Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verzorgende BBL ~ Specifieke fase
Opleiding Verzorgende niveau 3 - BBL Specifieke opleidingsfase MBO Utrecht, Utrechtse en Gooise Zorgacademie
Activiteiten Anatomie, fysiologie & pathologie
Inhoudsopgave afp-s.01: Regeling van het bloedglucosegehalte............................................................................................... 5 afp-s.02: Diabetes mellitus............................................................................................................................... 5 afp-s.03: Ziekteprocessen en ziekteoorzaken....................................................................................................6 afp-s.04a: Kennis van medicijnen.....................................................................................................................6 afp-s.04b: Kennis van medicijnen.....................................................................................................................6 afp-s.05: Vaataandoeningen, infarct en gangreen..............................................................................................6 afp-s.06: CVA's.................................................................................................................................................7 afp-s.07: Cognitieve stoornissen, Korsakov en dementie..................................................................................7 afp-s.12: Stemmingsstoornissen en angststoornissen........................................................................................7 afp-s.14: Gezwelgroei.......................................................................................................................................8 afp-s.19: COPD................................................................................................................................................ 8 afp-s.21: Hartfalen............................................................................................................................................8 Leerstof voor de toetsen....................................................................................................................................9
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
3
Kenmerken van de activiteiten Voor alle activiteiten AFP gelden de volgende kenmerken. Waar dat anders is, staat het apart vermeld bij de activiteit. Competentie(s) Component(en)
Onderzoeken - Openstaan voor nieuwe informatie - Informatie achterhalen Analyseren - Informatie uiteenrafelen - Informatie genereren uit gegevens Formuleren en rapporteren - Correct formuleren
Resultaat
Je beschikt over aantekeningen van de onderdelen die lastig zijn; je beschikt over een eigen uitwerking van de opgaven
Werkvorm
eerst: Studieopdracht: individueel lezen (bijna altijd het boek) daarna: Uitleg in de les en opgaven maken: groep daarna: Opgaven uitwerken: individueel / groep tenslotte: nog eens doornemen voor de toets
Geïntegreerde taalopdracht
Nee
Geïntegreerde rekenopdracht
Nee
Studieopdracht voorafgaand aan de les a. Bij elke activiteit staat aangegeven welk deel van welk boek je gelezen moet hebben, voorafgaande aan de les. Soms staat er nog een extra opdracht bij als voorbereiding: dan moet je van tevoren dingen uitwerken en de uitwerking mee naar de les nemen. b. Neem de ‘leerstof voor de toetsen’ erbij, dan kun je altijd al zien, welke dingen voor de toetsen je daarvan in het boek bent tegengekomen; Les in de groep: Je hebt de reader en de materialen die bij de uitleg vorige keer gebruikt zijn, bij je. Houd echter ook altijd de site in de gaten, de dag voordat je weer naar school gaat. De docent zal het onderwerp doornemen en de nodige uitleg geven, hij geeft antwoord op de vragen die je hebt. Je werkt ook tijdens de les af en toe individueel of in een kleine groep aan opgaven die bij de leerstof horen. Opgaven uitwerken: Je maakt de opgaven op school af, en als het nog nodig is, thuis. In de uren zelfwerkzaamheid op school kun je een docent raadplegen. Je gebruikt bij het uitwerken je boeken, de aantekeningen die je maakte tijdens de les en internetsites die in de les ter sprake kwamen. Vergelijk met elkaar of je tot dezelfde uitkomsten kwam. Vergelijk daarna de uitkomst met een voorbeelduitwerking die via internet ter beschikking komt. Voor het leren voor de toets is het daarna het laatste van belang: neem nog eens de lijst met de ‘kenniselementen AFP’ door en let erop waar je de verschillende onderwerpen kunt vinden, waar in je boek, of in je aantekeningen en in de opgaven.
Belangrijke internetadressen bij deze lessen zijn: http://www.paulbocken.nl
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
4
Kennistoetsen: In de loop van het jaar zijn er 4 toetsen van AFP, verdeeld over het jaar. Wat je moet leren kun je lezen in de aparte documenten met leerstofomschrijvingen per toets. Je krijgt meerkeuzevragen. Als je een toets niet haalt, neem je contact op met je docent. Zie de toetsregeling voor de eisen die gesteld worden. Je kunt een rapport aanvragen van welke onderwerpen goed en minder goed waren in de toets. Als er een herkansing nodig is, zul je je daarvoor minstens één week van tevoren moeten aanmelden. Aanmelden gaat via email. De herkansingen kun je op vaste tijdstippen in een lesweek maken. Welk tijdstip dat is, hangt af van je lesdagen.
De activiteiten: Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.01: Regeling van het bloedglucosegehalte Planmatig zorg verlenen Uitvoeren van verpleegtechnische handelingen • hoe de stofwisseling in het lichaam zorgt voor een zo constant mogelijke bloedglucosespiegel; • de invloed van de verschillende hormonen, van de lever en het vetweefsel op de bloedglucosespiegel; • de verschillen en overeenkomsten tussen diabetes type 1 en type 2; • de bedreiging die uitgaat van veel te hoge bloedsuikers; • het ontstaan en de gevaren van een hypoglycemie.
