nd zomer
nederlands dagblad vrijdag 21 augustus 2015
boeken – consument – koken – kunst – cultuur – gezondheid – exposities – jeugd
De zomer van schilder Henk Helmantel
Alleen op zondag wat lummelen ▶ pagina 3
Wandelen door het Berlijn van Bonhoeffer ▶ pagina 8
Spelen en eten ▶ pagina 7
Lange lijven ▶ pagina 15
2
nd zomer
vrijdag 21 augustus 2015
cultuur
agendatips 28 augustus In het Nationaal Archief in Den Haag begint de tentoonstelling ‘24 uur met Willem – Koning van Nederland en België’. Met tal van topstukken uit het archief, zoals de eerste grondwet en de eerste troonrede. T/m juli 2017 te zien.
26 augustus De 250e verjaardag van het orgel in de Dorpskerk van Katwijk aan den Rijn wordt ‘s avonds gevierd. Allerlei historische figuren uit de geschiedenis van Katwijk, zoals de schout en de Prins van Oranje komen langs.
Holland op z’n mooist Frans Tijssen beeld uit besproken boek Al enkele maanden lopen er twee tentoonstellingen onder de titel ‘Holland op z’n mooist’, in het Dordrechts Museum en het Haagse Gemeentemuseum. De getoonde werken van de ‘Haagse school’ zijn ook samengebracht in een mooie uitgave van WBOOKS in Zwolle: Holland op z’n mooist. Het voorjaar van de Haagse School. (€ 24,95). Het boek kan dienen als uitnodiging voor de tentoonstellingen, maar die lopen al wel bijna ten einde. Als je er al bent geweest, kun je er ook van nagenieten en de geschiedenis en de kenmerken van de Haagse School nog eens op je laten inwerken. Een typisch voorbeeld van een schilderij uit die periode is ‘Polderlandschap met pramende boer’ van Jan Hendrik Weissenbruch. Landschappen, zeezichten, bostaferelen en wolkenluchten – je zou er geen genoeg van krijgen. ■
soundtrack van de zomer
Maurice Hoogendoorn
In de zomer is het leven licht. De geur van zonnebrand, een trillende horizon en altijd op zoek naar je slippers. Daar hoort muziek bij. Daarom: liedjes die de zomer nóg beter maken. Vandaag: Dragostea Din Tei van O-Zone.
Onbegrijpelijk maar vrolijk rest van de tekst te maken heeft, is mij een raadsel. Wellicht is lindebomenliefde in Moldavië wel de mooiste en hoogste van alle soorten liefde.
Waarom dit liedje? Ma-ia-hii Ma-ia-huu Ma-ia-hoo Ma-ia-ha-a Alo, Salut, sunt eu, un haiduc, Si te rog, iubirea mea, primeste fericirea.
Het gebeurt niet zo heel vaak dat een liedje uit Moldavië negen weken op nummer 1 staat in Nederland. Dragostea Din Tei van de Moldavische band O-Zone kreeg dat voor elkaar in de zomer van 2004. In heel Europa werd het lied een grote hit.
Is het een beetje christelijk?
Wat voor liedje is het? Alo, alo, sunt eu Picasso, Ti-am dat beep, si sunt voinic, Dar sa stii nu-ti cer nimic. Vrei sa pleci dar nu ma, nu ma iei, Nu ma, nu ma iei, nu ma, nu ma, nu ma iei. Chipul tau si dragostea din tei, Mi-amintesc de ochii tai.
Dragostea Din Tei heeft weinig om het lijf. Het is een dancenummer met een simpele melodie en veel herhaling. Zo’n liedje dat even heel leuk kan zijn (een paar weken in de zomer bijvoorbeeld), maar dat je vervolgens ook goed zat wordt. En dan blijft het in je hoofd zitten …
Waar moet je luisteren? Te sun, sa-ti spun, ce simt acum, Alo, iubirea mea, sunt eu, fericirea.
Voor zolang als de zomer van 2004 duurde was het leuk, maar nu is Dragostea Din Tei toch echt een guilty pleasure. Je doet er dus beter aan dit nummer niet meer en plein public te luisteren, maar stiekem als niemand erbij is.
Wat drinken we erbij? Het liedje is geschreven in het Roemeens, en de nationale drank van Roemenië is tuica, een pruimenjenever. Geen idee hoe het smaakt en of je het in Nederland kunt krijgen, maar het zou aardig zijn om dat erbij te drinken.
Waar gaat het over? Dat is de grote vraag inderdaad. Waarschijnlijk hebben weinig mensen die het nummer in de zomer van 2004 meezongen een idee gehad wát ze eigenlijk meeblèrden.
liedje: Dragostea Din Tei album: DiscO-Zone jaar: 2004
Niet voor niets noemen veel mensen het liedje ‘numa numa’ of ‘maya hi, maya hu’. Bij mij blijven ook alleen de eerste vier regels hangen, daarna neurie ik maar wat raak (daarbij moet ik eerlijk opmerken dat ik dat bij de meeste liedjes doe; zelfs bij Nederlandstalige nummers duurt het heel lang voor ik iets van de tekst meekrijg). Maar goed, volgens een vertaling die ik vond, schijnt dit liedje te gaan over een jongen, Picasso, wiens liefje op het punt staat te vertrekken zónder hem. Hij doet verwoede pogingen haar opnieuw voor zich te winnen, maar soepel gaat het niet bepaald. O ja, Dragostea Din Tei betekent iets als ‘liefde van de lindebomen’. Wat dat nou weer met de
De Nederlandse leek die geen Roemeens kent, zou zomaar kunnen denken dat het hier om tongentaal gaat. Maar laten we daarvan niet uitgaan. De zanger vergelijkt in dit nummer zijn liefde voor een meisje met een lindeboom. Een aardige poging tot poëzie, maar laten we eerlijk zijn, het lied haalt het niet bij de lyriek van Hooglied. De vasthoudendheid waarmee de hoofdpersoon zijn geliefde weer voor zich probeert te winnen, is ontroerend. Maar helaas voor hem lijkt het niet echt van twee kanten te komen. Daardoor is het lastig te zeggen hoe zij zijn aanhoudendheid waardeert: speelt ze met opzet hard to get, of heeft ze hier niet om gevraagd en is de jongen eigenlijk meer een vervelende stalker? Voor de eerste optie lijkt meer te zeggen: het gaat hier per slot van rekening om een vrolijk zomerliedje. Grote drama’s passen daar niet bij.
Nog een weetje? In veel landen zijn er parodieën ontstaan op dit nummer; daar schreeuwt een lied waarvan je niets begrijpt klaarblijkelijk om. In Nederland maakten de Gebroeders Ko Muggen hier, muggen daar, Ome Henk fabriceerde Lekker lekker en de bekendste parodie is wellicht van Edwin Evers: Duitsers hier, Duitsers daar. Leuk om op eigen bodem ten gehore te brengen, maar op een Duitse camping iets minder geslaagd.
3
vrijdag 21 augustus 2015
nd zomer interview
De Groningse schilder Henk Helmantel heeft geen vakantie nodig, zegt hij. Zijn zomer draait dit jaar om de nieuwe rechterknie die hij in het Martini Ziekenhuis kreeg. Niek Stam beeld Niek Stam
‘Ik voel me altijd al zo vrij’ De zomer begint pas echt … ‘... als de eerste grote groepen mensen ons museum in Westeremden aandoen. En wat het weer betreft: het is maar de vraag of je de zomertijd ook als zomer beleeft. Het begon hier extreem koud dit jaar, tot begin juni hadden we nog maar een keer of twee buiten gezeten. Ik ben een weerliefhebber, maar houd vooral van winterweer, echte winters met een flink pak sneeuw en ijs. In 1963 bijvoorbeeld, toen moest ik op mijn dagelijkse fietstocht naar Minerva in Groningen soms naast de fiets rennen om warm te blijven. En ik herinner me de sneeuwstorm van 1979, met sneeuwduinen tot aan de schoorstenen. Als de winter weer achter de rug is, krijg ik altijd een beetje weemoed. Weer geen dik pak sneeuw gehad, weer bijna niet kunnen schaatsen, weer geen Elfstedentocht.’
Wat was uw vakantiebestemming deze zomer? ‘Het Martini Ziekenhuis. Onze zomer draaide vooral om de nieuwe rechterknie die ik eind juni kreeg. Zes jaar geleden ben ik daar tijdens het bouwen aan ons huis doorheen gegaan en dat is nooit meer helemaal goed gekomen. Voor de operatie zijn we nog wel kort naar Zweden geweest, waar een van onze zoons woont. Vakantie houden doen we zelden. Vaak beginnen we in de tweede week al te kibbelen. Dan moppert mijn vrouw: ‘Is het nu alweer voorbij?’ En dan zeg ik: ‘Klopt, het duurt gelukkig niet lang meer.’ We wonen ook wel op een plek waar je naar terug kunt verlangen als je weg bent. Dingen opnieuw weer bekijken, daar houd ik van. De herhaling is altijd nieuw. Als ik op zondagmiddag even een ommetje fiets om het dorp, beleef ik het altijd weer intens.’
Wat is de rol van uw kinderen en partner in uw zomerinvulling? ‘Met de kinderen zijn we zo’n acht keer naar de Zwitserse Alpen geweest, een jaar of vijfentwintig geleden voor het eerst. Dat was echt een sensatie voor mij: de grootsheid van de natuur! Daar had ik zelf als kind al naar uitgezien. Hoewel de natuur hier natuurlijk ook groots kan zijn: de weidse wolkenluchten bijvoorbeeld. Wanneer ik vroeger als kind in de boom klom, kon ik twaalf kerktorens tellen of al rijdend een dorp aan de horizon zien verschijnen. Dat hebben ze in Zwitserland weer niet. Mijn vrouw en ik maken nu bij voorkeur cultuurreizen. We bezoeken graag Duitse steden, zoals München, Berlijn of Neurenberg. Naar Frankrijk gingen we om kerken, kloosters en landschappen te bekijken. We zijn ook in Italië geweest, en in Vlaanderen: Brugge en Gent.’
Wat heeft uw voorkeur: kamperen of een huisje, vliegvakantie of achtertuin? ‘Een huisje in een boeiend gebied, en dan ga ik er het liefst met de trein naar toe. Autorijden doe ik niet, ik heb niet eens een rijbewijs. Als ik op pad ga, is het met de trein of met de brommer. Vorig jaar zijn we naar Gotland geweest, een Zweeds eiland in de Oostzee. Een keer ging ik samen met mijn vrouw en zoon, en twee maanden later ging ik nog een keer alleen. Met de scooter reisde ik het eiland rond om kerken te tekenen en schilderen. De Viking- en Hanzetijd hebben mijn bijzondere interesse. Net als de romaanse bouwperiode, met zijn ronde bogen en kleine ramen.’
Op vakantie: afzondering of ontmoeting? ‘Afzondering. Ontmoetingen vind ik ook wel waardevol, maar het heeft niet mijn voorkeur om mensen op te zoeken. Ik ben gewoon heel graag alleen.’
de zomer van
Hindrik Frans Nicolaas Helmantel ▶ Kunstschilder ▶ 1945 geboren te Westeremden (Gr.) ▶ 1961 opleiding kunstschilder op Academie Minerva, Groningen ▶ 1971 trouwt met Babs Bos ▶ 1985 opent museum in zijn - zelfgebouwde woonhuis: De Weem ▶ 1997 grote overzichtstentoonstelling in Taiwan
herinner me nog op zondag de eindeloze stoet auto’s met mensen die de ravage wilden zien. Mijn ouders waren diepgelovig en zijn nooit zichtbaar in opstand gekomen over wat hen overkwam. Ze hadden meer de houding: het is gebeurd en we maken er wat van. Opruimen dus. Als kinderen gingen we dagenlang scherven zoeken. Maar het gewas was niets meer waard, want overal kon glas in zitten. Dat maakte diepe indruk op mij: dat prachtige weer, en dan ineens die ramp die ons trof.’
Wat was een gedenkwaardige zomer? ‘De zomer van 1959, toen ik nog op de kwekerij van mijn ouders woonde. Op een prachtige zomerdag kwam er een regenbuitje aan. Dat was voor ons bedrijf erg welkom. Maar daarna volgde een tweede bui: grauwgeel, bijna gemeen van kleur. Hagelstenen als eieren regenden al onze kassen kapot. Het bedrijf was totaal vernield, als enige in de omgeving trouwens. Ik
Lukt het om in de zomer vrij te zijn? ‘Die behoefte heb ik helemaal niet. Ik werk de hele zomer door. En als we dan eens weggaan, zijn we eigenlijk altijd druk met iets bekijken, plannen maken, wandelen. De hunkering naar vakantie van sommigen, heb ik zo goed als niet. Waarom zou ik vrij willen zijn? Ik voel mij al zo vrij als ik niet vrij ben.’
