Aanvulling: Anatomie en Pathologie - theorie
> > > > > > > > > > > > >
Inhoud
Tekstbron 1: Kinderziekten en infectieziekten 3 Tekstbron 2: Maag-, (blaas-) en darmaandoeningen 9 Tekstbron 3: Aandoeningen van de luchtwegen 15 Tekstbron 4: Aandoeningen van het bewegingsapparaat 16 Tekstbron 5: Aandoeningen van het zenuwstelsel 20 Tekstbron 6: Hart- en vaatziekten 25 Tekstbron 7: Diabetes 29 Tekstbron 8: Huidaandoeningen 30 Tekstbron 9: Kanker 34 Tekstbron 10: Het gebit en nagels 36 Tekstbron 11: Slaap- en waakritme 39 Tekstbron 12: Ogen en oren 42
Colofon Uitgeverij
. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail:
[email protected] Internet: www.edu-actief.nl
Auteur Jantsje Heeringa Titel Aanvulling: Anatomie en Pathologie Vormgeving Binnenwerk: DBD Design/Ruud de Boer, omslag: Tekst in beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright
ISBN n.v.t. © 2013
Eerste druk/eerste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
>
Tekstbron 1: Kinderziekten en infectieziekten
Aanvulling op BT 0 Introductie beroepstaak en BT Zorgvrager begeleiden een leven lang
Kinderziekten Kinderziekten zijn ziekten die meestal alleen op de kinderleeftijd voorkomen. De meeste volwassenen zijn al immuun tegen deze ziektes, doordat ze ze zelf vroeger gehad hebben of doordat ze ertegen ingeënt zijn. Alle kinderziekten zijn infectieziekten. Infectieziekten worden veroorzaakt door micro-organismen die het lichaam binnen weten te dringen. Micro-organismen zijn: virussen, bacteriën, schimmels, gisten, parasieten en protozoa. Meer daarover lees je bij: Infectieziekten.
Vaccinaties Wanneer je een infectieziekte krijgt, maakt het lichaam antistoffen aan tegen de ziekteverwekker. Bij een groot aantal ziekteverwekkers is dat voldoende en krijg je die ziekte niet nog een keer wanneer je ermee in aanraking komt. Je bent dan immuun tegen een bepaalde ziekteverwekker. Helaas geldt dat niet voor alle ziekteverwekkers. Het aanmaken van antistoffen tegen een aantal infectieziekten is ook het doel van vaccinaties. Daarbij wordt er een deel van een ziektekiem of een verzwakt virus geïnjecteerd in het lichaam waarna het lichaam antistoffen tegen die ziekteverwekkers gaat aanmaken. Daarna ben je grotendeels immuun voor een bepaalde ziekteverwekker zonder dat je de ziekte zelf hebt gehad. Dat is handig wanneer het ziekten betreft die bijna niet te behandelen zijn en zeer ernstig kunnen verlopen soms zelfs met een dodelijke afloop. In Nederland is een vaccinatieprogramma opgesteld door de overheid dat gratis aan alle Nederlandse kinderen aangeboden wordt volgens een bepaald vastgesteld schema, het Rijksvaccinatieprogramma. Het is niet verplicht om een kind te laten inenten, de ouders bepalen of ze dat wel of niet willen. Het Rijksvaccinatieprogramma ziet er als volgt uit (2013): Leeftijd
Vaccinatie
2 maanden
DKTP-Hib-HepB I & Pneu I
3 maanden
DKTP-Hib-HepB II & Pneu II
4 maanden
DKTP-Hib-HepB III & Pneu III
11 maanden
DKTP-Hib-HepB IV & Pneu IV
14 maanden
BMR & MenC
3,9 jaar
DKTP V
9 jaar
DTP & BMR
13 jaar, alleen meisjes
HPV I, II & III
3
D = difterie K = kinkhoest T = tetanus P = polio Hib = hib-ziekten, veroorzaakt door de bacterie haemophilus influenzae type B HepB = hepatitis B Pneu = pneumococcenziekte B = bof M = mazelen R = rode hond MenC = meningococcen type C, een veroorzaker van hersenvliesontsteking (meningitis) HPV = humaan papillomavirus, een virus dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken.
Bof Oorzaak: het bofvirus Wijze van besmetting: door hoesten en niezen Incubatietijd: 2-3 weken Periode van besmettelijkheid: van vijf dagen voordat de ziekteverschijnselen beginnen tot ruim een week daarna Verschijnselen: Bof begint vaak met koorts, spierpijn, hoofdpijn en oorpijn. Daarna treedt vaak de kenmerkende ontsteking van de speekselklieren op waardoor de wang(en) dik gezwollen zijn. Na twee tot drie dagen is de zwelling op zijn grootst, binnen een week zijn de zwelling en de andere verschijnselen weer verdwenen. Een derde deel van alle kinderen met bof heeft helemaal geen verschijnselen, toch kunnen ze anderen wel ongemerkt besmetten. Complicaties: Soms een alvleesklierontsteking, eenzijdige doofheid of reuma, ontsteking van de inwendige geslachtsorganen (teelballen en eierstokken), hersenvliesontsteking of hersenontsteking. Sinds 1987 worden kinderen in Nederland gevaccineerd tegen bof waardoor het bijna niet meer voorkomt. Af en toe is er nog een uitbraak, waarbij ook mensen die in hun kinderjaren wel gevaccineerd zijn tegen bof de ziekte kunnen krijgen. Men denkt dat de bescherming door het vaccin in de loop der jaren wat afneemt.
Infectieziekten Infectieziekten worden veroorzaakt door micro-organismen die het lichaam binnen weten te dringen. Het kan gaan om de volgende micro-organismen:
Virus Een heel klein stukje op DNA gelijkend materiaal dat zich in een celkern van een levende cel, bijvoorbeeld van een mens, in kan bouwen. Het virus kan de cel dan de opdracht geven om hem te vermenigvuldigen. Een virus is moeilijk te bestrijden. Omdat het zelf geen levende cel is, wordt een virus
4
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
niet gedood door antibiotica. Het best is om een besmetting te voorkomen, bijvoorbeeld door inenting.
Bacterie Een eencellig organisme, zonder celkern, dat zich onder de juiste omstandigheden snel kan delen en zich op die manier kan vermenigvuldigen. Bacteriën kunnen stoffen (toxines) uitscheiden waar iemand ziek van kan worden. Niet alle bacteriën veroorzaken ziektes. Er zijn ook onschadelijke en zelfs nuttige bacteriën, bijvoorbeeld op onze huid en in onze darmen die helpen bij de afweer en spijsvertering. Veel bacteriën zijn gevoelig voor antibiotica. Maar doordat antibiotica veel gebruikt worden, passen veel bacteriën zich aan en worden steeds vaker ongevoelig voor antibiotica. Dit noemen we resistentie. Resistente bacteriën zijn een groot gevaar in ziekenhuizen en men zal een patiënt die geïnfecteerd is met een resistente bacterie dan ook altijd isoleren van de andere patiënten. Soms moet er zelfs een hele afdeling of heel ziekenhuis tijdelijk door worden gesloten.
Schimmel Een een- of meercellig organisme met een celkern. We kennen schimmels die bijvoorbeeld bederf van voedsel (brood, sinaasappels) veroorzaken, maar ook paddenstoelen zijn meercellige schimmels. Bij mensen kunnen schimmels bijvoorbeeld de ziekten ringworm, zwemmerseczeem en kalknagels veroorzaken.
Gist Een eencellige schimmelsoort. We kennen gist doordat het gebruikt wordt bij de bereiding van brood en bier. Sommige gisten kunnen ziekten veroorzaken. De meest bekende bij de mens is de candida albicans, de veroorzaker van bijvoorbeeld vaginale schimmelinfecties, spruw en tepelkloven.
Parasiet Een diertje dat in leven blijft door zich te voeden met delen van een gastheer. Dat kan een ander dier zijn of een mens. Ook kan een parasiet zich zo vermenigvuldigen. De gastheer heeft er meestal wel last van en het gaat vaak ten koste van de gezondheid van de gastheer. Voorbeelden van parasieten zijn: luizen, teken, vlooien en lintwormen.
Protozoa Eencellige organismen die door overdracht via een dier, bijvoorbeeld een mug, in het bloed kunnen komen en zo een ziekte kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld malaria.
Besmetting Infectieziekten zijn vaak besmettelijk. Iemand met een infectieziekte kan die ziekte overbrengen op een ander. Infectieziekten kunnen op verschillende manieren verspreid worden: • via besmet voedsel • door inademen van besmette druppels in de lucht • door insecten
5
• • •
door direct contact met besmette personen via de handen, het speeksel, het bloed en seksueel contact via besmette voorwerpen via wonden.
Een ziekte die erg besmettelijk is, wordt gemakkelijk van de ene mens op de andere overgedragen en kan snel tot een epidemie leiden wanneer er veel mensen in korte tijd besmet worden. Wanneer iemand besmet is, heeft hij meestal nog niet meteen klachten. De tijd tussen besmetting en het optreden van ziekteverschijnselen noemen we de incubatietijd. Infectieziekten zijn grotendeels te voorkomen door hygiënische maatregelen te nemen, afhankelijk van de besmettingsweg: • handen wassen • mondmasker of handschoenen dragen • water koken en voedsel voldoende verhitten • condoomgebruik • contact met besmette personen vermijden. Enkele infectieziekten zijn ook te voorkomen door vaccinatie, waarbij er afweer tegen bepaalde virussen of bacteriën wordt opgebouwd en de echte ziekte minder of geen kans krijgt wanneer iemand ermee in aanraking komt. Veelvoorkomende infectieziekten zijn verkoudheid en griep.
Verkoudheid Wat is het? Een verkoudheid is een ontsteking van het slijmvlies van de neus, keel en bijholten.
Oorzaak De ontsteking wordt veroorzaakt door een verkoudheidsvirus waarvan er veel verschillende zijn. Daardoor kan het gebeuren dat iemand regelmatig verkouden is. Het verkoudheidsvirus verspreidt zich via vochtdruppeltjes in
6
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
de lucht of via de handen. Een verkoudheidsvirus kan zich gemakkelijk verspreiden in ruimtes waar niet vaak gelucht wordt en waar veel mensen dicht bij elkaar verblijven zoals op school, op kantoor, in de bus of op een kinderdagverblijf. Via de uitgeademde lucht van de ene persoon komt het virus in de lucht die door een andere persoon ingeademd wordt.
Verschijnselen Door de ontsteking zwellen de slijmvliezen in de neus, keel en bijholten op en produceren veel slijm (snot). Er kan een loopneus optreden of een verstopte neus. Geïrriteerd neusslijmvlies kan een niesprikkel geven en geïrriteerde slijmvliezen in de keel en luchtwegen kunnen een hoestprikkel geven. Ook kan er keelpijn optreden of kan men hees worden wanneer de stembanden ook aangedaan zijn. Ook kan een verkoudheid oorpijn geven doordat de neus-keelholte in verbinding staat met het middenoor.
Behandeling Aan de meeste verkoudheden hoeft niets gedaan te worden, ze gaan vanzelf weer over, al kan dat soms wel een paar weken duren. Tegen een verstopte neus kunnen neusdruppels gegeven worden. Antibiotica helpen niet bij een verkoudheid omdat die alleen tegen bacteriën werken en niet tegen virussen. Door een verkoudheid zijn de slijmvliezen ontstoken en daardoor vatbaarder voor andere infecties die vaak aanleiding geven tot ernstigere klachten.