Toelichting Het ontstaan van te hoge bloedsuikerspiegels hoort bij diabetes en bij de behandeling ervan kan een te lage spiegel ontstaan. De verschillende manieren waarop in het lichaam de hormonen en de organen zorgen voor een gelijkmatige glucosespiegel nemen we door, zodat je de toepassing van insulines beter kunt plaatsen. Verderop in dit jaar komt dit onderwerp terug. Dit onderdeel staat ook bekend als g.44. Studieopdracht a. Lees uit de reader van het eerste jaar hoofdstuk 36 en 37
Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarmee een relatie bestaat In de opdracht leer je…
afp-s.02: Diabetes mellitus Planmatig zorg verlenen, Uitvoeren van verpleegtechnische handelingen - diabetes type 1 en 2 van elkaar onderscheiden - wat hypo- en hyperglycemie zijn - de symptomen van hypo- en hyperglycemie
Toelichting Insuline is een hormoon om zuinig op te zijn. Alleen de gezonde alvleesklier kan de insuline perfect regelen. Elke injectie van buitenaf is een aardige poging om wat te doen, maar komt niet in de buurt van het geniale van de eilandjes van Langerhans. Grondige kennis van de hormonen uit alvleesklier en bijnier is een voorwaarde om op tijd de juiste interventies te kiezen en uit te voeren bij zorgvragers met diabetes. Dit onderdeel staat ook bekend als g.45. Studieopdracht a. Lees uit de reader AFP van het eerste jaar hoofdstuk 37 b. Neem de ‘kenniselementen AFP’ erbij en ga na wat je daarvan tegengekomen bent; zet daar eventueel een teken bij zodat je later sneller kunt terugvinden waar wat staat van de leerstof voor de toets.
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
5
Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.03: Ziekteprocessen en ziekteoorzaken Planmatig zorg verlenen • • •
welke soorten ziekten er zijn; wat er zich bij verschillende soorten ziekten afspeelt; wat bekende voorbeelden zijn van veel voorkomende soorten ziekten.
Toelichting Aan de zorgbehoefte liggen speciale aandoeningen (en meestal combinaties daarvan) ten grondslag. In de zorg krijg je verder te maken met medicijnen en andere medische voorschriften die nodig zijn bij verschillende soorten aandoeningen. We gaan de meest voorkomende soorten aandoeningen benoemen en kort in kaart brengen wat er zich daar afspeelt. Verderop dit jaar gaan we op een aantal aandoeningen dieper in. Studieopdracht a. a. Lees uit de reader van het eerste jaar hoofdstuk 9 en 10. Bekijk op internet de afbeeldingen die bij deze activiteit horen.
Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.04a: Kennis van medicijnen Uitvoeren van verpleegtechnische handelingen • •
de algemene termen en begrippen die in bijsluiterteksten gebruikt worden de verschillende aanwijzingen m.b.t. de juiste inname en toediening van medicijnen uitleggen hoe het lichaam met medicijnen omspringt
• Studieopdracht a. Lees hoofdstuk 40 zijn van de reader van het eerste jaar) Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.04b: Kennis van medicijnen Uitvoeren van verpleegtechnische handelingen •
van de meest gebruikte soorten medicijnen de werking, de bijwerking, de mogelijke gevaren en verklaarbare wisselwerkingen noemen
Studieopdracht a. Maak de opgaven die bij dit onderdeel horen: de tabel over de verschillende soorten medicijnen
Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.05: Vaataandoeningen, infarct en gangreen Planmatig zorg verlenen Uitvoeren van verpleegtechnische handelingen • hoe hart- en vaatziekten leiden tot klachten en blijvende, soms levensbedreigende orgaanschade • de basisbegrippen die met stolling, vaatafsluiting, afsterven van weefsels en antistolling te maken hebben, goed te gebruiken
Toelichting Bij zwarte wonden is er vrijwel zonder uitzondering sprake van een totaal gebrek aan zuurstof in het wondgebied. Dat kan door druk zijn, zoals bij decubitus. Er kan sprake zijn van andere oorzaken van 'zuurstofloosheid'. Dat probleem speelt natuurlijk bij veel meer aandoeningen. In deze les sta je stil bij wat Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
6
er zich afspeelt bij de verschillende soorten hart- en vaatziekten. Studieopdracht a. Lees uit de reader van het eerste jaar paragraaf 30.2; lees daarna hoofdstuk 2 van de reader Specifieke fase
Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.06: CVA's Planmatig zorg verlenen Omgaan met communicatiestoornissen • de ziektekundige achtergrond van beroertes; • de mogelijkheden en beperkingen van medische maatregelen om een beroerte en om grote schade te voorkomen.
