gemeentelijke regelingen in het kader van het armoedebeleid. Niet bekend is hoe groot de groep is die recht heeft op een aanvullende voorziening. Wel is bekend dat het armoedebeleid in 2009 en 2010 elk jaar een beslag van ruim 1,5 miljoen op de financiële middelen legde. Dat zijn grote bedragen. De netto inkomenseffecten hebben wij in ons onderzoek berekend op 3.6% tot 5.0% afhankelijk van het huishoudentype. In euro’s gaat het dan om 43 tot 95 euro per maand. Dat zijn dan ineens weer relatief kleine bedragen. P.L. Polhuis Voorzitter Rekenkamercommissie van Heerenveen
1
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
1.
INLEIDING, VRAAGSTELLING EN AANPAK
1.1 VRAAGSTELLING De volgende vraagstellingen staan in het onderzoek centraal: Hoe is het gemeentelijk armoedebeleid geformuleerd? Wat zijn de doelgroepen van het gemeentelijk armoedebeleid? Hoe wordt het gemeentelijk armoedebeleid uitgevoerd? Wat is het inkomenseffect van het gemeentelijk armoedebeleid? Hoe zijn het beleid en de uitvoering van het gemeentelijk armoedebeleid te beoordelen in termen van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid? Deze vraagstellingen zijn in deelvragen uitgewerkt. Deze worden in de hoofdstukken 2 en 3 beantwoord. In bijlage VI staat een overzicht van alle deelvragen. 1.2. OVER WIE GAAT HET ARMOEDEBELEID IN HEERENVEEN De armoedemonitor 2010 geeft het volgende overzicht (tabel 1.1) van het gebruik dat van regelingen gemaakt wordt. Dit geeft slechts een indicatie van de totale doelgroep. Niet iedereen die recht heeft op een voorziening maakt hier ook daadwerkelijk gebruik van. Schattingen van of gegevens over de totale doelgroep zijn niet voor handen, waardoor het zicht van de gemeente op de omvang van de doelgroep beperkt is. TABEL 1.1: GEBRUIK GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN 2008-2010 T/M JUNI 2008 2009 huishoudens met chronisch zieken of gehandicapten met ouderen met schoolgaande kinderen met collectieve ziektekostenverzekering met witgoedregeling met kwijtschelding (van belastingen) met langdurigheidstoeslag
1.632 333 152 291 542 117 1.305 230
1.702 349 157 326 469 156 1.412 263
2010 t/m juni 1.579 248 120 288 429 110 1.333 186
Bron: Monitor armoedebeleid, 2008 t/m juni 2010, gemeente Heerenveen
2
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Deze tabel geeft aan dat medio 2010 1579 huishoudens gebruik maakten van de minima-regelingen en dat deze 1579 huishoudens op meerdere regelingen een beroep deden.
1.3 AFBAKENING EN ONDERZOEKSMETHODEN In de afbakening is uitgegaan van het officiële gemeentelijke armoedebeleid zoals de nota`s armoedebeleid en de verordeningen en beleidsregels ten aanzien van de bijzondere bijstand, kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, langdurigheidstoeslagen, participatiefondsen, etc. Ondanks het feit dat in de beleidsdocumenten van de gemeente de schuldhulpverlening niet tot het armoedebeleid wordt gerekend, zal in deze rapportage hier toch enige aandacht voor zijn. Schuldhulpverlening is immers nauw gerelateerd aan het gemeentelijke armoedebeleid. Andere beleidsterreinen die raken aan armoedebeleid, zoals het reintegratiebeleid, vallen buiten de scope van dit onderzoek. Ook initiatieven van maatschappelijke organisaties en privé-initiatieven op het gebied van armoedebestrijding zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Wel is met vertegenwoordigers van een aantal maatschappelijke organisaties gesproken. Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen zijn verschillende onderzoeksmethoden ingezet. Allereerst is deskresearch verricht naar de gemeentelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van het armoedebeleid. Daarna zijn relevante gemeentelijke documenten bestudeerd. Een overzicht van de bestudeerde stukken is opgenomen in bijlage III. Vervolgens zijn interviews gehouden met de portefeuillehouder, ambtenaren die betrokken zijn bij het armoedebeleid en externe partners. In bijlage II is aangegeven met welke personen is gesproken. Aan de hand van een aantal rekenvoorbeelden is een analyse gemaakt van het inkomenseffect dat verschillende gemeentelijke regelingen hebben op het netto inkomen van minima in verschillende samenstellingen van het huishouden. De beoordeling van het armoedebeleid en de uitvoering daarvan heeft plaatsgevonden aan de hand van een vooraf vastgesteld normenkader, dat is weergeven in bijlage I.
3
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
2.
BEVINDINGEN EN ANALYSE
2.1 CONTEXT GEMEENTELIJK ARMOEDEBELEID Generiek inkomensbeleid versus maatwerk Algemeen, generiek inkomensbeleid is in Nederland voorbehouden aan het Rijk. Het Rijk gebruikt daarvoor verschillende instrumenten, zoals het belastingsstelsel, toeslagen zoals huurtoeslag, zorgtoeslag, etc. en het stelsel van sociale zekerheid. De bijstand is het laatste sociaal vangnet binnen dit stelsel van sociale zekerheid. De Wet Werk en Bijstand (hierna: WWB) regelt dit sociaal vangnet1. Binnen de WWB bestaat het onderscheid tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand. De algemene bijstand gaat over bijstandsuitkeringen. De bijzondere bijstand is op te vatten als een extra vangnet binnen het sociaal stelsel. De WWB is de wettelijke basis voor de regelingen binnen het gemeentelijk armoedebeleid. Kern van de bijzondere bijstand is het principe van individueel maatwerk. Hierop zijn enkele expliciet omschreven uitzonderingen mogelijk: de categoriale bijzondere bijstand. Hieronder vallen regelingen als een collectieve ziektekostenverzekering, regeling chronisch zieken en gehandicapten en de langdurigheidstoeslag. Verder heeft de gemeente buiten de WWB de mogelijkheid om de gemeentelijke belastingen kwijt te schelden. Gemeenten hebben beperkte ruimte om armoedebeleid te voeren in de zin van generieke inkomensondersteuning. Gemeenten kunnen uitsluitend categoriale minimaregelingen in een sobere of ruimere variant opzetten en ze kunnen de inkomensgrenzen die gelden om aanspraak te kunnen maken op een regeling ruimer of minder ruim nemen. Voor categoriale regelingen is deze ruimte beperkt tot 110% van de bijstandsnorm.2
Voor de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen was deze ruimte al beperkter, namelijk 100% van de bijstandsnorm.3 Een 1
Zie voor een uitvoerige beschrijving van het wettelijk kader bijlage IV De WWB is daartoe gewijzigd, invoering per 1 januari 2012. 3 De belastingwetgeving gaat niet uit van inkomensgrenzen, maar van vermogen en betalingscapaciteit (inkomen min verwachte kosten voor het bestaan). Bij een inkomen op 100% bijstandsnorm is er geen 2
4
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
algemeen extraatje voor de minima, bijv. in de vorm van een eindejaarsuitkering, is niet mogelijk. De opdracht van het Rijk aan gemeenten is om zoveel mogelijk individueel maatwerk te leveren via de bijzondere bijstand. Bereik en gebruik regelingen Een deel van de armoedeproblematiek in Nederland heeft te maken met het feit dat niet iedereen gebruik maakt van de regelingen waar men recht op heeft. Hierdoor kunnen minima een substantieel deel van het inkomen missen4. Daarom is het van belang na te gaan wat het bereik van minimaregelingen is en in welke mate gemeentelijk beleid bijdraagt aan het verhogen van dit bereik. Onder het bereik van regelingen verstaan we hier de verhouding tussen het aantal mensen dat recht heeft op een regeling en het aantal mensen dat daadwerkelijk gebruik maakt van een regeling. Onder gebruik van regelingen verstaan we in dit rapport het aantal mensen dat daadwerkelijk gebruik maakt van een regeling. Bereik en gebruik zijn dus niet hetzelfde. Bereik duidt op het percentage van de doelgroep dat daadwerkelijk een beroep doet op een regeling en gebruik geeft aan hoeveel personen dat in absolute zin zijn geweest.5 Het verhogen van het bereik van regelingen zal meestal extra kosten met zich meebrengen, zeker als het gaat om een regeling met een aanvraagprocedure. Als de kosten stijgen zal de aandacht voor doelmatigheid ook toenemen, indien de kosten om het bereik te vergroten disproportioneel toenemen. Het automatisch toekennen van vergoedingen, bijvoorbeeld met behulp van het koppelen van bestanden van de gemeente, belastingsdienst, UWV en SVB zou hier deels uitkomst kunnen bieden. Voor de individuele bijzondere bijstand biedt dit geen uitkomst, omdat hier altijd een individuele afweging gemaakt moet worden. Rechtmatigheidsoverwegingen en doelmatigheidsoverwegingen bijten elkaar op dit punt. Ook bij fracties uit de gemeenteraad leeft dit dilemma, zo bleek uit het gesprek dat met vertegenwoordigers van de Raad is gevoerd. De doelmatigheid van regelingen kan ook in het geding komen als de regelingen erg klein zijn. Wanneer bijvoorbeeld de uitgekeerde individuele bedragen of het aantal gebruikers van een regeling klein zijn, dan zijn de apparaatskosten hoog in verhouding tot het gerealiseerde effect voor de minima.
betalingscapaciteit en kan er dus kwijtschelding plaatsvinden. Bij een inkomen boven 100% bijstandsnorm is er wel betalingscapaciteit. Deze dient voor 80% ingezet te worden voor het betalen van belastingen. In de praktijk resulteren deze regels dus in een inkomensgrens van 100%, hoewel deze als zodanig niet in de wet genoemd wordt (artikel 255, Gemeentewet, artikel 26, Invorderingswet, Hoofdstuk 2 Uitvoeringsregels Invorderingswet). 4 Zie bijv. het onderzoek Geld op de plank, niet-gebruik van inkomensvoorzieningen, SCP, 2007 5 Stel: 260 mensen hebben gebruik gemaakt van een regeling waar 1300 mensen recht op hadden. Het gebruik van de regeling is dan 260. Het bereik van de regeling is dan 260/1300 x 100%= 20%
5
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
2.2 DOELSTELLING ARMOEDEBELEID INKOMENSONDERSTEUNING
EN
REGELINGEN
In deze paragraaf komen de doelstellingen van het gemeentelijk armoedebeleid aan de orde en worden de onderstaande deelvragen beantwoord. Deelvraag 1 1
Hoe heeft de gemeente haar officiële armoedebeleid geformuleerd?
1.1
Heeft de gemeente haar armoedebeleid in termen van inkomensondersteuning geformuleerd? Welke regelingen/voorzieningen zijn er?
1.2
Heeft de gemeente haar armoedebeleid in termen van het tegengaan van sociale uitsluiting of bevorderen van sociale participatie geformuleerd? Welke regelingen/voorzieningen zijn er?
1.3
Heeft de gemeente haar armoedebeleid in termen van hulpverlening aan kwetsbare sociale groepen geformuleerd? Welke regelingen/voorzieningen zijn er?
Doelstelling armoedebeleid De gemeente heeft in de Nota Armoedebeleid ‘Minima tellen mee!’ het beleid voor de jaren 2007 – 2010 weergegeven. De definitie van armoede is als volgt: Huishoudens waarvan de financiële middelen zo beperkt zijn dat zij materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in Nederland dan wel in de gemeente Heerenveen.6 De gemeente heeft dus een tweeledige doelstelling in haar armoedenota geformuleerd; behalve het bieden van inkomensondersteuning valt ook het bevorderen van maatschappelijke participatie hieronder. De gemeente streeft naar een integrale aanpak; aansluiting bij andere beleidsvelden, in het bijzonder bij het Wmo-beleid. Ook wil zij stimuleren dat meer minima gebruik maken van de voorzieningen. De specifieke doelgroepen waarop de gemeente zich in haar armoedebeleid richt zijn ouderen met een minimum aan inkomsten, chronisch zieken, gehandicapten en (alleenstaande) ouders en hun schoolgaande kinderen tot 18 jaar. Voor de eerste drie groepen bestaat een regeling voor categoriale bijzondere bijstand. Het armoedebeleid valt in de themabegroting 2011 onder de hoofddoelstelling “het bieden van een sociaal vangnet voor inwoners die het (tijdelijk) niet redden.” Ten aanzien van het armoedebeleid zijn twee subdoelen uitgewerkt. Tabel 2.1 geeft een overzicht.
6
Minima tellen mee! Nota Armoedebeleid gemeente Heerenveen 2007 - 2010
6
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Hoofddoelstelling
Bieden sociaal vangnet voor inwoners die het (tijdelijk) niet redden.
TABEL 2.1: DOELSTELLINGEN EN PRESTATIES UIT DE PROGRAMMABEGROTING 2011 Subdoelen Beoogde resultaten 2011 (2) een klantgerichter en Verbeterde afstemming en samenwerking doeltreffender tussen diverse partners waardoor meer armoedebeleid minima bereikt worden om gebruik te maken van minimaregelingen. Implementatie resultaten onderzoek beheersbaarheid armoederegelingen.
(4) minder inwoners met problematische schulden
Inwoners die in urgente (financiële) noden verkeren kunnen, onder andere, een beroep doen op de Stichting Samenwerking Urgente Noden. Geen wachtlijst voor hulpvragers met problematische schulden.
