Anatomie en pathologie deel 1
Colofon Edu’Actief b.v. Postbus 1056 7940 KB Meppel 0522-235235
[email protected] www.edu-actief.nl Auteur: Eindredactie: Titel:
Jantsje Heeringa, Gerda Verhey, ROC Gilde Opleidingen Edu’Actief b.v. Anatomie en pathologie deel 1
ISBN: 978 90 3721 634 9 Copyright ©2014 Edu’Actief b.v. Eerste druk / eerste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Inhoud 1.
Van bevruchting tot het graf
6
2.
Kinderziekten en vaccinaties
10
3.
Dementie
14
4.
Het spijsverteringsstelsel
15
5.
De huid
26
6.
Het gebit en nagels
27
7.
De ogen en oren
28
8.
Het urinewegstelsel
30
9.
Tekstbron: Van bevruchting tot het graf
31
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 9.12 9.13 9.14 9.15
Bevruchting De zwangerschap De geboorte De ontwikkeling van de baby De dreumesfase (18-30 maanden) De peuterleeftijd (30-48 maanden) De kleuter (4-6 jaar) Het jonge schoolkind (6-9 jaar) Schoolkind (9-12 jaar) De adolescentenleeftijd (12-22 jaar) Vroege adolescentie Middenadolescentie Late adolescentie Volwassenen De ontwikkeling van de oudere volwassene (60 jaar en ouder)
31 33 33 34 36 39 40 43 44 46 47 48 49 50 51
10.
Tekstbron: Kinderziekten en vaccinaties
53
10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8 10.9 10.10 10.11 10.12 10.13 10.14 10.15
Kinderziekten Infectieziekten Besmetting Verkoudheid Bof Waterpokken Krentenbaard (impetigo) Waterwratjes Roodvonk Mazelen Rodehond (rubella) Vijfde ziekte Zesde ziekte Hersenvliesontsteking Vaccinaties
53 53 54 55 56 56 57 58 58 58 59 59 59 60 60
11.
Tekstbron: Dementie
63
11.1
63
11.2 11.3 11.4 11.5 11.6
Fasen van dementie en de benaderingswijze die past bij de fase Fase 1: Bedreigde ik Fase 2: Verdwaalde ik Fase 3: Verborgen ik Fase 4: Verzonken ik Soorten dementie
12.
Tekstbron: Het spijsverteringsstelsel
71
12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6
Mond Maag Dunne darm Dikke darm Lever Alvleesklier
71 71 72 72 72 73
13.
De spijsvertering
74
13.1 13.2 13.3
Body Mass Index Overgewicht Eetstoornissen
74 74 75
14.
Voeding
77
14.1 14.2 14.3 14.4 14.5
Medische voeding Voeding voor verschillende groepen Eetstoornissen Vochtbalans Voeding en cultuur
77 77 80 81 81
15.
Tekstbron: Diabetes mellitus
84
63 65 67 67 68
16.
Tekstbron: De huid
86
16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6
De huid Veroudering van de huid Verzorging van de huid Psoriasis Eczeem Decubitus
86 86 87 88 88 90
17.
Tekstbron: Het gebit en nagels
92
17.1 17.2 17.3 17.4
Verzorging van het gebit Nagels Kalknagels Broze nagels
92 93 94 95
18.
Tekstbron: De ogen en oren
96
18.1 18.2 18.3 18.4
Bouw en werking van het oog Problemen met zien Bouw en werking van het oor Problemen met horen
96 97 98 99
19.
Tekstbron: Het urinewegstelsel
100
19.1 19.2 19.3 19.4 19.5 19.6 19.7
De nieren De urineleiders De blaas Urine-incontinentie Beperkingen door incontinentie Oorzaken van incontinentie Behandeling van incontinentie
100 100 100 101 101 101 102
Van bevruchting tot het graf
1. Tekstbron: Van bevruchting tot het graf
<
Van bevruchting tot het graf Opdracht 1: De voortplanting Het leven van een mens begint bij de bevruchting, wanneer de zaadcel van de vader samensmelt met de eicel van de moeder. Hieronder vind je een aantal stellingen over de voortplanting bij de mens. Is het juist of onjuist wat er staat? Stelling
Zie voor meer informatie www.factor-e.nl.
<
6
1.
Zaadcellen kunnen zich het best ontwikkelen wanneer de temperatuur in de balzak gelijk is aan de lichaamstemperatuur.
2.
Een ander woord voor de zaadcellen van de man is sperma.