Toelichting Het CVA is wel de meest voorkomende oorzaak van niet-aangeboren hersenletsel. In deze les zullen beperkingen als gevolg van schade aan het brein opnieuw op een rij worden gezet. Ook besteden we aandacht aan de ziektekundige achtergronden van de beroerte (de cerebrovasculaire accidenten). Tenslotte is er aandacht voor moderne behandelingsmogelijkheden en aan de voorwaarden waar iemand aan moet voldoen om daarvoor in aanmerking te komen. Studieopdracht a. Lees uit de reader van het eerste jaar hoofdstuk 15 en 38, met name de stukken die gaan over de grote hersenen. Lees verder hoofdstuk 3 van de reader Specifieke fase
Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.07: Cognitieve stoornissen, Korsakov en dementie Omgaan met communicatiestoornissen Omgaan met moeilijk hanteerbaar gedrag Begeleiden bij verliesverwerking en het geven van palliatieve zorg en terminale zorg • de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende soorten dementie; • de cognitieve problemen als gevolg van (al dan niet traumatische) schade aan het brein.
Toelichting Het weet hebben van alles wat er op een dag gebeurt en het overzicht houden over het eigen leven, dat zijn fundamentele vermogens van een volwassene. De hoge leeftijd op zich bedreigt dit vermogen niet per definitie, tot ver in de 90. Velen onder de ouderen krijgen echter te kampen met een van de aandoeningen die tot de dementieën gerekend worden. De verschillende aandoeningen die we dementie noemen, worden naast elkaar gezet en de bijzonderheden ervan worden benoemd. Studieopdracht a. Herhaal uit de reader hoofdstuk 38. Lees hoofdstuk 4 van de reader Specifieke fase Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.12: Stemmingsstoornissen en angststoornissen Omgaan met communicatiestoornissen Omgaan met moeilijk hanteerbaar gedrag Begeleiden bij verliesverwerking en het geven van palliatieve zorg en terminale zorg • hoe een depressie kan ontstaan; • hoe depressies op hoge leeftijd zich kunnen uiten; • wat oorzaken kunnen zijn van manische ontremming; • wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
7
•
verschillende behandelingsvormen; wat men onder angststoornissen verstaat en wat daarbij medische mogelijkheden zijn.
Toelichting Een hoge leeftijd beschermt niet tegen het ontstaan van stemmingsproblemen. Normaal is een aanhoudende sombere stemming echter allerminst. Als zich een depressieve stoornis of een manische ontremming aandient, dient men rekening te houden met vrij speciale soorten achtergronden voor de stoornis en met speciale beperkingen wat betreft de behandeling. Daarnaast komt men regelmatig problemen tegen met overmatige angstgevoelens bij zorgvragers. We bestuderen een aantal medische achtergronden die daarbij belangrijk zijn. Studieopdracht a. Lees hoofdstuk 7 uit de reader van de specifieke fase Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.14: Gezwelgroei Planmatig zorg verlenen Begeleiden bij verliesverwerking en het geven van palliatieve zorg en terminale zorg • hoe kwaadaardige gezwellen levensbedreigende vormen aannemen; • wat de mogelijkheden zijn om hen tijdig te ontdekken en te behandelen; • een aantal regelmatig voorkomende goedaardige gezwellen.
Toelichting Met het stijgen der jaren neemt de kans op kanker toe. Je bestudeert de meest voorkomende soorten gezwellen bij geriatrische zorgvragers, hoe ze worden ontdekt en de principes van de behandeling. Studieopdracht Bestudeer de reader specifieke fase hoofdstuk 9 Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.19: COPD Planmatig zorg verlenen ; Verzorgen van zorgvragers met middencomplexe problemen; Uitvoeren van verpleegtechnische handelingen • wat de gevolgen voor de longen en voor het lichaam zijn van de steeds erger wordende schade door COPD • hoe verdere achteruitgang van de gezondheid bij COPD kan worden afgeremd en tegen welke grenzen men dan aanloopt
Toelichting Een sterk afgenomen uithoudingsvermogen en een sterk negatieve wending in de kwaliteit van het leven kunnen worden toegeschreven aan het bestaan van grote longschade. COPD draagt sterk bij tot beperkingen die iemand ondervindt. Mogelijkheden en grenzen van de medische behandelmethoden komen aan de orde. Studieopdracht a. Herhaal uit de reader hoofdstuk 12 Titel van de opdracht Beroepsprestatie waarheen een relatie gelegd kan worden In de opdracht leer je…
afp-s.21: Hartfalen Planmatig zorg verlenen ; Verzorgen van zorgvragers met middencomplexe problemen • wat zich afspeelt in de bloedsomloop en in het hart bij hartfalen; • de verschillende manieren waarop vicieuze cirkels iemand met hartfalen bedreigen;
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
8
•
de verschillende mogelijkheden om te behandelen.
