Niewsbrief A.R.A. Nederland
Jaargang 4 oktober 2011
Algemene Ledenvergadering 2011 in Museum Flehite te Amersfoort
Aanstaande maandag 10 oktober wordt de jaarlijkse ledenvergadering van ARA alweer gehouden op een schitterende locatie. Na eerder gehouden te zijn in de Hermitage en het Ateliergebouw te Amsterdam, is de vereniging nu te gast in het Museum Flehite. Dankzij uitzonderlijke welwillendheid is het museum maandag speciaal voor ARA leden toegankelijk.
Het Museum Flejiteis in 1880 opgericht door de Oudheidkundige Vereniging Flehite (1878), de naam is afkomstig van de oude gouw Flehite (of eigenlijk Flethite). In 1890 werd het eerste van de huidige drie panden aan de Breestraat betrokken. Sinds 1976 wordt het museum beheerd door een aparte stichting. Museum Flehite Amersfoort ligt in het historische centrum van de Amersfoortse binnenstad. In een decor van drie middeleeuwse muurhuizen geeft Museum
Flehite een beeld van de geschiedenis van de stad en omgeving, van prehistorie tot heden. Van mammoetbotten tot 17de-eeuwse schilderijen, van poppenhuis tot wagenwiel en een maquette van de stad. Tevens worden er
regelmatig tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd met zeer uiteenlopende onderwerpen. De mannenzaal, een 16deeeuwse gasthuiszaal in originele staat, is tevens onderdeel van het museum.
Het Museum Flehite is gelegen aan Westsingel 50 en is met een kleine wandeling vanaf het station Amersfoort goed te bereiken. Voor wie met de auto wil komen zijn de meest nabij gelegen parkeergarages: Stadhuisplein 10 (0,2 km) of Sint Jorisplein (0,2 km). Op de website van Museum Flehite is een uitgebreide routebeschrijving te vinden voor automobilisten die uit de richting Amsterdam, Utrecht of Zwolle kommen. http://www.museumflehite.nl
Nota bene: Wie in het bezit is van een Museumjaarkaart wordt nadrukkelijk gevraagd deze mee te nemen. Hiermee steunen wij dit fantastische museum.
Programma voor de Algemene Ledenvergadering van 10 oktober 2011 10.00: Aankomst leden met koffie 10.30: Aanvang ALV 12.30: Lunch 13.00: Lezingen van R.Crevecoeur en G.Boellaard 13.45: Rondgang door het museum met een korte toelichting door Ep de Ruiter (restaurator van het Flehite museum) over de restauratie van het “Gezicht op Amersfoort” door Matthias Withoos. De Amersfoortse schilder Matthias Withoos maakte dit schilderij in 1671. Het meet meer dan 2½ bij 4 meter en laat de ommuurde stad zien in een vrijwel onbebouwde omgeving. In het oog springen de hoge toren van Onze-Lieve-Vrouwekerk en de gedrongen Sint-Joriskerk. Binnen de muren staan kloosters, kapellen en laat-middeleeuwse woonhuizen met hoge daken. Voor de Koppelpoort liggen bootjes in de rivier de Eem.mersfoort werd in 1671 door Matthias Withoos in opdracht van de stad geschilderd. De afmetingen zijn kolossaal: ca. 400 x
15.00: Afsluiting middagprogramma Agenda: 1. Opening door de voorzitter 2. Goedkeuring vorige notulen 3. Ingekomen stuken en mededelingen • Toestemming vragen contactgegevens (formulieren) 4. Jaarverslag en vaststelling begroting 2011/2012 5. Controle kascommissie 6. Bestuursverkiezing (twee nieuwe kandidaten en een notulist) 7. Speciale verrassingen! 8. Installeren 3 nieuwe registerleden (L. Lijs en H. Geerts) • Uitspreken belofte Ethische Code A.R.A. Nederland en overhandiging van het A.R.A. certificaat • Sven de Lang krijgt ook zijn certificaat overhandigd (was reeds vorige ALV bij onverhoedse afwezigheid geïnstalleerd) 9. Ontwikkelingen in ‘restauratorenland’ • Kandidaatstelling Douwes en Boellaard • Mogelijke consequenties voor ARA 10. Het Restauratorenregister • Tripartiet RR, RN en ARA • Het RR als paraplu voor de verenigingen in NL (consequenties; onderscheid tussen geassocieerde leden en registerleden? Toelatingsprocedure? één contributie? Logo RR op de website?): stemming 11. Website • Hoe wordt er gedacht over ‘dubbele’ vermeldingen (uitleg Erick) • Alle RR geregistreerde leden het RR logo op de ARA website • Heeft elk lid een link naar A.R.A. Nederland?!! • Verdere suggesties van de leden? 12. Naamswijziging A.R.A. Nederland • ARA is een beroepsvereniging! • Toelichting en motivatie (Kim): eventueel stemming • Statuutwijziging(en): eventueel stemming 13. Commissie Registerleden (min. 2 leden) (voorzitter en secretaris + aanvulling per discipline) 14. Commissie Communicatie (aanvulling George en Kim, met iemand met Pc en lay-out kennis) 15. Contributieverhoging (i.v.m. hogere kosten en plannen ARA; met 5 euro) 16. Overige mededelingen • Het HR van ARA. George uitleggen (ook Pol vragen) • Platvorm Restauratie Ambacht (Jeroen Willems of brilman) 17. Rondvraag 18. Sluiting door de voorzitter