3.
Een eicel kan maar door één zaadcel bevrucht worden.
4.
Geslachtscellen hebben maar de helft van het aantal chromosomen van normale lichaamscellen.
5.
Tijdens de puberteit worden eicellen in de eierstokken van een meisje opgeslagen.
6.
Een embryo wordt omgeven door vruchtwater en vruchtvliezen.
7.
Een baby die na een zwangerschapsduur van 38 weken geboren wordt, is op tijd.
8.
De bevalling is afgelopen zodra de baby geboren is.
9.
Tijdens de menstruatie is een eicel rijp om bevrucht te worden.
10.
De bevruchting vindt plaats in de eierstokken van de vrouw.
Juist
Onjuist
Opdracht 2: De geboorte van een baby De geboorte van een baby gaat in de meeste culturen gepaard met veel vreugde. Het feit dat er een kindje is geboren, wordt op verschillende manieren gevierd. Overleg met een medestudent.
Van bevruchting tot het graf
1. Kunnen jullie enkele Nederlandse gebruiken noemen die te maken hebben met de geboorte van een kindje?
2. In andere culturen zijn er weer heel andere gebruiken rondom de geboorte van een baby. Ga naar www.metropolistv.nl. Zoek op ‘Baby’s’. Bekijk de uitzending. Noteer hieronder drie gebruiken uit andere culturen nadat er een kindje is geboren. Leg kort uit waarom deze gebruiken of rituelen uitgevoerd worden.
Opdracht 3: De ontwikkeling van de zuigeling Een baby ontwikkelt zich in het eerste levensjaar razendsnel. Van een afhankelijk, hulpeloos wezentje vlak na de geboorte tot een mobiel kindje dat al rond 1 jaar een eigen wil krijgt. 1. Teken op een A4’tje een tijdsbalk van de motorische ontwikkeling van de zuigeling vanaf de geboorte tot de leeftijd van 1 jaar. Verdeel de balk in twaalf maanden en zet bij elke maand wat de gemiddelde zuigeling op motorisch gebied kan. Kies uit: optrekken tot staan, stabiel zitten, kruipen op handen en knieën, tijgeren, met de voetjes spelen, omrollen, voorwerpen gericht grijpen, volgen met ogen en hoofd, het hoofdje iets oprichten, kijken naar de handjes, langslopen, zelf gaan zitten.
Opdracht 4: De ontwikkeling stimuleren Kinderen leren veel door te spelen. Ze hebben vaak een natuurlijke nieuwsgierigheid en de drang om van alles te ontdekken. 1. Overleg met een medestudent. Probeer eens drie activiteiten te bedenken waarmee je de taalontwikkeling van een peuter zou kunnen stimuleren. 1. 2. 3. Kinderen op de basisschool vinden het vaak fijn om te bewegen. Je ziet ze dan ook vaak over het schoolplein rennen. 2. Bedenk, samen met een medestudent, drie activiteiten waarmee de motorische ontwikkeling van schoolkinderen gestimuleerd wordt. 1. 2. 3.
Opdracht 5: Het gedrag van adolescenten Adolescenten hebben vaak de neiging om risicovol gedrag te vertonen. 1. Noem drie voorbeelden van risicovol gedrag die vaak voorkomen op deze leeftijd.
7
1. 2. 3. 2. Waarom lopen adolescenten gemakkelijker schade op door het drinken van alcohol dan volwassenen?
Wanneer je over de verschillende fasen van de adolescententijd leest, herken je vast wel een aantal dingen uit je eigen puberteit. 3. Schrijf eens op welke dingen voor jou herkenbaar zijn uit je eigen puberteit/adolescententijd en welke niet. a. Wat ik wel herken uit die tijd is:
b. Wat ik niet herken uit die tijd is:
Veel volkeren kennen overgangsrituelen waarbij iemand door een bepaalde ceremonie te ondergaan zijn kindertijd afsluit en daarna beschouwd wordt als volwassene. 4. Probeer op internet eens zo’n overgangsritueel te vinden en beschrijf dat hieronder. Vermeld erbij om welk volk het gaat, wat het ritueel inhoudt en of het jongens of meisjes betreft.
Opdracht 6: Volwassenheid en ouderdom Wanneer je 18 jaar of ouder bent, ben je voor de wet meerderjarig. Maar ben je dan ook automatisch volwassen? 1. Discussieer met je medestudenten over wanneer iemand volwassen is. Vind je dat je zelf volwassen bent? Waarom wel/niet? 2. Noteer hier in steekwoorden de belangrijkste uitkomst van de discussie. a. Iemand is volwassen wanneer hij:
b. Waarom ben je zelf wel/niet volwassen?