Lichaamstemperatuur Onze lichaamstemperatuur varieert gedurende de dag, s nachts is de temperatuur lager dan overdag. Hoewel de lichaamstemperatuur per persoon iets kan verschillen, ligt hij wel vaak binnen een bepaald temperatuurbereik. Vrouwen hebben gewoonlijk een iets hogere lichaamstemperatuur dan mannen. Onze temperatuur wordt binnen bepaalde waarden constant gehouden door de hersenen die weer informatie ontvangen over de omgevingstemperatuur door zenuwcellen in de huid. Wanneer we het koud hebben, gaan we rillen om de temperatuur te verhogen en bij warmte gaan we zweten om de overtollige warmte af te voeren. De normale lichaamstemperatuur van een mens ligt ongeveer tussen de 36 en 37,5 graden Celsius (te noteren als 36-37,5ºC). Wanneer de temperatuur tussen de 37,5ºC en de 38ºC ligt, noemen we dat verhoging. Van koorts spreken we wanneer de temperatuur 38ºC of hoger is. Verhoging of koorts treedt vaak op bij een infectie. Door de verhoging van de lichaamstemperatuur wordt de stofwisseling verhoogd en kan het lichaam de infectie beter bestrijden. De lichaamstemperatuur kan stijgen wanneer de warmteproductie toeneemt (bijvoorbeeld bij koorts of lichamelijke inspanning), de omgevingstemperatuur hoog is (veel zon) of wanneer het lichaam de warmte niet goed kwijt kan. Dat laatste komt veel voor bij bejaarden. Het lichaam heeft op oudere leeftijd meer moeite om overtollige warmte af te voeren. De lichaamstemperatuur kan ook te laag zijn door bepaalde ziekten (te traag werkende schildklier, anorexia, hypoglycaemie bij diabetes, hersentumor), bepaalde medicijnen of onderkoeling door een lage omgevingstemperatuur. Wanneer de lichaamstemperatuur onder de 35ºC komt, noemen we dat hypothermie. Bij hypothermie gaat de stofwisseling trager waardoor bepaalde lichaamsprocessen niet goed meer plaats kunnen vinden.
7
Koorts verloopt vaak in fasen: Fase 1: De temperatuur loopt op, dat kan langzaam, maar ook heel snel gaan. De bloedvaten in de huid worden vernauwd, waardoor de zorgvrager bleek ziet. De zorgvrager is rillerig, kan zelfs klappertanden, heeft kippenvel en de pols is versneld. Fase 2: De koorts bereikt een piek, de zorgvrager heeft een rood gezicht en heeft het warm. De pols en ademhaling zijn versneld. In deze fase kan hoofdpijn, misselijkheid en braken optreden. Er is een gebrek aan eetlust. Bij heel hoge koorts kan de zorgvrager last krijgen van verwardheid en kan hij gaan ijlen. Fase 3: De temperatuur daalt weer, de bloedvaten in de huid verwijden zich en de zorgvrager gaat zweten en moet veel plassen.
Verzorging van koortspatiënten De zorgvrager met koorts voelt zich vaak moe en ziek en kan meer ondersteuning bij zijn dagelijkse verzorging nodig hebben. Iemand kan ook meer behoefte hebben aan rust en gedempt licht. Bij bedrust regelmatig van houding wisselen om decubitus te voorkomen. In de eerste fase van de koorts kan een zorgvrager behoefte hebben aan warme kleding of een deken, in de tweede fase is het belangrijk dat iemand de warmte kwijt kan en is luchtigere kleding gewenst. Ook afsponsen met lauw water kan verlichtend werken. In de derde fase kleding die goed vocht opneemt. Ook zullen kleding en beddengoed vaker verschoond moeten worden. Let op de huid van de zorgvrager, er is meer kans op smetten en decubitus door overmatige transpiratie. Controleer de vitale functies zoals de pols en de temperatuur regelmatig. De zorgvrager heeft waarschijnlijk minder eetlust, zorg dat zorgvrager voldoende drinkt. Het is verstandig om een vochtbalans bij te houden bij risico van uitdroging.
8
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
>
Tekstbron 2: Maag-, (blaas-) en darmaandoeningen
Aanvulling op BT Zorgvrager begeleiden een leven lang, BT 12 Zorgvrager ondersteunen bij de toiletgang, BT 10 Ondersteuning bieden bij het bereiden van de maaltijd
Urine-incontinentie Incontinentie is het niet kunnen ophouden van urine en/of ontlasting. Incontinentie kan verschillende oorzaken hebben. Urine-incontinentie komt regelmatig voor bij kinderen, mannen en vrouwen, maar de grootste groep die er last van heeft, zijn vrouwen die kinderen gekregen hebben. Van alle vrouwen tussen 35 en 54 jaar heeft 25% wel eens last van ongewild urineverlies. Bij oudere vrouwen ligt het percentage nog hoger want het aantal gevallen van incontinentie neemt toe met de leeftijd. Onder ouderen en gehandicapten zijn veel mensen met last van incontinentie. Zij moeten vaak geholpen worden wanneer ze een hebben gehad en bij velen moet dagelijks het incontinentiemateriaal verschoond worden.
Beperkingen door incontinentie Incontinentie is er in verschillende gradaties. Sommige mensen verliezen een paar druppeltjes urine bij het niezen of plassen in hun broek tijdens de slappe lach, en anderen hebben helemaal geen controle over hun blaas. Tussen 5 en 10% van de vrouwen verliest dagelijks ongewild urine. Veel mensen met incontinentie vinden dat erg hinderlijk, ze schamen zich ervoor en zijn bang dat anderen erachter komen doordat ze nat zijn of stinken. Voor sommigen is het ongewild verliezen van urine een beetje hinderlijk, voor anderen zorgt het voor een ernstige belemmering in het dagelijks leven en zij passen de dagelijkse bezigheden aan door bijvoorbeeld uitstapjes en sporten te mijden. Urine-incontinentie kan ook leiden tot huiduitslag vanwege de irritatie van de urine op de huid.
Oorzaken van incontinentie zijn: Oorzaken van incontinentie kunnen zijn: • afwijkingen in de blaas of urinewegen, zoals een blaassteen, een blaasontsteking, een vernauwde plasbuis door een vergrote prostaat of door een operatielitteken • verzwakte bekkenbodemspieren waardoor een verzakking van de blaas, endeldarm of baarmoeder kan optreden • neurologische problemen als een verlamming van de spieren, afklemming van zenuwbanen, een dwarslaesie of een stoornis in de hersenfunctie waardoor de aandrang niet meer tijdig gevoeld wordt
9
• •
medicijnen en andere middelen die de urineproductie beïnvloeden zoals plastabletten, cafeïne en alcohol psychologische factoren door bijvoorbeeld spanningen, angst, slechte ervaring met de zindelijkheidstraining of negatieve seksuele ervaringen.
In verpleeghuizen is urine-incontinentie een van de grootste problemen. Wanneer bij hoogbejaarden de hersenfuncties afnemen, merken ze vaak te laat aandrang om te plassen op. Doordat ze moeilijk ter been zijn, halen ze het toilet niet op tijd. Ook hebben veel ouderen vaker aandrang door het gebruik van plastabletten in verband met bepaalde hartproblemen.
Behandeling van incontinentie Voor de behandeling van incontinentie is onderzoek nodig naar de oorzaak. De urinewegen kunnen worden onderzocht op ontstekingen, anatomische afwijkingen en ook een onderzoek naar het functioneren van de blaas is mogelijk. • Bij stress-incontinentie is soms het opvangen van urine door goed incontinentiemateriaal al genoeg. Hierin kan worden geadviseerd door speciaal opgeleide incontinentie-verpleegkundigen. De bekkenbodemspieren kunnen getraind worden, een aantal fysiotherapeuten zijn daarin gespecialiseerd. Bij ernstiger vormen van stress-incontinentie kan een operatie worden uitgevoerd om de verzakte urineleider te verstevigen. Hierbij wordt een bandje (een zogeheten TVTbandje) rond de plasbuis bij de blaasuitgang gelegd als extra stevigheid. Ook een verzakking kan operatief verholpen worden. • Urge-incontinentie is vaak te behandelen door de oorzaak weg te nemen. Een blaasontsteking kan met antibiotica behandeld worden en een blaassteen kan verwijderd worden. Wanneer er geen oorzaak gevonden wordt, worden vaak medicijnen voorgeschreven die de blaasspier ontspannen en minder geprikkeld maken. Met blaastraining kan meer controle over de blaas gekregen worden. • Gemengde incontinentie: Naast de behandelingen die hiervoor al genoemd zijn, kunnen oudere vrouwen met een hormoontekort behandeld worden met oestrogeentabletten, zetpillen of crème. • Overloopincontinentie: Mannen kunnen aan een vergrote prostaat geopereerd worden. • Incontinentie bij hoogbejaarden is moeilijk te behandelen. Er moet in ieder geval goed absorberend opvangmateriaal gegeven worden. Datzelfde geldt meestal voor mensen met een incontinentie door een neurologische stoornis.
De spijsvertering Body Mass Index De Body Mass Index (BMI) wordt bepaald aan de hand van iemands gewicht en lichaamslengte. Een BMI tussen de 20 en 25 duidt op een gezond gewicht, een BMI boven de 25 op overgewicht en een BMI boven de 30 op obesitas (zwaarlijvigheid). Voor Aziatische en Hindoestaanse mensen en voor kinderen van twee tot achttien jaar gelden er andere waardes omdat hun lichaamsbouw anders is. De BMI is niet altijd betrouwbaar, er wordt geen onderscheid gemaakt in lichaamsbouw en gewicht uit spiermassa en vetmassa. Iemand met korte
10
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
benen en een lange romp kan een wat hogere BMI hebben zonder dat hij te zwaar is. Ook bij ouderen boven de 70 jaar is de BMI geen geschikte maat omdat ze iets krimpen en dan bij gelijkblijvend gewicht een hogere BMI hebben. Ook neemt de spiermassa af en de hoeveelheid vet in de buikholte en in het orgaanweefsel neemt toe bij ouder worden.
Overgewicht ruststofwisseling. De ruststofwisseling (basaalmetabolisme) is nodig om onze lichaamsfuncties te laten werken. Hoe actiever iemand is, hoe meer energie er daarbovenop verbruikt wordt. Wanneer iemand meer energie inneemt dan hij verbruikt, slaat het lichaam het overschot aan energie op in de vorm van vetweefsel. Bij overgewicht is er sprake van een te grote hoeveelheid overtollig opgeslagen vet in het lichaam. De oorzaken van overgewicht zijn: • te hoge inname van energie doordat er veel, gevarieerd en relatief goedkoop voedsel beschikbaar is • te weinig lichaamsbeweging • genetische factoren, sommige mensen worden makkelijker te zwaar dan anderen • minder slaap waardoor onze hormoonhuishouding ontregeld wordt • medicijnen als bètablokkers, antidepressiva, anticonceptiemiddelen, bloedsuikerverlagende middelen • een constante omgevingstemperatuur door centrale verwarming waardoor we minder energie verbruiken. Obesitas (zwaarlijvigheid) ontstaat wanneer er zo veel overmatige vetstapeling in het lichaam is dat er gezondheidsproblemen ontstaan. Door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt obesitas inmiddels als een chronische ziekte beschouwd. De risico s van overgewicht en obesitas zijn onder andere: • hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, verhoogd cholesterolgehalte • diabetes mellitus • gewrichtsslijtage • onvruchtbaarheid • depressie en lage zelfwaardering • slaapapneu. Door deze risico s is er een hogere kans dat mensen die te zwaar zijn eerder overlijden. Afvallen en op een gezond gewicht blijven is moeilijk. Een gewichtsverlies van 10% geeft al gezondheidswinst, de bloeddruk daalt en de kans op diabetes mellitus vermindert.