▶ 2014 Groninger museum koopt schilderij aan ▶ 2015 tentoonstelling in Domkerk Utrecht tot 13 september, daarna in Genève ▶ Heeft drie zonen, een dochter en vier kleinkinderen ▶ Museum Helmantel in Westeremden ontvangt jaarlijks tussen mei en november ongeveer tienduizend bezoekers
Omschrijf een memorabele zomerliefde. ‘Mijn vrouw Babs komt uit Middelstum, hier in de buurt. Ik zocht haar voor het eerst op in de zomer van ’69. De liefde is gebleven en we zijn daar beiden gelukkig mee.’
Wat is de essentie van de zomer? ‘Het mooiste vind ik om als het echt zomer is, op een zondagmiddag onder een boom te zitten om een boek te lezen. De zondag is de enige dag dat ik mezelf wat tijd gun om zomaar wat te lummelen. In de morgen gaan we hier naar de kerk en drinken we buiten koffie. ’s Middags fietsen we wat of bezoeken iemand. Mijn dochter woont naast ons, dus die zien we ook vaak. Erg gezellig.’
Na de zomer hoop ik … ‘…dat m’n knie bevalt, en dat hij goed blijft draaien. En verder: gewoon doorgaan met het werk waar ik van houd.’ ■
4
nd zomer
vrijdag 21 augustus 2015
consument
zomermode Jacqueline Imminkhuizen beeld Jacqueline Imminkhuizen
Op zaterdag mag de trainingsbroek aan Het kan warm worden deze zomer. Wollen truien en lange pantalons liggen veilig opgeborgen op zolder en in de kast hangen alleen wat luchtige zomeroutfits. Wat dragen we als de temperatuur gaat stijgen?
naam: Emma Ruiter (6), gaat na de vakantie naar groep 4 draagt: Groen jurkje, spijkerjasje en groene gympen
naam: Niels Janse (9), gaat na de vakantie naar groep 6 draagt: Wit shirt met print, korte spijkerbroek en blauwe sneakers
naam: Madelief Baan (6), gaat na de vakantie naar groep 3 draagt: Bloemetjesjurkje en grijze schoenen
‘Het jurkje dat ik nu aan heb, vind ik heel mooi. De groene kleur en het roze strikje vind ik erg leuk. En hij zit lekker wijd, dat vind ik fijn met spelen. Mama had een keer een strak rokje gekocht, maar dat vind ik niks.
‘Ik vind T-shirts met een print of tekst heel leuk, zoals het shirt dat ik nu draag, met een vliegtuig erop. Ik houd van sportieve kleding en van leuke kleuren, zoals geel, blauw en groen.
‘Ik draag graag jurkjes en wijde rokjes, met strikjes en ribbeltjes erop. Het bloemetjesjurkje en de schoenen die ik nu aan heb, vind ik erg mooi. Het jurkje heeft een band in het midden, dat vind ik altijd heel fijn zitten.
Ik vind het heel leuk om te gaan winkelen. Meestal gaan we naar V&D, H&M, Hema of Zara. Het liefst draag ik jurkjes of rokjes. En groen, blauw en roze vind ik de mooiste kleuren. Mijn haar heb ik meestal vast. Ik wil het ook weleens los, maar dat wil mama liever niet.’
Mijn broeken zijn meestal ook gekleurd of van spijkerstof. Ik heb ook wel nette kleren, bijvoorbeeld een roze poloshirt. Meestal ga ik wel mee met shoppen, naar V&D bijvoorbeeld. Maar ik ga liever naar Intersport, dat is een sportwinkel. Adidas en Nike zijn mijn favoriete merken, de schoenen die ik nu aan heb zijn ook van Adidas. En als ik op zaterdag uit voetbal kom, mag ik thuis altijd mijn trainingsbroek aan laten. Die zit heerlijk!’
Deze schoenen zijn heel netjes en mag ik niet aan naar school. Als ik naar school ga, heb ik meestal sandalen of laarzen aan. Heel soms ga ik mee winkelen met mama, maar niet zo vaak.’
5
vrijdag 21 augustus 2015
nd zomer expositie
Het Stedelijk Museum in Schiedam laat een serie van honderd tekeningen van Karel Appel zien. Het kost flink wat uithoudingsvermogen om ze allemaal te bestuderen. Bert Hagenaars beeld Stedelijk Museum Schiedam
Karel Appel, de man van verf Uit het gedicht ‘Portret van de geverfde man’ van Claude Fournet (1942) komt het volgende fragment. In het midden van een A4’tje staat getypt: de man zonder metgezel is gebrandschilderd glas hij verlangt naar muren van schaduw wat hij tekent bestaat niet Karel Appel, de Nederlandse schilder die regelmatig in Frankrijk te vinden was, bracht in 1987 een vriendschappelijk bezoekje aan Claude Fournet. Toen hij weer weg wilde gaan, zag hij een stapeltje papieren liggen met stukjes getypte tekst. Fournet legde uit dat het wat krabbels waren: gedichten in klad – eigenlijk één lang gedicht, verspreid over honderd vellen papier. Appel zei: ‘Ik neem het mee.’ Fournet protesteerde wat, want het was nog niet af; de teksten moesten nog grondig worden nagelezen. ‘Ik breng het over een dag of acht weer terug; dan zien we elkaar weer’, zei Appel. Hij hield woord. Tot verbazing van Fournet was elk blad versierd met een tekening. Fantasiefiguren, gezichten, met zwarte inkt aangebracht, meestal netjes om de tekst heen. Soms met een relatie tot de tekst – of zelfs een letterlijke verbeelding ervan – soms zonder enig herkenbaar verband.
Karel Appel, De wilde jongen, 1954, olieverfschilderij op linnen, 195,5 x 113,5 cm.
kinderlijk en barbaars
Karel Appel (1921-2006) is beroemd, maar werd vooral ook berucht. Als er één schilder is die het commentaar heeft gekregen: ‘Dat kan mijn zoontje van drie ook’, is hij het wel. De klodders ongemengde verf, schijnbaar willekeurig op een schildersdoek gekwakt, de onbeheerste, kinderlijke vormen, het leverde hem weinig waardering op. In het begin van zijn carrière verguist het merendeel van de professionele kunstcritici zijn werk, en vandaag de dag slaan veel kunstkijkers de hele moderne kunst met zijn schilderijen om de oren: een Appel is hét bewijs dat moderne kunst kinderlijk en barbaars is. Die generalisering klopt natuurlijk niet. Op veel moderne kunst – waar men in veel gevallen ook de hedendaagse kunst onder schaart – is dat etiket zeker niet te plakken. Maar in het geval van
98 daar valt hij in slaap zittend met open ogen
Appel nu juist wél. Kinderlijk en barbaars zijn precies de zaken waar het hem om te doen is.
rotzooi
Dat zijn overigens zijn eigen woorden. In de talloze filmpjes op internet over en met de schilder, tekenaar, beeldhouwer, dichter en wat dies meer zij, vind je deze houding terug. Bekend is zijn uitspraak in een artikel naar aanleiding van de korte film van journalist Jan Vrijman ‘De werkelijkheid van Karel Appel’ (1961): ‘Ik rotzooi maar een beetje an.’ En het klinkt niet eens zo ongeloofwaardig als je deze besnorde Amsterdammer zich als een wilde ziet uitleven op een levensgroot doek. Hij neemt een aanloopje en smijt de verf
64 van deze kant die een tal van geen enkele hulp biedt voor de gedubbelde ander hij wil buik tegen buik de vlakke vertakking volgens het gezamenlijk lichaam van een verweving
met een grote spatel op het doek, drukt met een verbeten gezicht hele tubes erop leeg, en veegt het dan met zijn hand een beetje uit. Barbaars, inderdaad. En kinderlijk, want dat kan ‘mijn zoontje van drie’ inderdaad ook. Maar voor Appel is deze benadering essentieel. Terugkeren naar het primitieve, het kind-zijn, maar dan als een volwassen man met een stevige kunstopleiding en een enorme bulk ervaring, dat is een stevige uitdaging. Terug naar de zalen met tekeningen in het Stedelijk Museum van Schiedam. De prachtige kleuren op de wanden laten de zwart-witwerkjes mooi uitkomen. Je kunt de teksten allemaal lezen. In het Frans, of in de Nederlandse vertaling die eronder, op de muur, staat. Dat is fijn, al is het de vraag of de museumbezoeker dat volhoudt. Honderd gedichten met tekeningen is wel veel. Als je gemiddeld een kleine minuut per stuk nodig hebt, ben je zo anderhalf uur verder. En murw. Dat is vast niet de bedoeling, want we zijn nog niet klaar. Al zijn er nog maar twee kleinere zalen over, in beide hangt nog een handvol schilderijen, in meerdere of mindere mate sleutelwerken in Appels carrière. Ook is de video te zien, waarin Fournet, tevens oud-museumdirecteur, vertelt over zijn relatie met Karel Appel, en ook de anekdote over de tekeningen bij de gedichten komt aan bod. Het museum laat ons een onbekend stukje Appel proeven: nooit eerder geëxposeerde inkttekeningen. Geen veelkleurige klodderwerken, maar haast sobere, zwarte vormen. En dan honderd op een rij: indrukwekkend en diepgravend. Zoals ze in het museum hangen, vormen ze een mooie eenheid. Wie de moeite neemt om ze stuk voor stuk te bekijken, heeft daar een hele kluif aan. Maar als je weet dat het de hoofdmoot van de tentoonstelling is, helpt dat misschien om er de tijd voor te nemen. ■
19 zonder respect / zonder kindertijd zonder nageslacht / in de vergetelheid die hij vastlegt met een enkele trek of die hij bedekt met een spiegelglas
expositie Karel Appel. De Geverfde Man. Schilderingen en Gedichten T/m 18 oktober 2015 in het Stedelijk Museum, Hoogstraat 112, Schiedam. Open di t/m zo: 10-17 u. ‘s Maandags gesloten.
>> stedelijkmuseumschiedam.nl
28 er is maandstond half vogel half slang en dat is een broederlijk spel
27 ík zeg dat we de mens die overal is uitzonderen en dat de uitzondering afschuw is van elders toevluchtsoord in de geschilderde gedaante de ogen gesloten
23 hij zegt altijd / dat een rode trek van de doorsnee van een lichaam en dat een blauwe trek dieper dan een rivier in de uitdrijving van een schedel een doorn is in de dood
24 hij zegt dat de wereld zich buigt volgens de bladzijden die schaduwen en bochten zijn die hij niet doorgrondt
6
nd zomer
vrijdag 21 augustus 2015
film Irrational Man, de nieuwe film van Woody Allen, volgt het bekende ‘Allenpatroon’. Niets en niemand kan een schlemielige man van zijn sombere kijk op het bestaan afbrengen. Rinke van Hell beeld Sony Classics
Intellectualisme als masker ‘Eigenlijk is filosofie maar pretentieus geneuzel’, zegt filosofieprofessor Abe Lucas in Irrational Man. Je hebt er niets aan in de praktijk van alledag. Er zullen veel filosofen zijn die het hier hartgrondig mee oneens zijn, maar Woody Allen legt in zijn nieuwe film wel genadeloos bloot hoe intellectualisme vaak niet meer is dan een masker om een totaal gebrek aan inhoud te verbergen. Veel films van Woody Allen volgen hetzelfde patroon (zie kader). Zo ook Irrational Man. De aan lager wal geraakte collegeprofessor Abe Lucas (Joaquin Phoenix, wie de rol op het lijf geschreven lijkt) brengt met zijn komst op een klein college aan de oostkust van de VS een golf van roddels en opwinding teweeg. Zijn reputatie als ooit briljante, maar door de alcohol totaal verlopen filosoof is
Deze Jill is een typische Allen-muze: slim, gevat en vooral jong en sprankelend. hem vooruit gereisd en blijkt nauwelijks overdreven. Het lukt hem in eerste instantie zelfs niet om een affaire te beginnen met zijn al even wanhopige scheikundecollega Rita (sterk neergezet door Parker Posey). Het enige dat hem overeind houdt, is een platonische relatie met zijn meest scherpzinnige studente. Deze Jill (gespeeld door Emma Stone) is een typische Allen-muze: slim, gevat en vooral jong en sprankelend. Ook zij kan Abe niet helpen: hij is te diep weggezonken in de zinloosheid van het bestaan om zich nog ergens druk over te maken. Maar door een toevallige gebeurtenis krijgt zijn leven weer zin en begint Abe zijn leven in eigen hand te nemen – Sartre had het hem niet beter kunnen leren. De moraliteit van zijn nieuwe levensdoel doet er minder toe, behalve voor Jill, die minder utilitaristisch is ingesteld.