Kunnen en kennen; ontwikkeling van een beroep Met de oprichting van het SRAL werd de basis gelegd voor een universitaire opleiding aan de UVA. Het SRAL werd in 1987 opgericht en gevestigd binnen de muren van het oude klooster Rolduc in Kerkrade. In 1990 werd op initiatief van
Anne van Grevenstein ( onlangs onderscheiden met de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap van de Huisorde van Oranje) de eerste post‐academische opleiding tot restaurator van schilderijen en beschilderde objecten opgericht. In 2005 ging de studierichting Restauratiekunde aan de UVA (universiteit van Amsterdam) van start. De opleidingen
van het SRAL en het Instituut Collectie Nederland (ICN) gingen in deze nieuwe opleiding op. De docenten van de SRAL uit Maastricht zijn nauw betrokken bij de opleiding in Amsterdam Na de Masteropleiding in Amsterdam volgt er een Post Initiëel Traject. Het Post Initiëel Traject is niets anders dan een andere naam voor praktijkgericht onderwijs. De docenten van het SRAL zijn nauw betrokken bij RN: Restauratoren Nederland ‐ ICOM‐CC: Conservation Committee of the International Council of Museums ‐ IIC‐International: International Institute for Conservation ‐ ENCoRE: European Network for Conservation‐Restoration Education ‐ SBMK: Stichting Behoud Moderne Kunst en … (niet dus niet bij ARA?) Op de website van de studierichting aan de UVA lezen we: " Restauratie is in het verleden lang beschouwd als een ambacht, de restaurator werd als kunstenaar of door vakgenoten opgeleid. Tegenwoordig heerst echter steeds vaker de opvatting dat de weg naar het restauratievak begint bij een reguliere opleiding, veelal op academisch niveau. Dit standpunt is gebaseerd op de onvervangbaarheid van het kunstvoorwerp en zijn complexiteit in technische en inhoudelijke zin" Het opkomend nationalisme in de 19e eeuw en de nieuw gevormde nationale regeringen waren de drijvende kracht achter het ontstaan van grote nationale instituties. Het Britisch Museum in 1759, het Louvre 1793 en het nationale museum in Kopenhagen in 1807, waren de eerste grote initiatieven die later in vele zichzelf respecterende naties navolging zouden vinden. Het bijeenbrengen van een grote verzameling, vaak kostbare voorwerpen, het vormen van een collectie vereiste
naast huisvesting, ook een gepaste vorm van presentatie van de tentoon te stellen objecten, alsmede het creëren van aangepaste bewaaromstandigheden, depots, en … onderhoud van de collectie. Gedurende de negentiende eeuw waren het vooral handige jongens die de eer te beurt viel de zorg voor collecties op zich te nemen. Soms vergaarden ze zelfs enige roem. Tevens werden wetenschappers geraadpleegd en om adviezen gevraagd. Tegen het einde van de negentiende eeuw was er met de benoeming van Friedrich Ratgen als restaurator aan de Koninklijke Musea in Berlijn, voor het eerst officieel sprake van de restaurator, als zijnde een functie en een beroep. Het was ook deze Ratgen die een van de eerste werken over restauratie/ conservering publiceerde. In 1938 werd in Rome de eerste internationale conferentie voor de studie van conserveringsmethoden gehouden. In 1950 werd het IIC opgericht en twee jaren later verscheen het tijdschrift “Studies in Conservation” . In de daarop volgende decennia tot heden verschenen talloze publicaties met de meest uiteen lopende onderwerpen betreffende de restauratie en conservering als onderwerp. Restaureren en conserveren ontwikkelde zich langzaam tot een zelfstandig onderzoeksveld, hetgeen uiteindelijk in Nederland resulteerde in de realisatie van een leerstoel restauratiekunde aan de UVA in Amsterdam in 2005. Eerst echter een stap terug in de tijd: Aan het begin van de 19e eeuw genieten zij die een ambacht uitoefenen binnen gemeenschappen aanzien. Met de opkomst van de industrialisatie in de 19e eeuw zien deze ambachtlieden, producenten zich geconfronteerd met de eerste massaproducten. De producten die uit de fabriek komen lijken op het eerste gezicht perfect. De producten zijn regelmatig, zonder de oneffenheden die