Eetstoornissen Anorexia nervosa (magerzucht) is een eetstoornis waar 5000 tot 6000 mensen, meestal meisjes rondom de puberteit, last van hebben. De verschijnselen zijn:
11
•
heel bang zijn om aan te komen in gewicht en om dik te worden, zelfs bij ondergewicht • gestoorde lichaamsbeleving • Iemand voelt zich dik terwijl het gewicht normaal of zelfs veel te licht is. • dwangmatig bezig zijn met het zelfbeeld, het gewicht en eten. Het vermageren is een soort verslaving geworden die houvast geeft. Het beheersen van het gewicht en het eten geeft een gevoel van controle, het gevoel van ergens goed in zijn. Eten is een constante bron van angst en spanning. • weigeren om het gewicht op een voor de leeftijd en lengte normaal niveau te houden • amenorroe (niet meer menstrueren) bij vruchtbare vrouwen. Dit is aan de orde wanneer er drie opeenvolgende menstruaties wegblijven. Om maar zo weinig mogelijk aan te komen proberen anorexiapatiënten zo min mogelijk te eten, hetgeen ze eten weer uit te braken, laxeermiddelen te gebruiken en extreem aan lichaamsbeweging te doen. Ze proberen te voorkomen dat anderen erachter komen dat ze zo weinig eten en vermijden bepaalde situaties zoals feestjes en etentjes en liegen en gebruiken smoesjes om te voorkomen dat iemand erachter komt. Door anorexia raakt het lichaam op een bepaald moment ondervoed waardoor er verschillende problemen ontstaan, zoals: • ontregeling stofwisseling: maagdarmstoornissen zoals verstopping, de maag krimpt waardoor iemand minder eten kan verdragen, trage stofwisseling waardoor iemand kouwelijk is, slecht slapen, moeite met concentratie en onthouden • ontregeling hormoonhuishouding: menstruatie blijft uit, verschijnen van donshaar op het lichaam • gebrek aan voedingsstoffen: slappe, droge huid, zwakkere botten, bloedarmoede met duizeligheid, moeheid • door braken en laxeermiddelen: aantasting gebit, kaliumtekort waardoor hartritmestoornissen, hartfalen, nier- en leverfunctiestoornissen. Een deel van de anorexiapatiënten overlijdt aan deze ziekte. Boulimia (vraatzucht) is een eetstoornis waarbij iemand regelmatig, minstens tweemaal per week gedurende drie maanden, onbeheerste eetbuien heeft, waarbij vrijwel alles wat eetbaar is naar binnen gepropt wordt zonder het eigenlijk te proeven. Tijdens zo n eetbui is iemand de controle over zichzelf kwijt. Daarna voelt iemand zich schuldig en schaamt zich en probeert het eten weer kwijt te raken door het uit te braken of door laxeermiddelen te nemen. Daarna volgt vaak weer een periode van fanatiek lijnen. Aan iemands uiterlijk is vaak niet te zien of er sprake is van boulimia, het gewicht is vaak normaal, al kan het sterk wisselen in de tijd. Boulimia komt ook meestal bij jonge vrouwen voor, al zijn er ook mannelijke en oudere patiënten. Ook door boulimia krijgt iemand lichamelijke problemen door het braken en de laxeermiddelen. De overeenkomsten tussen anorexia en boulimia zijn: • de obsessie met eten, gewicht en lichaamsomvang • extreme angst voor aankomen en dik zijn
12
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
• • •
vervreemding van het eigen lichaam, controle willen hebben en signalen negeren van honger en verzadiging, het eigen lichaam als dikker zien dan het is en er een afkeer van hebben verbergen van de eetstoornis, een soort van dubbelleven leiden met smoesjes, trucs en leugens wat uiteindelijk tot een sociaal isolement kan leiden ontstaat vaak rond de puberteit, een levensfase met grote (lichamelijke) veranderingen.
Ongeveer een derde deel van de anorexiapatiënten heeft ook eetbuien. Oorzaken • Soms is het familiair, sommige mensen zijn gevoeliger voor het krijgen van een eetstoornis. • Een depressie of diabetes mellitus kan ook een eetstoornis uitlokken. • Psychische factoren en persoonlijke eigenschappen: een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen. De neiging tot perfectionisme, angst om afgewezen te worden. Moeite om emoties te uiten • Sociale factoren: traumatische ervaringen zoals mishandeling of incest. Het modebeeld van de slanke, succesvolle vrouw als voorbeeld. Binge Eating Disorder (BED) is een eetstoornis die even vaak voorkomt bij mannen als bij vrouwen. Ook bij deze stoornis treden onbeheerste eetbuien op waarbij grote hoeveelheden calorierijk voedsel naar binnen gepropt worden. Mensen die deze stoornis hebben, braken hun eten na zo n bui niet weer uit, waardoor ze erg dik kunnen worden. Doordat ze zich schamen, krijgen ze psychische problemen die weer meer eetbuien uit kunnen lokken. De oorzaak is nog niet bekend, veel patiënten kampen met depressieve verschijnselen. Patiënten zelf geven vaak woede, verdriet of verveling aan als reden voor hun eetgedrag.
Medische voeding Sondevoeding Wanneer iemand te veel is afgevallen of dreigt af te vallen omdat hij niet meer kan, mag of wil eten, kan een behandelend specialist besluiten om sondevoeding te geven. Sondevoeding is vloeibare voeding die via een buigbaar slangetje, de sonde, rechtstreeks in de maag of darm komt. Sondevoeding bevat alle voedingsstoffen die iemand nodig heeft op een dag. Wanneer voor een korte tijd sondevoeding nodig is, kan dat via een neussonde worden toegediend. Daarbij gaat het slangetje door de neus via de keel door de slokdarm naar de maag of darmen. Wanneer er voor langere tijd sondevoeding nodig is, kan dat ook toegediend worden via een PEG-sonde. Daarbij gaat er een slangetje via een stoma in de buikwand rechtstreeks naar de maag. Met een voedingspomp kan de snelheid waarmee de sondevoeding in de sonde wordt gepompt geregeld worden. Energieverrijkt dieet Sommige mensen hebben een hogere behoefte aan bepaalde voedingsstoffen zoals eiwitten. Eiwitten zijn nodig voor de opbouw van cellen, spieren en organen. Extra eiwitten zijn bijvoorbeeld nodig bij mensen met ernstige brandwonden, het herstel na een operatie of
13
bestraling, mensen met doorligwonden en kinderen met een groeiachterstand. Eiwitten zitten in vlees, vis, ei, zuivel, peulvruchten, noten en graanproducten. Het gewone eten kan verrijkt worden door bijvoorbeeld een scheutje room, een klontje boter, jus, sausjes of geraspte kaas toe te voegen. Ook kan men vaker een kleine maaltijd tussendoor nemen. Er zijn ook dieetpreparaten in poedervorm met extra voedingsstoffen die door de gewone voeding gemengd kunnen worden. Wanneer eten moeizaam gaat, kan men ook een drinkvoeding gebruiken verrijkt met eiwitten, energie, vitamines en mineralen. Ook ouderen hebben nogal eens extra voedingsstoffen nodig doordat het voor hen soms lastig is om voldoende te blijven eten. Oorzaken voor het minder eten zijn bijvoorbeeld een verminderde eetlust, gebitsproblemen, verminderd reuk- en smaakvermogen, eenzaamheid of depressie.
14
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
>
Tekstbron 3: Aandoeningen van de luchtwegen
Aanvulling op BT Zorgvrager begeleiden een leven lang
Kortademigheid (dyspneu) Dit is het gevoel van een tekort aan lucht, waarbij de ademfrequentie verhoogd is. Het is normaal na forse inspanning, maar niet bij weinig inspanning of in rust. Het kan in lichte mate optreden, maar het kan ook tot ernstige benauwdheid leiden waarbij onmiddellijk ingrijpen vereist is. De meest voorkomende oorzaken van kortademigheid zijn: COPD, astma, longontsteking, hartfalen, longembolie, longkanker, een te snel werkende schildklier of koorts.
Longontsteking (pneumonie) Wat is het? Een ontsteking van de kleinere luchtwegen en longblaasjes door een virus of bacterie, vaak in aansluiting op verkoudheid, keelontsteking of griep.
Verschijnselen Hoesten, benauwdheid, kortademig, koorts, moe, slap, hoge hartslag.
Risicofactoren
• • • • • •
jonge kinderen en ouderen bij andere luchtwegaandoeningen als astma en COPD bij aandoeningen als hartfalen en diabetes mellitus bij minder weerstand door ziekte of medicijngebruik rokers mensen die bedlegerig zijn.
Verloop Een longontsteking veroorzaakt door een virus gaat vaak weer spontaan over, maar veroorzaakt door een bacterie kan deze onbehandeld zeer ernstig verlopen en kan iemand eraan overlijden.
Behandeling Het is moeilijk te onderscheiden of het om een virus of om een bacteriële infectie gaat, daarom wordt vaak uit voorzorg antibiotica voorgeschreven.
Zorg voor zorgvragers met ademhalingsproblemen Zorgvragers met ademhalingsproblemen zijn vaak beperkt in hun dagelijks functioneren. Ze willen meestal nog wel veel zelf, maar door de ademhalingsproblemen missen ze de energie om het zelf te doen. Als helpende moet je goed observeren waar de zorgvrager nog wel toe in staat is en wat niet meer lukt. Veel mensen met ademhalingsproblemen zijn bang om een acute benauwdheidsaanval te krijgen en beperken hun activiteiten daardoor. Zorgvragers met ademhalingsproblemen krijgen vaak verergering van hun klachten door prikkels als rook(lucht), parfumlucht, haarlak en bak- en braadluchtjes. Houd hier rekening mee als helpende en zorg dat je deze producten niet gebruikt wanneer je deze zorgvragers moet assisteren.
15
>
Tekstbron 4: Aandoeningen van het bewegingsapparaat
Aanvulling op BT Zorgvrager begeleiden een leven lang
Osteoporose, contracturen en reuma Osteoporose (botontkalking) Wat is het? Bij osteoporose worden de botten brozer dan normaal bij het ouder worden het geval is. De botstructuur wordt erg poreus en de botten kunnen gemakkelijk breken. Het komt veel voor, 1 op de 3 vrouwen en 1 op de 8 mannen boven de leeftijd van 50 jaar heeft er last van.
Verschijnselen Osteoporose ontstaat meestal geleidelijk, men wordt langzaam steeds kleiner doordat er rugwervels inzakken. Dat kan pijn doen. Ook verkromt de bovenrug (kyfose) waardoor iemand steeds meer een voorovergebogen houding krijgt. Vaak wordt het pas opgemerkt wanneer iemand iets breekt, dat betreft dan meestal de ruggenwervels, de pols of de heup.
Risicofactoren voor het ontstaan van osteoporose:
• • • • • • • • •
erfelijke aanleg, vaak heeft één van de ouders een gebroken heup gehad roken, alcoholisme weinig lichaamsbeweging of een periode van langdurige bedrust een laag lichaamsgewicht vervroegd in de overgang gekomen als vrouw voedingstekorten, ondervoeding, anorexia, slechte opname van voedingsstoffen door bijvoorbeeld de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa vitamine D-gebrek andere aandoeningen zoals COPD, schildklierafwijkingen, diabetes mellitus type 1, nierstoornissen, reumatoïde artritis prednisongebruik.
Behandeling Pijnbestrijding, tegengaan van het bot verlies en verhogen van botdichtheid en aanvullen van de voeding met kalk (calcium) en vitamine D.
Contracturen Wat is het? Contracturen ontstaan doordat lichaamsdelen langdurig in een bepaalde stand staan zonder beweging. Daardoor treedt een blijvende verkorting of samentrekking van het weefsel op, wat weer leidt tot een verkromming of verstijving van een lichaamsdeel. Contracturen kunnen ontstaan in spieren, pezen, banden, gewrichtskapsels en de huid.
Oorzaak Ontstekingen, bijvoorbeeld bij reumatoïde artritis, littekenvorming, bijvoorbeeld bij brandwonden, spier- of zenuwletsel, bijvoorbeeld door een CVA.
Verschijnselen Bewegingsbeperking, pijn en een standsafwijking van een lichaamsdeel.
16
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
Voorkomen en behandelen Contracturen komen veel voor bij ouderen in verpleeghuizen, bijvoorbeeld bij Alzheimer en na een CVA. Het is belangrijk deze zo veel mogelijk te voorkomen door de bedreigde gewrichten regelmatig te oefenen. Wanneer iemand dat niet actief kan, is het belangrijk dat dat passief gebeurt. Ook kunnen hulpmiddelen zoals een spalk gebruikt worden.
Acuut reuma Wat is het? Plotselinge pijnlijke, ontstoken gewrichten, meestal bij kinderen tussen 4 en 18 jaar, na een keelontsteking. Het komt tegenwoordig in de Westerse wereld niet veel meer voor.
Verschijnselen Hoge koorts, moe, buikpijn, keelpijn en vervolgens pijnlijke, ontstoken gewrichten. De klachten aan de gewrichten verspringen, eerst is bijvoorbeeld de knie aangedaan en later de elleboog, de enkel of de pols. In de helft van de gevallen kan ook het hart ontstoken raken, wat tot blijvende schade kan leiden. Soms treedt er na maanden nog een periode van spierzwakte en ongecontroleerde bewegingen op.
Oorzaak Een reactie van het lichaam op een infectie met een streptokokkenbacterie waarbij het lichaam het eigen weefsel aanvalt.
Behandeling In de acute fase: pijnstillers, ontstekingsremmers en bedrust. Antibiotica om nieuwe aanvallen te voorkomen en uit voorzorg bij bijvoorbeeld tandheelkundige ingrepen.
Spierziekten De ziekte van Duchenne Wat is het? Een ernstige erfelijke progressieve spierziekte waarbij de spieren aangetast worden en verzwakken.
Oorzaak Een genetische afwijking waardoor de spiercel geen dystrofine aan kan maken, beschadigd raakt en op den duur afsterft. Omdat de afwijking op het X-chromosoom zit, zijn het vrijwel alleen jongens waarbij de ziekte tot uiting komt. Meisjes kunnen wel draagster zijn van de ziekte. Ongeveer 1 op de 4000 pasgeboren jongens heeft de ziekte van Duchenne.