filosofische clichés
Als persiflage op het leven aan een middelgrote provinciale universiteit (of het leven in een kleine gemeenschap waar dan ook) is Irrational Man prima te verhapstukken. De film heeft vaart, is vaak grappig en het idyllische landschap van Rhode Island is prachtig in beeld gebracht. Een minpunt is dat Allen nogal blijft hangen in filosofische clichés. Ze komen allemaal voorbij: Sartre en zijn ‘de hel, dat zijn de anderen’; Kant en zijn categorische imperatief, Hannah Arendt en haar banaliteit van het kwaad. Allen grasduint in de highlights van de existentialistische filosofie, maar hij zorgt ervoor dat ook minder onderlegde kijkers het verhaal kunnen bijbenen. Daarmee vermijdt hij vakkundig elke diepgang die deze misdaadfilm annex romantische komedie had kunnen hebben en is zijn film – net als de filosofie van Abe Lucas – niet veel meer dan onderhoudend, maar oppervlakkig tijdverdrijf. ■
drama ★★★✩✩ Irrational man regie: Woody Allen/met: Joaquin Phoenix, Emma Stone, Parker Posey/Verenigde Staten 2015, 96 min./Engels gesproken. In 42 bioscopen.
de levensfilosofie van Woody Allen Weinig regisseurs kunnen bogen op zo’n uitgebreid en consistent oeuvre als Woody Allen (geboren als Allen Stewart Koningsberg op 1 december 1935). Het standaardrecept van een Allen-film laat zich makkelijk uittekenen: een schlemielige (Joodse) man begint een liefdesrelatie met een (meestal veel te jonge) vrouw, maar uiteindelijk kan niets of niemand hem van zijn zwartgallige en neurotische kijk op het bestaan afbrengen. Zijn turbulente privéleven (Allen verliet in de jaren 90 zijn levensgezellin Mia Farrow voor haar toen 21-jarige adoptiedochter Soon-Yi Previn) vertoont opmerkelijke overeenkomsten met dit grondpatroon. In veel van zijn films vervult Allen zelf de hoofdrol, waarmee hij de gedachte versterkt dat al zijn personages vooral op hemzelf zijn gebaseerd. Zijn Joodse achtergrond is duidelijk zichtbaar. Niet alleen in zijn typische gevoel voor humor en zelfspot, maar ook in de manier waarop zijn films veel meer Europees dan Amerikaans aanvoelen. Allen maakt geen typische arthousefilms, maar zijn ironische levensvisie en filosofische ondertonen maken zijn films ook weer te zwaar
voor Hollywood. Niet voor niets wordt Ingmar Bergman als een van zijn belangrijkste invloeden genoemd. Irrational Man is in veel opzichten de culminatie van Allens fascinatie voor (met name Europese) filosofie en zijn intellectuele levensvisie. Alles bij elkaar omvat zijn oeuvre intussen zo’n vijftig films. Sommige daarvan zijn niet te missen klassiekers, zoals Annie Hall (1977) en Manhattan (1979), maar ook latere films als Blue Jasmine (2013) of Midnight in Paris (2011). Daar tussendoor maakte Allen dan weer veel films die een stuk minder goed werden ontvangen. Ter gelegenheid van Allens tachtigste verjaardag later dit jaar organiseert EYE deze zomer rond de release van Irrational Man een retrospectief van zijn belangrijkste komedies. In het overzicht zijn ongeveer dertig films te zien, waaronder veel klassiekers van Allen zelf, maar ook een aantal van zijn inspiratiebronnen en documentaires. Het zomerretrospectief duurt tot 16 september. ▶ Het volledige programma en meer informatie is te vinden op eyefilm.nl/woody.
7
vrijdag 21 augustus 2015
nd zomer op pad
Dagje uit deze zomer? Dat hoeft niet altijd een aanslag te zijn op je portemonnee. Op zoek naar uitstapjes die gemiddeld niet meer kosten dan vijf euro entree per persoon. Stephan Bol beeld nd
Speeltuin met een goede menukaart Met een veel te grote helm en gewapend met een iets te zware lasergun loopt Boaz tussen de gevlochten schermen, loopgraven en een legervoertuig door. Op zoek naar papa om op hem te schieten. Het terrein waar voorheen een fruitboomgaard lag, is omgetoverd tot een militair oefenterrein. In een schuurtje staat een grote verzameling laserguns die het hart van menig vader en zoon sneller doet kloppen. Even verderop staan kledingrekken met camouflagepakken. Alle kinderen vanaf zes jaar mogen in de zomervakantie gratis één spel spelen bij entree van Klok’uus. Verder is het lasergamen vooral een attractie voor groepen en partijen. Omdat het vandaag rustig is, mag Boaz als vierjarige ook zijn schietkunsten beproeven. Richten door het speciale vizier is nog te veel gevraagd, maar hij schiet geregeld raak.
Of het een budgetuitje blijft, heb je zelf in de hand. Het lasergamen is voor de oudere kinderen ongetwijfeld het hoogtepunt van deze speelboerderij in het dorpje ’s-Heer Arendskerke. Maar zeker voor jongere kinderen zijn er genoeg andere leuke dingen te doen. Het mooie van Klok’uus is dat je hier binnen en buiten kunt spelen. Buiten staat een grote opblaasglijbaan, waar kinderen op een waterstroom van af kunnen glijden. Een skelterparcours, driewielers en een buitenspringkussen bieden vermaak bij minder warm weer. Als het droog is tenminste. Op deze dag wil de regen boven het Zeeuwse Zuid-Beveland maar niet stoppen. Wie zich buiten waagt, krijgt gegarandeerd een nat pak.
doorkruipbuis
Gelukkig vermaakt Boaz zich prima in de indoorspeeltuin met twee glijbanen, ballenbak, puzzel, klimparcours en doorkruipbuis. En als dat uiteindelijk begint te vervelen, beleeft Boaz – met papa en mama – dikke pret op het springkussen. In het café vermaken ouders en grootouders van de spelende kinderen zich met boeken, iPads en een kopje koffie. Met gemak houd je een oogje op de kinderen. Een ideaal alternatief dus voor een druilerige dag als je op vakantie bent aan de Zeeuwse kust.
Kinderen boven de kleuterleeftijd zijn in het binnengedeelte echter snel uitgekeken. Er zijn plannen om de speeltuin zowel binnen als buiten uit te breiden. Volgend jaar hoopt eigenaar AnneMarie Lokerse al een extra hal met touwbaan en binnentrampolines te kunnen bieden. Maar nu staan we te popelen om naar buiten te gaan. Als het even droog wordt, haasten we ons naar buiten. Daar is nu bijna niemand, wat een groot voordeel is. Boaz mag extra lang springen op een soort bungeetrampoline, waar hij hoog de lucht in wordt getrokken met elastieken. Dikke pret. En ook de skelterbaan met rotonde en aangegeven rijrichtingen, is leuk. De waterglijbaan gaat vandaag helaas niet open en is ook alleen toegankelijk voor kinderen vanaf zes jaar. Bij mooi weer is het grote opblaasbare gevaarte een publiekstrekker. Neem vooral een zwembroek en handdoek mee. Het valt op dat er geen vaste speeltoestellen op het terrein staan. Volgens Lokerse heeft dit te maken met de vergunning van de gemeente. ‘We zijn hiermee begonnen als nevenactiviteit naast onze fruitteelt. Daarom mochten we geen vaste attracties plaatsen. De opblaasbare en losse toestellen werden gedoogd. Gelukkig hebben we nu de vergunning rond.’ Ook buiten wordt de speeltuin vanaf volgend jaar dus serieus uitgebreid.
In de ballenbak vermaakt Boaz zich prima.
goed eten
Kinderen die willen spelen bij Klok’uus betalen 5,95 euro en volwassenen hebben gratis entree. Eigen consumpties zijn hier niet toegestaan, dus op die manier betaal je als ouders vanzelf mee. Of het een budgetuitje blijft, heb je dus zelf in de hand. De consumpties zijn in elk geval van goede kwaliteit, in tegenstelling tot veel andere binnenspeeltuinen met een vergelijkbaar concept. Daar blijf je vaak steken op een patatje mét of een zakje chips. De Klokuusburger met luxe broodje, gebakken spek, kaas, tomaat en sla doet niet onder voor die van een goede lunchroom. Dat maakt een uitje naar de speeltuin voor volwassenen ook leuk en dat is heel wat waard. De drie pannenkoekjes van Boaz gaan trouwens ook schoon op. Kom je na een dagje strand of na een fietstocht eten bij Klok’uus, dan betaal je na 17.00 uur geen entreekosten voor de kinderen. Boaz heeft in de ballenbak een vriendinnetje gevonden en we hebben geen kind meer aan hem. Als volwassene moet je daarom wel zorgen dat je voldoende leesvoer meebrengt, anders is een dagje Klok’uus tussen de joelende kinderen wel wat geestdodend. ■
Bij Klok’uus kun je zowel binnen als buiten spelen.
De consumpties zorgen ervoor dat het voor volwassenen ook leuk is om naar de speeltuin te gaan.
budget uitstapjes Klok’uus
meer in de omgeving Leens
▶ Wissekerkseweg 6, ‘s-Heer Arendskerke klokuus.nl ▶ in de zomervakantie dagelijks geopend.
▶ Zomerbus Zuid-Beveland rijdt op dinsdag, donderdag en zaterdag langs attracties op het eiland. De bus heeft geen dak en stopt ook bij Klok’uus
Lelystad
▶ Kinderen spelen voor Bunnik € 5,95 zowel binnen als buiten. Volwassenen betaNederhemert len geen entreekosten. Na Heeswijk-Dinther 17.00 is toegang voor iederWaalwijk een gratis als je een hapje 's-Heer Arendskerke Bergeijk blijft eten.
www.vvvzeeland.nl/nl/eilanden/zuid-beveland/ zomerbus
▶ Berkenhof’s Tropical Zoo in Kwadendamme. Loop rond tussen tropische dieren van kleurige kameleons tot sissende slangen. (12 km) www.tropicalzoo.nl
▶ Stoomtrein Goes-Borsele. De ov-chipkaart kun je thuislaten, de conducteur knipt hier gewoon je kaartje. De fiets mag mee. (5 km) www.destoomtrein.nl
Buiten lasergamen; voor veel kinderen het hoogtepunt van een dagje speeltuin.