Toelichting Het aantal zorgvragers met hartfalen neemt de komende jaren waarschijnlijk steeds meer toe, als gevolg van vergrijzing en als gevolg van de betere mogelijkheden om een aantal in principe dodelijk verlopende hartziekten goed te behandelen. Door middel van medicatie is het mogelijk om het hart onder controle te houden. De beperkingen en de riskante acute ontsporingen en complicaties bij deze aandoening, maar ook de verschillende soorten medicijnen worden doorgenomen. Studieopdracht a. Herhaal uit de reader eerste jaar hoofdstuk 27, 30.4 en 30.5. Bestudeer uit de reader Specifieke fase hoofdstuk 13
Leerstof voor de toetsen s.01 Over de regeling van glucose in het lichaam (hoofdstuk 36) Je kunt 1. vertellen wat de volgende termen betekenen: • glycogeen • glucose • dextrose • insuline • glucagon 2. vertellen hoe grote koolhydraten ('langzame suikers') verteerd worden 3. de naam langzame suikers verklaren 4. de naam snelle suikers verklaren 5. vertellen wat de lever met glucose kan doen als het bloedglucosegehalte hoog is 6. vertellen wat eilandjes van Langerhans zijn en waar ze liggen 7. de hormonen noemen die daar gemaakt worden 8. vertellen wat insuline doet met glucose in het bloed 9. vertellen wanneer er meer insuline gemaakt moet worden 10. vertellen wat insuline doet bij de cellen 11. vertellen wat insuline allemaal doet in de lever 12. hormonen noemen die het bloedglucosegehalte verhogen 13. vertellen hoe glucagon werkt 14. vertellen in welke situatie glucagon niet goed zal werken s.02 Over te hoog bloedsuikergehalte en diabetes (hoofdstuk 37 generieke fase) Je kunt 15. de volgende termen en begrippen uitleggen en goed toepassen • hyperglycemie • hypoglycemie • glucosurie 16. vertellen wat de gevolgen zijn van een te hoog
bloedsuikergehalte op de nieren en de urineproductie 17. vertellen hoe de urine er dan uitziet 18. vertellen wat ketonen zijn en wanneer die ontstaan 19. vertellen wat het effect is van ketonen op de zuurgraad van het bloed 20. uitleggen wat Kussmaul-ademen is en hoe het ontstaat 21. kort vertellen wat er bij diabetes type 1 mis is en hoe dat komt 22. kort vertellen wat er bij diabetes type 2 mis is en hoe dat meestal komt 23. vertellen wat insulineresistentie is 24. verschillende soorten oorzaken noemen van een te hoog bloedsuikergehalte bij iemand die al bekend is met diabetes 25. de veel voorkomende complicaties na jarenlange diabetes vertellen 26. uitleggen wat men bedoelt met micro-angiopathie en voorbeelden ervan noemen 27. de preventieve rol van de oogarts vertellen bij diabetes 28. vertellen waarom men insuline niet als tablet of capsule kan toedienen 29. kort uitleggen wat bloedsuikerverlagende tabletten doen 30. vertellen wat metformine doet, wat de twee voordelen zijn en wat het gevaar ervan is 31. vertellen wat een hypoglycemie is en de waarde noemen die erbij hoort 32. uitleggen hoe hypoglycemie kan ontstaan 33. vertellen welke verschijnselen men kan verwachten bij een hypoglycemie, van kwaad tot erger 34. de maatregelen noemen en beargumenteren bij een hypo 35. uitleggen waarom een hypo gevaarlijk is en bloedsuikerwaardes bij verschillende gevaren noemen 36. het gevaar van de combinatie alcohol en insuline uitleggen 37. medicijnen noemen die als bijwerking het bloedglucosegehalte kunnen verhogen 38. medicijnen noemen die ervoor zorgen dat iemand een hypo niet goed voelen kan 39. de snelheid en de werkingsduur van kortwerkende en langwerkende insuline ongeveer noemen
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
9
s.03 Over soorten ziektes (hoofdstuk 10 generieke fase) Je kunt van de onderstaande soorten aandoeningen a. kort omschrijven wat ze inhouden en daarbij de genoemde begrippen goed toepassen b. twee of drie voorbeelden noemen ● infectieziekte ● hart-en vaatziekte met de woorden slagaderverkalking, vernauwing, afsluiting en zuurstof ● allergie met de woorden afweersysteem en ontstekingsreactie ● tumorgroei met de woorden celdeling ● deficiëntie ● trauma ● intoxicatie ● familiaire ziekte ● erfelijke ziekte met het woord gen ● degeneratieve aandoening met de woorden kwaliteit en weefsel s.04a Over geneesmiddelen : algemene begrippen en hoe het lichaam ermee omgaat (hoofdstuk 40 reader generieke fase) Over de toepassing, de inname en opname van medicijnen kun je 1. voorbeelden van plaatselijke toediening noemen 2. voordelen van plaatselijke toediening noemen 3. vertellen waar en hoe een