Verschijnselen Laat met lopen, vaak pas na 18 maanden, veel vallen Moeite met opstaan vanuit hurkzit of vanaf de grond, het lichaam wordt omhoog geduwd door zich met de handen op de bovenbenen af te zetten. Hardlopen en traplopen gaan moeizaam en een beperkt uithoudingsvermogen. Houding: met een holle rug staan. Later waggelend lopen, vaak spitsvoeten door tenenloop. De kuiten voelen hard aan en zijn dikker dan normaal, de spieren van bovenbenen en armen zijn zwak.
Verloop In de loop der jaren neemt de spierkracht af, vaak is op de leeftijd van 8-12 jaar een rolstoel nodig. In een later stadium kunnen ook de armen steeds
17
minder goed gebruikt worden en uiteindelijk worden ook de ademhalingsspieren en de hartspier aangetast. Ook een deel van de draagsters kan hartklachten krijgen. Vaak ontstaan contracturen in benen, schouders, ellebogen en handen en ook de rug kan krom groeien. Uiteindelijk overlijdt iemand aan de ziekte. Momenteel wordt de helft van de patiënten ouder dan 30 jaar, maar de verschillen tussen patiënten zijn groot.
Behandeling De ziekte van Duchenne is niet te genezen. Er wordt vaak prednison voorgeschreven en in een later stadium worden ademhalingsondersteuning en hartmedicatie gegeven.
Spierdystrofie van Becker Wat is het? Een erfelijke progressieve spierziekte waarbij de spieren beschadigd raken en verzwakken.
Oorzaak Een genetische afwijking waardoor het eiwit dystrofine deels afwezig is of een afwijkende grootte heeft. Ook deze afwijking bevindt zich op het Xchromosoom waardoor vrijwel alleen jongens de ziekte hebben. Meisjes kunnen wel draagster zijn. In een derde van de gevallen treedt deze afwijking spontaan op.
Verschijnselen Het moment van de eerste verschijnselen varieert sterk, tussen de peuterleeftijd en de leeftijd van 30 jaar. • spierkrampen na inspanning, toenemende spierzwakte waardoor traplopen en sporten moeilijker worden • soms laat met lopen, moeite met hardlopen • moeite met het tillen van zware dingen • regelmatig vallen • ook een deel van de draagsters kan spierkrampen krijgen na inspanning
Verloop Het kan snel progressief zijn, maar ook heel langzaam verlopen. Het hangt ervan af of de hartspier en ademhalingsspieren aangedaan raken. Een deel van de patiënten heeft uiteindelijk op 40-50 jarige leeftijd een rolstoel nodig, maar niet allemaal.
Behandeling Spierdystrofie van Becker is niet te genezen, de behandeling is gericht op bestrijden en verlichten van de klachten. Een regelmatige controle van het hart is nodig.
Ziekte van Landouzy (Facioscapulohumerale dystrofie, FSHD) Wat is het? Een erfelijke spierziekte waarbij in het begin vooral de gezichtspieren en de spieren van de schouders en bovenarmen aangedaan zijn. Ongeveer 5 op de 100.000 mensen heeft het; in Nederland zijn ongeveer 800 patiënten.
Oorzaak Het is dominant erfelijk, wanneer één van de ouders het heeft, is er 50% kans dat een kind het ook krijgt.
18
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
Verschijnselen De meeste klachten treden tussen het 10e en het 20ste jaar op, er zijn drie stadia: 1. verminderde kracht in gezicht en schouderspieren, verlies van spiervolume 2. verdere verzwakking van spieren in de schoudergordel, bovenarmen en buikspieren 3. verzwakking van de spieren rond het bekken en de bovenbenen, het lopen wordt waggelend en opstaan en traplopen gaan moeizaam. De patiënten hebben een verlies aan spierkracht, kunnen pijn hebben en zijn vermoeid.
Verloop De ziekte verloopt meestal vrij mild en is niet dodelijk, ongeveer 10-20% van de patiënten belandt uiteindelijk in een rolstoel.
Behandeling De ziekte van Landouzy is niet te genezen, de behandeling bestaat uit verlichting van de klachten en proberen zo goed mogelijk lichamelijk actief te blijven.
19
>
Tekstbron 5: Aandoeningen van het zenuwstelsel
Aanvulling op BT Zorgvrager begeleiden een leven lang
Parkinson Wat is het? De ziekte van Parkinson, genoemd naar James Parkinson die de ziekte ontdekt heeft, is een aandoening waarbij hersencellen die dopamine maken langzaam afsterven. Dopamine is een neurotransmitter, een stof waarmee hersencellen signalen doorgeven aan andere hersencellen. De hersenen kunnen bepaalde signalen niet meer goed doorgeven wanneer er een tekort aan neurotransmitters ontstaat. Bij de ziekte van Parkinson komt dat meestal tot uiting doordat een hand of arm in rust gaat trillen (rusttremor), maar iemand kan ook een pijnlijk, stijf of onhandig gevoel in een arm of been hebben of een gevoel van verminderde kracht daarin.
Hoe vaak komt het voor? 1 tot 2 per 1000 mensen per jaar krijgen Parkinson, de meesten hiervan zijn ouder dan 65 jaar.
Oorzaak Onbekend. Bij patiënten waarbij het op vrij jonge leeftijd ontstaat, lijkt sprake te zijn van erfelijkheid.
Verschijnselen
•
trillen in rust Dat begint vaak aan één kant, maar in de loop van de tijd doet ook de andere kant mee. Aan de kant waar het begon, is het wel erger. • traag bewegen (bradykinesie) en minder bewegen, bij het lopen zwaaien de armen vaak minder mee • stijfheid (rigiditeit) van de bewegingen, de spierspanning is verhoogd • wankelen, moeite om het evenwicht te bewaren • schuifelen Bij mensen met Parkinson is de afstand tussen de stappen kleiner en ze lopen vaak voorovergebogen. • moeite met het afremmen tijdens het lopen • moeite met fietsen • moeite met schrijven, het handschrift wordt kleiner en onregelmatiger • minder uitdrukking in het gezicht, een zogenoemd maskergelaat • onwillekeurige (spontane, niet-bewust uitgevoerde) bewegingen met de vingers waardoor het lijkt alsof iemand met de vingers draait of geld telt • stemmingsverandering: somber en lusteloos (depressief), verward of angstig • gedragsverandering 48 tot 80% van de Parkinsonpatiënten krijgt last van dementie, soms kunnen er hallucinaties optreden (een toestand waarbij iemand dingen ziet of hoort die er niet zijn). Een deel van de patiënten met Parkinson krijgt moeite om hun impulsen te onderdrukken en krijgt een moeilijk af te remmen behoefte aan eten, winkelen, gokken of seks. • lichamelijke klachten: verstopping, verslikken, afvallen, kwijlen, plasproblemen, erectiestoornis, meer zweten, minder goed kunnen ruiken, duizelig, moe
20
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
•
slaapstoornissen: overdag veel in slaap moeite hebben om weer in te slapen, nachtelijke onrust door krampen, onrustige benen, moeite met omdraaien of slaapstoornis door angst.
Verloop De ziekte van Parkinson is progressief, dat wil zeggen dat het niet verbetert en in de loop der jaren steeds erger wordt. Het is ook niet te genezen of af te remmen. Met behulp van bepaalde medicijnen kan het trillen wat verminderd worden en het bewegen wat makkelijker. De kans op bijwerkingen is groot en de medicijnen raken op een bepaald moment ook uitgewerkt. De ziekte van Parkinson heeft grote invloed op de kwaliteit van iemands leven, het dagelijks functioneren wordt erdoor beperkt. Iemand met Parkinson krijgt bijvoorbeeld moeite met het vastmaken van knoopjes, met tandenpoetsen, met het inschenken en drinken van koffie, met eten, met fietsen en heeft meer kans om te vallen. Hierdoor is men vaak aangewezen op hulp van anderen en van hulpmiddelen zoals een rollator. Veel patiënten met Parkinson hebben moeite om te aanvaarden dat ze niet meer beter zullen worden en dat hun toestand steeds verder zal verslechteren. Het is belangrijk dat de hulpverleners de patiënt goed in de gaten houden en dat ze een specialist inschakelen wanneer de klachten verergeren.
Multiple sclerose Wat is het? Multiple sclerose (MS) is een ziekte aan het centrale zenuwstelsel waarbij in de beschermende myelinelaag rondom de zenuwuitlopers ontstekingen en littekens ontstaan. Hierdoor kunnen de zenuwen minder goed of niet meer functioneren en kunnen mensen hun spieren minder goed of helemaal niet meer bewegen. Het myelinelaagje kan zich na de ontsteking vaak weer herstellen, waardoor de verschijnselen weer verdwijnen, maar er blijft altijd een verharding, een soort litteken, in de myeline zitten waar het aangetast was.
Oorzaak De oorzaak van MS is nog onbekend, men denkt dat het een autoimmuunziekte is. MS openbaart zich meestal tussen het 20e en 40e levensjaar, komt vaker bij vrouwen dan bij mannen voor en vaker in Westerse landen. Opvallend is dat het in landen rond de evenaar nauwelijks voorkomt. Men denkt dat er een verband is met de kracht van de zon daar en de aanmaak van vitamine D.
Verschijnselen De verschijnselen van MS kunnen erg verschillend zijn per patiënt, het hangt ervan af op welke plaats de myelinelaag beschadigd is. Het begint vaak met vage klachten, moeheid, krachtsverlies in armen en benen, wazig zien, stoornissen in het gevoel of minder controle over de blaas. Daarna volgt vaak een periode van volledig of bijna volledig herstel. Het ziekteverloop van MS is onvoorspelbaar, een periode zonder klachten kan jaren aanhouden, maar er kunnen zich elk moment weer nieuwe verschijnselen voordoen. Het onvoorspelbare verloop zorgt vaak voor veel spanning bij een patiënt.
Verloop Er zijn enkele varianten van MS die variëren in het verloop. Bij de mildste vorm zit er veel tijd tussen de aanvallen en blijven er weinig restverschijnselen over. Soms treedt er helemaal geen aanval meer op, soms
21
pas weer na jaren. Er zijn ook varianten zonder aanvallen, maar wel met een constante achteruitgang, of met aanvallen zonder herstelperioden. De klachten kunnen dus op-en-neer gaan, bij een deel van de patiënten nemen ze langzaam maar zeker toe. Een deel van de patiënten belandt uiteindelijk in een rolstoel, maar lang niet allemaal. Door de uiteenlopende symptomen is het moeilijk om de diagnose MS te stellen. Het is belangrijk om de ziektegeschiedenis te kennen; waar had iemand last van en hoelang? Een huisarts zal bij een vermoeden van MS doorverwijzen naar een neuroloog die verder onderzoek zal verrichten.
Behandeling MS is niet te genezen. De behandeling is gericht op het vertragen van de ziekte en op het herstel van het immuunsysteem, maar genezing is tot nu toe niet mogelijk. Soms worden zelfs chemokuren voorgeschreven. Acute aanvallen probeert men tegen te gaan met ontstekingsremmende middelen (corticosteroïden). Aanvullende therapie is afhankelijk van de klachten en kan bestaan uit fysiotherapie, ergotherapie, logopedie enzovoort.
Dementie Oudere mensen worden bijna allemaal wat vergeetachtig, hierbij kunnen ze zich even iets niet herinneren. Ze kunnen bijvoorbeeld even niet op de naam van een kennis of op een bepaald telefoonnummer komen, maar even later schiet het ze vaak weer te binnen. Bij dementie weet iemand het helemaal niet meer, het lijkt alsof de informatie helemaal verdwenen is. Mensen die vergeetachtig zijn, kunnen nog prima functioneren in het dagelijks leven. Maar iemand die dement wordt, vergeet op een bepaald moment ook hoe alledaagse dingen, zoals het smeren van een boterham, moeten. Mensen die vergeetachtig zijn, kunnen nog wel nieuwe informatie in zich opnemen. Bij iemand die dementeert, lukt dat bijna niet meer. Vergeetachtigheid kan wel verergeren bij spanningen en heftige gebeurtenissen, bijvoorbeeld een overlijden. Ook bij een depressie, bepaalde medicijnen of lichamelijke ziekten, bijvoorbeeld schildklieraandoeningen, kan het geheugen wat achteruitgaan. Dementie kent meer symptomen dan alleen maar het geheugenverlies en gaat gepaard met een achteruitgang in geestelijke vaardigheden (bijvoorbeeld rekenen en schrijven), begrip, veranderingen in gedrag en karakter, het voeren van een gesprek, lichamelijke verzorging, plannen en organiseren (men wordt bijvoorbeeld heel passief en komt nergens meer toe).