8
nd zomer
vrijdag 21 augustus 2015
muziek
cd-recensies Johan Bakker, Herman Veenhof en Gerard ter Horst luister naar fragmenten van deze cd’s op nd.nl/muziek
jazz ★★★★✩
Berlijn. Overal is de geschiedenis van nazisme en communisme tastbaar. Tussendoor loopt het kleine spoor van een moedig theoloog: Dietrich Bonhoeffer. Marc Janssens beeld nd
Wandelen door het
Miles Davis At Newport 1955–1975: The Bootleg Series 4. 4cd Miles Davis – Columbia
Miles Davis (1926–1991) maakte tijdens zijn lange carrière albums die zeer van elkaar verschilden. Zo om de vijf jaar sloeg de trompettist en bandleider een nieuwe richting in, met frisse, jonge muzikanten. Davis had een goede neus voor interessante ontwikkelingen. Naast de bekende albums is een serie bootleg-cd’s verschenen met – historisch gezien – boeiende liveopnames. Deel 4 in de serie beslaat twintig jaar: van de bebop uit 1955, gespeeld met pianist Thelonious Monk tot de elektronische, funkachtige improvisaties uit 1975. Het betreft acht concerten op het toonaangevende New Port Festival. Naast Davis zelf spelen muzikanten die inmiddels zelf grootheden zijn: Keith Jarrett, Chick Corea en Wayne Shorter. De opnames hebben geen studiokwaliteit, maar voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de jazz is dit album een must. (JB)
rock r ★★★★✩ ★ SSticky Fingers Rolling Stones. Universal Music (2cd) R
Sticky Fingers is een album van The Rolling Stones uit 1971. Nu is het opgepoetst en in veel formaten heruitgegeven. Het bevat de bekende hit ‘Brown Sugar’, dat gaat over een minder gezond goedje en dames die de band zoal tegenkwam. Concreet: de harddrug heroïne en de zwarte achtergrondzangeres Claudia Linnear. Veel beter zijn songs als ‘Wild Horses’, ‘Dead flowers’ en vooral de bluesnummers. Het album tekende wel een ontwikkeling; het was het eerste dat uitgegeven werd op het label Rolling Stones Records. De heren namen hun commercie in eigen hand en vooral zanger Mick Jagger bleek daar talent voor te hebben. De cover van het album, een strakke spijkerbroek, werd bedacht en ontworpen door Andy Warhol en John Pasche. Die laatste bedacht dat jaar ook het Rolling Stones-logo, met veel lippen en tong. De Rolling Stones gaan waarschijnlijk in mei 2016 een korte tour maken door vooral de Verenigde Staten. De groepsleden, met drummer Charley Watts als oudste, zijn nog net geen tachtig. (HV)
Drie hoog boven de voormalige winkel van bakker Heide in Berlijn-Noord is de kamer van Dietrich Bonhoeffer nog duidelijk te zien. In deze wijk, die om zijn chaos en armoede bekendstond, woonde de net aangestelde predikant slechts enkele maanden: van januari tot maart 1932. In december 1931 was Bonhoeffer gevraagd de ernstig zieke dominee Müller van de nabijgelegen Zionskirche te vervangen, vooral om de vijftig jongeren die in maart geloofsbelijdenis zouden doen, te begeleiden. Omdat hij van alle jongeren de ouders wilde ontmoeten en graag midden in hun leven wilde staan, verruilde Bonhoeffer de grote statige woning van zijn ouders in de villawijk Grunewald voor de kamer aan de Oderbergerstrasse 61. Het tekent de jonge pastor, die zowel in de Zionskirche als aan de Oderbergerstrasse herinnerd wordt. Hij mocht dan uit de gegoede burgerij komen – zijn vader was psychiater en directeur van het later naar hem vernoemde psychiatrisch ziekenhuis waarnaar nog steeds een Berlijns metrostation is genoemd - Dietrich maakte gemakkelijk contact met mensen uit andere mileus. Aanvankelijk had de inmiddels gepromoveerde theoloog nog wat ordeproblemen, maar algauw wist hij de jongeren door oprechte belangstelling voor zich te winnen. De jongens, van wie velen in armoede leefden, mochten op zijn kamer komen, ook als hij er niet was en hij leerde hen tussendoor Engels en schaken. Op 6 maart 1932 zouden 47 van de vijftig jongeren
pop ★★★✩✩ ★ TThe Other Side Of Desire Rickie Lee Jones. TOSOD Music R
Rickie Lee Jones had in de jaren zeventig een grote hit met de single ‘Chuck E.’s In Love’. Daarna maakte ze heel veel goede platen en speelde ze samen met vele grote namen, maar iets voelde altijd niet goed. De laatste jaren koos ze voor een eigen geluid, dat bestaat uit rock, ballades en popliedjes. Ze is wat bitter over alle relaties die mislukten en die ze zag mislukken. Tegelijkertijd zit ze minder zweverig in haar vel dan ooit tevoren, zodat gevoelige liedjes ook echt emotioneel klinken en niet gehinderd worden door haar wat vlakke, nasale stem. Geen gezeur, maar kwaliteit ditmaal. RLJ is intussen een echt bedrijf geworden. Naast een eigen radioshow, tuinieren en het produceren van werk van anderen, is de zangeres en multi-instrumentaliste nog volledig bijdetijds. De laatste songs ‘Juliette’, ‘Finale’ en de openingssongs als ‘J’ai connais pas’ en ‘Valtz de mon père’ zijn zelfs tot nadenken stemmende minimusicals. (HV)
De gigantische villa’s in de omgeving laten zien tot welk milieu de familie behoorde. belijdenis doen, waarna Dietrich met een kleine groep van acht nog op vakantie ging in het vakantiehuis van de familie Bonhoeffer in de Harz. Dietrich, die ook theologie aan de universiteit doceerde, verscheen altijd op tijd op college, behalve één keer. ‘Een van mijn jongens ligt op sterven en ik wilde nog één maal met hem praten. Dat moest’, zo verontschuldigde hij zich bij de studenten. Theologie was bij Bonhoeffer belangrijk, maar dit stond nooit los van een relatie met mensen en met God.
indierock ★★★★✩ ★ FFFS FFFS. Domino Recording / V2
De bandnaam bevat maar drie letters – FFS – toch is deze formatie deze zomer neergezet als ‘supergroep’. Het betreft de verrassende samenwerking tussen de Schotse band Franz Ferdinand (FF) en de Amerikaanse Sparks (S). De Schotten werken al jaren aan een degelijk-vernieuwend oeuvre, de Sparks genieten faam als ingenieuze en onafhankelijke rockband uit de jaren 70 en 80. De voelbare chemie leidt tot originele nummers met veel energie en puls, gedragen door hoge vocalen en stuwende basritmes. Het is energie voor tien in ‘Police Encounters’ of de single ‘Johnny Delusional’. En voor een rockband-in-kwadraat vormt het synthpopachtige ‘Sõ desu ne’ een heuse innovatie. Inhoudelijk is er weinig meer te melden dan taalvaardig nihilisme, met typische humor in nummers als ‘Collaborations don’t work’ (ja ja) of afsluiter ‘Piss Off’. Alleen in het prachtige ‘Things I Won’t Get’ trilt een serieuze snaar: voor oprechte liefde hoef je het niet gemaakt te hebben ... (GtH)
villawijk
De anekdote over een van ‘zijn‘ jongens op diens sterfbed is opgetekend in het handzame boekje Wandelen door Bonhoeffers gedachtegoed van Arthur Alderliesten. Het neemt de lezer in twaalf hoofdstukken mee naar plekken in Berlijn die belangrijk zijn geweest in het leven van een van de bekendste theologen uit de twintigste eeuw. En dat maakt indruk. Niet alleen omdat Alderliesten en passant veel over Bonhoeffer vertelt, maar vooral omdat de kleine geschiedenis van Bonhoeffer de grote geschiedenis van Berlijn, die verweven is met nazisme en communisme, indringend tot leven brengt. Het boekje begint met de villawijk waar de ouders van Bonhoeffer twee woningen hebben gehad. In 1916, toen Dietrich tien jaar oud was, verruilde de familie het Duitse Breslau (het huidige Wroclaw in Polen) voor Berlijn, waar ze algauw de monumentale villa aan de Wangenheimstrasse betrok. Voor het gezin met zijn acht kinderen was het een paradijs, waar de kinderen in hechte band met elkaar, hun ouders en grootouders, opgroeiden. Een band die gedurende heel
Op de zolder van het huidige Bonhoeffer-haus had Dietrich een eigen kamer. Daar staat het originele bureau waaraan hij delen van zijn Ethik schreef.
het leven van Dietrich intens zou blijven, tot zijn arrestatie in 1943 door de Gestapo en zijn brute dood door ophanging in concentratiekamp Flossenbürg op 9 april 1945. Het huis aan de Wangenheimstrasse 14, waar de familie tot 1935 woonde, maakt vooral indruk door zijn monumentale karakter, maar is niet te bezoeken. De verhalen over de zaterdagavonden waarop de familie in de woonkamer musiceerde en over moeder Paula die de jonge kinderen thuis godsdienstonderwijs gaf, moeten hun werk doen. De gigantische villa’s in de omgeving laten zien tot welk milieu de familie behoorde. Even verderop bevindt zich het gerenommeerde gymnasium waar de jonge Dietrich in de klassieken onderwezen werd. De buitenkant van het gebouw heeft in de loop der tijd wel zijn statige karakter verloren. Het Grunewald-gymnasium heeft inmiddels de naam ‘Walter Rathenau School’ gekregen, naar minister van Buitenlandse
9
vrijdag 21 augustus 2015
nd zomer achtergrond
Berlijn van Dietrich Bonhoeffer krijgsraad gaan, waar Bonhoeffer direct na zijn arrestatie in 1943 verhoord werd, of de gedenksteen op de begraafplaats zien, waar hij te midden van andere Berlijners wordt herdacht.
zolderkamer
Bij station Berlijn-Grunewald verwijzen in beton uitgehouwen schaduwen naar de duizenden Joden, die van hieruit werden gedeporteerd naar de concentratiekampen.
In de Zionskirche hangt ter herinnering een foto van Bonhoeffer, gemaakt toen hij – inmiddels vermagerd – op de binnenplaats van de Berlijnse Tegelgevangenis werd gelucht.
Zaken Walter Rathenau die als zoon van een Joodse vader in 1924 door rechts-extremisten in de buurt van het gymnasium werd doodgeschoten. Dietrich heeft in het gymnasium de schoten gehoord en besefte toen al dat dit een aankondiging was voor de verschrikkelijke tijd die zou volgen.
uitgehouwen schaduwen
Die verschrikkingen worden invoelbaar op het nabijgelegen station Grunewald. Het is een pittoreske plaats. Maar het mooie stationsgebouw, de Biergarten op het pleintje in de zon en een bakker met heerlijke taart verhullen niet de gruwelijke geschiedenis die hier heeft plaatsgevonden. Vanaf 18 oktober 1941 werden vanuit deze plek duizenden Joden naar doorgangskampen als Theresienstadt of vernietigingskampen als Auschwitz gedeporteerd. Nog is de helling zichtbaar waar ze in drommen stonden opgesteld, indrukwekkend
afgebeeld via een kunstwerk van uitgehouwen schaduwen in een betonnen wand. Nog intenser wordt het als je op spoor 17 de stalen platen ziet, waarop met precieze aantallen staat aangegeven hoeveel Joden er op één specifieke dag vanuit station Grunewald op transport werden gezet. Dit transport vond plaats in de buurt van het huis van de familie Bonhoeffer en het is niet voor niets dat Dietrich al in oktober 1941 samen met de jurist Friedrich Justus Perels een document opstelt met informatie over de deportaties. Via zijn zwager Hans van Dohnányi geeft Dietrich dit stuk aan hoge officieren die bij het verzet tegen Hitler betrokken zijn. Het document is te vinden in de informatieve ‘Gedenkplaats van het Duitse Verzet’, die vreemd genoeg – andere dichtbijgelegen plekken worden wel genoemd – niet in het boekje van Alderliesten te vinden is. Deze gedenkplaats aan de Stauffenbergstrasse bevindt zich in een gebouw van de voormalige Abwehr, waar de Buitenland en Contraspionage gehuis-
vest was en waarvoor Bonhoeffer ook werkte. Van hieruit zijn diverse moordaanslagen op Hitler beraamd, waaronder de aan het licht gekomen aanslag door graaf Claus von Stauffenberg in juli 1944. Zichtbaar is de plek waar veel betrokkenen bij de coupepoging zijn geëxecuteerd. Dietrich Bonhoeffer is, zeker onder christenen, bekend geworden omdat hij niet alleen bij het verzet betrokken raakte, maar ook een gedreven theoloog was bij wie woorden en daden samenvielen. Het is ontzagwekkend hoeveel er van en over hem bewaard gebleven is, waardoor zijn leven en werk goed na te volgen zijn en vandaag nog velen inspireren. Een bezoek aan Berlijn verdiept deze kennis en geeft de mogelijkheid de Matthäuskirche te bezoeken waar hij als predikant bevestigd is en waar in een kleine tentoonstelling het originele gymnasiumrapport uit 1921 ligt, en ook zijn bekende gedicht ‘Wie ben ik?’ dat hij in de gevangenis geschreven heeft. Maar je kunt ook langs het pand van de voormalige Rijks-
Een van de hoogtepunten in het Berlijn van Bonhoeffer is een bezoek aan wat nu het Bonhoefferhuis heet: de woning aan de Marienburger Allee die zijn ouders in 1935 betrokken. Hier werden tussen de muziekavonden door gesprekken gevoerd over het verzet en in spanning afgewacht of de aanslagen op Hitler zouden slagen. De voetstappen van de Gestapo-medewerkers, die Dietrich op 5 april 1943 ophalen om hem voorgoed zijn vrijheid op aarde te ontnemen, zijn hier als het ware nog te horen. En hier is de zolderkamer te bezoeken, waar het bureau nog staat waaraan Dietrich zijn Ethik geschreven heeft. Toch zou Bonhoeffer het niet op prijs gesteld hebben als hij had geweten dat mensen zeventig jaar na zijn dood hem als een soort held zouden zien. ‘De laatste vraag is niet: hoe verlaat ik als held het toneel, maar hoe zal de volgende generatie verder leven?’, schrijft hij bij de jaarwisseling van 1942 en 1943. Het Bonhoeffer-huis is dan ook geen museum, benadrukt Gottfried Brezger, voorzitter van de raad van toezicht van het huis, maar een huis van herinnering, bezinning en ontmoeting. Brezger wijst erop dat aan de gevel niet alleen naar Dietrich verwezen wordt maar ook naar diens broer Klaus, die net als hun zwagers Hans van Dohnányi en Rüdiger Schleicher, vlak voor het einde van de oorlog zijn geëxecuteerd. Dietrich Bonhoeffer heeft voor de goede zaak gekozen en daarvan kunnen we vandaag alleen maar diep onder de indruk zijn. Maar hij stond niet alleen. Met name in de ‘Gedenkplaats van het Duitse Verzet’ aan de Stauffenbergstrasse besef je pas goed dat ook in Duitsland veel mensen zich hebben verweerd en dit meestal met de dood moesten bekopen. Onder hen Klaus Bonhoeffer, die vijf jaar ouder was dan Dietrich en met wie hij in 1924 een reis naar Italië en Tunesië maakte. Van Klaus is een lange en bewonderingswaardige afscheidsbrief te lezen die hij aan zijn kinderen schreef vlak voor hij op 23 april 1945 werd geëxecuteerd. ‘De heerlijkheid van de mens is als een bloem in het gras’, schrijft hij en hij geeft zijn kinderen allerlei levenswijsheid mee om te eindigen met: ‘moge God jullie beschermen’. Naast de beide broers Bonhoeffer en hun twee zwagers zijn er velen die zich verzetten, maar minder bekendheid kregen. Protestanten en katholieken, kunstenaars en communisten, homoseksuelen en jehova’s getuigen, arbeiders en conservatieven, ze kregen kracht om, zoals Bonhoeffer het zei, niet alleen hen die onder de wielen van het nazisme vernield werden te verzorgen, maar om ook een stok tussen de spaken te steken. ■
reisgids Wandelen door Bonhoeffers gedachtegoed; routes door Berlijn Arthur Alderliesten. Uitg. Buijten & Schipperheijn Amsterdam, 2015 120 blz. € 13,50
10
nd zomer
vrijdag 21 augustus 2015
koken
smaak van Europa Annemarie Eversdijk beeld nd
Vlaams stoofvlees kan niet zonder bruin bier Niets is lekkerder dan een patatje mét. Maar nu we in de zomerperiode massaal over de grens op vakantie gaan: wat eten andere Europeanen eigenlijk graag? Vandaag: stoofvlees met friet (België).