oraal toegediend middel uiteindelijk in het bloed komt 4. factoren noemen die na orale toediening snelle opname bevorderen 5. vertellen waarom medicijnen zittend en met ruim water moeten worden ingenomen 6. uitleggen waarom sommige medicijnen niet bij de maaltijd mogen worden toegediend 7. voor- en nadelen van vertraagde afgifte noemen 8. uitleggen waarom middelen met vertraagde afgifte precies volgens voorschrift moeten worden toegediend 9. de reden noemen voor middelen die 'enteric-coated' zijn (maagsapbestendig) 10. uitleggen wanneer insluipen nodig is 11. uitleggen wanneer uitsluipen nodig is 12. het first-pass-effect uitleggen 13. voor- en nadelen van rectale toediening uitleggen en wanneer rectale toediening nodig is 14. de verschillende parenterale toedoeningswijzen noemen over de uitscheiding van medicijnen 15. vertellen welke organen medicijnen afbreken en uitscheiden 16. behalve deze twee organen de schildklier en het hart herkennen als organen die de snelheid bepalen waarmee medicijnen worden uitgescheiden
17. uitleggen wat de halfwaardetijd zegt over de uitscheiding van medicijnen 18. verschillende oorzaken vertellen waarom de uitscheiding bij de ene persoon sneller gaat dan bij een ander 19. vertellen wat een plasmaspiegelbepaling is en wanneer dat nodig is 20. voorbeelden noemen van middelen waarbij plasmaspiegelbepaling gebeurt 21. medicijnen noemen die onder de Opiumwet vallen 22. vertellen wat deze wet zegt over hoe met deze medicijnen om te gaan (drie onderdelen)) s.04b Over soorten geneesmiddelen 23. van de verschillende soorten medicijnen kun je vertellen a) wat men aan werking mag verwachten b) bij welke verstoringen ze toegepast worden c) een of twee ziektes te noemen waarbij ze toegepast d) welke bijwerkingen men op grond van hun werking eventueel kan verwachten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
centraal werkende analgetica (opiaten) anti-emetica sedativa (sederende middelen) antipsychotica antidepressiva NSAID's corticosteroïden immunosuppressiva fibrinolyse, trombolyse bètablokkers vaatverwijders ACE-remmers diuretica anticoagulantia (orale antistolling en Fraxiparine) 15. luchtwegverwijders 16. calciumantagonisten 17. benzodiazepinen s.05 Over hartvaatziekten algemeen Je kunt 1.vertellen wat de volgende begrippen betekenen a) embolie b) trombose c) ischemie d) infarct e) gangreen f) cholesterol g) aneurysma h) angina pectoris i) etalageziekte 2.vertellen wat slagaderverkalking is, wat er dan met een slagader gebeurt
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
10
3.oorzaken van slagaderverkalking noemen 4.vertellen welke daarvan wel te beïnvloeden zijn en welke niet 5.de stoffen in het bloed noemen die belangrijk zijn bij het ontstaan van slagaderverkalking 6.het hormoon noemen dat beschermt tegen slagaderverkalking 7.vier plaatsen noemen waar slagaderverkalking vaak voorkomt 8.drie gevolgen van slagaderverkalking uitleggen 9.het gevolg van een stenose uitleggen 10.de kenmerken noemen van de klachten bij slagadervernauwing 11.uitleggen hoe het komt dat een vernauwing leidt tot acute totale afsluiting 12.het gevolg van totale afsluiting uitleggen 13.de gevaren van een aneurysma in de buikaorta uitleggen s.06 Over CVA Je kunt 1. vertellen wat de volgende begrippen betekenen • afasie • motorische afasie (ook wel expressieve afasie) • sensorische afasie (ook wel receptieve afasie) • globale afasie • apathie • persevereren • apraxie • parese • hemiparese • spasticiteit • neglect (hemineglect) • gezichtsvelduitval 2. uitleggen wat een CVA is 3. vertellen wat een onbloedig CVA is 4. vertellen wat een TIA is 5. veel voorkomende oorzaken van een herseninfarct noemen 6. uitleggen waar de stolsels vandaan komen die voor een CVA zorgen 7. de hartziekten noemen die kunnen leiden tot een herseninfarct 8. vertellen waarom een langdurige bloeddrukdaling kan leiden tot een CVA 9. vertellen wat er vaak in het begin om een infarct heen zit 10. uitleggen wat er gebeurt als dat wegtrekt 11. de meest voorkomende oorzaak van een bloedig CVA noemen 12. vertellen wanneer je zegt dat iets een uitvalsverschijnsel is 13. de uitvalsverschijnselen bij een CVA in de linker hersenhelft beschrijven en herkennen 14. de uitvalsverschijnselen bij een CVA in de rechter hersenhelft beschrijven en herkennen
