1
Zondag 3 Wat was het gaaf in het paradijs
Heeft God ons dan misschien verkeerd gemaakt? Nee. Hij heeft de mens goed gemaakt, helemaal zoals Hij bedoeld heeft. Gods doel was dat wij Hem zouden kennen, van Hem houden, en voor Hem leven. Hoe komt die haat dan in ons leven? Die komt door de zondeval. Adam en Eva kozen in het paradijs tegen God. Daardoor komt het dat we allemaal in zonde ontvangen en geboren zijn. Maar kunnen we dan niets meer goed doen, en is er echt in ons leven alleen maar haat? Ja. Behalve wanneer wij door de Geest van God opnieuw geboren worden. De tuin van Eden Genesis 2 In de tijd dat God, de
HEER,
aarde en hemel maakte,
5
groeide er op de aarde nog geen enkele
struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de H E E R , had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; 6 wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. 7 Toen maakte God, de H E E R , de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. 8 God, de H E E R , legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt. 9 Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad. 10 Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakt ze zich in vier grote stromen. 11 Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. 12 (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onyx.) De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat. 13
14
De derde rivier heet Tigris; die
God, de H E E R , bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. 16 Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, 17 maar niet 15
van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’
Genesis 3 Van alle in het wild levende dieren die God, de H E E R , gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de 1
tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen
2 zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden
zullen zijn en kennis zullen hebben
van goed en kwaad 6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. Vergelijk hoofdstuk 2: 16 en hoofdstuk 3: 3 eens met elkaar. Valt je ook iets op?
_______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ Vijf dagen scheppingswerk heeft God erop zitten. De schepping ligt er prachtig bij. Vogels vliegen door de lucht; vissen zwemmen in het water. Het land ligt er nog stil bij. Op de zesde dag brengt God dáár verandering in. Allerlei dieren brengt Hij tot leven. God heeft nog iets speciaals in gedachten. God ziet dat het goed is, zo met vogels in de lucht, vissen in het water, dieren op het land. Het moet nog beter worden. En nu: ménsen maken! "Laten We mensen maken!", zegt God. "Laten We mensen maken die iets van Ons weg hebben! Laten We mensen maken die op Ons lijken!" God doet dat. Hij máákt mensen: mannelijk en vrouwelijk, en ze lijken sprékend op God. Aan het eind van de zesde dag kijkt God nog eens rond, en Hij ziet dat het zéér goed is. Waarom leef je? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ We waren beeld van God. Kun je dat uitleggen? _______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ We werden beeld van Adam. Wat betekent dat? _______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ We worden-zijn- het beeld van Christus. Wat betekent dat voor jou persoonlijk _______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Als we terug kijken naar het allereerste begin, zien we alleen mooie dingen. Een prachtige start hadden de mensen. We kunnen ons gewoon niet voorstellen, hoe goed het was. Tosca Lee heeft geprobeerd het in een boek op te schrijven hoe het zou kunnen zijn geweest. Hieronder beschrijft zij hoe Eva tot het plukken van de vrucht over kan zijn gehaald.
Uit het boek: Chawa, het verhaal van Eva – enkele fragmenten. (pag 37):
3
De waterspiegel rimpelde – de slang gleed tot in het midden van de poel, met zijn schitterende vleugels op zijn rug gevouwen. “Wat ben je mooi, dochter van God, mensenkind.” “Geloof je niet dat God je geschapen heeft als het mooiste en meest begaafde wezen?” Zijn stille stem klonk prachtig zacht en melodieus. “Ik ben begiftigde met al het goede…” “Al het goede?” “DE ENE weigert me niets.” (Pag 51) De slang zei niets. Plotseling besefte ik dat ik niet zeker wist wat hij dacht; het was alsof hij achter een sluier stond. Wat is hij toch slim dacht ik, en ik was nieuwsgierig hoe hij dat voor elkaar kreeg. “Ik kan het omdat ik de dingen in een nieuw licht bezie”, zei hij uiteindelijk. “Ik wil het ook weten.” Hij liep heen en weer voor die machtige boom, zodat ik de schoonheid van beide bewonderde, en toen van de boom alleen. Wat waren de blaadjes mooi van vorm, bijna zoals de laurier, uitlopen in een puntje. Wat zagen de vruchten er prachtig uit. Met de kleur van dadelpruimen en saffraan, als vuur in de ondergaande zon. Elk van de vruchten was rijp en voor zover ik kon zien was niet een ervan groen of rot op de grond gevallen. Ze waren barstenvol sap, ik rook het, en zoeter dan zoet. Precies nog zoals eerst waren ze ongerept en onveranderd, wachtend. “Waarom zou je niet eten als je trek hebt?” Hij hield zijn kop schuin en zijn glanzende kam stond trots rechtop. “Je weet toch zeker wel dat ik niet van deze boom mag eten?” Hij knipperde met zijn zwarte ogen. “Heeft God echt gezegd datje niet van de bomen in