8
Anatomie en pathologie deel 2
Colofon Edu’Actief b.v. Postbus 1056 7940 KB Meppel 0522-235235
[email protected] www.edu-actief.nl Auteur: Eindredactie: Titel:
Jantsje Heeringa, Gerda Verhey, ROC Gilde Opleidingen Edu’Actief b.v. Anatomie en pathologie deel 2
ISBN: 978 90 3721 634 9 Copyright ©2014 Edu’Actief b.v. Eerste druk / eerste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Inhoud 1.
Slaap- en waakritme
5
2.
Dementie
6
3.
Sterven
7
4.
Kanker
9
5.
Zorgvrager ondersteunen bij verplaatsen en bewegen
10
6.
Cellen en orgaansystemen
14
7.
Aandoeningen van het bewegingsapparaat
17
8.
Het zenuwstelsel
20
9.
Het cardiovasculaire stelsel
22
10.
Het ademhalingsstelsel
24
11.
Lichaamstemperatuur
28
12.
Tekstbron: Slaap- en waakritme
30
12.1 12.2
Fasen van slaap Slaapgebrek
30 31
13.
Tekstbron: Dementie
33
14.
Tekstbron: Sterven
35
15.
Tekstbron: Kanker
37
16.
Tekstbron: Zorgvrager ondersteunen bij verplaatsen en bewegen
39
16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7
Uit de praktijk De wervelkolom Ledematen De gewrichten De skeletspieren Ondersteunen bij bewegen Haptonomie
39 40 41 41 42 42 43
17.
Tekstbron: Cellen en orgaansystemen
46
17.1
De functie van de verschillende organen
48
18.
Tekstbron: Aandoeningen van het bewegingsapparaat
50
18.1 18.2 18.3 18.4 18.5 18.6 18.7 18.8
Reuma Artrose (vorm van reuma) Osteoporose (botontkalking) Contracturen Acuut reuma De ziekte van Duchenne Spierdystrofie van Becker Ziekte van Landouzy (Facioscapulohumerale dystrofie, FSHD)
50 50 51 52 52 53 54 54
19.
Tekstbron: Het zenuwstelsel
56
19.1 19.2 19.3 19.4
De hersenen De hersenstam Het ruggenmerg Zenuwen
56 57 57 57
20.
Aandoeningen van het zenuwstelsel
58
20.1 20.2
Parkinson Multiple sclerose
58 59
21.
Tekstbron: Het cardiovasculaire stelsel
61
22.
Tekstbron: Hart- en vaatziekten
63
22.1 22.2 22.3 22.4 22.5 22.6 22.7
Hartinfarct Hartfalen Samenstelling van het bloed Hoge bloeddruk (hypertensie) Bloedarmoede (anemie) Trombose en longembolie Basic Life Support en AED
63 64 65 65 66 66 68
23.
Tekstbron: Het ademhalingsstelsel
70
24.
Tekstbron: Aandoeningen van de luchtwegen
71
24.1 24.2 24.3 24.4 24.5
Kortademigheid (dyspneu) Longontsteking (pneumonie) Zorg voor zorgvragers met ademhalingsproblemen Astma COPD
71 71 72 72 73
25.
Tekstbron: Lichaamstemperatuur
74
25.1 25.2
Koorts verloopt vaak in fasen Verzorging van koortspatiënten
74 75
Slaap- en waakritme
1. Tekstbron: Slaapen waakritme
<
Slaap- en waakritme Opdracht 1: Slapen 1. Wat is de functie van slaap?
2. Hoeveel slaap heb je zelf gemiddeld nodig per nacht om de volgende ochtend weer fit op te staan? 3. Ben je een ochtend- of een avondmens? 4. Hoe voel je je overdag wanneer je een nacht slecht geslapen hebt? 5. Er zijn vijf fasen van slaap. Wat is een verschil tussen de REM-fase en de fase van de diepe slaap?
6. Noem een aantal oorzaken van slaapproblemen.
7. Wat is het gevaar van veel voorgeschreven slaapmedicatie?
8. Probeer op internet te vinden hoeveel mensen regelmatig slaapmedicatie slikken. 9. Hoeveel zijn eraan verslaafd?
5
Dementie
2. Tekstbron: Dementie
<
Dementie Opdracht 1: Dementie 1. Wat zijn de verschillen tussen de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie?