15. vertellen bij welke patiënten het vaakst neglect ontstaat 16. uitleggen welke communicatieproblemen er vaak zijn bij bewoners die een CVA hebben gehad in de linker hersenhelft 17. uitleggen welke communicatieproblemen er vaak zijn bij bewoners die een CVA hebben gehad in de rechter hersenhelft 18. vertellen wat trombolyse is en wie daarvoor in aanmerking komt (daarbij ook letten op de voorwaarden die daarvoor gelden) 19. de verschillende complicaties van een CVA noemen 20. een aantal veel voorkomende gevolgen voor het psychisch functioneren noemen van een CVA 21. uitleggen hoe het komt dat de verschijnselen bij een CVA in het gebied van de voorste hersenslagader anders zijn dan die van een CVA van het gebied van de middelste hersenslagader 22. gevolgen noemen van een CVA in de voorhoofdkwabben 23. uitleggen waarom een hersenstaminfarct vaak dodelijk verloopt s.07 Over dementie Je kunt 1. vertellen wat desoriëntatie is en welke onderdelen het heeft 2. vertellen wat voor gevoel wordt opgeroepen als je de hele tijd gedesoriënteerd bent 3. vertellen wat realiteitstoetsing is, en wanneer je dat doet 4. vertellen wat derealisatie is 5. vertellen wat depersonalisatie is 6. het verband uitleggen tussen gebrekkige realiteitstoetsing en het ontstaan van psychotische verschijnselen 7. cognitieve functies noemen 8. vertellen wat cognitieve stoornissen zijn en ziektes noemen als voorbeeld daarvan 9. de meest voorkomende oorzaak van dementie noemen 10. vertellen wat de volgende verschijnselen zijn en ze herkennen • inprentingsstoornissen • geheugenstoornissen • desoriëntatie • stoornis in de uitvoerende functies • afasie • apraxie • agnosie • decorumverlies • façade • persevereren • confabuleren en confabulaties • desoriëntatie in de eigen persoon 11. het verschil uitleggen tussen dementie en de ziekte van Alzheimer
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
11
12. de symptomen noemen die horen bij een dementie 13. uitleggen welke factoren de communicatie moeilijk maken bij dementie 14. het typisch verloop van de ziekte van Alzheimer schetsen 15. vertellen wat redenen zijn voor artsen om te zeggen dat iemand de ziekte van Alzheimer heeft en niet een andere vorm van dementie 16. vertellen wat er in het hersenweefsel gebeurt bij de ziekte van Alzheimer 17. vertellen wat risicofactoren zijn en welke risicofactoren bekend zijn om de ziekte van Alzheimer te krijgen 18. uitleggen waarom mensen met het syndroom van Down op jonge leeftijd Alzheimer krijgen 19. vertellen wat een vasculaire dementie is 20. typische kenmerken noemen van een vasculaire dementie, kijkend naar symptomen en verloop 21. vertellen wat een vasculaire depressie is 22. aanwijzen waar het afbraakproces vooral zit bij frontotemporale dementie 23. typische symptomen noemen en herkennen van frontotemporale dementie 24. vertellen wat vroegkinderlijke reflexen zijn en welke daarvan in het verloop van een dementie terug kunnen keren 25. uitleggen wat lewylichaampjesdementie is 26. vertellen welke typische symptomen er dan zijn 27. wat de gevolgen van de diagnose is voor hoe artsen met medicijnen omgaan 28. vijf verschillende oorzaken noemen van een behandelbare dementie en ze kort omschrijven 29. vertellen wat voor soort ziekte de ziekte van Huntington is en vertellen wat er met de motoriek gebeurt 30. het verschil tussen Korsakov en Alzheimer uitleggen 31. het vitamine noemen dat bij het syndroom van Korsakov belangrijk is 32. een paar oorzaken noemen van ernstig gebrek daaraan 33. vertellen wat een amnestische stoornis in en uitleggen waarom Korsakov daar een voorbeeld van is 34. andere oorzaken noemen van een amnestische stoornis s.14 Over gezwellen (reader hoofdstuk 12) Je kunt 1. de volgende begrippen omschrijven en goed gebruiken a. tumor b. goedaardig c. expansief d. kwaadaardig e. infiltratief f. metastasen
g. poliep h. carcinoom i. schildwachtklier j. biopsie k. adjuvant l. chemotherapie m. cytostatica n. mammacarcinoom o. coloncarcinoom 2. normale functies van de celdeling noemen 3. vertellen hoe goedaardige tumoren tot problemen kunnen leiden, met voorbeelden daarvan. 