In de meeste Belgische frietkotten is het te krijgen: stoofvlees met friet. Urenlang heeft het rundvlees op een laag vuur gesudderd, zodat het lekker mals is. In Nederland kennen we ook stoofvlees, al noemen we het vaak draadjesvlees. Stoofvlees op z’n Vlaams verschilt van streek tot streek en van grootmoeder tot grootmoeder. Typisch Vlaams is het in ieder geval om het vlees te laten garen in bruin bier. Verder doe je nog allerlei kruiden in de pan: kruidnagel, tijm, laurier. En vergeet niet een boterham met mosterd mee te laten sudderen, dat zorgt ervoor dat het vlees bindt. De Vlamen noemen hun stoofvlees ook wel ‘stoverij’. De Walen noemen het ‘carbonade flamande’. Dat het een echte Vlaamse klassieker is, bewees de Belgische televisiekok Jeroen Meus dit jaar. Hij riep de datum 1 maart uit tot nationale stoofvleesdag, nadat de Belgische televisiekijkers van zijn programma Dagelijkse Kost stoofvlees met friet hadden verkozen tot hét Vlaamse gerecht. De actie zorgde ervoor dat vele Vlamingen dat weekend stoofvlees aten. Volgens de verkoopcijfers van de Belgische supermarktketen Delhaize werd er maar liefst 10.000 kilo stoofvlees verkocht, terwijl er normaal in een weekend zo’n 4000 kilo stoofvlees over de toonbank gaat.
ingrediënten voor 4 personen voor het vlees: • 1 kilo rundvlees (in gelijke stukken) • 2 grote uien • 1 flesje bruin bier van 33 cl (bijv. St. Bernardus Abt 12) • 2 eetlepels Loonse of Luikse appel-perenstroop • enkele takjes verse tijm • 1 kruidnagel • 2 blaadjes laurier • 1 stevige bruine boterham • 2 eetlepels mosterd • een scheutje natuurazijn • enkele klontjes boter • peper en zout serveertip: • Serveer het stoofvlees met verse Vlaamse frieten
bereidingswijze Pel de uien en snipper ze in niet al te fijne stukjes. Verhit een ruime stoofpot (braadpan) en smelt een klontje boter. Stoof daarin de uien op een matig vuur. Laat de uien niet bruin bakken. Verhit een andere braadpan op een matig vuur en smelt ook daarin een klontje boter. Braad de stukken vlees aan tot ze een goudbruin kleurtje hebben. Kruid het vlees tijdens het bakken met wat peper en zout. (Een grote hoeveelheid vlees bak je in meerdere beurten: zo ligt de braadpan nooit te vol en wordt het vlees niet gekookt in plaats van gebakken.) Doe de stukjes vlees in de stoofpot met uien. Houd de braad-
pan met de aanbaksels van het vlees bij de hand en schenk daarin het bier. Roer alle aanbaksels los, terwijl het bier aan de kook wordt gebracht (deglaceren). Zodra het bier kookt, giet je het in de stoofpot. Bind enkele blaadjes laurier en een paar takjes verse tijm samen met een eindje keukentouw. Laat het kruidentuiltje meestoven in de pot. Voeg de kruidnagel toe en de Loonse of Luikse stroop. Besmeer het bruin brood royaal met mosterd. Leg de boterham in de pot met de besmeerde zijde naar onderen. Laat het stoofvlees anderhalf uur tot drie uur lang sudderen op zacht vuur. Het deksel hoeft niet op de pot.
De kooktijd is afhankelijk van de kwaliteit van het vlees. Roer af en toe eens en controleer dan of het vlees voldoende gaar is. Pas wanneer de stoofvleessaus de gewenste dikte heeft, plaats je het deksel op de stoofpot. Werk het stoofvlees af met een klein scheutje natuurazijn en roer alles om. Proef en voeg naar smaak nog wat peper van de molen en een snufje zout toe. ▶▶ Dit recept is van de Vlaming Jeroen Meus en komt uit het boek Dagelijkse kost – mijn 200 klassiekers (Uitg. Becht, Haarlem 2014). ▶▶ Volgende week: coq au vin. Reageren? Mail naar
[email protected]
11
vrijdag 21 augustus 2015
nd zomer
interview Vrouwelijke religieuzen, zoals de ‘Zusters van JMJ’ legden de basis voor de Nederlandse verzorgingsstaat, zegt onderzoekster Anneke Driessen. Rien van den Berg beeld uit besproken boek
De verzorgingsstaat begon in Amersfoort In de zomer van 1822 werd in Amersfoort de Pédagogie Chrétienne opgericht, een kleine religieuze gemeenschap. maar wel de eerste katholieke congregatie boven de grote rivieren sinds de Reformatietijd. De Culemborgse priester Mathias Wolff had hier jonge vrouwen warm gemaakt voor het kloosterleven, en ze in Belgische kloosters laten opleiden. Toen ze hun vorming voltooid hadden, vormden ze onder zijn hoede een nieuwe gemeenschap in Amersfoort. Ze namen het katholieke meisjesonderwijs ter hand. Het was het begin van een spectaculaire ontwikkeling. In 1857 waren er honderd Zusters van Jezus, Maria en Josef, kortweg Zusters van JMJ. In 1935 waren er 2300, verdeeld over 75 huizen in Nederland, zes in Indonesië en drie in India. Anneke Driessen onderzocht de geschiedenis van de zusters. Ze heeft duidelijk respect voor haar onderwerp gekregen, zoveel dat ze pertinent weigert op de foto te gaan. Ze weet hoe het werkt bij een krant: als haar portret in de krant komt, is er geen ruimte meer voor foto’s van de zusters. ‘Er zijn vandaag veel ooroordelen ten opzichte van zusters. En ook destijds al hadden ze het niet makkelijk. Zusters staan het laagst in de hiërarchie van de kerk. Priesters staan bovenaan. Er werd op hen neergekeken, ze stonden het minst in aanzien. Misschien is het niet typisch voor de zusters, ook in de maatschappij gold dat een vrouw drie keer zo goed moest zijn als een man om gelijke waardering te krijgen. De emancipatie heeft veel veranderd.’
De postulanten (kandidaat-zusters) van 1935. Nog niet in habijt, maar al wel met een handwerkje en strak in het gelid.
Toch zegt u het alsof het u verbaast. Dat vrouwen zo onzichtbaar moesten blijven in de maatschappij, verraste me. Het was de bedoeling dat ze zich niet buitenshuis zouden laten zien. Ze werden afgeschermd. Ook leerlingen van internaten mochten alleen onder toezicht en op geregelde tijden buiten wandelen. Alleen familieleden mochten op bezoek komen, onder strikte voorwaarden.
U komt uit de katholieke wereld. Kent u dat niet uit uw eigen ervaring? Ik ben ooit voor dit onderzoek gevraagd vanwege mijn studie en omdat ik een katholieke achtergrond heb. Ik had een tante en twee oud-tantes die ook lid waren van congregaties. Ook hun leven was strikt gereglementeerd. Ik heb dat zelf niet zo meegemaakt hoor. Maar er gaat in de familie een verhaal over mijn oudtante, die het ooit vergund werd een bezoek te brengen aan haar geboortedorp. De familie zette de voordeur en de ramen open, zodat ze naar binnen kon kijken. Ze mocht met hen praten, maar geen voet over de drempel zetten.
Anneke Driessen ▶ Anneke Driessen (1952) studeerde geschiedenis in Nijmegen en theologie in Tilburg. In 1994 promoveerde zij aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over rivieroverstromingen tussen Maas en Waal. Sindsdien is ze als historica werkzaam in Nijmegen.
geschiedenis Zusters van JMJ. Geschiedenis van een congregatie 1822-1962 A.M.A.J. Driessen en G.P. van de Ven. Uitg. Verloren, Hilversum 2015. 448 blz. €35,- (gebonden, leeslint)
Zuster Rosalie Miltner (1802-1886) werd door pater Wolff naar Leuven gestuurd om voor onderwijzeres te studeren.
Wat deden de zusters van JMJ? Het accent lag voornamelijk op onderwijs. De stichter, pater Wolff, was een jezuïet. Jezuïeten zijn altijd sterk op onderricht gericht geweest. De spiritualiteit van de jezuïeten heeft altijd in hoog aanzien gestaan. Later ontplooiden de zusters zich op de terreinen gezondheidszorg en bejaardenzorg. Dat was onder invloed van Joannes Zwijsen, de latere bisschop van Den Bosch, die ook aandacht voor sociale kwesties inbracht.
Veel mensen zullen nog nooit van de Zusters van JMJ gehoord hebben. De congregatie mag een spectaculaire, internationale ontwikkeling hebben doorgemaakt, maar heeft ze ook blijvende betekenis gehad? Vrouwelijke religieuzen in Nederland zijn de voorbereidsters geweest van de verzorgingsstaat. Zij gingen onderwijs geven en zorg verlenen in de kleinste dorpen. Dat werd niet gesubsidieerd door de overheid, de rijken betaalden voor de armen. Pas na de oorlog kwam de overheid profiteren van het netwerk dat door de congregaties was opgezet. Het pionierswerk van de congregaties, daar heeft de overheid later op kunnen voortbouwen. Als je eens wist hoe primitief de toestanden waren, niet alleen op het platteland, maar ook in de achterbuurten van de steden ... De achterbuurten waren sloppenwijken, met alle armoede, sociale wantoestanden en gezondheidsrisico’s van dien. Er kwamen veel epidemieën voor
en er was veel kindersterfte. De Zusters JMJ gingen daar aan de gang met weinig middelen en met grote inzet, en met succes. Dat is een prestatie van formaat.
Het is net alsof het in de lucht zat. Het doet denken aan het werk dat geïnspireerd was op de Réveilbeweging in de Hervormde kerk. Er zijn ook diaconessen geweest bij de hervormden, die dat werk ook hebben gedaan. En het geldt trouwens ook voor andere landen in West-Europa. In het boek schrijven we over Joachim George Le Sage ten Broek, notaris en zoon van een hervormd predikant en hoogleraar te Rotterdam. Die bekeerde zich in 1806 tot het katholicisme en streed voor het bestaansrecht van katholieke maatschappelijke initiatieven. Zo kwam er uiteindelijk in die negentiende eeuw een redelijk goed dekkend systeem van elementaire zorg tot stand.
U zegt in de inleiding met nauwelijks verholen spijt dat u geen tijd hebt gehad om ook het geestelijk klimaat in de congregaties te beschrijven. Je moet begrijpen dat het gaat om merendeels eenvoudige vrouwen met een groot hart, die theologisch niet grondig waren onderlegd. In de jaren vijftig begint de individualisering van het geloof. Daarvoor was het groepsdenken veel belangrijker. Elke congregatie
begint met een leefregel, maar gaandeweg verstarren die regels en in de jaren vijftig zie je het vastlopen. De Zusters van JMJ trekken na 1960 dan ook bijna geen nieuwe leden meer. Er was een spagaat tussen hoe het in de maatschappij ging en hoe het in het klooster ging. Er werd steeds professioneler gewerkt in de ziekenhuizen en het onderwijs. De Zusters hadden een dagorde met gebedstijden en feestdagen, die niet strookte met het werk-rooster op school of in het ziekenhuis. Vroeger konden de zusters het werkrooster afstemmen op hun eigen dagorde, maar nu de instellingen in handen kwamen van de overheid ging dat niet meer.