Beoogde effecten “PM”
“PM”
Implementatie van de aanpak van de schuldhulpverlening waarbij de gemeente de regie heeft op klantniveau. In deze doelstellingen vallen een aantal zaken op. De hoofddoelstelling uit de begroting sluit niet logisch aan bij de gekozen definitie van armoede. Met andere woorden: de slag van nota naar themabegroting is niet consistent gemaakt. Immers de themabegroting spreekt alleen over een sociaal vangnet terwijl de nota spreekt over materiële, culturele en sociale uitgeslotenheid. Verder zijn de (sub)doelstellingen in algemene termen geformuleerd. Bovendien zijn ze niet meetbaar en tijdsgebonden geformuleerd (SMART) en de beoogde effecten zijn als PM post opgenomen. Daarnaast zijn in de nota armoedebeleid 2007-2010 doelstellingen ten aanzien van het armoedebeleid opgenomen. Deze doelstellingen zijn (deels) in kwantitatieve termen opgenomen. In de begroting wordt niet verwezen naar de doelstellingen uit de nota. Regelingen armoedebeleid In onderstaand schema zijn de verschillende regelingen voor inkomensondersteuning opgenomen en de onderdelen die deze regelingen bevatten.
7
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
TABEL 2.2: REGELINGEN INKOMENSONDERSTEUNING HEERENVEEN 2011- 2010 REGELING NORM 20117 VORM Individuele bijzondere bijstand Draagkrachtpercentage Vergoeding noodzakelijke kosten naar < 120% bijstandsnorm = draagkracht 0% < 150% bijstandsnorm = 60% 8 Categoriale bijzondere bijstand voor 120% bijstandsnorm €200,- per rechthebbende per jaar chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Witgoedregeling (voor chronisch zieken, 2 jaar 100% bijstandsnorm €307,- per jaar 9 gehandicapten en ouderen) Maximaal €980,- bij opsparen bedrag .
Collectieve zorgverzekering
120% bijstandsnorm10
Langdurigheidstoeslag
3 jaar 100% bijstandsnorm
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen en heffingen
100% wettelijk minimum
Maatschappelijke participatie voor kinderen
120% bijstandsnorm
Computerregeling (van 2008 t/m 1 juli 2010)
120% bijstandsnorm
Premie per maand basis: € 98,70 (bij WWB-uitkering) of € 100,78. Premie basis + aanvullend: € 121,57 Jaarlijks 41% van het maandbedrag van de bijstandsnorm (excl. Vakantietoeslag) Rioolheffing volledige kwijtschelding. Afvalstoffenheffing afhankelijk van aantal personen € 18,80 tot € 48,35. € 200,- per kind per jaar De computer met toebehoren + internetabonnement voor 2 jaren.
De regelingen zijn getoetst op rechtmatigheid. Op de witgoedregeling na zijn alle regelingen rechtmatig bevonden. Volgens de WWB mogen de kosten waarvoor categoriale bijzondere bijstand wordt verleend uitsluitend betrekking hebben op de kosten in verband met de chronische ziekte of handicap. Andere regelingen, die niets te maken hebben met de bijzondere omstandigheden waarin deze groepen zich bevinden, – zoals de witgoedregeling in Heerenveen,- zijn niet toegestaan.11 De minister is bevoegd aan gemeentebesturen een aanwijzing te geven indien hij constateert dat bij de uitvoering van de wet sprake is van een ernstige tekortkoming met betrekking tot de rechtmatigheid. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.12 7
Zie paragraaf 2.1 voor een beschrijving van de beleidsvrijheid die de gemeente heeft in het bepalen van deze normen. 8 Per 1 januari 2012 is dit bepaald op 110% van de bijstandsnorm 9 Men mag het bedrag een aantal jaar opsparen en dan een computer van max euro 980 kopen. 10 Idem 11 De CRvB heeft hierover in 2004 bepaald, dat ‘de motieven die ten grondslag liggen aan de keuze van de gemeente om categoriale bijstand te verstrekken voor duurzame gebruiksgoederen aan minima van 65 jaar en ouder niet uitsluitend voor deze groep gelden. Ook bij jongeren personen (minima) valt niet bij voorbaat uit te sluiten dat zij tengevolge van bijzondere omstandigheden niet in staat zijn te reserveren voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen.’ De tekst en toelichting van de WWB geeft aan dat hetzelfde geldt voor chronisch zieken en gehandicapten; een regeling zoals een witgoedregeling is niet door de wetgever beoogd in het kader van categoriale bijzonder bijstand. CRvB 20 juli 2004, nrs. 02/5279, 02/5280 NABW, JWWB 2004/343. 12 Artikel 76 WWB
8
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Individuele bijzondere bijstand Bijzondere bijstand kan verkregen worden als het om kosten gaat die deze persoon normaal gesproken niet maakt, maar die door omstandigheden gemaakt moeten worden, die bovendien noodzakelijk zijn en nergens anders vergoed worden. Voor het aanvragen van bijzondere bijstand is niet vereist dat de aanvrager een algemene bijstandsuitkering ontvangt. Uitsluitend van belang zijn het inkomen en het vermogen.13 De gemeente onderscheidt 5 kostensoorten binnen de bijzondere bijstand: 1. Medische kosten (zoals brillen, stookkosten en tandartskosten) 2. Woonkosten (zoals huur, hypotheek of duurzame gebruiksgoederen) 3. Reiskosten (i.v.m. uitkering, werk, studie of vanwege ziek of gedetineerd familielid) 4. Kosten i.v.m. kinderen (zoals baby-uitzet en kinderopvang) 5. Overig De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn ‘noodzakelijke kosten van bestaan die uit bijzondere omstandigheden voortvloeien en niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm’14. De vergoeding van kosten van een aanvraag om bijzondere bijstand worden per individueel geval beoordeeld. Niet alle bijzondere kosten vallen hier automatisch onder. In de bijstandsnorm is rekening gehouden met reserveringen voor bijvoorbeeld een wasmachine. In uitzonderlijke omstandigheden kan echter toch een vergoeding voor dergelijke kosten toegekend worden, soms in de vorm van een geldlening, soms om niet. Het handboek van Schulinck15 stelt richtlijnen voor de vergoedingen. De gemeente heeft op basis van dit handboek beleidsregels vastgesteld. Iedere aanvraag om bijzondere bijstand wordt aan de hand van deze beleidsregels en het handboek van Schulinck behandeld. Inwoners in de gemeente die een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm hebben, hoeven deze bijzondere kosten niet te dragen. De gemeente Heerenveen heeft bepaald dat deze groep geen draagkracht heeft, waardoor de kosten volledig worden vergoed. Voor inwoners die een inkomen hebben tussen 120% en 150% van de bijstandsnorm geldt een draagkrachtberekening.1617 13 Het vermogen van de aanvrager mag niet hoger zijn dan bepaald in artikel 34, derde lid, WWB. Voor alleenstaanden is dit € 5.550,-, voor alleenstaande ouders en een echtpaar € 11.110,-. Vermogen gebonden in de woning is vrijgelaten tot € 46.900,14 Artikel 35, lid 1 WWB. 15 Dit is een particuliere uitgave van Wolters Kluwer en bevat een overzicht van wetstekst, aanvullingen daarop, overzichten van relevante jurisprudentie en praktische handleidingen bij de interpretatie en toepassing van de WWB, gemeentelijke verordeningen en voorbeeldbeleid. 16 Heerenveen.rechtopbijstand.nl 17 Als de bijzondere kosten hoger zijn dan de draagkracht (de draagkracht bedraagt 60% van het inkomen tussen 120% en 150% van de bijstandsnorm) wordt bijzondere bijstand voor het verschil tussen draagkracht en kosten verleend. Voor specifieke kosten, zoals een woonkostentoeslag, eigen bijdrage AWBZ of bij kostensuppletie GKB geldt altijd 100% van het inkomen als draagkracht. Als iemand een inkomen hoger dan 150% heeft, bedraagt het draagkrachtpercentage 100%; het volledige inkomen boven de 120% bijstandsnorm wordt als draagkracht gezien. Ook deze groep kan een beroep doen op bijzondere bijstand, namelijk op het moment dat de bijzondere kosten hoger zijn dan de draagkracht.
9
Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Ook inwoners die een inkomen boven 150% van de bijstandsnorm hebben kunnen in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, namelijk op het moment dat hun bijzondere kosten hoger zijn dan de draagkracht. Vergoeding categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Mensen met een chronische ziekte, een handicap of mensen van 65 jaar of ouder kunnen een beroep doen op deze regeling als zij een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm hebben. De vergoeding bedraagt 200 euro per rechthebbend persoon per jaar. Dit bedrag wordt uitgekeerd zonder dat aangetoond hoeft te worden dat kosten gemaakt zijn. Daarnaast kan deze groep een beroep doen op de witgoedregeling. Witgoedregeling De witgoedregeling geldt voor iedereen die ook een beroep kan doen op de categoriale bijzonder bijstand. Als aanvullende voorwaarde geldt dat de aanvrager 2 jaar lang een inkomen van niet meer dan 100% van de bijstandsnorm mag hebben ontvangen. Per jaar kan een beroep worden gedaan op een bedrag van maximaal € 307,- voor een televisie, stofzuiger, koelkast, wasmachine of gasfornuis. Als het bedrag in een jaar niet wordt uitgegeven, mag dit meegenomen worden naar het volgende jaar. Het is daardoor ook mogelijk om het bedrag van een aantal jaren op te sparen en daarvan een computer aan te schaffen van maximaal € 980,-. Collectieve zorgverzekering De gemeente heeft een collectieve (aanvullende) zorgverzekering afgesloten met de Friesland zorgverzekering. De gemeente biedt deze mogelijkheid omdat zij het belangrijk vindt dat ook haar minima goed verzekerd zijn. Een aanvraag voor deze verzekering wordt toegekend als het inkomen 120% of minder van de bijstandsnorm bedraagt. De premie bedraagt €98,70 voor een basisverzekering en €121,57 per maand voor een basis + aanvullende verzekering. Langdurigheidstoeslag De langdurigheidstoeslag kan aangevraagd worden door mensen met een inkomen tot 100% van het bijstandsniveau, die minimaal 3 jaar een dergelijk inkomen hebben. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is jaarlijks 41% van het maandbedrag van de bijstandsnorm.18 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen en heffingen Kwijtschelding kan worden aangevraagd voor de afvalstoffenheffing, rioolheffingen en hondenbelasting. Als norm voor de kwijtschelding geldt 100% van de bijstandsnorm.
18
Bij een normbedrag van 1319 voor een echtpaar komt dat neer op 0,41 x 1319= 541 euro
10 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Voor rioolheffingen en hondenbelasting wordt volledige kwijtschelding verleend. Voor de afvalstoffenheffing gaat het om een gedeeltelijke kwijtschelding. Deze kwijtschelding is afhankelijk van het aantal personen per huishouden. Zie onderstaande tabel voor de tarieven in 2011: TABEL 2.3 TARIEVEN KWIJTSCHELDING AFVALSTOFFENHEFFING AANTAL PERSONEN
BEDRAG
1 2 3 4 5 6
€18,80 €24,25 €32,25 €37,70 €43,00 €48,35
Fonds maatschappelijke participatie voor kinderen De gemeente wil participatie van kinderen stimuleren. Uit het daarvoor gecreëerde fonds kunnen kosten zoals lidmaatschappen van sportverenigingen en sociaal-culturele activiteiten betaald worden. Vanaf 1 januari 2008 wordt jaarlijks een bedrag van €200,uitgekeerd per kind aan ouders met kinderen. Er wordt achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd of dit bedrag daadwerkelijk besteed wordt aan activiteiten voor de kinderen. In 2010 is apart onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre deze 200 euro uit het fonds die ouders jaarlijks ontvangen ook daadwerkelijk gebruikt worden waarvoor het bedoeld is, namelijk maatschappelijke participatie van kinderen, en in hoeverre deze gelden niet gezien worden als extra inkomsten. Uit dit onderzoek bleek dat tweederde van de kinderen één of twee sporten beoefent; hun ouders geven het ontvangen geld volledig uit aan de maatschappelijke participatie van hun kinderen. Van de andere kinderen is gebleken dat het geld voor 71% aan de maatschappelijke participatie van hun kinderen wordt uitgegeven. Aannemelijk is dat ook het overige geld aan kinderen is besteed omdat bijvoorbeeld bezoek van dierentuin en het aanschaffen van kleding niet in het onderzoek zijn meegenomen. Het onderzoek geeft aan dat het geld voor slechts 1,6% niet is besteed voor de maatschappelijke participatie van kinderen, maar voor bijvoorbeeld het betalen van rekeningen. Voor kinderen die in groep 7 zitten bestond daarnaast van 1 januari 2008 tot en met 1 juli 2010 een computerregeling. Kinderen konden thuis de beschikking krijgen over een computer, inclusief printer en monitor. Daarnaast werd een internetverbinding voor de duur van 2 jaren vergoed. De gemeente Heerenveen maakt voor de meeste onderdelen goed gebruik van de beperkte mogelijkheden die zij heeft om inkomensondersteunend beleid te voeren. De mogelijkheden die er zijn voor categoriale bijzondere bijstand worden door de gemeente benut. De soort regelingen en de vorm waarin deze zijn gegoten zijn
11 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
vrij gangbaar in Nederland. De witgoedregeling vorm hierop een uitzondering. Deze is onrechtmatig. Ook qua hoogte van de bedragen zijn de regelingen binnen het armoedebeleid als gangbaar te typeren. 2.3 DOELGROEPEN BINNEN HET ARMOEDEBELEID In deze paragraaf komen de doelgroepen van het gemeentelijk armoedebeleid aan de orde en worden de deelvragen 2.1 en 2.2 beantwoord. Deelvraag 2.1 2.1
Welke doelgroepen zijn geformuleerd in het gemeentelijk armoedebeleid?