4. het ontstaan van metastasen uitleggen, en vier manieren noemen 5. in het algemeen oorzaken van kwaadaardige gezwellen uitleggen 6. voorbeelden noemen van kankerverwekkende milieufactoren 7. voorbeelden noemen van kankerverwekkende virussen 8. vertellen in welk soort weefsels de meeste kwaadaardige gezwellen voorkomen 9. uitleggen wat een schildwachtklier is en vertellen hoe men die ontdekt 10. uitleggen met welk onderzoek men bewijst of iets goedaardig of kwaadaardig is 11. vijf voorbeelden van adjuvante behandeling noemen 12. vertellen wat cytostatica doen 13. bijwerkingen van cytostatica verklaren 14. voorbeelden noemen van tumoren waar hormonale therapie bij wordt toegepast 15. manieren noemen om het herstel van het beenmerg na chemotherapie te bevorderen s.19 Over COPD (met hoofdstuk 16) Je kunt 1. de term COPD uitleggen 2. vertellen wat chronische bronchitis is 3. vertellen wat de gevolgen van chronische bronchitis en hoesten zijn voor de longblaasjes 4. vertellen wat er bij longemfyseem mis met de longblaasjes (twee dingen) 5. uitleggen wat dat voor gevolg heeft voor de ademhaling en de bloedsomloop 6. uitleggen welke kleur er rond de neus en mond ontstaat en hoe dat komt 7. uitleggen wat er gebeurt met de druk in de longslagader en wat heeft dat voor gevolg voor het hart 8. vertellen welke stof gestapeld wordt in het eindstadium van COPD 9. uitleggen waarom op het laatst het bloed verzuurt en wat daar de gevolgen van zijn 10. vertellen welke medicijn in het eindstadium toegepast kan worden en met welk doel 11. typische kenmerken vertellen die je kunt zien aan iemand met COPD
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
12
12. vertellen wat luchtwegverwijders doen: waar werken ze en wat doen ze daar precies 13. drie manieren vertellen waarop ze kunnen worden toegediend 14. bijwerkingen van luchtwegverwijders vertellen 15. voorbeelden van luchtwegverwijders herkennen 16. vertellen wat corticosteroïden zijn 17. uitleggen wat men met deze middelen wil bereiken 18. uitleggen waarom men de mond moet spoelen na inhalatie van deze middelen 19. vertellen welke factoren een vernauwing van de kleinste luchtwegtakjes kunnen veroorzaken s.21 Over hartfalen (met hoofdstuk 18) Je kunt 1. de volgende begrippen uitleggen (zie ook lesstofaantekening) en goed gebruiken: boezemfibrilleren oedeem astma cardiale natriumretentie 2. uitleggen wat er bij hartfalen mis is 3. 4 verschillende soorten oorzaken van hartfalen uitleggen en voorbeelden ervan geven en herkennen 4. de hormonen noemen die bij hartfalen actief worden en vertellen wat ze doen met de bloedsomloop 5. vertellen hoe de hartspier zelf reageert bij hartfalen en wat daar het nadeel van is 6. de symptomen noemen en herkennen van stuwing in de aders als gevolg van hartfalen rechts 7. de symptomen noemen en herkennen van stuwing in de aders als gevolg van hartfalen links 8. complicaties van hartfalen noemen 9. de doelstellingen, de plaats van werking en veel voorkomende bijwerkingen noemen en herkennen van • diuretica, • ACE-remmers, • vaatverwijders, • digoxine, • orale antistolling 10. vertellen wat nycturie is en het ontstaan van nycturie bij hartfalen verklaren. 11. van astma cardiale en longoedeem noemen en herkennen: ontstaanswijze, symptomen en gevaren 11. vertellen wat cachexie is en hoe het ontstaat bij hartfalen
2.wijs aan (zoek er een afbeelding bij): schouderspier rechte bovenbeenspier middelste bilspier grote zenuw in de bil spaakbeenzenuw bovenarmslagader injectiegebieden in de drie spieren de plaats van de punt van de naald bij subcutane injectie B. Je omschrijft de volgende begrippen en past ze correct toe 1.wat is parenterale toediening? 2.wat is subcutaan en s.c.? 3.wat is intramusculair en i.m.? 4.wat is een depot C. Je beschrijft redenen (indicaties) voor toediening via injecteren; je kunt daarvan de volgende noemen, herkennen en uitleggen: 5.noem de kenmerken van de zorgvrager (bewustzijn, slikstoornissen, therapietrouw) 6.noem kenmerken van het geneesmiddel / de situatie, waardoor injecteren nodig is: depotmedicatie; gebrek aan opname bij orale toediening; first-passeffect D. Je noemt en herkent situaties waarin injecteren niet zomaar mag (gecontraindiceerd is) 7.noem redenen om intramusculair injecteren liever niet te doen E. Je kunt de betekenis van de volgende begrippen uitleggen, je noemt de gevaren en observaties die ermee samenhangen en je past de begrippen correct toe. 8.vertel de betekenis van: • intravasaal injecteren • hematoom 2. Kennis bij toediening van zuurstof
A. Je kent de plaats en de functie van de volgende onderdelen
A. Bouw en werking van luchtwegen en ademhaling 1.Wijs op een afbeelding aan • neusholte • neusschelpen • neus-keelholte • neusbijholtes (sinussen) • reukslijmvlies • huig en zachte verhemelte • ademcentrum in hersenstam • neusamandel
1.wat zijn de drie lagen van de huid?