Zie voor meer informatie www.factor-e.nl.
< 2. Welke mensen lopen meer kans om dement te worden? Noem drie risicofactoren. 1. 2. 3. 3. Ga naar www.alzheimer.nl en klik op het tabblad ‘Video’s’. Bekijk het filmpje ‘Mijn moeder en Alzheimer’. Waaraan kon de dochter merken dat haar moeder dement werd?
Opdracht 2: Dementie, wat komt er allemaal bij kijken? 1. Iedereen loopt om de beurt langs het bord en schrijft een kenmerk van dementie op. Bespreek de uitkomsten na afloop.
Opdracht 3: Hoe zou het voelen om dement te zijn? Het is moeilijk om je een voorstelling te maken van hoe mensen de wereld ervaren wanneer ze dement zijn. Toch is het wel belangrijk dat je je als zorgverlener enigszins kunt inleven in de zorgvrager. 1. Vorm een groepje van 3 studenten. En stel je voor dat je alleen bent in een land waarvan je de taal niet spreekt en de gebruiken en mensen niet kent. Je weet ook niet hoe je er weer vandaan moet komen. Hoe zou je je voelen? Bespreek dat met elkaar. Schrijf op welke gevoelens genoemd worden.
2. Hoe zou iemand zich voelen die zich bevindt in een gevorderd stadium van dementie?
6
Sterven
3. Tekstbron: Sterven
<
Sterven Opdracht 1: Verlies Verliessituaties zijn ingrijpende levensgebeurtenissen die bijna altijd een grote indruk op mensen maken. Denk eens aan de verliezen die je zelf hebt geleden. Bijna iedereen heeft het wel eens meegemaakt dat iemand uit zijn omgeving overleed. Maar verlies kan ook de dood van een huisdier zijn, een miskraam of ongewilde kinderloosheid. Of het kan gaan om iemand aan wie je gehecht was die verhuist, in coma raakt of dement wordt. Het is heel belangrijk hoe je op zo’n moment door de mensen in je omgeving benaderd of ondersteund wordt. 1. Wat voor gevoelens spelen allemaal een rol bij verliessituaties? Tijdens deze bijeenkomst ga je eerst definiëren wat ‘verliezen’ eigenlijk is en daarna welke zorg/begeleiding nodig is. Waaraan denk je bij het woord ‘verliezen’? Wat komt er bij je op? Schrijf dat kort en krachtig op het bord. Je mag ook een reactie schrijven op datgene wat een medestudent heeft opgeschreven. Na afloop mag je elkaar om verduidelijking vragen. Welke steun kun je bieden bij verlies? Waaraan heb je wat gehad en wat maakte het verlies alleen nog maar erger?
Opdracht 2: Fasen van rouwverwerking 1. Geef bij de onderstaande stellingen aan of ze juist of onjuist zijn. Stelling
Zie voor meer informatie www.factor-e.nl.
<
1.
Iedereen maakt alle fasen van rouw door, maar niet allemaal in dezelfde volgorde.
2.
Een rouwperiode mag maximaal een jaar duren, anders is waarschijnlijk sprake van een depressie.
3.
Het is normaal dat iemand boos is na een verlies en anderen de schuld van het verlies geeft.
4.
De manier waarop iemand een verlies verwerkt, hangt ook af van de steun uit zijn omgeving.
Juist
Onjuist
Opdracht 3: Rituelen rond de dood Elke godsdienst of cultuur kent wel bepaalde gebruiken en rituelen wanneer iemand overleden is. Deze gebruiken geven vaak ook steun bij de rouwverwerking. Sommige gebruiken die ergens anders ter wereld heel normaal zijn, vinden we hier vreemd. 1. Surf naar www.metropolistv.nl. Zoek op ‘Dood’. Bekijk de uitzending. 2. Noem twee veelvoorkomende gebruiken in Nederland wanneer iemand overleden is. 1. 2.
7
3. Bestaan binnen jouw familie ook gebruiken of symbolen die helpen bij het omgaan met verlies?
4. Welke gebruiken of symbolen geven jou de meeste steun en hoe komt dat?
5. Hoe zou je reageren wanneer iemand jou deze gebruiken of symbolen zou ontzeggen? 6. Beschrijf drie verschillende rituelen uit verschillende culturen die plaatsvinden wanneer iemand overleden is. Je kunt gebruikmaken van de filmpjes of zoeken op internet. 1.
2.
3.
8