Voor de gemeente zijn degenen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm de doelgroep van het armoedebeleid. Hierop zijn drie uitzonderingen. Voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen en de witgoedregeling ligt de grens op 100% van de bijstandsnorm. Voor de bijzondere bijstand geldt voor degenen met een inkomen tussen de 120 en 150% van de bijstandsnorm een draagkrachtmeting. In uitzonderlijke gevallen kunnen mensen met een inkomen boven 150% van de bijstandsnorm een beroep doen op de bijzondere bijstand. In het collegeprogramma 2006-2010 is opgenomen dat er extra aandacht nodig is voor mensen met een minimum-inkomen en kwetsbare gezinnen. Voor de andere doelgroepen waar de gemeente extra aandacht aan besteedt wordt aangesloten bij de specifieke groepen genoemd in artikel 35 WWB: ouderen, gehandicapten, chronisch zieken en gezinnen met kinderen. Voor deze groepen is een regeling voor bijzondere bijstand opgenomen. Ouderen, gehandicapten en chronisch zieken kunnen op grond van de categoriale bijzondere bijstand een extra bijdrage van € 200,- per jaar krijgen. Ouders met kinderen kunnen een bijdrage van € 200,- per jaar per kind uitgekeerd krijgen. Deelvraag 2.2
2.2
Hoe goed zijn deze doelgroepen bij de gemeente in beeld?
De doelgroepen van het gemeentelijk armoedebeleid zijn niet goed bij de gemeente in beeld. Er is geen recent onderzoek naar de omvang van de verschillende doelgroepen. Het laatste onderzoek hiernaar stamt uit 2006. Toen heeft het extern bureau KWIZ ten behoeve van de nieuwe nota armoedebeleid een schatting gemaakt van de omvang van de doelgroepen. Een bepaling van de omvang van de doelgroep is wel als wens voor de gemeentelijke monitor armoedebeleid opgenomen.19 De gemeentelijke armoedemonitor is sinds 2008 in ontwikkeling. Deze wordt jaarlijks door de gemeente zelf uitgevoerd en omvat vooralsnog alleen gegevens over de
19
Notitie “Monitor armoedebeleid”, unit Kwaliteit & Analyse, gemeente Heerenveen, april 2009
12 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
aantallen huishoudens – dus het gebruik - en de in totaal verstrekte bedragen. Uit de interviews met medewerkers van de gemeente en externe partners blijkt dat in Heerenveen relatief veel van de bijstandsgerechtigden alleenstaande moeders zijn. Daarnaast doen mensen met schuldenproblematiek een beroep op minimaregelingen en op de voedselbank. Het gaat om uiteenlopende groepen; de laatste jaren is een stijging waargenomen in de groepen jeugd (schulden vanwege studiefinanciering of omdat zij in de WIJ20 zitten), mensen met verslavingsproblematiek en mensen met problemen op de huizenmarkt. Exacte cijfers zijn er echter niet. 2.4 UITVOERINGSPRAKTIJK VAN HET ARMOEDEBELEID In deze paragraaf komt de uitvoeringspraktijk van het gemeentelijk armoedebeleid aan de orde en worden de deelvragen 3.1 t/m 3.6 beantwoord. Deelvragen 3.1 en 3.2 3.1
Welke budgetten zijn voor het armoedebeleid ingezet, uit welke bronnen worden deze budgetten gedekt?
3.2
Hoe ontwikkelt zich dit in de tijd; is er een “maximale benutting” van de budgetten te berekenen? (Hoe nauwkeurig kan je begroten?)
Deelvraag 3.1 Armoedebestrijding stond in 2009 voor € 1,362 miljoen op de begroting. De rekening bedroeg € 1,307. In 2010 waren deze bedragen € 1,347 voor de begroting en € 1,350 voor de rekening.21
Voor minimaregelingen worden geen doeluitkeringen vanuit het Rijk verstrekt. Deze dienen derhalve te worden gedekt uit de algemene middelen van de gemeente. Dit geldt ook deels voor de middelen voor schuldhulpverlening, maar hiervoor bestaan enkele uitzonderingen. Middelen uit het W-deel WWB kunnen ingezet worden voor schuldhulpverlening als deze onderdeel uitmaakt van een reintegratietraject. Daarnaast heeft het rijk vanwege de economische crisis tijdelijk extra middelen beschikbaar gesteld voor schuldhulpverlening. Dit is geregeld in het Besluit tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening. Voor de gemeente Heerenveen gaat het in 2010 om een bedrag van € 107.868. Tabel 2.4 geeft een overzicht van de uitgaven op het niveau van de verschillende regelingen. De bedragen in de kolommen begroting 2009 en begroting 2010 zijn in eerste instantie bij wijze van primaire begroting geraamd. Heerenveen kent vervolgens twee mogelijke momenten van bijstelling, de Visie en perspectiefnota (juni) en de 20
Wet Investeren in Jongeren Hierin ontbreken de uitgaven voor de langdurigheidstoeslag. In de begroting en rekening van de gemeente Heerenveen zijn deze niet onder de post gemeentelijk minimabeleid, maar onder de post bijstandsverlening verantwoord. Deze uitgaven zijn wel meegenomen in tabel 2.4 21
13 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Bestuursrapportage (november). Door de bedragen uit de bijgestelde begroting in de kolom op te nemen wordt niet zichtbaar gemaakt dat gedurende het jaar bijstellingen hebben plaatsgevonden van € 316.104 (jaarschijf 2009) en € 240.000 (2010). Op het niveau van de verschillende regelingen is in het armoedebeleid in 2009 € 898.480 begroot voor verstrekkingen in het kader van de verschillende minimaregelingen en bijzondere bijstand. De uitgaven bedroegen € 992.584. In 2010 was € 863.635 begroot. De uitgaven bedroegen toen € 979.062. In 2009 liggen de uitgaven 10% hoger dan de begroting, in 2010 is dit 13%. De verschillen tussen begroting en rekening zitten vooral in de kosten voor de individuele bijzondere bijstand in 2009 en de langdurigheidstoeslag in 2010. De gederfde inkomsten van de gemeente door de kwijtscheldingen van de gemeentelijke belastingen komen in 2009 op € 454.809. In 2010 is dit bedrag een fractie hoger: € 465.393. Hiervan kwam in 2009 € 146.284 kwijtschelding ten laste van het Participatiefonds (met voeding uit de afvalstoffenheffing) en € 153.783 in 2010 uit datzelfde fonds. De schuldhulpverlening wordt uitgevoerd door de PLANgroep, een private dienstverlener op het gebied van schuldhulpverlening, en Kredietbank Nederland. De gemeente koopt dienstverlening bij deze organisaties in. In 2009 ging het om een bedrag van € 177.609. In 2010 is dit bedrag € 334.878. Deze verhoging is het gevolg van het toegenomen beroep op schuldhulpverlening en de inzet van incidentele rijksmiddelen. Dit brengt de uitgaven voor de regelingen, kwijtschelding belastingen en de schuldhulpverlening in 2009 op € 1.625.002. In 2010 waren deze uitgaven € 1.779.333. In 2009 bedroegen de apparaatskosten € 147.781. De totale lasten komen daarmee in 2009 op € 1.772.783. Hier stond € 202.026 aan baten tegenover. Dit zijn baten uit rente, reserveringen en doeluitkeringen van het rijk. Het saldo van lasten en baten komt daarmee in 2009 uit op € 1.570.757. Voor 2010 bedroegen de apparaatskosten € 334.069 en de baten € 389.536. Het saldo van lasten en baten komt daarmee in 2010 uit op €1.723.866. De post voor apparaatskosten is in 2010 hoger door een nieuwe doorrekening van de uren, van 1.448 (2009) naar 4.569 (2010).
14 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
TABEL2.4: TOTAAL OVERZICHT LASTEN EN BATEN ARMOEDEBELEID 2009 EN 2010
Begroting 2009
Rekening 2009
Begroting 2010
Rekening 2010
Bijzondere bijstand waarvan witgoedregeling Ouderen, Chronisch, Gehandicapten Collectieve ziektekostenverzekering
298.515
399.957 77.947
375.430
373.444 89.590
207.498
204.137
158.050
222.652
93.139
91.437
80.420
100.066
Langdurigheidstoeslag Fonds maatschappelijke participatie kinderen
100.000
117.901
165.000
219.987
199.328
179.152
84.735
62.913
Kwijtschelding Schuldhulpverlening
308.525
454.809
311.610
465.393
297.350
177.609
297.019
334.878
overig Totaal regelingen en schuldhulpverlening Apparaatskosten Totaal lasten armoedebeleid
60.000 1.504.355
1.625.002
1.532.264
1.779.333
147.781
147.781
334.069
334.069
1.625.136
1.772.783
1.866.333
2.113.402
Baten armoedebeleid
190.496
202.026
354.000
389.536
Saldo lasten en baten
1.461.640
1.570.757
1.512.333
1.723.866
Bron: Opgave gemeente Heerenveen
Deelvraag 3.2 De begroting en rekening van het armoedebeleid laten van 2009 op 2010 een lichte stijging zien. De begroting en rekening van het armoedebeleid als geheel sluiten in 2009 en 2010 goed op elkaar aan. Aangezien er geen gegevens bekend zijn over de omvang van de doelgroep is een maximale benutting van de budgetten bij een (theoretisch) bereik van 100% van de doelgroep niet te berekenen. De begroting en rekening op regelingenniveau komen het ene jaar beter overeen dan het andere. De uitgaven voor het fonds maatschappelijke participatie kinderen en de langdurigheidstoeslag laten tussen 2009 en 2010 een behoorlijke verschuiving zien. Deelvraag 3.3 3.3
Hoe is de uitvoering van regelingen/voorzieningen georganiseerd? Voert de gemeente zelf uit of zijn er externe partijen betrokken (bv voedselbank, schuldhulpverleningsinstantie,
sociale
activeringtrajecten
door
re-
integratiebedrijven)?
De uitvoering van inkomensondersteunende maatregelen ligt bij de gemeente. De schuldhulpverlening wordt door externe partijen uitgevoerd, namelijk PLANgroep en Kredietbank Nederland. Daarnaast werkt de gemeente samen met andere partijen in het veld, zoals welzijnsorganisatie Caleidoscoop, stichting De Barones en de voedselbank.