U kon ook niet veel schrijven over het dagelijks leven binnen de congregaties. Eigenlijk zou er een tweede boek moeten komen. Je had bijvoorbeeld heel veel overplaatsingen binnen de congregaties. Een zuster moest zich niet te veel hechten aan haar werk, haar medezusters en haar omgeving. Omdat de dagorde overal hetzelfde was, hoefde je alleen maar een koffertje mee te nemen als je overgeplaatst werd. Soms was dat goed, als karakters botsten. Maar het heeft ook veel pijn opgeleverd. Jammer dat we daar niet aan toegekomen zijn. Het is een uitstervende wereld. Veel zusters zijn hoogbejaard. Het zou een wonder zijn als dat tweede boek er nog kwam. ■
12
nd zomer
vrijdag 21 augustus 2015
boeken Ontmoetingen met Jezus is de titel van het nieuwe boek van Tim Keller. De schrijver weet zijn voluit gereformeerde visie knap te verbinden met de vragen van onze postmoderne cultuur. Gerald Bruins beeld nd
Keller: een leven vol voorspoed is een illusie De Amerikaanse predikant Tim Keller begon op latere leeftijd met het schrijven van boeken. Al het onderwijs dat hij in de door hem gestichte Redeemer Presbyterian Church in hartje New York en elders heeft gegeven, vormt inmiddels een aardige rij in de boekenkast. Gestaag werkt hij verder aan zijn ‘geestelijke’ nalatenschap. Terwijl in het Engels al een boek verscheen over bidden, kwam in Nederland Ontmoetingen met Jezus uit. De eerste vijf hoofdstukken gaan over ontmoetingen van mensen met Jezus, beschreven in het evangelie van Johannes. Natanaël onder de vijgenboom, de Samaritaanse vrouw, de rouwende zussen van Lazarus, Maria op de bruiloft te Kana, de andere Maria bij het lege graf – aan de hand van hun ervaringen met Jezus behandelt Keller grote levensvragen. Wat is het doel van mijn leven? Wat is er mis met de wereld? Hoe zorgt Jezus voor herstel? En waarom moet je bij het christelijk geloof zijn voor antwoorden? Het zijn uitgewerkte spreekbeurten die Keller in 2012 hield voor sceptische studenten in het Engelse Oxford. Wie zijn apologetische en pastorale boeken heeft gelezen, komt veel bekend gedachtegoed tegen. De theoloog is schatplichtig aan de Engelse apologeet C.S. Lewis, wiens naam je ook in dit boek vaak tegenkomt, en de Ameri-
terse mens! Keller schuwt daarbij de confrontatie niet. Wie denkt bevestigd te worden in zijn religieuze gelijk, heeft het mis. Aan de hand van het verhaal over Nikodemus, een hoogstaande wetgeleerde in Jezus’ tijd, pakt Keller de farizeeër aan in doorgewinterde kerkgangers. Verbeeld jij je dat je door je keurige gedrag beter bent dat je overspelige en stelende buurman? ‘…maar als je denkt dat jouw goedheid ook maar iets bijdraagt aan je redding, dan ben je in wezen je eigen redder. Je vertrouwt op jezelf. En hoewel je in dit geval geen overspel pleegt of letterlijk mensen berooft, wordt je hart toch steeds meer vervuld met zo veel trots, eigenwaan, onzekerheid, jaloezie en afgunst dat je daarmee de wereld een verschrikking maakt om te leven voor de mensen om je heen.’ De Amerikaanse predikant Tim Keller behandelt grote levensvragen in het boek Ontmoetingen met Jezus. kaanse opwekkingsprediker Jonathan Edwards. Maar hij kopieert hen niet klakkeloos. Keller weet zijn voluit gereformeerde visie, overgoten met een luthers sausje, knap te verbinden met de vragen van onze postmoderne cultuur. Bij het lezen van Kellers boeken – zo ook Ontmoetingen met Jezus – krijg je niet zelden de ervaring dat je hoofd en
je gemoed opklaren. Is Keller een soort goeroe, aan wiens wijze uitlatingen je je kunt laven? Gelukkig niet. Hij geeft je op een goed onderbouwde wijze weer recht zicht op de bevrijdende kant van het geloof, zodat je zegt: ‘Yes!’ De kern: genade. Jezus redt jou en je hoeft als mens, zoals bij alle andere religies, niet zelf iets te doen. Dat is pas het evangelie voor de vermoeide 21e-eeuwse wes-
Het ligt voor de hand om Jezus’ reddingswerk te laten zien door de grote momenten uit zijn leven: geboorte, dood en opstanding. Maar bij de laatste vijf hoofdstukken kiest Keller voor een originele insteek. Hij bespreekt heel andere Bijbelverhalen: de beproeving in de woestijn, Jezus’ afscheidsrede, het drama in de Hof van Getsemane, de hemelvaart en Maria’s reactie op de aankondiging van de geboorte van Jezus. Dit gedeelte van het boek is een
schatkist met juweeltjes die Keller gul uitdeelt. Het is een illusie, zo schrijft hij, te denken dat wij als christenen louter een leven van voorspoed en geluk zullen leiden. Direct na de doop van Jezus, waarbij de Vader hem ‘zijn geliefde zoon’ noemde, volgde de beproeving in de woestijn door satan. Jezus maakte in zijn korte leven een hoop ellende mee: laster, bedrog, verraad en uiteindelijk werd hij vermoord. Zou het zijn volgelingen anders vergaan? Onwillekeurig krijg je het idee dat Keller zich hiermee afzet tegen de welvaarstheologie, of mildere varianten die gelovigen, al dan niet praisend en genezend, een voorspoedig leven beloven. Tot slot een typische Keller-quote waarmee hij furore maakt. Waarom komt Jezus niet terug om in één klap een einde te maken aan alle ellende op de wereld? Daarvoor zit het kwaad te diep binnen in ons, aldus de theoloog. ‘Als Hij gekomen was om ter plekke al het kwaad uit te roeien, dan zou Hij ook ons uitgeroeid hebben.’ ■
geloof Ontmoetingen met Jezus. Onverwachte antwoorden op grote levensvragen. Tim Keller. Uitg. Van Wijnen, Franeker 2015. 184 blz. € 16,95
Willem Bouwman
Geschiedenis
taalkunde
Tweede Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog
slavernij
slavernij
Johannes Goropius Becanus (15191573). Brabants arts en taalfanaat
De Westerweelgroep en de Palestinapioniers. Nonconformistisch verzet in de Tweede Wereldoorlog
Zolang er nog tranen zijn
Verhalen van vrijheid. Autobiografieën van slaven in transnationaal perspectief 1789-2013
Kleurrijke tragiek. De geschiedenis van slavernij in Azië onder de VOC
Eddy Frederickx en Toon van Hal. Uitg. Verloren, Hilversum 2015. 336 blz. € 29
Johannes Goropius Becanus (‘Jan van Gorp’) was een taalgeleerde die beweerde dat Adam en Eva in Antwerpen woonden en dat er in het paradijs dus Nederlands gesproken werd. Goropius was overigens een voortreffelijk geleerde, die vele talen sprak en vele disciplines beheerste: behalve taalgeleerde was hij historicus, theoloog, filosoof, medicus en natuurkundige. In 1973 promoveerde Eddy Frederickx op het leven en het werk van Goropius. Het proefschrift leverde een schat aan nieuwe gegevens op, die door het vroege overlijden van Frederickx niet in een handelseditie terechtkwamen. Nu is die handelseditie er alsnog gekomen, dankzij Toon van Hal, die leven, werken, denkbeelden en invloed van Goropius en diens belangrijkste werken samenvat. Met uitgebreid register, dito bibliografie en etymologische woordenlijst.
Hans Schippers. Uitg. Verloren, Hilversum 2015. 252 blz. € 25
Joop Westerweel was een radicale socialist, pacifist en anarchist, afkomstig uit de Vergadering van Gelovigen. Hij was de leider van een verzetsgroep waarin Joden en niet-Joden samenwerkten. De Joden in de groep waren Palestinapioniers, linkse jongeren die zich voorbereidden op een pioniersbestaan in Palestina. De groep liet Joden onderduiken, bevrijdde Joden uit Westerbork en liet hen met valse papieren naar Spanje reizen. Zo redde ze 250 Joden het leven. Hans Schippers deed grondig onderzoek naar de Westerweelgroep, die pas in de jaren zestig naar Westerweel werd genoemd, hoewel de rol van de non-conformist en meestervervalser Frans Gerritsen minstens zo belangrijk was. De leesbaarheid van het boek lijdt enigszins onder de vele feiten die het vermeldt.
Hannelore Grünberg-Klein (nawoord Arnon Grunberg). Uitg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2015. 172 blz. € 18,50
In mei 1929 voeren negenhonderd Duitse Joden naar Havana om aan de nazi’s te ontkomen, maar in Havana werden ze niet toegelaten. Uiteindelijk namen enkele Europese landen de gevluchte Joden op. Hannelore Klein, een meisje van twaalf jaar oud, kwam met haar ouders naar Nederland. Tijdens de bezetting werden ze opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd. Alleen Hannelore overleefde de oorlog, na een verblijf in Theresienstadt, Auschwitz en Mauthausen keerde ze na de oorlog naar Amsterdam terug. Daar schreef ze haar memoires over haar jeugd in Berlijn en de oorlogsjaren, ‘om ervan af te zijn’. Begin jaren negentig had een uitgever er geen belangstelling voor. ‘Het belangrijkste effect van mijn schrijverschap’, noteert haar zoon Arnon in het nawoord, ‘is de uitgave van dit boek.’ (WB)
Marijke Huisman. Uitg. Verloren, Hilversum 2015. 256 blz. € 25
In 1787 werd in Engeland een beweging opgericht tegen slavernij en slavenhandel, die destijds in Amerika en de Europese koloniën in de Cariben en Zuid-Amerika vanzelfsprekend waren. De antislavernijbeweging leidde in 1807 tot het Engelse verbod op slavenhandel. Het verzet tegen slavernij en slavenhandel werd gevoed door tientallen autobiografieën van ontsnapte of vrijgelaten slaven. Die boeken verschenen in het Engelse taalgebied en werden soms ook in het Nederlands vertaald. Historica Marijke Huisman, gespecialiseerd in egodocumenten, onderzocht de invloed van deze autobiografieën op de publieke opinie over slavernij en slavenhandel. Veel aandacht voor Uncle Tom’s cabin, maar ook voor Mijn vrijheid, waarmee Ayaan Hirsi Ali de ‘slavernij’ van islamitische vrouwen op de agenda zette.
Matthias van Rossum. Uitg. Verloren, Hilversum 2015. 91 blz. € 14
De discussie over het Nederlandse slavernijverleden gaat vooral over de transAtlantische slavenhandel en de slavernij in Suriname en op de Cariben. Toch waren er omstreeks 1750 meer slaven in Nederlands-Indië (75.000) dan in West-Indië (64.000). Het slavernijverleden van Nederlands-Indië gaat ook verder terug, tot de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie in 1602. Anders dan Reggie Baay, die dit jaar ook een boek schreef over slavernij in NederlandsIndië, Daar werd wat gruwelijks verricht, meent Matthias van Rossum dat de VOC niet de grootste en belangrijkste slavenhandelaar van Azië was. VOC-personeel transporteerde en verhandelde vaak voor eigen rekening. Van Rossum beschrijft en analyseert de slavernij in NederlandsIndië zorgvuldig en gaat in discussie met eerdere studies.
13
vrijdag 21 augustus 2015
nd zomer boeken
Zonder een investerende en innoverende staat geen Apple. Aldus econome Mariana Mazzucato, die met verve een actieve, sturende en markten scheppende staat verdedigt. Teunis Brand beeld ap / imaginechina
Voor innovatie moet je bij de overheid zijn Mariana Mazzucato is een vrouw met een missie. Ze wil het discours, de taal waarmee we spreken en denken over de rol van de overheid veranderen. Er wordt te veel over de staat gedacht als een trage, bureaucratische leviathan, een reparateur van markten die hooguit de risico’s voor de private sector opvangt. En dat terwijl de staat volgens haar een heuse katalysator van nieuwe bedrijfsinvesteringen is, een vormgever en schepper van markten, die risico’s verwelkomt en aangaat vanwege de kansen die ze bieden voor toekomstige groei. Nee, dit laatste is niet een beschrijving van wat de staat zou moeten zijn, maar wat hij feitelijk is. En als de staat al voldoet aan de eerste beschrijving, dan is dat als een selffullfilling prophecy doordat we geloven dat de staat log en traag is en de markt vooral in de weg staat. Moet je dan voor innovatie bij de overheid zijn? Innovatie ontstaat toch doordat creatievelingen, op zolderkamertjes en in garages, ongestoord hun gang kunnen gaan? En die daarbij toch vooral niet gehinderd moeten worden door regels, administratieve lasten, verstorende maatregelen en een overheid die over hun schouders meekijkt? Het antwoord van Mazzucato: ja, voor innovatie moet je bij de overheid zijn.