de hof mag eten?” Ik wuifde zijn opmerking weg met een handgebaar. “We mogen van alle bomen eten, behalve van deze. De ENE heeft gezegd: Je mag er niet van eten en hem niet aanraken, anders zul je sterven.” Ik bleef treuzelen bij de verboden boom. Ik draaide me om en wilde vertrekken. “Je zult de dood niet sterven.” De slang klakte afkeurend met zijn tong, wat vreemd klink. “Maar de ENE weet dat je ogen geopend zullen worden als je ervan eet.” Ik aarzelde. De rivier leek bruisender, van hieraf gezien. Alles scheen hier levendiger en mooier te zijn. “Mijn ogen zijn al open”, zei ik hardop. “Niet als die van een god, zodat je kennis hebt van goed en kwaad.” Ik stond bewegingloos te luisteren. “God weet heel goed dat je ogen geopend zullen worden als je ervan eet.” Kennis te hebben zoals God. Was dat moeilijk? Ik kende het goede. Dat was zo zeker als het feit dat de aarde betoverend mooi was. Ik kende het zo goed als Adam kende, met al zijn geode en machtige eigenschappen. Maar het kwade… “... is bij God bekend. En bij mij, natuurlijk.” Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en keek hem aan. De dood. Het kwade. Kennis als van een god, had de slang gezegd. Verlangde ik niet naar alles van God, naar alle kennis? Weer hief ik mijn ogen op naar de boom. Deze keer zag ik niet de vruchten die barstensvol sap aan de takken hingen, maar het antwoord op al mijn vragen., de bevrediging van een verlangen, sterker dan honger. Ik kon me niets mooiers voorstellen dan dat. Adam kwam eraan. Hij werd naar deze plaats toe getrokken omdat ik hier was, omdat hij wist wat zich hier voordeed. Misschien zou hij me tegenhouden. “Hoe weet je dit allemaal?” Vroeg ik aan de slang.
4
“Je zou kunnen zeggen dat ik lang geleden al van deze vruchten heb gegeten”, én daar stond hij, springlevend. Hij was inderdaad slimmer dan enig ander dier. Adam had het gebod over de boom gekregen in een tijd voordat ik bestond. Adam had me verteld dat ik er niet van mocht eten. Adam had gezegd dat ik de boom niet eens mocht aanraken… Nu wist ik het zeker, wat ik eerder steeds van me had afgezet: dat elke andere boom in de hof verbleekte bij de schoonheid van deze. Elke gulle gift in ons dal leek maar karig in vergelijking met de weelderigheid van deze boom, en wat hij mij zou opbrengen. Mij, die te horen had gekregen dat ik hem niet eens mocht aanraken! Adam was vlakbij. Hij riep me niet; dat hoefde ook niet. Ik voelde zijn ogen op me, intens als de stralen van de opkomende zon, en ik wist dat hij alles kon voelen en horen en ruiken dat hij net zo hongerde als ik en dat de mogelijkheid zich opnieuw voor hem opende als de kelk van een exotische bloem. Ja, ik zeg ópnieuw’, omdat ik toen wist met een begrip dat niet van mezelf kwam, dat hij, voordat ik geschapen werd, ook hier had gestaan, op precies dezelfde plek. “de slang heeft gezegd dat we niet zullen sterven”, zei ik. “Laat ons dan alles weten.” De vrucht was warm, hij paste precies in mijn handpalm, en de schil stond zo strak gespannen dat een tand of een nagel hem rondom zou doen spijten, ik plukte hem, en het steeltje knapte zacht. Ik draaide me verwonderd om naar Adam. Wat zag hij nu in me. Ik had de vrucht aangeraakt. Was ik nu als God? Was ik de dood gestorven? Zijn adem versnelde en ik voelde zijn opwinding als een ontwaken. De mogelijkheid van het ondenkbare was als adrenaline in ons bloed. Ik voelde me zweverig door wat ik had gedaan. De vrucht leek ongewoon zwaar, en het gewicht nam toe en werd bijna ondraaglijk. Ik wist dat ik hem naar mijn mond moest brengen en opeten, of voorgoed laten vallen. Toen ik hem naar mijn lippen hief, keken we elkaar in de ogen. Word wakker’, fluisterde ik, zo zacht dat ik wist dat hij het alleen hoorde in mijn gedachten. Hij had me kunnen tegenhouden. Hij deed het niet. Ik at. Ik, die als tweede gekomen was, ging nu als eerste., ik, die in de voetstappen was gevolgd van alle levende wezens voor mij, liep nu voorop. Misschien trilde mijn hand toen ik hem uitstak. Misschien wist ik het al. Hoe dan ook, ik at en gaf de vrucht aan hem. Hij at. Dat was het. En we merkten niet dat de slang vertrok... Wat zou jij gedaan hebben als je Eva was? _______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat zou jij gedaan hebben als je Adam was? _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ Satan is een aartsleugenaar en een verleider. Wat vind je van zijn rol? _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________
5 We zijn: Schepselen van God : Genesis 1:27 27 God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.
We werden: Vijanden van God: Romeinen 5:10 10 Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met hem zijn verzoend, worden gered door diens leven
We zijn nu: Kinderen van God: Galaten 3: 26 26 want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God.
Is God minder van Adam gaan houden na de zondeval? Probeer je antwoord te omschrijven. _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ Welke tekst zou je hierbij willen noemen... _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ Wat heb je in deze les geleerd? _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________
Gebedspunten _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________