15 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Gemeentelijke organisatie De uitvoering van inkomensondersteunende maatregelen valt onder de afdeling Werk, Inkomen en Maatschappelijke Ontwikkeling (WIMO). Er zijn aparte consulenten voor inkomen en voor werk. Als iemand bij de consulent werk binnenkomt wordt deze indien nodig doorverwezen naar de consulent inkomen. Alle consulenten zijn generalist. Voor alle regelingen (zowel Wmo als minimaregelingen) moet een aanvraag worden ingediend door middel van een formulier. Voor de minimaregelingen wordt gewerkt met aparte formulieren. Bij de kwijtschelding gemeentelijke belastingen vindt een vermogenstoets plaats. Burgers die 2 jaar achter elkaar kwijtschelding hebben gehad, krijgen een formulier toegestuurd waarop ze kunnen aangeven dat hun omstandigheden niet zijn veranderd. Als dat zo is hoeft men verder geen aanvraag te doen. Bij de bijzondere bijstand wordt gecontroleerd op rechtmatigheid. De consulent toetst de aanvraag aan de wet en de richtlijnen. Intuïtie en contact met de klant kunnen daarbij ook een rol spelen, met name waar het gaat om het vermoeden van fraude. Op de collectieve zorgverzekering – AV-Frieso – worden mensen gewezen als ze zich bij het loket melden. Aanmelden bij deze zorgverzekering is vrijwillig, maar de gemeente stimuleert dit zoveel mogelijk. Voor het participatiefonds wordt niet veel meer beoordeeld. Als een aanvraag binnenkomt wordt deze na minimale toetsing (inkomenstoets en recht op kinderbijslag) toegekend. Voor ouders met een WWB uitkering geldt dat de gemeente de bijdrage uit het fonds in het 1e kwartaal van een kalenderjaar automatisch uitbetaalt. De gemeente heeft de uitvoering van de inkomensondersteunende maatregelen, voor zover de onderzoeker dit hebben kunnen vaststellen, niet altijd op de meest efficiënte wijze ingericht. Er wordt slechts beperkt gebruik gemaakt van standaardisering en steekproefsgewijze controle achteraf. Aanvragen voor verschillende regelingen zijn niet gebundeld op één formulier. Bij de gedeeltelijke kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen gaat het om een dermate laag bedrag dat de doelmatigheid onder druk kan komen te staan. Samenwerking gemeente en externe partijen De gemeente Heerenveen werkt samen met verschillende maatschappelijke organisaties. De gemeente heeft een participatieraad ingesteld, die gevraagd en ongevraagd advies geeft op o.a. het gebied van armoedebeleid. De schuldhulpverlening is uitbesteed aan PLANgroep; sinds 2008 de eerste fase tot en met schuldenstabilisatie, sinds 2011 het hele traject. Hiervoor was het volledige traject uitbesteed aan de Kredietbank Nederland. Trajecten zijn niet overgedragen, waardoor een klein gedeelte van de trajecten nog steeds door de Kredietbank Nederland gedaan wordt. De situatie waarin meerdere uitvoerende
16 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
partijen bij schuldhulpverlening betrokken waren wordt door deze partijen niet als optimaal beschouwd. De `knip` tussen de dienstverlening van de PLANgroep en Kredietbank Nederland werkte vertraging in het opstarten van het wettelijk saneringstraject en problemen bij de overdracht van dossiers in de hand. PLANgroep bevindt zich op het Werkplein. Het eerste gesprek kan zonder afspraak plaatsvinden. In dit eerste gesprek wordt een quick scan van de situatie gemaakt. Als het om een problematische situatie gaat worden direct de benodigde papieren ingevuld. Er wordt gekeken of iemand zijn administratie op orde heeft; is dit niet het geval dan wordt deze persoon doorverwezen naar een vrijwilligersorganisatie zoals Humanitas, die mensen begeleidt via hun project thuisadministratie. Vervolgens wordt, indien noodzakelijk, budgetbeheer gestart. Er wordt gekeken naar de vaste lasten. Uitgangspunt is het stabiliseren van schulden. Hiertoe wordt een compleet budgetplan opgesteld. Het is de bedoeling dat het budgetplan kloppend wordt, en dat de uitgaven die niet noodzakelijk zijn worden geschrapt. PLANgroep heeft maandelijks overleg met woningstichtingen en energiemaatschappijen. De afspraken die met hen gemaakt zijn betreffen het signaleren van problemen; op het moment dat iemand zijn rekeningen niet betaalt, volgt niet direct afsluiting, maar wordt contact opgenomen met PLANgroep. Welzijnsinstelling Caleidoscoop is via het sociaal team, een netwerk van hulpverleners die vanuit verschillende disciplines werkzaam zijn, en de omtinker betrokken bij het armoedebeleid. In het sociaal team komt een veelvoud aan problemen op tafel, waarbij verschillende instanties aan tafel zitten om de werkzaamheden op elkaar af te stemmen. Ook de omtinker in Jubbega is via Caleidoscoop werkzaam. Zij kan enkelvoudige problematiek eenvoudig zelf oplossen. De omtinker is sinds eind 2010 een aanspreekpunt in het dorp en heeft een groot netwerk waardoor zij indien nodig ook mensen kan doorverwijzen. Ze komt bij mensen thuis en kijkt in de omgeving van mensen naar organisaties die behulpzaam kunnen zijn. Bij financiële problemen wordt o.a. doorverwezen naar Humanitas, het project thuisadministratie en de PLANgroep. Ook geeft de omtinker voorlichting aan mensen uit de doelgroep en aan vrijwilligers over het aanvragen van gemeentelijke regelingen. Financiële problemen spelen naar schatting van de omtinker in de helft van de hulpvragen een rol. De omtinker is nu alleen werkzaam in Jubbega. Sinds kort is er een tweede omtinker aangesteld. Er zijn plannen om deze aanpak gemeentebreed in te zetten door in totaal vijf omtinkers aan te stellen. De voedselbank Heerenveen heeft weinig contact met de gemeente. Zij ontvangt momenteel geen subsidie van de gemeente.22 Zij hebben zitting in de regiegroep armoedebeleid van de gemeente; de voedselbank sluit zich twee keer per jaar bij dit overleg aan. De 22
In 2009 heeft de voedselbank eenmalig een opstartsubsidie ontvangen.
17 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
laatste tijd zijn de contacten met de gemeente en andere stichtingen intensiever geworden. Klanten worden gewezen op minimaregelingen. Een andere organisatie waar de gemeente mee samenwerkt is De Barones. De Barones is een vereniging die minima ondersteunt bij allerhande praktische zaken rond het inkomen, zoals uitkeringsaanvragen, belastingzaken en gemeentelijke regelingen. Dit kan gaan om zaken zoals het aanvragen van kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen, het aanvragen van een WWB-uitkering, etc. De Barones wordt volledig gedraaid door vrijwilligers en wordt gesubsidieerd door de gemeente. In samenwerking met welzijnsinstanties probeert de gemeente de bekendheid van regelingen onder inwoners van de gemeente Heerenveen te bevorderen. Hiertoe is een platform van organisaties opgericht: de regiegroep armoedebeleid. De regiegroep is opgezet naar aanleiding van een verzoek vanuit een raadsfractie om een formulierenbrigade. Deze is er niet gekomen, maar meer samenwerking tussen welzijnsinstellingen en andere spelers werd wel nodig geacht. In de regiegroep staat vooral het ‘elkaar leren kennen’ centraal, zodat de lijnen tussen instanties korter worden. Daarnaast geeft de regiegroep informeel advies, zodat van tevoren duidelijk is hoe spelers in het veld over beleidswijzigingen denken. In deze regiegroep zitten onder andere De Barones, Humanitas, Stichting Leergeld23, de omtinker, de voedselbank en vertegenwoordigers van kerken en moskeeën. Deelvraag 3.4 3.4
Hoe is de financiering van deze externe partijen vormgegeven? Subsidie, inkoop? Welke budget/contract afspraken liggen er?
Welzijnsinstelling Caleidoscoop en stichting De Barones ontvangen subsidie van de gemeente.24 Schuldhulpverlening wordt ingekocht bij de PLANgroep. Er worden verschillende soorten dienstverlening ingekocht, waaronder crisisinterventie, dienstverlening in het kader van de Wet Sanering Natuurlijke Personen (WSNP) en schuldregeling. Deze dienstverlening wordt ingekocht op basis van werkafspraken, die een omschrijving geven van het product en tarieven. Deelvraag 3.5 3.5
Hoe verhouden de apparaatkosten zich ten opzichte van het budget?
De apparaatskosten staan als doorberekening kostenplaatsen in de beheersbegroting van de gemeente Heerenveen. In 2009 waren de 23 Stichting Leergeld heeft als doel het vormen van een vangnet voor kinderen waarvan het gezinsinkomen lager is dan 120% van de bijstandsnorm en voor wie voorliggende – veelal gemeentelijke - voorzieningen niet toereikend zijn of waarbij overheidsinstanties deze kinderen niet weten te bereiken. Mensen kunnen vergoedingen aanvragen voor kinderen op het gebied van onderwijs, sport en cultuur. 24 Deze subsidies vallen buiten het armoedebeleid zoals in dit onderzoek afgebakend. Deze subsidiebedragen zijn dan ook niet meegenomen in de overzichten in tabel 2.4
18 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
apparaatskosten € 148.000. In 2010 bedroegen deze € 334.000. Dat betekent dat de apparaatskosten in 2009 10% van de totale kosten uitmaken. In 2010 was dit 22%. Er is geen inzicht in de apparaatskosten op het niveau van de afzonderlijke regelingen. De stijging van de apparaatskosten komt volgens de gemeente door een nieuwe doorrekening van de uren, van 1.448 in 2009 naar 4.569 in 2010. TABEL 2.5: APPARAATSKOSTEN 2009 EN 2010, BEGROTING EN REKENING
Rekening 2009 Apparaatskosten Saldo overige lasten en baten Totaal 25 Armoedebestrijding
147.781
Percentage 2009 9%
Rekening 2010 334.069
Percentage 2010 19%
91%
81%
1.422.976
1.389.797
1.570.5757
1.723.866
Bron: opgave gemeente Heerenveen
Deelvraag 3.6 3.6
Is de uitvoering gericht op een maximaal bereik van de regelingen, is hier actief beleid
op
ingezet
(communicatie
doelgroepen,
automatisch
toekennen,
ondersteuning aanvraag, bestandskoppeling, aanschrijven doelgroepen, etc.)?
De gemeente Heerenveen heeft geen afzonderlijk beleid vastgesteld om het bereik van regelingen zo groot mogelijk te maken. Dat wil niet zeggen dat de gemeente op dit punt in het geheel geen beleid heeft. In april 2010 is een communicatieplan opgesteld om het sociale beleid, waartoe de gemeente ook het armoedebeleid rekent, inzichtelijk te maken. In dit communicatieplan worden de beleids- en de communicatie-uitgangspunten beschreven, alsmede de doelgroepen, de communicatiedoelstellingen en de communicatiestrategie. Ook is er aandacht voor de interne en externe communicatiemiddelen en voor monitoring en evaluatie van het communicatieplan. Voor de beantwoording van onze onderzoeksvraag 3.6 is ook de bijlage – een SWOT-analyse - interessant. Daarin worden als sterke punten het heldere kader voor het armoedebeleid en de relatie met de Wmo genoemd. Als zwakke punten van de gemeente worden genoemd dat de doelgroep onvoldoende in beeld is bij de gemeente en het ontbreken van een centraal overzicht van alle Dit regelingen en voorzieningen voor de doelgroep.26 communicatieplan is niet formeel vastgesteld. De gemeente heeft aangegeven dat in de geest van dit plan wordt gehandeld. Via het welzijnsbeleid, bijvoorbeeld door de inzet van de omtinker, probeert de gemeente regelingen toegankelijker te maken en het gebruik (en bereik) van regelingen te vergroten. De verschillende partners van de gemeente hebben als het gaat om het gebruik van regelingen op dit moment een belangrijke taak. De omtinker heeft hierbij een belangrijke voorlichtende rol; zij deelt 25 26
Saldo lasten en baten. Communicatieplan: Meedoen, pak die kans!, concept Communicatieplan Sociaal beleid, april 2010.
19 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
bijvoorbeeld formulieren uit aan gezinnen. Ook De Barones levert hier een positieve bijdrage door regelingen te vertalen naar de burger. De voedselbank kent in zekere mate een andere doelgroep dan andere welzijnsinstanties, en kan mensen die een beroep doen op een pakket daardoor ook op de minimaregelingen wijzen. Dit gebeurt ook in de praktijk.
2.5 INKOMENSEFFECTEN ARMOEDEBELEID
Deelvraag 4 4
Wat is het inkomenseffect van het gemeentelijk armoedebeleid op het netto inkomen? Hoe zit dit voor verschillende huishoudentypes in verschillende doelgroepen? Wat draagt iedere regeling hierin bij? Hoe verhoudt zich dit tot nationaal beleid (zorg- en huurtoeslag, kinderbijslag, etc.)?
Om het effect op het inkomen van het gemeentelijk armoedebeleid te bepalen is voor vijf typen huishoudens de inkomenssituatie in kaart gebracht. Het gaat om vijf voorbeeldsituaties die inzicht geven in het aandeel van de gemeentelijke minimaregelingen in het inkomen van het huishouden. Het gaat om de volgende vijf situaties die allen voor hun woning een huur van € 375,-- per maand betalen: 1. Een (echt)paar, beide ouder dan 23, zonder thuiswonende kinderen, langer dan 5 jaar een bijstandsuitkering; 2. Een (echt)paar, beide ouder dan 23, met twee schoolgaande kinderen, langer dan 5 jaar een bijstandsuitkering; 3. Een (echt)paar, beide ouder dan 65, zonder thuiswonende kinderen, met alleen AOW; 4. Een alleenstaande ouder, ouder dan 23, met twee schoolgaande kinderen, langer dan 5 jaar een bijstandsuitkering; 5. Een alleenstaande, ouder dan 23, zonder schoolgaande kinderen, langer dan 5 jaar een bijstandsuitkering.27. Voor deze situaties is het inkomen uit de uitkering, heffingskortingen, huur- en zorgtoeslag, kinderbijslag en kindgebonden budget in kaart gebracht. Vervolgens is gekeken op welke generieke regelingen binnen het gemeentelijk armoedebeleid in deze situaties aanspraak gemaakt kan worden. Dit betekent dat individuele aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand in deze overzichten niet zijn meegnomen. Wel meegenomen zijn de langdurigheidstoeslag, categoriale bijzondere bijstand, kwijtschelding van afvalstoffen- en rioolheffing en de participatieregeling. Tabel 2.6 geeft een overzicht van de verschillende inkomenscomponenten en het aandeel van de gemeentelijke regelingen.
27
De vijf gekozen typen huishoudens zijn de gangbare typen in het vergelijken van inkomenssituaties van minima.