Wat is het? Dementie is een aandoening van de hersenen waarbij verschillende hersenfuncties achteruitgaan.
Oorzaak Er zijn verschillende vormen van dementie, de meest bekende is de ziekte van Alzheimer. Hierbij gaan hersencellen verloren door atrofie, waarbij de hersenen als het ware verschrompelen. Wat daarvan de precieze oorzaak is, is nog niet bekend. Een andere vorm is de vasculaire dementie waarbij
22
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
hersenfuncties verloren gaan doordat er meestal ongemerkt hier en daar kleine hersenbloedinkjes zijn opgetreden waarbij kleine gebieden in de hersenen zijn afgestorven. Uiteraard kan iemand ook beide vormen van dementie hebben.
Factoren die de kans op dementie groter maken, zijn:
• • • •
hoge leeftijd: hoe ouder, hoe groter de kans op dementie erfelijkheid: vaak bij mensen die al op jonge leeftijd, jonger dan 65 jaar, dement worden de ziekte van Parkinson risicofactoren voor hart- en vaatziekten: hoge bloeddruk, hoog cholesterol, diabetes mellitus, overgewicht en roken.
Verschijnselen De ziekte van Alzheimer verloopt via een aantal stadia. • In het eerste stadium (duur ½ - 2 jaar) heeft iemand milde geheugenstoornissen. De omgeving merkt vaak dat er iets aan de hand
•
•
vrienden minder wordt. In dit stadium functioneert iemand nog redelijk normaal en heeft iemand geen hulp nodig bij het verrichten van zijn dagelijkse zaken. In het volgende stadium (duur 2-3 jaar) vallen de geheugenstoornissen meer op. Iemand krijgt moeite met het nakomen van afspraken en raakt spullen kwijt. Vooral het kortetermijngeheugen wordt aangetast zodat iemand zich dingen die pasgeleden gebeurd zijn niet meer kan herinneren. Iemand stelt bijvoorbeeld twee keer dezelfde vraag of zoek was. Het bedienen van nieuwe apparaten lukt niet meer en men krijgt moeite om dingen te begrijpen. De spraak gaat achteruit doordat men niet meer op bepaalde woorden kan komen, en door afname van het begrip wordt het lastig om een gesprek te volgen. Een patiënt kan op een vraag een totaal verkeerd antwoord geven en kan dit niet door hebben. In dit stadium verzint de patiënt vaak uitvluchten en smoesjes om zijn tekortkomingen te verbergen, maar wanneer het ziekteproces vordert, lukt dat niet meer. Ook het uitvoeren van dagelijkse handelingen zoals wassen en aankleden kan moeite gaan kosten doordat de patiënt dit niet meer routinematig kan. Het valt anderen op dat de patiënt zichzelf en zijn huishouden verwaarloost. In dit stadium is hulp nodig bij het uitvoeren van de dagelijkse handelingen, bijvoorbeeld bij het eten klaarmaken of het wassen. Dit kan door de partner of een andere mantelzorger gebeuren, maar ook door bijvoorbeeld tafeltje-dek-je of de thuiszorg. Bij verdere progressie krijgt iemand een verminderd besef van tijd, patiënten weten op een bepaald moment niet meer of het nu ochtend of middag is, zomer of winter en welk jaar het is. Ook ontstaat er minder besef van plaats, waardoor patiënten makkelijk verdwalen en ze herkennen bepaalde mensen niet meer. Het denken gaat trager en men verliest het overzicht, de wereld wordt steeds chaotischer en onbegrijpelijker. Dit leidt tot angst, achterdocht en prikkelbaarheid bij patiënten waarvoor ze weg willen vluchten, hetgeen weer onrust geeft. Het wordt steeds lastiger voor de partner en familie om de patiënt thuis te houden. In het derde stadium wordt thuis wonen te gevaarlijk voor de patiënt en zijn omgeving. De communicatie verloopt moeizaam en de patiënt herkent vaak zijn naasten niet meer. De naasten hebben er vaak heel
23
•
veel moeite mee om de patiënt uiteindelijk uit zijn bekende omgeving te halen en in een verpleeghuis te plaatsen. In de beschermde omgeving van een verpleeghuis komt een patiënt vaak wel tot rust. Dit stadium duurt 3-8 jaar. In het vierde stadium, het eindstadium, gaan ook de lichamelijke functies verder achteruit. Patiënten zijn incontinent, kunnen niet meer lopen en krijgen moeite met slikken. Ze worden steeds stijver en liggen vaak met gebogen benen (foetushouding) in bed. Ze zijn volledig afhankelijk geworden en sterven uiteindelijk.
Zowel voor de patiënt zelf als voor de familie en hulpverleners is dementie heel lastig en emotioneel zwaar om mee om te gaan. De patiënt raakt zichzelf en zijn omgeving kwijt, de naasten verliezen stukje bij beetje hun dierbare.
24
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
>
Tekstbron 6: Hart- en vaatziekten
Aanvulling op BT Zorgvrager begeleiden een leven lang
Samenstelling van het bloed Bloed zorgt voor transport van zuurstof, voedingsstoffen, afweerstoffen en hormonen naar de cellen, en voert koolstofdioxide en afvalstoffen af. Ons bloed bestaat voor 55% uit vloeistof, het bloedplasma, en voor 45% uit bloedcellen. Het bloedplasma bestaat voor 90% uit water en verder uit onder andere eiwitten, zouten, hormonen, vitamines en antistoffen. Er zijn drie soorten bloedcellen: • rode bloedcellen (erytrocyten) Deze zorgen voor de opname van zuurstof in de longen en vervoer ervan naar de organen. Ze bevatten hemoglobine, dat kan zuurstof binden en geeft het bloed zijn rode kleur. • witte bloedcellen (leukocyten) Hiervan zijn verschillende types die helpen bij de verdediging van het lichaam tegen infecties. • bloedplaatjes (trombocyten) Deze bevatten stollingsfactoren waarmee beschadigd weefsel gerepareerd kan worden.
Hoge bloeddruk (hypertensie) Wat is het? Een bloeddruk bij volwassenen waarbij de bovendruk bij herhaling, gedurende langere tijd 140 mm Hg of hoger is en een onderdruk van 90 mm Hg of hoger.
Oorzaak Die is niet altijd duidelijk, soms door een aandoening van de nieren of bijnieren.
Risicofactoren voor het krijgen van een hoge bloeddruk zijn: roken, overgewicht, weinig lichaamsbeweging, veel stress, overmatig alcoholgebruik, suikerziekte, een te hoog cholesterolgehalte, een erfelijke aanleg en het eten van veel zout en ook het eten van drop. In drop zit vaak een bestanddeel van zoethout, glycyrrhizinezuur, waar de bloeddruk sterkt op reageert en hoger van wordt.
Verschijnselen Meestal geen klachten, de vaatwanden kunnen wel sneller beschadigd raken waardoor gemakkelijker atherosclerose ontstaat en het hart harder moet werken om het bloed goed rond te krijgen. Daardoor kan de hartspier dikker worden en kan hartfalen ontstaan. Wanneer de kransslagaders vernauwd raken, kan dat leiden tot een hartinfarct of door een losschietend propje tot een herseninfarct (CVA). Ook de ogen en nieren kunnen beschadigd raken door een te hoge bloeddruk.
Behandeling Deze bestaat in de eerste plaats uit het aanpassen van de levensstijl en in de tweede plaats uit het toedienen van medicijnen.
25
Bloedarmoede (anemie) Wat is het? Een tekort aan rode bloedcellen of niet goed werkende rode bloedcellen waardoor er minder zuurstof door het bloed wordt vervoerd. De hemoglobinewaardes (Hb) in het bloed zijn lager dan 8,1 mmol/l bij mannen of lager dan 7,5 mmol/l bij vrouwen.
Oorzaken
•
• • •
ijzergebrek door operatie, bevalling, hevige menstruaties, maagbloeding, tekorten in voeding, verminderde opname van ijzer door maag/darmstoornissen of een verhoogde behoefte door groei of zwangerschap gebrek aan vitamine B12 of foliumzuur door eenzijdige voeding met weinig dierlijke producten (vitamine B12) of alcoholisme een chronische ziekte, infectie of ontsteking zoals bij kanker of reuma erfelijke afwijking waardoor de rode bloedcellen minder zuurstof kunnen vervoeren zoals bij thalassemie of sikkelcelanemie.
Verschijnselen
• • • • •
vermoeidheid, slapjes, kortademig bij inspanning duizeligheid hartkloppingen, transpireren hoofdpijn, oorsuizen, gevoel flauw te vallen bleekheid, pas wanneer het Hb sterk gedaald is.
Behandeling Afhankelijk van de oorzaak: • goede, gevarieerde voeding • ijzerdrankje/staalpillen • foliumzuurtabletten, vitamine B12-tabletten of -injecties • pijnstillers die geen maagbloedingen kunnen veroorzaken • de anticonceptiepil bij hevige menstruatie • bloedtransfusie bij een heel laag Hb.
Trombose en longembolie Wat is het? Een verstopping door bloedstolsels in een van de aders van het lichaam, meestal de diepe aders in het been, bekken of soms de arm. Wanneer er een verstopping door een bloedstolsel in een longslagader optreedt, noemen we het een longembolie. Dat kan ook doordat een deel van het stolsel in een trombose losschiet en een longslagader verstopt.
Oorzaak Een verstoring in het evenwicht tussen het stollings- en antistollingssysteem door: • belemmeringen in de bloedstroom bijvoorbeeld door langdurig liggen bij ziekte of na een operatie • veranderingen van de samenstelling van het bloed door bijvoorbeeld hormonen (zwangerschap, anticonceptiepil), ziekte (kanker, infecties), medicijnen of door erfelijke factoren • beschadigingen van de vaatwand • ouderdom • overgewicht.
Verschijnselen Wanneer het bloedvat deels afgesloten is, zijn er vaak veel minder klachten dan wanneer het geheel afgesloten is.
26
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
Bij diep veneuze trombose in het been: de kuit of het been wordt dik, voelt warm aan en kan rood-paars van kleur zijn. De huid is vaak strak en glanzend, het been is pijnlijk en het lopen kost moeite. Beweging van de voet verergert de pijn bij lopen. Bij een longembolie: Hierbij wordt een deel van de longen afgesloten wat kortademigheid veroorzaakt, pijn bij diep inademen en soms wordt er bloed opgehoest. Een snelle en oppervlakkige ademhaling. Een longembolie kan dodelijk zijn.
Behandeling Antistollingsmiddelen en om nare gevolgen op de lange termijn te voorkomen een elastische kous om de doorstroming van het bloed in het been te bevorderen.
Basic Life Support en AED Iedere week krijgen 200 tot 300 mensen een circulatiestilstand. Het is belangrijk om acute hartproblemen snel te herkennen. Bel direct 112 wanneer iemand deze problemen krijgt en begin zo nodig met reanimeren. Door op tijd te starten met reanimeren kan voorkomen worden dat er blijvende schade aan hersenen, hart en andere weefsels ontstaat. Met alleen basale reanimatie, bestaande uit borstcompressie en beademing, heeft het slachtoffer een overlevingskans van 10 tot 15%. Met een AED (automatische externe defibrillator) kan de overlevingskans tot 75% stijgen. Een AED kan een stroomstoot toedienen aan het hart wanneer er sprake is van ventrikelfibrilleren. Een AED geeft gesproken instructies over wat er gedaan moet worden, volg deze nauwkeurig op.