Apple
Deze stelling werkt Mazzucato uit aan de hand van tal van voorbeelden uit de praktijk. De meest opvallende daarvan is misschien wel de rol van de overheid in relatie tot Apple. Ze wijdt een compleet hoofdstuk aan ‘de staat achter de iPhone’. Apple staat symbool voor de innovatieve kracht van geniale, eigenwijze en creatieve geesten. Mazzucato schrijft echter: ‘zonder de enorme bedragen aan publieke investeringen achter de computer- en internetrevoluties hadden dergelijke In de Chinese stad Zhejiang bekijken vrouwen de Apple Watch, een van de nieuwste producten van Apple. Volgens Mariana Mazzucato zijn veel van de producten van het Amerikaanse bedrijf ontwikkeld bij instellingen die aan de overheid gelieerd zijn of die door de overheid gefinancierd zijn.
Durfkapitalisten zijn vergeleken bij de staat maar behoudende investeerders. eigenschappen misschien geleid tot de uitvinding van een nieuw speeltje’. Mazzucato laat zien dat alle belangrijke technologieën die ten grondslag liggen aan de iPod, de iPhone en de iPad niet van Apple zelf afkomstig zijn. Ze zijn allemaal ontwikkeld bij instellingen die aan de overheid gelieerd zijn of die door de overheid gefinancierd zijn. Natuurlijk is Apple een innovatief bedrijf, maar dat betreft vooral het slim combineren van bestaande technologieën. Bij de belangrijke technologieën – microprocessors, harde schijven, touchscreens, LCD-schermen, internet – speelde de staat een centrale rol. Hoe komt het dat de staat altijd bij de ontwikkeling van fundamentele technologieën betrokken is? Dat heeft alles met risico te maken. De onzekerheid voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën is zo groot, dat er een geduldige investeerder nodig is met een visie voor de lange termijn en die grote risico’s durft te nemen. Aan dat wensenlijstje voldoet alleen de staat. Durfkapitalisten – de investeerders die bekend staan dat ze durven investeren in risicovolle innovatieve projecten – zijn vergeleken bij de staat maar behoudende investeerders.
kentering
Zo activistisch over de rol van de overheid spreken, dat hebben economen lang niet gedaan. Tijdens de jaren tachtig van de vorige eeuw kreeg de
neoklassieke economische theorie een impuls. Daarin werd vergaande inmenging van de staat gezien als een ‘sta in de weg’ voor de economie. Men ging uit van de zelfregulerende kracht van markten. De meeste economen zagen (en zien) de overheid met betrekking tot het bevorderen van innovatie vooral als schepper van randvoorwaarden. Specifiek beleid, waarbij bepaalde sectoren of bedrijven gesteund worden, is verdacht. Weten bureaucraten soms beter dan ondernemers waar winstkansen en groeimogelijkheden liggen? Er lijkt op dit punt een kentering te zijn in economenland. Op de cover van de Engelse editie van Mazzucato’s boek staat een citaat van de Harvard-econoom Dani Rodrik: ‘Dit is een boek waarvoor de tijd rijp is.’ Rodrik is een vooraanstaande econoom die veel geschreven heeft over industriepolitiek en globalisering. Dit jaar verscheen zijn boek De globaliseringsparadox: waarom mondiale vrijhandel, de natiestaat en democratie niet samengaan in het Nederlands. Een van de centrale stellingen in dat boek is dat markten en overheden elkaar nodig hebben en diepgaand met elkaar verweven zijn. Een actieve overheid staat dus niet op gespannen voet met een goed functionerende economie.
groene revolutie
Rodrik stelt dat markt en overheid veel van elkaar kunnen leren, en dat in die leerprocessen innovatie kan ontstaan. Toch blijft hij kritisch op het uitkiezen van sectoren door de overheid voor het stimuleren van innovatie. Volgens Mazzucato is dat onterecht. De staat zal moeten kiezen voor bepaalde sectoren. Dat was in het verleden zo met
het internet (dat is ontwikkeld in een onderzoeksbureau van de Amerikaanse defensie), en het zal in de toekomst nodig zijn voor duurzame energie. ‘De groene revolutie zal niet van de grond komen totdat deze doelbewust zal zijn aangewezen en ondersteund door de staat.’ Ze beschrijft China als een voorbeeld van een land dat actief bezig is met het bevorderen van duurzame energie, en zelfs wereldwijd verreweg de grootste investeerder is.
voorbij Keynes
Met haar visie op de actieve rol van de overheid staat Mazzucato in de traditie van de Britse econoom John Maynard Keynes. Hij zag een belangrijke rol voor de overheid weggelegd in het corrigeren van de markt in tijden van depressies. Door stimuleringsbeleid kan de economie er weer bovenop komen. Mazzucato gaat echter verder. Ook in de opgaande conjunctuur heeft de overheid een rol. De overheid moet niet alleen markten corrigeren, maar ze ook scheppen. Nieuwe kansen voor groei kunnen door de overheid worden aangeboord door investeringen in bepaalde sectoren en financiering van technologisch onderzoek. Er moet echter één probleem worden aangepakt. Hoe kan de overheid ervoor zorgen dat zij niet alleen risico’s neemt, maar ook de vruchten van innovaties plukt? Neem opnieuw het voorbeeld van Apple: meegedreven op het innovatief vermogen van de staat, en ook erg goed in het ontwijken van belastingen. In de toekomst zal de overheid dat moeten tegengaan door meer beloningen op te eisen van bedrijven die groot zijn geworden met door de staat gesteunde technologieën. Hoe ziet Mazzucato dat voor zich? Bijvoorbeeld door
staatsaandelen in bedrijven, voorwaarden als winstdeling bij leningen van de staat en een staatsinvesteringsbank. Alleen op die manier kan er volgens haar voor worden gezorgd dat de baten van innovatie eerlijk worden verdeeld. Mazzucato heeft een relevant boek geschreven, in het bijzonder voor economen, politici en beleidsmakers. Het is niet zozeer een pleidooi voor een nieuwe industriepolitiek, maar vooral voor een realistischer en positiever zelfbeeld van de staat. Moeten we dan in Europa ook toe naar een soort staatskapitalisme? Volgens Mazzucato hebben we nooit iets anders gekend. ■
economie De ondernemende staat. Waarom de markt niet zonder overheid kan. Mariana Mazzucato. Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam. 320 blz. € 22,99
14
nd zomer
vrijdag 21 augustus 2015
boeken De Duitse uitgeverij Taschen heeft een catalogus van alle werken van Vincent van Gogh in het Nederlands uitgegeven. Het is geen standaardwerk, maar wel een mooi alternatief. Bert Hagenaars beeld uit besproken boek
Werken Van Gogh opnieuw gebundeld Soms is het zó lastig te bepalen wie een schilderij heeft gemaakt, dat zelfs de maker zelf zich vergist. Aan Karel Appel werden eens schilderijen voorgelegd, waarvan hij zelf beweerde dat die niet van hem waren. Later bleek dat wel het geval. En andersom kwam het ook voor – dat was zo mogelijk nog pijnlijker. Ook bij Vincent van Gogh (1853-1890) gebeurde dit. Er zijn schilderijen aan hem toegeschreven, waarvan toch niet vaststaat of ze werkelijk door hem zijn vervaardigd. De Duitse uitgeverij Taschen heeft zich ingespannen om zo veel mogelijk authentieke werken van Van Gogh af te beelden in de vuistdikke, maar handzame oeuvrecatalogus annex biografie Van Gogh. Alle schilderijen. Zelfs enkele werken die nooit eerder waren te vinden in een boek, staan hier wél in, zoals het ‘Pasgeboren kalf op stro’ uit 1884. Het lastige van de combinatie biografie-catalogus – tekst en beeld – is dat er naar afbeeldingen
Of het verhaal met de kraaien geschiedenis is, weten we niet. Waarschijnlijk is het larie. wordt verwezen die pas veel bladzijdes verder te vinden zijn. Dat is waarschijnlijk niet helemaal te voorkomen, maar onhandig is het wel. Gelukkig is de uitgave voorzien van een leeslint, al waren twee linten geen overbodige luxe geweest. Er is namelijk ook een stevige appendix, bestaande uit een biografie van 22 pagina’s, een uitgebreide bibliografie, een register van schilderijen en een namenregister. Helaas geen zakenregister, maar dat is dan ook het enige dat ontbreekt. Overigens is er ook een soort concordantie opgenomen, een vergelijkende tabel met de gecategoriseerde nummering uit eerdere, toonaangevende catalogi. Want u vroeg zich vast al af of er niet eerdere standaardwerken zijn verschenen met de werken van Van Gogh. Ja dus. Een van de grootste autoriteiten in de Van Goghforschung is Mark Tralbaut (1902-1976), die de studie van Van Gogh als zijn levenswerk beschouwde. Hij ontbreekt hier. Maar twee andere toppers, de Nederlanders Jan Hulsker (1907-2002) en Jacob Baart de la Faille (1886-1959), hebben catalogi van werken opgesteld die in dit boek worden vergeleken. Inhoudelijk kan deze uitgave daar niet tegenop, maar voor de amateur- of lowbudgetonderzoeker is dit Taschenboek een prima alternatief.
Pasgeboren kalf op stro. Nuenen, juli 1884. Dit schilderij, in privébezit, heeft zijn debuut in dit boek. Het is niet eerder in een catalogus opgenomen.
monografieën op zijn naam staan, vooral over de middeleeuwse en moderne kunst. Met een Duitse zakelijkheid bespreekt hij het leven van de schilder, dat niet bepaald over rozen gaat. Gekweld door problemen van psychische, lichamelijke en materiële aard schildert Van Gogh zich een weg door het leven. Te beginnen in Zundert, waar hij op 30 maart 1853 geboren wordt in een hervormd domineesgezin. Aanvankelijk wil hij werken als leraar en evangelist onder de armen,
maar dat mislukt jammerlijk. Zijn tekentalent breidt zich uit, en hij ontwikkelt zich gaandeweg als kunstschilder. Intussen leeft hij vooral van het geld dat zijn jongere broer Theo hem stuurt. Op 29 juli 1850, in de ochtend, bezwijkt hij aan een schotwond in de borst, door hemzelf toegebracht de dag daarvoor. De legende zegt dat hij met zijn arts, Paul-Ferdinand Gachet, spreekt over de kraaien die hem veel last bezorgen. Hij doelt op de onrust in zijn hoofd, die hem gek maken.
Gachet neemt het letterlijk en overhandigt hem zijn pistool om de vogels weg te jagen. Maar Vincent loopt het veld in en komt pas laat in de avond terug. Zwaargewond, zo blijkt een dag later. Of het verhaal met de kraaien geschiedenis is, weten we niet. Waarschijnlijk is het larie. Dat Vincent zichzelf in de velden van het Franse Auvers dodelijk verwond heeft, is zeker. De ‘vreemdeling op aarde’ leeft voort in zijn werken. ■
brieven
Er is dus veel geschreven over onze bekende landgenoot. De belangrijkste reden daarvoor is zijn enorme arsenaal aan brieven die hij heeft nagelaten. De meeste stuurde hij aan zijn broer Theo, maar ook aan zijn zusje Wil en aan de schilders Anton van Rappard en Emile Bernard. We hebben het aan Johanna van Gogh-Bongers, de weduwe van Vincents broer Theo, te danken dat deze schat aan informatie bewaard is gebleven en in de publiciteit is gekomen. Prettig detail van deze uitgave: wanneer een van zijn brieven wordt aangehaald, staat ook het nummer erbij. Over de inhoud kunnen we kort zijn. De hoofdauteur, Ingo F. Walther (1940) is een bekende onder Taschenfans. De kunsthistoricus heeft tientallen
Boerenhuis. Nuenen, juli 1885. Net als het ‘Pasgeboren kalf’ voor het eerst in deze catalogus afgebeeld.
kunst Zelfportret uit 1887. In deze jaren schilderde Van Gogh vaak zichzelf. Modellen waren vaak voor de armlastige schilder te duur om in te huren.
La Berceuse. Arles, december 1888. Van Auguste Roulin heeft de schilder vijf versies gemaakt in de periode december 1888 tot maart 1889.