20 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
De tabel laat28 zien dat het aandeel van de gemeentelijke regelingen in deze situaties tussen de 3,6% (echtpaar en alleenstaande) en 5,0% (alleenstaande ouder) ligt. In euro`s gaat het om bedragen van € 43 tot € 95 per maand. De langdurigheidstoeslag is de grootste gemeentelijke component in vier van de vijf inkomensplaatjes. Zonder langdurigheidstoeslag is het inkomenseffect aanmerkelijk lager. Slecht een deel van de minima heeft recht op de langdurigheidstoeslag. Dat betekent dat voor het grootste groep het inkomenseffect aanmerkelijk lager uitkomt. Uit de tabel is ook op te maken dat rijksregelingen - zoals huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderbijslag en kindgebondenbudget - in de onderzochte situaties 17 tot 30% van het inkomen uitmaken. Bij de kwijtschelding afvalstoffen gaat het om een dermate laag bedrag, dat hier vraagtekens bij de doelmatigheid te stellen zijn. TABEL 2.6: INKOMENSEFFECT GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN, BEDRAGEN PER MAAND Inkomenscomponent (Echt)paar (Echt)paar, (Echt)paar, Alleenstaan Alleenstaan 2 kinderen alleen AOW de, de 2 kinderen Uitkering 29 € 1.320 € 1.320 € 1.423 € 1.188 € 924 WWB/AOW 30 Huurtoeslag € 165 € 165 € 165 € 165 € 165 Zorgtoeslag € 146 € 146 € 146 € 70 € 70 Kinderbijslag € 122 € 122 Kindgebonden budget € 158 € 158 Langdurigheidstoeslag € 45,09 € 45,09 € 40,59 € 31,57 Cat. bijz. bijstand €33,33 Kwijtsch. afvalstoffen € 2,02 € 3,14 € 2,02 € 2,69 € 1,57 Kwijtsch. Riool € 13,08 € 13,08 € 13,08 € 13,08 € 9,83 Participatieregeling € 33,33 € 33,33 Witgoedregeling € 25,58 Totaal € 1.691,19 € 2.005,64 € 1.808,01 € 1.792,69 € 1.201,97 Totaal gemeentelijke € 60,19 € 94,64 € 74,01 € 89,69 € 42,97 regelingen Aandeel gemeentelijke 3,6% 4,7% 4,1% 5,0% 3,6% regelingen
Bron: berekening Pro Facto op basis van landelijke en gemeentelijke regelingen
28 Om het verschil tussen de rijksregelingen en de daarbij behorende bedragen en de gemeentelijke regelingen en toeslagen goed te markeren zijn de cellen van de eerstgenoemde regelingen en bedragen donker gekleurd. 29
Nettobedrag waarin heffingskortingen reeds verwerkt zijn, incl. vakantiegeld Op basis van een huur van € 375,- per maand. Dit is gemiddeld voor een sociale huurwoning in de gemeente Heerenveen.
30
21 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
3.
VERGELIJKING
In dit hoofdstuk worden de gemeenten Leeuwarden en Heerenveen op de punten bereik van regelingen, apparaatskosten en uitgaven bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag met elkaar en enkele andere gemeenten vergeleken. Deze vergelijking geeft enig zicht op de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid. Voor de vergelijking van het bereik van regelingen en de apparaatskosten is gebruik gemaakt van (rekenkamer)onderzoek dat eerder in andere gemeenten is uitgevoerd. De keuze voor de betreffende gemeenten is hier pragmatisch: er is gebruik gemaakt van wat beschikbaar is aan onderzoek. Voor de vergelijking van de uitgaven bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag is gebruik gemaakt van gegevens van de Kernkaart Werk en Bijstand van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit is een landelijk dekkend bestand. Ter vergelijking geven wij de cijfers van Groningen, Emmen en Hoogeveen. 3.1 BELEID IN HEERENVEEN EN LEEUWARDEN Definitie armoede De definities die definities van armoede die Heerenveen en Leeuwarden hanteren verschillen iets van elkaar. Heerenveen spreekt expliciet over financiële middelen, Leeuwarden niet. Heerenveen noemt expliciet materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn. Leeuwarden spreekt van sociale uitsluiting. Definitie Heerenveen: Huishoudens waarvan de financiële middelen zo beperkt zijn dat zij materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in Nederland dan wel in de gemeente Heerenveen.31 Definitie Leeuwarden: Armoede is een situatie waarin de middelen zo beperkt zijn dat mensen uitgesloten zijn van deelname aan een minimaal aanvaardbaar levenspatroon. Er is sprake van sociale uitsluiting. Er is sprake van gewoon niet kunnen participeren.32
31
Minima tellen mee! Nota Armoedebeleid gemeente Heerenveen 2007 - 2010 Armoede aan de kant! Herijking van het armoedebeleid en de schuldhulpverlening, gemeente Leeuwarden, 2008
32
22 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende regelingen in Heerenveen en Leeuwarden. De regelingen zijn qua hoogte in Heerenveen over het algemeen iets hoger. De norm voor de langdurigheidstoeslag is in Heerenveen op hetzelfde niveau als Leeuwarden. De duur voordat men in aanmerking komt is twee jaar korter. Leeuwarden heeft echter een volledige kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen; Heerenveen scheldt een deel kwijt. Leeuwarden heeft een vergoeding identiteitsbewijs en een zwemvangnet regeling die Heerenveen niet heeft. Heerenveen heeft een witgoedregeling die Leeuwarden niet kent.
REGELING Individuele bijzondere bijstand
Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Witgoedregeling (voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen) Collectieve zorgverzekering
TABEL 3.1: REGELINGEN ARMOEDEBELEID HEERENVEEN EN LEEUWARDEN 2011 NORM HEERENVEEN VORM HEERENVEEN NORM LEEUWARDEN 2011 2011 Draagkrachtpercentage < 120% Draagkrachtpercentage bijstandsnorm = 0% < 150% bijstandsnorm = 60% 120% bijstandsnorm €200,- per 120% bijstandsnorm rechthebbend gezinslid
VORM LEEUWARDEN Algemene kosten: 100% vergoeding Bijzondere kosten: 20% vergoeding €75,- per gezinslid
2 jaar 100% bijstandsnorm
€307,- per jaar Maximaal €980,- bij opsparen bedrag.
Niet van toepassing
Niet van toepassing
120% bijstandsnorm
Premie per maand basis: € 98,70 (bij WWB-uitkering) of € 100,78. Premie basis + aanvullend: € 121,57 41% bijstandsnorm excl. vakantietoeslag
120% bijstandsnorm
Premie basis: €98,70 (bij WWB-uitkering) of €100,78. Premie basis + aanvullend = €121,57
5 jaar 100% bijstandsnorm
Rioolheffing volledige kwijtschelding. Afvalstoffenheffing afhankelijk van aantal personen € 18,80 tot € 48,35. € 200,- per kind per jaar
100% wettelijk minimum
40% van de bijstandsnorm excl. vakantietoeslag Volledige kwijtschelding
Niet van toepassing
Niet van toepassing
De computer met toebehoren + internetabonnement voor 2 jaren.
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Langdurigheidstoeslag
3 jaar 100% bijstandsnorm
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen en heffingen
100% wettelijk minimum
Maatschappelijke participatie voor kinderen Computerregeling (van 2008 t/m 1 juli 2010)
120% bijstandsnorm
120% bijstandsnorm
23 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Zwemlesregeling
Niet van toepassing
Niet van toepassing
120% bijstandsnorm
Vergoeding identiteitsbewijs
Niet van toepassing
Niet van toepassing
120% bijstandsnorm
Subsidieregeling voor zwembad. Kinderen krijgen gratis les. €43,85 per persoon
Participatieregeling (voormalig declaratieregeling voor sport, cultuur en ontspanning)
Niet van toepassing
Niet van toepassing
120% bijstandsnorm
€60,- per gezinslid
3.2 BEREIK REGELINGEN Hoe is het bereik van de regelingen in de gemeente Leeuwarden en Heerenveen ten opzichte van andere gemeenten? Hoewel de cijfers niet volledig vergelijkbaar zijn, is aan de hand van gegevens uit verschillende gemeentelijke armoedemonitoren een antwoord te geven op deze vraag.33 Tabel 3.2 geeft een overzicht van het bereik van verschillende gemeentelijke minimaregelingen. Voor de gemeente Heerenveen zijn alleen gegevens beschikbaar uit een (gemeentelijke) armoedemonitor over het gebruik van regelingen. Voor de collectieve ziektekostenverzekering is een inschatting 34 gemaakt op basis van de beschikbare gegevens. Dit levert een laag 35 bereik op voor deze gemeente. Als we naar de gemeente Leeuwarden kijken valt op dat de gemeente Leeuwarden voor de meeste regelingen gemiddeld tot hoog scoort voor wat betreft het gebruik. Alleen het bereik van de collectieve ziektekostenverzekering is laag ten opzichte van andere gemeenten. TABEL 3.2: BEREIK GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN
Kwijtschelding belastingen Nederland 200736
Individuele Bijzondere Bijstand
Collectieve ziektekosten verzekering
55% 37
Leeuwarden 2007 Leeuwarden 2009
65% 60%
46% 15%
35%
82%
22%
37%
70%
Heerenveen 2008
21%
Heerenveen 2009
18%
38
Groningen 2008
39
Langdurigheidstoeslag
58%
Amsterdam 201040 41
Rotterdam 2011
Deelgemeente Feijenoord,
9%
57%
64%
17%
63%
20%
16%
58%
29%
33 In de verschillende bronnen is gebruik gemaakt van verschillende methoden om het bereik van regelingen te berekenen. Ook zit er verschil in de vorm die de verschillende regelingen in de afzonderlijke gemeenten hebben. Dit beperkt de onderlinge vergelijkbaarheid van de verschillende gemeenten. 34 Schatting Pro Facto op basis van gegevens gemeente Heerenveen en CBS inkomensdata 35 Deze regeling verschilt naar zijn aard principieel van de andere regelingen. De verklaring die de gemeente geeft voor het lage bereik is dat van oudsher een deel van de inwoners bij een andere verzekeraar, te weten ANOZ, zijn aangesloten.
24 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Rotterdam 2011 Zwolle 2009
42
59%
43
Almere 2009
72% 48%
69%
56%
Bron: zie noten
3.3 APPARAATSKOSTEN Hoe zijn de apparaatskosten in de gemeenten Heerenveen en Leeuwarden ten opzichte van andere gemeenten? Op basis van gegevens uit andere gemeentelijke rekenkameronderzoeken is hierop een voorzichtig antwoord te geven. Ook hier geldt dat de cijfers slechts beperkt onderling vergelijkbaar zijn.44 Tabel 3.3 geeft een overzicht van het aandeel van de apparaatskosten in de totale kosten van het gemeentelijk armoedebeleid. In de gemeente Leeuwarden liggen de apparaatskosten op een vergelijkbaar niveau als in de andere gemeenten. In de gemeente Heerenveen liggen de apparaatskosten in 2010 enigszins onder het niveau in Leeuwarden. In 2009 lagen deze hier nog ruim onder. TABEL 3.3: APPARAATSKOSTEN GEMEENTELIJK ARMOEDEBELEID
Aandeel uitvoeringskosten in totale kosten 45
Leeuwarden (2009)
28%
Leeuwarden (2010)
24%
Heerenveen (2009)
46
9%
Heerenveen (2010)
19%
Assen (2010)47
12%
Almere (2009)
48
Diemen (2008)
49
28% 38%
Bron: zie noten
36
Geld op de plank, niet-gebruik van inkomensvoorzieningen, Sociaal Cultureel Planbureau, 2007 Armoedemonitor Leeuwarden 2007 en 2009, KWIZ 38 Schatting Pro Facto op basis van gegevens gemeente Heerenveen en CBS inkomensdata 39 Ongebruikte rechten, aard en omvang niet-gebruik van regelingen door minima in de gemeente Groningen, Bureau Onderzoek, 2009 40 Factsheets armoedemonitor 2010, Gemeente Amsterdam, 2010 41 Monitor lage inkomens DG Feijenoord, SoZaWe Rotterdam, 2011 42 Zwolse armoedemonitor 2009, KWIZ 43 Minima in Almere 2009, Gemeente Almere, 2010 44 In de verschillende bronnen is niet altijd te achterhalen hoe de apparaatskosten berekend zijn en welke kosten hierin wel of niet zijn meegenomen. Het gevaar dat hier appels en peren met elkaar worden vergeleken is derhalve groot. 45 Berekening Pro Facto op basis van jaarstukken gemeente Leeuwarden 46 Berekening Pro Facto op basis van opgave gemeente Heerenveen 47 Armoedebeleid Assen, Rekenkamercommissie Assen, 2010 48 De uitwerking van het armoedebeleid, Rekenkamercommissie Almere, 2009 49 Bijzondere bijstand/minimabeleid gemeente Diemen, Rekenkamer DOUW, 2008 37
25 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
3.4 BIJZONDERE BIJSTAND EN LANGDURIGHEIDSTOESLAG50 De kernkaart WWB van het ministerie van Sociale heeft Zaken op gemeenteniveau gegevens beschikbaar over de bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. Van andere regelingen zijn deze gegevens niet beschikbaar. Het gaat dan om de uitgaven en de aantallen ontvangers. Deze gegevens zijn onderling goed vergelijkbaar. De gemeente Heerenveen is hier vergeleken met de gemeenten Leeuwarden, Emmen, Groningen en Hoogeveen. De meest recent beschikbare gegevens zijn van 2008. Als we naar de uitgaven voor de bijzondere bijstand kijken valt op dat Heerenveen vergeleken met Hoogeveen - dat qua aantal inwoners vergelijkbaar is - meer dan het dubbele uitgeeft. Leeuwarden geeft bijna twee keer zo veel uit aan bijzondere bijstand als de gemeente Emmen, dat qua aantal inwoners met deze gemeente vergelijkbaar is. Dit zit deels in de uitgaven per ontvanger; dit bedrag ligt in Leeuwarden gemiddeld op € 787. Dat is ruim € 100 meer dan in Emmen, maar nog altijd € 100 minder dan in Groningen, waar het bedrag met € 887 het hoogst is van deze vijf gemeenten. Heerenveen zit in de middenmoot met € 762. De relatief hoge uitgaven voor bijzondere bijstand in Leeuwarden zitten vooral in het bereik. Het aantal ontvangers van bijzondere bijstand in de gemeente Leeuwarden als percentage van het aantal inwoners met een inkomen beneden 120% van het sociaal minimum is in Leeuwarden met 21% het hoogste van de vijf vergeleken gemeenten. TABEL 3.4: BIJZONDERE BIJSTAND 2008
Leeuwarden uitgaven bijzondere bijstand uitgaven per ontvanger ontvangers bijzondere bijstand als % inwoners met inkomen beneden 52 120% soc. minimum Aantal inwoners (2008)
51
Heerenveen
Emmen
Groningen
Hoogeveen
€ 2.078.797
€ 526.083
€ 1.056.959
€ 3.074.408
€ 207.599
€ 787
€ 762
€ 680
€ 887
€ 620
2640
690
1555
3465
335
21%
16%
12%
15%
6%
92.864
43.027
109.151
182.484
54.468
Bron: Kernkaart Werk en Bijstand
Leeuwarden loopt gelijk op met Groningen qua percentage huishoudens dat een langdurigheidstoeslag ontvangt: 36%. In Heerenveen ligt dit percentage het laagst van de vijf vergeleken 50
De gemeente Heerenveen stelt als reactie op de cijfers uit de kernkaart WWB dat de cijfers over het bereik en gebruik van 2008 zijn en weinig zeggen over het huidige bereik en gebruik. De gemeente stelt dat in 2009 en 2010 het gebruik van de gemeentelijke regelingen in Heerenveen overall is gestegen en wijst dit als oorzaak aan voor de hogere apparaatskosten. 51 Cijfers afkomstig van de Kernkaart WWB, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gegevens over 2008 zijn de meest recent beschikbare. 52 Aantal inwoners met een inkomen beneden 120% van het sociaal minimum op basis van CBS – RIO data. Dit percentage geeft een ruwe schatting van het bereik van de Bijzondere Bijstand.