Je kunt de volgende begrippen kort omschrijven
Toegevoegde leerstof verpleegtechnische handelingen (zelfstudie) 1. Kennis bij injecteren
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
13
1.de gaswisseling in de longblaasjes 2.het begrip saturatie 3.normale zuurstofgehalte in in- en uitademingslucht 4.belang van normale luchtvochtigheid 5.richting van normale slijmafvoer in neus / functie trilhaarepitheel 6.de rol van koolstofdioxide en zuurstofgehalte in bloed bij de regeling van de ademhaling B. Noem de verschillende redenen voor zuurstoftherapie in de thuissituatie en leg ze kort uit • bestrijden acute (toegenomen) kortademigheid en gedaalde saturatie • acuut hartfalen links (astma cardiale) • astma bronchiale (astma-aanval) • longontsteking (pneumonie) • 'klaplong' (pneumothorax) • longembolie • shock • COPD • neuromusculaire aandoeningen (spierziekten) • palliatieve toepassing in terminale fase Je omschrijft de termen / begrippen / past deze correct toe • hypoxie • cyanose • hulpademhalingsspieren • saturatie Je herkent het gewenste effect • daling kortademigheid • afname van angst • daling ademfrequentie • daling polsfrequentie • afname cyanose • toename saturatie C. Je herkent en verklaart mogelijke nadelen en complicaties en bijbehorende preventie ademdepressie na start therapie / dosisverhoging bij COPD-patiënten • CO2-stapeling • nadeel van langdurige concentraties > 60% Je verklaart preventieve mogelijkheden • wisseling plaats sonde • bevochtiging • observaties ademfrequentie; diepte en regelmaat bij COPD-patiënten
3. Kennis bij maagsonde A. Anatomische kennis van neus-keelholte, slokdarm en maag 1.Wijs op een afbeelding aan en noem de functie van • neusholte met neusschelpen en afvoergangen neusbijholtes • buis van Eustachius • neusamandel • strottenklepje • strottenhoofd • stembanden • zachte verhemelte • slokdarm • huig • luchtpijp • aortaboog • opening voor de slokdarm (de hiatus oesofagi) in het middenrif • middenrif (diafragma) • maagmond (cardia)* • maag: lichaam • maagkoepel (fundus)* • kleine maagbocht (kleine curvatuur) • grote maagbocht (grote curvatuur)* • maagportier (pylorus) • twaalfvingerige darm * Latijn komt niet in de toets Beschrijf 1.de drie stappen (fasen) van het slikken 2.het ontstaan van hoestprikkels 3.de werking van de maagmond bij het tegenhouden van terugstromen van maaginhoud 4.de samenstelling van maagsap en de zuurgraad ervan B. Redenen voor een maagsonde (gericht op de thuissituatie) met voorbeelden 5.noem verschillende aandoeningen met ernstige slikstoornissen C. Situaties waarin de handeling niet uitgevoerd mag worden. 6.wanneer is het plaatsen van een maagsonde niet toegestaan of af te raden? D. Kennis van complicaties en preventie ervan 7.wat zijn complicaties tijdens de uitvoering? 8.welke maatregelen zijn er om die te voorkomen? 9.wat zijn veel voorkomende problemen na het plaatsen van de sonde? Hierbij gaat het niet om problemen vanwege de hoeveelheid en de samenstelling van de voeding, maar problemen vanwege de aanwezigheid van de sonde zelf
Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
14
4. Kennis bij katheteriseren bij de vrouw A. Anatomische kennis van de onderdelen van de urinewegen en uitwendige geslachtsorganen 1.Wijs aan op een afbeelding aanwijzen en vertel waar het ligt: (als er een * staat kun je ook de functie kort omschrijven) • blaas* • uitmonding uienleider • ingang urinebuis (urethra), vanuit de blaas gezien, inwendige sluitspier, blaashals • urinebuis, (urethra) • uitmonding urinebuis (urethra) • grote schaamlippen • kleine schaamlippen • clitoris • vagina • perineum (bilnaad) • schaambeen • buikvlies (als bedekking van bovenzijde blaas) • bekkenbodem - uitwendige kringspier* B. De werking van de blaas en het observeren van afwijkingen in de urine Je omschrijft de volgende aspecten: 1.de reflex waarmee de blaas zichzelf leegmaakt (mictiereflex) 2.de rol van grote hersenen / ruggenmerg bij blaaslediging en continentie 3.de verkleuringen bij alledaagse veranderingen in vochtbalans C. Kennis van de indicaties voor een katheterisatie. Leg uit 4.redenen voor eenmalige katheterisatie 5.redenen voor intermitterende katheterisatie 6.redenen voor verblijfskatheter E. Kennis van algemeen voorkomende stoornissen en aandoeningen in situaties waarin katheterisatie nodig is Leg uit: wat het is, oorzaken noemen en complicaties retentie anurie overloopblaas F. Kennis van contra-indicaties en complicaties 1.Noem situaties waarin de handeling gecontraindiceerd is 2.Noem complicaties van katheteriseren en de verschijnselen die daarbij horen 3.Leg uit wat bronnen van urineweginfecties zijn bij katheteriseren en vertel waar de bacteriën vandaan komen 4.Verklaar het ontstaan van urineweginfecties na katheterisatie en hoe dat tegengegaan kan worden 5.Noem observaties na verwijderen van een katheter Activiteiten AFP UZa-GZa Opleiding Verzorgende IG ~ Specifieke fase BBL
15