het handwerk onvermijdelijk met zich mee brengt. Naast de ogenschijnlijk geweldige kwaliteit staat de prijs van deze producten in geen verhouding tot de creaties van de ambachtslieden. De fabrikant verplettert met de lage prijzen van zijn metaalwaren, kleding‐ of meubelstuk uit de fabriek , het werk van de ambachtslieden. De waardering van het grote publiek voor deze op nieuw verworven kennis gebaseerde ontwikkeling vertaalt zich tevens in een waardering voor de wetenschap en werkt statusverhogend voor zij die zich aan de wetenschap wijden. Intussen kwijnt de waardering voor het ambacht. Ooit in hoog aanzien, verkeert de ambachtsman in een periode waarin het historicisme hoogtij viert, in een positie waarin zijn voortbrengselen eerder met folklore en artisticiteit geassocieerd worden. De restaurator/ambachtsman uit de negentiende eeuw zal zeker niet ongevoelig geweest zijn voor de kennisaspecten van zijn activiteit. Daar hij in de dagelijkse activiteit van het schoonmaken en repareren van voorwerpen in aanraking kwam met archeologen, geschiedkundigen en andere wetenschappers, zal hij zelf genoodzaakt geweest zijn op een bij benadering gelijk niveau te communiceren, waardoor kennisverwerving een belangrijk aspect van zijn werk werd. Aan het einde van de 19e eeuw zagen de eerste restauratoren zich echter niet graag vergeleken met ambachtslieden en kunstenaars en deden er waarschijnlijk alles aan de theoretische kant van het beroep te benadrukken. Het grote publiek combineerde het beroep van restaurator met het geheimzinnige aura van kunstenaarschap en wetenschappelijkheid, een kwestie van status. Waar bij het SRAL, ICN en andere opleidingen in de begin jaren in Rolduc naast kennis, een nadruk ligt op de
handvaardigheid en ambachtelijkheid van het vak lijkt men in de loop der jaren een kans te zien zich te emanciperen.
In het 'document van Pavia' dat in 1997 door E.C.C.O. werd aangenomen wordt het volgende gezegd: "5. the avoidance of the proliferation of training programmes which do not meet the standards of the profession." In 2005/6 was het moment gekomen dat de opleidingen van het ICN en de SRAL plaats moesten maken voor een opleiding die wel aan de E.C.C.O. normen voor de professie voldeed; de studie Restauratiekunde van de UvA. Door gaandeweg de nadruk te leggen op onderzoek en het produceren van publicaties die aan de voorwaarden van de wetenschappelijke methodologie voldoen, vestigt men nationaal en internationaal in toenemende mate de aandacht op de ‘wetenschappelijkheid’ van het beroep van restaurator. De ambachtelijke aspecten van het vak worden naar de achtergrond gedrongen. De restaurator, die er in slaagt een belangrijke restauratie tot een goed einde te brengen, zal meer indruk maken met de stapel papier, waarin hij zijn onderzoek, restauratievoorstellen en bevindingen op schrift gesteld heeft, dan met het uiteindelijke fysieke resultaat van zijn werk: het gerestaureerde object. Zoals overal op deze globale marktplaats speelt de performance van de standwerker een overheersende rol. Het maakt niet uit of
er sprake is van een multinationale onderneming en haar stategieën of de wetenschapper, die zoals recentelijk breed in de pers uitgemeten, er vaak alles aan doet onderzoeksresultaten naar zijn hand te zetten of de restaurator, die zijn gereedschappen aan de wilgen hangt en naar de pen grijpt om met het lied van de wetenschap te zingen. Het tot stand komen van een opleiding voor restauratoren in Nederland is een heugelijk feit. Wanneer men echter restaurator/wetenschappers wil opleiden zal, hoe goed bedoel ook, toch het een ten koste van het andere gaan. De praktijkperiode van twee jaren, na de master is m.i. veel te kort voor het opleiden tot een kundig restaurator. Met nu door ECCO ingeslagen weg tekenen zich reeds de contouren af van de driedeling waarin het beroepenveld uiteen dreigt te vallen: de conservator/restaurator en wetenschapper, vervolgens de restauratietechnicus, de eigenlijke
restaurator die het werk aan het object ten uitvoer brengt en als hekkensluiter en derde partij de assistent: de behoudsmedewerker. In deze driedeling zien we de wetenschapper aan de top en een plaats daaronder: de restaurator. Dat deze driedeling zich ook in naar beneden afdalende salarisschalen en de daarmee verbonden beroepsstatus zal vertalen, is te verwachten. Er ontstaat een andere situatie wanneer de wetenschapper de kundige restaurator met adviezen zou bijstaan. De restaurator, die uiteindelijk de restauratie fysiek ten uitvoer brengt en een reeks van ingrepen overziet, zal dankbaar van het onderzoek van derden gebruik kunnen maken en zich door wetenschappers geassisteerd zien in een situatie waarin restauratietechnische gezien niet de nadruk op het onderzoek, maar op het object, het resultaat van een samenwerking centraal staat. Kim Julie Muijres
Illustraties uit: W. Martin, Alt-Holländische Bilder, Berlin (1918)