26 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
gemeenten: 15%. De uitgaven in Heerenveen zijn het laagst van de vijf gemeenten. Dit hangt samen met het relatief gering aantal huishoudens dat in Heerenveen langdurigheidstoeslag ontvangt. 53
TABEL 3.5: LANGDURIGHEIDSTOESLAG 2008
Leeuwarden uitgaven langdurigheidstoeslag huishoudens met langdurigheidstoeslag als % aantal huishoudens met 4 jaar of langer een inkomen < 120% soc. minimum54
Heerenveen
Emmen
Groningen
Hoogeveen
€ 583.081
€ 83.032
€ 335.130
€ 1.212.288
€ 123.328
1375
200
880
2845
290
36%
15%
23%
36%
19%
Bron: Kernkaart Werk en Bijstand
53
Cijfers afkomstig van de Kernkaart WWB, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gegevens over 2008 zijn de meest recent beschikbare. 54 Aantal huishoudens dat 4 jaar of langer een inkomen beneden 120% van het sociaal minimum heeft op basis van CBS – RIO data. Dit percentage geeft een ruwe schatting van het bereik van de langdurigheidstoeslag.
27 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
4.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Samenvattend kunnen uit het voorgaande de volgende conclusies worden getrokken. Deze conclusies vormen de basis van onze aanbevelingen. 4.1
CONCLUSIES
ALGEMEEN 1.Het armoedebeleid van de gemeente Heerenveen is geformuleerd als inkomensondersteuning, schuldhulpverlening, het tegengaan van materiële, culturele en sociale uitsluiting en het bevorderen van maatschappelijke participatie; leidend principe bij dit armoedebeleid is dat het een vangnet vormt voor burgers die tijdelijk die eigen verantwoordelijkheid niet kunnen nemen; 2.De uitwerking van het armoedebeleid is hoofdzakelijk geregeld in 8 inkomensondersteunende regelingen. Deze regelingen zijn: a. Individuele bijzondere bijstand b. Vergoeding categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen; c. Collectieve zorgverzekering; d. Langdurigheidstoeslag; e. Witgoedregeling; f. Fonds maatschappelijke participatie voor kinderen. g. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen en heffingen h. Computerregeling
3.De gemeente maakt op gangbare wijze gebruik van haar wettelijke mogelijkheden om aanvullende inkomensondersteunende regelingen te creëren en heeft daaraan een gangbare invulling gegeven; 4. De gemeente richt, met twee uitzonderingen, haar armoedebeleid op huishoudens met een netto-inkomen dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. Voorts is er speciale aandacht voor kinderen in minimahuishoudens, voor langdurige minima, voor chronisch zieken en voor ouderen; RECHTMATIGHEID 5.Alle regelingen zijn getoetst en rechtmatig bevonden met uitzondering van de witgoedregeling;
28 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
DOELMATIGHEID EN DOELTREFFENDHEID 6.Doelstellingen geformuleerd;
van
het
armoedebeleid
zijn
niet
SMART
7.De gemeente heeft geen inzicht in de omvang van de doelgroepen van de regelingen en het bereik van de regelingen. Het gebruik van de meeste regelingen neemt van 2008 op 2009 iets toe; 8.De uitvoering van het armoedebeleid werd in 2009 begroot op 1,46 miljoen euro en in 2010 op 1,51 miljoen euro. De rekeningen over 2009 en 2010 bedroegen 1,42 en 1,57 miljoen euro; 9.Op het niveau van afzonderlijke regelingen zijn overschrijdingen te zien voor de posten individuele bijzondere bijstand (2009), categoriale bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag (2010); 10.De uitvoering van de inkomensondersteunende maatregelen wordt door de gemeente zelf gedaan. Voor de (preventieve) schuldhulpverlening wordt middels een inkooprelatie een beroep gedaan op twee externe partijen: de PLANgroep en Kredietbank Nederland. Voorts beoogt de gemeente een regierol door actief samenwerking met (nieuwe) externe partners te zoeken; 11.De transparantie van de relatie tussen de bestuurlijk vastgestelde prioriteiten en de daarvoor benodigde inzet van personeel is voor verbetering vatbaar; 12.De apparaatskosten van het armoedebeleid zijn in 2010 vergelijkbaar met die in andere gemeenten en in 2009 lager. In 2009 bedroegen die 9% en in 2010 19% van de totale kosten van de armoedebestrijding; 13.Interne koppeling of koppeling met bestanden van externe partijen zoals het UWV vindt niet plaats; 14.De voorwaarden voor doeltreffendheid zijn in onvoldoende mate geborgd. Dit betreft met name: - het gebrek aan een betrouwbaar inzicht in de omvang van de doelgroepen; - de beperkte inzet op het vergroten van het bereik van regelingen; 15. De gemeente heeft geen afzonderlijk beleid vastgesteld om het bereik en gebruik van inkomensondersteunende regeling te verhogen. Hiertoe wordt wel met een communicatieplan gewerkt, dat niet formeel is vastgesteld. Via het welzijnsbeleid, bijvoorbeeld door de inzet van de omtinker, probeert de gemeente regelingen toegankelijker te maken en het gebruik (en bereik) van regelingen te vergroten;
29 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
16. Voor diverse typen huishoudens zijn de financiële effecten van Rijksregelingen en gemeentelijke regelingen berekend. Het positieve effect van de Rijksregelingen ligt, afhankelijk van het type huishouden, maximaal tussen de 17 en 30%; de effecten van de gemeentelijke regelingen variëren, afhankelijk van het type huishouden, maximaal tussen de 3 en 5 %. Van de gemeentelijke regelingen heeft de langdurigheidstoeslag het grootste effect. In euro’s betekenen de gemeentelijke regelingen, afhankelijk van het type huishouden, een maximale maandelijkse suppletie tussen 60,-- en 95,-- euro; 17. Hoewel de definities voor armoede in Heerenveen en Leeuwarden op hoofdlijnen met elkaar overeenkomen, vertonen de uitwerkingen van het beleid van de twee gemeenten interessante verschillen. De vergelijking geeft aan dat gemeenten eigen accenten kunnen leggen in het armoedebeleid; 18. In een vergelijking met een viertal andere gemeenten valt op dat de uitgaven voor bijzondere bijstand in Heerenveen in de middenmoot liggen.
4.2 AANBEVELINGEN Op basis van de conclusies lijkt een aanbeveling om met een verregaande vereenvoudiging van de regelingen de uitvoeringskosten te verlagen voor de hand te liggen. Doordat de wettelijke ruimte hiertoe beperkt is en er diverse keuzemogelijkheden zijn voor de invulling van regelingen, zijn de aanbevelingen van de rekenkamer vooral gericht op het beter inzichtelijk maken van doelen, kosten, opbrengsten en doelgroepen. Door dit inzicht worden doelmatigheid en doeltreffendheid verhoogd en kunnen keuzes in de uitvoering beter onderbouwd worden. De rekenkamer doet daarom de volgende aanbevelingen aan de Raad, om zodoende het college meer te laten sturen op de doelmatigheid en doeltreffend in de uitvoering van de regelingen binnen het armoedebeleid:
A. RECHTMATIGHEID 1. Draag het college op om de rechtmatigheid van het beleid te verbeteren door de huidige witgoedregeling aan te passen of te schrappen. B. DOELMATIGHEID EN DOELTREFFENDHEID 2. Draag het college op om de doelstellingen in de gemeentelijke nota armoedebeleid en in begroting consistent met elkaar te laten zijn.
30 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
3. Draag het college op om de beleidsdoelstellingen SMART te formuleren. 4. Draag het college op om de mogelijkheden te onderzoeken om het bereik van regelingen door middel van bestandskoppeling met interne en externe overheidspartijen zoals de belastingdienst en het UWV te verhogen. 5. Draag het college op om de mogelijkheid te onderzoeken om de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen automatisch toe te kennen en u daarover te rapporteren. 6. Draag het college op om de mogelijkheid te onderzoeken om de aanvraagprocedure voor regelingen te stroomlijnen door gebruik te maken van één aanvraagformulier voor alle regelingen. 7. Draag het college op om de monitoring van het armoedebeleid te verbeteren door jaarlijkse of tweejaarlijks een armoedemonitor uit te (laten) voeren, waarin de omvang van de doelgroep en het bereik van regelingen onderzocht wordt. De huidige gemeentelijke monitor kan hierbij als uitgangspunt dienen, aangevuld met nieuwe informatie. Laat deze aansluiten bij de gehanteerde prestatie-indicatoren. 8. Draag het college op om concrete doelstellingen inzake het bereik van de regelingen te formuleren en daaraan budgetten te koppelen.
31 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
5. BESTUURLIJKE REACTIE EN NAWOORD
Aan de Rekenkamercommissie Heerenveen t.a.v. de heer J. de Jong, secretaris Postbus 2 8530 AA LEMMER
uw brief van: 24 mei 2012
ons kenmerk: 12.3003207
bijlage(n):
datum: 10 juli 2012
Onderwerp: Bestuurlijke reactie Rapport Armoedebeleid
Geachte leden van de Rekenkamercommissie Heerenveen, Wij hebben uw brief van 24 mei 2012 ontvangen. In uw brief, verzoekt u ons om een bestuurlijke reactie op het concept-rapport over het onderzoek naar het Armoedebeleid. Graag voldoen wij aan uw verzoek waarbij wij met name zullen ingaan op de acht aanbevelingen. Aanbevelingen die volgens het rapport met name zijn gericht op het beter inzichtelijk maken van de doelen, de kosten, en de opbrengsten en doelgroepen. De aanbevelingen die worden gedaan betreffen de rechtmatigheid en de doelmatigheid en doeltreffendheid. Hierna geven wij per aanbeveling onze reactie. Voor de leesbaarheid zijn de aanbevelingen cursief gedrukt. 1. Draag het college op om de rechtmatigheid van het beleid te verbeteren door de huidige witgoedregeling aan te passen of te schrappen. Wij kunnen ons vinden in deze aanbeveling. Dat zal gaan leiden tot het schrappen van de regeling. Wij zullen dit meenemen bij de herijking van het armoedebeleid dat aanstaande is. 2. Draag het college op om de doelstellingen in de gemeentelijke nota armoedebeleid en in begroting consistent met elkaar te laten zijn. Wij onderschrijven het belang hiervan en zullen dit aanpassen. 3. Draag het college op om de beleidsdoelstellingen SMART te formuleren. Wij onderkennen het belang hiervan en zullen dit toepassen. 4. Draag het college op om de mogelijkheden te onderzoeken om het bereik van regelingen door middel van bestandskoppeling met interne en externe overheidspartijen zoals de belastingdienst toe te kennen en u daarover te rapporteren.