De Hartstichting geeft aan dat in principe iedereen een AED mag gebruiken. Ook als iemand nog nooit een cursus heeft gevolgd. Nederland kent geen wettelijke bezwaren. Uit onderzoek blijkt dat ook ongetrainde mensen een AED succesvol in kunnen zetten. Het heeft dus altijd zin. Maar een training verhoogt de kans op succes wel aanzienlijk. Dat heeft vooral te maken met de snelheid van handelen. De eerste 6 minuten zijn van levensbelang. Als je ter plekke de instructies moet lezen en begrijpen, gaan er veel kostbare minuten verloren. Controleer eerst het bewustzijn van het slachtoffer en ga na wat er gebeurd is. Roep om hulp. Zorg voor een vrije luchtweg, draai het slachtoffer zo nodig op de rug en kantel het hoofd voorzichtig achterover. Controleer de ademhaling door naar de bewegingen van de borstkas te kijken en te luisteren naar ademgeluiden bij de mond van het slachtoffer. In de eerste paar minuten van een circulatiestilstand treedt vaak een onregelmatig, snakkend happen naar ademen op. Wanneer dit optreedt of het slachtoffer helemaal niet meer ademt, ga dan verder met reanimeren. Bel 112 wanneer dit nog niet gebeurd is, noem naam en locatie en vertel dat het om een reanimatie gaat. Wanneer er een AED voorhanden is, bevestig de elektroden en volg de gesproken instructies van de AED. Is er
27
geen AED, start dan de reanimatie door borstcompressies te geven in een tempo van 100 keer per minuut. Geef 30 borstcompressies en beadem het slachtoffer dan twee keer. Ga door tot er professionele hulp komt of het slachtoffer normaal gaat ademen.
Een AED werkt als volgt: Zet de AED aan door op de aan/uit-knop te drukken, het deksel te openen of beide. Laat een andere hulpverlener ondertussen zo lang mogelijk doorgaan met de basale reanimatie. Ontbloot de borst, haal de elektroden uit de verpakkingen bevestig deze op de borstkas zoals aangegeven, volg de gesproken instructies van het AED. Druk de elektroden goed aan. De AED gaat een meting doen, stop met reanimeren en zorg dat niemand het slachtoffer aanraakt. Als de AED een schok adviseert na meting: Zet je middelvinger naast de Controleer of niemand het slachtoffer aanraakt en druk op de schokknop als de AED hier opdracht voor geeft. Volg de verdere instructies van de AED op.
28
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
>
Tekstbron 7: Diabetes
Aanvulling op BT Zorgvrager begeleiden een levenlang
De diabetische voet Veel zorgvragers met diabetes hebben voetproblemen. Wanneer de bloedsuikerwaarden vaak te hoog zijn, raken de zenuwen en bloedvaatjes beschadigd. Dit leidt tot minder gevoel in de voeten. Hierdoor kunnen makkelijker beschadigingen optreden en worden wondjes vaak niet opgemerkt. De wondjes genezen ook minder goed waardoor een klein wondje kan uitgroeien tot een ontsteking of zweer die slecht geneest. In het ergste geval kan dat leiden tot amputatie van een teen, voet of zelf een heel been. Als helpende moet je de voeten van zorgvragers met diabetes dan ook regelmatig controleren op wondjes en beschadigingen. Een gespecialiseerde pedicure kan ondersteuning bieden bij de verzorging van de diabetische voet.
29
>
Tekstbron 8: Huidaandoeningen
Aanvulling op BT 0 Introductie beroepstaak, BT 7 Wassen en aan- en uitkleden, BT Zorgvrager begeleiden een levenlang
De huid De huid is ons grootste orgaan en beschermt het lichaam tegen schadelijke invloeden van buitenaf zoals het binnendringen van schadelijke ziektekiemen, temperatuurswisselingen, zonlicht, uitdroging en schade door voorwerpen en vallen. Ook maken we via de huid onder invloed van zonlicht vitamine D aan, nodig voor de botopbouw, en kunnen we door de pijn- en tastzintuigen in de huid voelen. De huid zorgt ook voor de temperatuurregulatie van ons lichaam.
Opperhuid
Lederhuid
schematische afbeelding van de doorsnede van de huid De huid bestaat uit twee lagen: 1. de opperhuid (epidermis) 2. de lederhuid (dermis). Onder de opperhuid en lederhuid ligt een laag onderhuids vet. Deze laag is bedoeld voor de isolatie van het lichaam, de opslag van energie en beschermt tegen stoten.
Veroudering van de huid Met het toenemen van de leeftijd vermindert het vermogen om nieuwe cellen aan te maken en de talg- en zweetklieren worden minder actief. Hierdoor wordt de huid minder elastisch, dunner en droger en vormen zich rimpels. Hoe snel iemands huid veroudert, hangt af van een aantal factoren: • genetische aanleg • mechanische invloeden, zoals veel fronsen, maar ook weersinvloeden of een droge omgevingslucht
30
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
• •
•
blootstelling aan zonlicht, waardoor diepere en grovere rimpels ontstaan dan door veroudering, vooral in de nek, in het gezicht, op de handen en onderarmen Ook ontstaan er bruine vlekken onder invloed van zonlicht, de zogenoemde ouderdoms- of levervlekken. Deze vinden we vaak in het gezicht en op de handruggen en er komen er vaak ieder jaar meer bij. Veel blootstelling aan zonlicht gedurende het leven kan op den duur leiden tot huidkanker, ook dit komt vaak op huiddelen voor die veel aan zonlicht hebben blootgestaan. roken zorgt ook voor meer en diepere rimpels.
Verzorging van de huid Om de huid goed te verzorgen en verouderingsverschijnselen zo veel mogelijk tegen te gaan kunnen de volgende maatregelen genomen worden: • de huid niet te veel aan felle zon blootstellen • droge omgevingslucht bestrijden • milde reinigingsproducten gebruiken die de vetlaag van de huid zo min mogelijk aantasten • niet te lang en te heet douchen en baden, eventueel badolie gebruiken • de huid met een vette crème insmeren • niet roken. Een gezonde huid is sterk en veerkrachtig en kan zichzelf vaak goed herstellen na beschadigingen. Door verschillende oorzaken kan de huid echter gevoeliger worden voor beschadigingen en zichzelf minder goed herstellen. Een aantal van die oorzaken zijn: • ouderdom: de huid wordt dunner en droger met het toenemen van de leeftijd • vaak of langdurig contact met vocht zoals urine, zweet, wondvocht • irriterende stoffen als schoonmaakmiddelen, urine, poep, jodium, pleisters • beschadiging door UV-licht of droge lucht (centrale verwarming) • hormonale veranderingen zoals tijdens een zwangerschap of bijvoorbeeld het gebruik van ontstekingsremmende medicijnen (corticosteroïden) • slechte doorbloeding van de huid door hart- en vaatziekten, bedlegerigheid (decubitus), diabetes mellitus • een andere huidaandoening als eczeem, psoriasis Hierbij is de huid al beschadigd en de barrièrefunctie verstoord waardoor er gemakkelijker bijkomende schade optreedt. Bij het beoordelen van de huid van een zorgvrager moet je op de volgende zaken letten: • Kleur: bijvoorbeeld bleek, blauw, rood, geel of andere kleuren. Bedenk wel dat een lichte roodheid niet goed te zien is op een getinte huid. Rode of bruine verkleuringen op een blanke huid zien er op een donkere huid vaak uit als paars of zwart. • Het aspect van de huid: zijn er beschadigingen, vlekken, blaasjes, bultjes, zwellingen of korstjes? Is de huid dun? Blijft een huidplooi staan nadat je hem opgepakt hebt of veert deze weer meteen terug op zijn plaats. Kun je putjes in de huid drukken die niet meteen wegtrekken?
31
• •
Plaats en tijd: waar op het lichaam zit de huidafwijking en bestaat het al langer of is het nieuw? Breidt het zich uit of verandert het op een andere manier? Totaal welbevinden van de zorgvrager: hoe voelt iemand zich? Is er koorts, pijn of jeuk? Let hierbij ook op krabeffecten, dat zijn kleine rode krasjes op de huid veroorzaakt door krabben. Zijn er onderliggende ziekten? Zijn er dingen veranderd in bijvoorbeeld op het gebied van de medicatie of van de huidverzorging (bijvoorbeeld andere verbandmiddelen, reinigingsmiddelen of cosmetica).
Psoriasis Verschijnselen Witte, schilferende plekken op een rode ontstoken ondergrond, die soms jeuken of pijnlijk zijn. De dikke schilfers laten makkelijk los en vallen in de kleding, op het beddengoed of op de vloer. Er zijn verschillende soorten psoriasis. Bij de meest voorkomende soort komen de plekken vooral op de strekzijden van de ellebogen, knieën en de rug boven de billen voor. Een andere soort psoriasis bevindt zich vooral in lichaamsplooien als oksels, liezen, onder de borsten en in de schaamstreek. Deze soort kan makkelijk verward worden met smetplekken. Soms komt psoriasis op het behaarde hoofd voor en soms op de nagels, waarbij de nagels geelbruin verkleurd kunnen zijn met putjes erin. Soms zijn de gewrichten van de handen en voeten aangedaan en ontstoken door psoriasis.
Oorzaak Onbekend, wel speelt erfelijkheid een rol. Het kan op iedere leeftijd beginnen, maar komt het meest bij volwassenen voor.
Verloop Het verloop kan wisselen, de ene keer is het erger dan de andere keer. Verergering kan door stress, roken, wonden, infecties, zonnebrand, alcoholgebruik of door bepaalde medicijnen.
Behandeling Het is niet te genezen, de behandeling is gericht op klachtenvermindering en bestaat uit zalven, crèmes en lichttherapie.
Eczeem Er zijn meerdere vormen van eczeem. Constitutioneel eczeem en allergisch contacteczeem komen het meest voor.
Constitutioneel eczeem (atopisch eczeem) Verschijnselen Een droge, ruwe huid met krabplekken omdat het jeukt. Op de plaatsen waar het eczeem zit, is de huid rood, schilferig en kunnen kleine bultjes of blaasjes met wat vocht te zien zijn. Wanneer het eczeem langere tijd bestaat, wordt de huid vaak plaatselijk dikker en ruw. Bij zuigelingen bevindt het eczeem zich vaak in het gezicht, achter de oren, op de behaarde hoofdhuid, op de romp en op de armen en benen. Bij iets oudere kinderen zie je eczeem met name op de buigzijden van de ellebogen, in de knieholtes en op de polsen.
Oorzaak Een erfelijke aanleg tot het ontwikkelen van allergieën. Vaak zijn er familieleden met eczeem, hooikoorts of astma. Deze vorm van eczeem begint vaak al voor de leeftijd van een half jaar.
32
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
Verloop Kan erg wisselen, soms is de huid bijna helemaal gaaf, andere keren vlamt het eczeem weer op door bijvoorbeeld ziekte, vermoeidheid, stress, te vaak en te warm baden, in de winter door een lage luchtvochtigheid in huis, door het dragen van wollen en synthetische kleding. Veel kinderen groeien eroverheen, al kan het eczeem soms op jongvolwassen leeftijd weer opvlammen. Een deel van deze kinderen krijgt op latere leeftijd astma of hooikoorts.
Complicaties Doordat de barrièrefunctie van de huid bij eczeem aangetast is, is de huid ook extra gevoelig voor bacteriële infecties.
Behandeling Het is niet te genezen, de behandeling bestaat uit het onderdrukken van de verschijnselen waardoor de klachten afnemen. Om de huid goed in conditie te houden worden er vaak vette crèmes gebruikt waarmee twee keer daags gesmeerd moet worden. Voor de aangedane plekken wordt vaak een hormoonzalf voorgeschreven. Eczeem is niet besmettelijk.
Allergisch contacteczeem Verschijnselen Rood, schilfering, jeuk, bultjes of blaasjes op de plaats waar de huid met een bepaalde stof in aanraking is geweest.
Oorzaak Sommige stoffen kunnen bij bepaalde personen na contact tot een allergeen. Of een bepaalde stof een contactallergie veroorzaakt en hoe snel, is per stof en persoon verschillend. Soms treedt er al na enkele weken een reactie op, soms pas ineens na jaren. Wanneer men eenmaal allergisch is voor een stof, dan is er daarna maar weinig van de stof nodig om weer huidklachten te krijgen. Er zijn veel verschillende stoffen die een contactallergie kunnen veroorzaken. De meest voorkomende zijn: • onedele metalen als nikkel, chroom en kobalt die vaak te vinden zijn in goedkope sieraden, cement en leer • geurstoffen en conserveermiddelen in parfums, cosmetica en toiletartikelen • bestanddelen van rubber • lijmen • planten en bloemen • geneesmiddelen in zalven • haarverf, permanentvloeistof Soms treden de allergische verschijnselen alleen op in combinatie met licht, bijvoorbeeld bij bepaalde zonnebrandcrèmes.
Verloop Een contactallergie is niet erfelijk of besmettelijk, maar iemand blijft vaak zijn hele leven allergisch voor een bepaalde stof. Het verloop hangt af van de mate waarin iemand blootgesteld wordt aan het allergeen.