Van Gogh. Alle schilderijen Ingo F. Walther en R. Metzger. Uitg. Taschen, 2015. 736 blz. € 14,99
15
vrijdag 21 augustus 2015
nd zomer serie
knap lelijk Willem Bouwman beeld ap en ANP
Luns kon De Gaulle in de ogen kijken Knap lelijk is een serie over lichamelijke eigenaardigheden van machtige mensen. En de gevolgen daarvan. Vandaag: lange mannen doen het beter in de politiek.
De langste minister-president die Nederland ooit heeft gehad, was Barend Biesheuvel (1971-1973). Biesheuvel was bijna twee meter lang. Zijn bijnaam luidde ‘mooie Barend’, tevens de titel van de biografie die Wilfred Scholten over hem schreef. Die bijnaam had hij te danken aan zijn lengte, postuur en charisma, schrijft Scholten. Kennelijk wordt lengte mooi gevonden. Er zijn meer aanwijzingen dat lengte er toe doet in de carrière van presidenten, premiers en andere politici. De Amerikaanse presidentsverkiezingen worden meestal gewonnen door de langste van de beide kandidaten. In 1980 won Ronald Reagan (1,85 m) van Jimmy Carter (1,77 m), in 1960 won John F. Kennedy (1,83 m) van Richard Nixon (1,82 m). In de 29 presidentsverkiezin-
‘La grande asperge’. Van jongs af was De Gaulle met zijn lange lijf geplaagd. gen die er sinds 1900 in Amerika gehouden zijn, was de winnaar in achttien gevallen langer dan zijn tegenstander, in negen gevallen kleiner en in twee gevallen even groot. De drie Amerikaanse presidenten die steevast hoog eindigen in de lijst van beste presidenten, staan ook in de top 10 van langste presidenten: Abraham Lincoln (1,93 m), George Washington (1,88 m) en Franklin D. Roosevelt (1,88). Toch was lengte niet het meest in het oog springende kenmerk van Roose-
velt, Reagan of Kennedy. Bij andere leiders was dat wel het geval. Toen Saul, de eerste koning van Israël, aan het volk werd getoond, stak hij met kop en schouders boven iedereen uit. ‘Ziet u wat voor iemand de HEER gekozen heeft?’, zei de profeet Samuël. ‘In heel het volk is er geen tweede als hij!’ Karel de Grote, de koning der Franken, die in het jaar 800 door paus Leo III tot keizer van het Heilige Roomse Rijk werd gekroond, ontleende zijn bijnaam ook aan zijn lichaamslengte. Onderzoek van de resten van zijn scheenbeen wees onlangs uit, dat Karel ongeveer 1,85 m lang moet zijn geweest. Voor die tijd was dat een aanzienlijke lengte, vergelijkbaar met 1,95 m nu. De bijnaam sloeg niet op het gewicht van de keizer, die slechts 78 kilo zou hebben gewogen. Hij had dus een bodymass-index (BMI, gewicht in kilo’s gedeeld door de lengte in meters in het kwadraat) van 22,8. Iedereen die moet afvallen, zou tekenen voor de BMI van Karel de Grote. Volgens Karels tijdgenoot en eerste biograaf, Einhard, was zijn autoriteit en waardigheid mede te danken aan het uiterlijk. Of een lange leider het nu wil of niet, hij onderscheidt zich door zijn lengte. Koning Christiaan X van Denemarken was 2,01 meter lang, maar deed er niets mee. Hij wordt vooral herinnerd om zijn optreden na de Duitse inval in Denemarken in april 1940. Christiaan ging niet in ballingschap, maar bleef in zijn paleis in Kopenhagen, vanwaar hij dagelijks te paard de stad in trok. Zijn optreden werd door de bevolking als bemoedigend ervaren. In die zin is hij te vergelijken met Charles de Gaulle, die na de Franse nederlaag in juni 1940 de strijd tegen de Duitsers bleef voortzetten en de hoop van de natie werd. Generaal De Gaulle was 1,94 meter lang en was zich van zijn lengte welbewust. Van jongs af was hij om zijn lange lijf geplaagd, hij werd ‘la grande asperge’ en ‘double-mètre’ genoemd – ‘de grote asperge’ en ‘twee-meter’. Op de militaire academie maakte hij weinig indruk, zodat een van de docenten op het diploma schreef: ‘In alles gemiddeld, behalve in lengte’.
groot bed
De Deense koning Christian X in militair uniform in Kopenhagen, in 1928. Hij was 2,01 meter lang.
Naar Franse maatstaven was De Gaulle erg lang, maar ook in het buitenland kwam hij zijns gelijke niet gauw tegen. Een van de weinigen die zich met hem konden meten, was de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, die 1,96 m was. Als Luns op reis ging, moesten diplomaten alle moeite doen om een passend bed voor hem te regelen. Tijdens een bezoek aan de Ethiopische hoofdstad Addis Abbeba kreeg hij het bed toegewezen waarin eerder Charles de Gaulle geslapen had.
Bezoek van Generaal Charles de Gaulle aan Nederland in 1963. De Gaulle (rechts) wordt ontvangen door Joseph Luns. Naar Franse maatstaven was De Gaulle erg lang, maar ook in het buitenland kwam hij zijns gelijke niet gauw tegen. Een van de weinigen die zich met hem konden meten, was de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, die 1,96 m was.
Luns en De Gaulle stonden vaak tegenover elkaar als het om Europese samenwerking ging. Luns zou de enige zijn die De Gaulle recht in de ogen kon kijken, werd er gezegd. Het verhaal gaat dat Luns bij zijn eerste ontmoeting met De Gaulle meteen hun lengte ter sprake bracht. Hij dacht een grapje te kunnen maken: ‘Generaal, de minister is een beetje groter dan u.’ Over het antwoord dacht De Gaulle niet lang na: ‘Misschien wel langer, maar niet groter’. Leiders die tobben over hun grote lengte, zijn er niet. Leiders die worstelen met hun geringe lengte zijn er wel. Hun probleem heeft zelfs een naam, het Napoleoncomplex, genoemd naar keizer Napoleon Bonaparte, die klein zou zijn geweest. Hij werd ‘de kleine korporaal’ genoemd, in karikaturen werd hij als een lilliputter afgebeeld. Nader beschouwd viel het met die lengte wel mee. Napoleon was 1,67 m lang, meer dan de gemiddelde lengte van Franse mannen uit die tijd. Het misverstand is mede veroorzaakt door de keizer zelf. Hij liet zich het liefst omringen door brede, lange lijfwachten, waardoor hij zelf veel kleiner leek. Napoleon bleef er niet onberoerd onder. Zijn eerste vrouw, Joséphine de Beauharnais, was maar iets kleiner dan hij. Om haar man niet kleiner te doen lijken dan hij was, droeg ze zelden schoenen met hoge hakken. ■
Abraham Lincoln legt de eed af als zestiende president van de Verenigde Staten in 1861. Hij staat in de top 10 van langste presidenten van Amerika.
Ruud Lubbers kijkt op in de ogen van Barend Biesheuvel (1983).
16
nd jong
beeld anp
vrijdag 21 augustus 2015
wat zei je?
lach van de dag
Zie je dat lege tekstwolkje in de foto hiernaast? Jij mag zelf een tekst verzinnen. Zo krijgt de foto jouw eigen verhaal. Heb je een leuke tekst bedacht? Stuur dan een mailtje naar
[email protected] en zet in het onderwerp ‘wat zei je?’ Wie weet, komt jouw inzending volgende week op deze pagina. De inzending hieronder komt van Sjirk Sikkema.
Lisa zoekt haar ideale partner op een datingsite. Ze tikt haar eisen in: ‘Ik zoek een toffe peer, met een goede uitstraling, al hangt’ie ondersteboven. Met een vingerknip moet hij doen wat ik wil. En hij mag vooral geen geldverslinder zijn.’ De computer komt snel met een antwoord: een spaarlamp.
Wat er valt? Waterval!
Ken jij ook een goede mop? E-mail ‘m naar
[email protected] en zet in het onderwerp ‘mop’.
Eline Hoogenboom beeld Huis van Belle
huis van belle
Johan van den Beld beeld ap / Romain Fellens
Bitter chocoladedrankje meer weten
Struin in je moeders boekenkast
Nederlanders zijn gek op chocolade. Logisch, want het bruine zoete snoep is natuurlijk heel lekker. Maar waar komt chocolade vandaan?
Laatst gaf ik voor EO Geloven mijn top drie beste boeken door en bedacht ik dat ik voor jullie ook weleens zo’n lijstje kan maken. Maar dan met oude boeken! Want er zijn zo veel leuke boeken uit onze jeugd en die van je moeder die het lezen waard zijn! Duik daarom eens lekker in de boekenkast van je moeder. Hier komen mijn tips:
Het bestaat in allerlei vormen, bijvoorbeeld als paasei of als kerstster in de kerstboom. Of gewoon een reep. De meeste Nederlanders vinden chocolade heerlijk. De eerste mensen die genoten van chocolade, leefden honderden jaren geleden in Midden-Amerika. Deze mensen – Azteken – aten alleen geen chocoladerepen, maar ze maakten een speciaal drankje. ‘Xocoatl’ noemden ze het. Het drankje bestond uit geroosterde cacaobonen, water en wat kruiden; dat alles werd door elkaar gemixt. Deze eerste chocoladedrankjes smaakten erg bitter. Chocolade werd pas zoet toen de Azteken ontdekt werden door de Spanjaarden, zo rond het jaar 1500. De donkere drank werd door de Spanjaarden gemeen ‘een bittere drank voor varkens’
genoemd. Maar met een beetje honing of suiker vonden ze het heerlijk! Chocolade werd al snel razend populair onder rijke Spanjaarden. Zij namen de cacoabonen mee naar Europa. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw was de bittere cacaodrank ook bekend in Nederland. Ongeveer driehonderd jaar later vond een Nederlandse man, de heer C.J. van Houten, een drukpers uit voor chocolade. Hiermee kon het vet uit cacaobonen worden geperst, waardoor een poeder ontstond. Dit poeder kon vervolgens gebruikt worden voor een drank, maar ook voor chocoladerepen. Inmiddels is chocolade bijna overal heel erg populair. Het snoepgoed heeft trouwens goede eigenschappen. Donkere pure chocolade zorgt bijvoorbeeld voor een gezond hart, en kan bijvoorbeeld suikerziekte voorkomen!
1. Joop ter Heul Deze staat echt met stip op 1 en ik heb net een vernieuwde uitgave gevonden voor €6,00 (leuk hè, dat soort vondsten) dus ik ga er deze zomer ook weer induiken. Joop ter Heul gaat over een meisje met haar vriendinnengroep; ze maken allerlei dingen mee. even moment ook Natuurlijk wordt ze op een gegeven verliefd … En zo heerlijk, dat het over pagekopjes en dopjes gaat. 2. De Pitty serie In deze serie gaat Pitty naar kostschool. Op een of andere manier waren kostschoolboekjes heel populair in ‘mijn’ tijd. Heerlijk, alle intriges, de matrone (mevrouw die op de meiden lette en vaak heel streng maar stiekem toch lief was), het gemene meisje dat eigenlijk heel zielig bleek … 3. De dolle tweeling Ja, dit is ook een kostschoolserie. Deze meiden hebben zin om lekker vervelend te doen op school, want ze willen helemaal niet naar kostschool! Hier is ook een nieuwe variant van.
4. De babysittersclub Ik was dol op deze boeken, omdat het zo’n leuk idee was van die meiden. Ze begonnen hun eigen babysittersclub, echte miniondernemers dus! Ze maakten allerlei avonturen mee. Er was ook een thrillervariant van, die ik stiekem verslond, want die mocht ik eigenlijk niet lezen. 5. Goud-Elsje O jongens, Goud-Elsje. Deze serie heb ik wel tien keer gelezen en ik heb die van mijn moeder in mijn kast staan, voor mijn dochters, ooit ... Kneuteriger dan dit kan niet, met een moeder die zo van schemeren houdt en de vlechten van Goudoie vriendschappen Elsje, maar het warme, de mooie en de liefde, ach waarom zouden we daar niet juist van genieten? 6. Afkes tiental Ach, wat vond ik dit een prachtig boek. De strijd die het gezin leverde en tegelijk de onderlinge warmte (hoewel er wel wat vechtpartijtjes waren, geloof ik). En die kolen, of beter, dat eeuwige gebrek eraan. ▶▶ Dit artikel komt van het meidenblog huisvanbelle.nl. Hier vind je iedere week een heleboel nieuwe blogs over verschillende onderwerpen, net als in hun magazine Belle. Dit artikel is geschreven door Eline Hoogenboom. Zij is de oprichter van Huis van Belle.