32 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Deze aanbeveling nemen wij graag over. Wel plaatsen wij hierbij een kanttekening. Wij hebben al eerder pogingen ondernomen om een bestandkoppeling tot stand te brengen, maar daarvoor is toen geen toestemming verleend. Wij betwijfelen dan ook of op dit moment daadwerkelijk een bestandskoppeling mogelijk is met de genoemde externe partijen zoals de belastingdienst en het UWV. Mocht dit in de (nabije) toekomst een optie zijn, zonder dat daaraan hoge kosten verbonden zijn dan bekijken wij graag deze mogelijkheid. 5. Draag het college op om de mogelijkheid te onderzoeken om de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen automatisch toe te kennen en u daarover te rapporteren Wij zullen deze mogelijkheid gaan onderzoeken. 6. Draag het college op om de mogelijkheid te onderzoeken om de aanvraagprocedure voor regelingen te stroomlijnen door gebruik te maken van één aanvraagformulier voor alle regelingen Deze aanbeveling spreekt ons aan. De aanbeveling sluit goed aan bij punt vier van de bestuurlijke kaders 2013-2016 te weten: Alle publieke diensten zijn digitaal tenzij. Wij betrekken deze aanbeveling bij de herijking van het armoedebeleid. 7. Draag het college op om de monitoring van het armoedebeleid te verbeteren door een jaarlijkse of tweejaarlijks een armoedemonitor uit te ( laten) voeren, waarin de omvang van de doelgroep en het bereiken van regelingen onderzocht wordt. De huidige gemeentelijke monitor kan hierbij als uitgangspunt dienen, aangevuld met nieuwe informatie. Laat deze aansluiten bij de gehanteerde prestatie-indicatoren. Wij onderschrijven het belang van monitoring van de omvang van de doelgroep en het bereik van regelingen. Wij gaan nader onderzoeken of het formatief mogelijk is het armoedebeleid twee jaarlijks te monitoren. 8. Draag het college op om concrete doelstellingen inzake het bereik van de regelingen te formuleren en daaraan budgetten te koppelen. Wij zullen deze aanbeveling eveneens betrekken bij herijking van het armoedebeleid. Een punt van zorg in dit kader is dat de huidige armoederegelingen open einde regelingen zijn. Zoals u in uw rapport op pagina 13 aangeeft, hebben in 2009 en 2010 bijstellingen plaatsgevonden van € 316.104 in 2009 en € 204.000 in 2010. De uitdaging is om in de toekomst overschrijdingen te voorkomen op het armoedebeleid. Wij vertrouwen erop u met deze reactie naar tevredenheid te hebben geïnformeerd. Indien u nadere inlichtingen over deze brief wenst, kunt u bellen met Wike Swart, telefoon 0513-617506. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Heerenveen. De gemeentesecretaris, De burgemeester,
F.H.Perdok
T.J.van der Zwan
33 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
NAWOORD Wij zijn verheugd dat het college alle aanbevelingen onderschrijft. Wij adviseren de raad om de aanbevelingen over te nemen middels besluitvorming en in overleg met het college te bepalen wanneer en op welke wijze gerapporteerd wordt over de afwikkeling van de door u genomen besluiten.
34 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
BIJLAGE I NORMENKADER
Formulering en doelstelling gemeentelijk armoedebeleid en wettelijk kader Aspect Norm Criteria Rechtmatigheid Het is duidelijk wat de De verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn wettelijke verantwoorbekend. delijkheden en bevoegdheden Duidelijk is met welke interne en externe partners van het gemeentebestuur zijn moet worden samengewerkt. op het terrein van Er bestaat een goed beeld van de instrumenten armoedebeleid. die kunnen worden ingezet. Doelmatigheid Er is een afbakening en De gemeente hanteert een duidelijk en eenduidig Doeltreffendheid definitie van de armoedebegrip. armoedeproblematiek gemaakt. Doelmatigheid In de beleidsstukken zijn De doelstellingen omvatten tenminste: Doeltreffendheid doelstellingen (SMART) een omschrijving van het doel per beleidsterrein; benoemd. doelen zijn tijdsgebonden en realistisch; meetbare indicatoren voor alle doelstellingen, inclusief afspraken over monitoring daarvan; De doelen zijn afgestemd met andere interne en externe partijen. Doelgroepen binnen het armoedebeleid Doelmatigheid
Er zijn doelgroepen gedefinieerd.
Doelmatigheid
Het is duidelijk welke financiele middelen met het armoedebeleid zijn gemoeid
Doelmatigheid Doeltreffendheid
De definitie van de doelgroepen sluit aan bij de probleemanalyse en het wettelijk kader
35 Onderzoek armoedebeleid
Voor het armoedebeleid zijn duidelijke doelgroepen gedefinieerd, Inkomensgrenzen en andere bepalingen om in aanmerking te komen voor regelingen zijn vastgelegd. Er is zo concreet mogelijk aangegeven welke middelen voor het armoedebeleid worden aangewend Als het armoedebeleid open einde regelingen bevat is dit zo expliciet mogelijk aangegeven De probleemanalyse en het wettelijk kader zijn leidend geweest bij het vaststellen van doelgroepen
Rekenkamercommissie Heerenveen
Doelmatigheid doeltreffendheid Rechtmatigheid
De doelgroepen zijn bij de gemeente in beeld
De gemeente heeft een betrouwbaar overzicht van de doelgroepen De gemeente maakt gebruik van haar (wettelijke) mogelijkheden om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Het gemeentelijk beleid om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan blijft binnen de wettelijke kaders
Uitvoeringspraktijk van het armoedebeleid Doelmatigheid
De uitvoering vloeit voort uit het beleid.
Doeltreffendheid
Er is sprake van interne en externe afstemming over het armoedebeleid.
Doeltreffendheid Doelmatigheid
De minimaal benodigde personele en financiële middelen zijn geborgd.
Doelmatigheid
De uitvoering van het armoedebeleid is doelmatig
Doeltreffendheid
De uitvoering van het armoedebeleid is doelgericht.
Effectevaluatie Doeltreffendheid
Het armoedebeleid is doeltreffend.
De keus voor de ingezette maatregelen en de wijze waarop deze maatregelen worden ingezet is gemotiveerd en vloeit logischerwijs voort uit de probleemanalyse. Er wordt gewerkt conform de in het beleid vastgestelde prioriteitstelling. De uitvoering blijft binnen de gestelde financiele kaders Intern wordt afgestemd met andere bij het armoedebeleid betrokken organisatieonderdelen. Extern wordt afgestemd met andere bij het armoedebeleid betrokken organisaties Er is sprake van een inzichtelijke systematiek waarbij een verbinding wordt gelegd tussen de bestuurlijk vastgestelde prioriteiten en –doelstellingen en de daarvoor benodigde inzet van personeel en middelen. De personele en financiële middelen zijn in de begroting vastgelegd. Er wordt over voldoende deskundigheid (kennis, houding en vaardigheden) beschikt. Apparatskosten nemen geen onevenredig deel van het budget in Er wordt gebruik gemaakt van maatregelen om het bereik van regelingen te vergroten Er is een inzichtelijke systeem dat het gebruik van regelingen monitort Gemeentelijke regelingen hebben een substantieel positief effect op het netto inkomen van de doelgroep (meer dan 0.25%55 van het netto besteedbaar inkomen)
55 Op dit punt bestaat geen algemeen geaccepteerde kwantitatieve norm. De 0,25% grens is dus in zekere zin arbitrair. Voor de doelgroepen zal het dan gaan om een bedrag van 25 à 50 euro op jaarbasis.
36 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
BIJLAGE II GEINTERVIEWDE PERSONEN Lykele Buwalda, wethouder, gemeente Heerenveen Jacques Bosman, voorzitter, participatieraad Henk Dekker, coördinator, De Barones Marijke van Dun, regisseur VVE, afdeling Visie en Beleid Joost Hiemstra, vrijwilliger coördinator, Voedselbank Hans Hindriks, teamleider, afdeling Werk, Inkomen en Maatschappelijke Ontwikkeling (WIMO) Gerrit Jongetjes, coördinator, PLANgroep Margo Roelofs, hoofd, afdeling Visie en Beleid Tiny Ruiter, vice voorzitter, participatieraad Douwe Henk Siebenga, financieel adviseur voor onder andere afdeling WIMO Jochem Sloothaak, regisseur Wmo, afdeling Visie en Beleid Wike Swart, beleidsmedewerker, afdeling Visie en Beleid Annemiek Swart, operationeel manager, PLANgroep Paul Vlootman, directeur, Caleidoscoop Bij het gesprek met raadsleden waren alle partijen vertegenwoordigd.
BIJLAGE III BESTUDEERDE STUKKEN - Collegeprogramma 2010 – 2014 - Programmabegrotingen 2009, 2010, 2011 - Jaarstukken 2009, 2010 VERORDENINGEN EN BELEIDSREGELS - Beleidsregel categoriale bijzondere bijstand - Beleidsregel witgoed - Beleidsregel fonds maatschappelijke participatie - Beleidsregels bijzondere bijstand wwb - Re-integratieverordening WWB BELEIDSSTUKKEN - Armoedenota ‘Minima tellen mee!’ 2007-2010, april 2007 - Werkafspraken schuldhulpverlening (2008) - Notitie participatiebudget, maart 2009 MONITOR EN EVALUATIE - Ontwikkeling monitor armoedebeleid, 2009 - ‘Evaluatie Re-integratiebeleid 2005-2007 en hoofdlijnen beleidskader 2008-2012’, maart 2008 - Monitor armoedebeleid gemeente Heerenveen 2008 t/m juni 2010 - Afstudeeronderzoek fonds maatschappelijke participatie kinderen, 2010
37 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
BIJLAGE IV WETTELIJK KADER
Belangrijkste wet in dit kader is de Wet Werk en Bijstand (WWB). 56 57 Deze wet is in werking getreden in 2003. De rijksoverheid voert het generieke inkomensbeleid; zij stelt jaarlijks de hoogte van het sociaal minimum vast. Dit kan door gemeenten verhoogd of verlaagd worden, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.58 Op dit moment zijn de volgende normen van toepassing:59 60
TABEL IV.1: BIJSTANDSNORM SINDS 1 JULI 2011
Leeftijd 27 – 65 jaar 65+
Alleenstaande €923,90 €1013,58
Alleenstaande ouder €1187,87 €1275,53
Gehuwden €1319,85 €1395,13
In de WWB zijn de bijzondere bijstand (artikel 35 WWB) en langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB) opgenomen. Gemeenten hebben daarnaast de mogelijkheid aanvullende regelingen te treffen in het kader van hun eigen armoedebeleid. In deze paragraaf zullen enkele regelingen besproken worden die op basis van de WWB mogelijk zijn. Ook worden regels omtrent privacy besproken, vanwege het stimuleren van gebruik van minimaregelingen door gemeenten door onder andere het koppelen van bestanden. Ten slotte wordt kort schuldhulpverlening besproken. Individuele bijzondere bijstand Individuele bijzondere bijstand61 kan worden verleend voor noodzakelijke bestaanskosten, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. De bijzondere bijstand vormt een aanvulling op de algemene bijstandsuitkering en is geformuleerd als een recht. Dit betekent dat 56 Voor onderstaande tekst over het wettelijk kader van de WWB is gebruik gemaakt van de bundel Tekst en Toelichting door W.F.A. Eiselin, Sdu 2009 & de Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, van de VNG, Divosa en enkele gemeenten, februari 2004. 57 Sinds 2009 vallen jongeren onder 27 jaar niet meer onder deze wet, maar is de Wet investeren in jongeren (WIJ) op hen van toepassing. Regelingen in het kader van het gemeentelijk armoedebeleid gelden voor alle inwoners vanaf 18 jaar, dus ook voor jongeren onder de 27 die een bijstandsuitkering ontvangen. 58 Artikel 25 e.v. WWB. 59 Staatscourant 2011, 10914. 60 Bedragen zijn inclusief maximale gemeentelijke toeslag en vakantietoeslag. 61 Artikel 35, eerste en tweede lid, WWB.
38 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
elke gemeente bijzondere bijstand moet verlenen. Het is geen vereiste dat iemand een uitkering krachtens de WWB ontvangt, de bijzondere bijstand staat voor iedereen open. Bij bijzondere bijstand gaat het om maatwerk. Welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen moet per geval beoordeeld worden. Daarnaast moeten de kosten ook daadwerkelijk worden gemaakt en dit moet aantoonbaar zijn; dit kan door het controleren van bonnen die met de aanvraag meegezonden moeten worden, maar dit controleren mag ook steekproefsgewijs plaatsvinden. De gemeente heeft beleidsvrijheid ten aanzien van de beoordeling van de draagkracht van de aanvrager. De bijzondere bijstand wordt volgens de wet verleend als: a) Het gaat om kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die noodzakelijke kosten van bestaan betreffen b) De kosten kunnen niet worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm In beleidsregels kan de gemeente vastleggen voor welke kosten bijzondere bijstand wordt verleend. De beleidsregels hebben als doel het vergemakkelijken van het toekennen van aanvragen. Dit mag echter niet leiden tot categoriale toekenning van bijzondere bijstand, anders dan bij de door de wet genoemde groepen (zie volgende paragraaf). Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat het bij het toekennen van bijzondere bijstand gaat om een gebonden bevoegdheid; als voldaan is aan de voorwaarden, moet de gemeente bijzondere bijstand verlenen. Categoriale bijzondere bijstand Voor bepaalde groepen kan een extra inkomensvoorziening getroffen worden door de gemeente, omdat de bijzondere omstandigheden waarin zij zich bevinden leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet. Het gaat om ouderen van 65-plus, chronisch zieken en gehandicapten.62 Bij het financieel afgrenzen van de doelgroep heeft de gemeente maximale beleidsvrijheid. De enige voorwaarde die gesteld wordt is dat geen onderscheid gemaakt mag worden naar inkomensbron; dit betekent dat categoriale regelingen open moeten staan voor alle huishoudens met een bepaald minimuminkomen, niet alleen voor bijstandsgerechtigden. Als na het verkrijgen van deze categoriale bijzondere bijstand nog niet alle bijzondere kosten gedekt zijn, staat tevens een beroep op individuele bijzondere bijstand open. De kosten waarvoor categoriale bijzondere bijstand wordt verleend mogen uitsluitend verband houden met chronische ziekte, handicap of ouderdom. De handreiking van de VNG onderscheidt drie soorten kosten: a) directe kosten, b) bijkomende kosten, c) kosten door 62
Artikel 35, derde en vierde lid, WWB.