Behandeling Het vermijden van de stof waarvoor men overgevoelig is. Soms moet men dan een ander beroep kiezen. Voor de plekken op de huid kan een hormoonzalf voorgeschreven worden die de ontstekingsreactie remt.
33
>
Tekstbron 9: Kanker
Aanvulling op BT Zorgvrager begeleiden een leven lang Bij een operatie wordt het aangetaste weefsel weggesneden, met daaromheen nog wat gezond weefsel en de nabijgelegen lymfeklieren kunnen ook meegenomen worden. Het zieke weefsel wordt ruim weggehaald om er zo veel mogelijk zeker van te zijn dat de hele tumor weg is. Het weefsel wordt gecontroleerd door een patholoog die kijkt of de plaatsen waar het weefsel weggehaald is vrij is van kankercellen. En hij controleert het lymfeweefsel op uitzaaiingen. Chemotherapie is een behandeling met cytostatica. Cytostatica zijn medicijnen die cellen doden of de celdeling remmen, er zijn veel verschillende soorten. Vaak wordt er een combinatie gegeven die per infuus rechtstreeks in het bloed komt zodat alle kankercellen in het lichaam bereikt kunnen worden. Niet alleen de kankercellen reageren op de cytostatica, ook de gezonde cellen en vooral sneldelende gezonde cellen zoals haarcellen, slijmvlies van mond en darmen en beenmerg. Dat kan zorgen voor de bijwerkingen van een chemokuur zoals vermoeidheid, haaruitval, misselijkheid en diarree. Bestraling (radiotherapie): met verschillende soorten straling kan het erfelijk materiaal van de kankercel beschadigd worden waardoor de kankercel niet meer kan delen en doodgaat. Ook dit heeft effect op de gezonde cellen in het bestraalde gebied.
Longkanker Wat is het? Een verandering in het genetisch materiaal van de longcellen waardoor deze onbelemmerd gaan groeien en een kwaadaardige zwelling (tumor) vormen. Er zijn twee types longkanker te onderscheiden. De meest voorkomende is het niet-kleincellig longcarcinoom (80% van de gevallen). Dit type groeit vaak wat langzamer en zaait minder snel uit. Het andere type, het kleincellig longcarcinoom, groeit bijzonder snel en is vaak al uitgezaaid op het moment dat de klachten optreden. Longkanker komt veel voor, ieder jaar krijgen ongeveer 11.000 mensen deze diagnose.
Risicofactoren
• •
roken (86% van de gevallen) en passief meeroken sommige beroepen waarbij met koolteer, arseen, radon, nikkel of asbest gewerkt wordt.
Verschijnselen
• • • • • • • • • •
langer dan 3 weken een hardnekkige prikkelhoest bloed in het opgehoest slijm vaak terugkerende longontsteking slijmvorming kortademigheid pijn op de borst aanhoudende heesheid zonder keelpijn zwelling van het gezicht of de nek vermoeidheid onverklaarbaar gewichtsverlies
34
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
• •
slechte eetlust een longtumor in de grote vertakkingen van de luchtpijp geeft eerder klachten dan een tumor die in het midden of aan de rand van de longen zit. Soms ontstaan de eerste klachten door uitzaaiingen.
Verloop Het verloop is afhankelijk van het stadium, de plaats en de grootte van de tumor, in hoeverre de tumor doorgegroeid is in de omliggende weefsels en of er uitzaaiingen zijn. Longkanker heeft een laag genezingspercentage. Bij 85-90% van de patiënten is genezing al niet meer mogelijk omdat de klachten vaak pas ontstaan in een vrij ver gevorderd stadium.
Behandeling Afhankelijk van het stadium en de soort tumor kan er geopereerd worden waarbij er soms zelfs een hele longkwab of long weggehaald wordt. Wanneer operatie niet meer mogelijk is, wordt er vaak voor chemotherapie of bestraling gekozen.
35
>
Tekstbron 10: Het gebit en nagels
Aanvulling op BT 8 Het uiterlijk verzorgen
aangelegd en aanwezig in de kaak onder het tandvlees. De leeftijd waarop kinderen tanden krijgen, verschilt per kind. Meestal komen de eerste melktanden door op de leeftijd van 6-9 maanden. Het zijn de middelste twee snijtanden midden onder. De laatste, de achterste melkkiezen, verschijnen meestal tussen de 2-3 jaar. Een volledig melkgebit bestaat uit 12 tanden en 8 kiezen. Wanneer een kind ongeveer zes jaar is, begint het de melktanden te wisselen voor het blijvende gebit. De blijvende tand of kies zit al onder de melktand en lost als het ware de wortels van de bovenliggende melktand op waardoor deze loslaat en uitvalt. De blijvende tand of kies komt ervoor in de plaats. Goede verzorging is erg belangrijk, het glazuur van de pas doorgekomen tanden is nog erg kwetsbaar. Uiteindelijk wordt het glazuur van het blijvende gebit wel sterker dan dat van het melkgebit. Het blijvende gebit is dan ook iets donkerder en geler van kleur. Ook hebben de snijtanden van het blijvende gebit een kartelrandje dat door natuurlijke slijtage uiteindelijk verdwijnt. Het blijvende gebit bestaat uit 8 snijtanden (beitelvormig), 4 hoektanden (kegelvormig), 8 valse kiezen (van boven plat) (die hebben maar één wortel) en 12 echte kiezen (met knobbels) (met twee of drie wortels). De achterste kiezen van het blijvende gebit komen pas na het 18e jaar door, daarom worden ze verstandskiezen genoemd. Niet iedereen krijgt verstandskiezen; wanneer er geen ruimte genoeg in de kaak is, blijven ze vaak onder het tandvlees zitten en bij anderen zijn ze er helemaal niet. Soms komen ze wel door maar is er niet voldoende ruimte voor. Ze worden dan getrokken door de tandarts. Tanden en kiezen zijn opgebouwd uit een kroon, het zichtbare deel dat bedekt is met glazuur, en onder het tandvlees de tandhals en de wortel. Het glazuur is hard en beschermt de onderliggende delen. Het grootste deel van tanden en kiezen bestaat uit tandbeen (dentine), dat gevoelig is voor temperatuur en aanraking. Binnen in het tandbeen, in het midden van de tand, ligt de pulpakamer met de tandpulpa waarin de bloedvaten liggen die de tand en de tandzenuwen voeden. Deze bloedvaten komen de tand binnen bij de wortelpunt. De wortel steekt in een uitsparing in het kaakbeen en is omgeven door tandcement.
Verzorging van het gebit Een goede verzorging van het gebit zorgt ervoor dat de tanden, kiezen en het tandvlees gezond blijven. Een goede gebitsverzorging bestaat uit: • zodra het eerste tandje door is starten met eenmaa voor het slapengaan, te poetsen met peutertandpasta
36
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
Vanaf de leeftijd van 2 jaar twee keer daags poetsen. Vanaf 5 jaar kan met gewone fluoridetandpasta gepoetst worden. Tot het kind 10 jaar is nog eenmaal daags napoetsen door de verzorgers. • lang genoeg en goed genoeg poetsen een goede poetsbeurt duurt minimaal twee minuten, waarbij alle tanden en kiezen aan de buitenkant, binnenkant en bovenkant gepoetst moeten worden. Het is belangrijk om een goede tandenborstel te gebruiken. Wanneer de haartjes van de tandenborstel uit elkaar gaan staan, is de borstel aan vervanging toe. Met een tandenborstel alleen worden de ruimtes tussen de tanden niet goed bereikt. Dat lukt wel met flossen, met tandenstokers of met speciale ragertjes. • na het poetsen meer (laten) drinken, maar water bij dorst waardoor de zuuraanval op de tanden minder goed hersteld kan worden en er eerder schade aan het gebit optreedt. • het kind niet steeds aan een flesje met sap laten zuigen Kinderen vanaf 9 maanden aan het drinken uit een gewone beker laten wennen. Kinderen die voortdurend een flesje melk, limonade of vruchtensap bij zich hebben, zullen daar geregeld een slokje uit drinken. Beperk het gebruik van frisdrank, vruchtensap en energiedrankjes. Naast suikers bevatten ze ook zuren die het tandglazuur kunnen oplossen waardoor tanderosie ontstaat. • niet te veel eet- en drinkmomenten op een dag Maximaal zeven, bestaande uit drie hoofdmaaltijden en maximaal vier keer een tussendoortje. Hierdoor krijgt het speeksel in de mond tussendoor de tijd om het zuur te neutraliseren. • zorgen dat het zuigen op een duim of speen afgeleerd is voordat het blijvende gebit doorbreekt Het kan de stand van de tanden negatief beïnvloeden en ook tot spraakstoornissen leiden. Wanneer het gebit niet goed verzorgd wordt, ontstaat er een laagje tandplaque. Tandplaque is een nauwelijks zichtbaar wit-geel laagje dat uit bacteriën en producten van bacteriën bestaat. De bacteriën uit de tandplaque zetten suikers en zetmeel uit eten en drinken om in zuren. De zuren kunnen gaatjes in het gebit veroorzaken, cariës wordt dit genoemd. Cariës kan leiden tot pijn en ontstekingen. De tandarts verwijdert cariës door te boren. Het gaatje wordt vervolgens gevuld. Wanneer tandplaque niet goed weggepoetst wordt, kan het hard worden, het heet dan tandsteen. Aan tandsteen hecht zich makkelijk nieuwe tandplaque.
Nagels De nagels vormen een hard pantser waarmee onze meest uitstekende delen, de vingertoppen en de uiteinden van onze tenen beschermd worden. Met onze vingernagels kunnen we ook dunne voorwerpen oppakken en ons krabben. Het harde deel van de nagel is de nagelplaat, het deel van de vinger onder de nagelplaat is het nagelbed. De nagels groeien vanuit de nagelmatrix, onder de huid. Kinderen hebben dunne nagels die snel groeien, bij ouderen zijn de nagels dikker en ze groeien minder snel. Bij ouderen krijgen de dikkere nagels soms een geel-grijze kleur en soms ontstaan er groeven.
37
Voor ouderen kan het lastig worden om met name hun teennagels goed te verzorgen. Hier kan een pedicure bij helpen.
Kalknagels Verschijnselen Sterk verdikte, harde, brokkelige nagels, de nagelranden worden witgeel, groen of bruin en de dikke, brokkelige nagels kunnen loslaten.
Oorzaak Een schimmelinfectie, via een nagel die beschadigd is, bijvoorbeeld door knellende schoenen. Bij vocht en warmte, door bijvoorbeeld zweetvoeten of niet goed afdrogen, kunnen schimmels goed groeien. Deze schimmels kunnen overgedragen worden van mens op mens doordat mensen bijvoorbeeld op blote voeten bij een zwembad of in een gymzaal lopen.
Voorkomen
•
de voeten zonder zeep wassen Wanneer toch zeep gebruikt wordt, moeten de zeepresten goed weggespoeld worden. • de voeten goed afdrogen, ook tussen de tenen, en de voeten drooghouden door iedere dag schone katoenen of wollen sokken te dragen en goed ventilerende, niet te nauwe schoenen • slippers dragen in ruimtes waar veel mensen op blote voeten lopen • de teennagels regelmatig recht afknippen zodat ze niet ingroeien en er wondjes ontstaan.
Behandeling Middelen te koop bij de drogist of de huisarts kan een kuur voorschrijven.
Broze nagels Verschijnselen Dunne nagels die makkelijk breken of scheuren
Oorzaak Water en schoonmaakmiddelen, of oplosmiddelen zoals aceton. Een overdwarse splijting of brokkeling wordt veroorzaakt door een tijdelijke groeistop in de nagelmatrix. Dat kan bij huidaandoeningen zoals eczeem of door ijzergebrek komen. Met kalkgebrek heeft het in ieder geval niets te maken. Bij psoriasis kunnen ook verkleurde nagels voorkomen met putjes erin. Teennagels kunnen ingroeien, hierbij groeit de rand van de nagel in het weefsel ernaast dat gaat ontsteken. Dat is erg pijnlijk en moet behandeld worden door de huisarts of door een chirurg. Om dit te voorkomen moeten teennagels niet rond maar recht afgeknipt worden.
38
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
>
Tekstbron 11: Slaap- en waakritme
Aanvulling op BT 15 Zorgvrager ondersteunen bij zelfredzaamheid Slapen is een eerste levensbehoefte, we kunnen niet zonder. Goed slapen is belangrijk voor de gezondheid, het lichaam herstelt tijdens de slaap en emoties worden verwerkt. Tijdens de slaap komt groeihormoon vrij, dat bij kinderen zorgt voor voldoende lengtegroei. Ook ontwikkelen de hersenen zich tijdens de slaap bij kinderen door het vormen van nieuwe verbindingen tussen de zenuwen. De hoeveelheid slaap die iemand nodig heeft verschilt per persoon, per seizoen, hangt ook af van de hoeveelheid activiteit op een dag en verschilt ook per leeftijd. leeftijd van 4 jaar hebben kinderen nog ongeveer 12 uur slaap per nacht nodig, oudere kinderen 9 à 10 uur. Naarmate iemand ouder wordt, heeft hij minder slaap nodig en is de slaap ook minder diep. Ieder mens heeft een natuurlijk slaap-waakritme, waarbij de ene mens meer een ochtendmens is en de andere meer een avondmens. Dit is grotendeels genetisch bepaald.
Fases van slaap De slaap bestaat uit vijf verschillende fases die meerdere keren per nacht in dezelfde volgorde, maar met een verschillende duur optreden. Fase 1: Dit is de overgangsfase tussen waken en slapen, hierbij daalt de lichaamstemperatuur en ontspannen de spieren. Fase 2: Lichte slaap. Fase 3: Diepere slaap. Fase 4: Heel diepe slaap met een diepe ademhaling en een langzame, regelmatige hartslag. Iemand is moeilijk wakker te krijgen in deze fase. In deze fase vindt lichamelijk herstel plaats. Wanneer dit stadium niet lang genoeg duurt, functioneren we overdag minder goed. Fase 5: REM-slaap, deze fase wordt ook wel droomfase genoemd. De ogen bewegen snel heen en weer achter de gesloten oogleden, maar het lichaam is juist vrijwel verlamd. In de loop van de nacht wordt deze fase steeds langer.
waarschijnlijk zit iemand dan weer in fase 1 van de slaapcyclus. We spreken van slapeloosheid wanneer iemand een poos slecht slaapt en daardoor overdag minder goed functioneert. Slecht slapen kan zich uiten in slapen, of te vroeg wakker worden.
Slaapgebrek Slaapgebrek kan leiden tot: • vermoeidheid, futloosheid overdag
39
• • • • •
prikkelbaar gedrag, snel boos of geïrriteerd zijn, snel huilen (kinderen met name) een minder goede concentratie overdag en minder goed onthouden van dingen minder weerstand tegen ziektes overgewicht verstoorde lengtegroei bij kinderen.
Oorzaak De oorzaken van slaapproblemen kunnen zijn: • spanningen of zorgen • lichamelijke klachten zoals pijn, benauwdheid of hoesten, vaak moeten plassen, jeuk of rusteloze benen Een depressie gaat vaak ook met slaapstoornissen gepaard. Er kan ook sprake zijn van slaapapneu waarbij iemands ademhaling voor korte tijd stokt, vaak heeft iemand met slaapapneu ook last van snurken. Wanneer de ademhaling tijdelijk stokt, zakt iemand weer terug naar een minder diepe slaapfase waardoor hij overdag minder goed uitgerust is. Uiteraard kan ook de bedpartner wakker liggen door het lawaai dat door het snurken geproduceerd wordt. • koffie of andere dranken met cafeïne, sigaretten, alcohol of drugs in de avond • te vroeg naar bed gaan of te laat opstaan of overdag slapen • een verstoring van het dag-nachtritme door ploegendienst, (vlieg)reizen of een middagdutje
• •
nog niet goed uitgeslapen is (maar iemand wel al weer naar school moet) nachtmerries.
Behandeling
• •
•
verminderen van spanningen en zorgen door erover te praten of hulp te zoeken overdag meer lichamelijke inspanning en ongeveer 1 uur voor het slapen gaan geen vermoeiende lichamelijke of geestelijke inspanningen maar ontspanning door een wandelingetje, een warm bad, ontspanningsoefeningen of een vrijpartij geen koffie of andere caffeïnehoudende dranken meer drinken, niet roken, geen drugs of alcohol op de avond
40
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
•
zorgen voor een comfortabel bed en prettig zittende nachtkleding Zorg voor een rustige slaapkamer die niet ook als werk- of tv-kamer wordt gebruikt, die goed geventileerd en niet te warm is • regelmaat Ga altijd rond dezelfde tijd naar bed en sta ook rond dezelfde tijd weer op. Naar bed gaan wanneer je slaperig wordt, niet onnodig opblijven, overdag niet slapen. • bij snurken of slaapapneu: afvallen en een behandeling door een KNOarts of een C-PAP apparaat waardoor de luchtwegen openblijven • slaapmedicatie, bijvoorbeeld oxazepam of temazepam Hoewel deze veel gebruikt worden, zitten er nogal wat nadelen aan. De normale slaapcyclus kan erdoor verstoord worden, de REM-slaap wordt er deels door uitgeschakeld. Ook overdag kan iemand suf en traag worden door deze middelen, het coördinatie- en concentratievermogen vermindert. De rijvaardigheid kan er negatief door beïnvloed worden en iemand heeft meer kans om te vallen en daarbij iets te breken. Bovendien zijn deze middelen erg verslavend en veel mensen kunnen er dan ook niet meer zonder. Bij stoppen veroorzaken ze heftige ontwenningsverschijnselen.
41
>
Tekstbron 12: Ogen en oren
Aanvulling op BT 8 en BT 13 Ogen en oren zijn zintuigen. Met zintuigen kunnen we verschillende signalen uit de omgeving opvangen. We kunnen zien en horen, maar ook ruiken, proeven en tasten. De zintuigen geven de signalen door via zenuwbanen naar de hersenen. De hersenen zetten de signalen om in een waarneming zoals beeld of geluid.
Bouw en werking van het oog Ogen zijn eigenlijk een uitstulping van de hersenen. Van de buitenkant zien we alleen de oogleden met de wimpers, het hoornvlies, de pupil, de iris en deels het harde oogvlies. De oogleden beschermen de ogen tegen uitdroging en beschadiging, de wimpers voorkomen dat er deeltjes (stofjes) in het oog komen.
Het hoornvlies bestaat uit een laag doorzichtige cellen die licht doorlaten. Het vormt een beschermlaagje en doet ook mee aan de breking van het binnenvallende licht. Het hoornvlies wordt vochtig gehouden door traanvocht. Achter het hoornvlies zit een ruimte, de voorste oogkamer. Aan het harde oogvlies, zichtbaar als het oogwit, zitten zes oogspieren vast waarmee we het oog kunnen draaien. De iris is het gekleurde deel van het oog en wordt ook wel regenboogvlies genoemd. De kleur van de iris bepaalt de oogkleur. In de iris zit een opening, de pupilopening. Door deze opening komt het binnenvallend licht op de lens. De iris heeft twee soorten spieren waarmee de grootte van de pupilopening wijder of nauwer kan worden. Wanneer het donker of schemerig is, wordt de pupilopening wijder om zo veel mogelijk licht door te laten. Bij veel licht, bijvoorbeeld in de felle zon, wordt de pupilopening kleiner om minder licht in het oog te krijgen.
42
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
De lens hangt met lensbandjes aan het vaatvlies in de achterste oogkamer. De lens kan van vorm veranderen, boller of platter, zodat we zowel op korte als op lange afstand scherp kunnen zien. Het glasachtig lichaam bestaat uit een gelei-achtige massa van doorzichtige cellen. Het netvlies bestaat uit lichtgevoelige zintuigcellen, de staafjes en kegeltjes. De uitlopers van deze zintuigcellen komen bijeen in de oogzenuw. Er zijn ongeveer 125 miljoen staafjes. Die zitten meer aan de randen van het netvlies en daarmee kun je zwart, wit en grijstinten zien, het contrast. Staafjes werken goed bij weinig licht. De ongeveer 6 miljoen kegeltjes hebben daarentegen veel licht nodig. Er zijn kegeltjes voor rood, groen en blauw licht, andere kleuren kun je zien doordat kegeltjes samenwerken. In de gele vlek bevinden zich alleen maar kegeltjes, daar is het beeld het scherpst. De oogzenuw geeft de informatie vervolgens door aan het visuele centrum dat helemaal achter in de hersenen zit.
Problemen met zien Door verschillende oorzaken kan het zicht van iemand verminderd zijn. De meest voorkomende afwijken zijn de refractieafwijkingen. Hierbij is de lens te plat of te bol waardoor het beeld niet scherp op het netvlies valt. Deze afwijkingen zijn vaak goed te corrigeren met een bril of contactlenzen. Wanneer een bril niet meer helpt om goed te kunnen zien is er sprake van slechtziendheid of blindheid. Bij iemand die slechtziend is, is de gezichtsscherpte, de mate waarin iemand de dingen die waargenomen worden van elkaar kan onderscheiden, sterk verminderd. Ook kan het gezichtsveld, de ruimte die men met de ogen tegelijkertijd kan overzien, sterk verkleind zijn of iemand kan zo veel last hebben van het licht dat goed zicht niet mogelijk is. Iemand die slechtziend is, kan bijvoorbeeld niet scherp zien, vlekken zien of last hebben van kokerzien. De oorzaak hiervoor kan een aangeboren afwijking, een slechtere doorbloeding van het oog door bijvoorbeeld diabetes mellitus, loslaten van het netvlies of staar zijn. Staar komt veel voor bij oudere mensen, hierbij wordt de ooglens troebel. Met een operatie kan de troebele lens vervangen worden door een kunstlens. Iemand met een gezichtsscherpte van minder dan 5% of een gezichtsveld dat minder dan 10 graden is, noemen we blind. Er zijn ook blinden die helemaal niets zien, sommigen zien alleen verschil tussen licht en donker. Blindheid kan aangeboren zijn, maar kan ook ontstaan door een ongeval of door een ziekte. De mate waarin blinden en slechtzienden ondersteuning nodig hebben, verschilt sterk per persoon. Er zijn ook mensen die problemen hebben met het zien van kleuren. Bij de meest voorkomende vorm van kleurenblindheid kan geen onderscheid gemaakt worden tussen de kleuren rood en groen. Het is erfelijk en wordt veroorzaakt doordat bepaalde kegeltjes afwijken. Het komt vrij vaak voor, bij ongeveer 5 tot 8% van alle mannen. Omdat het gen voor kleurenblindheid op het X-chromosoom zit, kunnen vrouwen wel draagster zijn van de afwijking, maar komt het vrij zelden voor dat ze zelf ook kleurenblind zijn. Kleurenblindheid kan problemen opleveren in het dagelijks leven, zo kan het bijvoorbeeld lastig zijn om onrijp, groen fruit van rijp rood fruit te onderscheiden.
43
Bouw en werking van het oor Het oor bestaat uit drie delen: 1. Het buitenoor De oorschelp vangt geluid (luchttrillingen) op en geeft ze via de gehoorgang door aan het trommelvlies. Het trommelvlies versterkt de trilling. 2. Het middenoor Dit is een met lucht gevulde ruimte achter het trommelvlies. Deze ruimte staat in verbinding met de keelholte via de buis van Eustachius die ervoor zorgt dat de druk in het middenoor gelijk blijft aan die van de omgeving. Via het trommelvlies worden trillingen doorgegeven aan de gehoorbeenketen, bestaande uit de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel, naar hun vorm. Deze botjes versterken en geleiden de trillingen verder naar het binnenoor. 3. Het binnenoor Het binnenoor bestaat uit het slakkenhuis. Het slakkenhuis is gevuld met vloeistof en is bekleed met duizenden kleine zintuigcellen. Deze zintuigcellen zetten trillingen om in zenuwprikkels en geven die door aan de gehoorszenuw die het verder transporteert naar het gehoorcentrum in In het binnenoor bevindt zich ook het evenwichtsorgaan.
Problemen met horen. Er zijn enkele vormen van slechthorendheid, de meest voorkomende soorten zijn: • geleidingsdoofheid Hierbij ligt de oorzaak in het buitenoor of middenoor waardoor het geluid gedempt doorkomt. Dat kan door bijvoorbeeld een prop oorsmeer in de gehoorgang, een scheurtje in het trommelvlies, een middenoorontsteking of verkalkte gehoorbeentjes komen. • perceptiedoofheid
44
Leerlijn Anatomie en Pathologie - theorie
Hierbij ligt de oorzaak in het binnenoor en zijn de zintuigcellen in het slakkenhuis deels beschadigd waardoor geluiden minder goed omgezet kunnen worden en vervormd worden. Dat kan door bijvoorbeeld erfelijke factoren, veroudering of langdurige blootstelling aan lawaai.
45