39 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
overige effecten. Andere regelingen, die niets te maken hebben met de bijzondere omstandigheden waarin deze groepen zich bevinden, zijn niet toegestaan. Ook is categoriaal beleid ter ondersteuning van huishoudens met schoolgaande kinderen toegestaan.63 Het gaat om het bevorderen van maatschappelijke participatie van het kind. Oogmerk van deze mogelijkheid is te voorkomen dat de inkomenspositie van de ouders de kansen op een goede toekomst van de kinderen in de weg staat. Voor deze regeling geldt als randvoorwaarde dat de gemeente de voorzieningen in natura (artikel 48, vierde lid) verstrekt, zodat de regelingen zoveel mogelijk ten goede komen van de kinderen zelf. Enige uitzondering hierop vormt de ondoelmatige uitvoering; als voorzieningen niet kunnen worden gerealiseerd zonder hoge kosten daarvoor te maken of als het niet mogelijk is om de voorzieningen gratis aan te bieden aan kinderen, kan de gemeente op andere wijze deze kosten vergoeden, bijvoorbeeld door een declaratiesysteem. Declaratieregelingen participatiekosten, zwemlesregelingen en dergelijke zijn hier voorbeelden van. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering Bijzondere bijstand kan ook in de vorm van een collectieve ziektekostenverzekering worden aangeboden.64 Het financiële voordeel kan bestaan uit een premiereductie en/of een uitgebreider vergoedingenpakket. Het gebruik kunnen maken van deze verzekering moet openstaan voor alle minima. Als de gemeente haar inwoners de mogelijkheid van een collectieve ziektekostenverzekering biedt, kan daarnaast ook nog bijzondere bijstand verleend worden voor noodzakelijke kosten die niet onder de verzekering vallen. De opsomming van gronden voor categoriale bijzondere bijstand65 is limitatief, dat betekent dat alleen voor deze groepen categoriale bijzondere bijstand kan worden toegekend. Het gaat om een bevoegdheid, de gemeente is dus niet verplicht een regeling tot categoriale bijzondere bijstand in te stellen. Langdurigheidstoeslag Personen van 21 t/m 65 jaar die langdurig afhankelijk zijn van een laag inkomen kunnen een beroep doen op de langdurigheidstoeslag.66 De achtergrond hiervan is dat personen in deze situatie over het algemeen geen mogelijkheden meer hebben om te reserveren voor onverwachte (hoge) kosten, zoals vervangingsuitgaven. Het doel van deze regeling is mensen die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering en die langdurig in de bijstand zitten hierin tegemoet te komen door een extra uitkering. De gemeente bepaalt de inkomensgrens en de invulling van het begrip ‘langdurig afhankelijk van een laag inkomen’. 63
Artikel 35, vijfde lid, WWB. Artikel 35, zesde lid, WWB. 65 Artikel 35, WWB. 66 Artikel 36, WWB. 64
40 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen De regels rond kwijtschelding zijn bij rijkswetgeving geregeld, de uitvoering ligt bij de gemeenten. Kwijtschelding is mogelijk wanneer iemand een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm heeft en niet voldoende vermogen aanwezig is. De gemeente bepaalt wanneer iemand in aanmerking komt voor kwijtschelding. De grondslag voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen ligt in artikel 26 Invorderingswet 1990 (IW) en artikel 249 en 255 van de Gemeentewet.67 Degene die niet in staat is een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, kan gehele of gedeeltelijke kwijtschelding verleend worden. Gemeenten mogen afwijkende regels stellen over de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen.68 Privacywetgeving Om de toegankelijkheid van minimaregelingen te vergroten, kan de gemeente overgaan tot bestandskoppeling. In het kader van de privacy van burgers, zijn hieraan grenzen gesteld door de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (WGBA)69 en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).70 De WGBA is van toepassing op het delen van informatie uit het gemeentelijke basisregistratie met derden. Dit mag volgens de WGBA alleen aan personen die bij deze wet geregeld zijn. Voorbeelden hiervan zijn de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank. Voor hetgeen de gemeente meer registreert aan persoonsgegevens dan de WGBA voorschrijft, is de Wbp van toepassing. Bestandskoppeling is volgens de Wbp toegestaan als er een ‘welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doel’ voor is beschreven. Daarnaast mogen de gegevens niet langer dan noodzakelijk bewaard worden en moeten er passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen tegen verlies of onrechtmatige verwerking van de gegevens.71 Toestemming van de betrokkene is bij samenwerking tussen verschillende instanties geen voorwaarde, maar wel moeten betrokkenen geïnformeerd worden over het gebruik van hun gegevens. Voor het delen van gegevens in samenwerkingsverbanden (waar het koppelen van gegevens onder valt) bestaat een meldingsplicht bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp).7273 67
De regels zijn uitgewerkt in hoofdstuk II van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (URIW) en in verschillende beleidsregels. Daarnaast stelt de gemeente regels in haar eigen verordening. De VNG heeft een modelverordening opgesteld, die veel gemeenten hebben overgenomen. 68 Artikel 255, vierde lid, Gemw. 69 In de WGBA zijn regels opgenomen betreffende het opnemen, wijzigen en inzien van de persoonsgegevens die elke gemeente bijhoudt omtrent alle personen die in de gemeente gevestigd zijn. 70 De Wbp stelt regels ter bescherming van de privacy van burgers. 71 Artikel 7 jo 10 jo 13 Wbp. 72 Zie ook het informatieblad van het Cbp ‘Informatie delen in samenwerkingsverbanden’, februari 2011. 73 In het verleden heeft het Cbp bij het project ‘Beter presteren met bijzondere bijstand’ overwogen dat bestandskoppeling met de Belastingdienst mag worden ingezet om burgers te wijzen op bijzondere bijstandsproducten die een substantiële bijdrage leveren aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en dat daarnaast alle alternatieve mogelijkheden om burgers hierop te wijzen al zijn benut. Zie hiervoor de brief van de voorzitter van het CBP over beoordeling van het project ‘Beter presteren met
41 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
Schuldhulpverlening Welke rol gemeenten moeten spelen in de schuldhulpverlening is nog niet wettelijk geregeld. Er ligt momenteel een wetsvoorstel Wet gemeentelijke schuldhulpverlening bij de Eerste Kamer74, waarin opgenomen is dat de gemeente minimaal elke vier jaar een plan moet opstellen voor haar inwoners dat richting geeft aan de integrale aanpak van schuldhulpverlening. Daarnaast is in deze wet geregeld dat wanneer een persoon zich meldt voor schuldhulpverlening, er binnen 4 weken75 een gesprek moet plaatsvinden waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. Ook is de gegevensuitwisseling tussen medewerkende organisaties geregeld. Daarnaast zijn de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) van belang bij de schuldhulpverlening. Deze laatste wet regelt de organisatie van de uitvoering van de sociale zekerheid en de afbakening van verantwoordelijkheden tussen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de verschillende uitvoeringsorganisaties.
bijzondere bijstand’ waarbij het bestand van de Belastingdienst wordt gekoppeld aan de gegevens van de gemeente, 23 april 2008. 74 Het voorstel is op 30 juni 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De schriftelijke voorbereiding bij de Eerste Kamer heeft reeds plaatsgevonden. 75 Gaat het om bedreigende schulden, de schuldenaar hangt bijvoorbeeld huisuitzetting boven het hoofd, of afsluiting van gas, water en elektra dreigt, dan geldt een termijn van maximaal drie werkdagen.
42 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
BIJLAGE V MINIMUM NORMBEDRAGEN
Naast de inkomenskant is het ook van belang naar de uitgavenkant te kijken. Hiervoor is gebruik gemaakt van de minimum normbedragen voor allerlei uitgaven van het Nibud. Deze benadering wordt ook wel de budgetbenadering genoemd en wordt recent vaker gebruikt in armoedeonderzoek. Tabel V.1 geeft een overzicht van de basisuitgaven op basis van deze budgetbenadering voor de vijf huishoudsituaties. Deze bevatten de minimale normbedragen van het Nibud voor alle huishoudelijke uitgaven. Het overzicht laat zien dat het inkomen inclusief gemeentelijke regelingen toerijkend is voor deze minimale uitgaven, maar dat de marge klein is. Het verschil tussen de minimale uitgaven en het inkomen komt voor een alleenstaande en een echtpaar ongeveer overeen met het totaal van de gemeente minima regelingen. Voor de huishoudens met kinderen en het paar met alleen AOW ligt dit er iets boven. Figuur V.1 maakt dit inzichtelijk. TABEL V.1: BASISUITGAVEN OP BASIS VAN BUDGEDBENADERING, BEDRAGEN PER MAAND
uitgavencomponent 76
Huur Gas, water, licht* Zorgverzekering77 Overige vaste lasten (telef, internet, kabel, verzekeringen, krant)* Gem. belastingen78 Kleding, voeding, wasmiddelen en pers. verzorging* Vervoer* Onderhoud, inventaris, overig huish.* Niet vergoede ziektekosten* Schoolkosten*
(Echt)paar € 375 € 113 € 243 € 111
(Echt)paar, 2 kinderen € 375 € 160 € 243 € 111
(Echt)paar, alleen AOW € 375 € 124 € 243 € 95
Alleenstaande, 2 kinderen € 375 € 128 € 122 € 103
€ 28 € 498
€ 28 € 638
€ 28 € 472
€ 28 € 511
€ 21 € 266
€ 25 € 118
€ 45 € 143
€ 20 € 121
€ 33 € 128
€ 13 € 107
€ 45
€ 55
€ 45
€ 33
€ 23
43 Onderzoek armoedebeleid
€ 12
Alleenstaande
€ 12
Rekenkamercommissie Heerenveen
€ 375 € 90 € 122 € 100
*
Recreatie Totaal minimale uitgaven Totaal inkomen, incl. gemeentelijke regelingen Verschil Totaal gemeentelijke regelingen
€ 66 € 1.623
€ 66 € 1.876
€ 69 € 1.593
€ 59 € 1.532
€ 46 € 1.163
€ 1.691
€ 2.006
€ 1.808
€ 1.793
€ 1.202
€ 68 € 60,19
€ 130 € 94,64
€ 215 € 74,01
€ 261 € 89,69
€ 39 € 42,97
Bron: berekening Pro Facto, op basis van gegevens Nibud
FIGUUR V.1: VERGELIJKING INKOMSTEN EN UITGAVEN OP BASIS VAN BUDGEDBENADERING, BEDRAGEN PER MAAND
Bron: berekening Pro Facto, op basis van gegevens Nibud
44 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen
BIJLAGE VI OVERZICHT DEELVRAGEN Centrale onderzoeksvragen Hoe is het gemeentelijk armoedebeleid geformuleerd? Wat zijn de doelgroepen van het gemeentelijk armoedebeleid? Hoe wordt het gemeentelijk armoedebeleid uitgevoerd? Wat is het inkomenseffect van het gemeentelijk armoedebeleid? Hoe zijn het beleid en de uitvoering van het gemeentelijk armoedebeleid te beoordelen in termen van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid? De volgende deelvragen zijn geformuleerd: 1
Hoe heeft de gemeente haar officiële armoedebeleid geformuleerd?
1.1
Heeft de gemeente haar armoedebeleid in termen van inkomensondersteuning geformuleerd? Welke regelingen/voorzieningen zijn er?
1.2
Heeft de gemeente haar armoedebeleid in termen van het tegengaan van sociale uitsluiting of bevorderen van sociale participatie geformuleerd? Welke regelingen/voorzieningen zijn er?
1.3
Heeft de gemeente haar armoedebeleid in termen van hulpverlening aan kwetsbare sociale groepen geformuleerd? Welke regelingen/voorzieningen zijn er?
2.1
Welke doelgroepen zijn geformuleerd in het gemeentelijk armoedebeleid?
2.2
Hoe goed zijn deze doelgroepen bij de gemeente in beeld?
3.1
Welke budgetten zijn voor het armoedebeleid ingezet, uit welke bronnen worden deze budgetten gedekt?
3.2
Hoe ontwikkelt zich dit in de tijd; is er een “maximale benutting” van de budgetten te berekenen? (Hoe nauwkeurig kan je begroten?)
3.3
Hoe is de uitvoering van regelingen/voorzieningen georganiseerd? Voert de gemeente zelf uit of zijn er externe partijen betrokken (bv voedselbank, schuldhulpverleningsinstantie,
sociale
activeringtrajecten
door
re-
integratiebedrijven)? 3.4
Hoe is de financiering van deze externe partijen vormgegeven? Subsidie, inkoop? Welke budget/contract afspraken liggen er?
3.5
Hoe verhouden de apparaatskosten zich ten opzichte van het budget?
3.6
Is de uitvoering gericht op een maximaal bereik van de regelingen, is hier actief beleid
op
ingezet
(communicatie
doelgroepen,
automatisch
toekennen,
ondersteuning aanvraag, bestandskoppeling, aanschrijven doelgroepen, etc.)? 4
Wat is het inkomenseffect van het gemeentelijk armoedebeleid op het netto inkomen? Hoe zit dit voor verschillende huishoudentypes in verschillende doelgroepen? Wat draagt iedere regeling hierin bij? Hoe verhoudt zich dit tot nationaal beleid (zorg- en huurtoeslag, kinderbijslag, etc.)?
45 Onderzoek armoedebeleid
Rekenkamercommissie Heerenveen